Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0143

1999/143/EG: Beschikking van de Commissie van 14 juli 1998 betreffende staatssteun ten gunste van Fabricantes Vascos de Herramientas SA (Favahe SA) en haar opvolgers (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 2362) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 46 van 20.2.1999, p. 56–61 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/143(1)/oj

31999D0143

1999/143/EG: Beschikking van de Commissie van 14 juli 1998 betreffende staatssteun ten gunste van Fabricantes Vascos de Herramientas SA (Favahe SA) en haar opvolgers (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 2362) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 046 van 20/02/1999 blz. 0056 - 0061


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 14 juli 1998 betreffende staatssteun ten gunste van Fabricantes Vascos de Herramientas SA (Favahe SA) en haar opvolgers (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 2362) (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (1999/143/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 93 te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I

Bij brief SG(96) D/9851 van 19 november 1996 stelde de Commissie de Spaanse regering ervan in kennis, dat zij de procedure van artikel 93, lid 2, had ingeleid ten aanzien van steun aan de groep Fabricantes Vascos de Herramientas SA (Favahe), een Baskische fabrikant van handgereedschap.

Het hoofdkantoor en de productie-installaties van Favahe waren gevestigd in Baskenland (Vitoria en Irún), dat in aanmerking komt voor regionale steun uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder c).

De groep werd in 1982 opgericht om het productaanbod van de onderscheiden in Baskenland gevestigde fabrikanten van handgereedschap te rationaliseren en aan de vraag aan te passen. De verwachte positieve resultaten bleven echter uit. Tot 1991 werden verscheidene herstructureringsmaatregelen getroffen, zonder dat de financiële toestand beter werd. In 1990 maakte de onderneming een verlies van 457 miljoen ESP en in 1991 was dit verlies 686 miljoen ESP.

In 1992 werd een nieuw strategisch plan opgesteld. Volgens dit plan zou de groep in 1994 een positief resultaat verkrijgen. De maatregelen in het plan omvatten onder meer het optimaliseren van het aanbod van de verschillende ondernemingen van de groep, de coördinatie van de administratieve structuren van de ondernemingen, een reorganisatie en rationalisering van de productieactiviteiten (waarbij iedere onderneming zich op één enkel marktsegment zou richten) en een vermindering van het personeel van 1 153 werknemers in 1992 tot 714 werknemers in 1994.

Om de herstructureringsmaatregelen in kunnen financiering verzocht Favahe de autonome Baskische regering op grond van Decreet 628/91 om een garantie voor bankleningen tot een totaalbedrag van 825 miljoen ESP, die zouden worden aangewend voor de uitvoering van het herstructureringsplan.

Bij dit decreet was een steunregeling in het leven geroepen die in de mogelijkheid voorzag herstructureringssteun te verlenen aan in het gebied gevestigde ondernemingen. De steun moest worden verleend in de vorm van garanties voor een bedrag dat evenredig was met de moeilijkheden van de onderneming. Bij schrijven van 28 april 1992 deelde de Commissie de Spaanse autoriteiten mede, dat zij had besloten geen bezwaar tegen de steunregeling te maken, maar dat voor garanties aan ondernemingen met meer dan 250 werknemers aanmelding bij de Commissie nodig was.

De garantie ten gunste van Favahe werd in december 1992 gegeven voor zeven jaar, met een aflossingsvrije periode van twee jaar. De Spaanse regering had de toekenning van de steun echter niet aangemeld, hoewel de ondernemingen van Favahe meer dan 250 werknemers hadden.

Aangezien het herstructureringsplan niet de verwachte resultaten opleverde en de onderneming in 1994 nog steeds ongeveer 580 miljoen ESP verlies maakte, vroeg Favahe op 7 april 1995 vrijwillig faillissement aan.

De Commissie ontving verscheidene klachten over steun die tijdens de faillissementsprocedure verleend zou zijn. Volgens de klagers werden de activa van Favahe overgebracht naar een nieuw opgerichte onderneming, Herramientas Eurotools SA, in de raad van bestuur waarvan verscheidene managers van Favahe zaten. Het nieuwe bedrijf Herramientas Eurotools SA werd vervolgens overgenomen door de Amerikaanse multinational Snap-on, die 1 200 miljoen ESP aan de regionale Baskische regering en de provincieraden van Guipúzcoa en Álava betaalde. Deze onderneming bracht handgereedschap in de handel onder de merknamen "Acesa", "Irimo" en "Palmera", die aanvankelijk door Favahe gebruikt waren.

