EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R2067

Verordening (EG) nr. 2067/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 voor wat betreft alternatieve methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten (Voor de EER relevante tekst)

PB L 331 van 17.12.2005, p. 12–15 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 327M van 5.12.2008, p. 516–521 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 03/03/2011; stilzwijgende opheffing door 32011R0142

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/2067/oj

17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/12


VERORDENING (EG) Nr. 2067/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 voor wat betreft alternatieve methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 4, lid 2, onder e), artikel 5, lid 2, onder g), artikel 6, lid 2,onder i), en artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 stelt voorschriften vast inzake de methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten. Zij voorziet ook in de mogelijkheid om, na raadpleging van het bevoegde wetenschappelijk comité, aanvullende methoden voor de verwijdering en andere manieren van gebruik van dierlijke bijproducten goed te keuren.

(2)

Op basis van de adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de Commissie, na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (2), tot dusverre vijf procédés goedgekeurd bij wijze van alternatief voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten.

(3)

Op basis van verdere door aanvragers verstrekte informatie na de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (3), heeft EFSA op 22 april 2004 een advies uitgebracht over de verbranding van talk in een thermische ketel en op 2 juni 2004 over het biodieselprocédé als veilige methoden voor de verwijdering van materiaal van categorie 1.

(4)

Op basis van deze evaluatie van EFSA kan het biodieselprocédé ook als een veilige methode worden beschouwd voor de verwijdering en het gebruik van materiaal van categorie 1. Verordening (EG) nr. 92/2005 moet daarom worden gewijzigd om rekening te houden met deze nieuwe evaluatie.

(5)

EFSA constateerde ook dat de verbranding van talk in een thermische ketel als een veilige methode kan worden beschouwd voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten. De voorwaarden waaronder dit procédé als veilig kan worden beschouwd zijn derhalve opgenomen in een nieuwe wijziging van de verordening. Vet dat overeenkomstig de procesparameters wordt behandeld, moet voor verbranding naar andere installaties kunnen worden gebracht om problemen te voorkomen bij de opslag van het resulterende materiaal in bestaande inrichtingen. Er moeten strenge voorwaarden worden toegepast voor de scheiding tussen verbranding en verwerking van levensmiddelen en diervoeders.

(6)

De technische vooruitgang heeft tot de ontwikkeling van een aantal gewijzigde procesparameters geleid voor de eindfasen van de procédés voor biodieselproductie en verbranding van talk in een thermische ketel. Mits een van de in Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde verwerkingsmethoden eerder is toegepast, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten deze gewijzigde procesparameters kunnen goedkeuren.

(7)

De goedkeuring en toepassing van dergelijke alternatieve procédés dient onverminderd andere toepasbare communautaire wetgeving te zijn, met name milieuwetgeving. Dienovereenkomstig kunnen de eisen voor systemen voor de reiniging van gas in het alkalisch hydrolyseprocédé en het biodieselprocédé worden geschrapt.

(8)

Om het gebruik van biodiesel als alternatieve brandstof te vergemakkelijken, hoeft deze niet permanent gemerkt te worden daar het productieproces veilig is.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 92/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, leden 1 en 2, komen als volgt te luiden:

„1.   De procédés alkalische hydrolyse zoals omschreven in bijlage I, biogasproductie door middel van hydrolyse bij verhoogde druk zoals omschreven in bijlage III, biodieselproductie zoals omschreven in bijlage IV en verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel zoals omschreven in bijlage VI, worden goedgekeurd en kunnen door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en de verwijdering van materiaal van categorie 1.

2.   De bevoegde autoriteit kan het gebruik van andere procesparameters toestaan voor het stadium van de biodieselproductie waarnaar wordt verwezen in bijlage IV, punt 1, onder b), i), en voor het stadium van de verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel waarnaar wordt verwezen in bijlage VI, punt 1, onder c), i), indien deze parameters een vergelijkbare reductie inhouden van de risico's voor de volksgezondheid en diergezondheid.”.

2)

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

De procédés alkalische hydrolyse, hydrolyse bij verhoogde temperatuur en druk, productie van biogas door middel van hydrolyse bij verhoogde druk, biodieselproductie, Brookes-vergassing en verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel zoals omschreven in de bijlagen I tot en met VI, worden goedgekeurd en kunnen door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en het gebruik of de verwijdering van materiaal van de categorieën 2 of 3. De bevoegde autoriteit kan het gebruik van andere procesparameters toestaan voor het stadium van de biodieselproductie waarnaar wordt verwezen in bijlage IV, punt 1, onder b), i), en voor het stadium van de verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel waarnaar wordt verwezen in bijlage VI, punt 1, onder c), i), indien deze parameters een vergelijkbare reductie inhouden van de risico's voor de volksgezondheid of diergezondheid.”.

