Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2042

    Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad van 26 september 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    PB L 244 van 29.9.2000, p. 38–52 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/03/2008: This act has been changed. Current consolidated version: 22/12/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2042/oj

    32000R2042

    Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad van 26 september 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    Publicatieblad Nr. L 244 van 29/09/2000 blz. 0038 - 0052


    Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad

    van 26 september 2000

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 9 en artikel 11, lid 2,

    Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    1. Voorafgaand onderzoek

    (1) In april 1994 heeft de Raad, naar aanleiding van een in maart 1993 geopend antidumpingonderzoek ("het oorspronkelijke onderzoek"), bij Verordening (EG) nr. 1015/94(2) ("de definitieve verordening"), een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van televisiecamerasystemen uit Japan. Het oorspronkelijke onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 1991 tot en met 31 december 1992.

    (2) In oktober 1997 heeft de Raad, naar aanleiding van een onderzoek ("het onderzoek naar de absorptie van de rechten") op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad ("de basisverordening"), bij Verordening (EG) nr. 1952/97(3) het antidumpingrecht voor twee betrokken ondernemingen, namelijk Sony Corporation ("Sony") en Ikegami Tsushinki & Co Ltd. tot 108,3 % respectievelijk 200,3 % verhoogd.

    (3) In juni 1998 heeft de Commissie, bij Verordening (EG) nr. 1178/98(4), op grond van artikel 13 van de basisverordening, een onderzoek geopend naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen door de assemblage van delen en modulen van televisiecamerasystemen in de Gemeenschap ("het onderzoek naar de ontwijking van de rechten"). Na de intrekking van de klacht door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd dit onderzoek in februari 1999 beëindigd. Op grond van het tijdens dit onderzoek gevonden bewijsmateriaal heeft de Commissie echter een procedure op grond van artikel 5 van de basisverordening ingeleid betreffende de invoer van bepaalde delen van televisiecamerasystemen uit Japan(5) ("het onderzoek naar delen van televisiecamerasystemen").

    (4) Voorts werd in januari 1999, op grond van artikel 5 van de basisverordening, een antidumpingonderzoek geopend betreffende televisiecamerasystemen uit de Verenigde Staten van Amerika(6) ("het onderzoek naar Amerikaanse televisiecamerasystemen"). Dit onderzoek werd op 1 februari 2000 zonder het nemen van maatregelen beëindigd, gezien de sluiting van de productiefaciliteiten van de enige producent/exporteur van televisiecamerasystemen in de VS, een onderneming die banden had met een grote Japanse producent/exporteur van televisiecamerasystemen.

    2. Onderhavig onderzoek

    2.1. Onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

    (5) Na de bekendmaking van het bericht dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van televisiecamerasystemen uit Japan binnenkort zouden vervallen(7), werd bij de Commissie, op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, het verzoek ingediend een procedure tot handhaving van de maatregelen in te leiden.

    (6) Dit verzoek werd op 28 januari 1999 ingediend door Philips Digital Video Systems en Thomson Broadcast Systems (de "EG-producenten die het verzoek hebben ingediend" of de "bedrijfstak van de Gemeenschap"), die tezamen goed zijn voor de gehele productie van televisiecamerasystemen in de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

    (7) Het verzoek bevat bewijsmateriaal dat, indien de maatregelen vervallen, dit waarschijnlijk zal leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (8) Nadat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om tot een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen over te gaan, heeft zij dit onderzoek, op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, geopend door middel van de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 30 april 1999(8).

    3. Onderzoek

    (9) De Commissie heeft de EG-producenten die het verzoek hadden ingediend, de producenten/exporteurs in Japan en de vertegenwoordigers van de overheid van het exportland officieel van de inleiding van het nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De Commissie heeft al deze partijen, en de partijen die binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn contact met haar hadden opgenomen, vragenlijsten doen toekomen. De Commissie heeft de rechtstreeks betrokken partijen eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord.

    (10) De EG-producenten die het verzoek hadden ingediend hebben de vragenlijst beantwoord, evenals een Japanse producent/exporteur. Geen enkele onafhankelijke importeur heeft de vragenlijst beantwoord. Vijftien gebruikers hebben de vragenlijst, hoewel soms slechts ten dele, beantwoord, en een organisatie van gebruikers heeft gegevens verstrekt.

    (11) De Commissie heeft alle gegevens verzameld en geverifieerd die zij nodig had om te kunnen vaststellen dat het waarschijnlijk was dat de betrokken invoer met dumping zou worden voortgezet of herhaald en dat hierdoor weer schade zou ontstaan, alsmede gegevens inzake het belang van de Gemeenschap. Bij de volgende bedrijven werden controles verricht:

    a) EG-producenten die het verzoek hebben ingediend:

    - Philips BTS Broadcast Television Systems B.V., Breda ("Philips"),

    - Thomson Broadcast Systems, Cergy St Christophe ("Thomson").

    b) Producenten/exporteurs in Japan:

    - Hitachi Denshi, Ltd.

    (12) Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid dat de betrokken invoer met dumping zou worden voortgezet en/of herhaald had betrekking op de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren om de voortzetting en/of herhaling van schade te kunnen beoordelen had betrekking op de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1998 ("het schadeonderzoektijdvak").

    B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1. Betrokken product

    (13) De procedure heeft betrekking op televisiecamerasystemen die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 8525 30 90, ex 8537 10 91, ex 8537 10 99, ex 8529 90 81, ex 8529 90 88, ex 8543 89 95, ex 8528 21 14, ex 8528 21 16 en ex 8528 21 90, van oorsprong uit Japan.

    (14) Zoals in de definitieve verordening uiteengezet, kunnen televisiecamerasystemen uit de volgende delen bestaan die tezamen of afzonderlijk worden ingevoerd:

    - een camerakop met drie of meer sensoren (beeldopnemers bestaande uit ladinggekoppelde componenten (Charge-coupled devices (CCD's)) van 12 mm of meer), elk met meer dan 400000 pixels, die op een uitgangsadaptor kan worden aangesloten en die een signaal/ruisverhouding heeft van 55 dB of meer bij normale versterking; de camerakop en de adaptor kunnen zich in dezelfde behuizing of in afzonderlijke behuizingen bevinden;

    - een zoeker (met een diagonaal van 38 mm of meer);

    - een basisstation of camerabesturingseenheid (Camera control unit (CCU)) die door middel van een kabel met de camera is verbonden;

    - een bedieningspaneel (Operational control panel (OCP)) voor het besturen van afzonderlijke camera's (met name voor kleurinstelling, lensopening of diafragma);

    - een centraal regelpaneel (Master control panel (MCP)) of centrale regeleenheid (Master set-up unit (MSU) met camerakeuzeaanduiding voor het overzicht en voor de afstandsbediening van verschillende camera's.

