EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1162

Verordening (EG) nr. 1162/2001 van de Commissie van 14 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het heekbestand in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIIIa, b, d, e en van daarmee samenhangende bepalingen inzake de controle op de activiteiten van vissersvaartuigen

PB L 159 van 15.6.2001, p. 4–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1162/oj

32001R1162

Verordening (EG) nr. 1162/2001 van de Commissie van 14 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het heekbestand in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIIIa, b, d, e en van daarmee samenhangende bepalingen inzake de controle op de activiteiten van vissersvaartuigen

Publicatieblad Nr. L 159 van 15/06/2001 blz. 0004 - 0009


Verordening (EG) nr. 1162/2001 van de Commissie

van 14 juni 2001

tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het heekbestand in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIIIa, b, d, e en van daarmee samenhangende bepalingen inzake de controle op de activiteiten van vissersvaartuigen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98(2), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In november 2000 heeft de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee aangegeven dat er een ernstig gevaar van instorting van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e bestaat.

(2) Het grootste deel van dit heekbestand houdt zich op in de ICES-deelgebieden V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e.

(3) In de vergadering van de Raad van 14 en 15 december 2000 hebben de Commissie en de Raad geconstateerd dat het dringend noodzakelijk was een herstelplan voor dit heekbestand vast te stellen.

(4) Er moet dringend voor worden gezorgd dat minder jonge heek wordt gevangen door:

- vaststelling van grotere maaswijdten voor voor het vangen van heek gebruikte sleepnetten, hetgeen een afwijking vereist van de voorwaarden inzake maaswijdten van gesleept vistuig die zijn vastgesteld in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2001(4) en

- instelling van geografische gebieden waarin jonge heek in zeer grote aantallen voorkomt en vaststelling van het voorschrift dat in deze gebieden geen andere sleepnetten dan netten met een grote maaswijdte mogen worden gebruikt, en

- vaststelling van extra voorwaarden om ervoor te zorgen dat de vangst van jonge heek bij de boomkorvisserij wordt beperkt.

(5) Om te kunnen beschikken over informatie over de vangst van jonge heek door vaartuigen die vissen op heek en door vaartuigen die op langoustines vissen, moeten aan boord van die vaartuigen waarnemers worden geplaatst, waarbij rekening wordt gehouden met het niveau van visserijactiviteit van elke lidstaat waarvan vaartuigen in de betrokken gebieden vissen.

(6) Om de garanderen dat de in deze verordening vastgestelde maatregelen worden nageleefd, moeten extra controlemaatregelen bovenop die welke zijn bepaald in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98(6), en specifieke controleprogramma's, opgesteld overeenkomstig artikel 34 (quarto) van voornoemde verordening, worden vastgesteld.

(7) Aanvullende instandhoudingsmaatregelen ten aanzien van langoustinevisserij die belangrijke vangsten van heek met zich brengt, kunnen worden voorgesteld met het oog op recent wetenschappelijk advies van ICES alsook de resultaten van de momenteel in uitvoering gebrachte experimenten met zeer selectief vistuig,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen die vissen in de ICES-deelgebieden V en VI en in de ICES-sectoren VIIb, c, f, g, h, j, k en de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e.

Artikel 2

1. Ongeacht de in artikel 4, lid 4, en in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 850/98 bepaalde voorwaarden, mag de vangst van heek (Merluccius merluccius) aan boord van een vaartuig dat een sleepnet met een maaswijdte van 55 tot 99 mm aan boord heeft, niet meer dan 20 % uitmaken van het totale gewicht van de vangst van mariene organismen die aan boord wordt gehouden.

2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die binnen 24 uur terugkeren naar de laatste haven waaruit ze zijn vertrokken.

Artikel 3

Het is verboden om:

a) behalve in ICES-deelgebieden V en VI, een kuil en/of een tunnel van een sleepnet, behalve boomkornetten, met een maaswijdte van meer dan 55 mm die niet is vervaardigd uit enkel getwijnd netmateriaal waarvan geen enkel garen dikker is dan 6 mm, of uit dubbel getwijnd netmateriaal waarvan geen enkel garen dikker is dan 4 mm te gebruiken;

b) een ander bodemsleepnet dan een boomkor te gebruiken, dat een kuil met een maaswijdte tussen 70 en 89 mm bevat waarvan de omtrek uit meer dan 120 mazen bestaat, aanslagen en naadlijnen niet meegerekend;

c) een bodemsleepnet te gebruiken met vierhoekige mazen waarvan de zijden van de maas niet ongeveer van dezelfde lengte zijn;

d) een bodemsleepnet te gebruiken waarbij een kuil met een maaswijdte van minder dan 100 mm op een andere wijze dan door naaien aan het voorste deel van het net is bevestigd.

