Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0261

    Verordening (EG) nr. 261/2008 van de Raad van 17 maart 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde compressoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 81 van 20.3.2008, p. 1–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/03/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/261/oj

    20.3.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 81/1


    VERORDENING (EG) Nr. 261/2008 VAN DE RAAD

    van 17 maart 2008

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde compressoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”), en met name op artikel 9,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Inleiding van de procedure

    (1)

    Op 20 november 2006 heeft Federazione ANIMA/COMPO (de „klager”) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 50 %, van de totale communautaire productie van bepaalde compressoren overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening bij de Commissie een klacht ingediend betreffende de invoer van bepaalde compressoren van oorsprong uit de Volksrepubliek China („China”).

    (2)

    Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

    (3)

    Op 21 december 2006 werd de procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

    2.   Voorlopige maatregelen

    (4)

    Aangezien bepaalde aspecten nader moesten worden onderzocht, werd besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige maatregelen in te stellen.

    3.   Partijen bij de procedure

    (5)

    De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in China, importeurs, handelaren, gebruikers en verenigingen, de vertegenwoordigers van China, de klager en andere haar bekende betrokken communautaire producenten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

    (6)

    Om de producenten/exporteurs in staat te stellen desgewenst om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB) te verzoeken, heeft de Commissie de haar bekende betrokken producenten/exporteurs en de vertegenwoordigers van China de desbetreffende formulieren toegezonden. Veertien producenten/exporteurs en groepen van verbonden ondernemingen vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om een BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, om een IB. Eén producent/exporteur vroeg uitsluitend om een IB.

    (7)

    Gezien het kennelijk grote aantal producenten/exporteurs in China en importeurs en producenten in de Gemeenschap heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangegeven dat voor de vaststelling van dumping en schade overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik kan worden gemaakt van een steekproef.

    (8)

    Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze ook samen te stellen —, werd aan alle producenten/exporteurs in China en alle importeurs in de Gemeenschap en communautaire producenten gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak (OT) (van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006).

    (9)

    De Commissie stelde overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening van de producenten/exporteurs een steekproef samen op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheden van bepaalde compressoren in de Gemeenschap die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Op basis van de informatie die de Commissie van de producenten/exporteurs heeft ontvangen, heeft zij de zes ondernemingen of groepen van verbonden ondernemingen geselecteerd („de in de steekproef opgenomen ondernemingen”) die de grootste hoeveelheden naar de Gemeenschap exporteren. De zes in de steekproef opgenomen ondernemingen vertegenwoordigden 93 % van de totale exporthoeveelheden van bepaalde compressoren uit China naar de Gemeenschap tijdens het OT. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de betrokken partijen, die geen bezwaar maakten.

    (10)

    Aangezien van de communautaire producenten slechts drie groepen ondernemingen aan het onderzoek meewerkten, werd besloten dat een steekproef niet nodig was.

    (11)

    Aangezien slechts een van de importeurs aan het onderzoek meewerkte, werd besloten dat een steekproef niet nodig was.

    (12)

    De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle in de steekproef opgenomen ondernemingen en naar alle haar bekende betrokken partijen. Zes producenten/exporteurs in China, drie producenten in de Gemeenschap en één importeur hebben de vragenlijst volledig ingevuld teruggestuurd. Eén producent in de Gemeenschap vulde alleen de steekproefvragenlijst in. Geen andere belanghebbenden stuurden antwoorden op de vragenlijst in.

    (13)

    De Commissie heeft alle gegevens die voor een vaststelling van dumping, schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig werden geacht, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

    a)

    producenten in de Gemeenschap

    ABAC Aria Compressa SpA van de ABAC Group, Turijn, Italië,

    FIAC SpA van de FIAC Group, Bologna, Italië,

    FINI SpA, Zola Predosa (BO), Italië;

    b)

    producenten/exporteurs in China

    Nu Air (Sjanghai) Compressor and Tools Co. Ltd van de ABAC Group, Sjanghai („Nu Air”),

    Zhejiang Xinlei Mechanical & Electrical Co. Ltd, Wenling („Xinlei”),

    Hongyou/Taizhou Group: 1) Zhejiang Hongyou Air Compressor Manufacturing Co. Ltd, Wenling („Hongyou”); 2) Taizhou Hutou Air Compressors Manufacturing Co. Ltd, Wenling („Taizhou”),

    Wealth Group: 1) Shanghai Wealth Machinery & Appliance Co. Ltd, Sjanghai („Shanghai Wealth”); 2) Wealth (Nantong) Machinery Co. Ltd, Nantong („Wealth Nantong”),

    Zhejiang Anlu Cleaning Machinery Co. Ltd, Taizhou („Anlu”),

    FIAC Air Compressors (Jiangmen) Co. Ltd van de FIAC Group Jiangmen („FIAC”);

    c)

    verbonden ondernemingen in China

    Wealth Shanghai Import-Export Co. Ltd, Sjanghai („Wealth Import Export”),

    FIAC Air Compressors (Hongkong) Ltd van de FIAC Group („FIAC Hongkong”);

    d)

    niet-verbonden importeur in de Gemeenschap

    Hans Einhell AG, Landau, Duitsland.

    (14)

    Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor producenten/exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, gebruik moest worden gemaakt van de gegevens in een referentieland, in dit geval Brazilië, vond een controlebezoek plaats bij onderstaande ondernemingen:

    e)

    producenten in Brazilië

    FIAC Compressores de ar do Brasil Ltda. van de FIAC Group, Araquara,

    Schulz S/A, Joinville, Santa Catarina, Brazilië.

    4.   Onderzoektijdvak

    (15)

    Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het eind van het onderzoektijdvak (de „beoordelingsperiode”).

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (16)

    Bij het betrokken product gaat het om zuigercompressoren met een debiet van maximaal 2 kubieke meter (m3) per minuut, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („compressoren” of het „betrokken product”), doorgaans aangegeven onder de GN-codes ex84144010, ex84148022, ex84148028 en ex84148051.

    (17)

    Een compressor bestaat gewoonlijk uit een pomp, die ofwel rechtstreeks ofwel via een riem door een elektrische motor wordt aangedreven. In de meeste gevallen wordt de perslucht in een vat gepompt, dat hij via een drukregelaar en een rubberslang verlaat. Compressoren, in het bijzonder de grotere modellen, kunnen met wielen zijn uitgerust, zodat zij mobiel zijn. Zij kunnen alleen worden verkocht, of samen met toebehoren om te spuiten, schoon te maken of om banden of andere voorwerpen op te blazen.

    (18)

    In het bericht van inleiding van deze procedure werd ook verwezen naar de bijbehorende pompen. Uit het onderzoek is gebleken dat de bijbehorende pompen één essentieel onderdeel van de onderzochte compressoren zijn (maar niet het enige) (afhankelijk van het model vertegenwoordigen zij tussen de 25 en de 35 % van de totale kosten van het eindproduct) en dat zij ook afzonderlijk kunnen worden verkocht, of gemonteerd op andere compressoren die hier niet worden onderzocht. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat zij niet dezelfde technische en fysieke kenmerken hebben als de volledige compressoren en niet voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. De volledige compressor omvat ook andere essentiële onderdelen (bv. het vat en de motor). Ook de distributiekanalen en de perceptie van de afnemer verschillen naargelang het gaat om een pomp of om een volledige compressor. Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de bijbehorende pompen in dit geval niet als het betrokken product kunnen worden beschouwd.

    (19)

    Het betrokken product wordt gebruikt om instrumenten die op perslucht werken aan te drijven, om te spuiten, schoon te maken, dan wel om banden of andere voorwerpen op te blazen. Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product, ondanks verschillen in vorm, materialen en productieproces, allemaal dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve worden zij in het kader van deze procedure geacht één enkel product te vormen.

    2.   Soortgelijk product

    (20)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de compressoren die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht, de compressoren die in China worden geproduceerd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht, de compressoren die in Brazilië — het referentieland — worden geproduceerd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht, en de compressoren die in China worden geproduceerd en naar de Gemeenschap worden geëxporteerd, dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

    (21)

    Daarom worden al deze compressoren beschouwd als gelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    C.   DUMPING

    1.   Algemeen

    (22)

    Er hebben zich veertien ondernemingen of groepen van ondernemingen gemeld, die samen 100 % van de totale export van het betrokken product naar de Europese Gemeenschap vertegenwoordigen. Het niveau van medewerking was dus hoog. Om een BMO werd door dertien ondernemingen of groepen van ondernemingen verzocht, terwijl slechts één onderneming om een IB heeft verzocht. Zoals vermeld in overweging 9, zijn zes ondernemingen op grond van hun exporthoeveelheden voor de steekproef geselecteerd.

    2.   Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)

    (23)

    Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit China de normale waarde voor producenten die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel.

    (24)

    Om verwijzingen te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

    1.

    besluiten van ondernemingen en de door hen gemaakte kosten zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; de kosten van de belangrijkste productiemiddelen weerspiegelen hoofdzakelijk de marktprijzen;

    2.

    ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle terreinen bestrijkt;

    3.

    er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

    4.

    de betrokken ondernemingen zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen;

    5.

    omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

    (25)

    Vijf in de steekproef opgenomen Chinese producenten/exporteurs of groepen van Chinese producenten/exporteurs verzochten aanvankelijk overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening om een BMO en dienden het desbetreffende aanvraagformulier binnen de vastgestelde termijn in. Al deze groepen omvatten zowel producenten van het betrokken product als met deze producenten verbonden ondernemingen die een rol spelen bij de verkoop van het betrokken product. Het behoort tot de vaste praktijk van de Commissie om na te gaan of een groep verbonden ondernemingen in haar geheel voldoet aan de voorwaarden voor een BMO. De onderstaande groepen verzochten om een BMO:

    Nu Air,

    Xinlei,

    Hongyou/Taizhou,

    Shanghai Wealth/Wealth Nantong,

    FIAC.

    (26)

    Voor de bovengenoemde in de steekproef opgenomen medewerkende producenten/exporteurs heeft de Commissie alle gegevens verzameld die zij nodig achtte en de in het aanvraagformulier verstrekte gegevens ter plaatse gecontroleerd, voor zover dat noodzakelijk werd geacht.

    (27)

    Uit het onderzoek is gebleken dat geen BMO kon worden toegekend aan drie van de bovengenoemde vijf Chinese producenten/exporteurs die daarom hadden verzocht omdat geen van deze ondernemingen of groepen van ondernemingen voldeed aan criterium 2 in overweging 24. Een van de groepen van ondernemingen voldeed evenmin aan criterium 3.

    (28)

    Een BMO kon worden toegekend aan twee ondernemingen of groepen van ondernemingen (FIAC en Nu Air), die aan alle criteria in overweging 24 voldeden.

    (29)

    Eén onderneming (Taizhou) van de groep Hongyou/Taizhou en één onderneming (Wealth Shanghai/Nantong Wealth) konden niet aantonen dat zij voldeden aan criterium 2 in overweging 24, aangezien werd vastgesteld dat hun boekhoudpraktijken en -normen niet in overeenstemming waren met de internationale boekhoudnormen. Aan de groep van ondernemingen (Hongyou/Taizhou) en de onderneming (Wealth Shanghai/Nantong Wealth) kon bijgevolg geen BMO worden toegekend.

    (30)

    Eén onderneming (Xinlei) kon niet aantonen dat zij voldeed aan criterium 2 in overweging 24, aangezien haar boekhoudpraktijken en -normen niet in overeenstemming waren met de internationale boekhoudnormen. De onderneming beschikte bovendien niet over overtuigend bewijsmateriaal waaruit de betaling van haar landgebruiksrechten bleek. Zij voldeed bijgevolg evenmin aan criterium 3 in overweging 24. Aan deze onderneming kon bijgevolg geen BMO worden toegekend.

    (31)

    Eén niet-verbonden importeur maakte bezwaar tegen de toekenning van een BMO aan Nu Air omdat de gecontroleerde rekeningen voor 2004 en 2005 volgens hem inconsistenties bevatten. Nu Air kon evenwel aantonen dat er geen inconsistenties waren en kon de punten die deze importeur aan de orde had gesteld, ook verduidelijken. Dit bezwaar werd bijgevolg van de hand gewezen.

    (32)

    Dezelfde importeur maakte bezwaar tegen de toekenning van een BMO aan FIAC omdat de onderneming in 2002 met de regionale overheid een voorlopige overeenkomst had gesloten waardoor zij gedurende maximaal drie jaar gratis een stuk grond zou kunnen gebruiken, in afwachting dat de formaliteiten voor de onteigening van de grond waren afgehandeld. Deze overeenkomst liep echter af zonder dat FIAC er gebruik van had gemaakt of voor die grond een eigendomstitel had verworven. FIAC kon trouwens ook aantonen dat het voor de gebouwen en terreinen die het voor zijn activiteiten gebruikte, steeds huur heeft betaald. Dit argument werd derhalve afgewezen.

    (33)

    Eén onderneming (Hongyou) van de groep Hongyou/Taizhou maakte er bezwaar tegen dat haar wegens de situatie in een andere onderneming (namelijk Taizhou) geen BMO werd toegekend. Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3), moeten Hongyou en Taizhou als verbonden partijen worden beschouwd. Wanneer aan Taizhou geen BMO kon worden toegekend, kon bijgevolg evenmin aan Hongyou een BMO worden toegekend.

    (34)

    Gelet op het voorafgaande konden drie van de vijf in de steekproef opgenomen Chinese ondernemingen of groepen van ondernemingen die om een BMO hadden verzocht, niet aantonen dat zij voldoen aan alle criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

    (35)

    Daarom oordeelde de Commissie dat een BMO moest worden toegekend aan twee ondernemingen (FIAC en Nu Air) en moest worden geweigerd voor de resterende drie ondernemingen/groepen van ondernemingen. Het Raadgevend Comité is geraadpleegd en had geen bezwaar tegen de conclusies van de diensten van de Commissie.

    3.   Individuele behandeling („IB”)

    (36)

    Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop dat artikel van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat ze aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

    (37)

    Alle producenten/exporteurs die om een BMO hebben verzocht, verzochten eveneens om een IB voor het geval hen geen BMO zou worden toegekend. Eén onderneming (Anlu) had uitsluitend om een IB verzocht.

    (38)

    Van de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan geen BMO kon worden toegekend (Xinlei, Hongyou/Taizhou en Wealth Shanghai/Nantong Wealth) of die niet om een BMO hadden verzocht (Anlu), voldeden drie ondernemingen of groepen van ondernemingen (Xinlei, Anlu en Wealth Shanghai/Nantong Wealth) aan alle criteria van artikel 9, lid 5; aan hen kon dus een IB worden toegekend.

    (39)

    Taizhou heeft niet kunnen aantonen dat het aan alle in artikel 9, lid 5, van de basisverordening vastgestelde voorwaarden voor een IB voldoet. Namelijk de ernstige problemen met het boekhoudsysteem van de onderneming maakte het onmogelijk na te gaan of aan het in artikel 9, lid 5, onder b), van de basisverordening vastgestelde criterium dat de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vrij worden vastgesteld, was voldaan.

    (40)

    Het verzoek van Taizhou om een IB werd bijgevolg verworpen.

    4.   Normale waarde

    4.1.   Ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan een BMO kon worden toegekend

    (41)

    Om de normale waarde vast te stellen, heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs aan wie een BMO kon worden toegekend, eerst overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht of hun binnenlandse verkoop van het betrokken product aan niet-verbonden afnemers representatief was, d.w.z. of de totale verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de totale hoeveelheid van het betrokken product die naar de Gemeenschap was uitgevoerd. Aangezien de binnenlandse verkoop van de twee ondernemingen of groepen van ondernemingen verwaarloosbaar was, werd geoordeeld dat het product niet in representatieve hoeveelheden werd verkocht om een geschikte basis te bieden voor de vaststelling van de normale waarde.

    (42)

    Aangezien de binnenlandse verkoop niet kon worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde, moest een andere methode worden toegepast. De Commissie heeft de normale waarde door berekening vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening. De normale waarde werd berekend op grond van de productiekosten van de ondernemingen of de groepen van ondernemingen voor het betrokken product. Voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden de productiekosten vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en winst. De VAA-kosten en de winst konden niet worden vastgesteld overeenkomstig de aanhef van artikel 2, lid 6, van de basisverordening, aangezien geen enkele onderneming of groep van ondernemingen een representatieve binnenlandse verkoop had. Zij konden evenmin worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening omdat een BMO aan geen andere onderneming kon worden toegekend. De VAA-kosten en de winst konden evenmin worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder b), van de basisverordening omdat geen van de ondernemingen of groepen van ondernemingen beschikte over een representatieve verkoop van dezelfde algemene categorie van producten in het kader van normale handelstransacties. De VAA-kosten en de winst zijn bijgevolg vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), („elke andere redelijke methode”) op grond van de VAA-kosten en de winst van de medewerkende producent in het referentieland. Uit niet-vertrouwelijke informatie is gebleken dat deze winstmarge niet groter was dan de winstmarge van andere bekende producenten van dezelfde algemene categorie van producten (d.w.z. elektrische machines) in China tijdens het OT.

    4.2.   Ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan geen BMO kon worden toegekend

    (43)

    Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld aan de hand van de prijzen of de berekende waarde in een referentieland.

    (44)

    In het bericht van inleiding gaf de Commissie te kennen dat zij overwoog Brazilië als referentieland te kiezen om de normale waarde voor China vast te stellen. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Geen enkele belanghebbende maakte bezwaar tegen dit voorstel.

    (45)

    De vier bekende producenten in Brazilië produceren ongeveer 220 000 compressoren per jaar, en de invoer bedraagt ongeveer 30 000 eenheden. De Commissie verzocht alle bekende producenten in Brazilië om medewerking.

    (46)

    Twee Braziliaanse producenten werkten mee aan het onderzoek. Een van die ondernemingen is verbonden met een communautaire producent, de FIAC Group. Uit het onderzoek is gebleken dat deze producent over het algemeen hoge prijzen aanrekende, vooral omdat hij een kleine hoeveelheid geperfectioneerde compressoren voor medische doeleinden produceerde die niet direct vergelijkbaar zijn met het betrokken product. Door de zeer verschillende eigenschappen van het product en de markt, zou het moeilijk zijn de nodige correcties toe te passen om deze gegevens als normale waarde voor de in China geproduceerde compressoren te kunnen gebruiken. De tweede medewerkende Braziliaanse producent bleek een aantal compressormodellen te produceren die vergelijkbaar zijn met die welke de Chinese producenten/exporteurs naar de Gemeenschap uitvoeren. Bijgevolg werden de prijzen op de Braziliaanse markt van de vergelijkbare modellen van deze Braziliaanse producent, die in het kader van normale handelstransacties werden verkocht, als basis gebruikt om de normale waarde vast te stellen voor de producenten/exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend.

