Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R2268

    Verordening (EG) nr. 2268/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 395 van 31.12.2004, p. 56–67 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009: This act has been changed. Current consolidated version: 04/08/2005

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/2268/oj

    31.12.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 395/56


    VERORDENING (EG) Nr. 2268/2004 VAN DE RAAD

    van 22 december 2004

    tot instelling van definitieve antidumpingrechten op wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), met name artikel 11, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Thans geldende maatregelen

    (1)

    Bij Verordening (EEG) nr. 2737/90 (2) stelde de Raad een definitief antidumpingrecht in van 33 % op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Bij Besluit 90/480/EEG (3) aanvaardde de Commissie door twee grote exporteurs aangeboden verbintenissen betreffende dit product, op voorwaarde dat bepaalde maatregelen werden genomen.

    (2)

    Na de intrekking van de verbintenissen door de betreffende twee Chinese exporteurs stelde de Commissie bij Verordening (EG) nr. 2286/94 (4) een voorlopig antidumpingrecht in op de invoer van het betrokken product.

    (3)

    Bij Verordening (EG) nr. 610/95 (5) wijzigde de Raad Verordening (EEG) nr. 2737/90 en stelde hij een definitief recht in van 33 % op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide. Na een procedure ingeleid op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („het vorige herzieningsonderzoek”), werden deze maatregelen bij Verordening (EG) nr. 771/98 (6) met vijf jaar verlengd.

    2.   Huidig onderzoek

    (4)

    Na de publicatie van het bericht van het op handen zijnde vervallen van de thans geldende antidumpingmaatregelen op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (7), kreeg de Commissie op 9 januari 2003 een verzoek voor een herzieningsonderzoek. Het verzoek was ingediend door Eurometaux („de indiener”), namens producenten die goed zijn voor een groot deel van de totale productie in de Gemeenschap, in dit geval meer dan 80 %. Het verzoek was ingediend, omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (5)

    Na in overleg met het Raadgevend Comité te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een herzieningsonderzoek in te leiden, is de Commissie een onderzoek gestart, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening (8).

    3.   Verzoek om een tussentijdse herziening

    (6)

    Op 25 november 2003 kreeg de Commissie van de indiener tevens een verzoek voor een tussentijdse herziening, namens producenten die goed zijn voor een groot deel van de totale productie in de Gemeenschap.

    (7)

    Volgens de indiener is een nieuw type product op de markt gebracht, dat dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken en eindtoepassingen heeft als het product waarop de geldende maatregelen inzake de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China betrekking hebben. Hoewel de maatregelen er niet voor gelden, is het nieuwe type product volgens de indiener in feite een onderdeel van het betrokken product. Volgens de indiener zijn de huidige maatregelen bijgevolg niet langer toereikend om de schadeveroorzakende dumping tegen te gaan, en moet de reikwijdte van de maatregelen derhalve worden aangepast om het nieuwe type product onder de product-definitie te laten vallen.

    (8)

    Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende reden is om een gedeeltelijke tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden. Op 31 maart 2004 (9) heeft de Commissie een herzieningsonderzoek geopend, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, dat uitsluitend betrekking heeft op de definitie van het betrokken product. Dit onderzoek is nog steeds gaande.

    4.   Bij het onderzoek betrokken partijen

    (9)

    De Commissie bracht de producenten, de importeurs en afnemers, alsmede de exporteurs in de Volksrepubliek China officieel op de hoogte van de instelling van het onderzoek.

    (10)

    De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord.

    (11)

    De Commissie zond alle haar bekende betrokken partijen een vragenlijst en ontving antwoorden van de drie producenten in de Gemeenschap die een klacht hadden ingediend, een andere producent in de Gemeenschap, een importeur die tevens een afnemer was van het betrokken product, zeven exporteurs/producenten, een in Hongkong gevestigde handelaar, een handelaar/importeur in Duitsland en een producent in het referentieland. Alle partijen konden hun standpunt schriftelijk bekendmaken en werden, voor zover zij dat wensten, gehoord.

    (12)

    De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij nodig had voor haar onderzoek en voerde controles ter plaatse uit bij de volgende ondernemingen:

    a)

    Producenten in de Gemeenschap

    Wolfram Bergbau und Hütten-GmbH Nfg. KG, St. Peter, Oostenrijk

    H. C. Starck GmbH & Co. KG, Goslar, Duitsland

    Eurotungstène poudres SA, Grenoble, Frankrijk

    b)

    Importeurs / afnemers in de Gemeenschap

    Harditalia SpA and F.I.L.M.S. SpA, Anzola D'ossola, Italy (verwante bedrijven)

    c)

    Exporteurs in de Volksrepubliek China

    Nanchang Cemented Carbide Co., Ltd, Nanchang City, provincie Jiangxi

    Xiamen Golden Egret Special Alloy Co., Ltd, Xiamen City, provincie Fujian

    Zhuzhou Cemented Carbide Works Import & Export Company, Zhuzhou City, provincie Hunan

    Zigong Cemented Carbide Corp., Ltd, Zigong City, provincie Sichuan

    d)

    Producent in het referentieland

    Osram Sylvania Inc., Towanda, Pennsylvania, Verenigde Staten

    5.   Onderzoektijdvak

    (13)

    Het onderzoek naar de voortzetting en/of herhaling van dumping en daardoor ontstane schade bestreek de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting van de dumping en de herhaling van schade bestreek de periode van 1998 tot en met het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

    6.   Betrokken product en soortgelijk product

    6.1.   Betrokken product

    (14)

    Er wordt aan herinnerd dat, als gevolg van het vermeende op de markt brengen van een nieuw type product, dat dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken en eindtoepassingen heeft als het product waarop de geldende maatregelen betrekking hebben, op 31 maart 2004 een gedeeltelijke tussentijdse herzieningsprocedure is ingeleid, die uitsluitend betrekking heeft op de definitie van het betrokken product (zie punt 6 tot en met 8).

    (15)

    Het onder deze herzieningsprocedure vallende product is echter hetzelfde als het product waarop Verordening (EEG) nr. 2737/90 van de Raad en de daarop volgende wijzigingen betrekking hebben, dat wil zeggen wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide vallende onder GN-code 2849 90 30.

