Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R2375

    Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad van 29 november 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 321 van 6.12.2001, p. 1–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/02/2007

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/2375/oj

    32001R2375

    Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad van 29 november 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. L 321 van 06/12/2001 blz. 0001 - 0005


    Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad

    van 29 november 2001

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen(1), en met name op artikel 2, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie(2) bepaalt dat levensmiddelen die op de markt worden gebracht geen hoger verontreinigingsniveau mogen vertonen dan hetgeen in de verordening is toegestaan.

    (2) De term "dioxinen" heeft betrekking op een groep van 75 polychloordibenzo-p-dioxinecongeneren ("PCDD's") en 135 polychloordibenzofuraancongeneren ("PCDF's"), waarvan er 17 uit toxicologisch oogpunt van belang zijn. De giftigste congeneer is 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine (TCDD), die door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek en andere gerenommeerde internationale organisaties als een bekend carcinogeen voor de mens is geclassificeerd. Conform het oordeel van de Wereldgezondheidsorganisatie ("WHO") concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding ("SCF") dat dioxinen niet kankerverwekkend zijn onder bepaalde drempelniveaus. Andere negatieve gevolgen, zoals endometriose en neurobehaviorale en immunosuppressieve effecten, treden bij veel lagere niveaus op en worden daarom als relevant beschouwd voor het bepalen van de toegestane inname.

    (3) Polychloorbifenylen ("PCB's") zijn een groep van 209 verschillende congeneren, die op basis van hun toxicologische eigenschappen in twee groepen kunnen worden verdeeld. 12 Congeneren hebben toxicologische eigenschappen van dioxinen en worden daarom vaak "dioxineachtige PCB's" genoemd. De andere PCB's vertonen geen dioxineachtige toxiciteit maar hebben een ander toxicologisch profiel.

    (4) Elke congeneer van dioxinen of dioxineachtige PCB's vertoont een verschillende toxiciteit. Bij het beschrijven van de toxiciteit van deze verschillende congeneren is het begrip toxische-equivalentiefactoren ("TEF's") geïntroduceerd om de risicobeoordeling en wettelijke controle te vergemakkelijken. Dit betekent dat de analyseresultaten voor elk van de 17 dioxinecongeneren en de 12 dioxineachtige PCB-congeneren in één kwantificeerbare eenheid worden uitgedrukt: "TCDD toxische-equivalentconcentratie" (TEQ).

    (5) Dioxinen en PCB's zijn zeer resistent tegen chemische en biologische afbraak, blijven dus lang in het milieu en accumuleren zich zo in de voedselketen van mens en dier.

    (6) Ruim 90 % van de blootstelling van de mens aan dioxinen is afkomstig van levensmiddelen. Levensmiddelen van dierlijke oorsprong veroorzaken circa 80 % van alle blootstelling. Het dioxinegehalte van dieren is voornamelijk afkomstig uit diervoeder. Daarom wordt diervoeder, en in sommige gevallen grond, beschouwd als potentiële bron van dioxineverontreiniging.

    (7) Het SCF keurde op 30 mei 2001 een advies goed over de risicobeoordeling van dioxinen en dioxineachtige PCB's in voedsel; het betreft een update op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie die sinds de goedkeuring van het SCF-advies van 22 november 2000 over dit onderwerp bekend is geworden. Het SCF heeft voor dioxinen en dioxineachtige PCB's een toelaatbare wekelijkse inname (tolerable weekly intake - "TWI") vastgesteld van 14 pg WHO-TEQ/kg lichaamsgewicht. Uit blootstellingsschattingen blijkt dat een aanzienlijk deel van de EU-bevolking een dioxine-inname heeft die boven de toelaatbare grens ("TWI") ligt. In sommige landen kunnen bepaalde bevolkingsgroepen een groter risico lopen vanwege hun specifieke voedingsgewoonten.

    (8) In het belang van de consumentenbescherming moet er daarom voor worden gezorgd dat de bevolking via levensmiddelen minder aan dioxinen wordt blootgesteld. Bepaalde groepen levensmiddelen blijken bijzonder hoge dioxineniveaus te bevatten. Aangezien de verontreiniging van levensmiddelen rechtstreeks samenhangt met de verontreiniging van diervoeder, is er een geïntegreerde aanpak nodig om de incidentie van dioxinen in de hele voedselketen te reduceren, d.w.z. van diervoeder via voedselproducerende dieren tot mensen.

    (9) Het SCF heeft aanbevolen dat er voortdurende inspanningen moeten worden gedaan om het vrijkomen van dioxinen en verwante verbindingen in het milieu zoveel mogelijk tegen te gaan. Dit is de meest efficiënte en effectieve manier om de aanwezigheid van dioxinen en vergelijkbare stoffen in de voedselketen te reduceren en het niveau in het menselijk lichaam blijvend te verlagen. Het SCF heeft opgemerkt dat recent onderzoek naar moedermelk en menselijk bloed lijkt aan te tonen dat de dioxineniveaus niet langer afnemen.