    (15) Onder bovenvermelde definitie vallen niet:

    - lenzen;

    - videorecorders;

    - camerakoppen waarvan de opname-eenheid zich in dezelfde behuizing bevindt;

    - camera's voor professionele doeleinden die niet voor uitzendactiviteiten kunnen worden gebruikt;

    - de in de bijlage genoemde camera's voor professionele doeleinden (aanvullende Taric-code 8786).

    (16) Tijdens het onderzoek bleek dat vanaf 1997 een nieuw model televisiecamerasysteem was ontwikkeld, namelijk een camerakop voor uitzenddoeleinden die met een videorecorder is verbonden (de zogenaamde "camcorder"). Bij het onderzoek is ook gebleken dat zowel de bedrijfstak van de Gemeenschap als de producenten/exporteurs hun televisiecamera's in het algemeen in verschillende combinaties aanbieden, hetzij verbonden met een triax adapter of een opname-eenheid. Zoals hierboven vermeld waren videorecorders en camerakoppen met een opname-eenheid in dezelfde behuizing van de procedure uitgesloten. Camcorders kunnen evenwel ook bestaan uit een camerakop die met een videorecorder is verbonden, zonder dat deze zich in dezelfde behuizing bevinden. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat een dergelijk type camerakop onder de in de definitieve verordening gegeven omschrijving van het betrokken product valt. Voorts werd vastgesteld dat op grond van de hierboven gegeven omschrijving van het betrokken product de opname-eenheid alleen niet onder die omschrijving valt.

    (17) Bij het onderzoek is tevens gebleken dat analoge televisiecamerasystemen voor uitzenddoeleinden geleidelijk aan zijn vervangen door digitale televisiecamerasystemen voor uitzenddoeleinden ("digitale televisiecamerasystemen") die vanaf 1997 op de EG-markt zijn verschenen. Deze digitale televisiecamerasystemen vallen onder de in de definitieve verordening gegeven omschrijving van het betrokken product.

    2. Soortgelijk product

    (18) Er bleken geen fundamentele verschillen te zijn, wat fysische en technische kenmerken en gebruiksdoeleinden betreft, tussen de door de Japanse producenten/exporteurs gemaakte en naar de Gemeenschap uitgevoerde televisiecamerasystemen en die welke zij op de binnenlandse markt verkochten.

    (19) Voorts maken de Japanse producenten/exporteurs en de klagende EG-producenten bij de vervaardiging van de in de Gemeenschap verkochte televisiecamerasystemen gebruik van dezelfde basistechnologie, waarbij zij de desbetreffende internationale normen in acht nemen. Deze producten hebben dezelfde toepassingsmogelijkheden en gebruiksdoeleinden, zijn onderling verwisselbaar en concurreren met elkaar. Voorts maken zowel de klagende EG-producenten als de Japanse producenten/exporteurs digitale televisiecamerasystemen en camcorders, dat wil zeggen producten die de laatste technologische ontwikkelingen vertegenwoordigen die het betrokken product sinds het oorspronkelijke onderzoek heeft doorgemaakt. Daarom zijn de door de Japanse producenten/exporteurs vervaardigde en in de Gemeenschap verkochte televisiecamerasystemen en de door de klagende EG-producenten vervaardigde en in de Gemeenschap verkochte televisiecamerasystemen soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN DE VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DUMPING

    (20) Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft dit soort onderzoek naar de dumpingaspecten ten doel vast te stellen of, indien de maatregelen vervallen, het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping wordt voortgezet en/of zich opnieuw zal voordoen.

    1. Samenwerking

    (21) De Japanse producenten/exporteurs hebben bij onderhavig onderzoek, zoals bij de vorige onderzoeken, bijzonder weinig medewerking verleend. Slechts een van de kleinere producenten van televisiecamerasystemen, die, volgens zijn opgave, slechts weinig exemplaren van het betrokken product naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, heeft medewerking verleend. De drie andere ondernemingen die zich in het kader van het oorspronkelijke onderzoek hadden aangemeld, hebben geweigerd medewerking te verlenen, hoewel het algemeen bekend is dat hun hoofdkantoor en hun grootste productie-, onderzoek- en ontwikkelingsafdelingen zich in Japan bevinden en dat een groot aantal televisiecamerasystemen in het onderzoektijdvak onder de merknaam van ten minste twee van hen in de Gemeenschap zijn verkocht.

    2. Waarschijnlijkheid van de voortzetting van dumping

    (22) Gezien de geringe mate van medewerking en het feit dat de statistische gegevens van Eurostat in dit opzicht niet betrouwbaar werden geacht (omdat onder de betrokken GN-codes ook andere producten waren ingedeeld), kon niet met zekerheid worden vastgesteld of televisiecamerasystemen als dusdanig uit Japan werden ingevoerd. In het onderzoektijdvak werden echter belangrijke delen van televisiecamerasystemen in de Gemeenschap ingevoerd. Voorts werd vastgesteld dat door een dochteronderneming van Sony in de VS geproduceerde televisiecamerasystemen in aanzienlijke hoeveelheden in de Gemeenschap werden ingevoerd. De voorzichtige conclusie is dat in het thans onderzochte tijdvak, in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoektijdvak, weinig televisiecamerasystemen uit Japan werden ingevoerd. Daarom werd geen conclusie getrokken over de waarschijnlijkheid dat de invoer met dumping werd voortgezet.

    3. Waarschijnlijkheid van het opnieuw optreden van dumping

    (23) Daar de voornaamste Japanse producenten/exporteurs geen medewerking verleenden, moest de Commissie, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, haar bevindingen op de beschikbare gegevens baseren. Bij gebrek aan andere betrouwbare bronnen werd bij het onderzoek naar de waarschijnlijkheid dat de invoer met dumping opnieuw zou plaatsvinden, indien de maatregelen zouden vervallen, derhalve gebruik gemaakt van de in het verzoek vervatte gegevens en van gegevens die producenten in de Gemeenschap en gebruikers van televisiecamerasystemen tijdens het onderzoek hebben verstrekt.

    (24) Volgens het verzoek bedraagt de dumpingmarge voor de camerakop alleen al, volgens een op voorzichtige ramingen berustende berekening, 30,6 %. Andere elementen van een televisiecamerasysteem zijn bij deze berekening niet in aanmerking genomen, hoewel deze soms gratis worden meegeleverd. Dit betekent dat de werkelijke dumpingmarge, wanneer het recht niet meer van toepassing is, meer dan 30,6 % zou zijn.

    (25) In het verzoek wordt ook aangetoond dat, indien de maatregelen niet meer van toepassing zijn, de dumpingmarges ten minste even hoog zouden zijn als tijdens het oorspronkelijke onderzoek.

    (26) Op deze basis en bij gebrek aan betere gegevens werd geconcludeerd dat de dumpingmarges weer aanzienlijk zullen zijn, zodra de maatregelen niet meer van toepassing zijn.