    5.   Uitvoerprijs

    (47)

    De producenten/exporteurs voerden rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap of via binnen en buiten de Gemeenschap gevestigde verbonden of niet-verbonden handelsondernemingen.

    5.1.   Ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan een BMO of een IB kon worden toegekend

    (48)

    Bij de rechtstreekse uitvoer naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap of via verbonden of niet-verbonden handelsondernemingen werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het product.

    (49)

    Bij uitvoer naar de Gemeenschap via verbonden handelsondernemingen in de Gemeenschap werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijzen van deze verbonden handelsondernemingen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Bij verkoop via verbonden ondernemingen buiten de Gemeenschap werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijs aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap.

    5.2.   Ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan geen BMO/IB kon worden toegekend

    (50)

    Voor de twee in de steekproef opgenomen Chinese exporteurs aan wie geen BMO of IB werd toegekend (Taizhou/Hongyou Group), konden de gegevens over hun uitvoer om de in overweging 29 uiteengezette redenen niet worden gebruikt om de individuele dumpingmarges vast te stellen. Bijgevolg werd een dumpingmarge berekend zoals uiteengezet in overweging 55.

    6.   Vergelijking

    (51)

    De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken in hetzelfde handelsstadium, af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijzen te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

    (52)

    Op basis hiervan werden, voor zover dit nodig en gerechtvaardigd was, voor alle Chinese producenten/exporteurs aan wie een BMO/IB kon worden toegestaan, correcties toegepast voor verschillen in handelsstadium, de kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, laden en lossen en aanverwante kosten, verpakking, krediet, en servicekosten (waarborgen/garanties). Voor de overige ondernemingen is een gemiddelde correctie toegepast die op de bovengenoemde correcties is gebaseerd.

    (53)

    Voor de verkopen via verbonden handelaren die buiten de Gemeenschap gevestigd zijn, werd een correctie overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening toegepast, wanneer werd aangetoond dat deze ondernemingen in feite functioneerden als een agent die op commissiebasis werkt. Deze correctie was gebaseerd op de VAA-kosten van de handelsondernemingen, vermeerderd met een winst waarvoor de gegevens van een niet-verbonden handelaar in de Gemeenschap werden verkregen.

    7.   Dumpingmarges

    (54)

    De dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn:

    Zhejiang Xinlei Mechanical & Electrical Co. Ltd, Wenling

    77,6 %

    Zhejiang Hongyou Air Compressor Manufacturing Co. Ltd, Wenling, en Taizhou Hutou Air Compressors Manufacturing Co. Ltd, Wenling

    76,6 %

    Shanghai Wealth Machinery & Appliance Co. Ltd, Sjanghai en Wealth (Nantong) Machinery Co. Ltd, Nantong

    73,2 %

    Zhejiang Anlu Cleaning Machinery Co. Ltd, Taizhou

    67,4 %

    Nu Air (Sjanghai) Compressor and Tools Co. Ltd, Sjanghai

    13,7 %

    FIAC Air Compressors (Jiangmen) Co. Ltd, Jiangmen

    10,6 %

    Medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen (vermeld in de bijlage)

    51,6 %

    Alle andere ondernemingen

    77,6 %

    (55)

    Voor de twee in de steekproef opgenomen ondernemingen waaraan geen BMO of IB was toegekend, werd de dumpingmarge berekend als een gewogen gemiddelde van de marges die waren vastgesteld voor de drie ondernemingen of groepen van ondernemingen waaraan een IB maar geen BMO was toegekend.

    (56)

    Voor de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, werd de dumpingmarge berekend als een gewogen gemiddelde van de marges die voor alle ondernemingen in de steekproef waren vastgesteld.

    (57)

    Gezien het hoge niveau van medewerking (100 %) (zie overweging 22) werd een gemiddelde dumpingmarge voor het gehele land vastgesteld op het hoogste niveau dat gold voor een in de steekproef opgenomen onderneming.

    D.   SCHADE

    1.   Communautaire productie

    (58)

    Gezien de definitie van „bedrijfstak van de Gemeenschap” in artikel 4, lid 1, van de basisverordening, werd de productie van onderstaande communautaire fabrikanten bij het openen van het onderzoek in de definitie van de communautaire productie opgenomen:

    vier klagende communautaire fabrikanten: CHINOOK SpA, FERRUA SYSTEM BLOCK Srl, FIAC SpA en FINI SpA;

    één andere communautaire producent die zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend en die de procedure heeft gesteund: ABAC Aria Compressa SpA van de ABAC Group. Er zij op gewezen dat de ABAC Group deze onderneming in 2007 aan een andere onderneming heeft verkocht;

    zes andere communautaire producenten die in de klacht worden genoemd. Die ondernemingen ontvingen de steekproefvragenlijst, maar slechts één van hen wenste verder aan de procedure mee te werken binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn. Die producent zette zijn medewerking korte tijd later evenwel stop en zond geen volledig ingevulde vragenlijst in;

    twintig andere in de klacht genoemde fabrikanten die het soortgelijke product assembleren en daarbij gebruikmaken van onderdelen die door bovengenoemde communautaire producenten worden geproduceerd en/of uit derde landen worden ingevoerd. Het soortgelijke product wordt ook in zeer beperkte hoeveelheden geproduceerd door fabrikanten in de sector compressoren voor industrieel gebruik. Zij ontvingen allemaal een vragenlijst, maar geen van hen heeft die beantwoord.

    (59)

    Twee van de klagende producenten zetten hun samenwerking kort na de inleiding van de procedure stop en hebben niet geantwoord op de steekproefvragenlijst.

    (60)

    Uit het onderzoek is gebleken dat alle drie medewerkende (groepen van) ondernemingen, naast hun eigen communautaire fabricage, ook steeds grotere hoeveelheden van het betrokken product hadden geïmporteerd voor wederverkoop op de communautaire markt. Zoals uit het onderzoek is gebleken, besloten alle medewerkende ondernemingen een deel van hun productie naar lagelonenlanden te verhuizen, ten minste het deel dat het meest aan de stijgende invoer met dumping uit China was blootgesteld. De invoer door medewerkende (groepen van) ondernemingen was hoofdzakelijk afkomstig van hun respectieve in China gevestigde verbonden zuster- of dochterondernemingen.

    (61)

    De Commissie heeft dus onderzocht of het belangencentrum van die ondernemingen zich, ondanks die invoerhoeveelheden, binnen de Gemeenschap bevond.

    (62)

    Wat het volume betreft dat de medewerkende fabrikanten in de Gemeenschap invoerden, werd vastgesteld dat twee van deze (groepen van) ondernemingen (onderneming A en B) toenemende maar relatief kleine hoeveelheden van het betrokken product invoerden (tijdens de hele beoordelingsperiode bleef het volume van de wederverkoop van het betrokken product van oorsprong uit China kleiner dan de respectieve nettoverkoop van de eigen productie van deze ondernemingen). Het hoofdkantoor en de O&O-activiteiten van deze ondernemingen bleven ook in de Gemeenschap. Daarom wordt geconcludeerd dat het belangencentrum van de ondernemingen A en B zich nog steeds in de Gemeenschap bevindt en dat deze ondernemingen, ondanks hun invoer uit China, als deel van de communautaire productie moeten worden beschouwd.

    (63)

    Voor de andere medewerkende groep van ondernemingen (onderneming C) is vastgesteld dat tijdens de beoordelingsperiode niet alleen het aandeel van het ingevoerde product dat op de communautaire markt werd verkocht aanzienlijk was toegenomen, maar dat dit aandeel sinds 2005 groter was dan het aandeel van de hoeveelheden van het soortgelijke product dat in de Gemeenschap werd geproduceerd en verkocht. Tijdens het OT maakte het volume van de wederverkoop van het betrokken product van oorsprong uit China het overgrote deel uit van de totale verkoop van onderneming C op de communautaire markt.

    (64)

    De Commissie heeft overwogen of deze aanzienlijke invoervolumes als een aanvulling van het productassortiment of als tijdelijk konden worden beschouwd. Er is evenwel gebleken dat de invoer door onderneming C niet als een aanvulling van het productassortiment kan worden beschouwd, maar gebaseerd is op een strategische beslissing om de productie van het betrokken product in China uit te besteden en zo de productiekosten te drukken en met de andere invoer uit China te kunnen concurreren. Er werd eveneens geconstateerd dat veel modellen die in China werden geproduceerd tijdens het OT ook door een andere onderneming van dezelfde groep in Italië werden geproduceerd. De compressoren die in China werden geproduceerd, concurreerden dus direct met die welke door dezelfde groep in Italië werden geproduceerd. Gezien het bovenstaande en het belang van de wederverkoop van de ingevoerde producten in de totale verkoop van onderneming C, kon bijgevolg niet worden geconcludeerd dat het belangencentrum van onderneming C voor de fabricage van het betrokken product zich nog steeds in de Gemeenschap bevindt. Het leek waarschijnlijk dat onderneming C de invoer van het soortgelijke product uit het betrokken land voor wederverkoop op de communautaire markt zou voortzetten of nog zou opvoeren, wat zou betekenen dat onderneming C veeleer als een importeur dan als een communautaire producent moet worden beschouwd.