    (10) Maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's zijn een nuttig hulpmiddel om een onaanvaardbaar hoge blootstelling van de bevolking te voorkomen en de distributie van levensmiddelen met een onaanvaardbaar verontreinigingsniveau bv. ten gevolge van accidentele verontreiniging en blootstelling tegen te gaan. Maximumgehalten zijn tevens nodig om een wettelijk controlesysteem te kunnen uitvoeren en een uniforme toepassing te garanderen.

    (11) Om de blootstelling van de mens aan dioxinen te verminderen is het niet genoeg alleen maatregelen te nemen gebaseerd op het instellen van maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's in levensmiddelen, tenzij deze maximumgehalten zo laag zouden zijn dat een groot deel van de voedselvoorraad ongeschikt voor de menselijke consumptie zou moeten worden verklaard. Het wordt algemeen erkend dat er, om de aanwezigheid van dioxinen in levensmiddelen actief terug te dringen, behalve aan maximumgehalten ook behoefte is aan maatregelen die een proactieve aanpak stimuleren, zoals actiedrempels en streefwaarden voor voedingsmiddelen, in combinatie met maatregelen om de emissies te beperken. Streefwaarden zijn de gehalten die moeten worden bereikt om de blootstelling van het grootste deel van de bevolking uiteindelijk terug te brengen tot de door het Wetenschappelijk Comité vastgestelde TWI. Actiedrempels zijn een middel voor de bevoegde autoriteiten en de betrokken bedrijven om te bepalen in welke gevallen het wenselijk is een verontreinigingsbron op te sporen en maatregelen te nemen om deze te reduceren of te elimineren, niet alleen als deze verordening niet wordt nageleefd, maar ook als in voedingsmiddelen hoge dioxineniveaus boven de normale achtergrondniveaus worden aangetroffen. Deze aanpak zal ertoe leiden dat de dioxinegehalten in levensmiddelen geleidelijk zullen afnemen en uiteindelijk de streefwaarden zullen bereiken. De Commissie is daarom bezig een aanbeveling aan de lidstaten over dit onderwerp op te stellen.

    (12) Hoewel de maximumgehalten uit toxicologisch oogpunt voor zowel dioxinen als furanen en dioxineachtige PCB's zouden moeten gelden, zijn ze voorlopig alleen van toepassing op dioxinen en furanen en niet op dioxineachtige PCB's, omdat er nog te weinig bekend is over de prevalentie van dioxineachtige PCB's. Toch zal het toezicht worden voortgezet, in het bijzonder op de aanwezigheid van dioxineachtige PCB's, met de bedoeling om ook voor deze stoffen maximumgehalten te doen gelden.

    (13) Onaanvaardbare dioxineniveaus in levensmiddelen moeten worden beoordeeld aan de hand van de huidige achtergrondverontreinigingsniveaus, die per voedingsmiddel kunnen verschillen. De drempel moet strikt maar haalbaar zijn, rekening houdend met de achtergrondverontreiniging.

    (14) Om ervoor te zorgen dat alle bedrijven die betrokken zijn bij het productieproces van diervoeder en levensmiddelen, alles in het werk stellen om de dioxineniveaus van deze producten te verlagen, moeten de geldende maximumgehalten na een bepaalde periode worden verlaagd. Tegen 2006 moet de algehele blootstelling van de mens aan dioxinen met ten minste 25 % zijn gereduceerd.

    (15) De maximumgehalten zijn vooral van toepassing op levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Momenteel gelden er geen maximumniveaus voor paardenvlees, geitenvlees, konijnenvlees en eenden-, ganzen- en kwarteleieren. Er is maar weinig bekend over de prevalentie van dioxinen in deze voedingsmiddelen. Bovendien is er nog geen maximumgehalte vastgesteld omdat deze levensmiddelen maar in beperkte mate worden geconsumeerd. Er zijn ook nog geen maximumgehaltes vastgesteld voor granen, fruit en groenten, omdat deze voedingsmiddelen in het algemeen lage verontreinigingsniveaus hebben en daarom slechts in geringe mate bijdragen tot de algehele blootstelling van de mens aan dioxinen. Desalniettemin is het nodig deze levensmiddelen regelmatig te controleren op dioxinen en dioxineachtige PCB's.

    (16) Plantaardige oliën bevatten gewoonlijk geen hoge gehalten dioxinen of dioxineachtige PCB's. Aangezien plantaardige oliën gewoonlijk gemengd met dierlijke vetten op de markt worden gebracht of gebruikt in levensmiddelen, dient om controleredenen een maximumgehalte voor plantaardige oliën te worden vastgesteld.