Artikel 4

Het is verboden boomkorren aan boord te hebben of te gebruiken met een maaswijdte van 70 mm of groter, tenzij de volledige bovenste helft van het voorste deel van het net is voorzien van een netgedeelte waarvan geen enkele maas een maaswijdte van minder dan 180 mm heeft, en dat

- rechtstreeks aan de hoofdlijn is bevestigd of

- is bevestigd aan niet meer dan drie rijen netmateriaal met ongeacht welke maaswijdte die rechtstreeks aan de hoofdlijn zijn bevestigd.

Het betrokken netgedeelte moet zich naar de achterkant van het net uitstrekken over een aantal mazen dat wordt berekend door

a) de lengte in meter van de korboom door 12 te delen en

b) het onder a) verkregen resultaat te vermenigvuldigen met 5400 en

c) het onder b) verkregen resultaat te delen door de maaswijdte in millimeter van de kleinste maas in het netgedeelte en

d) in het onder c) verkregen resultaat alle decimalen of andere fracties weg te laten.

Artikel 5

1. Met het oog op de toepassing van lid 2 worden de volgende geografische gebieden afgebakend:

a) het gebied dat is gelegen tussen de rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden, met uitsluiting van alle delen van dat gebied die zijn gelegen binnen de twaalfmijlsgrens berekend vanaf de basislijnen van Ierland:

53° 30' NB, 11° 00' WL

53° 30' NB, 12° 00' WL

53° 00' NB, 12° 00' WL

51° 00' NB, 11° 00' WL

49° 30' NB, 11° 00' WL

49° 30' NB, 07° 00' WL

51° 00' NB, 07° 00' WL

51° 00' NB, 10° 30' WL

51° 30' NB, 11° 00' WL

53° 30' NB, 11° 00' WL

en

b) het gebied dat is gelegen tussen de rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden, met uitsluiting van alle delen van dat gebied die zijn gelegen binnen de twaalfmijlsgrens berekend vanaf de basislijnen van Frankrijk:

48° 00' NB, 06° 00' WL

48° 00' NB, 07° 00' WL

45° 00' NB, 02° 00' WL

44° 00' NB, 02° 00' WL

het punt op de kust van Frankrijk dat is gelegen op 44° 00' NB

het punt op de kust van Frankrijk dat is gelegen op 45° 30' NB

45° 30' NB, 02° 00' WL

45° 45' NB, 02° 00' WL

48° 00' NB, 06° 00' WL

Ter indicatie is in bijlage I een kaart van de bovenomschreven gebieden opgenomen.

2. In de in lid 1 omschreven gebieden:

- is het verboden enige visserijactiviteit uit te oefenen waarbij een sleepnet met een maaswijdte tussen 55 en 99 mm wordt gebruikt en

- is het verboden om een sleepnet met een maaswijdte tussen 55 en 99 mm geheel of gedeeltelijk te water te laten of op een andere wijze in te zetten en

- moeten alle sleepnetten met een maaswijdte van 55 tot 99 mm zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

In het in lid 1, onder a), omschreven gebied:

- is het verboden enige visserijactiviteit uit te oefenen waarbij staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 120 mm wordt gebruikt en

- is het verboden staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 120 mm geheel of gedeeltelijk te water te laten of op een andere wijze in te zetten en

- moet alle staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 120 mm zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

In het in lid 1, onder b), omschreven gebied:

- is het verboden enige visserijactiviteit uit te oefenen waarbij staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 100 mm wordt gebruikt en

- is het verboden om, voor welk doel ook, staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 100 mm geheel of gedeeltelijk te water te laten of op een andere wijze in te zetten en

- moet al het vistuig met een maaswijdte van minder dan 100 mm zijn vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

