Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0597

2002/597/EG: Beschikking van de Commissie van 3 april 2002 betreffende de staatssteun die Italië overeenkomstig artikel 4 van wet nr. 290 van 17 augustus 1999 voornemens is te verstrekken aan olijventeeltbedrijven (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1188)

PB L 194 van 23.7.2002, p. 37–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/597/oj

32002D0597

2002/597/EG: Beschikking van de Commissie van 3 april 2002 betreffende de staatssteun die Italië overeenkomstig artikel 4 van wet nr. 290 van 17 augustus 1999 voornemens is te verstrekken aan olijventeeltbedrijven (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1188)

Publicatieblad Nr. L 194 van 23/07/2002 blz. 0037 - 0044


Beschikking van de Commissie

van 3 april 2002

betreffende de staatssteun die Italië overeenkomstig artikel 4 van wet nr. 290 van 17 augustus 1999 voornemens is te verstrekken aan olijventeeltbedrijven

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1188)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2002/597/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden te hebben verzocht overeenkomstig dat artikel hun opmerkingen te maken(1), en gelet op die opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij brief van 6 augustus 1998, geregistreerd op 12 augustus 1998, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag een wetsontwerp inzake een verlenging van termijnen in de landbouwsector gemeld. De betrokken steunmaatregel is geregistreerd onder nummer N 490/98.

(2) Bij brieven van 1 oktober 1998 en 28 januari 1999 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten om aanvullende informatie verzocht. Bij brief van 30 november 1998, geregistreerd op 4 december 1998, hebben de Italiaanse autoriteiten de brief van de Commissie van 1 oktober 1998 beantwoord.

(3) Bij brief van 13 september 1999 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten aangemaand haar de informatie toe te sturen waar zij in haar brief van 28 januari 1999 om had gevraagd en die zij op dat moment nog steeds niet had ontvangen. In diezelfde brief heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten bovendien verzocht de in sommige persorganen verschenen berichten te bevestigen als zou het betrokken wetsontwerp door het Italiaanse parlement zijn goedgekeurd als wet nr. 290 van 17 april 1999, bekendgemaakt in het Staatsblad van de Italiaanse Republiek nr. 195 van 20 augustus 1999.

(4) Bij brief van 25 oktober 1999, geregistreerd op 5 november 1999, hebben de Italiaanse autoriteiten bevestigd dat het wetsontwerp was goedgekeurd als wet nr. 290 van 17 augustus 1999 (hierna: wet nr. 290/1999). Bij diezelfde brief hebben zij de Commissie de tekst van de goedgekeurde wet toegestuurd en een deel van de informatie verstrekt waar de Commissie in haar brief van 28 januari 1999 om had gevraagd.

(5) Op basis van die informatie werd de regeling onder nummer NN 155/99 ingeschreven in het register van de niet-aangemelde steunmaatregelen.

(6) Bij brief SG(2000) D/101808 van 24 februari 2000 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij heeft besloten om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de artikelen 4 en 5 van wet nr. 67 van 11 maart 1988 (wet nr. 67/1988) (financieringswet 1988) en van wet nr. 252 van 8 augustus 1991 (wet nr. 252/1991), die de rechtsgrond vormden voor de steunverlening overeenkomstig artikel 5 van wet nr. 290/1999. In diezelfde brief heeft de Commissie Italië verder meegedeeld geen bezwaren te zullen inbrengen tegen de andere artikelen (1, 2, 3, 6, 7 en 8) van wet nr. 290/1999, aangezien het hier geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag betrof.

(7) Bij diezelfde brief heeft de Commissie Italië verzocht overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad(2) binnen een maand na ontvangst van die brief alle documenten, informatie en gegevens toe te sturen en na te gaan in hoeverre de betrokken steunmaatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

(8) Het besluit tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steun te maken.

(9) Bij brief van 23 maart 2000 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie verzocht de termijn voor het toezenden van de informatie waar bij de inleiding van de procedure om was gevraagd, met 30 dagen te verlengen.

(10) Bij brief van 18 mei 2000 hebben de Italiaanse autoriteiten naar aanleiding van de inleiding van de procedure hun opmerkingen aan de Commissie meegedeeld.

(11) Bij brief van 17 juli 2000 heeft de Commissie naar aanleiding van de door de Italiaanse autoriteiten bij brief van 18 mei 2000 toegezonden opmerkingen om nadere informatie verzocht.