    (65)

    Daarom wordt geconcludeerd dat onderneming C niet in de definitie van communautaire productie mag worden opgenomen.

    (66)

    De communautaire productie van bepaalde compressoren in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening is uiteindelijk gedefinieerd als alle productie door alle in overweging 58 genoemde ondernemingen, verminderd met de productie van onderneming C. Aangezien een aantal producenten en assembleurs in de Gemeenschap geen medewerking heeft verleend, werd de productie geschat op basis van bij het onderzoek verzamelde en door de klager verstrekte gegevens.

    2.   Bedrijfstak van de Gemeenschap

    (67)

    De procedure is ingeleid na een klacht die door de Italiaanse federatie ANIMA, die vier ondernemingen vertegenwoordigt die compressoren produceren, werd ingediend en door een andere producent werd ondersteund (zie overweging 58). Ondanks het feit dat twee klagende ondernemingen, zoals hierboven vermeld, niet meewerkten, en één communautaire fabrikant van de definitie van communautaire productie werd uitgesloten, bleken de twee resterende communautaire producenten die goed aan het onderzoek meewerkten, een groot deel van de communautaire productie te vertegenwoordigen, in dit geval ongeveer 50 %. Deze twee medewerkende producenten worden bijgevolg geacht de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening te vormen.

    (68)

    De resterende in de klacht en in overweging 58 genoemde producenten, met uitzondering van de onderneming die van de definitie van de communautaire productie werd uitgesloten, worden hierna „de andere communautaire producenten” genoemd. Geen van deze andere communautaire producenten maakte bezwaar tegen de klacht.

    3.   Verbruik in de Gemeenschap

    (69)

    Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkoop van de eigen productie van onderneming C en van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt, de van Eurostat verkregen gegevens over de omvang van de invoer in de Gemeenschap en, wat de verkoop van de andere communautaire producenten betreft, de in de klacht verstrekte informatie.

    (70)

    Tijdens de beoordelingsperiode is de communautaire markt voor het betrokken en het soortgelijke product met 6 % gekrompen en tijdens het OT was zij nog goed voor ongeveer 3 066 000 stuks. Het verbruik in de Gemeenschap daalde met name met 7 % in 2004, steeg vervolgens licht met 1 procentpunt in 2005 en stabiliseerde zich tijdens het OT op dat niveau. De daling van het verbruik in de Gemeenschap kan worden toegeschreven aan de krimpende verkoop van de producenten in de Gemeenschap en de gedaalde invoer uit derde landen (hoofdzakelijke de Verenigde Staten en Japan).

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Verbruik in de Gemeenschap (aantal stuks)

    3 270 283

    3 053 846

    3 075 358

    3 065 898

    Index

    100

    93

    94

    94

    4.   Invoer uit het betrokken land

    a)   Omvang van de invoer

    (71)

    De omvang van de invoer van het betrokken product in de Gemeenschap steeg zeer sterk tussen 2003 en het eind van het OT. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de invoer met 182 % tot meer dan 1 600 000 stuks. De invoer uit het betrokken land steeg met name met 66 % tussen 2003 en 2004, met nog eens 110 procentpunten in 2005, en met 6 procentpunten tijdens het OT.

    b)   Marktaandeel

    (72)

    Het marktaandeel van de exporteurs in het betrokken land nam tijdens de beoordelingsperiode met meer dan 35 procentpunten toe en vertegenwoordigde 53 % tijdens het OT. De Chinese exporteurs vergrootten hun marktaandeel tussen 2003 en 2004 met 13 procentpunten en in 2005 met nog eens 20 procentpunten. Tijdens het OT groeide het marktaandeel van de exporteurs uit het betrokken land licht met nog 1 procentpunt.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Omvang van de invoer uit China (aantal stuks)

    574 795

    953 001

    1 586 614

    1 622 702

    Index

    100

    166

    276

    282

    Marktaandeel van de invoer uit China

    17,6 %

    31,2 %

    51,6 %

    52,9 %

    c)   Prijzen

    i)   Prijsontwikkeling

    (73)

    De invoerprijzen van het betrokken product in onderstaande tabel zijn gebaseerd op door medewerkende exporteurs verstrekte en tijdens het onderzoek gecontroleerde gegevens. Tijdens de beoordelingsperiode deed zich een algemene stijging van de gemiddelde invoerprijzen van het betrokken product van oorsprong uit China voor: de prijzen stegen met 6 % tussen 2003 en het eind van het OT. De stijgende trend van de prijzen kan het gevolg zijn van een gewijzigde productmix, aangezien de Chinese fabrikanten geleidelijk ook meer geavanceerde en duurdere compressoren beginnen te produceren en uit te voeren.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Invoerprijzen uit China (EUR/stuk)

    35,15

    34,61

    35,70

    37,27

    Index

    100

    98

    102

    106

    ii)   Prijsonderbieding

    (74)

    Voor vergelijkbare modellen van het betrokken product is er een prijsvergelijking gemaakt tussen de gemiddelde verkoopprijzen in de Gemeenschap van de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs en die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hiertoe zijn de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers af fabriek, na aftrek van alle kortingen en belastingen, vergeleken met de cif-prijzen franco grens Gemeenschap van de producenten/exporteurs van China, naar behoren gecorrigeerd voor de kosten van het lossen en de inklaring. Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn communautaire productie gewoonlijk rechtstreeks aan detailhandelaren verkoopt, terwijl de Chinese goederen via al dan niet verbonden importeurs en/of handelaren aan detailhandelaren worden verkocht, is de invoerprijs waar nodig gecorrigeerd om ervoor te zorgen dat de vergelijking in hetzelfde handelsstadium gebeurde. Uit de vergelijking is gebleken dat het in de Gemeenschap verkochte betrokken product tijdens het OT de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, afhankelijk van de betrokken exporteur, met 22 à 43 % onderbood.

    5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (75)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van invloed waren.

    (76)

    Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts twee producenten telt, worden de gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Gemeenschap met het oog op de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepresenteerd. Er zij op gewezen dat de onderstaande gegevens alleen betrekking hebben op het in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde betrokken product, met uitsluiting van stand-alone-pompen en van compressoren die door de verbonden ondernemingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in China worden geproduceerd en vervolgens het voorwerp zijn van wederverkoop in de Gemeenschap.

    a)   Productie

    (77)

    De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde aanzienlijk tussen 2003 en het eind van het OT: zij daalde met name met 16 % in 2004, met nog eens 23 procentpunten in 2005 en met nog eens 7 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT bedroeg de omvang van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 300 000 en de 400 000 stuks.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Productie (in stuks)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    84

    61

    54

    b)   Capaciteit en bezettingsgraad

    (78)

    De productiecapaciteit steeg met 3 % licht tussen 2003 en 2004, steeg verder met 9 procentpunten in 2005 en stabiliseerde zich op dat niveau tijdens het OT. De stijging van de productiecapaciteit in 2005 kan worden toegeschreven aan de investeringen van één communautaire producent in een extra productielijn voor compressoren die voor een hoger marktsegment bestemd zijn. Tijdens het OT bedroeg de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 600 000 en de 800 000 stuks.

    (79)

    De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde tijdens de beoordelingsperiode constant, en bedroeg tijdens het OT minder dan de helft van die in 2003. Dat is het gevolg van een daling van de productie. Tijdens het OT schommelde de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 40 en 50 %.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Productiecapaciteit (in stuks)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    103

    112

    112

    Bezettingsgraad

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    81

    54

    48

    c)   Voorraden

    (80)

    De eindvoorraden stegen in 2004 met 37 %, in 2005 met nog eens 45 procentpunten, en daalden vervolgens met 138 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT bedroegen de voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 10 000 en de 20 000 stuks. Aangezien het soortgelijke product in de Gemeenschap hoofdzakelijk op bestelling wordt geproduceerd, wordt het voorraadpeil voor dit product niet als een nuttige schade-indicator beschouwd.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Eindvoorraden (in stuks)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    137

    182

    44

    d)   Verkoopvolume

    (81)

    De verkoop van de eigen productie op de communautaire markt door de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde tijdens de beoordelingsperiode constant: met 19 % in 2004, met nog eens 24 procentpunten in 2005 en met nog eens 9 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT bedroeg de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 200 000 en de 300 000 stuks.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap (in stuks)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    81

    57

    48

    e)   Marktaandeel

    (82)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap verloor tijdens de hele beoordelingsperiode aan marktaandeel: de index die de ontwikkeling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap weergeeft, daalde met name met 13 % in 2004, met 27 procentpunten in 2005 en met nog eens 9 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT bedroeg het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 5 en de 10 %.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    87

    60

    51

    f)   Groei

    (83)

    Tussen 2003 en het eind van het OT, toen het verbruik in de Gemeenschap met 6 % daalde, daalde de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt nog veel sterker, en wel met 52 %. Tijdens de beoordelingsperiode verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap bijna de helft van zijn marktaandeel, terwijl de invoer met dumping meer dan 35 procentpunten aan marktaandeel won en uiteindelijk 53 % van de markt voor zijn rekening nam. Er wordt bijgevolg geconcludeerd dat er geen groei plaatsvond waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap had kunnen profiteren.

    g)   Werkgelegenheid

    (84)