    (16)

    Wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide zijn verbindingen van koolstof en wolfraam die door warmtebehandeling worden vervaardigd (carbonering in het geval van wolfraamcarbide, smelten in het geval van gesmolten wolfraamcarbide). Beide producten zijn halffabrikaten die gebruikt worden bij de vervaardiging van hardmetalen componenten in gecementeerde snijgereedschappen op carbidebasis en bij slijtvaste componenten, in abrasiebestendige coatings, boren voor olieboringen en mijnbouwgereedschap, in trekogen en mondstukken voor het draadtrekken en smeden van metalen.

    (17)

    Sommige exporteurs voerden aan dat wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide verschillende producten waren. Dit was gebaseerd op het feit dat de productieprocessen verschillend zijn, alsmede op de verschillende eindtoepassingen.

    (18)

    Er wordt aan herinnerd dat, overeenkomstig punt 11 van Verordening (EG) nr. 771/98 van de Raad, het onderzoek had uitgewezen dat, ondanks het verschillende productieproces, wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide een identieke chemische samenstelling hebben (beide bestaan uit ongeveer 92 à 94 % wolfraammetaal en 4 à 6 % koolstof) en afkomstig zijn uit hetzelfde stadium van de wolfraamproductieketen, dat wil zeggen tussen wolfraammetaalpoeder en gereedschap op carbidebasis en slijtvaste materialen. Voorts hebben ze dezelfde industriële toepassingen, dat wil zeggen voor verbindingen voor opper-vlakteverharding. Hoewel voor bepaalde specifieke en beperkte toepassingen waar meer slijtvastheid en een hogere schuurweerstand nodig zijn, alleen gesmolten wolfraamcarbide wordt gebruikt, zijn gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide over het algemeen onderling verwisselbaar. Bijgevolg werd vastgesteld dat gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide evenals in het oorspronkelijk onderzoek, voor dit onderzoek worden beschouwd als één product.

    (19)

    Er is geen steekhoudend argument naar voren gebracht om een andere aanpak te rechtvaardigen, die tot een andere conclusie zou leiden dan die van een eerder herzieningsonderzoek. Verder is er geen groot prijsverschil op de markt tussen gesmolten wolfraamcarbide en wolfraamcarbide, omdat de lichte extra bewerking van gesmolten wolfraamcarbide wordt gecompenseerd door de minder verfijnde selectie van de korrelgrootte. Wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide dienen voor de doeleinden van dit onderzoek dan ook te worden beschouwd als één product dat dezelfde basiskenmerken heeft.

    6.2.   Soortgelijk product

    (20)

    Net als eerdere onderzoeken, bevestigt dit herzieningsonderzoek dat de uit de Volksrepubliek China uitgevoerde producten en de door de communautaire producenten en de producenten in het referentieland vervaardigde en verkochte producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening soortgelijke producten zijn, omdat zij in wezen dezelfde fysieke kenmerken en eindtoepassingen hebben.

    B.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

    1.   Inleidende opmerkingen

    (21)

    Bij wijze van algemene achtergrondinformatie wordt eraan herinnerd dat de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, die in 1990 leidde tot de instelling van maatregelen, gedurende het onderzoektijdvak van negen maanden 117 ton bedroeg, overeenkomend met een marktaandeel van 5,3 %. De dumpingmarge bedroeg op dat moment 73,13 %. Gedurende het onderzoektijdvak van het vorige herzieningsonderzoek bedroeg de invoer 234 ton, overeenkomend met een marktaandeel van 5 %, terwijl de dumpingmarge 30,6 % bedroeg.

    2.   Status van markteconomie en referentieland

    (22)

    Er wordt aan herinnerd dat geen van de exporteurs van het betrokken product in eerdere onderzoeken de status van markteconomie had gekregen. Medewerkende exporteurs voerden aan dat de mogelijkheid om de status van markteconomie te verlenen, onderzocht diende te worden overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening, waarbij zij er tevens op wezen dat de basisverordening geen bepalingen bevat die ertoe strekken dat medewerkende exporteurs niet de status van markteconomie kunnen krijgen bij een herziening overeenkomstig artikel 11, lid 2), van de basisverordening.

    (23)

    Er wordt aan herinnerd dat het huidige onderzoek een herzieningsprocedure is, naar aanleiding waarvan maatregelen kunnen worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet gewijzigd. Overeenkomstig de vaste praktijk van de instellingen, dienen claims inzake de status van markteconomie derhalve te worden behandeld in de context van de tussentijdse herzieningen, aangezien het niveau van de maatregelen bij een tussentijdse herziening mag worden aangepast.

    (24)

    De medewerkende exporteurs hebben ook vragen gesteld in verband met de gepastheid van het gebruik van de Verenigde Staten als derde land met een markteconomie („referentieland”), waarbij zij onder meer het verschil in BBP per hoofd van de bevolking tussen de Volksrepubliek China en de Verenigde Staten aanhaalden als reden waarom dat niet gepast zou zijn. In plaats daarvan stelden de medewerkende exporteurs voor om de Republiek Korea of de Tsjechische Republiek te gebruiken, aangezien het BBP per hoofd van de bevolking in die landen meer overeenstemt met het peil van het BBP in de Volksrepubliek China.

    (25)

    Het vraagstuk van het BBP per hoofd van de bevolking is op zich geen bepalende factor bij de besluitvorming over de geschiktheid van een referentieland. De Verenigde Staten werden in het vorige onderzoek aangemerkt als geschikt referentieland en de omstandigheden zijn niet dusdanig veranderd dat dit land in het huidige onderzoek niet langer geschikt is als referentieland. Verder is er geen afdoend bewijs geleverd waaruit blijkt dat de Republiek Korea of de Tsjechische Republiek geschikter zijn.

    (26)

    Osram Sylvania Inc., een producent van het betrokken product in de Verenigde Staten, had aangeboden mee te werken aan het onderzoek en in dat verband werd onderzocht of de binnenlandse verkoopcijfers van Osram Sylvania Inc. aanzienlijk waren vergeleken met het volume van de export van het betrokken product door de Volksrepubliek China. Hieruit bleek dat het volume van de binnenlandse verkoop van Osram Sylvania Inc. aan binnenlandse klanten, in het kader van normale handelstransacties, aanzienlijk groter was dan 5 % van de export van de Chinese exporteurs naar de Gemeenschap, zoals vereist is indien de normale waarde gebaseerd wordt op binnenlandse verkoopprijzen.