    (27) Wat de waarschijnlijke omvang van de invoer van Japanse televisiecamerasystemen in de Gemeenschap betreft, wordt opgemerkt dat volgens de beschikbare gegevens, de capaciteit voor de productie van televisiecamerasystemen in Japan ten minste op hetzelfde niveau is als tijdens het oorspronkelijke onderzoek; deze capaciteit is groot genoeg om de aanzienlijke export naar de Gemeenschap te hervatten indien het antidumpingrecht vervalt. Dit wordt bevestigd door het feit dat de verkoop van in de Gemeenschap en in derde landen geassembleerde televisiecamerasystemen waarin waardevolle en essentiële onderdelen van oorsprong uit Japan zijn verwerkt, erop wijst dat de productiecapaciteit in wezen ongewijzigd is gebleven.

    (28) Gezien de mobiele aard van de productie, kan de productiecapaciteit voor deze producten zo nodig binnen enkele maanden worden uitgebreid. Het feit dat de productiefaciliteiten van een Japanse producent/exporteur binnen enkele maanden van de VS naar de Gemeenschap werden verplaatst, wijst er duidelijk op dat de productiecapaciteit voor het betrokken product binnen een korte tijdsduur kan worden opgezet/uitgebreid of verminderd. Indien de antidumpingmaatregelen vervallen, kunnen de activiteiten voor de productie van televisiecamerasystemen die thans in de Gemeenschap worden verricht naar Japan worden overgebracht en de productiecapaciteit in Japan zou gemakkelijk kunnen worden uitgebreid om de export naar de Gemeenschap te hervatten.

    (29) Tijdens het schadeonderzoektijdvak produceerden alle Japanse producenten/exporteurs, met uitzondering van Sony, hun televisiecamerasystemen voor de VS en de Zuid-Amerikaanse markt in Japan. Voorts werd op grond van de beschikbare gegevens vastgesteld dat alle producenten/exporteurs hun televisiecamerasystemen voor de Japanse en Aziatische markt in Japan fabriceerden. De O & O-activiteiten voor deze producten werden ook in Japan verricht, daar een groot deel van deze activiteiten niet alleen van nut is voor televisiecamerasystemen, maar ook voor professionele camera's en andere producten. De Japanse producenten/exporteurs konden zich aan een wijziging in de vraag aanpassen door een vergroting van de productie in Japan wanneer de markt groeide. Dit leidt tot de conclusie dat in Japan nog productiecapaciteit beschikbaar is die gebruikt kan worden wanneer het verbruik in de Gemeenschap en op de wereldmarkt stijgt. Daarom is het waarschijnlijk dat de Japanse producenten/exporteurs hun productie zullen vergroten indien de antidumpingmaatregelen vervallen.

    (30) Geconcludeerd werd dat de Japanse producenten/exporteurs, gezien de productiecapaciteit waarover zij nu beschikken en de mogelijkheid deze zo nodig uit te breiden, hun productie en uitvoer naar de Gemeenschap kunnen verhogen indien de antidumpingmaatregelen vervallen. Daar de O & O-faciliteiten en de productiefaciliteiten van de Japanse producenten/exporteurs voor de meeste componenten van televisiecamerasystemen zich in Japan bevinden, zouden zij dan nog meer van schaalvoordelen kunnen profiteren.

    (31) Voorts wordt erop gewezen dat de twee Japanse producenten/exporteurs die assemblagefaciliteiten voor televisiecamerasystemen in de Gemeenschap hebben opgezet, andere producten waarop geen antidumpingrechten van toepassing zijn en die bestemd zijn naar de Gemeenschap te worden uitgevoerd, in Japan zijn blijven produceren, namelijk videorecorders, camerakoppen met de opname-eenheid in dezelfde behuizing en professionele camera's die niet voor uitzenddoeleinden kunnen worden gebruikt. Hoewel dit onderzoek geen betrekking heeft op deze producten, zoals hierboven vermeld, kunnen de productielijnen en de verwante capaciteit voor de productie van genoemde producten ook voor de productie van televisiecamerasystemen worden ingezet. Omdat andere gegevens door het gebrek aan medewerking van de kant van de betrokken producenten/exporteurs niet beschikbaar waren, werd op deze basis geconcludeerd dat de antidumpingrechten er weliswaar toe hebben geleid dat de betrokken producenten/exporteurs de productie van televisiecamerasystemen anders moesten organiseren, maar dat deze andere organisatie weer ongedaan zou worden gemaakt indien de antidumpingmaatregelen vervielen.

    4. Conclusie

    (32) Uit het bovenstaande volgt dat de Japanse producenten/exporteurs hun productie in Japan kunnen verhogen en nog meer televisiecamerasystemen naar de Gemeenschap kunnen uitvoeren tegen prijzen die een aanzienlijke dumpingmarge inhouden.

    (33) Bij het onderzoek zijn geen feiten naar voren gekomen waaruit bleek dat de situatie ten aanzien van de normale waarde, de exportprijzen en, daaruit voortvloeiend, de dumpingmarges die werden vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek, het onderzoek naar de absorptie van de rechten en het onderzoek naar de ontwijking van rechten aanmerkelijk is gewijzigd. Derhalve wordt geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat weer dumping zal optreden indien de maatregelen vervallen.

    D. OMSCHRIJVING VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (34) Bij het onderzoek werd bevestigd dat de twee EG-producenten die het verzoek hebben ingediend goed waren voor de gehele productie van televisiecamerasystemen in de Gemeenschap. Deze twee producenten worden daarom geacht de bedrijfstak van de Gemeenschap te zijn in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

    (35) De aard van de activiteiten in de Gemeenschap van de andere bedrijven in de Gemeenschap die banden hebben met de Japanse producenten/exporteurs kon, gezien de geringe medewerking van de kant van die bedrijven, niet goed worden onderzocht, dat wil zeggen er kon niet worden vastgesteld of deze activiteiten eenvoudige assemblagewerkzaamheden waren of dat zij een zekere waarde toevoegden. Er kon niet worden vastgesteld of de bedrijven die de assemblagewerkzaamheden verrichten voldoende werkzaamheden in de Gemeenschap verrichten om als bedrijven te worden beschouwd die het betrokken product in de Gemeenschap vervaardigden. Mede gezien de banden van deze bedrijven met de Japanse producenten/exporteurs werd geoordeeld dat zij, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van de basisverordening, niet tot de bedrijfstak van de Gemeenschap konden worden gerekend.

    E. ANALYSE VAN DE SITUATIE OP DE EG-MARKT(9)

    1. Voorafgaande opmerkingen

    (36) Zoals hierboven vermeld heeft onderhavige procedure betrekking op televisiecamerasystemen die bestaan uit een camerakop met drie of meer sensoren, een zoeker, een basisstation of camerabesturingseenheid (camera control unit (CCU)), een bedieningspaneel (operational control panel (OCP)), en een centraal regelpaneel (master control panel (MCP)) of centrale regeleenheid (master set-up unit (MSU)). In de praktijk kunnen deze componenten tezamen dan wel afzonderlijk worden verkocht en dus ook ingevoerd.

