Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R0360

    Verordening (EG) nr. 360/2000 van de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    PB L 46 van 18.2.2000, p. 1–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/02/2005: This act has been changed. Current consolidated version: 12/06/2003

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/360/oj

    32000R0360

    Verordening (EG) nr. 360/2000 van de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    Publicatieblad Nr. L 046 van 18/02/2000 blz. 0001 - 0010


    VERORDENING (EG) Nr. 360/2000 VAN DE RAAD

    van 14 februari 2000

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 9 en op artikel 11, lid 2,

    Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    1. Geldende maatregelen

    (1) In december 1993 werden bij Verordening (EG) nr. 3386/93 van de Raad(2) definitieve antidumpingrechten ingesteld in de vorm van een variabel recht gebaseerd op een minimuminvoerprijs van 120 ECU/ton op de invoer van doodgebrand (gesinterd) magnesiet (hierna "DM" genoemd) uit de Volksrepubliek China (hierna "VRC" genoemd). Het onderzoektijdvak besloeg de periode van 1 juli 1990 tot en met 30 juni 1991.

    2. Verzoek om een nieuw onderzoek

    (2) Nadat een bericht was gepubliceerd waarin werd medegedeeld dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van DM uit de VRC(3) op het punt stonden te vervallen, ontving de Commissie in juni 1998 een verzoek om een nieuw onderzoek naar deze maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna de "basisverordening" genoemd).

    (3) Het verzoek was ingediend door Eurometaux, dat optrad namens producenten van de Gemeenschap (hierna de "producenten die het verzoek indienden" genoemd) die samen 62 % van de productie van DM van de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

    (4) Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot nieuwe dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Nadat de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijzen waren voor het inleiden van een nieuw onderzoek, opende zij dit onderzoek(4) ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

    3. Onderzoek

    (5) De Commissie bracht de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, de exporteurs en de exporteurs/producenten in de VRC (hierna de "Chinese exporteurs" genoemd), de importeurs en hun representatieve verenigingen waarvan de betrokkenheid bekend was, alsmede de vertegenwoordigers van de regering van het exporterende land officieel op de hoogte van de inleiding van het nieuwe onderzoek. De Commissie stuurde al deze partijen alsmede de partijen die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekendmaakten, vragenlijsten. Bovendien werden drie bekende producenten in Turkije, dat als analoog land werd gekozen, op de hoogte gebracht van de inleiding van het nieuwe onderzoek en werden vragenlijsten naar deze producenten gestuurd. De Commissie stelde de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord.

    (6) Al de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, beantwoordden de vragenlijsten. De Chinese exporteurs, de exporteurs/producenten en ook de importeurs beantwoordden de vragenlijsten niet. Eén importeur maakte zijn standpunt evenwel schriftelijk bekend en een andere importeur verstrekte bepaalde gegevens.

    (7) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor haar vaststellingen omtrent de mogelijke voortzetting of het mogelijke opnieuw optreden van de dumping en schade en omtrent het belang van de Gemeenschap noodzakelijk achtte. Er vonden verificatiebezoeken plaats ten kantore van de volgende bedrijven:

    a) Producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden:

    - Grecian Magnesite SA, Athene, Griekenland,

    - Magnesitas Navarras, Pamplona, Spanje;

    b) Producent in het analoge land:

    - KüMAS A.S., Kütahya, Turkije;

    c) Verwerkende bedrijven in de Gemeenschap:

    - Sambre et Dyle, België,

    - Bet-Ker Oy, Finland.

    (8) Het onderzoek naar de voortzetting of het opnieuw optreden van de dumping had betrekking op de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 (hierna het "OT", het onderzoektijdvak, genoemd). Het onderzoek naar de voortzetting of het opnieuw optreden van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 1994 tot het einde van het OT (hierna de "OP", de onderzochte periode, genoemd).

    B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1. Product

    (9) Het betreft natuurlijk doodgebrand magnesiet (DM), dat vervaardigd wordt van magnesiet, d.w.z. een op natuurlijke wijze voorkomend magnesiumcarbonaat. Voor de productie van doodgebrand magnesiet wordt het erts opgedolven, geplet, gerangschikt en vervolgens in een oven op temperaturen van 1500 tot 2000 °C gebrand. Doodgebrand magnesiet heeft een magnesiumgehalte dat schommelt van ongeveer 80 tot 98 % MgO (magnesiumoxide). De voornaamste onzuiverheden in DM zijn SiO2, Fe2O3, Al2O3, CaO en B2O3 (siliciumoxide, ijzeroxide, aluminiumoxide, calciumoxide en booroxide). Doodgebrand magnesiet wordt voornamelijk gebruikt bij de vervaardiging van gevormde of ongevormde vuurvaste stoffen. Er zijn geen belangrijke verschillen in de fundamentele chemische en fysische kenmerken van de onderzochte producten, die ook onderling verwisselbaar zijn en dezelfde toepassingen kennen. Derhalve moeten, zoals in het vorige onderzoek, alle soorten DM beschouwd worden als één enkel product in het kader van dit onderzoek.

    2. Soortgelijk product

    (10) Een bedrijf dat het onderzochte product verwerkt, voerde aan dat DM uit de VRC geen soortgelijk product was, vergeleken met DM dat vervaardigd en verkocht wordt in de Gemeenschap. Het bedrijf beweerde dat er bepaalde verschillen waren, zoals bijvoorbeeld de kwaliteit. In dit opzicht bleek uit het onderzoek dat magnesiet op soortgelijke wijze wordt gewonnen en verwerkt tot DM; bovendien wordt het DM voor de vervaardiging van dezelfde vuurvaste producten gebruikt. Hoewel de winningsmethode, het MgO-gehalte van de ertslaag en het productieproces kunnen verschillen, hebben deze verschillen geen significante gevolgen voor het eindproduct en zijn ze niet van dien aard dat ze kunnen strekken tot staving van de bewering dat DM uit de VRC en DM dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd, verschillend zijn wat hun chemische en fysische eigenschappen betreft. Eén en ander wordt bevestigd door het feit dat zowel de producenten van de Gemeenschap als de Chinese exporteurs een aantal gemeenschappelijke afnemers hebben.