Artikel 6

1. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat voor de duur van het in bijlage II vermelde aantal visreizen, ten minste één waarnemer aan boord is van de communautaire vaartuigen die hun vlag voeren en die sleepnetten met een maaswijdte van 70 mm tot 99 mm gebruiken in elk van de geografische gebieden die zijn gelegen tussen de rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

a) het punt op de kust van Ierland op 53° 30' NB

53° 30' NB, 11° 00' WL

51° 30' NB, 11° 00' WL

51° 30' NB, 10° 30' WL

51° 00' NB, 07° 00' WL

het punt op de kust van Ierland op 07° 00' WL;

b) het punt op de kust van Frankrijk op 48° 00' NB

48° 00' NB, 06° 00' WL

45° 45' NB, 02° 00' WL

45° 30' NB, 02° 00' WL

het punt op de kust van Frankrijk op 45° 30' NB.

2. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat er tijdens de duur van ten minste tien zeereizen, zowel binnen als buiten de in artikel 5 omschreven geografische gebieden, een of meer waarnemers aan boord zijn van een communautair vissersvaartuig dat hun vlag voert en dat vist met een bodemtrawl waarin ten minste één rij mazen met een maaswijdte van meer dan 350 mm rechtstreeks aan de hoofdlijn is bevestigd en die door twee vissersvaartuigen tegelijk wordt gesleept.

3. Om aan de in lid 1 en lid 2 bedoelde voorwaarden te voldoen stelt elke lidstaat een steekproefschema op waarin onder meer de spreiding van de waarnemers over de geografische gebieden wordt aangegeven en dient hij dit schema voor goedkeuring bij de Commissie in.

4. De waarnemers registreren telkens wanneer het vistuig wordt ingezet de maaswijdte van de trawl en de geografische plaats waar de visserijactiviteit plaatsvindt en passen een speciaal opgestelde steekproefprocedure toe met het oog op de raming van:

a) de totale hoeveelheid, in gewicht, van de vangst van heek, langoustines en alle andere mariene organismen bij elke inzet van het vistuig;

b) de lengte van de bij elke inzet van het vistuig gevangen heek, naar beneden afgerond tot op de centimeter;

c) de totale hoeveelheid heek, langoustines en andere mariene organismen die wordt aangevoerd;

d) de lengte van de aangevoerde heek, naar beneden afgerond op de centimeter.

5. De kapitein van een communautair vissersvaartuig dat is aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, moet het aan boord komen en het van boord gaan van de waarnemer vergemakkelijken en moet ervoor zorgen dat de waarnemer beschikt over passende accommodatie en de nodige voorzieningen om zijn werk uit te voeren.

6. Ter indicatie zijn de in lid 1 bedoelde gebieden aangegeven in de bijlage.

Artikel 7

1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het in bijlage III vermelde aantal gevallen de aanvoer van vaartuigen die zonder waarnemer aan boord in de in artikel 6, lid 1, bedoelde gebieden hebben gevist met sleepnetten met een maaswijdte van 70 mm tot 99 mm, onmiddellijk na de aanlanding wordt bemonsterd.

Daartoe stelt elke lidstaat een steekproefschema op waarin onder meer de spreiding van de steekproeven over elk geografisch gebied wordt aangegeven, en dient hij dit schema voor goedkeuring bij de Commissie in.

2. De steekproef moet erop gericht zijn een raming te verkrijgen van:

a) de totale hoeveelheid heek, langoustines en andere mariene organismen die is aangevoerd;

b) de lengte van de aangevoerde heek, naar beneden afgerond op de centimeter.

Artikel 8

De lidstaten zenden de Commissie binnen 220 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een uitgebreid verslag over de activiteiten en waarnemingen van de waarnemers die zijn toegewezen aan communautaire vaartuigen die hun vlag voeren en over de resultaten van de steekproeven betreffende de aanvoer.

Artikel 9

1. Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om voor de kapitein (of zijn vertegenwoordiger) van een vissersvaartuig dat zijn vlag voert en voornemens is te gaan vissen of heeft gevist onder de in artikel 5 bepaalde voorwaarden, de verplichting in te voeren om gegevens betreffende het binnenvaren en het verlaten van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gebieden mee te delen.