    De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde tijdens de beoordelingsperiode gestaag: met 10 % in 2004, met nog eens 16 procentpunten in 2005 en met nog eens 5 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT verschafte de bedrijfstak van de Gemeenschap met de productie en de verkoop van het soortgelijke product werk aan tussen de 150 en de 200 werknemers.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Werkgelegenheid

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    90

    74

    69

    h)   Productiviteit

    (85)

    De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt in productie (aantal stuks) per persoon per jaar, daalde in 2004 met 7 %, in 2005 met nog eens 10 procentpunten en tijdens het OT met nog eens 5 procentpunten. Tijdens het OT bedroeg de productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de 1 500 en de 2 000 stuks. De gestage daling van de productiviteit weerspiegelt de productie, die tijdens de hele beoordelingsperiode iets sneller is gedaald dan de overeenkomstige werkgelegenheid.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Productiviteit (aantal stuks per werknemer)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    93

    83

    78

    i)   Arbeidskosten

    (86)

    De gemiddelde arbeidskosten per werknemer stegen tussen 2003 en 2004 met 8 % en stabiliseerden zich in 2005 op dat niveau, alvorens tijdens het OT met 1 procentpunt weer licht te dalen. De stijging in 2004 was hoofdzakelijk toe te schrijven aan een loonsverhoging die een van de producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap had toegekend na een geschil met de vakbonden in de onderneming. Deze na onderhandelingen tot stand gekomen loonsverhoging werd bovendien voorafgegaan door een staking in 2003, en de uren die daardoor niet werden betaald, hadden een relatieve daling van de jaarlijkse arbeidskosten in vergelijking met de volgende jaren tot gevolg.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer (EUR)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    108

    108

    107

    j)   Factoren die van invloed zijn op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (87)

    De eenheidsprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bij verkoop van de eigen productie aan niet-verbonden afnemers stegen met 20 % tussen 2003 en het eind van het OT: de gemiddelde verkoopprijs steeg met 9 % in 2004 en met nog eens 13 procentpunten in 2005, en daalde vervolgens licht met 2 procentpunten tijdens het OT. Tijdens het OT lag de gemiddelde eenheidsprijs tussen de 100 en de 150 EUR.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Eenheidsprijs communautaire markt (EUR)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    109

    122

    120

    (88)

    De stijging van de gemiddelde eenheidsprijs weerspiegelt de gedeeltelijke en geleidelijke overschakeling van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap naar een hoger marktsegment, d.w.z. betere kwaliteit, betere prestaties, een grotere capaciteit en bijgevolg modellen van het soortgelijke product die duurder zijn in productie en verkoop.

    (89)

    Gezien de omvang en de hoogte van de prijsonderbieding, had deze invoer zeker invloed op de prijzen.

    k)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

    (90)

    Tijdens de hele beoordelingsperiode bleef de winstgevendheid van de verkoop van de eigen productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap, uitgedrukt als percentage van de nettoverkopen, negatief. De verliezen verminderden in 2004 en verder in 2005: in dat jaar waren ze relatief het laagst, waarna ze tijdens het OT slechts licht toenamen. Tijdens het OT bedroeg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen de – 3 en de – 10 %.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Winstgevendheid verkoop bedrijfstak van de Gemeenschap (% van nettoverkoop)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    – 100

    –93

    –28

    –32

    Rendement van investeringen (winst in % van nettoboekwaarde van de activa)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    – 100

    –85

    –19

    –20

    (91)

    Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep gelijk met de bovenstaande ontwikkeling van de winstgevendheid. Het bleef ook tijdens de beoordelingsperiode negatief. Het verbeterde in 2004 en verder in 2005, en verslechterde vervolgens licht tijdens het OT. Tijdens het OT bedroeg het rendement van investeringen tussen de – 30 % en de – 15 %.

    l)   Kasstroom

    (92)

    De nettokasstroom van bedrijfsactiviteiten bleef ook negatief tijdens de beoordelingsperiode, maar verbeterde duidelijk en was nog slechts licht negatief tijdens het OT, waar hij tussen de – 100 000 en de 0 EUR bedroeg.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Kasstroom (EUR)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    – 100

    –67

    –9

    –1

    m)   Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

    (93)

    De jaarlijkse investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de productie van het soortgelijke product stegen in 2004 met 72 % en in 2005 met nog eens 75 procentpunten, en daalden vervolgens met 7 procentpunten licht tijdens het OT. De netto-investeringen tijdens het OT waren evenwel relatief laag en bedroegen tussen de 1 300 000 en de 2 300 000 EUR. De stijging kan worden toegeschreven aan een investering door een van de communautaire producenten voor het leasen van een nieuw gebouw om het productieproces te centraliseren en te moderniseren, alsook aan investeringen door de bedrijfstak van de Gemeenschap voor het onderhoud en de vernieuwing van bestaande apparatuur, maar ook voor nieuwe apparatuur en modules, in een poging om haar concurrentievermogen ten aanzien van de invoer met dumping uit China te verbeteren.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Netto-investeringen (EUR)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    172

    247

    240

    (94)

    De Commissie heeft geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit bleek dat het vermogen om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode was verminderd of versterkt.

    n)   Hoogte van de dumpingmarge

    (95)

    Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit het betrokken land, is het effect van de hoogte van de feitelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Gemeenschap niet te verwaarlozen.

    o)   Herstel van de gevolgen van eerdere dumping

    (96)

    Aangezien er geen informatie was over dumping voorafgaand aan de situatie waarop deze procedure betrekking heeft, werd dit punt niet relevant geacht.

    6.   Conclusie inzake schade

    (97)

    Tussen 2003 en het eind van het OT steeg de invoer met dumping van het betrokken product van oorsprong uit China zeer sterk, namelijk met 182 %, en steeg het marktaandeel van deze invoer op de communautaire markt met meer dan 35 procentpunten. De gemiddelde prijzen van de invoer met dumping waren tijdens de beoordelingsperiode steeds lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien onderboden de prijzen van de ingevoerde producten uit China die van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk. Op een gewogen gemiddelde basis bedroeg de prijsonderbieding tijdens het OT tussen de 22 en de 43 %.

    (98)

    Een aantal indicatoren kende tussen 2003 en het eind van het OT een positieve ontwikkeling: de gemiddelde verkoopprijzen per eenheid stegen met 20 %, de productiecapaciteitsindicator steeg met 12 %, en de investeringen stegen met 140 %. In de overwegingen 78, 88 en 93 is evenwel uiteengezet dat er bijzondere redenen voor deze ontwikkeling zijn. Zoals vermeld in overweging 90 vertoonde de winstgevendheid tijdens de hele beoordelingsperiode tekenen van herstel, aangezien de verliezen tussen 2003 en het eind van het OT aanzienlijk verminderden. Er moet evenwel op worden gewezen dat de winstgevendheid negatief bleef en dat de verliezen tijdens het OT niet als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd.

    (99)

    De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleek tijdens de beoordelingsperiode duidelijk te zijn verslechterd. De meeste schade-indicatoren kenden tussen 2003 en het eind van het OT een negatieve ontwikkeling: de omvang van de productie daalde met 46 %, de bezettingsgraad werd meer dan gehalveerd, de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap liep met 52 % terug, het overeenkomstige marktaandeel verminderde met bijna de helft, de werkgelegenheid kromp met 31 % en de productiviteit daalde met 22 %.

    (100)

    Er wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

    E.   OORZAKELIJK VERBAND

    1.   Inleiding

    (101)

    Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping heeft geleden, als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap tezelfdertijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping zou worden toegeschreven.

    2.   Gevolgen van de invoer met dumping

    (102)

    De aanzienlijke stijging van de omvang van de invoer met dumping (met 182 %) tussen 2003 en het eind van het OT, en van het marktaandeel van deze invoer op de communautaire markt (met 35 procentpunten), alsook de vastgestelde prijsonderbieding (die tijdens het OT tussen de 22 en de 43 % bedroeg) vielen grotendeels samen met de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals in overweging 99 is uiteengezet. De dumpingprijzen waren tijdens de hele beoordelingsperiode bovendien gemiddeld lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze invoer met dumping wordt geacht een neerwaartse druk te hebben uitgeoefend op de prijzen, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen niet kon verhogen tot het niveau dat nodig was geweest om winst te maken, en aanzienlijke negatieve gevolgen te hebben gehad voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap blijkt bovendien een aanzienlijk deel van zijn marktaandeel aan de gestegen omvang van de invoer met dumping te hebben verloren. Minder verkoop leidt tot een relatieve stijging van de vaste kosten, en ook dat had negatieve gevolgen voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er is dan ook een duidelijk oorzakelijk verband tussen de invoer uit China en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade.

    3.   Gevolgen van andere factoren

    (103)

    Zoals uit onderstaande tabel blijkt, daalde de omvang van de uitvoer tijdens de beoordelingsperiode met 33 %; die daling was evenwel niet zo sterk als die van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 81). Tijdens het OT werden tussen de 100 000 en de 150 000 stuks uitgevoerd. De gemiddelde uitvoerprijs per eenheid bleef tussen 2003 en het eind van het OT stabiel en bedroeg tussen de 100 en de 150 EUR.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Uitvoer (aantal stuks)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    89

    74

    77

    Uitvoerprijs per eenheid (EUR)

    Kunnen niet openbaar worden gemaakt

    Index

    100

    100

    102

    100

    (104)

    Gezien de prijsstabiliteit op de exportmarkten en de relatief kleinere daling van de omvang van de uitvoer, wordt de uitvoeractiviteit, ook al heeft die misschien bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, niet geacht daartoe in zo’n mate te hebben bijdragen dat het oorzakelijk verband wordt verbroken.