    (27)

    Derhalve werd, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening besloten de Verenigde Staten in deze procedure aan te houden als referentieland en de binnenlandse verkoopcijfers van Osram Sylvania Inc. te gebruiken als basis voor de vaststelling van de normale waarde.

    3.   Normale waarde

    (28)

    Onderzocht werd of de binnenlandse verkoop van Osram Sylvania Inc. aan onafhankelijke klanten beschouwd kon worden als verkoop in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (29)

    Daarbij bleek dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de verkoop gedurende het onderzoektijdvak hoger was dan de gewogen gemiddelde productiekosten per eenheid. De volledige binnenlandse verkoop werd derhalve beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties.

    (30)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening, was de normale waarde gebaseerd op de prijzen van de binnenlandse verkoop van Osram Sylvania Inc. van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide aan onafhankelijke klanten in de Verenigde Staten gedurende het onderzoektijdvak.

    4.   Uitvoerprijs

    (31)

    Vijf van de zeven medewerkende exporteurs namen gedurende het onderzoektijdvak bijna de volledige uitvoer voor hun rekening van de Volksrepubliek China naar onafhankelijke klanten in de Gemeenschap. De andere twee medewerkende exporteurs hebben het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap uitgevoerd. De exportprijs kon derhalve worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening (dat wil zeggen op basis van de feitelijk in rekening gebrachte prijzen van de vijf medewerkende exporteurs).

    5.   Vergelijking

    (32)

    Teneinde een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, werden correcties toegepast voor verschillen die verband houden met vervoer, verpakking, verzekering, kredietkosten, betalingstermijnen, lading, overlading en lossing en daarmee verband houdende kosten, waarvan werd beweerd en is aangetoond dat zij van invloed zijn op de prijzen en, dientengevolge, op de vergelijkbaarheid daarvan.

    6.   Dumpingmarge

    (33)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening, werd de normale waarde vergeleken met de exportprijs. Beide werden berekend af fabriek, en de vergelijking vond plaats in hetzelfde handelsstadium.

    (34)

    Teneinde de dumpingmarge te berekenen, werd de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs naar de Gemeenschap af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Uit deze vergelijking bleek dat de dumpingmarge circa 31 % bedroeg, wat dicht bij het huidige antidumpingrecht ligt.

    7.   Mogelijke voortzetting van de dumping

    (35)

    Aangezien de dumping niet is beëindigd, werd onderzocht of de mogelijkheid bestaat dat de uitvoer van het betrokken product tegen dumpingprijzen wordt voortgezet. In deze context werd rekening gehouden met factoren als de productiecapaciteit van de producenten van het betrokken product in de Volksrepubliek China en hun verkoopprijzen naar andere derde landen en op de binnenlandse markt in de Volksrepubliek China.

    7.1.   Onbenutte productiecapaciteit

    (36)

    Als vermeld in punt 31, waren er vijf medewerkende exporteurs in de Volksrepubliek China die het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak hebben uitgevoerd naar de Gemeenschap.

    (37)

    Twee van deze exporteurs produceerden het betrokken product zelf, dat wil zeggen dat de productie en uitvoerverkoop plaatsvonden in dezelfde juridische entiteit.

    (38)

    Twee andere exporteurs hadden banden met productiebedrijven, dat wil zeggen dat de productie en uitvoerverkoop plaatsvonden in twee afzonderlijke, maar met elkaar verband houdende juridische entiteiten.

    (39)

    De vijfde exporteur had geen banden met een productiebedrijf. De producten werden in plaats daarvan gekocht bij de in de punten 37 en 38 genoemde producenten/exporteurs, waarna zij werden uitgevoerd.

    (40)

    De vier exporteurs met productiefaciliteiten hadden gedurende het onderzoektijdvak een gecombineerde theoretische (10) capaciteit van 9 850 ton en een totale productie van 8 460 ton, hetgeen overeenkomt met een benuttingsgraad van 86 %. De vier producerende exporteurs hebben derhalve een onbenutte productiecapaciteit van 1 390 ton, hetgeen overeenkomt met 21,5 % van het berekende verbruik van het betrokken product voor de vrije markt (6 461 ton) (11).

    (41)

    De twee andere medewerkende exporteurs die het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd, hebben ook informatie overgelegd over hun productie en verkoop gedurende het onderzoektijdvak. Een van deze twee exporteurs was een handelaar zonder eigen productie, de andere had zijn eigen productiecapaciteit, met een productiecapaciteit van circa 200 ton en een feitelijke productie gedurende het onderzoektijdvak van 49 ton.

    (42)

    De gecombineerde capaciteit van de zeven exporteurs bedroeg 10 050 ton. De zeven exporteurs hadden gedurende het onderzoektijdvak een onbenutte productiecapaciteit van 1 541 ton, hetgeen overeenkomt met circa 24 % van het verbruik op de vrije markt in de Gemeenschap, als gedefinieerd in punt 41 hierboven. Deze onbenutte capaciteit is een duidelijke indicatie dat de Chinese exporteurs kunnen kiezen voor een aanzienlijke vergroting van hun uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschapsmarkt indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Er wordt aan herinnerd dat de totale uitvoer van de medewerkende exporteurs 239 ton bedroeg, oftewel bijna 100 % van de totale invoer van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak, en dat de medewerkende exporteurs derhalve vrijwel de volledige uitvoer naar de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

    7.2.   Verkoop van exporteurs uit de Volksrepubliek China op de binnenlandse markt en in derde landen

    (43)

    Sinds de invoering van de huidige maatregelen hebben de Chinese exporteurs hun competentie met betrekking tot de benutting van het betrokken product in een later stadium van de productie vergroot, met name in de werktuigindustrie (gebruik van gecementeerde carbiden).

    (44)

    Gedurende het onderzoektijdvak is circa 4 846 ton (57 %) van de totale productie van de vijf medewerkende exporteurs verder bewerkt, terwijl 1 557 ton (18 %) op de binnenlandse markt werd verkocht en 2 021 ton (24 %) door de medewerkende exporteurs werd uitgevoerd.

    (45)

    De onderstaande tabel bevat een overzicht van de gemiddelde verkoopprijs naar bestemming van de vijf medewerkende exporteurs gedurende het onderzoektijdvak, en een vergelijking met de gemiddelde verkoopprijs van de producenten in de Gemeenschap:

     

    Gemiddelde verkoopprijs/kg (EUR) (CIF)

    Vergeleken met de gemiddelde verkoopprijs van de EG-bedrijfstak in de Gemeenschap.

