EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1231

Verordening (EG) nr. 1231/2006 van de Commissie van 16 augustus 2006 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, ten aanzien van ceftiofur en polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat en -trioleaat (Voor de EER relevante tekst)

PB L 225 van 17.8.2006, p. 3–4 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 327M van 5.12.2008, p. 666–669 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2009; stilzwijgende opheffing door 32009R0470

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1231/oj

17.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 225/3


VERORDENING (EG) Nr. 1231/2006 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2006

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, ten aanzien van ceftiofur en polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat en -trioleaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op de artikelen 2 en 3,

Gezien de adviezen van het Europees Geneesmiddelenbureau, die zijn opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn voor voedselproducerende dieren, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(2)

Ceftiofur is momenteel in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor spier, vetweefsel, lever en nieren van runderen en varkens en voor melk van runderen. Deze vermelding moet ook schapen gaan omvatten en worden uitgebreid tot spier, vetweefsel, lever, nieren en melk van alle voedselproducerende zoogdieren.

(3)

Polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat is momenteel in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor alle voedselproducerende soorten. Deze vermelding moet worden vervangen door een vermelding van polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat en -trioleaat voor alle voedselproducerende soorten.

(4)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Voordat deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen, die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2).

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 oktober 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2006 van de Commissie (PB L 192 van 13.7.2006, blz. 3).

(2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).


BIJLAGE

A.   De volgende substantie wordt opgenomen in bijlage I (Lijst van farmacologisch werkzame substanties waarvoor maximumwaarden voor residuen zijn vastgesteld) bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

1.   Infectiewerende middelen

1.2.   Antibiotica

1.2.2.   Cefalosporines

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsels

Ceftiofur

Totaal van alle residuen met intacte bèta-lactamstructuur, uitgedrukt als desfuroylceftiofur

Alle voedselproducerende zoogdieren

1 000 μg/kg

Spier

2 000 μg/kg

Vetweefsel (1)

2 000 μg/kg

Lever

6 000 μg/kg

Nieren

100 μg/kg

Melk

B.   De volgende substantie wordt opgenomen in bijlage II (Lijst van substanties waarvoor geen maximumwaarden voor residuen gelden) bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

3.   Stoffen waarvan algemeen wordt erkend dat ze onschadelijk zijn

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Diersoorten

Polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat en -trioleaat

Alle voedselproducerende soorten”


(1)  Voor varkens betreft deze maximumwaarde voor residuen „huid en vet in natuurlijke verhoudingen”.”


Top