    (17) Met de huidige gegevens is het niet mogelijk maximumgehalten te bepalen voor verschillende categorieën vis en visserijproducten. Vanwege het maximale dioxinegehalte in visvoer bevat kweekvis aanzienlijk minder dioxinen. Zodra meer gegevens beschikbaar zijn, kan het in de toekomst nodig worden verschillende niveaus te bepalen voor de diverse categorieën vis en visserijproducten of bepaalde soorten vis vrij te stellen voorzover deze maar in beperkte mate worden geconsumeerd.

    (18) Bepaalde soorten vis uit het Oostzeegebied kunnen een hoog dioxinegehalte hebben. Een significant deel van de vette vis in de Oostzee, zoals haring en zalm van de Oostzee, zal niet kunnen voldoen aan het maximumgehalte en zou in Zweden en Finland daarom uit voedsel worden geweerd. Er zijn aanwijzingen dat het weren van vis uit voedsel in Zweden en Finland een negatief effect op de gezondheid kan hebben. Zweden en Finland hebben een systeem dat waarborgt dat de consumenten ten volle op de hoogte worden gehouden van voedingsaanbevelingen betreffende beperkingen op de consumptie van vis uit het Oostzeegebied door kwetsbare bevolkingsgroepen om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen.

    (19) Uit controlegegevens blijkt dat eieren van hennen met vrije uitloop meer dioxinen bevatten dan eieren van batterijkippen. Eventueel kunnen maatregelen worden genomen om het dioxineniveau van deze eieren te verlagen. Daarom dient een overgangsperiode te gelden voordat de maximumgehalten van toepassing worden op eieren van hennen met vrije uitloop.

    (20) Het is van belang het algehele dioxinegehalte in levensmiddelen te reduceren. Daarom is het noodzakelijk te verbieden dat producten die voldoen aan de maximumgehalten worden gemengd met producten die deze gehalten overschrijden.

    (21) Gezien de verschillen tussen de lidstaten en de concurrentievervalsing die daarvan het gevolg kan zijn, moeten op communautair niveau maatregelen worden genomen om de volksgezondheid te beschermen, de interne markt te vrijwaren en tegelijkertijd het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen.

    (22) Verordening (EG) nr. 466/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (23) Het SCF is overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 315/93 geraadpleegd over de bepalingen die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid.

    (24) Het Wetenschappelijk Comité voor levensmiddelen heeft geen positief advies uitgebracht. Daardoor kon de Commissie de beoogde bepalingen niet vaststellen volgens de procedure van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 315/93,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 466/2001 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in artikel 1 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: "1 bis In afwijking van lid 1 is het Zweden en Finland gedurende een overgangsperiode die eindigt op 31 december 2006 toegestaan voor verbruik op hun grondgebied bestemde vis uit het Oostzeegebied met hogere dioxinegehalten dan die welke vermeld zijn in punt 5.2. van deel 5 van bijlage I in de handel te brengen, mits er een systeem bestaat dat waarborgt dat de consumenten ten volle op de hoogte worden gehouden van voedselaanbevelingen betreffende beperkingen op het verbruik van vis uit het Oostzeegebied door kwetsbare bevolkingsgroepen om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen.

    Elke toekomstige toepassing van deze afwijking zal beoordeeld worden in het kader van de evaluatie van deel 5 van bijlage I, zoals bepaald in artikel 5, lid 3, van deze verordening.

    Finland en Zweden verstrekken de Commissie uiterlijk 31 december van ieder jaar de resultaten van hun controles op de dioxinegehalten in vis uit het Oostzeegebied en rapporteren over de maatregelen die getroffen zijn om menselijke blootstelling aan dioxinen in vis uit het Oostzeegebied te verminderen.";

    2. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 4 bis

    Met betrekking tot dioxinen in de in deel 5 van bijlage I genoemde producten, is het verboden

    a) producten die voldoen aan de maximumgehalten te mengen met producten die deze gehalten overschrijden;

    b) producten die niet voldoen aan de maximumgehalten als ingrediënten te gebruiken voor de productie van andere levensmiddelen.";

    3. aan artikel 5 wordt het volgende lid 3 toegevoegd: "3. De Commissie herziet aan de hand van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's deel 5 van bijlage I uiterlijk op 31 december 2004 voor het eerst, met name om de vast te stellen niveaus ook voor dioxineachtige PCB's te doen gelden.

    Deel 5 van bijlage I wordt uiterlijk op 31 december 2006 opnieuw herzien met als doel de maximumgehalten fors te verlagen en eventueel maximumgehalten voor andere levensmiddelen vast te stellen.";

    4. bijlage I wordt gewijzigd zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing vanaf 1 juli 2002.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 29 november 2001.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. Vanderpoorten

    (1) PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

    (2) PB L 77 van 16.3.2001, blz. 1.

    BIJLAGE

    In bijlage I wordt het volgende deel 5 toegevoegd: "Deel 5: Dioxine (de som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD's) en de polychloordibenzofuranen (PCDF's), uitgedrukt in toxische equivalenten (TEQ), waarbij gebruik wordt gemaakt van de door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) vastgestelde TEF-waarden (toxische-equivalentiefactoren van 1997)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    Top