    Binnenlandse verkoop

    9,79

    – 34 %

    Uitvoer naar Japan

    11,99

    – 20 %

    Uitvoer naar de Verenigde Staten

    12,54

    – 16 %

    Uitvoer naar andere landen in Zuidoost-Azië

    12,33

    – 17 %

    Uitvoer naar de Europese Gemeenschap

    12,59

    – 16 %

    Uitvoer naar andere bestemmingen

    12,30

    – 18 %

    (46)

    Zoals hieruit blijkt, hebben Chinese exporteurs er niet alleen alle belang bij om hun bestaande onbenutte capaciteit te gebruiken en de verkoop naar de Gemeenschap te vergroten, maar ook om in elk geval een gedeelte van hun binnenlandse verkoop en hun verkoop aan derde landen te verschuiven naar de Gemeenschap. Het is namelijk zo dat, vergeleken met de prijzen die de medewerkende exporteurs in rekening kunnen brengen op de binnenlandse markt, de prijzen op de communautaire markt de Gemeenschap tot een zeer aantrekkelijke markt maken, indien men de bestaande antidumpingmaatregelen zou laten verstrijken.

    (47)

    Vergeleken met de Chinese uitvoer naar andere derde landen, zoals Japan en de Verenigde Staten, maken de prijzen in de Gemeenschap deze tot een zeer aantrekkelijke markt, en het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de Gemeenschapsmarkt bij intrekking van de maatregelen is groot.

    (48)

    Het is dan ook mogelijk dat, indien de maatregelen worden ingetrokken, aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product worden verkocht tegen prijzen die lager zijn dan de gemiddelde verkoopprijs van de EG-bedrijfstak en dat die bedrijfstak daardoor schade wordt berokkend.

    8.   Conclusie

    (49)

    Als vermeld in punt 34, hebben de Chinese exporteurs hun dumpingpraktijken niet beëindigd. De dumpingmarge die gedurende het onderzoektijdvak is vastgesteld, bedroeg 31 %, hetgeen ongeveer overeenstemt met het niveau van de dumpingmarge die in het vorige herzieningsonderzoek was vastgesteld.

    (50)

    De gecombineerde capaciteit van de vijf medewerkende producenten/exporteurs bedroeg gedurende het onderzoektijdvak 10 050 ton, hetgeen meer is dan de gecombineerde capaciteit van de EG-bedrijfstak. Verder hadden de vijf medewerkende producenten/exporteurs gedurende het onderzoektijdvak een onbenutte productiecapaciteit van circa 24 % van het verbruik op de vrije markt in de Gemeenschap.

    (51)

    Met betrekking tot de exportprijzen van het betrokken product van de Volksrepubliek China gedurende het onderzoektijdvak, moet worden opgemerkt dat de gemiddelde verkoopprijzen naar de Gemeenschapsmarkt voor Chinese exporteurs op een aantrekkelijk niveau liggen. Derhalve moet bij intrekking van de maatregelen rekening worden gehouden met het risico van voortzetting van de schadelijke dumping. Voorts bestaat, gezien de prijsverschillen die in het onderzoektijdvak bestonden tussen de exportprijzen van de medewerkende exporteurs van het betrokken product naar de Gemeenschap en die naar derde landen, ook de mogelijkheid dat de uitvoer van producten naar andere markten (bijvoorbeeld Japan en de Verenigde Staten) wordt verlegd naar de Gemeenschap teneinde die producten daar met dumping in te voeren, aangezien de prijzen in de Gemeenschap hoger zijn dan die op de andere grote uitvoermarkten.

    (52)

    Samengevat, alle indicatoren wijzen erop dat de invoer in de Gemeenschap met dumping uit de Volksrepubliek China wordt voortgezet en dat de hoeveelheden alleen maar zullen toenemen als de maatregelen worden ingetrokken.

    C.   BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (53)

    In het onderzoektijdvak werd het betrokken product vervaardigd door:

    drie van de producenten door wie de klacht is ingediend, die de Commissie bij het onderzoek volledige medewerking verleenden. Zij vervaardigden het betrokken product voor de verkoop aan derden tegen door de markt bepaalde prijzen („de vrije markt”);

    een andere producent die voor de vrije markt produceerde en de klacht steunde, maar geen medewerking verleende aan het onderzoek;

    drie producenten die het betrokken product vervaardigden voor intern gebruik. Een van deze producenten verleende medewerking; de andere steunden het onderzoek niet, maar werkten het ook niet tegen.

    (54)

    Voor de producenten die het betrokken product voor intern gebruik vervaardigen, gaat het om een tussenproduct dat volledig wordt verbruikt bij de vervaardiging van hoogwaardige producten verderop in het productieproces. Hun productie wordt niet op de vrije markt verkocht.

    (55)

    Het onderscheid tussen productie voor intern gebruik en productie voor de vrije markt is relevant voor de analyse van de economische situatie op de markt van de Gemeenschap en de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat voor intern gebruik vervaardigde producten niet rechtstreeks concurreren met ingevoerde producten. De productie voor de verkoop op de vrije markt bleek daarentegen rechtstreeks te concurreren met het ingevoerde product uit de Volksrepubliek China. In verband hiermee worden de situatie op de vrije markt en de markt voor intern gebruik verschillend beoordeeld.

    (56)

    De productie van de drie medewerkende producenten in de Gemeenschap die voor de vrije markt produceerden en volledige medewerking verleenden, bedroeg circa 89 % van de totale productie van het betrokken product voor de vrije markt in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Deze producenten in de Gemeenschap vormen daarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

    D.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE GEMEENSCHAP

    1.   Algemeen

    1.1.   Invoergegevens

    (57)

    Voor het bepalen van de invoergegevens is gebruik gemaakt van de gegevens van Eurostat over de omvang van de invoer van producten vallende onder GN-code 2849 90 30 en de geverifieerde uitvoergegevens van de medewerkende exporteurs in de Volksrepubliek China.

    1.2.   Gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (58)

    De gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn afkomstig van de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst die verstrekt werden door de medewerkende producenten in de Gemeenschap die het betrokken product vervaardigden voor de verkoop op de vrije markt, en van de medewerkende producent die het betrokken product vervaardigde voor intern gebruik.

