Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0322

    2003/322/EG: Beschikking van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het voederen van bepaalde aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1494)

    PB L 117 van 13.5.2003, p. 32–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 03/03/2011; opgeheven door 32011R0142

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/322/oj

    13.5.2003   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 117/32


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 12 mei 2003

    ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het voederen van bepaalde aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1494)

    (Slechts de teksten in de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2003/322/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 23, lid 2, onder d),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1774/2002 biedt de lidstaten de mogelijkheid om na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid toe te staan dat, in afwijking van de in genoemde verordening vastgelegde beperkingen betreffende het gebruik van dierlijke bijproducten, met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten met bepaald categorie 1-materiaal worden gevoederd.

    (2)

    De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft op 7 en 8 november 2002 een advies uitgebracht over de veiligheid van aasetende vogels als mogelijke overbrengers van TSE's.

    (3)

    Volgens dat wetenschappelijke advies mag het vervoederen van karkassen van diersoorten waarbij TSE's kunnen optreden er niet toe leiden dat het aantal eventuele bronnen van TSE-overdracht en de mogelijke verspreiding daarvan door menselijk handelen wordt verhoogd. Voorts mogen voederprogramma's voor wilde diersoorten zoals aasetende vogels geen alternatieve manier worden voor de verwijdering van gestorven herkauwers waaraan een TSE-risico verbonden is of van gespecificeerd risicomateriaal.

    (4)

    Het voederen van aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal mag daarom op grond van het advies van de Wetenschappelijke Stuurgroep toelaatbaar geacht worden.

    (5)

    Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal hebben verzoeken ingediend om het voederen van bepaalde aasetende vogelsoorten met bepaald categorie 1-materiaal te mogen toestaan.

    (6)

    Die verzoeken voldoen aan de voorwaarden van het wetenschappelijk advies van de Wetenschappelijke Stuurgroep. Er moet echter een nadere motivering verlangd worden om na te gaan of er geen andere manier is om die aasetende vogelsoorten in stand te houden dan door ze met bepaald categorie 1-materiaal te voederen, wat tot een onnodige toename van de eventuele bronnen van TSE-overdracht zou leiden.

    (7)

    Om risico's voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren te voorkomen moeten er voorschriften worden vastgesteld voor het geval het voederen van die aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal wordt toegestaan.

    (8)

    De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Uitvoeringsbepalingen betreffende het voederen van aasetende vogels met categorie 1-materiaal

    Krachtens artikel 23, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1774/2002 mogen Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal toestaan dat hele kadavers van dode dieren die gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), ii), van genoemde verordening worden gebruikt voor het voederen van de met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten zoals vermeld onder A in de bijlage bij deze beschikking.

    Artikel 2

    Toestemming en controlemaatregelen van de bevoegde autoriteit

    1.   De bevoegde autoriteit kan de persoon die verantwoordelijk is voor het voederen van de in artikel 1 bedoelde aasetende vogels hiervoor toestemming verlenen.

    2.   De bevoegde autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde toestemming alleen als aan de specifieke eisen zoals vermeld onder B in de bijlage wordt voldaan.

    3.   De bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen om op de naleving van de specifieke eisen zoals vermeld onder B in de bijlage toe te zien.

    Die maatregelen omvatten strikt toezicht op de gezondheidstoestand van de dieren in het gebied waar het voederen plaatsvindt alsmede adequate TSE-bewaking met regelmatige bemonstering en laboratoriumtests op TSE's. De monsters worden onder meer genomen bij dieren die neurologische symptomen vertonen en bij oudere fokdieren.

    Artikel 3

    Verslagen en evaluatie

    1.   Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal verstrekken de Commissie vóór 31 oktober 2003 de in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 bedoelde informatie, met inbegrip van een verslag:

    a)

    inzake de controlemaatregelen als bedoeld in artikel 2, en

    b)

    een uitvoerige motivering ten aanzien van elke betrokken aasetende vogelsoort als bedoeld in artikel 1, met vermelding van de redenen waarom de desbetreffende vogels met het in dat artikel bedoelde categorie 1-materiaal moeten worden gevoederd in plaats van uitsluitend met categorie 2- en categorie 3-materiaal.

    2.   Deze beschikking wordt opnieuw bezien in het licht van de overeenkomstig lid 1 ingediende verslagen, indien dat na een passende wetenschappelijke beoordeling nodig geacht wordt.

    Artikel 4

    Naleving door de betrokken lidstaten

    Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal treffen onverwijld de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Artikel 5

    Toepasselijkheid

    Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 mei 2003.