(12) Bij brief van 13 oktober 2000 hebben de Italiaanse autoriteiten de informatie verstrekt waar de Commissie in haar brief van 17 juli 2000 om had gevraagd.

(13) Bij brief van 13 december 2000 heeft de Commissie om nadere inlichtingen verzocht.

(14) Bij brief van 31 januari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om verlenging van de door de Commissie vastgestelde termijn voor het toezenden van de informatie waar bij brief van 13 december 2000 om was gevraagd.

(15) Bij brief van 12 juli 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten de gevraagde informatie toegezonden.

(16) Bij brief van 30 juni 2000 heeft de Commissie bovendien opmerkingen ontvangen van een belanghebbende derde, deze vervolgens aan Italië doorgestuurd en dat land in de gelegenheid gesteld daarover zijn eigen standpunt kenbaar te maken. De Italiaanse autoriteiten hebben naar aanleiding van de betrokken brief geen specifieke opmerkingen gemaakt.

(17) Aangezien de bij artikel 4 van wet nr. 290/1999 vastgestelde steunmaatregelen enerzijds en de bij artikel 5 van diezelfde wet, bij artikel 15, lid 16, van wet nr. 67/1988 en bij wet nr. 252/1991 vastgestelde steunmaatregelen anderzijds verschillend van aard zijn en onderling niet samenhangen, heeft de Commissie op 12 maart 2002 besloten de procedure in twee aparte delen te splitsen: het eerste deel heeft nummer C/7A/2000 gekregen en heeft betrekking op artikel 4 van wet nr. 290/1999; het tweede deel heeft nummer C/7B/2000 gekregen en heeft betrekking op artikel 5 van wet nr. 290/1999, op artikel 15, lid 16, van wet nr. 67/1988 en op wet nr. 252/1991. Deze beschikking betreft uitsluitend de bij artikel 4 van wet nr. 290/1999 vastgestelde steunmaatregelen. Zij heeft echter geen betrekking noch enig effect op kredieten aan landbouwbedrijven voor bedrijfsvoering en verbetering die vóór 31 maart 1998 aflopen en ten aanzien waarvan in artikel 4 een verlenging van de termijnen is vastgesteld. Deze beschikking heeft dus geen betrekking op de bij artikel 5 van diezelfde wet, bij artikel 15, lid 16, van wet nr. 67/1988 (financieringswet van 1988) en bij wet 252/1991 vastgestelde steunmaatregelen, die de rechtsgrond vormen voor de toekenning van rentesubsidies overeenkomstig artikel 5 van wet 290/1999; deze steunmaatregelen worden apart beoordeeld in het kader van de steunmaatregelen van de staten, onder nr. C/7B/2000, en worden in een aparte beschikking behandeld.

II. BESCHRIJVING VAN DE STEUN

(18) In wet nr. 290/1999, bekendgemaakt in het Staatsblad van de Italiaanse Republiek nr. 195 van 20 augustus 1999, is bepaald dat de termijnen voor het nakomen van een aantal verplichtingen in de landbouwsector zijn verlengd. De betrokken wet omvat acht artikelen. Bij beschikking van 24 februari 2000 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen de artikelen 1, 2, 3, 6, 7 en 8 van de betrokken wet, aangezien het hier geen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag betrof. Het besluit tot inleiding van de procedure overeenkomstig artikel 88, lid 2, betrof daarentegen de artikelen 4 en 5 van die wet, alsmede artikel 15, lid 16, van wet nr. 67/1988 (financieringswet 1988) en wet nr. 252/1991, die de rechtsgrond vormen voor de verlening van rentesubsidies zoals bedoeld in artikel 5 van wet nr. 290/1999.

(19) Zoals reeds in overweging 17 vermeld, betreft deze beschikking uitsluitend de steun zoals bedoeld in artikel 4 van wet nr. 290/1999, die in het kader van procedure C/7A/2000 is beoordeeld.

