Vyberte pokusně zaváděné prvky, které byste chtěli vyzkoušet

Tento dokument je výňatkem z internetových stránek EUR-Lex

Dokument 32005D0213

    2005/213/EG: Besluit van de Raad van 24 januari 2005 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

    PB L 76 van 22.3.2005, s. 1—2 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 159M van 13.6.2006, s. 254—255 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Právní stav dokumentu Již není platné, Datum konce platnosti: 30/06/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/213/oj

    související mezinárodní dohoda
    související mezinárodní dohoda

    22.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 76/1


    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 24 januari 2005

    betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

    (2005/213/EG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (1) voeren de overeenkomstsluitende partijen, voordat de geldigheidsduur van het aan de overeenkomst gehechte protocol afloopt, onderhandelingen om in onderlinge overeenstemming de inhoud van het protocol voor de volgende periode te bepalen en, in voorkomend geval, te bepalen welke wijzigingen of aanvullingen in de bijlage moeten worden aangebracht.

    (2)

    De partijen hebben van 9 tot en met 13 november 2003 in Abidjan onderhandeld over een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie. Dit protocol voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 is op 3 maart 2004 in Brussel geparafeerd.

    (3)

    Op grond van dit protocol krijgen de vissers van de Gemeenschap voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 vangstmogelijkheden toegewezen in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Ivoorkust.

    (4)

    Om een onderbreking van de visserijactiviteit van de vaartuigen van de Gemeenschap te voorkomen, moet het betrokken protocol zo spoedig mogelijk worden toegepast. Daarom hebben de twee partijen een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling geparafeerd die voorziet in de voorlopige toepassing van het geparafeerde protocol vanaf de dag volgende op die waarop het geldende protocol afloopt. Deze overeenkomst moet worden goedgekeurd.

    (5)

    Er moet worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld, uitgaande van de traditionele verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de visserijovereenkomst.

    (6)

    De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient te worden goedgekeurd, onder voorbehoud van sluiting door de Raad,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

    De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling en die van het protocol zijn aan dit besluit gehecht.

    Artikel 2

    1.   De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

    a)

    demersale visserij:

    Spanje: 1 300 brt (brutoregisterton) per maand gemiddeld op jaarbasis;

    b)

    tonijnvisserij:

    i)

    vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

    Frankrijk: 17 vaartuigen,

    Spanje: 17 vaartuigen;

    ii)

    vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

    Spanje: zes vaartuigen,

    Portugal: vijf vaartuigen;

    iii)

    vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

    Frankrijk: drie vaartuigen.

    2.   Als met de vergunningsaanvragen van deze lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie aanvragen van andere lidstaten in overweging nemen.

    Artikel 3

    De lidstaten waarvan vaartuigen in het kader van deze overeenkomst vissen, melden de Commissie de hoeveelheden van elk bestand die in de visserijzone van Ivoorkust zijn gevangen, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (2).

    Artikel 4

    De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

    Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    F. BODEN


    (1)  PB L 379 van 31.12.1990, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (PB L 102 van 12.4.2001, blz. 3).

    (2)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


    Nahoru

    22.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 76/3


    OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

    inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

    Mijnheer,

    Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

    In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

    Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

    Hoogachtend,

    Voor de regering van Ivoorkust

    Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die luidt als volgt:

    „Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

    In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

    Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.”.

    Ik heb de eer u te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

    Hoogachtend,

    Namens de Raad van de Europese Unie


    PROTOCOL

    tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van ivoorkust

    Artikel 1

    1.   De krachtens artikel 2 van de overeenkomst verleende vangstmogelijkheden worden voor een periode van drie jaar, ingaande op 1 juli 2004, vastgesteld op:

    a)

    vriestrawlers voor de visserij op demersale soorten, en met name op schaaldieren in diep water, koppotigen en demersale vis: 1 300 brt (brutoregisterton) (1) per maand op jaarbasis;

    b)

    vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: drie vaartuigen;

    c)

    vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: elf vaartuigen;

    d)

    vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 34 vaartuigen.

    2.   Op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst mogen vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren, slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Ivoorkust indien daarvoor in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage een vergunning is verleend.

    Artikel 2

    De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen op verzoek van de Europese Gemeenschap in onderling overleg worden verhoogd, voorzover de rationele exploitatie van de visbestanden van Ivoorkust daardoor niet in gevaar komt.

    In dit geval wordt de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie evenredig verhoogd pro rata temporis.

    Artikel 3

    1.   De financiële tegenprestatie voor de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden en de steun voor het in artikel 4 bedoelde sectorale beleid wordt vastgesteld op 1 065 000 EUR per jaar.

    2.   Voor de tonijnvisserij heeft deze financiële tegenprestatie betrekking op een vangst van 9 000 t per jaar in de wateren van Ivoorkust. Als de vaartuigen van de Gemeenschap in de visserijzone van Ivoorkust een grotere hoeveelheid vangen, wordt dit bedrag dienovereenkomstig verhoogd. Het totaalbedrag van de door de Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan tweemaal het in lid 1 genoemde bedrag.

    3.   De jaarlijkse financiële tegenprestatie wordt betaald uiterlijk op 31 december van elk jaar waarin het protocol van toepassing is. Voor de besteding van deze financiële tegenprestatie is uitsluitend de regering van Ivoorkust bevoegd, met inachtneming van artikel 4.