2. De krachtens lid 1 mee te delen gegevens omvatten:

- de naam van het vaartuig;

- de code (bij het binnenvaren "in", bij het verlaten "out");

- datum, tijd, geografische positie;

- de naam van de kapitein.

De kapitein van een communautair vissersvaartuig noteert deze gegevens en het tijdstip van deze mededeling in het logboek.

3. Een vaartuig dat is uitgerust met een functionerend real time automatisch volgsysteem dat bij de Gemeenschapswetgeving is erkend, is vrijgesteld van de in lid 1 bedoelde verplichting.

4. De in lid 1 bedoelde mededeling moet door de kapitein (of zijn vertegenwoordiger) van het betrokken vaartuig tegelijk worden gedaan aan de vlaggenstaat en aan de kuststaat of kuststaten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht in de zeegebieden waar het vaartuig zijn visserijactiviteit in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van die lidstaat of die lidstaten zal uitoefenen.

Artikel 10

1. Het is verboden op een communautair vissersvaartuig heek, gemengd of in combinatie met ander mariene organismen aan boord te houden.

2. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de heekvangsten aan boord.

Artikel 11

1. Wanneer de kapitein van een communautair vissersvaartuig (of zijn vertegenwoordiger) in een lidstaat 250 kg of meer heek wenst aan te voeren, stelt hij de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste vier uur vooraf in kennis van:

- de plaats van aanlanding;

- het vermoedelijke tijdstip van aankomst op die plaats;

- de hoeveelheden heek aan boord;

- de hoeveelheden heek die zullen worden aangeland.

2. Wanneer een communautair vissersvaartuig meer dan 500 kg heek wil aanvoeren, moet de kapitein van dat vaartuig ervoor zorgen dat deze aanvoer alleen plaatsvindt in havens die zijn aangewezen overeenkomstig de in artikel 12 bepaalde voorwaarden.

3. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar 250 kg of meer heek zal worden aangevoerd, kunnen eisen dat niet met het lossen wordt begonnen voordat zij daartoe toestemming hebben gegeven.

Artikel 12

1. Elke lidstaat wijst havens aan waarin hoeveelheden heek van meer dan 500 kg mogen worden aangevoerd.

2. Elke lidstaat deelt de Commissie binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de lijst van aangewezen havens en, uiterlijk 30 dagen later, de desbetreffende inspectie- en controleprocedures, met inbegrip van de omstandigheden en voorwaarden voor het registreren en melden van de hoeveelheden heek bij elke aanvoer, mee. De Commissie geeft deze informatie door aan alle lidstaten.

Artikel 13

1. Wanneer aangevoerde heek niet voor de eerste maal te koop wordt aangeboden in een visafslag, zoals voorgeschreven bij artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, zorgen de lidstaten ervoor dat:

- de plaats waar het gewicht van de hoeveelheden aangevoerde heek wordt bepaald, wordt aangewezen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aanvoer plaatsvindt en

- de betrokken hoeveelheden ijonmiddellijk worden gemeld aan de visafslagcentra of aan een andere door de bevoegde autoriteiten aangewezen instantie.

2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid heek die voor het eerst wordt aangeland in die lidstaat, wordt gewogen voordat ze naar elders wordt vervoerd.

3. Onverminderd de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden heek die naar een andere plaats dan de aanvoerplaats of invoerplaats worden vervoerd vergezeld gaan van een kopie van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde aangiften die betrekking heeft op de vervoerde heek. Het gebruik van een afschrift van document T/M, waarin is voorzien in artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93, is verboden wanneer het vervoer betrekking heeft op heek.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

- De artikelen 10 en 11 zijn evenwel van toepassing vanaf de ijvatende dag volgende op die van de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

- De artikelen 2, 3, 4, 5 en 9 zijn van toepassing met ingang van 1 september 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1.

(2) PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1.

(3) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

(4) PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1.

(5) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(6) PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5.

BIJLAGE I

HEEKBOXEN

>PIC FILE= "L_2001159NL.000802.TIF">

BIJLAGE II

MINIMUMAANTAL VISREIZEN WAARBIJ WAARNEMERS AAN BOORD MOETEN ZIJN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

MINIMUMAANTAL GEVALLEN WAARIN STEEKPROEVEN VAN DE AANVOER MOETEN WORDEN GENOMEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top