    (105)

    Een belanghebbende argumenteerde dat de stijging van de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet uitsluitend door de stijging van de grondstoffenprijzen (met name van de metalen onderdelen) kon veroorzaakt zijn, maar dat ook andere factoren meespeelden, waarbij hij suggereerde dat de bedrijfstak de schade ook aan zichzelf te wijten had. Deze belanghebbende ging evenwel niet nader in op de oorzaken die erop zouden wijzen dat de bedrijfstak zichzelf schade zou hebben toegebracht.

    (106)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 2003 en het eind van het OT met ongeveer 8 % zijn gestegen. Deze stijging zou gedeeltelijk aan de kennelijke prijsstijging van de grondstoffen kunnen worden toegeschreven. Uit het onderzoek is gebleken dat de kostenstijging gedeeltelijk toe te schrijven is aan de slechtere kostenstructuur en in het bijzonder aan de hogere vaste kosten per eenheid ingevolge de aanzienlijke daling van het aantal geproduceerde eenheden. De stijging is evenwel voor het grootste deel te wijten aan de duidelijke prijsstijging van de onderdelen die voor de productie van modellen in het bovenste marktsegment worden gebruikt.

    (107)

    De stijging van de gemiddelde productiekosten per eenheid werd evenwel meer dan gecompenseerd door de stijging van de gemiddelde verkoopprijs per eenheid (zie overweging 87), die een verbetering van de (weliswaar nog steeds negatieve) winstgevendheid tot gevolg had (zie overweging 90). Daarom wordt de stijging van de productiekosten niet geacht te hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.

    (108)

    Volgens Eurostatgegevens daalde de omvang van de invoer in de Gemeenschap van het soortgelijke product van oorsprong uit overige derde landen (d.w.z. met uitsluiting van China) met 33 % in 2004 en met nog eens 7 procentpunten in 2005, alvorens tijdens het OT met een stijging van 9 procentpunten weer licht te herstellen. De totale daling tussen 2003 en het eind van het OT bedraagt 31 %. Het overeenkomstige marktaandeel van de invoer uit overige derde landen daalde van 35 % in 2003 tot 26 % tijdens het OT.

    (109)

    Er was geen gedetailleerde informatie beschikbaar betreffende de prijs van de invoer uit overige derde landen. Aangezien Eurostat geen rekening houdt met de productmix, konden deze gegevens niet worden aangewend voor een redelijke vergelijking met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Tijdens het onderzoek wees niets erop dat de prijzen van de invoer uit overige derde landen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden onderbieden.

    (110)

    Gezien de dalende omvang en het krimpende marktaandeel en omdat er geen bewijs van het tegendeel is, wordt geconcludeerd dat de invoer uit overige derde landen de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade heeft toegebracht, indien er al schade was.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Invoer uit overige derde landen (aantal stuks)

    1 164 228

    780 921

    699 129

    807 893

    Index

    100

    67

    60

    69

    Marktaandeel van invoer uit overige derde landen

    35,6 %

    25,6 %

    22,7 %

    26,4 %

    (111)

    Zoals in overweging 65 is vermeld, werd één producent in de Gemeenschap van de definitie van communautaire productie uitgesloten. Bovendien werkte een aantal producenten en assembleurs niet mee aan dit onderzoek (zie overweging 58). Op basis van informatie die de Commissie tijdens het onderzoek van medewerkende producenten en uit de klacht heeft verkregen, wordt geschat dat de omvang van de verkoop van deze andere producenten in de Gemeenschap op de communautaire markt in 2003 ongeveer 1 000 000 stuks bedroeg, tijdens de hele beoordelingsperiode aanzienlijk is gedaald en tijdens het OT nog slechts ongeveer 400 000 stuks bedroeg. Zo ook daalde het overeenkomstige marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode van 31 % in 2003 tot 13 % tijdens het OT. De omvang van de verkoop en het marktaandeel van deze producenten namen dus niet toe ten koste van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Net als de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren deze producenten daarentegen een groot deel van hun verkoop en marktaandeel aan de invoer met dumping uit China.

    (112)

    Gezien bovenstaande opmerkingen en bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, luidt de conclusie dat de andere producenten in de Gemeenschap niet aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade hebben bijgedragen.

     

    2003

    2004

    2005

    OT

    Verkoop van andere producenten in de Gemeenschap op de communautaire markt (schatting in aantal stuks)

    1 039 780

    919 375

    510 659

    399 891

    Index

    100

    88

    49

    38

    Marktaandeel van andere producenten in de Gemeenschap

    31,4 %

    29,7 %

    16,4 %

    12,9 %

    (113)

    Zoals vermeld in overweging 70, daalde het verbruik tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 200 000 stuks of 6 %. Er zij evenwel op gewezen dat de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt tijdens dezelfde periode zowel in absolute cijfers (de verkoop daalde met 250 000 à 300 000 stuks) als in relatieve cijfers (de verkoop liep met een daling van 52 % zeer sterk terug) een veel sterkere daling kende. Terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap ongeveer de helft van zijn marktaandeel verloor (zie overweging 82), steeg het marktaandeel van de Chinese compressoren met 35 procentpunten (zie overweging 71). Er wordt bijgevolg geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet door de daling van het verbruik werd veroorzaakt.

    4.   Conclusie betreffende het oorzakelijk verband

    (114)

    Aangezien de enorme toename van de invoer met dumping uit China, het overeenkomstige groeiende marktaandeel van deze invoer en de geconstateerde prijsonderbieding samenvielen met de verslechtering van de toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap, moet worden geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening veroorzaakt is door de invoer met dumping.

    (115)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap in beperkte mate tot de geleden schade hebben kunnen bijdragen, maar niet in die mate dat het oorzakelijke verband zou worden verbroken. Andere bekende factoren werden onderzocht, maar bleken niet tot de geleden schade te hebben bijgedragen. De stijging van de eenheidskosten van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd meer dan geneutraliseerd door de gelijktijdige stijging van de verkoopprijs, zodat kon worden geconcludeerd dat deze niet tot de geleden schade had bijgedragen. Gezien de dalende omvang en het krimpende marktaandeel van de invoer uit andere derde landen en aangezien geen goede prijsvergelijking met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap kon worden gemaakt, werd geconcludeerd dat deze invoer de schade niet had veroorzaakt. Wat de concurrentie van de andere producenten in de Gemeenschap betreft, werd op grond van hun dalende verkoopomvang en hun aan de invoer met dumping verloren marktaandeel vastgesteld dat hun activiteit niet tot de geleden schade had bijgedragen. Aangezien de daling van de consumptie kleiner was dan de daling van de verkoop in de Gemeenschap door de communautaire producenten en samenviel met de aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit China, werd geconcludeerd dat deze op zich de schade niet had veroorzaakt.

    (116)

    Uitgaande van de hierboven vermelde analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle andere bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening aanmerkelijke schade heeft geleden door de invoer uit China.

    F.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    (117)

    De Raad en de Commissie hebben onderzocht of er dwingende redenen waren om te concluderen dat het in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap is om maatregelen te nemen. Met het oog hierop hebben de Raad en de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening een onderzoek ingesteld naar de waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor alle betrokken partijen. De diensten van de Commissie hebben oorspronkelijk definitieve mededeling van feiten en overwegingen in de zin van artikel 20, lid 4, eerste zin, van de basisverordening gedaan, waarin ervoor werd geopteerd geen maatregelen in te stellen. Na die mededeling van feiten en overwegingen hebben bepaalde marktdeelnemers, met name twee medewerkende producenten in de Gemeenschap, een aantal argumenten naar voren gebracht, die er aanleiding toe hebben gegeven dat de Commissie de zaak opnieuw heeft onderzocht. De belangrijkste argumenten worden hieronder behandeld.

    1.   Belang van de medewerkende producenten in de Gemeenschap

    (118)

    Onverminderd de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 67) moet er rekening mee worden gehouden dat, zoals in overweging 60 is vermeld, alle medewerkende groepen van ondernemingen in de Gemeenschap productiefaciliteiten in China hebben opgericht en steeds grotere hoeveelheden van het betrokken product invoerden met het oog op wederverkoop op de communautaire markt. Zoals vermeld in overweging 58 verkocht een groep van ondernemingen zijn in de Gemeenschap gevestigde productiefaciliteit in 2007, dus na het OT, aan een andere onderneming. Aangezien deze ontwikkeling zich na het OT heeft voorgedaan en deze groep het betrokken product tijdens de beoordelingsperiode in de Gemeenschap vervaardigde, wordt deze groep als een producent in de Gemeenschap beschouwd en worden zijn belangen in dit punt besproken.

    (119)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap mogelijk schade zal blijven ondervinden indien geen maatregelen worden ingesteld. Het is namelijk waarschijnlijk dat dit tot een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en een verdere krimping van haar marktaandeel zou leiden.

    (120)

    Wanneer daarentegen wel maatregelen worden ingesteld, zullen de prijzen en/of verkoophoeveelheden (en het marktaandeel) misschien stijgen, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn financiële en economische situatie zou kunnen verbeteren.