De Commissie was van oordeel, dat de door de Baskische regering verleende garantie steun was in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst en dat deze onwettig was, omdat hij door de Spaanse regering was verleend in strijd met de door de Commissie in haar goedkeuring van 28 april 1992 opgelegde verplichting, de verlening van garanties aan ondernemingen met meer dan 250 werknemers overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag aan te melden.

Destijds had de Commissie onvoldoende inlichtingen van de Spaanse regering kunnen krijgen om te kunnen vaststellen of, nadat de onderneming de voorwaarden van de goedgekeurde steunregeling niet was nagekomen, maatregelen waren getroffen in verband met de steun en of op de betrokken garantie ten tijde van het faillissement van de onderneming een beroep was gedaan. Evenmin kon de Commissie, op grond van de gegevens waarover zij beschikte, vaststellen of bij het faillissement van Favahe, de oprichting van Herramientas Eurotools SA en de overname daarvan door Snap-on eventueel nieuwe steun was verleend.

Daarom achtte de Commissie het noodzakelijk, overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag een diepgaand onderzoek in te stellen naar de aan Favahe verleende garantie en eventuele nieuwe steunelementen bij latere gebeurtenissen, teneinde te bepalen, of de steun op grond van de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, van de EER-Overeenkomst als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kon worden beschouwd.

II

De brief aan de Spaanse regering werd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (1) gepubliceerd; hierin werden de andere lidstaten en belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de betrokken maatregelen te maken. De Commissie ontving opmerkingen van twee concurrenten (één uit Duitsland en één uit het Verenigd Koninkrijk) van Favahe en van de Italiaanse en de Franse organisatie van fabrikanten van handgereedschappen. In hun opmerkingen wezen zij erop, dat de door de ondernemingen ontvangen steun hun een oneerlijk concurrentievoordeel had verschaft dat hen had geholpen hun producten onder de marktprijs te verkopen.

De Britse concurrent was van mening, dat Favahe van de regionale autoriteiten steun had ontvangen, waardoor zij haar producten tegen lage prijzen kon aanbieden en haar aanbod op de markt kon versterken. Volgens deze concurrent had de onderneemster Snap-on hierdoor een oneerlijk mededingingsvoordeel genoten ten opzichte van de andere Europese en Britse fabrikanten van handgereedschap.

De Duitse concurrent wees op zijn aanbod tot overname van Herramientas Eurotools, waarop hij nooit een antwoord had gekregen.

Volgens de Italiaanse vereniging Assountensili (Associazione Nazionale Industrie degli Utensili a Mano e Strumenti di Misura) hadden haar leden met een agressieve concurrentie van Favahe te kampen gehad, wat waarschijnlijk mogelijk was gemaakt door de steun die deze had ontvangen. Ook merkte de vereniging op, dat er geen openbaar aanbod tot overname van Favahe was geweest en dat een "uitgekozen" koper een "gunst" had gekregen, die de mededinging vervalste.

De Franse federatie van de werktuignijverheid merkte op dat de oprichting van Herramientas Eurotools een "kunstmatige" operatie was geweest die was bedoeld om de activa van Favahe over te hevelen naar Eurotools, terwijl de fiscale en sociale schuld van het bedrijf niet mee werden overgedragen. Zo kon Eurotools in verscheidene lidstaten agressief concurreren, waarbij zij de mededinging vervalst door tegen lagere prijzen dan de rest van de markt te verkopen.

Voorts verstrekte de federatie gegevens over de prijzen van concurrenten in verscheidene lidstaten (bv. Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk), en vergeleek deze met die van Palmera en Acesa, alsmede over de omvang (in ton uitgedrukt) van de uitvoer en invoer van diverse soorten handgereedschap in 1995 uit Duitsland, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Spanje.

III

De Spaanse autoriteiten zonden hun opmerkingen over de procedure bij brieven van 24 juli, 9 oktober, 20 oktober en 30 oktober 1997 toe.

Daarin wezen zij nogmaals op de moeilijke financiële positie waarin Favahe vanaf het begin van de jaren negentig verkeerde.