Artikel 4 van wet nr. 290/1999

(20) Artikel 4 van wet nr. 290/1999 bevat maatregelen die bedoeld zijn om de verstrekking van landbouwkredieten te vergemakkelijken. Zo wordt met name de aflossingsperiode voor leningen aan landbouwbedrijven voor bedrijfsvoering en verbetering, die uiterlijk op 31 maart 1998 moesten zijn terugbetaald, met twaalf maanden verlengd. De begunstigden zijn landbouwbedrijven in Apulië, Calabrië en Sicilië die zich voornamelijk bezighouden met de olijventeelt en die worden geëxploiteerd door kleine zelfstandige boeren of hoofdberoepslandbouwers en olijventeeltcoöperaties die zijn getroffen door de ernstige crisis op de markt voor olijven en olijfolie. Olijven telende landbouwbedrijven en olijventeeltcoöperaties in andere olijven producerende regio's komen ook onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde procedures voor deze maatregelen in aanmerking, voorzover is vastgesteld dat de betrokken regio's ook door de ernstige crisis op de markt voor olijven en olijfolie zijn getroffen. Volgens het betrokken artikel worden alleen bedrijven die ten minste 50 % van hun bruto verkoopbare productie uit de olijventeelt halen, aangemerkt als landbouwbedrijven en -coöperaties die zich voornamelijk bezighouden met de olijventeelt.

(21) De verlenging van de aflossingstermijnen gaat gepaard met de verlening van rentesteun uit overheidsmiddelen in de zin van het decreet van de voorzitter van de ministerraad van 9 november 1985, waarbij richtsnoeren voor de vaststelling van de minimale jaarlijkse rentesubsidiepercentages voor landbouwkredieten zijn vastgesteld. Voor rentesubsidie door de overheid is voor 1999 een bedrag van 10 miljard ITL uit het "Nationale Solidariteitsfonds" vastgelegd.

(22) Aanvankelijk, dat wil zeggen in de brief van de Italiaanse autoriteiten aan de Commissie van 30 november 1998, hebben zij de maatregelen van bovengenoemd artikel 4 gerechtvaardigd door erop te wijzen dat de betrokken bepalingen noodzakelijk zijn om de olijventelers in de regio's Calabrië, Apulië en Sicilië te ondersteunen die tijdens het verkoopseizoen 1997-1998, mede ten gevolge van bijzondere weersomstandigheden, bij de afzet van hun producten ernstige problemen ondervonden die zij niet alleen konden dragen, omdat veel olijfolie werd ingevoerd uit derde landen rond de Middellandse Zee en omdat de prijs die de verwerkers betaalden plotseling sterk daalde, waardoor de bedrijven ernstige problemen kregen met hun inkomen en met hun bedrijfsvoering. De Italiaanse autoriteiten voegden daar in diezelfde brief aan toe dat om die redenen de olijventeeltbedrijven in grote financiële problemen zijn gekomen, en wel zodanig dat zij de vóór 31 maart 1998 op hun leningen voor bedrijfsvoering en verbetering af te lossen termijnen niet meer konden betalen. Om aan de economische problemen van de zelfstandige olijventeeltbedrijven en de coöperaties die hun schulden ten behoeve van de productie niet meer konden afbetalen, tegemoet te komen, hebben de autoriteiten derhalve besloten de aflossingstermijnen tot 31 maart 1998, de normale vervaldatum voor leningen ten behoeve van het verkoopseizoen voor olijven, met twaalf maanden te verlengen. In diezelfde brief van 30 november 1998 hebben de Italiaanse autoriteiten laten weten dat de rentesteun vergelijkbaar is met die in artikel 4 van wet nr. 185 van 14 februari 1992(4), die kan worden uitgekeerd in geval van economische schade op de bedrijfsbalans ten gevolge van calamiteiten waardoor de oogst niet normaal heeft kunnen plaatsvinden. Volgens de Italiaanse autoriteiten ging het derhalve wel degelijk om eenmalige steun, aangezien deze alleen de verkoopseizoenen 1997 en 1998 betrof en beperkt bleef tot drie regio's: Apulië, Calabrië en Sicilië.

(23) Op basis van die opmerkingen hebben de Italiaanse autoriteiten, nog steeds in diezelfde brief van 30 november 1998, verklaard dat de steunmaatregel in aanmerking komt voor de uitzonderingsbepaling van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag, omdat die "bijdraagt tot het herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen".

(24) De Commissie heeft in haar antwoord van 28 januari 1999 de Italiaanse autoriteiten herinnerd aan haar beleid ten aanzien van nationale steunmaatregelen in het geval van schade aan de landbouwproductie of de productiemiddelen, daarbij preciserend dat lidstaten de toename van de uit derde landen ingevoerde hoeveelheden hoegenaamd niet als "uitzonderlijke gebeurtenis" mogen aanmerken, aangezien moeilijke marktomstandigheden ten gevolge van concurrentiedruk vanuit andere landen deel uitmaken van de normale ontwikkelingen op de vrije markt.