    (11) Derhalve worden DM dat uit de VRC naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, DM dat in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap die de klacht indiende wordt vervaardigd en verkocht alsmede DM dat vervaardigd en verkocht wordt op de binnenlandse markt in Turkije als soortgelijke producten beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    C. MOGELIJK AANHOUDEN VAN DE DUMPING

    1. Voorafgaande opmerkingen

    (12) Volgens artikel 11, lid 2, van de basisverordening is het doel van deze vorm van nieuw onderzoek naar de dumping, vast te stellen of het vervallen van de maatregelen al dan niet tot het aanhouden of opnieuw optreden van de dumping zou leiden.

    2. Analoog land

    (13) Bij de vaststelling van de normale waarde werd rekening gehouden met het feit dat in het kader van dit onderzoek de normale waarde van het uit de VRC ingevoerde magnesiet gebaseerd moest worden op gegevens die betrekking hebben op een derde land met markteconomie. In dit verband werd in het bericht van inleiding van dit nieuwe onderzoek Turkije als geschikte keuze in overweging genomen. Een niet verbonden importeur voerde aan dat Turkije niet geschikt was omdat de grondstoffen in Turkije moeilijker toegankelijk waren dan in de VRC. Bij de magnesietmijnen in Turkije zou er geen sprake zijn van dezelfde natuurlijke voordelen als in de VRC met als gevolg dat de winnings- en de verwerkingskosten in Turkije hoger lagen dan in China. Dezelfde importeur voerde bovendien aan dat de Turkse binnenlandse markt te klein was om representatief te zijn voor de Chinese markt. Deze importeur stelde evenwel geen ander land met markteconomie voor.

    (14) De Commissie onderzocht of Turkije, dat reeds als derde land met markteconomie werd gebruikt in het vorige onderzoek, nog steeds een redelijke keuze vormde. Er werd met name vastgesteld dat ten minste drie Turkse bedrijven in Turkije DM in aanzienlijke hoeveelheden vervaardigden en verkochten en hierbij met elkaar en met exporteurs uit andere landen concurreerden. De kwestie van de betere toegankelijkheid van de grondstoffen in de VRC, vergeleken met Turkije, werd reeds in het kader van het oorspronkelijke onderzoek onderzocht en er werden geen nieuwe bewijzen voorgelegd die de conclusie dat Turkije een geschikt derde land met markteconomie was, konden wijzigen. In de gevallen waarin werd aangetoond dat er sprake was van verschillen werden deze in aanmerking genomen door het aanbrengen van de nodige correcties overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening (zie overweging 19). Gezien bovenstaande vaststellingen werd een verzoek om medewerking gericht aan de drie bekende Turkse producenten, waarvan er één aanvaardde om aan het onderzoek mede te werken.

    3. Normale waarde

    (15) Om de normale waarde vast te stellen werd voor de enige Turkse producent die aan het onderzoek medewerkte eerst vastgesteld of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden van het onderzochte product representatief waren overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening; er werd m.a.w. nagegaan of deze hoeveelheden meer dan 5 % vertegenwoordigden van de hoeveelheden van het betrokken product die door de VRC voor uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht. De binnenlandse verkoop in kwestie bleek representatief te zijn.

    Vervolgens werd vastgesteld of toereikende hoeveelheden van het onderzochte product op de binnenlandse markt in het kader van normale transacties waren verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Aangezien de winstgevende transacties minder dan 80 % maar meer dan 10 % van de totale verkoop bedroegen, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die werkelijk werden betaald voor de met winst verkochte hoeveelheden van het onderzochte product.

    4. Uitvoerprijs

    (16) Gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, diende de uitvoerprijs te worden gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De gegevens van Eurostat werden als de geschikte basis voor de vaststelling van de uitvoerprijs in aanmerking genomen. De gemiddelde Eurostat-prijzen werden bevestigd aan de hand van de gegevens die door de ene importeur die aan het onderzoek medewerkte, werden verstrekt.

    5. Vergelijking

    (17) De gewogen gemiddelde normale waarde werd vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van DM overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening en deze vergelijking vond plaats in het stadium fob haven producerend land.

    (18) Om een billijke vergelijking te waarborgen tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Daarbij werden correcties toegepast voor verschillen in kosten voor vervoer over land en over zee, verschillen in kosten voor verzekering, voor lossen, laden, overladen en verschillen in aanverwante kosten en kredietkosten.

    (19) In het kader van het vorige onderzoek werd aanvaard dat de grondstoffen toegankelijker waren in de VRC dan in Turkije. Aangezien geen gegevens werden voorgelegd waaruit bleek dat er in dit opzicht veranderingen waren opgetreden, werd een correctie toegestaan om rekening te houden met verschillen in de winningskosten tussen beide landen. Er werd besloten eenzelfde correctie op de normale waarde toe te passen als in het vorige onderzoek; de normale waarde werd dus verlaagd met een bedrag dat overeenstemt met 20 % van de winningskosten die voor de Turkse producent die aan het onderzoek medewerkte, werden vastgesteld.

    (20) Bovendien werd, zoals in het vorige onderzoek, geoordeeld dat de zuiverheid van de grondstoffen in de VRC groter was dan in Turkije en derhalve werd een correctie toegepast om met dit verschil rekening te houden.

    6. Dumpingmarge

    (21) De vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs bracht dumping aan het licht waarbij de dumpingmarge gelijk was aan het bedrag waarmee de vastgestelde normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschreed. De vastgestelde dumpingmarge, uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs cif grens Gemeenschap, was aanzienlijk en bedroeg 50 %.

    (22) Omdat de dumping tijdens het onderzoektijdvak zeer ernstig was, wordt het zeer waarschijnlijk geacht dat de dumping minstens in dezelfde omvang zal aanhouden indien de maatregelen worden opgeheven.

    D. MOGELIJK OPNIEUW OPTREDEN VAN DE DUMPING

    (23) Aangezien grote hoeveelheden met een hoge dumpingmarge worden ingevoerd, wordt het niet noodzakelijk geacht te onderzoeken of de dumping opnieuw zou optreden indien de maatregelen zouden vervallen.