    (37) Bij het onderzoek bleek dat televisiecamerasystemen niet altijd uit alle bovengenoemde elementen bestaan, maar dat zij altijd een camerakop bevatten. In navolging van de werkwijze die bij het oorspronkelijke onderzoek was gevolgd, werd besloten de economische indicatoren die de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de situatie op de EG-markt weergeven in aantallen televisiecamerakoppen uit te drukken.

    2. Verbruik

    (38) Zoals hierboven vermeld heeft slechts één Japanse producent/exporteur bij dit onderzoek medewerking verleend. Voor de andere Japanse producenten/exporteurs die geen medewerking verleenden en die nog steeds op de EG-markt aanwezig bleken te zijn, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, gebruik gemaakt van de beste gegevens die beschikbaar waren.

    (39) Het verbruik van televisiecamerakoppen in de Gemeenschap werd daarom vastgesteld aan de hand van:

    - de omvang van de verkoop in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap, en

    - de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte gegevens over de verkoop in de Gemeenschap door Japanse producenten/exporteurs op basis van de contracten en opdrachten die deze Japanse producenten/exporteurs in de Gemeenschap hebben verworven ten nadele van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze gegevens kunnen als betrouwbaar worden beschouwd gezien de doorzichtige aard van de markt, wat grootte en aantal marktdeelnemers betreft, waarop opdrachten bovendien voor een groot deel door middel van aanbestedingen worden gegund. Bovendien werden deze gegevens bevestigd door de gebruikers.

    (40) Gezien de geringe mate van medewerking en het feit dat de statistische gegevens van Eurostat in dit opzicht niet betrouwbaar werden geacht, kon niet worden vastgesteld of de televisiecamerakoppen als zodanig uit Japan waren ingevoerd. Deze producten werden evenwel, ongeacht de oorsprong, onder de merknamen van de Japanse producenten/exporteurs in de Gemeenschap verkocht en moeten daarom worden inbegrepen in het cijfer van het verbruik van dit product in de Gemeenschap.

    (41) Uit deze gegevens bleek dat het verbruik in 1995 en 1996 stabiel was, terwijl er een algemene stijging was in 1997 die in het onderzoektijdvak werd voortgezet. Deze stijging werd onder meer veroorzaakt door de verkoop van televisiecamerakoppen voor de uitzendingen van de wereldkampioenschappen voetbal die in 1998 in Frankrijk werden gehouden en het verschijnen op de markt van een nieuwe soort televisiecamerakop, namelijk de camcorder, in 1997. Over de gehele periode genomen, van 1995 tot het einde van het onderzoektijdvak, steeg het verbruik van televisiecamerakoppen met 54 %: in het onderzoektijdvak werden ongeveer 1500 stuks verkocht.

    3. Invoer en verkoop van televisiecamerakoppen in de Gemeenschap door de Japanse producenten/exporteurs

    (42) Na de instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerakoppen uit Japan in 1994, is de invoer ervan in elk geval aanzienlijk gedaald. Zoals ook bleek bij bovengenoemde onderzoeken naar de ontwijking van rechten, naar onderdelen van televisiecamerasystemen en naar televisiecamerasystemen uit de VS, werden in plaats van televisiecamerakoppen uit Japan onderdelen uit Japan ingevoerd die door bepaalde Japanse producenten/exporteurs in de Gemeenschap werden geassembleerd, terwijl een Japanse producent/exporteur onvolledige televisiecamerakoppen uit de VS invoerde. Bij onderhavig onderzoek is gebleken dat de Japanse producenten/exporteurs televisiecamerakoppen onder hun merknaam in de Gemeenschap zijn blijven verkopen, zoals hierna wordt uitgelegd.

    (43) De daling van de invoer van televisiecamerakoppen uit Japan is dus een gevolg van het antidumpingrecht dat sinds 1994 van toepassing is. Uit het feit dat deze invoer is vervangen door de verkoop van televisiecamerakoppen die in de Gemeenschap werden geassembleerd uit onderdelen uit Japan blijkt reeds dat het waarschijnlijk is, zoals hierna wordt uitgelegd, dat uit Japan dezelfde hoeveelheid zal worden ingevoerd als tijdens het oorspronkelijke onderzoek indien de antidumpingmaatregelen niet worden gehandhaafd.

    4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (44) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening werden alle relevante economische factoren en indicatoren die verband hielden met de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderzocht.

    (45) De economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap dienen te worden gezien in het licht van vroegere antidumpingprocedures betreffende televisiecamerasystemen uit Japan, namelijk de oorspronkelijke procedure die in 1994 tot het instellen van het antidumpingrecht heeft geleid en het onderzoek naar een mogelijke absorptie van het recht dat in 1997 tot een verhoging van dit recht heeft geleid. Bij onderhavig onderzoek is gebleken dat deze verhoging positieve gevolgen heeft gehad voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voorts hebben twee andere factoren die verband houden met de technologische ontwikkeling gevolgen gehad voor sommige van de hieronder genoemde indicatoren, namelijk het op de markt brengen van de camcorder, een nieuw soort televisiecamera, in 1997, en de ontwikkeling van de nieuwe generatie digitale televisiecamera's die ook in 1997 is begonnen.

    4.1. Productie

    (46) De totale productie van televisiecamerakoppen door de bedrijfstak van de Gemeenschap is van 1995 op 1996 sterk gedaald, namelijk met 32 %, en is daarna, van 1997 tot het einde van het onderzoektijdvak, weer gestegen, zonder evenwel het niveau van 1995 te bereiken. De productie heeft in dit opzicht de ontwikkeling van de markt van de Gemeenschap sinds 1997 gevolgd.

    4.2. Productie, capaciteit en capaciteitsbenutting

    (47) De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in het schadeonderzoektijdvak stabiel gebleven. Het gebruik van de capaciteit voor de productie van televisiecamerakoppen daalde van 1995 op 1996, namelijk met 32 %, en steeg weer in het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling stemt overeen met bovengenoemde productiestijging vanaf 1997.

    4.3. Verkochte hoeveelheden

    (48) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 1995 op 1996 met 10 %, en steeg weer van 1997 tot het einde van het onderzoektijdvak. Over de gehele periode, van 1995 tot het einde van het onderzoektijdvak, steeg de verkoop met 21 % tot ongeveer 850 stuks, zonder evenwel de verhoging van het verbruik in de Gemeenschap te evenaren, dat in die periode aanzienlijk steeg, namelijk met 54 %.

    4.4. Marktaandeel

    (49) Uit de voortdurende inkrimping van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap vanaf 1995 tot in het onderzoektijdvak (met meer dan 16 procentpunten), waardoor het in het onderzoektijdvak ongeveer 60 % bedroeg, blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet kon profiteren van de stijging van het verbruik in de Gemeenschap of van de gunstige marktvoorwaarden vanaf 1997 na de afsluiting van het onderzoek naar de absorptie van de rechten.

