Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R2343

Verordening (EEG) nr. 2343/90 van de Raad van 24 juli 1990 betreffende de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot geregelde intracommunautaire luchtdiensten en de verdeling van de passagierscapaciteit tussen luchtvaartmaatschappijen op geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten

PB L 217 van 11.8.1990, p. 8–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/2008: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/1993

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/2343/oj

31990R2343

Verordening (EEG) nr. 2343/90 van de Raad van 24 juli 1990 betreffende de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot geregelde intracommunautaire luchtdiensten en de verdeling van de passagierscapaciteit tussen luchtvaartmaatschappijen op geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten

Publicatieblad Nr. L 217 van 11/08/1990 blz. 0008 - 0014
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0214
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0214


VERORDENING (EEG) Nr. 2343/90 VAN DE RAAD van 24 juli 1990 betreffende de toegang van luchtvaartmaatschappijen tot geregelde intracommunautaire luchtdiensten en de verdeling van de passagierscapaciteit tussen luchtvaartmaatschappijen op geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal

Comité (3),

Overwegende dat er overeenkomstig artikel 8 A van het Verdrag maatregelen dienen te worden vastgesteld die ertoe bestemd zijn de interne markt geleidelijk tot stand te brengen in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992; dat de interne markt een ruimte omvat zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat met Beschikking 87/602/EEG (4) een eerste stap is gezet op de weg naar liberalisering met betrekking tot de verdeling van de passagierscapaciteit en de toegang tot de markt, hetgeen noodzakelijk is met het oog op de voltooiing van de interne markt voor luchtvervoer; dat de Raad ermee heeft ingestemd om aan het einde van een aanloopperiode van drie jaar verdere liberaliseringsmaatregelen te treffen;

Overwegende dat vóór 1 juli 1992, op basis van gemeenschappelijke voorschriften en criteria, beginselen ten uitvoer moeten worden gelegd voor de betrekkingen tussen de Staten van registratie en luchtvaartmaatschappijen waaraan op hun grondgebied een vergunning is verleend;

Overwegende dat het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk op 2 december 1987 in Londen in een gezamenlijke verklaring van hun ministers van Buitenlandse Zaken regelingen zijn overeengekomen inzake meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, welke regelingen echter nog niet worden toegepast;

Overwegende dat de ontwikkeling van het luchtverkeersstelsel op de Griekse eilanden en op de Atlantische eilanden die de autonome regio der Azoren vormen, thans ontoereikend is; dat de op die eilanden gelegen luchthavens om die reden tijdelijk moeten worden vrijgesteld van de toepassing van deze verordening;

PB nr. C 164 van 5. 7. 1990, blz. 11.

Overwegende dat de infrastructuur op de luchthaven van Porto nog wordt uitgebreid om de toename van de geregelde luchtdiensten te kunnen opvangen; dat die luchthaven derhalve tijdelijk van de toepassing van deze verordening vrijgesteld moet worden totdat de uitbreiding van haar infrastructuur voltooid is;

Overwegende dat er onder bepaalde omstandigheden bijzondere maatregelen moeten worden genomen voor luchtdiensten op nieuwe routes tussen regionale luchthavens en voor openbare dienstverplichtingen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van vluchten naar bepaalde regionale luchthavens;

Overwegende dat een verruimde toegang tot de markt de ontwikkeling van de luchtvervoersector in de Gemeenschap zal stimuleren en de diensten voor de gebruikers zal verbeteren; dat derhalve ruimere bepalingen dienen te worden ingevoerd op het gebied van meervoudige aanwijzing en vervoersrechten van de derde, de vierde en de vijfde vrijheid;

Overwegende dat het, gezien de problemen in verband met de luchthaveninfrastructuur, de navigatiehulpmiddelen en de beschikbaarheid van "slots", noodzakelijk is beperkingen ten aanzien van de uitoefening van vervoersrechten op te nemen;

Overwegende dat vervoersrechten uitgeoefend moeten worden overeenkomstig de voorschriften betreffende de veiligheid, de bescherming van het milieu, de toewijzing van "slots" en de voorwaarden voor de toegang tot luchthavens, en zonder discriminatie op grond van nationaliteit moeten worden behandeld;