(25) In de volgende brief van 25 oktober 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat niet de afzetproblemen, die in een open economie volkomen normaal zijn, de reden vormden waarom steun werd verleend, maar de betogingen en onlusten op straat die tot weg- en spoorwegblokkades hebben geleid, zoals blijkt uit de verslagen van de prefecten van de betrokken provincies. Tegelijkertijd ontstond er collectieve onvrede vanwege de massa's illegale Albanezen die in Apulië aan land kwamen, waardoor angst voor economische neergang en stijgende sociale onrust ontstonden. Volgens de Italiaanse autoriteiten was het duidelijk dat die autoriteiten op een dergelijke explosieve situatie niet alleen konden reageren in termen van openbare orde en de goedkeuring van de betrokken steunmaatregel, die als noodmaatregel moet worden beschouwd, moet dan ook in dat licht worden gezien. De conclusie van de Italiaanse autoriteiten was dus dat het een buitengewone en uitzonderlijke maatregel betrof om het hoofd te bieden aan een ernstige, onverwachte en onvoorspelbare situatie, die moeiteloos kan worden beschouwd als een geval van "buitengewone gebeurtenissen" zoals bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, welke bepaling door de Commissie zelf terecht in die zin is geïnterpreteerd dat ook binnenlandse ordeverstoringen en stakingen daaronder vallen. Kortom, de betrokken maatregel moet niet zozeer als een steunmaatregel worden beschouwd, maar meer als een maatregel om de sociale onrust te verminderen en ernstiger ongeregeldheden te voorkomen.

(26) In de brieven die zij in aansluiting op de inleiding van de procedure hebben toegezonden, hebben de Italiaanse autoriteiten over deze specifieke maatregel geen andere informatie verstrekt. In de eerste brief na de inleiding van de procedure(5), volstonden zij met de opmerking dat de steunmaatregel van artikel 4 van wet nr. 290/1999 niet ten uitvoer was gelegd en dat de bijbehorende steun niet was verleend.

III. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDE DERDEN

(27) De Commissie heeft slechts één brief van een belanghebbende derde ontvangen, namelijk op 30 juni 2000, ingezonden door Conazo - Consorzio Nazionale Zootecnico sarl (Nationaal Zoötechnisch Consortium); dit bedrijf schrijft namens een groep bedrijven die op grond van de wetten nr. 252/1991 en 67/1988 geld ontvangen van de Italiaanse overheid, waartegen de door de Commissie ingeleide procedure zich richt. In zijn brief gaf Conazo uitsluitend commentaar op artikel 5 van wet nr. 290/1999 en op de wetten nr. 252/1991 en nr. 67/1988, waarop deze beschikking geen betrekking heeft.

IV. BEOORDELING

(28) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn de steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(29) De artikelen 87 en 88 van het Verdrag zijn van toepassing op de productie en afzet van producten waarvoor de Italiaanse autoriteiten hebben besloten steun toe te kennen. In artikel 33 van Verordening (EEG) nr. 136/66 van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten(6) is namelijk vastgesteld dat, behoudens andersluidende bepalingen van die verordening, de artikelen 92, 93 en 94 (thans 87, 88 en 89) van het Verdrag van toepassing zijn op de productie van en de handel in olijven en olijfolie.

Verenigbaarheid van de steun

(30) In artikel 4 van de onderhavige wet is bepaald dat de termijnen voor de afbetaling van verschillende soorten leningen voor bepaalde landbouwbedrijven in Apulië, Calabrië en Sicilië die zich voornamelijk bezighouden met de olijventeelt, worden verlengd, en daarin is tevens bepaald dat alle olijventeeltbedrijven en -coöperaties in andere regio's waar olijven worden geteeld en die last blijken te hebben van dezelfde ernstige crisis op de markt voor olijven en olijfolie als bovengenoemde drie regio's, onder dezelfde voorwaarden hetzelfde voordeel genieten. De regeling voor uitstel van betaling gaat gepaard met een overheidsbijdrage in de rentelast, waarvoor voor 1999 een bedrag van 10 miljard ITL is uitgetrokken. De verlenging van de terugbetalingstermijnen geeft de begunstigde landbouwbedrijven een financieel voordeel waarvan ze anders niet zouden kunnen profiteren. Daarbovenop komt de rentesubsidie van de overheid, die de rentelast van diezelfde bedrijven over alle door hen afgesloten leningen nog verder verlicht. In die zin bevoordelen de beide steunmaatregelen de begunstigde bedrijven ten opzichte van andere landbouwbedrijven die in dezelfde situatie op hun eigen financiële middelen moeten terugvallen en die hun leningen op de normale vervaldag tegen de normale daarvoor geldende rente moeten aflossen. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie kan de versterking van de positie van een bepaald bedrijf via economische staatssteun de concurrentie met andere bedrijven die niet van dergelijke steun profiteren, vervalsen(7).