Om uit deze situatie te geraken werd in 1992 het "strategisch plan" opgesteld. In dit plan, waarvan een exemplaar aan de Commissie werd overgelegd, waren onder meer maatregelen opgenomen om alle productielijnen te herzien; voorts bevatte het een strategie om de marketing te verbeteren, de invoering van een systeem voor "totale kwaliteit" en voortzetting van het zoeken naar een partner die haar strategische positie op de middellange en lange termijn zou versterken. Anderzijds bevatte het plan echter geen gegevens over de marktsituatie binnen de specifieke industriële sector waarin de onderneming actief was noch over de te voorziene ontwikkeling van vraag en aanbod op deze markt waaronder verschillende scenario's gebaseerd op optimistische, pessimistische en middelmatige prognoses.

Favahe kon de herstructurering niet zelf financieren en verzocht daarom de Baskische regering om een garantie in het kader van Decreet 628/91, voor bankleningen voor een totaalbedrag van 825 miljoen ESP, die bestemd waren om de uitvoering van het strategische plan te financieren.

De Baskische regering bestudeerde het plan en kwam tot de conclusie dat dit voldeed aan de voorwaarde dat de onderneming op lange termijn opnieuw levensvatbaar werd gemaakt en dat binnen een redelijke termijn de solvabiliteit zou zijn hersteld. Zij besloot derhalve in december 1992 de garanties te verlenen.

Met betrekking tot het feit dat de verleende steun als onwettig werd beschouwd, gaven de Spaanse autoriteiten toe, dat zij hun verplichting deze maatregel aan te melden niet waren nagekomen; zij wezen er echter op dat dit te wijten was aan het feit dat het strategische plan een onmiddellijke concrete uitvoering van de maatregelen vereiste, daar sedert het verzoek om steun en in indiening van het plan een jaar was verstreken.

Ook erkenden de Spaanse autoriteit dat het herstel van de levensvatbaarheid was mislukt, doordat de verzwakking van de markt erger was dan in het plan was voorzien en de algemene economische ontwikkelingen sinds 1991 negatieve gevolgen voor Favahe hadden gehad. De verkopen van de groep daalden zeer sterk en de verliezen namen toe. Op 27 april 1995 verklaarden de rechtbanken de groep daarom failliet.

Voorts wezen de Spaanse autoriteiten erop dat de oprichting van Herramientas Eurotools vóór de faillissementsprocedure en in overeenstemming met de normale commerciële praktijk had plaatsgevonden. De tot Favahe behorende ondernemingen droegen aan de uitbreiding van Eurotools bij met enkele van hun activa, maar ook met hun passiva van dat ogenblik; het kapitaal van het bedrijf werd verhoogd om het verschil tussen deze twee te compenseren. Dit alles bleek duidelijk uit de boekhouding van de Favahe-ondernemingen. Bedragen ten laste van de activa werden gehandhaafd. Na het faillissement werden de aandelen in Eurotools als ongeacht welk ander actief in de failliete boedel opgenomen om de schulden van de onderneming te kunnen voldoen.

De rechtbanken spraken het vrijwillig faillissement uit, wat volgens de Spaanse wetgeving, in Spanje alleen kan worden gedaan wanneer de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen fraude is geweest.

Toen het faillissement van Favahe bekend werd, liet de Amerikaanse onderneming Snap-on weten interesse te hebben in de verwerving van de tot de failliete boedel behorende aandelen van Eurotools, alsook ieder ander actief daarvan. Snap-on deed de curatoren van de ondernemingen een koopbod voor een totale prijs van 1,2 miljard ESP voor alle aandelen.

Daarnaast bood Snap-on aan, de financiële wederopbouw van Eurotools en de bestaande overeenkomst met de vakbondsvertegenwoodigers in de ondernemingen te financieren, en de met de personeelsvermindering samenhangende vorderingen te betalen, die naar Spaans recht in ieder geval bevoorrecht, preferent en afzonderlijk uitvoerbaar zijn. De door Snap-on aangeboden aanvullende financiële bijdragen beliepen 1,8 miljard ESP, zodat het totale bedrag ongeveer 3 miljard ESP bedroeg. Hierdoor werd een verdere toename van het passief van de in faillissement verkerende ondernemingen voorkomen, die anders iedere uitkering aan de crediteuren, waaronder de Baskische regering zelf, onmogelijk zou hebben gemaakt.