    4.5. Werkgelegenheid

    (50) Het aantal arbeidsplaatsen is tot 1996 stabiel gebleven en steeg toen met 20 %, als gevolg van de introductie van de camcorder en de nieuwe generatie digitale televisiecamerasystemen.

    4.6. Investeringen

    (51) De investeringen namen van 1995 op 1996 aanzienlijk af, namelijk met 21 %, als gevolg van de negatieve ontwikkeling van de productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Vervolgens namen zij in 1997 met ongeveer 100 % toe, als gevolg, onder meer, van het onderzoek naar en de ontwikkeling van de nieuwe generatie digitale televisiecamerasystemen. In het onderzoektijdvak liepen de investeringen weer sterk terug.

    4.7. Winstgevendheid

    (52) In 1995, en vooral in 1996, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke verliezen geleden die slechts vanaf 1997 afnamen, toen, onder meer, het antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan werd verhoogd, en de camcorder met succes op de markt werd gebracht. Over de gehele periode genomen heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap echter met verlies verkocht. Deze verliezen bedroegen in het onderzoektijdvak ongeveer 10 % op de nettoverkoop.

    5. Conclusie over de situatie op de EG-markt

    (53) Bij het onderzoek is gebleken dat tijdens het schadeonderzoektijdvak slechts zelden antidumpingrechten zijn betaald. Vanaf de instelling van antidumpingrechten op televisiecamerakoppen uit Japan werd de invoer van deze televisiecamerakoppen vervangen door de invoer van onderdelen van televisiecamerakoppen uit Japan. Ten aanzien van deze invoer werden vanaf 1998 een onderzoek ingesteld in verband met de ontwijking van rechten en dumping. Uit de ontwikkelingen op de markt na het nemen van antidumpingmaatregelen blijkt echter dat de Japanse producenten/exporteurs televisiecamerakoppen in de Gemeenschap zijn blijven verkopen.

    (54) Wat het prijsgedrag van de Japanse producenten/exporteurs betreft, bleek bij het in 1997 beëindigde onderzoek naar de absorptie van rechten dat de exportprijzen van de Japanse producenten/exporteurs nog lager waren dan in 1994.

    (55) Na het nemen van antidumpingmaatregelen in 1994 en gedurende het gehele schadeonderzoektijdvak is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verbeterd, tenminste wat sommige onderzochte economische indicatoren betreft. Er werd voortdurend gewerkt aan de rationalisatie van het productieproces en er werden nieuwe investeringen gedaan, waaruit blijkt dat de bedrijfstak nog vitaal is. De economische indicatoren tijdens het schadeonderzoektijdvak in hun geheel genomen wijzen echter niet op een gunstige ontwikkeling. De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het schadeonderzoektijdvak volgde niet de groei van de markt: de omvang van de verkoop steeg namelijk met 21 %, terwijl het verbruik in de Gemeenschap met 54 % steeg. Deze tegengestelde ontwikkelingen leidden tot een inkrimping van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 16 procentpunten. Hoewel de verliezen in het schadeonderzoektijdvak minder werden, bleef de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak een verlies lijden van ongeveer 10 %, terwijl een dergelijke bedrijfstak tenminste een winst van 15 % moet maken om investeringen te kunnen doen ten behoeve van technologische ontwikkelingen.

    (56) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ondanks de geldende maatregelen, precair is gebleven door de voortdurende druk op de prijzen die door de Japanse producenten/exporteurs wordt uitgeoefend. Door deze druk kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zich niet geheel herstellen van de gevolgen van vroegere en nog steeds toegepaste dumpingpraktijken.

    F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN DE VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN SCHADEVEROORZAKENDE DUMPING

    (57) Om de waarschijnlijk gevolgen van het vervallen van de thans geldende maatregelen te beoordelen, en rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds in een moeilijke situatie verkeert, werden de volgende factoren in aanmerking genomen, naast de hierboven genoemde.

    (58) Bij dit onderzoek is gebleken dat de Japanse producenten/exporteurs televisiecamerakoppen onder hun merknaam in de Gemeenschap zijn blijven verkopen(10).

    (59) De omvang van de verkoop van televisiecamerakoppen door de Japanse producenten/exporteurs steeg in de periode van 1995 tot en met het onderzoektijdvak aanzienlijk, dat wil zeggen met 157 %, tot ongeveer 600 stuks in het onderzoektijdvak.

    (60) Het marktaandeel van de Japanse producenten/exporteurs vertoonde van 1995 tot het einde van het onderzoektijdvak voortdurend een duidelijke stijging, namelijk met meer dan 16 procentpunten, tot ongeveer 40 % in het onderzoektijdvak.

    (61) De Japanse producenten/exporteurs verkochten hun televisiecamerakoppen in de Gemeenschap tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (62) De Japanse producenten/exporteurs hebben geen gegevens over verkoopprijzen verstrekt. Een groot deel van de verkoop van televisiecamerakoppen in het onderzoektijdvak, zowel door de bedrijfstak van de Gemeenschap als door de Japanse producenten/exporteurs, vond plaats via aanbestedingen (ongeveer 40 %). Aan de hand van gegevens over aanbestedingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap en medewerkende gebruikers konden verstrekken, werd vastgesteld dat de producenten/exporteurs doorgaans lagere prijzen hebben geboden dan de bedrijfstak van de Gemeenschap, zowel voor de gehele aanbesteding als voor de televisiecamerakoppen afzonderlijk(11). Voor één van de onderzochte aanbestedingen was de totaalprijs die een Japanse producent/exporteur aanbood 37 % lager dan die van de EG-producent. De EG-producent moest een extra korting van 40 % geven om de order te verwerven. Bij een andere aanbesteding in een andere lidstaat bleek in de tweede onderhandelingsronde dat de uiteindelijke prijs van de Japanse producent/exporteur, ondanks het feit dat de EG-producent tussen de eerste en de tweede ronde reeds aanzienlijke kortingen had aangeboden, nog 20 % lager was dan die van de EG-producent. In deze omstandigheden liep de EG-producent het contract mis.

    (63) De lage prijzen die bij aanbestedingen werden aangeboden, waren noodzakelijkerwijze van invloed op alle prijzen van latere transacties en van latere aanbestedingen in dezelfde lidstaat. Het prijsgedrag bij aanbestedingen was van veel grotere invloed op de EG-markt dan op de 40 % van de markt waar de verkoop door middel van aanbestedingen geschiedt. Uit het onderzoek naar de aanbestedingen blijkt niet alleen in welke mate de producenten/exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderboden (tot 37 %), maar ook hoeveel druk de met dumping ingevoerde producten uitoefenden op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (64) Bij deze prijsverschillen moet worden bedacht dat de markt voor televisiecamerasystemen, die slechts weinig deelnemers kent, prijsgevoelig en transparant is en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ongeveer 10 % verlies leed, terwijl een bedrijfstak die zich met dit soort spitstechnologie bezighoudt 15 % winst moet maken om het tempo van de technologische ontwikkelingen bij te kunnen houden.