(31) Uit beide volgende tabellen blijkt bovendien dat op de communautaire markt van olijven en olijfolie een uitgebreide handel bestaat; de maatregel kan derhalve de concurrentie vervalsen en van invloed zijn op het handelsverkeer tussen de lidstaten.

Handelsverkeer van Italië met de rest van de Europese Unie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Totaal communautair handelsverkeer

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(32) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de maatregelen in strijd zijn met het verbod overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(33) Het verbod van artikel 87, lid 1, wordt in de leden 2 en 3 van dat artikel gevolgd door uitzonderingen.

(34) De Italiaanse autoriteiten hebben voortdurend beweerd dat de maatregelen van artikel 4 van wet nr. 290/1999, die bedoeld zijn om de verstrekking van landbouwkredieten te vergemakkelijken, kunnen worden toegestaan op grond van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, waarin is bepaald dat steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

(35) Om na te gaan of de in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag bedoelde afwijking in dit geval van toepassing is, moeten de onderhavige steunmaatregelen worden getoetst aan punt 11.2.1 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(8), dat betrekking heeft op steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen. Zoals in dat punt wordt uiteengezet, vormen de regels voor dergelijke steunmaatregelen een uitzondering op het algemene principe van de onverenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag. De Commissie heeft derhalve steeds volgehouden dat de in artikel 87, lid 2, onder b), gehanteerde begrippen "natuurramp" en "buitengewone gebeurtenis" restrictief dienen te worden geïnterpreteerd.

(36) Tot dusverre heeft de Commissie de volgende gebeurtenissen als natuurramp aangemerkt: aardbevingen, lawines, grondverschuivingen en overstromingen. Onder de buitengewone gebeurtenissen wordt het volgende begrepen: oorlog, binnenlandse ordeverstoringen en stakingen en, onder bepaalde voorwaarden en afhankelijk van de omvang ervan, ernstige nucleaire of industriële ongevallen en grote branden die tot wijdverspreide verliezen leiden. Omdat dergelijke gebeurtenissen per definitie moeilijk te voorzien zijn, beoordeelt de Commissie de voorstellen voor steunverlening op grond van artikel 87, lid 2, onder b), per geval, daarbij rekening houdend met de voorheen terzake gevolgde praktijk. Wanneer eenmaal is aangetoond dat het een natuurramp of een andere buitengewone gebeurtenis betreft, wordt staatssteun tot 100 % toegestaan ter compensatie van de geleden materiële schade.

(37) In verband met het bovenstaande moet, zoals ook reeds bij de inleiding van de procedure is opgemerkt, allereerst worden vastgesteld dat in artikel 4 van wet nr. 290/1999 in vrij algemene termen over een "ernstige crisis op de markt voor olijven en olijfolie" wordt gesproken; op basis van een dergelijke formulering kunnen maatregelen worden genomen die bedoeld zijn om iedere mogelijke soort verstoring of moeilijkheid van de betrokken bedrijven het hoofd te bieden, ook als die, ondanks wat door de Italiaanse autoriteiten wordt beweerd en op grond van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag is vereist, niet buitengewoon zijn.