Toen het voorstel van Snap-on tot overname eenmaal door de curatoren was goedgekeurd, werd dit voorgelegd aan de rechtbanken die, na te hebben vastgesteld dat de faillissementen niet frauduleus waren geweest, de verkoop van de aandelen formeel bekrachtigden. Later werden de ondernemingen van de Favahe-groep in overeenstemming met de geldende wetgeving ontbonden.

Ten aanzien van de vraag of er afgezien van Snap-on nog andere potentiële kopers concrete, met bewijsstukken gestaafde koopaanbiedingen hebben gedaan, betoogde de Spaanse regering dat de verkoop van de aandelen in de faillissementsprocedure zonder beïnvloeding door de failliete ondernemingen had plaatsgevonden. Destijds verklaarden de curatoren van Favahe voor de rechtbank dat naast Snap-on nog andere ondernemingen belangstelling hadden getoond. Zo had bijvoorbeeld een bedrijf aanvankelijk belangstelling getoond maar geen definitief bod gedaan. Ook vonden besprekingen plaats met andere ondernemingen, doch deze leidden niet tot een concreet bod. De meeste van deze ondernemingen wensten slechts een symbolische prijs, dat wil zeggen 1 ESP, voor de aandelen te betalen. De curatoren kozen het door Snap-on gedane bod, omdat dit het gunstigste was.

IV

De procedure van artikel 93, lid 2, heeft duidelijkheid geschapen in de situatie van Favahe en de omstandigheden waaronder de onderneming financiële overheidssteun ontving. Ten aanzien van de maatregelen die tot de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, hebben geleid, kan daarom samenvattend het volgende worden gezegd:

a) Uit de door de Spaanse autoriteiten verstrekte inlichtingen blijkt dat het faillissement werd uitgevoerd in overeenstemming met de geldende wetgeving en dat de verkoop van de activa van de onderneming de oplossing was dit het mogelijk maakte de crediteuren van Favahe de hoogst mogelijke opbrengst te bezorgen. De Baskische regering bracht haar vordering in de failliete boedel in en ondernam vervolgens stappen om in kader van de faillissementsprocedure zo veel mogelijk uitgekeerd te krijgen. Er was geen enkele kwijtschelding van schulden en een nationale rechtbank verklaarde dat de faillissementsprocedure geheel wettig was en concludeerde dat de Baskische autoriteiten geen speciale behandeling hadden gekregen.

b) De Spaanse autoriteiten gaven schriftelijk de verzekering dat Eurotools geen enkele steun had ontvangen.

c) De in 1992 verleende garantie voor een bedrag van 825 miljoen ESP is zonder enige twijfel steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. Het steunelement bij dit soort garanties bestaat gewoonlijk in het verschil tussen de rente voor een lening onder marktvoorwaarden en de dankzij de garantie verkregen werkelijke rente. De Commissie heeft er herhaaldelijk op gewezen dat wanneer door de ernstige financiële positie waarin een onderneming verkeert geen enkele kredietinstelling bereid zou zijn zonder een overheidsgarantie een krediet te verstrekken, het totale bedrag van de lening als steun moet worden beschouwd (zie Beschikking 94/696/EG van de Commissie, Olympic Airways (2)).

Daar de garantie een absolute voorwaarde was voor de financiële deelneming van de banken in Favahe (zij verstrekten de leningen om de herstructurering van het bedrijf te financieren) bevat deze garantie een duidelijk steunelement dat, wegens het zeer hoge risico van deze garantie, volledig met de financiële deelneming van de banken overeenkomt.

De steun kon de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. In de sector handgereedschap is er goederenverkeer tussen Spanje en andere lidstaten. Volgens de door Eurostat verschafte gegevens (3) voerde Spanje in 1996 11 262 ton van dit soort producten naar andere lidstaten uit voor een waarde van in totaal 10,2 miljoen ECU, terwijl 263 ton voor een bedrag van 0,9 miljoen ECU werd ingevoerd. In 1997 beliep de uitvoer uit Spanje 17 345 ton voor een totaalbedrag van 14,5 miljoen ECU, terwijl 277 ton werd ingevoerd voor een bedrag van in totaal 0,8 miljoen ECU. Favahe nam, zoals uit de opmerkingen van de belanghebbenden blijkt en door de Spaanse autoriteiten wordt toegegeven, aan deze markt deel. Derhalve kon iedere steunmaatregel de positie van Favahe op de gemeenschappelijke markt verbeteren ten opzichte van de andere concurrenten die geen enkele staatssteun ontvingen.