    1.3.   Verbruik in de Gemeenschap

    (59)

    Het zichtbare verbruik van het betrokken product op de vrije markt van de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van:

    de totale omvang van de invoer in de Gemeenschap volgens de gegevens van Eurostat, plus

    de totale geverifieerde verkoop aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Gemeenschap door de drie medewerkende producenten in de Gemeenschap die voor de vrije markt produceerden.

    (60)

    Het verbruik op de vrije markt van de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode met 9 % gestegen. Deze stijging volgde echter op een periode met wisselende trends. Na een afname in de periode 1998—1999 nam het verbruik in de periode tot 2001 toe tot een piek van 7 949 ton, waarna het in het onderzoektijdvak weer terugviel tot 6 461 ton.

     

    1998

    1999

    2000

    2001

    Onderzoektijdvak

    Verbruik op de vrije markt (ton)

    5 947

    5 393

    6 706

    7 949

    6 461

    1998 = 100

    100

    91

    113

    134

    109

    (61)

    De aanzienlijke stijging van het verbruik op de vrije markt in 2000—2001 kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan de sterkere economische activiteit in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, en gedeeltelijk aan de ingebruikname van een nieuw stelsel van exportvergunningen in de Volksrepubliek China. Dat laatste veroorzaakte grootschalige inkoop (opbouw van voorraden door de gebruikers) tegen het einde van 2000 en gedurende 2001, uit vrees voor een mogelijk tekort aan grondstoffen en het betrokken product.

    2.   Invoer uit de Volksrepubliek China

    2.1.   Omvang en marktaandeel

    (62)

    De omvang van de invoer uit de Volksrepubliek China vertoont in de beoordelingsperiode een enigszins wisselende ontwikkeling, die eindigt met een toename van de omvang ten opzichte van 1998. Dit wordt weerspiegeld in een ten opzichte van 1998 groter marktaandeel in het onderzoektijdvak.

    2.2.   Prijsonderbieding

    (63)

    De gemiddelde prijs van het uit de Volksrepubliek China ingevoerde betrokken product bedroeg in het onderzoektijdvak 12,59 euro per kg cif grens Gemeenschap. Om de prijsonderbieding te berekenen werden de gewogen gemiddelde prijzen van het betrokken product, verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap, vergeleken met de gewogen gemiddelde prijzen van het uit de Volksrepubliek China tijdens het onderzoektijdvak ingevoerde product, gecorrigeerd voor douanerechten en kosten na invoer.

    (64)

    De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn de door die bedrijfstak opgegeven prijzen in de antwoorden op de vragenlijst, bij verkoop in de Gemeenschap aan de eerste onafhankelijke afnemer, af fabriek. Voor de prijzen van het uit de Volksrepubliek China ingevoerde product is uitgegaan van de prijzen die zijn opgegeven door de medewerkende producenten/exporteurs die het betrokken product in het onderzoektijdvak hebben uitgevoerd.

    (65)

    De aldus vastgestelde prijsonderbieding bleek circa 10 % te bedragen van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Worden de huidige antidumpingrechten in de berekening verwerkt, dan is er van onderbieding geen sprake.

    3.   Omvang en eenheidsprijzen van het ingevoerde product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte product in het onderzoektijdvak

    (66)

    De prijs van het product uit de Volksrepubliek China (gemiddeld 12,59 euro/kg) lag aanzienlijk lager dan die van de invoer uit andere derde landen. Het is derhalve duidelijk dat bij intrekking van de maatregelen het met dumping uit de Volksrepubliek China ingevoerde product waarschijnlijk veld zou winnen ten nadele van de invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen.

    E.   SITUATIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (67)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap een evaluatie van alle economische factoren en indicatoren die gevolgen hebben voor de situatie van deze bedrijfstak vanaf 1998 (basisjaar) tot aan het onderzoektijdvak. De onderstaande gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn, tenzij anders vermeld, de gecumuleerde gegevens van de drie medewerkende producenten in de Gemeenschap.

    1.   Productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad en voorraden

    (68)

    De productiecapaciteit werd vastgesteld aan de hand van de maximale uurproductie van de geïnstalleerde machines, vermenigvuldigd met het maximale aantal arbeidsuren per jaar, met aftrek van tijd voor onderhoud en andere dergelijke productieonderbrekingen. De productiecapaciteit nam in de beoordelingsperiode met 22 % toe.

     

    1998

    1999

    2000

    2001

    Onderzoektijdvak

    Productie

    (ton)

    5 494

    5 150

    5 606

    6 528

    5 554

    Index

    100

    94

    102

    119

    101

    Productiecapaciteit

    (ton)

    6 838

    6 848

    7 799

    8 030

    8 310

    Index

    100

    100

    114

    117

    122

    Bezettingsgraad

    (%)

    80,3

    75,2

    71,9

    81,3

    66,8

    Index

    100

    94

    90

    101

    83

    Voorraden

    (ton)

    996

    1 133

    1 189

    834

    1 688

    Index

    100

    114

    119

    84

    169

    Voorraden als percentage van de productie

    18

    22

    21

    13

    30

    Index

    100

    122

    117

    72

    167

    (69)

    In de beoordelingsperiode steeg de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 1 %. Deze bescheiden stijging volgde echter op een periode met wisselende trends. Na een afname van 6 % in 1999 nam de productie in 1999–2001 met 27 % toe. In het onderzoektijdvak steeg de productie ten slotte tot een peil dat slechts marginaal hoger was dan het peil van 1998.

    (70)

    De oorzaken van de stijging van productie en productiecapaciteit in 2000 en 2001 zijn uiteengezet in overweging 61. De toename van de economische activiteit op de wereldmarkt en de invoering van een nieuw stelsel van uitvoervergunningen in de Volksrepubliek China veroorzaakten een scherpe stijging van de wereldwijde vraag naar het betrokken product. Er werd daarom geïnvesteerd in nieuwe productiecapaciteit, met name in 2000 en 2001, wat resulteerde in een capaciteitstoename van 22 % in het onderzoektijdvak.

    (71)

    De afname van de bezettingsgraad in het onderzoektijdvak ten opzichte van de voorgaande jaren is te wijten aan het plotseling inzakken van de vraag in het onderzoektijdvak. De capaciteit was versterkt omdat werd aangenomen dat de sterke vraag zou aanhouden. Dit bleek echter niet het geval; de afnemers kochten in het onderzoektijdvak minder in om hun voorraden in te krimpen. Als gevolg hiervan lag de productie in het onderzoektijdvak op ongeveer hetzelfde peil als in 1998.