(38) Ter verklaring van die crisis spraken de Italiaanse autoriteiten in hun brief van 30 november 1998 aanvankelijk over de ernstige problemen bij de afzet van de producten, omdat veel olijfolie werd ingevoerd uit derde landen rond de Middellandse Zee en omdat de prijs die de verwerkers betaalden, plotseling sterk daalde, waardoor de bedrijven ernstige problemen kregen met hun inkomen en met hun bedrijfsvoering. Zij hielden vol dat de gebeurtenis zo ernstig en uitzonderlijk was dat het Italiaanse parlement naar aanleiding daarvan wet nr. 313 van 3 augustus 1998 goedkeurde, bedoeld om de in Italië geproduceerde olijfolie te beschermen en de consumptie ervan te bevorderen, waarbij echter werd opgemerkt dat met de goedkeuring van de normen betreffende de bescherming van het Italiaanse product het probleem van de sectorale crisis waarvan de olijventelers het slachtoffer waren en waardoor dezen zodanige financiële problemen ondervonden dat zij de vóór 31 maart 1998 op hun leningen voor bedrijfsvoering en verbetering af te lossen termijnen niet meer konden betalen, nog niet was opgelost.

(39) In antwoord(9) op deze opmerkingen heeft de Commissie de aandacht van de Italiaanse autoriteiten erop gevestigd dat een verhoging van de uit derde landen ingevoerde hoeveelheden en de onvermijdelijke prijsval en de afzetproblemen die dat met zich brengt, niet door een lidstaat mag worden aangevoerd als een buitengewone gebeurtenis op grond waarvan het gerechtvaardigd is het onderhavige type steun toe te kennen, noch welk ander type steun ook, ongeacht de ernst van het probleem en de gevolgen ervan voor de telers. Moeilijkheden op de markt ten gevolge van de concurrentiedruk van andere landen passen in de normale ontwikkelingen op de vrije markt. Alle telers die actief zijn op de markt zijn onderhevig aan dergelijke omstandigheden en moeten gepaste maatregelen nemen om hierop te reageren. Steunmaatregelen ten gunste van producenten van bepaalde gebieden of van het hele grondgebied van een lidstaat wentelen alleen maar de afzetproblemen van de begunstigde bedrijven af op bedrijven in andere lidstaten die, hoewel ze ook door dezelfde crisis worden getroffen, niet op vergelijkbare wijze worden ondersteund en die hun afzetproblemen derhalve uit eigen middelen moeten bekostigen en deze op eigen kracht het hoofd moeten bieden. Een dergelijke steunmaatregel vervalst de concurrentie per definitie en heeft gevolgen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(40) In antwoord op de bezwaren van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten in hun brief van 25 oktober 1999 hun mening herzien en, zoals reeds in overweging 25 vermeld, aangegeven dat niet de afzetproblemen, die in een open economie volkomen normaal zijn, de reden vormden waarom steun werd verleend, maar de betogingen en onlusten op straat die tot weg- en spoorwegblokkades leidden, zoals blijkt uit de verslagen van de prefecten van de betrokken provincies. De situatie was, alweer volgens de Italiaanse autoriteiten, nog ernstiger geworden vanwege de massa's illegale Albanezen die in Apulië aan land kwamen, waardoor in psychologisch en economisch opzicht een neerwaartse spiraal en een nog groter sociaal onbehagen ontstond. Voor de Italiaanse autoriteiten gaat het derhalve om een maatregel in verband met de openbare orde met een noodzakelijk en urgent karakter, die in principe zou moeten vallen onder de definitie van binnenlandse ordeverstoringen of stakingen zoals bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag.

(41) Behalve het feit dat de twee versies van de eerste twee, aan de inleiding van de procedure voorafgaande door de Italiaanse autoriteiten aan de Commissie gerichte brieven(10) elkaar tegenspreken, moet worden opgemerkt dat diezelfde autoriteiten nooit informatie ter ondersteuning van de door hen in die brieven aangevoerde redenen hebben toegezonden, noch ten bewijze van hun beweringen naar aanleiding van de inleiding van de procedure zelf, hoewel zij door de Commissie zijn opgeroepen alle voor de beoordeling van de zaak noodzakelijke informatie te verstrekken.

(42) De door de Commissie bij de inleiding van de procedure geuite twijfels zijn dus niet door de Italiaanse autoriteiten weggenomen en de Commissie is derhalve van mening dat niet is aangetoond dat de uitzonderingsbepaling van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag van toepassing is op de maatregel van artikel 4 van wet nr. 290/1999.