De garantie werd onwettig verleend, daar de Spaanse regering de toekenning ervan niet had aangemeld niettegenstaande het regionale programma op grond waarvan de garanties in 1992 aan Favahe waren verleend verlangde dat garanties die aan ondernemingen met meer dan 250 werknemers werden verleend, afzonderlijk werden aangemeld.

De garantie kan niet worden beschouwd als verenigbaar met de in artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag genoemde uitzonderingen.

Wat de mogelijkheid betreft dat op de steun één van de uitzonderingen van artikel 92, lid 2, van het EG-Verdrag van toepassing is, zij erop gewezen dat deze wegens de kenmerken van de steun in het onderhavige geval niet van toepassing zijn en dat ook niet wordt beoogd aan de voorwaarden voor de toepassing van deze uitzonderingen te voldoen.

Voorts zij vermeld dat Favahe niet is gevestigd in een streek die in aanmerking komt voor regionale steun uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

Bovendien was, hoewel het hoofdkantoor en de productie-installaties van Favahe zich in een probleemgebied in de zin van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag bevonden, de doelstelling van de steunmaatregel eerder een in economische moeilijkheden verkerende onderneming te helpen haar activiteiten op de markt voort te zetten, dan de economische ontwikkeling van een probleemgebied te bevorderen.

Ten slotte voldoet de garantie niet aan de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag in samenhang met de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (4).

Toen Favahe in 1992 de lening verkreeg, was zij zonder twijfel een onderneming in moeilijkheden zoals bedoeld in genoemde kaderregeling (punt 2.1), en niet in staat met eigen middelen uit deze moeilijkheden te komen.

Het doel van de door de Baskische autoriteiten verleende garantie was bij te dragen aan de financiering van het door de groep opgestelde herstructureringsplan. Volgens punt 3.2.2, onder i), van genoemde kaderregeling echter is de conditio sine qua non voor goedkeuring van dergelijke herstructureringssteun het bestaan van een gepast herstructureringsplan dat de Commissie is voorgelegd en dat het herstel van de levensvatbaarheid binnen een redelijk tijdsbestek mogelijk maakt, met name op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder de onderneming in de toekomst zal functioneren. Daarom moet het herstructureringsplan rekening houden met:

a) de omstandigheden die tot de moeilijkheden van de onderneming hebben geleid;

b) de marktsituatie in de specifieke industriële sector waarin de onderneming werkzaam is;

c) de te verwachten ontwikkeling van vraag en aanbod op deze markt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de verschillende ontwikkelingen op basis van optimistische, pessimistische en middelmatige veronderstellingen;

d) de specifieke sterke en zwakke punten van de onderneming.

In het aan de Commissie voorgelegde herstructureringsplan voor Favahe werd niet specifiek verwezen naar de marktsituatie in de sector handgereedschap of naar de ontwikkeling aan de hand van de verschillende mogelijke scenario's. Wat dit het geval geweest, dan had in het plan rekening moeten worden gehouden met de voortdurende achteruitgang van de markt voor handgereedschap. Volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt (5), bestond deze achteruitgang in een daling van de jaarlijkse productie in de Gemeenschapssector van handgereedschap met 10 % gedurende 1990 en 1994, tegenover een jaarlijkse stijging van de productie met 9,1 % van 1985 tot 1990.

Deze economische ontwikkeling in de sector handgereedschap was te verwachten toen het plan werd opgesteld. Dit gebeurde in 1992 en dus midden in de recessie op de markt. Met de korte en zeer nabije periode waarop het plan zijn veronderstellingen moest baseren (1992-1994), kunnen de vooruitzichten van een industriële markt voldoende nauwkeurig worden opgesteld.

Echter noch het herstructureringsplan noch de Baskische autoriteiten hielden bij de bestudering van de mogelijkheden tot herstel van de levensvatbaarheid van Favahe met deze ontwikkelingen in de sector rekening.

De Commissie zou dit met toepassing van de regels inzake de goedkeuring van herstructureringssteun hebben gedaan, indien zij de gelegenheid had gehad de garantie te onderzoeken voordat deze werd verleend en zij zou de voorgestelde garantie niet hebben goedgekeurd zonder een gedetailleerde analyse van de vraag hoe de onderneming kon overleven in een markt in recessie met voortdurend verslechterende vooruitzichten.