    (72)

    De voorraden bleven tot 2000 relatief stabiel ten opzichte van productie en verkoop. In 2001 slonken de voorraden als gevolg van de sterke vraag. Door het onverwachte inzakken van de wereldwijde vraag namen de voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak toe tot 30 % van de productie, tegen 18 % in 1998. Normaliter bedraagt de omvang van de voorraden voor deze bedrijfstak circa 20 % van de productie.

    2.   Omvang van de verkoop, prijzen, marktaandeel en verkoop op exportmarkten

    (73)

    Onderstaande cijfers betreffen de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap en de hun berekende prijzen, het marktaandeel in de Gemeenschap en de omvang van de verkoop op exportmarkten.

     

    1998

    1999

    2000

    2001

    Onderzoektijdvak

    Verkoopvolume markt Gemeenschap

    (ton)

    3 662

    3 702

    4 353

    4 164

    4 154

    Marktaandeel markt Gemeenschap

    62 %

    69 %

    65 %

    52 %

    64 %

    Gemiddelde verkoopprijs

    (euro)

    14,27

    13,65

    13,70

    17,10

    14,92

    Verkoopvolume exportmarkt

    (ton)

    1 367

    1 118

    1 470

    1 955

    1 696

    Totale omvang verkoop (

    (ton)

    5 029

    4 820

    5 823

    6 119

    5 850

    (74)

    De omvang van de verkoop op de markt van de Gemeenschap vertoonde in de beoordelingsperiode een lichte stijging; in het onderzoektijdvak werd 13 % meer verkocht dan in 1998. Over het algemeen heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap wat terrein gewonnen op het ingevoerde product: het marktaandeel nam toe van 62 % in 1998 tot 64 % in het onderzoektijdvak.

    (75)

    Behalve in 2001 is de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap relatief stabiel gebleven; de gemiddelde verkoopprijs in het onderzoektijdvak lag 5 % hoger dan in 1998. De gemiddelde verkoopprijs nam in 2001 toe tot 17,10 euro/ton, maar viel daarna in het onderzoektijdvak terug tot 14,92 euro.

    (76)

    De omvang van de verkoop voor de export nam in de beoordelingsperiode eveneens toe. De verkochte hoeveelheid nam van 1998 tot het onderzoektijdvak toe met 24 %, met een piek in 2001. De verkoop voor de uitvoer bedroeg in de beoordelingsperiode 25 % tot 30 % van de totale verkoop.

    (77)

    De totale omvang van de verkoop nam van 1998 tot het onderzoektijdvak toe met 16 %, met een piek in 2001 om de in overweging 61 uiteengezette redenen.

    3.   Winstgevendheid, opbrengst van investeringen en cashflow

    (78)

    Met uitzondering van 2001 (zoals eerder uiteengezet een uitzonderlijk jaar) laten de economische indicatoren (winstgevendheid, rendement van investeringen en cashflow) zien dat winstmarge, rendement en cashflow de bedrijfstak van de Gemeenschap bij de verkoop op de markt van de Gemeenschap enigszins zijn gedaald.

    (79)

    Een factor die bijdroeg aan het verlies van winstgevendheid in het onderzoektijdvak was het tijdelijk wegvallen van een omvangrijk leveringscontract voor een van de producenten in de Gemeenschap, alsmede een terugval van de verkoop die in ieder geval ten dele werd veroorzaakt doordat de gebruikers de voorraden benutten die zij in 2001 uit vrees voor mogelijke tekorten hadden opgebouwd. Er zijn ook aanwijzingen dat sterke schommelingen van de prijs van de belangrijkste grondstof (APT), die voor het merendeel afkomstig is uit China, de winstgevendheid hebben aangetast van de producenten in de Gemeenschap die voor de aankoop van deze grondstof afhankelijk zijn van de open markt.

    4.   Investeringen en vermogen kapitaal aan te trekken

    (80)

    Het peil van de investeringen bleef in de periode 1998—2001 relatief stabiel; er werd regelmatig geïnvesteerd in technische verfijningen van het productieproces en andere daarmee samenhangende installaties. In het onderzoektijdvak daalde het investeringspeil echter aanzienlijk, als gevolg van het geringe rendement van de verkoop op de markt van de Gemeenschap.

    (81)

    In de beoordelingsperiode, en tevens in het onderzoektijdvak, bleef de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat om kapitaal aan te trekken van zowel externe kapitaalverschaffers als moederondernemingen.

    5.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

    (82)

    Het aantal werknemers nam in de beoordelingsperiode enigszins af. De totale loonkosten bleven tot 2000 relatief stabiel, maar stegen in 2001 en bleven ook in het onderzoektijdvak hoog. Gedurende de beoordelingsperiode namen de loonkosten met 8 % toe, wat in overeenstemming is met de gebruikelijke loonstijgingen.

    (83)

    De productiviteit steeg van 1998 tot het onderzoektijdvak met 2 %, gelijk opgaand met de productie. De bedrijfstak van de Gemeenschap was in staat de productie in 2000 en 2001 op te voeren zonder een significante toename van het aantal werknemers, waardoor de productiviteit in die jaren dus steeg. Opgemerkt moet echter worden dat de productiviteit niet alleen afhankelijk is van het productiepeil, maar ook van de verschillen in de productmix in verschillende jaren.

    6.   Dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden

    (84)

    De omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China nam in de beoordelingsperiode toe. Zowel de omvang als het marktaandeel bleven echter relatief gering ten opzichte van de vrije markt (slechts 4 % van het verbruik op de vrije markt). Door de hoogte van de dumpingmarge (31 %) en door externe factoren, zoals schommelingen van de prijs van de belangrijkste grondstof (APT) en het tijdelijk wegvallen van een omvangrijk leveringscontract, ondervond de bedrijfstak van de Gemeenschap, ondanks een vrij stabiele vraag naar het betrokken product, een zekere terugval wat betreft winstgevendheid (10 %) en andere financiële indicatoren die in overweging 78 worden beschreven.