    E. OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (24) Tijdens het OT telde de Gemeenschap vier producenten van DM. Uit het onderzoek bleek dat de twee producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, 62 % van de productie van DM van de Gemeenschap voor hun rekening namen en derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

    (25) Er zij op gewezen dat twee van de vier producenten van de Gemeenschap die in het vorige onderzoek de bedrijfstak van de Gemeenschap vormden, hun activiteiten in 1991, d.w.z. in de loop van het vorige onderzoek, staakten. De twee producenten waren Magnomin SA, Thessaloniki, Griekenland en Financial Mining, Industrial & Shipping Corporation (Fimisco), Athene, Griekenland. Fimisco werd in 1992 opgeheven en zijn activa werden in 1996 verkocht aan een producent van vuurvaste producten, Viomagn, Griekenland. Hoewel Viomagn niet tot de bedrijven behoorde die om onderhavig onderzoek verzochten, wordt dit onderzoek toch door dit bedrijf gesteund. Magnomin staakte alle activiteiten toen zijn ontginningsvergunning in 1997 verviel.

    (26) Uit het onderzoek is gebleken dat de producent die niet aan het onderzoek medewerkte (maar er geen bezwaar tegen had), Veitsch-Radex, Oostenrijk, een volledig verticaal geïntegreerd bedrijf is dat zijn productie van DM uitsluitend voor intern gebruik aanwendt.

    F. ONDERZOEK VAN DE SITUATIE OP DE MARKT VAN DE GEMEENSCHAP

    1. Verbruik op de markt van de Gemeenschap

    (27) Het zichtbare verbruik van DM in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van:

    - de door de producenten van de Gemeenschap in de Gemeenschap verkochte hoeveelheden,

    - de uit de VRC in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden,

    - de in de Gemeenschap uit andere derde landen ingevoerde hoeveelheden.

    (28) Op deze basis daalde het verbruik tijdens de OP met 2 %, namelijk van ongeveer 497000 ton in 1994 tot ongeveer 486000 ton tijdens het OT. Na een piek in 1995 (+ 20 % vergeleken met 1994) daalde de vraag voortdurend en bereikte zij haar laagste niveau in 1997. De markt herstelde in aanzienlijke mate tijdens het OT, toen het verbruik vergeleken met 1997 met 13 % steeg.

    2. Invoer uit het betrokken land

    a) Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel van de betrokken invoer tijdens de OP

    (29) De uit de VRC tijdens de OP ingevoerde hoeveelheden DM volgden de ontwikkeling van het verbruik niet. Tussen 1994 en het OT steeg de invoer uit China met ongeveer 10 %, namelijk van ongeveer 238000 ton tot ongeveer 261000 ton, terwijl het verbruik in de Gemeenschap daalde met 2 %. Bovendien steeg de betrokken invoer tussen 1997 en het OT met 30 %, terwijl het verbruik slechts met 13 % steeg. Er zij op gewezen dat de tijdens het OT ingevoerde hoeveelheden (260967 ton) veel hoger liggen dan de hoeveelheden die werden vastgesteld tijdens het OT dat in het kader van het vorige onderzoek in aanmerking werd genomen (176000 ton).

    (30) Het marktaandeel van de uit de VRC ingevoerde producten steeg van 48 % in 1994 tot 54 % tijdens het OT. Er zij op gewezen dat het marktaandeel van de producten uit China tijdens het OT dat in het kader van het vorige onderzoek in aanmerking werd genomen, overeenstemde met een index van 85, vergeleken met een index van 100 in 1994.

    b) Ontwikkeling van de prijzen en prijsgedrag bij invoer van het betrokken product

    i) Ontwikkeling van de prijzen van de ingevoerde producten

    (31) Aangezien de Chinese exporteurs geen medewerking verleenden, werd de ontwikkeling van de prijzen van de uit de VRC tijdens de OP ingevoerde producten vastgesteld aan de hand van de gegevens van Eurostat en op basis van de gemiddelde invoerprijzen cif. Deze prijzen stegen tijdens de OP met ongeveer 10 %. Vooral tussen 1994 en 1995, d.w.z. meteen na de instelling van de definitieve antidumpingmaatregelen, stegen de prijzen van DM dat uit de VRC in de Gemeenschap werd ingevoerd, met ongeveer 16 %. Vanaf 1996 begonnen deze prijzen evenwel van jaar tot jaar, weliswaar in beperkte mate maar toch constant, te dalen. Tijdens de OP lagen de prijzen voortdurend boven de minimumprijs. Er zij op gewezen dat de gemiddelde invoerprijs cif tijdens het OT dat in het kader van het vorige onderzoek in aanmerking werd genomen, ongeveer 90 ECU/ton bedroeg.

    (32) De ontwikkeling van de prijzen van de uit de VRC ingevoerde producten dient te worden gezien in het licht van twee belangrijke elementen die tijdens het onderzoek werden vastgesteld. Ten eerste zijn de gegevens van Eurostat niet noodzakelijk nauwkeurig. De invoerprijzen die tijdens het onderzoek geverifieerd werden aan de hand van de werkelijke transacties, lagen steeds lager dan de prijzen die in Eurostat waren vermeld. Aangezien evenwel de op deze wijze geverifieerde invoer, wat de hoeveelheden en de waarde betreft, niet steeds als representatief kon worden beschouwd, werden de gegevens van Eurostat toch gebruikt om de prijsontwikkelingen in verband met de invoer uit China vast te stellen.

    (33) Ten tweede veranderde het assortiment dat door de Chinese exporteurs naar de Gemeenschap werd uitgevoerd tijdens de OP, vergeleken met dat van het vorige onderzoek. Aan de hand van de gegevens die verstrekt werden door de belanghebbende partijen die medewerking aan het onderzoek verleenden of die de diensten van de Commissie informatie ter beschikking stelden, werd na de instelling van de maatregelen vastgesteld dat het betrokken product dat in de Gemeenschap door de Chinese exporteurs werd verkocht steeds minstens 90 % MgO bevatte. Ter vergelijking: tijdens het onderzoektijdvak dat in het kader van het vorige onderzoek werd gehanteerd, bleek de invoer uit de VRC van DM met een MgO-gehalte van minder dan 90 % meer dan 50 % van de totale invoer te vertegenwoordigen; m.a.w. het grootste gedeelte van laatstgenoemde invoer betrof DM van lagere kwaliteit, dat dus goedkoper was; de minimumprijs werd dus berekend op basis van deze lagere prijs. Hieruit vloeit voort dat de prijsstijging tijdens de OP verklaard kan worden door het feit dat de Chinese exporteurs een hoger percentage DM van betere kwaliteit verkochten.