    (65) Daarom kan worden verwacht dat de Japanse producenten/exporteurs, indien de maatregelen vervallen, weer gehele televisiecamerasystemen in Japan zullen produceren, waar zij, zoals eerder vermeld, over de nodige productiecapaciteit beschikken, waar hun O & O-afdelingen zijn gevestigd en waar zij van schaalvoordelen kunnen profiteren. Voorts werd rekening gehouden met het feit dat de producenten/exporteurs hun producten waarschijnlijk tegen aanzienlijk lagere prijzen dan de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap zullen blijven verkopen, waardoor deze bedrijfstak schade zal blijven lijden.

    (66) Op grond van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte gegevens over het prijsbeleid van de Japanse producenten/exporteurs in derde landen, werd een vergelijking gemaakt tussen het prijsbeleid van deze producenten/exporteurs in de Verenigde Staten en in de Gemeenschap. Op beide markten waren de Japanse prijzen in het algemeen lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dit in het gehele schadeonderzoektijdvak, maar met name in 1998.

    (67) Bij de analyse van de gegevens die beschikbaar waren over aanbestedingen op de Noord-Amerikaanse markt bleek meer in het bijzonder dat de Japanse producenten/exporteurs kortingen gaven tot 70 % van prijslijstprijzen en dat de prijzen die zij aanboden daardoor tot 50 % lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voorts boden zij elementen van televisiecamerasystemen of zelfs andere apparatuur die tezamen met het televisiecamerasysteem in het kader van dezelfde aanbesteding werd verkocht, gratis of met hoge kortingen (zoals reeds vermeld tot 70 %) aan.

    (68) Op grond van gegevens over aanbestedingen in Zuid-Amerika bleek dat de Japanse producenten/exporteurs daar ook prijzen aanboden die in dezelfde mate lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat zij daar hetzelfde beleid voerden wat kortingen en het gratis aanbieden van producten betrof.

    (69) Op grond van het bovenstaande werd geconcludeerd dat de Japanse producenten/exporteurs, indien geen antidumpingmaatregelen van kracht zijn, hun prijzen tenminste op het niveau zullen handhaven dat zij thans in de Gemeenschap aanhouden en die aanzienlijk lager zijn dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat deze prijzen zelfs nog tot het niveau zouden kunnen dalen dat thans in de Verenigde Staten, Canada en Zuid-Amerika wordt aangeboden of het niveau dat tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld.

    Conclusie over de herhaling van schadeveroorzakende dumping

    (70) Gezien het bovenstaande, en met name de volgende factoren:

    - ondanks de geldende maatregelen bevindt de bedrijfstak van de Gemeenschap zich nog steeds in een moeilijke economische situatie;

    - de Japanse producenten/exporteurs hadden een zeer sterke positie in de Gemeenschap wat de verkoop van de televisiecamerakoppen betrof en deze werden, in vergelijking met die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, tegen zeer lage prijzen verkocht;

    - de prijzen die de Japanse producenten/exporteurs in de afwezigheid van antidumpingmaatregelen zouden kunnen aanrekenen werden zeer laag geacht, indien hun gedrag op de Noord- en Zuid-Amerikaanse markt als richtsnoer kan dienen, waar zij lagere prijzen hanteren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap;

    - uit de beschikbare gegevens over de productiecapaciteit in Japan en de mogelijkheid deze in reactie op een toenemende vraag uit te breiden blijkt dat de Japanse producenten/exporteurs hun productie en de omvang van hun export kunnen verhogen;

    - zelfs bij een antidumpingrecht tot 200 % konden de Japanse producenten/exporteurs prijzen aanbieden die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, hetgeen erop wijst dat zij geheel en al in staat zijn een agressief prijsbeleid te blijven voeren, ondanks de geldende maatregelen;

    wordt geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat er weer schadeveroorzakende dumping zal optreden indien de thans geldende antidumpingmaatregelen vervallen en dat deze daarom moeten worden gehandhaafd.

    G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1. Inleiding

    (71) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het tegen het belang van de Gemeenschap in haar geheel zou zijn indien de bestaande antidumpingmaatregelen werden verlengd. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de verscheidene betrokken belangen.

    (72) Om de waarschijnlijke gevolgen van het al dan niet verlengen van de maatregelen te kunnen beoordelen, heeft de Commissie informatie opgevraagd bij de bedrijfstak van de Gemeenschap en de gebruikers van televisiecamerasystemen. De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan meer dan 60 gebruikers van het betrokken product. Er werden 15 antwoorden ontvangen, hoewel deze voor een groot deel onvolledig waren.

    (73) Bij het vorige onderzoek werd het niet tegen het belang van de Gemeenschap geacht maatregelen te nemen. Voorts wordt erop gewezen dat onderhavig onderzoek in het kader van een herzieningsprocedure plaatsvindt, in een situatie dus waarin reeds antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. Bij dit onderzoek moet dus kunnen worden beoordeeld of de thans geldende antidumpingmaatregelen in het verleden negatieve gevolgen hebben gehad voor de betrokkenen.

    (74) Op deze basis werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van een voortzetting en/of herhaling van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven.

    2. Belangen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (75) Indien de in het kader van de voorgaande procedure vastgestelde antidumpingmaatregelen niet worden gehandhaafd, zal de schadeveroorzakende dumping waarschijnlijk worden voortgezet of opnieuw optreden en zal de nog precaire situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder achteruit gaan.

    (76) Zoals hierboven uiteengezet heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap in het schadeonderzoektijdvak te lijden gehad van de verkoop van goedkope televisiecamerakoppen in de Gemeenschap door de Japanse producenten/exporteurs. Daarom wordt geoordeeld dat het doel van de antidumpingmaatregelen die het voorwerp zijn van onderhavig onderzoek, namelijk het herstel van een eerlijke concurrentie in de Gemeenschap tussen EG-producenten en producenten/exporteurs in derde landen, niet volledig werd bereikt.

    (77) Gebleken is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap structureel vitaal en succesvol is, dat hij zijn productengamma aan de veranderende concurrentievoorwaarden op de markt kan aanpassen en zelfs innoverend is bij de ontwikkeling van de digitale technologie, hetgeen met name wordt bevestigd door de investeringen van deze bedrijfstak in het schadeonderzoektijdvak.

    (78) Het kan evenwel niet worden uitgesloten dat deze bedrijfstak de productie van het betrokken product in de Gemeenschap zou verminderen, indien de antidumpingmaatregelen niet worden gehandhaafd. Deze conclusie wordt gerechtvaardigd gezien de duur van de periode waarin verliezen werden geleden (in het onderzoektijdvak leed de bedrijfstak van de Gemeenschap verliezen van ongeveer 10 %). Zoals hierboven vermeld zal de invoer van televisiecamerakoppen uit Japan waarschijnlijk opnieuw worden hervat indien geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn en de druk die deze invoer op de prijzen zal uitoefenen zal alle pogingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om een voldoende hoge winstmarge te behalen teniet doen, welke winstmarge in het bijzonder nodig is om het tempo van de technologische ontwikkelingen in deze bedrijfstak te kunnen bijhouden. Daar onderdelen van het proces voor de productie van televisiecamera's arbeidsintensief zijn, is het voorts zeer waarschijnlijk dat deze naar lagelonenlanden zullen worden verplaatst om de kosten te drukken.