    (121)

    Wat de mogelijke ontwikkeling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft indien maatregelen worden ingesteld, zij erop gewezen dat alle medewerkende producenten tijdens het onderzoek hebben geargumenteerd dat de instelling van maatregelen de trend van de verplaatsing van de productie naar lagelonenlanden zou omkeren en de productie (ten minste gedeeltelijk) naar de Gemeenschap zou terughalen.

    (122)

    In dat verband is uit de analyse van de gedetailleerde gegevens die twee medewerkende producenten in de Gemeenschap en hun verbonden dochterondernemingen in China hebben verstrekt, duidelijk gebleken dat de productie in China (in plaats van in de Gemeenschap) van het voor de communautaire markt bestemde betrokken product gezien de specifieke economische situatie in China tijdens de laatste jaren grote kostenvoordelen bood. Deze kostenvoordelen en de dumping door de Chinese exporteurs op de communautaire markt kunnen er de oorzaak van zijn geweest dat alle medewerkende producenten in de Gemeenschap hun productie aanvankelijk (gedeeltelijk) naar China hebben verplaatst.

    (123)

    Daarom werd onderzocht of de instelling van antidumpingrechten, die in het geval van de verbonden exporteurs van de in overweging 122 vermelde producenten relatief laag zijn, althans voor twee van de medewerkende producenten verandering zou brengen in de belangrijkste economische parameters die tot de verplaatsing van de productie naar lagelonenlanden hebben geleid. Er is vastgesteld dat de totale kosten van in de Gemeenschap verkochte en in China geproduceerde compressoren (met inbegrip van onder meer fabricagekosten, VAA-kosten, zeevracht, conventionele rechten en een eventueel antidumpingrecht), hoewel ze iets lager zouden uitvallen, van dezelfde grootteorde zouden zijn als de totale productie- en verkoopkosten van soortgelijke compressoren in de Gemeenschap.

    (124)

    Deze twee ondernemingen herhaalden bovendien hun standpunt dat indien als gevolg van maatregelen de invoer met dumping uit China de prijzen minder zou onderbieden, zij hun productie in de Gemeenschap zouden kunnen vergroten en/of weer op gang zouden kunnen brengen door gebruik te maken van bestaande maar onbenutte capaciteit.

    (125)

    Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat deze producenten gebruikmaken van hun aanzienlijke onbenutte capaciteit in Europa, zoals twee van de medewerkende producenten in hun opmerkingen ingevolge de mededeling van feiten en overwegingen aanvoeren. Dat lijkt mogelijk, aangezien de kosten van op de communautaire markt verkochte goederen door de voorgestelde maatregelen bijna gelijk zouden worden voor goederen die in China en voor goederen die in de Gemeenschap worden geproduceerd. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat deze producenten hun productie in de Gemeenschap zullen vergroten als gevolg van de instelling van maatregelen. Wanneer door de instelling van rechten op goederen van verbonden producenten in China het verschil in kosten kleiner zou worden tussen goederen die in China en goederen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en op de communautaire markt worden verkocht, kan tot slot niet worden uitgesloten dat deze producenten er de voorkeur aan zouden geven niet al hun productie buiten de Gemeenschap te concentreren, teneinde zich in bepaalde vestigingen in de productie van bepaalde modellen te specialiseren of het risico te spreiden.

    (126)

    De verbonden onderneming in China van de derde medewerkende producent werd niet opgenomen in de steekproef voor de berekening van de dumpingmarges; indien maatregelen worden ingesteld, zou voor deze producent in principe dan ook het gemiddelde recht van 51,6 % gelden dat van toepassing is op de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef werden opgenomen. Aangezien deze Chinese onderneming niet in de steekproef werd opgenomen, beschikt de Commissie niet over gecontroleerde informatie betreffende haar productiekosten. Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat de totale kosten van in de Gemeenschap verkochte en in China geproduceerde compressoren (onder meer met inbegrip van fabricagekosten, VAA-kosten, zeevracht, conventionele rechten en eventuele antidumpingrechten) in dat geval meer zouden bedragen dan de totale productie- en verkoopkosten van soortgelijke compressoren in de Gemeenschap.

    (127)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen benadrukte de Italiaanse vereniging van producenten van compressoren (ANIMA), die de klacht had ingediend, dat antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld zodat de producenten in de Gemeenschap zouden kunnen blijven produceren en economisch zouden kunnen overleven. Zij lieten duidelijk verstaan dat zij voor maatregelen zijn, zelfs wanneer voor verbonden Chinese leveranciers van een aantal Europese producenten relatief hoge antidumpingrechten zouden gelden.

    (128)

    Er is geëvalueerd wat de instelling van maatregelen als mogelijke voordelen heeft voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Wanneer geen maatregelen worden ingesteld, kan dat tot een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en een verdere krimping van het marktaandeel van die bedrijfstak leiden. Daardoor zouden waarschijnlijk zowel een aantal banen als de investeringen in de opbouw van productiecapaciteit in de Gemeenschap verloren gaan. Hoewel deze elementen moeilijk te kwantificeren zijn, moet er bij de algemene beoordeling van het belang van de Gemeenschap rekening mee worden gehouden. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat, indien antidumpingmaatregelen worden ingesteld, de productie van de Gemeenschap zou stijgen en een deel van de productie naar de Gemeenschap zou worden teruggebracht. Dat zou de werkgelegenheid kunnen doen stijgen en een bijkomend effect kunnen hebben op de toeleveranciers die halfafgewerkte producten leveren aan de communautaire producenten van compressoren.

    2.   Belang van andere communautaire producenten

    (129)

    Deze producenten werkten niet mee aan het onderzoek. Hun marktaandeel is vergelijkbaar met dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Gezien het gebrek aan medewerking en het feit dat deze producenten in dit onderzoek meestal geen duidelijk standpunt hebben ingenomen, is niet bekend wat het belang van deze producenten zou zijn. Na de mededeling van de bevindingen hebben één niet-medewerkende producent, twee klagende producenten die hun medewerking aan dit onderzoek hadden stopgezet (zie overweging 59) en de Italiaanse vereniging van producenten van compressoren (ANIMA) zich gemeld en de argumenten in overweging 127 herhaald. Zij gaven duidelijk te kennen dat zij voor de instelling van maatregelen waren.

    3.   Belang van (niet-verbonden) importeurs, consumenten en andere marktdeelnemers in de Gemeenschap

    (130)

    Tijdens het OT nam de enige medewerkende niet-verbonden importeur ongeveer 20 % van de totale in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product van oorsprong uit China voor zijn rekening. Aangezien er voor het overige geen medewerking was en gezien het bovenstaande percentage wordt deze importeur representatief geacht voor de situatie van niet-verbonden importeurs. Deze medewerkende partij liet weten tegen de instelling van antidumpingmaatregelen op de invoer van dit specifieke product uit China gekant te zijn. Tijdens het OT vertegenwoordigde de wederverkoop van het betrokken product tussen de 2 en de 8 % van de totale omzet van deze importeur. Tussen de 30 en de 70 personen zijn rechtstreeks betrokken bij de aankoop, het verhandelen en de wederverkoop van het betrokken product.

    (131)

    Ook consumentenverenigingen en alle bekende detailhandelaren, distributeurs, handelaren en/of andere marktdeelnemers die in de Gemeenschap bij de distributieketen betrokken zijn, werd om medewerking verzocht. Niemand zegde evenwel zijn medewerking toe. Aangezien slechts één niet-verbonden importeur en geen andere marktdeelnemers in de Gemeenschap noch consumentenorganisaties hun medewerking aan dit onderzoek hebben verleend, werd het passend geacht de totale, algemene mogelijke gevolgen van eventuele maatregelen voor al deze partijen te analyseren. De algemene conclusie luidt dat de situatie van de consumenten en de marktdeelnemers die in de Gemeenschap bij de distributieketen betrokken zijn, door de eventuele maatregelen negatief kan worden beïnvloed.

    4.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

    (132)

    Om de in de overwegingen 125 en 126 uiteengezette redenen, kan in dit specifieke geval niet worden uitgesloten dat de medewerkende producenten in de Gemeenschap voordeel trekken van de maatregelen door gebruik te maken van onbenutte capaciteit om een deel van de productie terug te winnen die zij ingevolge schade veroorzakende dumping hadden verloren.

    (133)

    De Commissie erkent dat de instelling van maatregelen negatieve gevolgen kan hebben voor de consumenten en alle marktdeelnemers die in de Gemeenschap bij de distributieketen betrokken zijn. Het is evenwel ook duidelijk dat wanneer de productie in de Gemeenschap (en bijgevolg waarschijnlijk ook de werkgelegenheid in de Gemeenschap in deze productiesector) stijgt, de maatregelen een aantal voordelen voor de Gemeenschap zouden inhouden.

    (134)

    In artikel 21 van de basisverordening staat dat in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de noodzaak om de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen; deze specifieke bepaling moet echter worden gezien in het algemene kader van het afwegen van het belang van de Gemeenschap, zoals in het bovengenoemde artikel is vastgesteld. Bijgevolg moeten de gevolgen voor alle betrokken partijen van het al dan niet instellen van maatregelen worden onderzocht.

    (135)

    Gezien de hoge dumping- en schademarges wordt tot slot geoordeeld dat de overgelegde informatie in dit specifieke geval onvoldoende bewijsmateriaal levert om tot de conclusie te kunnen komen dat de eventuele instelling van maatregelen duidelijk onevenredig zou zijn en tegen de belangen van de Gemeenschap zou indruisen.