    (34) Er zij ook op gewezen dat de prijzen van DM uit de VRC in de Gemeenschap tijdens de OP steeds onder de prijzen van de producenten van de Gemeenschap (zie overweging 35) en van andere derde landen (zie overweging 59) lagen.

    ii) Prijsgedrag van de exporteurs

    (35) Om het prijsgedrag van de Chinese exporteurs, vergeleken met dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT, te onderzoeken, maakte de Commissie, gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, gebruik van twee methoden. Ten eerste werd de uitvoerprijs cif, op basis van de gegevens van Eurostat, vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs van de producenten van de Gemeenschap die het verzoek hadden ingediend; deze prijzen werden gecorrigeerd tot af fabriekprijzen en met het MgO-gehalte werd geen rekening gehouden. Op deze basis werd vastgesteld dat de prijzen van DM uit de VRC onder de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap lagen.

    (36) Ten tweede bleek het, om een realistisch beeld van het marktgedrag van de Chinese exporteurs te verkrijgen, gezien de bovenvermelde wijziging van het assortiment (overweging 33), zinvoller de uitvoerprijs cif te vergelijken met de prijs die de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, aanrekenden voor DM met een MgO-gehalte van minstens 90 %. Op basis van deze aanpak bleken de verkoopprijzen van de Chinese exporteurs inderdaad veel lager te liggen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (37) De ontwikkeling van de prijzen van DM moet ook worden onderzocht in het licht van de volgende feiten. Op basis van de gegevens die verstrekt werden door één niet verbonden importeur die in 1995 en 1996 respectievelijk 13 % en 11 % van de totale invoer uit de VRC in de Gemeenschap voor zijn rekening nam, werd vastgesteld dat de prijsstijging die bij ongeveer de helft van de ingevoerde hoeveelheden werd vastgesteld, vergeleken met het oorspronkelijke onderzoektijdvak, artificieel was, hetgeen blijkt uit het volgende. Deze importeur kocht DM van Chinese exporteurs tegen een prijs die lager lag dan de minimumprijs van 120 ECU/ton. De formaliteiten bij de douane werden bij het grootste gedeelte van deze invoer vervuld door de afnemers van de niet verbonden importeur (d.w.z. door de eigenlijke verwerkers van het product) op basis van de wederverkoopprijs die aan deze niet verbonden importeur werd betaald. In deze wederverkoopprijs voorzag de niet verbonden importeur een zekere marge om de kosten te dekken die voor hem in de Gemeenschap waren ontstaan en om winst te boeken. Door deze operatie werd de kloof tussen de aankoopprijs die betaald werd aan de Chinese exporteur en de minimumprijs gedicht. Deze operatie bracht met zich dat de uiteindelijke prijs die bij de douaneautoriteiten werd aangegeven door de afnemer van de importeur hoger was dan de minimumprijs, maar het mechanisme dat gebruikt werd om tot deze uiteindelijke prijs te komen, brengt ook aan het licht dat Chinees DM in de Gemeenschap kon worden verkocht tegen een prijs die minder bedroeg dan 120 ECU/ton. In dit verband moet ook in aanmerking worden genomen dat de oorspronkelijke minimumprijs werd vastgesteld als aankoopprijs voor de importeurs/handelaren en niet als aankoopprijs voor de uiteindelijke verwerkers. De handelspraktijk die hierboven wordt beschreven, heeft dus gevolgen voor de doeltreffendheid van de maatregelen. Deze handelspraktijk kan ook verklaren waarom de cijfers van Eurostat hoger lagen dan de werkelijke prijzen die in het kader van het onderzoek werden geverifieerd.

    3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    a) Productie

    (38) De productie van DM van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met ongeveer 33 % tussen 1994 en het OT. Er zij ook op gewezen dat de daling van de productie bijzonder sterk was tussen 1995 en 1996 en dat deze daling samenviel met de krimpende vraag naar DM op de markt van de Gemeenschap.

    (39) Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de OP gedwongen werd zijn assortiment te wijzigen en de productie meer toe te spitsen op DM van lagere kwaliteit. Niettemin bleef de bedrijfstak van de Gemeenschap een omvangrijke hoeveelheid (ongeveer 20 %) DM met een MgO-gehalte van minstens 90 % vervaardigen.

    b) Productiecapaciteit

    (40) Tijdens de OP bleef de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap stabiel.

    c) Bezettingsgraad van de productiecapaciteit

    (41) De bezettingsgraad van de productiecapaciteit daalde met 34 % tussen 1994 en het OT.

    d) Verkochte hoeveelheden

    (42) De totale door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden daalden met ongeveer 36 % van 1994 tot het OT. Er zij evenwel op gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1995, na de instelling van de maatregelen, kon profiteren van een stijgende vraag (de verkochte hoeveelheden stegen met ongeveer 3 %); tijdens het OT daarentegen kon hij, ondanks een met 13 % stijgend verbruik (zie overweging 28 hierboven), geen gelijke tred houden met de ontwikkelingen en daalden zijn verkochte hoeveelheden met ongeveer 23 %.

    e) Marktaandeel

    (43) Het aandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de markt van de Gemeenschap daalde met 37 % tijdens de OP. In dit opzicht zij erop gewezen dat in het kader van het vorige onderzoek werd vastgesteld dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap weliswaar daalde van 30 % in 1988 tot 15 % tijdens het onderzoektijdvak maar dat deze negatieve ontwikkeling vertraagde na de instelling van de nu aan een nieuw onderzoek onderworpen antidumpingmaatregelen.

    f) Prijsontwikkelingen

    (44) Uit het onderzoek is gebleken dat de gemiddelde verkoopprijs van DM, af fabriek, van de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, tijdens de OP steeg met 23 %. Ondanks deze stijging slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap er niet in zijn prijzen tot op een winstgevend peil op te trekken, zoals hieronder (overweging 46) wordt beschreven, en kon hij uitsluitend met verlies werken.