Overwegende dat bilaterale regels betreffende de verdeling van de capaciteit niet verenigbaar zijn met de beginselen van de interne markt die wat het luchtvervoer betreft tegen 1993 voltooid moet zijn; dat de bilaterale beperkingen derhalve geleidelijk moeten worden verminderd;

Overwegende dat het bijzonder belangrijk is de ontwikkeling van interregionale luchtdiensten te bevorderen met het oog op de uitbreiding van het communautaire netwerk en als bijdrage tot een oplossing van het probleem van overbelas-

ting van bepaalde grote luchthavens; dat de regels met betrekking tot de capaciteitsverdeling voor deze diensten derhalve verruimd zouden moeten worden;

Overwegende dat er, gezien de relatief grote omvang van het niet-geregelde vervoer van sommige Lid-Staten ten opzichte van hun geregeld vervoer, maatregelen moeten worden getroffen om de gevolgen daarvan voor de kansen van de luchtvaartmaatschappijen van de bestemmingslanden te verzachten; dat de te treffen maatregelen er niet toe mogen strekken de niet-geregelde diensten te beperken of hen aan voorschriften te onderwerpen;

Overwegende dat, gelet op de marktsituatie vanuit mededingingsoogpunt, maatregelen dienen te worden getroffen om ongerechtvaardigde economische gevolgen voor de luchtvaartmaatschappijen te voorkomen;

Overwegende dat deze verordening in de plaats komt van Richtlijn 83/416/EEG (5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/463/EEG (6), en Beschikking 87/602/EEG; dat die richtlijn en die beschikking derhalve moeten worden ingetrokken;

Overwegende dat het wenselijk is dat de Raad uiterlijk op 30 juni 1992 verdere liberalisatiemaatregelen voor de toegang tot de markt en voor de capaciteitsverdeling vaststelt, met inbegrip van maatregelen inzake cabotage,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Werkingssfeer en definities

Artikel 1

1. Deze verordening heeft betrekking op:

a) de toegang tot de markt voor communautaire luchtvaartmaatschappijen;

b)

de verdeling van de passagierscapaciteit tussen de luchtvaartmaatschappij(en) waaraan in een Lid-Staat een vergunning is verleend en de luchtvaartmaatschappij(en) waaraan in een andere Lid-Staat een vergunning is verleend in de geregelde luchtdiensten tussen deze

Staten.

2. De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, onverlet.

3. De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en van het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 in werking zijn getreden. De Regeringen van het Koninkrijk Spanje en van het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad hiervan op die datum in kennis stellen.

4. Tot 30 juni 1993 zijn de luchthavens op de Griekse eilanden en op de Atlantische eilanden die de autonome regio der Azoren vormen, vrijgesteld van de toepassing van deze verordening. Tenzij de Raad op voorstel van de Commissie anders besluit, geldt deze vrijstelling daarna voor een tweede periode van vijf jaar, waarna zij nogmaals met vijf jaar kan worden verlengd.

De luchthaven van Porto wordt van de toepassing van deze richtlijn vrijgesteld tot 31 december 1992. Zodra de Portugese Republiek van oordeel is dat de economische omstandigheden van deze luchthaven verbeterd zijn, zal deze

afwijking worden ingetrokken. De Portugese Republiek stelt de Commissie daarvan dan op de hoogte, die vervolgens de overige Lid-Staten hiervan in kennis stelt.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) luchtvaarmaatschappij: een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning van een Lid-Staat voor het exploiteren van geregelde luchtdiensten;

b)

vervoersrecht van de derde vrijheid: het recht van een luchtvaartmaatschappij, waaraan in de ene Staat een vergunning is verleend, om op het grondgebied van een andere Staat passagiers, vracht en post af te zetten die in de Staat waarin aan deze maatschappij een vergunning is verleend aan boord werden genomen;

vervoersrecht van de vierde vrijheid: het recht van een luchtvaartmaatschappij, waaraan in de ene Staat een vergunning is verleend, om op het grondgebied van een andere Staat passagiers, vracht en post aan boord te nemen met als bestemming de Staat waarin een vergunning is verleend;

vervoersrecht van de vijfde vrijheid: het recht van een luchtvaartmaatschappij om tussen twee Staten, waaronder niet is begrepen de Staat waarin aan deze maatschappij een vergunning is verleend, luchtvervoer van passagiers, vracht en post te verrichten;

c)

betrokken Staten: de Lid-Staten waartussen een geregelde luchtdienst wordt onderhouden;

d)