    (136)

    Indien de situatie van vóór de instelling van maatregelen (met name het marktaandeel van 53 % van de invoer uit China en het relatief kleine marktaandeel van de medewerkende producenten in de Gemeenschap) ondanks de instelling van maatregelen evenwel onveranderd zou blijven, kunnen de kosten van het eventuele recht die door de consumenten en marktdeelnemers in de Gemeenschap (met inbegrip van importeurs, handelaren en detailhandelaren) moeten worden gedragen, op lange termijn groter blijken te zijn dan het voordeel voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom worden de maatregelen voor twee jaar ingesteld, en zullen onder meer communautaire producenten worden verzocht verslag uit te brengen.

    G.   DEFINITIEVE MAATREGELEN

    (137)

    Eventuele antidumpingmaatregelen moeten toereikend zijn om de door de invoer met dumping veroorzaakte schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen, doch zonder de vastgestelde dumpingmarges te overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen een winst voor belasting te maken die redelijkerwijze, bij normale concurrentieverhoudingen — dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping — kan worden verwezenlijkt. Aangezien de productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de hele beoordelingsperiode niet winstgevend was, werd geoordeeld dat de winstmarge van 5 % die deze bedrijfstak behaalde op andere producten van dezelfde categorie die zij tijdens het OT produceerde en verkocht, een passende winstmarge is waarvan kan worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap die in afwezigheid van schade veroorzakende dumping ook voor het soortgelijke product behaalt.

    (138)

    De vereiste prijsstijging werd vervolgens berekend aan de hand van een vergelijking per productsoort van de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de niet-schadelijke prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte soortgelijke product. De niet-schadelijke prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap zodanig aan te passen dat de bovengenoemde winstmarge daarin tot uiting komt. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de totale cif-waarde bij invoer.

    (139)

    Uit de hierboven vermelde prijsvergelijking is gebleken dat de berekende schademarges tussen de 61,3 en de 160,8 % bedragen en voor alle ondernemingen hoger zijn dan de respectieve dumpingmarges. In het licht van het bovenstaande en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op bepaalde compressoren van oorsprong uit China een definitief antidumpingrecht op het niveau van de dumpingmarges moet worden ingesteld.

    (140)

    Bijgevolg moeten onderstaande antidumpingrechten worden ingesteld:

    Zhejiang Xinlei Mechanical & Electrical Co. Ltd, Wenling

    77,6 %

    Zhejiang Hongyou Air Compressor Manufacturing Co. Ltd, Wenling, en Taizhou Hutou Air Compressors Manufacturing Co. Ltd, Wenling

    76,6 %

    Shanghai Wealth Machinery & Appliance Co. Ltd, Sjanghai en Wealth (Nantong) Machinery Co. Ltd, Nantong

    73,2 %

    Zhejiang Anlu Cleaning Machinery Co. Ltd, Taizhou

    67,4 %

    Nu Air (Shanghai) Compressor and Tools Co. Ltd, Sjanghai

    13,7 %

    FIAC Air Compressors (Jiangmen) Co. Ltd, Jiangmen

    10,6 %

    Medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen (vermeld in de bijlage)

    51,6 %

    Alle andere ondernemingen

    77,6 %

    (141)

    De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderhavige onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde onderneming; op die producten is het voor het gehele land geldende recht van toepassing.

    (142)

    Verzoeken van ondernemingen om de toepassing van een individueel antidumpingrecht (bv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

    (143)

    Er worden maatregelen ingesteld om de producenten in de Gemeenschap van de schadelijke gevolgen van dumping te laten herstellen. Indien zich aanvankelijk een onevenwicht zou voordoen tussen de mogelijke voordelen voor de producenten in de Gemeenschap enerzijds en de kosten voor de consumenten en de overige marktdeelnemers in de Gemeenschap anderzijds, kan dit onevenwicht worden geneutraliseerd door een stijging en/of het weer op gang brengen van de productie in de Gemeenschap. Zoals hierboven reeds vermeld wordt het, gezien de omvang van de last van eventuele rechten en rekening houdend met het feit dat het scenario van een grotere productie in de Gemeenschap misschien geen werkelijkheid wordt, evenwel voorzichtig geacht om de duur van de maatregelen in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden tot twee jaar te beperken.

    (144)

    Deze periode zou voor de producenten in de Gemeenschap lang genoeg moeten zijn om hun productie in Europa te verhogen en/of weer op gang te brengen, terwijl de situatie van de consumenten en andere marktdeelnemers in de Gemeenschap toch niet ernstig in het gedrang wordt gebracht. Er wordt geoordeeld dat een periode van twee jaar het meest geschikt is om te achterhalen of de Europese productie door het instellen van maatregelen inderdaad is gestegen, waardoor de negatieve gevolgen voor importeurs en consumenten werden gecompenseerd.

    (145)

    Het wordt eveneens passend geacht de situatie op de communautaire markt na de instelling van maatregelen van dichtbij te volgen, om de maatregelen eventueel prompt te herzien indien mocht blijken dat met de rechten het beoogde doel, nl. op korte termijn de levensvatbaarheid van bestaande producenten te verzekeren en op middellange termijn hun economische en financiële situatie te verbeteren, niet wordt bereikt.

    (146)

    Daarom zal de producenten in de Gemeenschap worden verzocht geregeld verslag uit te brengen bij de Commissie over de ontwikkeling van een aantal essentiële economische en financiële indicatoren. Ook importeurs en andere betrokken marktdeelnemers kan daarom worden verzocht; zij kunnen eveneens uit eigen beweging dergelijke informatie verstrekken. Op grond van deze gegevens zal de Commissie de situatie van de invoer en de communautaire productie geregeld evalueren, teneinde indien nodig snel te kunnen reageren.

    (147)

    De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen. Belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling ook opmerkingen maken. De opmerkingen van de partijen werden naar behoren onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. Alle partijen ontvingen een gedetailleerd antwoord op hun opmerkingen.

    (148)

    Om een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en in de bijlage bij deze verordening vermelde niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor de laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens gelden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op zuigercompressoren (met uitzondering van zuigercompressorpompen) met een debiet van maximaal 2 kubieke meter (m3) per minuut, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, ingedeeld onder de GN-codes ex84144010, ex84148022, ex84148028 en ex84148051 (Taric-codes 8414401010, 8414802219, 8414802299, 8414802811, 8414802891, 8414805119 en 8414805199).

    2.   Het antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten die door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd, is als volgt:

    Onderneming

    Recht

    Aanvullende Taric-codes

    Zhejiang Xinlei Mechanical & Electrical Co. Ltd, Wenling

    77,6 %

    A860

    Zhejiang Hongyou Air Compressor Manufacturing Co. Ltd, Wenling, en Taizhou Hutou Air Compressors Manufacturing Co. Ltd, Wenling

    76,6 %

    A861

    Shanghai Wealth Machinery & Appliance Co. Ltd, Shanghai en Wealth (Nantong) Machinery Co. Ltd, Nantong

    73,2 %

    A862

    Zhejiang Anlu Cleaning Machinery Co. Ltd, Taizhou

    67,4 %

    A863

    Nu Air (Shanghai) Compressor and Tools Co. Ltd, Sjanghai

    13,7 %

    A864

    FIAC Air Compressors (Jiangmen) Co. Ltd, Jiangmen

    10,6 %

    A865

    Medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen (vermeld in de bijlage)

    51,6 %

    A866

    Alle andere ondernemingen

    77,6 %

    A999

    3.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

    4.   Wanneer een nieuwe producent/exporteur in China ten genoegen van de Commissie aantoont dat:

    hij het in lid 1 beschreven product tijdens de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd („onderzoektijdvak”),

    hij niet verbonden is met een exporteur of producent in China voor wie de antiumpingmaatregelen gelden die bij deze verordening worden ingesteld,

    hij het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd daadwerkelijk naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting heeft om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Gemeenschap uit te voeren,

    hij op marktvoorwaarden opereert in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, dan wel aan de voorwaarden voor een individuele behandeling voldoet overeenkomstig artikel 9, lid 5, van die verordening,

    kan de Raad, met een gewone meerderheid, op een na raadpleging van het Raadgevend Comité door de Commissie ingediend voorstel, lid 2 wijzigen door de nieuwe producent/exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddeld recht van 51,6 % geldt.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing tot en met 21 maart 2010.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 17 maart 2008.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    I. JARC


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

    (2)  PB C 314 van 21.12.2006, blz. 2.

    (3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).


    BIJLAGE

    NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE CHINESE PRODUCENTEN/EXPORTEURS

    Aanvullende Taric-code A866

    Fini (Taishan) Air Compressor Manufacturing Co. Ltd

    Taishan

    Lacme Dafeng Machinery Co. Ltd

    Dafeng

    Qingdao D&D Electro Mechanical Technologies Co. Ltd en Qingdao D&D International Co. Ltd

    Qingdao

    Shanghai Liba Machine Co. Ltd

    Sjanghai

    Taizhou Sanhe Machinery Co. Ltd

    Wenling

    Taizhou Dazhong Air Compressors Co. Ltd

    Wenling

    Taizhou Shimge Machinery & Electronic Co. Ltd

    Wenling

    Quanzhou Yida Machine Equipment Co. Ltd

    Quanzhou


    Top