(43) Overeenkomstig de door de Commissie gevolgde praktijk(11) zouden de door de Italiaanse autoriteiten genoemde ongeregeldheden wellicht opgevat kunnen worden als binnenlandse ordeverstoringen en stakingen zoals bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, en zou op basis daarvan een vergoeding tot 100 % van de geleden schade derhalve te billijken zijn, ongeacht de omvang van die schade. Ongeregeldheden en stakingen kunnen weliswaar als "buitengewone gebeurtenissen" in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag worden opgevat, maar daar staat tegenover dat in de eerste plaats moet worden aangetoond dat die ongeregeldheden hebben plaatsgevonden en in de tweede plaats dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen deze ongeregeldheden en de daaruit voor de potentiële begunstigden van de schadeloosstelling voortvloeiende schade.

(44) De Italiaanse autoriteiten hebben nooit enig bewijs overgelegd waaruit het bovenstaande blijkt, noch vóór noch na de inleiding van de procedure, maar zich ertoe beperkt te verklaren dat door de betrokken onlusten weg- en spoorwegblokkades zijn ontstaan, hetgeen blijkt uit de door de prefecten van de betrokken provincies overgelegde rapporten. Deze rapporten hebben de Commissie echter nooit bereikt, noch hebben de Italiaanse autoriteiten enig ander document overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat naar aanleiding van de betrokken gebeurtenissen daadwerkelijk een dergelijke noodtoestand zou zijn ontstaan. Ook hebben zij niet aangegeven waar en wanneer de betrokken gebeurtenissen precies hebben plaatsgevonden, noch welke omstandigheden daartoe hebben geleid.

(45) Het is bovendien niet duidelijk waarom de betrokken gebeurtenissen uitsluitend de olijventeeltsector hebben getroffen en niet de landbouwsector als geheel, of zelfs de hele economie van de betrokken regio's. Er is geen enkele becijfering van de geleden schade overgelegd en er is op geen enkele manier uitgelegd hoe de betrokken onlusten en wegblokkades de productie van olijven en olijfolie zo ernstig hebben kunnen schaden als de Italiaanse autoriteiten beweren.

(46) Bovendien is niet duidelijk waarom de Italiaanse autoriteiten, hoewel zij beweren dat de maatregel zowel geografisch als qua tijd beperkt blijft, hebben besloten de steunregeling, behalve aan de olijventeeltbedrijven en -coöperaties in de drie regio's die in de eerste plaats voor de betrokken steun in aanmerking komen, te weten Calabrië, Apulië en Sicilië, ook onder dezelfde voorwaarden van toepassing te verklaren op alle olijventeeltbedrijven en -coöperaties in andere olijven producerende Italiaanse regio's die door een ernstige crisis op de markt voor olijven en olijfolie zijn getroffen. De steunmaatregel is derhalve nooit beperkt gebleven tot de bedrijven in Apulië, Calabrië en Sicilië, dat wil zeggen tot de bedrijven en coöperaties in die regio's die, volgens de Italiaanse autoriteiten, rechtstreeks door de betrokken feiten zijn getroffen. De toepassing van de maatregel op alle olijventeeltbedrijven en -coöperaties in alle olijven producerende Italiaanse regio's zou alleen gerechtvaardigd zijn wanneer de gebeurtenissen zich op nationale schaal hadden voorgedaan, hetgeen echter nooit door de Italiaanse autoriteiten is aangetoond.

(47) Het feit dat de steunmaatregel op nationale schaal wordt toegepast heeft de Commissie gesterkt in haar overtuiging dat de maatregel is genomen om bedrijven in moeilijkheden te helpen een ernstige schuldencrisis te boven te komen die onafhankelijk van de door de Italiaanse autoriteiten aangevoerde redenen is ontstaan. Het is derhalve mogelijk dat de betrokken steun is toegekend om de bedrijven zelf te redden, en dus zou deze niet op basis van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag moeten worden beoordeeld, maar aan de hand van de "Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden"(12).