    (79) Indien de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap achteruit blijft gaan, zou deze gedwongen kunnen zijn de productieactiviteiten in de Gemeenschap te verminderen, waardoor 250 banen die rechtstreeks met de productie van het betrokken product verband houden in gevaar zullen komen. Indien de antidumpingrechten worden gehandhaafd, dan zal deze bedrijfstak zijn activiteiten in de Gemeenschap kunnen handhaven en verder ontwikkelen. Dan zal ook een aantal arbeidsplaatsen behouden blijven dat onrechtstreeks verband houdt met de productie van televisiecamerasystemen, voornamelijk in de O & O-afdelingen. Indien de antidumpingmaatregelen worden gehandhaafd, betekent dit dus dat de arbeidsplaatsen in de Gemeenschap die verband houden met de productie van televisiecamerasystemen in het algemeen behouden blijven en dat zelfs nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd.

    (80) Wat de O & O-ontwikkelingen betreft, wordt opgemerkt dat de productie van televisiecamerasystemen onrechtstreekse gevolgen heeft die voornamelijk verband houden met de ontwikkeling van een deel van de televisiecamerakop, namelijk het CCD-blok, daar componenten daarvan ook voor andere toepassingen worden gebruikt zoals beveiligingssystemen, in de telecommunicatie en voor medische en industriële toepassingen. Daarnaast heeft het bestaan van een bedrijfstak in de Gemeenschap die televisiecamerasystemen vervaardigt niet alleen gevolgen voor de gehele televisie-industrie, dat wil zeggen vanaf de ontwikkeling en vervaardiging van uitzendapparatuur tot de productie van televisietoestellen en videorecorders, maar kan ook van invloed zijn op de toekomstige ontwikkeling in de Europese Unie van normen voor de televisiesector.

    (81) Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat het noodzakelijk is de thans geldende maatregelen te verlengen ten einde de nadelige gevolgen van de invoer met dumping tegen te gaan, welke invoer een bedreiging vormt voor het voortbestaan van de productie in de Gemeenschap en een aantal arbeidsplaatsen. Voorts werd geoordeeld dat het een nadeel zal zijn voor de televisieproductie in het algemeen indien deze geavanceerde technologische bedrijfstak verdwijnt.

    3. Belangen van gelieerde importeurs en bedrijven in de Gemeenschap

    (82) Waarschijnlijk zal het besluit de antidumpingmaatregelen te handhaven positieve gevolgen hebben voor de productie en werkgelegenheid in de Gemeenschap bij de bedrijven in de Gemeenschap die banden hebben met de Japanse producenten/exporteurs, daar sommige activiteiten voor de productie van televisiecamerasystemen die in de Gemeenschap worden verricht, nog belangrijker zullen worden, zoals bleek na de inleiding van de procedure ten aanzien van televisiecamerasystemen uit de Verenigde Staten, en niet naar Japan zullen worden teruggeplaatst.

    4. Belangen van de gebruikers

    (83) Gebruikers van televisiecamerasystemen zijn voornamelijk de erkende omroeporganisaties die door hen gemaakte programma's uitzenden met behulp van hun eigen apparatuur. Er zijn echter ook erkende omroeporganisaties die geen eigen programma's uitzenden, alsmede facilitaire bedrijven die apparatuur, waaronder camerasystemen, en personeel leveren, en ten slotte zijn er bedrijven die camera's en andere uitrusting verhuren. Alle deze gebruikers kopen de televisiecamerasystemen gewoonlijk rechtstreeks bij de producenten van televisiecamerasystemen aan.

    (84) Slechts 15 van de 60 gebruikers waaraan de Commissie de vragenlijst betreffende het belang van de Gemeenschap heeft toegezonden, hebben deze beantwoord en gedeeltelijk medewerking verleend. De geringe mate van medewerking is op zich al een aanwijzing dat de gebruikers niet veel nadelige gevolgen van de antidumpingmaatregelen hebben ondervonden.

    (85) Deze conclusie stemt overeen met de bevindingen in het kader van vroegere procedures betreffende televisiecamerasystemen, namelijk dat deze geen aanzienlijke kostenfactor vormen voor de gebruikers, daar zij slechts een fractie vormen van de totale kosten voor de productie van programma's. De kosten voor een televisiecamerasysteem bedragen ongeveer 10 % van de totale kosten voor de uitrusting van een studio en kunnen tot 20 % gaan voor kleinere televisieopnamewagens. Worden echter de totale kosten van een omroeporganisatie in aanmerking genomen, en niet alleen de kosten van de apparatuur, dan is dat percentage nog veel lager, daar er andere belangrijke posten zijn zoals programmaproductie, personeel, overheads enz. die veel hogere kosten met zich brengen dan de aanschaf van een televisiecamerasysteem alleen. Bovendien bedraagt de gemiddelde levensduur van een televisiecamerasysteem volgens de medewerkende gebruikers ongeveer acht jaar, terwijl sommige televisiecamerasystemen meer dan 15 jaar mee gaan, hetgeen betekent dat de kosten van een televisiecamerasysteem geen kosten zijn die de gebruikers steeds weer moeten maken.

    (86) De gevolgen voor beide categorieën gebruikers zijn ook beperkt in vergelijking met de totale omzet van omroeporganisaties en andere ondernemingen die televisiecamerasystemen gebruiken: de aankoop van een televisiecamerasysteem bedraagt ongeveer 0,1 % van de totale omzet van omroeporganisaties en ongeveer 1 % van de omzet van productie- en verhuurmaatschappijen.

    (87) Bij het onderzoek is ook gebleken, zoals hierboven vermeld, dat de prijzen van televisiecamerasystemen in de Gemeenschap niet veel zijn gestegen nadat antidumpingrechten waren ingesteld op televisiecamerasystemen uit Japan. Ondanks de geldende maatregelen zijn enkele gebruikers televisiecamerasystemen bij de Japanse producenten/exporteurs blijven aankopen, terwijl sommige een eerste televisiecamerasysteem bij een Japanse producent/exporteur hebben aangekocht. Deze maatregelen hebben gebruikers van televisiecamerasystemen er dus niet van weerhouden van leverancier te veranderen. Een stijging van de invoerprijs was hiervoor blijkbaar geen beletsel.

    (88) Op grond van het bovenstaande kan het uitgesloten worden geacht dat de antidumpingmaatregelen duidelijk negatieve gevolgen hadden voor de kosten en de winstgevendheid van de gebruikers van het betrokken product. De EG-markt is door de antidumpingmaatregelen niet ontoegankelijk geworden voor Japanse televisiecamerasystemen, maar deze maatregelen, bedoeld om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan, hebben wel enigszins tot een herstel van de concurrentieverhoudingen bijgedragen.