    7.   Productie voor intern gebruik

    (85)

    Om een vollediger beeld te krijgen van de situatie van de producenten in de Gemeenschap, werden de bevindingen inzake bepaalde economische indicatoren voor de bedrijfstak van de Gemeenschap vergeleken met de gegevens die waren verstrekt door de medewerkende producent in de Gemeenschap die uitsluitend voor intern gebruik produceerde. De bevindingen inzake deze producent waren als volgt (geïndexeerd, omdat deze gegevens slechts één onderneming betreffen):

     

    1998

    1999

    2000

    2001

    Onderzoektijdvak

    Productie

    100

    92

    108

    98

    73

    Capaciteit

    100

    116

    116

    116

    116

    Bezettingsgraad

    100

    99

    99

    94

    57

    Voorraden

    100

    328

    360

    449

    331

    Investeringen

    100

    2

    1

    75

    1

    Aantal arbeidsplaatsen

    100

    100

    97

    97

    87

    Loonkosten

    100

    110

    110

    117

    109

    Productiviteit

    100

    92

    111

    101

    84

    (86)

    De productiecapaciteit nam in 1998—1999 toe met 16 % en bleef daarna stabiel. De productie viel in de beoordelingsperiode met 27 % terug, na schommelingen van het indexcijfer tussen 92 en 108. De bezettingsgraad daalde in 1998—2001 met 6 % en vervolgens in het onderzoektijdvak met nog eens 39 %, in lijn met de daling van de productie. De omvang van de voorraden is in de beoordelingsperiode meer dan verdriedubbeld, hoewel dit ten dele toe te schrijven is aan de geringe voorraden in 1998. In 1998 en 2001 zijn grote investeringen gedaan. Het aantal arbeidsplaatsen bleef tot 2000 vrij stabiel, maar daalde in het onderzoektijdvak met 10 %. De loonkosten namen tot 2001 toe tot indexcijfer 117, maar vielen in het onderzoektijdvak terug tot 109. De productiviteit schommelde in de periode 1998—2000 tussen indexcijfers 92 en 111, maar viel in het onderzoektijdvak terug tot 84, in lijn met de daling van de productie en ondanks de daling van het aantal arbeidsplaatsen in dat jaar.

    (87)

    Het betrokken product werd intern verkocht tegen transferprijzen. Geconstateerd werd dat de transferprijzen in onvoldoende mate waren gebaseerd op de werkelijke marktprijzen om als marktprijzen te kunnen worden beschouwd. Ook door analyse van de uitsplitsing van de diverse met de vervaardiging van het verwerkte product samenhangende kosten kon geen marktwaarde voor het overgedragen betrokken product worden vastgesteld. De analyse van de winstgevendheid, het rendement van investeringen en de cashflow voor intern gebruik werd daarom niet als betrouwbare indicator aangemerkt. Het vermogen van de betrokken onderneming om kapitaal aan te trekken werd niet in ernstige mate aangetast, omdat zij deel uitmaakte van een groter concern.

    (88)

    Aangezien het ingevoerde product niet rechtstreeks bleek te concurreren met het voor intern gebruik vervaardigde betrokken product, werd vastgesteld dat de voor intern gebruik producerende producenten, ondanks de hoogte van de dumpingmarge, geen significante schade ondervonden van de invoer met dumping of van de getroffen maatregelen.

    (89)

    Over het algemeen waren de ontwikkelingen op de markt voor intern gebruik vergelijkbaar met die op de vrije markt, hoewel wat productie, aantal arbeidsplaatsen en productiviteit betreft de trend minder gunstig was. Het meerekenen van de markt voor intern gebruik zou daarom geen afbreuk doen aan de algemene conclusies die ten aanzien van de vrije markt waren vastgesteld.

    8.   Conclusie inzake de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (90)

    Hoewel reeds enige tijd maatregelen worden toegepast en de vraag naar het betrokken product goeddeels stabiel is, ondervond de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode een zekere terugval wat de winstmarge en andere financiële indicatoren betreft. Door de prijsverhogingen te beperken tot de beoordelingsperiode, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkopen en marktaandeel weten te verhogen. Dit ging echter ten koste van de winstgevendheid. Gedurende het onderzoektijdvak lag het resultaat van de bedrijfstak slechts weinig boven het break-evenpoint. Dit moet echter worden afgezet tegen 2001, dat een uitzonderlijk jaar was. Hoewel het oneerlijke effect van dumping door de rechten wordt gecompenseerd, zijn er aanwijzingen dat sterke schommelingen van de prijs van de belangrijkste grondstof (APT), die voor het merendeel afkomstig is uit de Volksrepubliek China, de winstgevendheid hebben aangetast van de producenten in de Gemeenschap die voor de aankoop van deze grondstof afhankelijk zijn van de open markt.

    F.   WAARSCHIJNLIJKE VOORTZETTING VAN DE SCHADE

    (91)

    Gezien het voorgaande, en onder speciale verwijzing naar overweging 66, zal de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk meer druk ondervinden van de toegenomen invoer met dumping van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De sterke oneerlijke concurrentie van de invoer met dumping zou met grote waarschijnlijkheid leiden tot een verdere verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De conclusie luidt derhalve dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot voortzetting van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1.   Algemene overwegingen

    (92)

    Er is onderzocht of er dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is de huidige maatregelen te handhaven. Hiertoe werd, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening, het belang van de Gemeenschap beoordeeld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, dat wil zeggen de bedrijfstak van de Gemeenschap, andere producenten in de Gemeenschap, de importeurs/handelaars van het betrokken product en de gebruikers van het betrokken product. Ten behoeve van deze analyse werden alle bekende belanghebbenden om inlichtingen gevraagd.

    (93)

    In het vorige onderzoek werd het niet tegen het algemene belang van de Gemeenschap geacht antidumpingmaatregelen te nemen. Daar onderhavig onderzoek een herzieningsonderzoek is waarin een situatie wordt onderzocht waarin reeds antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, kunnen de eventuele ongunstige gevolgen van die antidumpingmaatregelen voor de betrokkenen worden onderzocht.

    (94)

    Onderzocht werd of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie zouden leiden dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven.

    2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (95)

    Zoals gezegd is vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de dumping van het betrokken product uit de Volksrepubliek China zal worden voortgezet en dat het risico bestaat dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap van die dumping ondervindt, zich zal blijven voordoen. Het is in het belang van de Gemeenschap om het optreden van schade te vermijden; voortzetting van de maatregelen kan hiertoe bijdragen. Het is derhalve in het belang van de Gemeenschap om de maatregelen tegen invoer met dumping uit de Volksrepubliek China te handhaven.