In ieder geval zou de Commissie, aangezien zij het voorgestelde herstructureringsplan en de voorgestelde garantie in 1992 niet zou hebben goedgekeurd, dit thans, in 1998 op grond van de genoemde kaderregeling niet kunnen doen.

Derhalve moet de Commissie concluderen dat op de aan Favahe verleende garantie voor een bedrag van 825 miljoen ESP geen van de uitzonderingen van artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag van toepassing is en dat deze garantie onverenigbaar is met de communautaire regels inzake staatssteun.

V

In de gevallen waarin de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt geacht, verlangt de Commissie van de lidstaat dat deze het steunbedrag van de begunstigde terugvordert (Mededeling van de Commissie van 24 november 1983 (6); zie ook de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 juli 1973 en 24 februari 1987 in de zaken 70/72, Commissie tegen Duitsland (7) en 310/85, Deufil tegen Commissie (8)). Aangezien dit het geval is bij de steunmaatregelen ten gunste van Favahe SA die het voorwerp van deze beschikking vormen, moet de steun worden teruggevorderd. Het feit dat Favahe SA failliet is gegaan en van de markt is verdwenen doet aan deze beoordeling niets af.

De terugvordering van de steun moet plaatsvinden overeenkomstig het Spaanse recht, met name volgens de bepalingen inzake aan de staat verschuldigde rente wegens verzuim, die wordt berekend vanaf de datum waarop de steun werd verleend (brief van de Commissie aan de lidstaten SG(91) D/4577 van 4 maart 1991; zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 1990 in zaak C-142/87, België tegen Commissie (9)). Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie houdt de terugvordering van de steun in, dat die bepalingen zodanig worden toegepast dat de door het Gemeenschapsrecht verlangde terugvordering niet praktisch onmogelijk wordt gemaakt. Eventuele procesrechtelijke of andere moeilijkheden met betrekking tot de uitvoering van de bestreden beschikking kunnen de wettigheid ervan niet beïnvloeden (10),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door de Baskische regering aan Fabricantes Vascos de Herramientas SA en haar opvolgers verleende garantie ten bedrage van 825 miljoen ESP is onwettig, omdat deze door de Baskische regering is verstrekt in strijd met de verplichting van de Spaanse autoriteiten de Commissie van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte te brengen om haar opmerkingen te maken, zoals neergelegd in artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag.

De steun is overeenkomstig artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, omdat hij niet aan de voorwaarden voor toepassing van een van de in artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag vervatte afwijkingen, voldoet.

Artikel 2

Spanje draagt ervoor zorg, dat de in artikel 1 genoemde steun, rente inbegrepen binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking volledig wordt ingetrokken en teruggevorderd.

De terugvordering geschiedt volgens de procedures en voorschriften van het Spaanse recht, met inbegrip van rente vanaf de datum waarop de steun werd verleend tot die waarop deze daadwerkelijk is terugbetaald, tegen een rentevoet gelijk aan het referentiepercentage dat op die datum voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent voor regionale steun in Spanje werd gehanteerd.

Deze bepalingen moeten op zodanige wijze worden uitgevoerd, dat de volgens het Gemeenschapsrecht noodzakelijke terugvordering niet praktisch onmogelijk wordt gemaakt. Procedurele of andere moeilijkheden bij de uitvoering van deze maatregelen hebben geen invloed op de doeltreffendheid ervan.

Artikel 3

De Spaanse regering deelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen zijn getroffen om hieraan te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 14 juli 1998.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB C 71 van 7. 3. 1997, blz. 2.

(2) PB L 273 van 25. 10. 1994, blz. 22.

(3) Product nr. 4417 Aangever: Spanje.

(4) PB C 368 van 23. 12. 1994, blz. 12.

(5) Panorama van de EU-industrie 1997, hoofdstuk 12.26.

(6) PB C 318 van 24. 11. 1983, blz. 3.

(7) Jurisprudentie 1973, blz. 813.

(8) Jurisprudentie 1981, blz. 901.

(9) Jurisprudentie 1990, blz. I-959.

(10) Zie arrest voetnoot 9, punten 58 tot en met 63.

Top