    (45) De prijsontwikkelingen moeten worden onderzocht in het licht van de bovenvermelde wijziging van het assortiment, die zich tijdens de OP voordeed (zie overweging 39). De bedrijfstak van de Gemeenschap schakelde immers geleidelijk over op de productie en de verkoop van DM van lagere kwaliteit, dat goedkoper kan worden geproduceerd en dus tegen lagere prijzen kan worden verkocht; één en ander gebeurde ten nadele van de productie van DM van hogere kwaliteit die winstgevender kon zijn, maar waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap niet kon concurreren, gezien de druk die door de Chinese producten op de prijzen werd uitgeoefend. Ook al stegen de prijzen dus in het algemeen, toch kon de bedrijfstak van de Gemeenschap geen bevredigende prijzen realiseren.

    g) Rentabiliteit

    (46) De rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt als een percentage van de nettoverkoop verbeterde weliswaar in absolute cijfers, van index (-100) in 1994 tot (-28) tijdens het OT, maar bleef gedurende bijna de gehele OP toch negatief.

    h) Werkgelegenheid

    (47) De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met 31 % tijdens de OP.

    i) Investeringen

    (48) De producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, verhoogden hun investeringen tijdens de OP met ongeveer 78 %. Hoewel deze cijfers niet uitsluitend betrekking hebben op het betrokken product - deze investeringen kunnen immers niet uitsluitend worden toegeschreven aan DM - werd toch vastgesteld dat de investeringen hoofdzakelijk bestemd waren om het productieproces van DM verder te rationaliseren.

    j) Conclusie

    (49) Uit het onderzoek van enkele economische indicatoren bleek dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verbeterde na de instelling van de antidumpingmaatregelen in 1993 en tijdens de gehele OP. Met name stegen zijn gemiddelde verkoopprijzen en daalden zijn verliezen. Er werden nieuwe inspanningen geleverd om het productieproces te rationaliseren en men ging over tot nieuwe investeringen, hetgeen aantoonde dat de bedrijfstak nog steeds levensvatbaar was en vastbesloten was zijn werkzaamheden voort te zetten.

    (50) De andere economische indicatoren die tijdens de OP werden onderzocht, wezen evenwel niet op een even gunstige ontwikkeling. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon immers zijn productie, de bezettingsgraad van zijn productiecapaciteit, zijn verkochte hoeveelheden, zijn marktaandeel en zijn werkgelegenheid niet tot op een bevredigend niveau verhogen.

    (51) Derhalve wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds in een moeilijke situatie verkeert.

    4. Gevolgen van de invoer van de betrokken producten

    (52) Uit de ontwikkeling van de markt na de instelling van de maatregelen bleek dat de minimumprijs die werd vastgesteld in het kader van het vorige onderzoek de Chinese exporteurs niet kon ontmoedigen om op de markt van de Gemeenschap te verkopen. Het marktaandeel van de Chinese exporteurs steeg immers tijdens de OP en over het algemeen waren deze exporteurs sterker aanwezig op de markt dan tijdens het onderzoektijdvak dat in het kader van het vorige onderzoek in aanmerking werd genomen. Bovendien zij erop gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap marktaandeel heeft verloren en dat evenveel marktaandeel door de VRC werd gewonnen.

    (53) Parallel met de ingestelde maatregelen stegen de Chinese uitvoerprijzen tijdens de OP die in het kader van dit onderzoek in aanmerking werd genomen en ook de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleken zich positiever te ontwikkelen. Zoals evenwel hierboven in detail werd uiteengezet, moet niet te veel nadruk worden gelegd op deze prijsstijging. Deze prijsontwikkeling zou daarentegen gezien moeten worden in het licht van twee factoren: ten eerste schakelden de Chinese exporteurs over van soorten van lage kwaliteit naar duurdere soorten met een hoger gehalte aan MgO (zie overweging 33); ten tweede zij erop gewezen dat deze wijziging van het assortiment de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzette tot een geleidelijke verlaging van de verkoop en de productie van het DM van hogere kwaliteit. Zoals werd uiteengezet in overweging 36, oefende de betrokken invoer vooral druk uit op de prijzen van DM van hogere kwaliteit en kon de bedrijfstak van de Gemeenschap deze concurrentie niet aan (zie ook overweging 45 hierboven).

    (54) Bovendien dient te worden gewezen op de gevolgen van het Chinese vergunningensysteem dat in 1994 werd ingevoerd en dat zeer waarschijnlijk heeft bijgedragen tot de wereldwijde stijging van de Chinese prijzen (zie de overwegingen 73, 74 en 75 voor nadere gegevens).

    (55) Uit het onderzoek is verder gebleken dat tijdens het OT antidumpingrechten werden betaald op ten minste 7 % van de totale Chinese invoer van het betrokken product, hetgeen betekent dat de uitvoer plaatsvond tegen prijzen die onder de minimumprijs lagen.

    5. Ingevoerde hoeveelheden uit andere derde landen en prijzen van deze ingevoerde producten

    a) Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

    (56) De uit andere derde landen ingevoerde hoeveelheden DM daalden tijdens de OP van ongeveer 178500 ton in 1994 tot ongeveer 166500 ton tijdens het OT. Dit stemt overeen met een daling van ongeveer 7 %.

    (57) Het marktaandeel van de uit andere derde landen ingevoerde producten daalde met 2 procentpunten van 1994 tot het OT. Deze daling was zelfs nog markanter van 1995 tot het OT, hoewel er voordien, van 1994 tot 1995, sprake was van een stijging die groter was dan de toename van het verbruik in de Gemeenschap (indien de invoer gelijke tred zou houden met het verbruik in de Gemeenschap, zouden de marktaandelen stabiel blijven).

    (58) Uit het bovenstaande blijkt dat de Chinese exporteurs hun positie in de Gemeenschap konden consolideren ten nadele van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 42), maar ook ten nadele van andere derde landen.

    b) Verkoopprijzen van de uit derde landen ingevoerde producten

    (59) Volgens Eurostat daalde de gemiddelde verkoopprijs van de uit andere derde landen ingevoerde producten met 9 % tijdens de OP. Deze eenheidsprijs was gemiddeld evenwel steeds hoger dan de eenheidsprijs van de uit de VRC ingevoerde producten en dan de eenheidsprijs van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte producten.