(48) De Commissie heeft in haar eerste verzoek om aanvullende informatie aan de Italiaanse autoriteiten een dergelijke vraag gesteld. De Commissie had twijfels omdat in de samenvatting van de parlementaire werkzaamheden die tegelijk met het oorspronkelijke wetsontwerp (later goedgekeurd als wet nr. 290/1999) was toegezonden, werd opgemerkt dat het artikel (toen nog artikel 5) maatregelen ter vergemakkelijking van landbouwkredieten betrof en vergelijkbaar was met een artikel dat reeds in een eerder wetsontwerp was opgenomen en dat vervolgens was ingetrokken naar aanleiding van opmerkingen van de Commissie in haar brief aan Italië van 5 maart 1998. In dit verband werd in diezelfde samenvatting opgemerkt dat de betrokken voorzieningen weliswaar indruisten tegen artikel 87 van het EG-Verdrag, maar dat er ook bepalingen inzake staatssteun aan ondernemingen bestonden die waren opgenomen in een document van de Commissie, getiteld "Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden". Op basis van die overwegingen vatte bij de Commissie de mening post dat het betrokken artikel eventueel op die manier zou kunnen worden geïnterpreteerd, en dat heeft haar ertoe gebracht de Italiaanse autoriteiten te verzoeken dat punt op te helderen. Dat verzoek om opheldering hebben de Italiaanse autoriteiten vervolgens volledig genegeerd en zij hebben volhard in hun standpunt dat artikel 87, lid 2, onder b), op de onderhavige maatregel van toepassing was.

(49) Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie haar twijfels herhaald. Ook in dit geval hebben de Italiaanse autoriteiten, ondanks het verzoek om informatie dat bij die gelegenheid per brief was overgebracht, helemaal geen gegevens verstrekt en hebben zij geen enkele poging ondernomen om de maatregel te rechtvaardigen op basis van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. In hun brief van 18 mei 2000 hebben zij uitsluitend meegedeeld dat de maatregel niet ten uitvoer was gelegd en dat de betrokken steun niet was verleend. In hun opvatting betekende het niet ten uitvoer leggen van de maatregel dat de discussie met de Commissie over de aard van de steunmaatregel en de juridische grondslag waarop deze moest worden beoordeeld, was beëindigd.

(50) Uit het bovenstaande volgt dat de steunmaatregelen van artikel 4 van wet nr. 290/1999 ook niet kunnen worden toegestaan op grond van de uitzonderingsbepaling van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(51) Bijgevolg moet de Commissie concluderen dat de steunmaatregelen van artikel 4 van wet nr. 290/1999 steun voor de bedrijfsvoering zijn en als zodanig onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Deze beschikking betreft uitsluitend de steunregeling in algemene en abstracte zin die, om bovengenoemde redenen, niet aan de geldende normen voldoet. Met deze beschikking wordt niet vooruitgelopen op steun die eventueel aan individuele bedrijven wordt verstrekt, die mogelijk onder een uitzonderingsbepaling valt en die overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag aan de Commissie moet worden gemeld om te kunnen worden onderzocht. Deze beschikking heeft echter geen betrekking noch enig effect op kredieten aan landbouwbedrijven voor bedrijfsvoering en verbetering die vóór 31 maart 1998 aflopen, waaraan in deze beschikking wordt gerefereerd en ten aanzien waarvan in bovengenoemd artikel 4 een verlenging van de termijnen is vastgesteld.

V. CONCLUSIES

(52) Uit bovenstaande overwegingen volgt dat de steunmaatregelen van artikel 4 van wet nr. 290/1999 onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt en derhalve niet op grond van welke uitzonderingsbepaling van artikel 87, lid 1, van het Verdrag dan ook kunnen worden toegestaan.

(53) Er hoeft geen steun te worden teruggevorderd, aangezien de steunmaatregel nooit ten uitvoer is gelegd en aangezien nooit steun is uitgekeerd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun, bedoeld om de verstrekking van landbouwkredieten te vergemakkelijken, zoals vastgesteld bij artikel 4 van wet nr. 290 van 17 augustus 1999 is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steunmaatregel mag bijgevolg niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 3 april 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB C 148 van 27.5.2000, blz. 2.

(2) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(3) PB C 148 van 27.5.2000, blz. 2.

(4) De betrokken wet wordt momenteel onderzocht in het kader van de steunmaatregelen van de staten onder nr. C 12/95.

(5) Brief van 18 mei 2000.

(6) PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66.

(7) Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie moet, wanneer financiële steun van een staat de positie van een onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemingen in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, dit handelsverkeer worden geacht door de steun te zijn beïnvloed (zaak C-730/79, Jurisprudentie 1980, blz. 2671, rechtsoverwegingen 11 en 12).

(8) PB C 232 van 12.8.2000, blz. 19.

(9) Brief van de Commissie van 28 januari 1999.

(10) Brieven van de Italiaanse autoriteiten aan de Commissie van 28 oktober 1998 en 25 oktober 1999.

(11) Vgl. bijvoorbeeld steunmaatregel C 3/94 - Frankrijk - wegblokkades.

(12) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

Top