3)

In de titel en de eerste zin van artikel 3, wordt „bijlagen I tot en met V” vervangen door „bijlagen I tot en met VI”.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Resulterend materiaal, met uitzondering van biodiesel geproduceerd overeenkomstig bijlage IV, moet permanent gemerkt worden, voorzover technisch mogelijk met een geur, overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk I, punt 8, van Verordening (EG) nr. 1774/2002.”;

b)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   Dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van de behandeling van materiaal overeenkomstig bijlage IV kunnen echter worden gebruikt voor de in deze bijlage vastgestelde doeleinden.”;

5)

De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening en bijlage VI wordt toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).

(2)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(3)  PB L 19 van 21.1.2005, blz. 27.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 92/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, punt 3, onder b), wordt geschrapt.

2)

Bijlage III, punt 2, onder b) wordt als volgt gelezen:

„b)

Het gedurende dit procédé geproduceerde biogas wordt snel in dezelfde installatie verbrand bij een minimumtemperatuur van 900 °C en vervolgens snel afgekoeld („geblust”).”.

3)

Bijlage IV, punt 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

Het verwerkte vet wordt dan met gebruikmaking van een van de volgende methoden verwerkt:

i)

een procédé waarbij het verwerkte vet van het eiwit wordt gescheiden en de onoplosbare onzuiverheden worden verwijderd tot een maximumgehalte van 0,15 gewichtsprocent, en vervolgens veresterd en omgeësterd. Verestering is echter niet vereist voor verwerkt vet afkomstig van materiaal van categorie 3. Voor de verestering wordt de pH verlaagd tot minder dan 1 door de toevoeging van zwavelzuur (H2SO4) of een gelijkwaardig zuur en het mengsel wordt, terwijl het krachtig wordt omgeroerd, gedurende twee uur tot 72 °C verhit. Omestering wordt uitgevoerd door de pH te verhogen tot ongeveer 14 met kaliumhydroxide of met een gelijkwaardige base bij 35 °C tot 50 °C gedurende ten minste 15 tot 30 minuten. De omestering moet tweemaal worden uitgevoerd onder de in dit punt beschreven omstandigheden met gebruikmaking van een nieuwe baseoplossing. Dit proces wordt gevolgd door raffinage van de producten, waaronder vacuümdistillatie bij 150 °C, waarna biodiesel ontstaat;

ii)

een procédé waarbij gebruik wordt gemaakt van vergelijkbare door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procesparameters.”;

b)

punt c) wordt geschrapt;

c)

het volgende punt 3 wordt toegevoegd:

„3.

De dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van het productieproces met gebruikmaking van de in punt 1, onder b), genoemde normen kunnen worden gebruikt voor verbranding in een goedgekeurde installatie. In het geval van vetfractie afkomstig van materiaal van categorie 3 kunnen de dierlijke bijproducten van het productieproces worden gebruikt voor de productie van technische producten.”.

4)

De volgende bijlage wordt als bijlage VI toegevoegd:

„BIJLAGE VI

Verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel

1.

Onder de verbranding van dierlijk vet wordt verstaan de behandeling van de vetfractie afkomstig van dierlijke bijproducten onder de volgende omstandigheden:

a)

De vetfractie afkomstig van dierlijke bijproducten wordt eerst verwerkt volgens:

i)

in het geval van vetfractie bestemd voor de verbranding in een andere installatie, verwerkingsmethode 1 zoals beschreven in bijlage V, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in het geval van materiaal van de categorieën 1 of 2; en

ii)

een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5 of 7 of, in het geval van materiaal afkomstig van vis, verwerkingsmethode 6, zoals beschreven in bijlage V, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in het geval van materiaal van categorie 1 en 2 bestemd voor verbranding in dezelfde installatie en voor materiaal van categorie 3.

b)

De vetfractie wordt van het eiwit gescheiden en onoplosbare onzuiverheden worden verwijderd tot een maximumgehalte van 0,15 gewichtsprocent.

c)

Na het in a) en b) beschreven procédé wordt het vet:

i)

in een stoomketel verdampt en bij een minimumtemperatuur van 1 100 °C gedurende ten minste 0,2 seconden verbrand; of

ii)

verwerkt met gebruikmaking van vergelijkbare door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procesparameters.

2.

De verbranding van vet afkomstig van materiaal van de categorieën 1 en 2 moet in dezelfde installatie plaatsvinden waar het vet gesmolten wordt, teneinde de opgewekte energie voor de verwerkingsprocessen te gebruiken.

De bevoegde autoriteit kan echter het vervoer van dit vet voor verbranding naar andere installaties toestaan mits:

a)

de installatie van bestemming toestemming voor de verbranding heeft;

b)

strenge voorwaarden worden toegepast voor de scheiding tussen verbranding en de goedgekeurde verwerking van levensmiddelen en diervoeders in dezelfde inrichting.

3.

De verbranding van ander materiaal van dierlijke oorsprong dan dierlijk vet is niet toegestaan.”.


Top