    (60) Op basis van bovenstaande gegevens wordt geoordeeld dat de invoer van het betrokken product uit andere derde landen geen ernstige gevolgen had voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    6. Conclusie

    (61) Ondanks de geldende maatregelen bleef de bedrijfstak van de Gemeenschap, door de aanhoudende prijsdruk die door de Chinese exporteurs werd uitgeoefend, verder in een moeilijke economische situatie verkeren. De prijsdruk verhinderde de bedrijfstak van de Gemeenschap te herstellen van de gevolgen van de vroegere dumpingpraktijken waaraan geen eind was gekomen. In dit verband zij erop gewezen dat reeds twee van de vier producenten van de Gemeenschap die in het kader van het vorige onderzoek de bedrijfstak van de Gemeenschap vormden, hun activiteiten tijdens de vorige procedure staakten, hetgeen leidde tot aanzienlijk verlies van werkgelegenheid. Niettemin toonde het onderzoek aan, zoals ook blijkt uit de investeringen, dat het resterende deel van de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds levensvatbaar is en niet voornemens is dit productiesegment te laten vallen.

    G. MOGELIJK OPNIEUW OPTREDEN VAN DE SCHADE

    1. Onderzoek van de situatie van de VRC

    (62) Om de mogelijke gevolgen van het vervallen van de geldende maatregelen te beoordelen, en rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds in een moeilijke economische situatie verkeert, werden de volgende elementen onderzocht:

    a) Reserves, productiecapaciteit, bezettingsgraad van de productiecapaciteit en voorraden

    (63) Wegens gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs werd het onderzoek gebaseerd op de gegevens die in het kader van de klacht werden verstrekt en op de gegevens die uit gespecialiseerde bladen en marktonderzoeken werden gehaald.

    (64) Volgens bovenvermelde bronnen heeft de VRC de grootste magnesietreserves die voor een afzonderlijk land werden vastgesteld; deze reserves vertegenwoordigen 17,3 % van de reserves in de wereld.

    (65) Volgens dezelfde bronnen bedroeg de productiecapaciteit voor magnesiet in de VRC tijdens de laatste jaren ongeveer 2500000 ton per jaar, waarvan 1700000 ton DM was. Dit betekent dat de VRC ongeveer 28 % van de wereldwijde productiecapaciteit voor DM voor haar rekening neemt.

    (66) Omdat de Chinese belanghebbende partijen niet aan het onderzoek medewerkten, konden geen betrouwbare gegevens verzameld worden in verband met de bezettingsgraad van de productiecapaciteit en de voorraden.

    (67) Op basis van de gegevens in beschikbare gespecialiseerde publicaties en bladen, en gezien alleen al de omvang van de grondstoffenreserves en van de productiecapaciteit, werd geconcludeerd dat de Chinese exporteurs over een enorm potentieel beschikken om hun productie en de door hen naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden in de toekomst te verhogen.

    b) Uitvoer uit de VRC naar derde landen

    (68) De diensten van de Commissie onderzochten ook de uitvoer van DM door de VRC naar de Verenigde Staten, één van de belangrijkste uitvoermarkten voor de VRC, op basis van de handelsstatistieken van het "US Department of Commerce". Deze invoer stemde in 1998 overeen met 77 % van de invoer van DM uit alle landen ter wereld in de Verenigde Staten.

    (69) De totale uit de VRC naar de Verenigde Staten uitgevoerde hoeveelheden stegen van ongeveer 263000 ton in 1994 tot ongeveer 292000 ton in 1998, hetgeen neerkomt op een stijging met 11 %; deze stijging bereikte een piek van meer dan 320000 ton in 1995. De verkoopprijzen CIF stegen van 88 ECU/ton in 1994 tot 117 ECU/ton tijdens het OT hetgeen neerkomt op een stijging met 33 %.

    (70) Het onderzoek bracht een analogie aan het licht tussen het Chinese gedrag in de Verenigde Staten en in de Gemeenschap. Op beide markten behoorden de Chinese prijzen in het algemeen tot de laagste, vergeleken met die van de uit andere derde landen ingevoerde producten, en dit geldt voor de gehele OP.

    (71) De bovenvermelde prijs van 117 ECU/ton tijdens het OT lag 23 % onder de prijs die door China tijdens dezelfde periode in de Gemeenschap werd aangerekend en 2,5 % onder de minimumprijs die in het kader van de voorafgaande maatregelen voor de Gemeenschap werd vastgesteld.

    (72) Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de Chinese prijzen, bij het uitblijven van maatregelen, minstens zouden kunnen dalen tot prijzen die vergelijkbaar zijn met de bij invoer in de Verenigde Staten gehanteerde prijzen.

    c) Het Chinese vergunningensysteem

    (73) In april 1994 werd door het MOFTEC (ministerie van Buitenlandse Handel en Economische Samenwerking) en de CCCMMC (de Chinese Kamer van Koophandel voor importeurs en exporteurs van metalen, mineralen en chemicaliën) een systeem van uitvoervergunningen voor alle uitvoer van bepaalde mineralen in het leven geroepen dat neerkomt op een systeem van uitvoerquota en heffingen. De verschillende soorten magnesiet, inclusief DM, vallen onder dit systeem van vergunningen. In 1997 werd 18 Chinese bedrijven, binnen de jaarlijkse aanbestedingsprocedure voor de afgifte van vergunningen, een vergunning verleend om magnesiet uit te voeren tot een maximumhoeveelheid van 2 miljoen ton. De vergoeding in het kader van de vergunning bedroeg 30 USD/ton (26,5 ECU/ton) in 1997 en steeg tot 40 USD/ton (36,6 ECU/ton) in 1998. Dit betekent dat indien de minimumprijs van 120 ECU/ton wordt toegepast, de eigenlijke prijs bij uitvoer van DM naar de Gemeenschap, na aftrek van de in het kader van de vergunning verschuldigde vergoeding, 83,4 ECU/ton zou bedragen. Volgens Eurométaux voerde de provincie Liaoning, waar de meeste producenten gevestigd zijn, in 1995 een lokale uitvoerheffing in die in 1997 15,7 USD/ton (14,4 ECU/ton) bedroeg. Bijgevolg zou de eigenlijke prijs bij verkoop aan de Gemeenschap, indien ook deze lokale belasting werd afgetrokken, slechts 69,4 ECU/ton bedragen.

    Eurométaux beweert dat het Chinese vergunningensysteem voor magnesiet, en dus voor DM, weldra zou kunnen worden afgeschaft en voert aan dat ten gevolge van deze afschaffing meer DM uit de VRC zou worden uitgevoerd en de prijzen van deze uitgevoerde producten aanzienlijk zouden dalen indien de antidumpingmaatregelen niet zouden worden gehandhaafd.