    3.   Belang van onafhankelijke importeurs en handelaars

    (96)

    Er werden geen antwoorden ontvangen van importeurs of handelaars. Het gebrek aan medewerking van importeurs en handelaars lijkt erop te wijzen dat handhaving van de maatregelen tegen de invoer uit de Volksrepubliek China geen significante gevolgen zal hebben voor de situatie van onafhankelijke importeurs van en handelaars in het betrokken product in de Gemeenschap. Dit stemt tevens overeen met de bevindingen van eerdere onderzoeken.

    4.   Belang van de gebruikers

    (97)

    De gebruikers van het betrokken product in de Gemeenschap zijn voornamelijk fabrikanten van hardmetalen onderdelen, die het betrokken product als grondstof gebruiken. Enkele van de gebruikers zijn grote internationale fabrikanten die voornamelijk hun eigen productie van wolfraamcarbide als grondstof gebruiken (intern gebruik), terwijl andere gebruikers (vooral kleinere fabrikanten) het betrokken product aankopen bij exporteurs of bij de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (98)

    Wat het belang van de grote internationale fabrikanten betreft, lijkt het uitblijven van steun voor of verzet tegen handhaving van de maatregelen tegen de invoer uit de Volksrepubliek China bij deze grote gebruikers erop te wijzen dat dit geen significante gevolgen zal hebben voor hun situatie in de Gemeenschap.

    (99)

    Een kleine fabrikant van werktuigen heeft antwoord gegeven op de vragenlijst. Ongeveer 90 % van het benodigde wolfraamcarbide koopt deze aan bij de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze fabrikant uitte de bezorgdheid dat handhaving van de maatregelen de positie van de bedrijfstak van de Gemeenschap ten opzichte van de gebruikers zou versterken; de gebruikers vormen volgens deze fabrikant een gefragmenteerde bedrijfstak die daardoor voor zijn toelevering afhankelijker zou worden van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft met 64 % van de EU-markt weliswaar een dominante positie en is een belangrijke leverancier, maar niet de enige leverancier. In het onderzoektijdvak streden vier producenten in de EU om de verkoop op de EU-markt. Zij ondervinden bovendien concurrentie van de invoer uit de Volksrepubliek China en uit andere landen, die in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 36 % had. De conclusie is daarom dat er op de EU-markt enkele alternatieve toeleveringsbronnen zijn, en dat de bezorgdheid van deze gebruiker ongegrond is.

    (100)

    Voortzetting van de maatregelen kan ertoe bijdragen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn positie ten opzichte van de gebruikers kan handhaven, maar er zijn adequate alternatieve toeleveringsbronnen. Worden de maatregelen beëindigd, dan bestaat duidelijk het risico dat de bedrijfstak van de Gemeenschap uit de markt wordt gedrukt en de gebruikers een belangrijke toeleveringsbron kwijtraken.

    5.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

    (101)

    Gezien het voorgaande lijkt handhaving van de maatregelen niet tegen het belang van de Gemeenschap in te gaan. Het tegendeel is het geval: handhaving van de maatregelen stelt de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat actief te blijven op de markt van de Gemeenschap en draagt zo bij tot de instandhouding van verschillende toeleveringsbronnen voor de gebruikers.

    H.   CONCLUSIE

    (102)

    Uit het onderzoek bleek dat de exporteurs in de Volksrepubliek China hun dumpingpraktijken gedurende het onderzoektijdvak hebben voortgezet. Ook is aangetoond dat de markt van de Gemeenschap voor Chinese exporteurs aantrekkelijk is, gezien de hoogte van de prijzen die worden gevraagd van de binnenlandse afnemers en andere exportmarkten. Zouden de maatregelen derhalve worden ingetrokken, dan zouden waarschijnlijk aanzienlijke hoeveelheden met dumping in de Gemeenschap worden ingevoerd.

    (103)

    De financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die in de beoordelingsperiode een teruggelopen winstgevendheid, rendement op investeringen en cashflow doormaakte, zou hoogstwaarschijnlijk bij intrekking van de maatregelen verslechteren, doordat grotere hoeveelheden producten uit de Volksrepubliek China op de markt van de Gemeenschap zouden worden gedumpt.

    (104)

    Wat het belang van de Gemeenschap betreft wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China.

    (105)

    Het wordt daarom passend geacht de thans geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide van oorsprong uit de Volksrepubliek China te handhaven.

    I.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (106)

    Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan werd aanbevolen de thans geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen naar aanleiding waarvan de bovengenoemde conclusies moeten worden gewijzigd,

    (107)

    Uit het voorgaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China, moeten worden gehandhaafd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Op de invoer van wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide, vallende onder GN-code 2849 90 30 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 33 %.

    3.   Tenzij anders bepaald, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    C. VEERMAN


    (1)  PB L 56, 6.3.1996, blz. 1. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77, 13.3.2004, blz. 12).

    (2)  PB L 264, 27.9.1990, blz. 7. Verordening als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 610/95 (PB L 64 van 22.3.1995, blz. 1).

    (3)  PB L 264, 27. 9. 1990, blz. 59.

    (4)  PB L 248, 23.9.1994, blz. 8. Veordening als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/95 (PB L 14 van 20.1.1995, blz. 1).

    (5)  PB L 64, 22.3.1995, blz. 1.

    (6)  PB L 111, 9.4.1998, blz. 1.

    (7)  Verordening (EG) nr. 1094/2002 van de Commissie (PB C 166, 12.7.2002, blz. 2).

    (8)  PB C 84, 8.4.2003, blz. 2.

    (9)  PB C 81, 31.3.2004, blz. 8.

    (10)  De productiecapaciteit werd vastgesteld op basis van de theoretische maximale productie per uur van de geïnstalleerde machines, vermenigvuldigd met het jaarlijkse maximale aantal werkuren, waarop onderhoud en andere soortgelijke productieonderbrekingen in mindering zijn gebracht. De toegepaste methode is dezelfde als de capaciteitsberekeningen voor de producenten in de Gemeenschap.

    (11)  Het verbruik op de vrije markt is gedefinieerd als het totale volume van de invoer van het betrokken product plus het totale geverifieerde volume van de verkoop op de communautaire markt van de drie medewerkende producenten uit de Gemeenschap die voor de vrije markt produceren. Zie tevens punt 60.


    Top