    Artikel 6

    Adressaten

    Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek en de Portugese Republiek.

    Gedaan te Brussel, 12 mei 2003.

    Voor de Commissie

    David BYRNE

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.


    BIJLAGE

    UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE HET VOEDEREN VAN MET UITSTERVING BEDREIGDE OF BESCHERMDE AASETENDE VOGELSOORTEN MET BEPAALD CATEGORIE 1-MATERIAAL KRACHTENS ARTIKEL 23, LID 2, ONDER d), VAN VERORDENING (EG) Nr. 1774/2002

    A.   Lidstaten en met uitsterven bedreigde of beschermde soorten als bedoeld in artikel 1

    Artikel 1 geldt:

    a)

    wat Griekenland betreft voor: vale gier (Gyps fulvus), lammergier (Gypaetus barbatus) en aasgier (Neophron percnopterus);

    b)

    wat Spanje betreft voor: vale gier (Gyps fulvus), monniksgier (Aegypius monachus), aasgier (Neophron percnopterus), lammergier (Gypaetus barbatus), Spaanse keizerarend (Aquila adalberti), steenarend (Aquila chrysaetos), rode wouw (Milvus milvus) en zwarte wouw (Milvus migrans);

    c)

    wat Frankrijk betreft voor: vale gier (Gyps fulvus), monniksgier (Aegypius monachus), aasgier (Neophron percnopterus), lammergier (Gypaetus barbatus), rode wouw (Milvus milvus) en zwarte wouw (Milvus migrans);

    d)

    wat Italië betreft voor: vale gier (Gyps fulvus), lammergier (Gypaetus barbatus) en steenarend (Aquila chrysaetos);

    e)

    wat Portugal betreft voor: vale gier (Gyps fulvus), monniksgier (Aegypius monachus), aasgier (Neophron percnopterus) en steenarend (Aquila chrysaetos).

    B.   Specifieke eisen als bedoeld in artikel 2

    1.

    De erkenning van de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 2 is verbonden aan de volgende voorwaarden:

    a)

    de vogelsoort kan niet op andere wijze in stand worden gehouden;

    b)

    het voederprogramma vindt plaats in het kader van een goedgekeurd instandhoudingsprogramma;

    c)

    het voederen mag niet dienen als alternatieve manier voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal of gestorven herkauwers die dergelijk materiaal bevatten, waaraan een TSE-risico verbonden is;

    d)

    er wordt een adequaat TSE-bewakingssysteem toegepast overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 260/2003 van de Commissie (2), met regelmatige laboratoriumtests van monsters op TSE;

    e)

    er wordt gezorgd voor coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op de erkenningseisen;

    f)

    er is een voorafgaande beoordeling van de specifieke en bijzondere situatie van de aasetende vogelsoorten in kwestie en de habitat daarvan in het betrokken land uitgevoerd.

    2.

    De door de bevoegde autoriteit verleende erkenning:

    a)

    vermeldt uitdrukkelijk op welke aasetende vogelsoorten zij betrekking heeft;

    b)

    beschrijft uitvoerig het geografische gebied waar het voederen moet plaatsvinden, en

    c)

    wordt onmiddellijk ingetrokken ingeval:

    i)

    er een verband met de verspreiding van TSE's vermoed wordt of bevestigd is, totdat het risico kan worden uitgesloten;

    ii)

    niet aan de voorschriften van deze beschikking wordt voldaan.

    3.

    De voor het voederen verantwoordelijke persoon:

    a)

    reserveert een ingesloten, omheind gebied voor het voederen zodat afgezien van vogels geen vleesetende dieren bij het voeder kunnen komen;

    b)

    zorgt ervoor dat karkassen van runderen ouder dan 24 maanden en karkassen van schapen en geiten ouder dan 18 maanden, die voor vervoedering bestemd zijn, met een van de in Verordening (EG) nr. 999/2001 genoemde tests op TSE's worden getest, waarbij een negatieve uitslag moet worden verkregen, alvorens zij als voeder worden gebruikt;

    c)

    houdt een administratie bij waarin ten minste het aantal, de aard, het geschatte gewicht en de oorsprong van de karkassen van de voor vervoedering gebruikte dieren, de uitslagen van de TSE-tests, de datum van vervoedering en de plaats van vervoedering worden bijgehouden.

    4.

    Aan alle overige specifieke eisen van Verordening (EG) nr. 1774/2002, en met name van artikel 23, lid 2, en bijlage IX, moet worden voldaan.


    (1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

    (2)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 7.


    Top