    (74) In dit verband zij erop gewezen dat in het onderzoek naar het vergunningensysteem dat, gezien het belang van de vergoedingen die in het kader van deze vergunningen worden betaald, werd uitgevoerd, nadrukkelijk wordt gewezen op de mogelijkheden van de Chinese exporteurs om DM in de Gemeenschap tegen zeer lage prijzen te verkopen.

    (75) Aangezien bovendien het hierboven beschreven systeem autonoom door de regering van het exporterende land wordt beheerd, wordt ervan uitgegaan dat de handhaving of opheffing van dit systeem de conclusie van de instellingen van de Gemeenschap i.v.m. het al dan niet opnieuw optreden van schadelijke dumping indien de maatregelen worden opgeheven, op generlei wijze kan beïnvloeden.

    2. Conclusie in verband met het opnieuw optreden van de schade

    (76) Op basis van bovenstaande factoren, namelijk:

    - dat ondanks de geldende maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds in een moeilijke economische situatie verkeert;

    - dat China met zijn invoer op de markt van de Gemeenschap nog steeds uitzonderlijk sterk staat en dat zijn producten worden ingevoerd tegen lage dumpingprijzen;

    - dat de prijzen die de Chinese exporteurs zouden kunnen aanrekenen als de antidumpingmaatregelen werden opgeheven, zeer laag zouden kunnen zijn indien enerzijds de prijzen in aanmerking worden genomen die na aftrek van de vergoedingen in het kader van het Chinese vergunningensysteem aangerekend zouden kunnen worden en anderzijds het gedrag van de Chinezen wordt nagegaan op de markt van de Verenigde Staten, waar de prijzen steeds lager waren dan in de Gemeenschap;

    - dat de grote reserves aan grondstoffen en de grote capaciteit van de Chinezen, wat de exploitatie ervan betreft, erop wijzen dat de Chinese exporteurs hun productie en/of uitgevoerde hoeveelheden kunnen opvoeren;

    - dat hoewel een minimumprijs van kracht was, in vele gevallen transacties plaatsvonden tegen prijzen onder de minimumprijs, hetgeen erop wijst dat de Chinese exporteurs hun prijzen zeer goed kunnen verlagen;

    wordt geconcludeerd dat waarschijnlijk opnieuw schade zal optreden indien de maatregelen worden ingetrokken.

    H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1. Inleiding

    (77) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of de verlenging van de geldigheidsduur van de huidige antidumpingmaatregelen zou indruisen tegen het belang van de Gemeenschap in haar geheel. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een evaluatie van alle betrokken belangen; hieronder wordt verstaan: de belangen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, van de importeurs en de handelaren en van de bedrijven die het betrokken product verwerken.

    (78) Om de mogelijke gevolgen van de handhaving, dan wel intrekking van de maatregelen te beoordelen, verzocht de Commissie alle hierboven vermelde belanghebbende partijen om gegevens. De Commissie stuurde twaalf importeurs en 78 verwerkende bedrijven vragenlijsten. Geen enkele importeur beantwoordde de vragenlijst, hoewel sommige importeurs wel gegevens ter beschikking stelden. Van de verwerkende bedrijven beantwoordden er twee de vragenlijsten en deze gegevens werden geverifieerd.

    (79) Er zij op gewezen dat in het kader van het vorige onderzoek werd geoordeeld dat de goedkeuring van de maatregelen niet tegen de belangen van de Gemeenschap indruist. Bovendien zij erop gewezen dat het hier een nieuw onderzoek betreft, d.w.z. er wordt een situatie onderzocht waarin er al van antidumpingmaatregelen sprake was. Bijgevolg kan, gezien het tijdstip en de aard van dit nieuwe onderzoek, worden nagegaan of de momenteel geldende antidumpingmaatregelen in het verleden eventueel negatieve gevolgen hebben gehad voor de betrokken partijen.

    (80) Op deze basis werd nagegaan of er ondanks de bevindingen in verband met het aanhouden of het opnieuw optreden van schadelijke dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat de handhaving van de maatregelen in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn.

    2. Belangen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (81) Indien de antidumpingmaatregelen die in het kader van het vorige onderzoek werden vastgesteld niet worden gehandhaafd, treedt de schadelijke dumping waarschijnlijk opnieuw op en treedt waarschijnlijk een verdere verslechtering in van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die toch al kwetsbaar is.

    (82) Zoals hierboven werd aangetoond, ondervond de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de OP schade van het tegen lage prijzen ingevoerde DM uit de VRC. Derhalve wordt geoordeeld dat het doel van de antidumpingmaatregelen die nu aan een nieuw onderzoek worden onderworpen, niet ten volle werd bereikt. Dat doel was: op de markt van de Gemeenschap billijke concurrentie herstellen tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Chinese producenten.

    (83) Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap de laatste jaren, in een poging om zijn productiekosten te verlagen en zijn concurrentievermogen te verbeteren, aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om zijn productiviteit te verhogen, kon hij zijn winst tijdens de OP niet tot een redelijk niveau opvoeren en daalde bovendien de werkgelegenheid in aanzienlijke mate. Bovendien staakten twee in Griekenland gevestigde producenten van de Gemeenschap die in het kader van het vorige onderzoek medewerking verleenden, hun activiteiten.

    (84) Het onderzoek toonde evenwel ook aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap levensvatbaar is en dit wordt vooral bevestigd door het constante niveau van de investeringen tijdens de OP. Bovendien bewijzen de inspanningen die werden geleverd om het productieproces te rationaliseren dat de bedrijfstak van de Gemeenschap vastbesloten is dit productiesegment niet op te geven.

    (85) Uit bovenstaande overwegingen blijkt dat de geldigheidsduur van de huidige maatregelen moet worden verlengd om de negatieve gevolgen van de invoer met dumping te kunnen afweren, aangezien deze invoer het bestaan van de bedrijfstak van de Gemeenschap en bijgevolg van een aantal arbeidsplaatsen in het gedrang brengt. Er mag ook niet uit het oog worden verloren dat, indien de bedrijfstak van de Gemeenschap verdwijnt, dit ook negatieve gevolgen zal hebben voor de andere bedrijven in de productieketen omdat deze hun leveranciers behoorlijk in aantal zouden zien afnemen.

