Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1886

    Verordening (EG) nr. 1886/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad ten aanzien van de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van bepaalde door producentenorganisaties in de visserijsector vastgestelde regels

    PB L 227 van 7.9.2000, p. 11–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/08/2008; opgeheven door 32008R0696

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1886/oj

    32000R1886

    Verordening (EG) nr. 1886/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad ten aanzien van de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van bepaalde door producentenorganisaties in de visserijsector vastgestelde regels

    Publicatieblad Nr. L 227 van 07/09/2000 blz. 0011 - 0012


    Verordening (EG) nr. 1886/2000 van de Commissie

    van 6 september 2000

    tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad ten aanzien van de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van bepaalde door producentenorganisaties in de visserijsector vastgestelde regels

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur(1), en met name op artikel 7, lid 10,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Verordening (EG) nr. 104/2000 waarbij de Verordeningen (EEG) nr. 3759/92(2) en (EEG) nr. 1772/82(3) van de Raad met ingang van 1 januari 2001 worden ingetrokken, bevat bepalingen betreffende de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van door producentenorganisaties vastgestelde regels. De in Verordening (EG) nr. 104/2000 neergelegde algemene regeling moet thans worden aangevuld, door uitvoeringsbepalingen vast te stellen en de thans terzake geldende verordening, namelijk Verordening (EEG) nr. 3190/82 van de Commissie(4), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1336/95(5), in te trekken.

    (2) Er dienen criteria te worden vastgesteld om de representativiteit te kunnen beoordelen van de producentenorganisaties waarvan wordt voorgesteld de regels voor niet-aangeslotenen verbindend te verklaren. Deze criteria moeten zowel het aandeel van de leden van de organisatie in de totale afzet van de betrokken vissoorten, als het aantal bij de organisatie aangesloten vissers in het betrokken gebied betreffen.

    (3) Met het oog op een gelijke toepassing van deze maatregelen moet worden bepaald welke productie- en afzetregels voor niet-aangeslotenen verbindend kunnen worden verklaard. Daartoe moet ook worden bepaald in welk productiestadium de verbindend verklaarde regels van toepassing zijn.

    (4) Voor de toepassing van de betrokken regels moet een minimale duur worden vastgesteld zodat de omstandigheden van de afzet van visserijproducten tot op zekere hoogte stabiel blijven.

    (5) Lidstaten die besluiten de regels van een producentenorganisatie verbindend te verklaren, moeten deze regels voor onderzoek aan de Commissie voorleggen. Daarom dient te worden bepaald welke gegevens de Commissie moeten worden meegedeeld.

    (6) De lidstaten en de Commissie moeten informatie over de verbindendverklaring van regels die voor de sector gevolgen kunnen hebben, bekendmaken.

    (7) Voor de wijzigingen van regels die voor niet-aangeslotenen verbindend zijn verklaard, moeten dezelfde voorschriften inzake mededelingen aan de Commissie en bekendmaking gelden als voor de oorspronkelijke verbindendverklaring.

    (8) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De productie en afzet van een producentenorganisatie wordt als voldoende representatief aangemerkt voor het gebied ten aanzien waarvan wordt voorgesteld de regels verbindend te verklaren, wanneer:

    a) de afzet van de producentenorganisatie of haar aangeslotenen voor de soorten waarvoor deze regels van toepassing zouden zijn, in totaal meer dan 65 % van de totale afgezette hoeveelheden uitmaakt, en

    b) het aantal vissers varende op vaartuigen die door aangeslotenen bij de producentenorganisatie worden geëxploiteerd, meer dan 50 % bedraagt van het totale aantal in het gebied gevestigde vissers voor wie deze regels van toepassing zouden zijn.

    2. Voor de toepassing van lid 1, onder a) wordt rekening gehouden met de afzet tijdens het voorafgaande verkoopseizoen.

    3. Met het oog op de berekening van het in lid 1, onder b), bedoelde percentage, worden de vissers aan boord van vaartuigen waarvan de lengte over alles minder bedraagt dan of gelijk is aan 10 m in aanmerking genomen naar verhouding van het aandeel van de door deze vissers afgezette hoeveelheden in de totale in het betrokken gebied afgezette hoeveelheden.

    Artikel 2

    De in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde productie- en afzetvoorschriften omvatten:

    a) de kwaliteit, omvang of gewicht en aanbiedingsvorm van de te koop aangeboden producten,

    b) de bemonstering, recipiënten voor de verkoop, verpakking en etikettering en gebruik van ijs,

    c) de wijze waarop de producten voor het eerst in de handel worden gebracht, eventueel met inbegrip van regels voor de nationele verwijdering van producten met het oog op een stabiele markt.

    Artikel 3

    De voor de niet-aangeslotenen verbindend te verklaren regels blijven ten minste 90 dagen van toepassing.

    Artikel 4

    Wanneer een lidstaat besluit bepaalde door een producentenorganisatie vastgestelde regels voor niet-aangeslotenen verbindend te verklaren, omvat de kennisgeving aan de Commissie ten minste:

    a) de naam en het adres van de betrokken producentenorganisatie;

    b) alle gegevens waarmee de representativiteit van de betrokken organisatie, met name wat de in artikel 1 genoemde criteria betreft, kan worden aangetoond;

    c) de betrokken regels;

    d) de motivering van deze regels, met passende gegevens als bewijsmateriaal;

    e) het geografische gebied ten aanzien waarvan deze regels verbindend moeten worden verklaard;

    f) de geldigheidsduur van de regels;

    g) de datum van inwerkingtreding.

    Artikel 5

    De lidstaten maken de regels die zij hebben besloten verbindend te verklaren, uiterlijk acht dagen voor de inwerkingtreding ervan bekend.

    Artikel 6

    De artikelen 4 en 5 gelden ook voor wijzigingen in de voor niet-aangeslotenen verbindend verklaarde regels.

    Artikel 7

    De Commissie maakt de door haar op grond van artikel 7, lid 3, tweede alinea, tweede streepje, en artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genomen besluiten tot nietigverklaring van de verbindendverklaring in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.

    Artikel 8

    Verordening (EEG) nr. 3190/82 wordt ingetrokken.

    Artikel 9

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2001.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 6 september 2000.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

    (2) PB L 388 van 31.12.1992, blz. 1.

    (3) PB L 197 van 6.7.1982, blz. 1.

    (4) PB L 338 van 30.11.1982, blz. 11.

    (5) PB L 129 van 14.6.1995, blz. 4.

    Top