    Artikel 4

    1.   De partijen stellen doelstellingen vast voor een duurzaam beheer van de visbestanden van Ivoorkust. De in artikel 3, lid 1, vastgestelde financiële tegenprestatie is bestemd voor de financiering van maatregelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, die ter indicatie en volgens de onderstaande verdeling zijn vastgesteld in het meerjarige sectorale programma van de regering van Ivoorkust:

    a)

    financiering van wetenschappelijke programma’s, waaronder een campagne met een trawler door een onderzoeksschip, om de kennis over de visbestanden en de biologische situatie in de visserijzones van Ivoorkust te vergroten: 200 000 EUR;

    b)

    steun voor het toezicht, de controle en de bewaking van de visserij, onder meer de tenuitvoerlegging van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS), vóór het einde van het tweede jaar van de looptijd van dit protocol: 280 000 EUR;

    c)

    verbetering van de visserijstatistieken: 100 000 EUR;

    d)

    steun aan het voor visserij bevoegde ministerie (Ministère de la production animale et des ressources halieutique de la Côte d'Ivoire) voor het opzetten en uitvoeren van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de visserij: 485 000 EUR.

    2.   Gedurende het eerste jaar van de looptijd van het protocol worden de maatregelen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, alsmede de jaarlijkse bedragen die daaraan worden toegewezen, in overeenstemming met het meerjarige sectorale programma vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie. Dit programma wordt uiterlijk op 1 oktober 2004 ingediend bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust en moet worden goedgekeurd door de Gemengde Commissie zoals bedoeld in artikel 10 van de overeenkomst.

    Met ingang van het tweede jaar van de looptijd van het protocol dient het voor visserij bevoegde ministerie uiterlijk op 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006 een gedetailleerd verslag inzake de tenuitvoerlegging van het programma en de behaalde resultaten in bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust.

    De twee partijen kunnen in onderling overleg besluiten de in artikel 4, lid 1, bedoelde maatregelen en de daarmee samenhangende bedragen te wijzigen.

    Nadat de Gemengde Commissie voor het eerste jaar van de looptijd van het protocol het meerjarige sectorale programma en voor de twee daaropvolgende jaren het uitvoeringsverslag heeft goedgekeurd, worden de jaarlijkse bedragen elk jaar uiterlijk op 31 december overgemaakt op de door het voor visserij bevoegde ministerie meegedeelde en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurde bankrekening.

    De Gemengde Commissie komt uiterlijk vier maanden na de datum waarop het protocol verjaart, dat wil zeggen uiterlijk op 1 november van elk jaar dat het protocol van toepassing is, bijeen.

    De Commissie van de Europese Gemeenschappen kan het voor visserij bevoegde ministerie vragen om aanvullende inlichtingen te verstrekken over de resultaten van de uitvoeringsverslagen.

    Artikel 5

    Als de Europese Gemeenschap een van haar in de artikelen 3 en 4 bedoelde financiële verplichtingen niet nakomt, kan de Republiek Ivoorkust de uitvoering van haar verplichtingen op grond van de visserijovereenkomst schorsen.

    Artikel 6

    Indien de uitoefening van de visserijactiviteiten in de visserijzone van Ivoorkust als gevolg van ernstige omstandigheden, natuurverschijnselen daaronder niet begrepen, onmogelijk is, kan de Europese Gemeenschap na overleg met de andere partij de betaling van de financiële tegenprestatie schorsen.

    De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de toestand opnieuw normaal is en nadat beide partijen na overleg hebben bevestigd dat de situatie hervatting van de visserijactiviteiten weer toelaat.

    De geldigheidsduur van de op grond van artikel 4 van de overeenkomst aan de vaartuigen van de Gemeenschap verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

    Artikel 7

    De bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt vervangen door de bijlage bij dit protocol.

    Artikel 8

    De Commissie van de Europese Gemeenschappen en de autoriteiten van Ivoorkust nemen alle nodige maatregelen om de toestand van de visbestanden te evalueren.

    Daartoe wordt een gezamenlijk Wetenschappelijk Comité opgericht dat op gezette tijden en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. Dit comité bestaat uit wetenschappers die in onderling overleg door de partijen worden gekozen.

    Op basis van de conclusies van het Wetenschappelijk Comité en met inachtneming van de beste wetenschappelijke adviezen die beschikbaar zijn, plegen de partijen overleg in het kader van de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde Gemengde Commissie, teneinde eventueel in onderling overleg de vangstmogelijkheden en de voorwaarden voor de visserij aan te passen.

    Artikel 9

    De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake de fundamentele principes en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Europese Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling, alsmede de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

    De arbeidsovereenkomsten van de lokale zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een exemplaar ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde plaatselijke autoriteiten. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering. De bezoldiging van de plaatselijke zeelieden mag niet lager zijn dan die welke wordt toegepast voor de bemanningen in de staat die de visserijovereenkomst heeft gesloten, en mag in geen geval lager zijn dan de normen waarin de IAO voorziet.

    Wanneer de werkgever een plaatselijke onderneming is, moet de arbeidsovereenkomst de naam van de reder en de vlaggenstaat vermelden.

    Voorts garandeert de reder iedere aangemonsterde plaatselijke zeeman levens- en werkomstandigheden aan boord die vergelijkbaar zijn met die van de zeelieden uit de Europese Gemeenschap.

    Artikel 10

    Dit protocol treedt in werking op de datum van ondertekening.

    Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2004.


    (1)  Zoals gedefinieerd bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

    Nahoru