    3. Belangen van de importeurs

    (86) Geen van de niet verbonden importeurs beantwoordde de vragenlijst die door de Commissie was toegestuurd. Het gebrek aan medewerking op zich wijst erop dat deze sector op economisch vlak geen ernstige negatieve gevolgen van de maatregelen ondervond. Dit wordt bevestigd door het feit dat de importeurs verder handel bleven drijven in het betrokken product en dat de ingevoerde hoeveelheden tijdens de OP zelfs stegen.

    (87) Derhalve wordt geconcludeerd dat de importeurs van het betrokken product op economisch vlak geen negatieve gevolgen hebben ondervonden van de instelling van de antidumpingmaatregelen die momenteel van kracht zijn. Het is derhalve ook onwaarschijnlijk dat de handhaving van de maatregelen tot een verslechtering van hun economische situatie in de toekomst zou leiden.

    4. Belangen van de verwerkende bedrijven

    (88) De bedrijven die het product in kwestie afnemen, d.w.z. de bedrijven die het product verder verwerken, zijn de producenten van vuurvaste materialen. Van de 78 verwerkende bedrijven die van de Commissie een vragenlijst ontvingen, beantwoordden er slechts twee de vragenlijst. Net zoals voor de importeurs is het lage niveau van medewerking op zich een aanwijzing dat deze sector op economisch vlak geen ernstige nadelige gevolgen van de maatregelen ondervond. Hoewel de representativiteit van de twee bedrijven die het product verwerken en aan het onderzoek medewerkten, beperkt is - één bedrijf kocht slechts ongeveer 2 % van de totale hoeveelheid DM die tijdens de OP uit de VRC werd ingevoerd en het andere bedrijf kocht in het begin van 1997 minder dan 1 % van de ingevoerde hoeveelheden - werden de gevolgen van de geldende maatregelen voor de situatie van deze bedrijven toch geëvalueerd.

    (89) Uit het onderzoek bleek dat de verwerkende bedrijven ondanks de geldende maatregelen verder DM uit de VRC invoerden; in één geval werd zelfs met deze invoer gestart na de maatregelen. Deze maatregelen weerhielden derhalve de producenten van vuurvaste materialen niet van het betrekken van goederen uit dezelfde bronnen en leidden er niet toe dat zij van leverancier veranderden. Hoewel DM een zeer groot gedeelte van de kosten van vuurvaste materialen vertegenwoordigt, was de stijging van de Chinese invoerprijs blijkbaar niet zo hoog dat hierdoor moeilijkheden ontstonden.

    (90) Er zij op gewezen dat de invoerprijs van DM voor het in Finland gevestigde bedrijf bijna verdubbelde nadat Finland tot de Europese Gemeenschap was toegetreden. Niettemin bleef het bedrijf DM uit de VRC kopen. Hieruit kunnen twee conclusies worden getrokken:

    a) de maatregelen waren doeltreffend en leidden tot een prijsstijging voor de uit de VRC ingevoerde producten;

    b) de prijs die het gevolg van één en ander was, bleef, vergeleken met de prijs die in de rest van de Gemeenschap werd aangerekend, concurrerend.

    (91) Op basis van bovenstaande overwegingen mag worden uitgesloten dat de antidumpingmaatregelen belangrijke negatieve gevolgen hadden voor de kosten en de rentabiliteit van de bedrijven die het product verwerken.

    (92) Zoals hierboven werd aangetoond (overwegingen 29 en 30), was het resultaat van de geldende antidumpingmaatregelen niet dat de markt van de Gemeenschap voor invoer werd gesloten, maar wel dat de onbillijke handelspraktijken werden bestreden en de ontwrichtende gevolgen van de invoer met dumping ten dele werden verholpen. Zoals hierboven werd aangegeven, steeg de invoer uit de VRC tijdens de OP met 10 %.

    Aangezien de maatregelen reeds enige tijd geleden werden ingesteld en op hetzelfde niveau gehandhaafd zouden worden, mag worden geconcludeerd dat zij niet zouden leiden tot een verslechtering van de situatie voor de verwerkende bedrijven.

    5. Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap

    (93) Enerzijds zou handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen waarschijnlijk resulteren in een stabiele prijs voor DM op de markt van de Gemeenschap. Indien de bedrijfstak van de Gemeenschap niet wordt beschermd tegen de gevolgen van invoer met dumping, zou dit niet alleen zijn positie verzwakken, maar zelfs tot zijn verdwijning kunnen leiden. Anderzijds blijken de geldende maatregelen in het verleden geen significante negatieve gevolgen te hebben gehad voor de economische situatie van de verwerkende bedrijven en de importeurs. Op basis van de gegevens die in het kader van dit onderzoek werden verzameld, blijken prijsstijgingen, zo die er al zijn, ten gevolge van de instelling van antidumpingmaatregelen, voor de verwerkende bedrijven niet buitensporig, vergeleken met het voordeel dat het opheffen van de handelsdistorsie die door de invoer met dumping teweeg werd gebracht, voor de bedrijfstak van de Gemeenschap oplevert.

    (94) Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de geldigheidsduur van de bestaande antidumpingmaatregelen niet te verlengen.

    I. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (95) Alle betrokken partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen op basis waarvan de geldende maatregelen gehandhaafd worden. De partijen werd een termijn toegestaan binnen welke zij i.v.m. de mededelingen standpunten konden innemen. Er werd geen commentaar ontvangen.

    (96) Uit het bovenstaande vloeit voort dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, het variabele antidumpingrecht, gekoppeld aan de minimumprijs van 120 ECU/ton, dat van toepassing is op de invoer van DM uit de VRC en dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 3386/93, moet worden gehandhaafd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van doodgebrand magnesiet uit de Volksrepubliek China ingedeeld onder GN-code 2519 90 30.

    2. Het bedrag van het recht is gelijk aan het verschil tussen 120 EUR/ton en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, indien laatstgenoemde prijs lager ligt.

    3. Tenzij anders bepaald, zijn de voor douanerechten van kracht zijnde bepalingen op dit recht van toepassing.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 14 februari 2000.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J. GAMA

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

    (2) PB L 306 van 11.12.1993, blz. 16.

    (3) PB C 177 van 10.6.1998, blz. 5.

    (4) PB C 385 van 11.12.1998, blz. 7.

    Top