    (89) Daar de maatregelen al enige tijd van kracht zijn en op hetzelfde niveau zullen worden gehandhaafd, kan worden geconcludeerd dat de situatie van de gebruikers hierdoor niet kan verslechteren.

    5. Concurrentie en handelsverstorende gevolgen

    (90) Wat de gevolgen voor de concurrentie betreft, hebben sommige partijen aangevoerd dat de betrokken producenten/exporteurs van de EG-markt zullen verdwijnen indien rechten worden ingesteld, waardoor de concurrentie aanzienlijk zou afnemen en de prijzen van televisiecamerasystemen zouden stijgen.

    (91) Het is echter meer dan waarschijnlijk dat de Japanse producenten/exporteurs televisiecamerasystemen in de Gemeenschap zullen blijven verkopen, maar dan tegen prijzen die geen schade veroorzaken, daar zij een solide technologische basis hebben, een sterke marktpositie en productiefaciliteiten in de Gemeenschap. Dit blijkt ook uit de ontwikkelingen na de instelling van een antidumpingrecht in 1994 en de verhoging van dit recht in 1997, die geen schadelijke gevolgen hadden voor de concurrentie op de EG-markt.

    (92) Gezien de snelle technologische ontwikkelingen in deze sector, zal de concurrentie ook na het verlengen van de antidumpingmaatregelen ongetwijfeld sterk blijven. Daar een aantal aanbieders op de markt voor televisiecamerasystemen hun productiefaciliteiten voor deze producten nu in de Gemeenschap hebben gevestigd, zullen zij aan de vraag van de gebruikers kunnen voldoen en een ruim gamma modellen aanbieden. De handhaving van de thans geldende maatregelen zal de keuze van de gebruikers niet beperken noch de concurrentie verzwakken.

    6. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

    (93) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er uit hoofde van het belang van de Gemeenschap geen dwingende redenen zijn de thans geldende antidumpingmaatregelen niet te verlengen.

    H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (94) Alle betrokkenen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was het voorstel te doen het antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan te verlengen. Binnen de daarvoor gestelde termijn werden geen opmerkingen ontvangen die van dien aard waren dat zij wijziging brachten in bovenstaande conclusies.

    (95) Uit het bovenstaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, het thans geldende antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan, dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1015/94 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1952/97 van de Raad, moet worden gehandhaafd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op televisiecamerasystemen en delen daarvan, ingedeeld onder de GN-codes ex 8525 30 90 (Taric-code: 8525 30 90 10), ex 8537 10 91 (Taric-code: 8537 10 91 91), ex 8537 10 99 (Taric-code: 8537 10 99 91), ex 8529 90 81 (Taric-code: 8529 90 81 38), ex 8529 90 88 (Taric-code: 8529 90 88 32), ex 8543 89 95 (Taric-code: 8543 89 95 39), ex 8528 21 14 (Taric-code: 8528 21 14 10), ex 8528 21 16 (Taric-code: 8528 21 16 10) en ex 8528 21 90 (Taric-code: 8528 21 90 10), van oorsprong uit Japan.

    2. De televisiecamerasystemen kunnen bestaan uit een combinatie van de volgende onderdelen die hetzij tezamen hetzij afzonderlijk worden ingevoerd:

    a) een camerakop met drie of meer sensoren (beeldopnemers bestaande uit ladinggekoppelde componenten (Charge-coupled devices (CCD's)) van 12 mm of meer), elk met meer dan 400000 pixels, die op een uitgangsadaptor kan worden aangesloten en die een signaal/ruisverhouding heeft van 55 dB of meer bij normale versterking; de camerakop en de adaptor kunnen zich in dezelfde behuizing of in afzonderlijke behuizingen bevinden;

    b) een zoeker (met een diagonaal van 38 mm of meer);

    c) een basisstation of camerabesturingseenheid (Camera control unit (CCU)) die door middel van een kabel met de camera is verbonden;

    d) een bedieningspaneel (Operational control panel (OCP)) voor het besturen van afzonderlijke camera's (met name voor kleurinstelling, lensopening of diafragma);

    e) een centraal regelpaneel (Master control panel (MCP)) of centrale regeleenheid (Master set-up unit (MSU)) met camerakeuzeaanduiding voor het overzicht en voor de afstandsbediening van verschillende camera's.

    3. Het recht is niet van toepassing op:

    a) lenzen;

    b) videorecorders;

    c) camerakoppen waarvan de opname-eenheid zich in dezelfde behuizing bevindt;

    d) camera's voor professionele doeleinden die niet voor uitzendactiviteiten kunnen worden gebruikt;

    e) de in de bijlage (aanvullende Taric-code 8786) vermelde camera's voor professionele doeleinden.

    4. Indien het televisiecamerasysteem wordt ingevoerd met de lens, wordt voor de toepassing van het antidumpingrecht als waarde franco grens Gemeenschap de waarde genomen van het televisiecamerasysteem zonder lens. Indien deze waarde niet op de factuur is vermeld, geeft de importeur de waarde van de lens aan op het ogenblik waarop de goederen in het vrije verkeer worden gebracht en verstrekt hij bij die gelegenheid passend bewijsmateriaal en gegevens.

    5. Het definitieve antidumpingrecht bedraagt 96,8 % van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, voor inklaring, (aanvullende Taric-code 8744), behalve voor de volgende ondernemingen, waarvoor de volgende rechten gelden:

    - Ikegami Tsushinki Co. Ltd: 200,3 % (aanvullende Taric-code: 8741),

    - Sony Corporation: 108,3 % (aanvullende Taric-code: 8742),

    - Hitachi Denshi Ltd: 52,7 % (aanvullende Taric-code: 8743).

    6. De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 26 september 2000.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    C. Tasca

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

    (2) PB L 111 van 30.4.1994, blz. 106. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 van de Raad (PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29).

    (3) PB L 276 van 9.10.1997, blz. 20.

    (4) PB L 163 van 6.6.1998, blz. 20.

    (5) PB C 38 van 12.2.1999, blz. 2.

    (6) PB C 17 van 22.1.1999, blz. 4.

    (7) PB C 334 van 31.10.1998, blz. 15.

    (8) PB C 119 van 30.4.1999, blz. 11.

    (9) Gezien het zeer kleine aantal marktdeelnemers, moesten de getallen om redenen van vertrouwelijkheid in indexcijfers worden weergegeven.

    (10) De oorsprong van deze televisiecamerasystemen is onduidelijk daar niet kon worden vastgesteld of zij als dusdanig uit Japan waren ingevoerd of dat zij in delen in de Gemeenschap waren ingevoerd en daar geassembleerd.

    (11) Aanbestedingen hebben doorgaans betrekking op volledige televisiecamerasystemen en niet alleen op televisiecamerakoppen.

    BIJLAGE

    Lijst van professionele camerasystemen die geen omroepcamerasystemen zijn en die van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top