Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999E0479

    1999/479/GBVB: Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 juli 1999 inzake steun voor de volksraadpleging onder de Oost-Timorese bevolking

    PB L 188 van 21.7.1999, p. 1–1 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/09/1999

    ELI: http://data.europa.eu/eli/compos/1999/479/oj

    31999E0479

    1999/479/GBVB: Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 juli 1999 inzake steun voor de volksraadpleging onder de Oost-Timorese bevolking

    Publicatieblad Nr. L 188 van 21/07/1999 blz. 0001 - 0001


    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

    van 19 juli 1999

    inzake steun voor de volksraadpleging onder de Oost-Timorese bevolking

    (1999/479/GBVB)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 15,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De regeringen van Indonesië en Portugal hebben op 5 mei 1999 een op het zelfbeschikkingsrecht gebaseerd akkoord gesloten betreffende de nadere regelingen voor de volksraadpleging, via een rechtstreekse stemming, onder de Oost-Timorese bevolking over de aanvaarding of verwerping van een constitutioneel kader voor autonomie, waarbij verwerping tot de onafhankelijkheid van Oost-Timor zal leiden;

    (2) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van 3 en 4 juni 1999 in Keulen zijn grote voldoening uitgesproken over de ondertekening van de akkoorden van New York over Oost-Timor en opnieuw zijn steun bevestigd aan de voorstellen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor de instelling van een VN-missie in Oost-Timor om het raadplegingsproces van de Oost-Timorese bevolking te organiseren en om te zorgen voor de ordelijke overgang naar verreikende autonomie of onafhankelijkheid na de voltooiing van het raadplegingsproces;

    (3) In het kader van de internationale inspanning onder auspiciën van de Verenigde Naties, hebben de Europese Gemeenschap en haar lidstaten een aantal activiteiten ontplooid om het raadplegingsproces mede te helpen organiseren en om de Oost-Timorese bevolking humanitaire bijstand te verlenen;

    (4) De Europese Raad van Keulen heeft de Raad verzocht om na te gaan of overeenkomstig de bepalingen van het akkoord betreffende de nadere regelingen voor het raadplegingsproces een Europees waarnemersteam naar Oost-Timor kan worden gezonden;

    (5) De Raad heeft de Commissie op 21 mei 1999 aangespoord te zorgen voor een tijdige en substantiële financiële bijdrage aan het VN-Trust Fund dat bij resolutie 1236 (1999) van de VN-Veiligheidsraad is ingesteld,

    HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Dit gemeenschappelijk optreden heeft tot doel bij te dragen tot een rechtvaardige en duurzame regeling van de kwestie Oost-Timor op basis van het beginsel van zelfbeschikking, in overeenstemming met de resoluties van de Verenigde Naties en met Gemeenschappelijk Standpunt 96/407/GBVB(1).

    2. De Unie is van mening dat de door de Verenigde Naties georganiseerde volksraadpleging, via een rechtstreekse, geheime en algemene stemming onder de Oost-Timorese bevolking de beste kans biedt op duurzame stabiliteit in Oost-Timor en benadrukt dat de Europese Unie zichtbaar aanwezig moet zijn tijdens dit raadplegingsproces.

    Artikel 2

    De Raad is verheugd over het voornemen van een aantal lidstaten waarnemers te zenden om een waarnemersteam van de Europese Unie te vormen voor het door de Verenigde Naties georganiseerde raadplegingsproces.

    Artikel 3

    De Raad neemt er nota van dat het voorzitterschap als zijn persoonlijke vertegenwoordiger voor deze aangelegenheden de heer David Andrews heeft aangewezen, die met name verantwoordelijk zal zijn voor de verklaringen van het voorzitterschap van de Europese Unie.

    Artikel 4

    De Raad neemt er nota van dat de Commissie haar optreden gericht heeft op de verwezenlijking van de doelstelling van dit gemeenschappelijk optreden, in voorkomend geval met passende communautaire maatregelen.

    Artikel 5

    Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

    Het verstrijkt op 30 september 1999.

    Artikel 6

    Dit gemeenschappelijk standpunt wordt in het Publicatieblad bekendgemaakt.

    Gedaan te Brussel, 19 juli 1999.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    T. HALONEN

    (1) PB L 168 van 6.7.1996, blz. 2.

    Top