Staat van registratie: de Lid-Staat waarin de onder a) genoemde vergunning is afgegeven;

e)

communautaire luchtvaartmaatschappij:

ii) een luchtvaartmaatschappij die haar hoofdzetel en voornaamste plaats van bedrijvigheid in de Gemeenschap heeft en behoudt, waarvan de meerderheid van de aandelen in handen is en blijft van Lid-Staten en/of van onderdanen van Lid-Staten en die daadwerkelijk door die Staten of personen beheerd wordt en blijft, of wel

ii) een luchtvaartmaatschappij die, hoewel zij op het tijdstip van vaststelling van deze verordening niet aan de definitie onder i) beantwoordt,

1. of wel haar hoofdzetel en voornaamste plaats van bedrijvigheid in de Gemeenschap heeft en gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de vaststelling van deze verordening geregelde of niet-geregelde luchtdiensten in de Gemeenschap heeft onderhouden;

2. of wel gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de vaststelling van deze verordening, op grond van de vervoersrechten van de derde en de vierde vrijheid, geregelde luchtdiensten tussen Lid-Staten heeft onderhouden.

De luchtvaartmaatschappijen die aan de onder ii) genoemde criteria beantwoorden, zijn in bijlage I vermeld;

f)

geregelde luchtdienst: een reeks vluchten die elk alle volgende kenmerken bezitten:

iii) zij gaan door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan een Lid-Staat;

iii) zij worden uitgevoerd door vliegtuigen voor het vervoer van passagiers of passagiers en vracht en/of post tegen betaling, op zodanige wijze dat door het publiek voor elke vlucht individueel plaatsen kunnen worden gekocht (rechtstreeks van de luchtvaartmaatschappij of via haar erkende agenten);

iii) zij worden uitgevoerd om het vervoer tussen dezelfde twee of meer plaatsen te verzorgen:

1. hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling;

2. hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij duidelijk een systematische reeks vormen;

g)

vlucht: vertrek van een bepaalde luchthaven met als bestemming een bepaalde andere luchthaven;

h)

meervoudige aanwijzing op landenpaarbasis: de aanwijzing door een Staat van registratie van twee of meer van de luchtvaartmaatschappijen waaraan hij een vergunning heeft verleend, om tussen zijn grondgebied en dat van een andere Lid-Staat geregelde luchtdiensten te onderhouden;

i)

meervoudige aanwijzing op stedenpaarbasis: de aanwijzing door een Staat van registratie van twee of meer van de luchtvaartmaatschappijen waaraan hij een vergunning heeft verleend, om tussen een luchthaven of een luchthavensysteem op zijn grondgebied en een luchthaven of luchthavensysteem op het grondgebied van een andere Lid-Staat een geregelde luchtdienst te onderhouden;

j)

regionale luchthaven: elke luchthaven die niet een in de lijst in bijlage II vermelde "categorie 1"-luchthaven is;

k)

luchthavensysteem: twee of meer luchthavens die samen de luchtverkeersvoorzieningen van dezelfde stad vormen, zoals aangegeven in bijlage II;

l)

capaciteit: het aantal zitplaatsen dat gedurende een bepaalde periode op een geregelde luchtdienst aan het publiek wordt aangeboden;

m)

capaciteitsaandeel: het aandeel van een Lid-Staat uitgedrukt als een overeenkomstig artikel 11 berekend percentage van de totale capaciteit in een bilaterale betrekking met een andere Lid-Staat met uitzondering van de capaciteit die wordt aangeboden uit hoofde van de vijfde luchtvrijheid;

n)

openbare dienstverplichting: elke verplichting voor een luchtvaartmaatschappij om, voor elke route waarvoor haar door een Lid-Staat een exploitatievergunning is verleend, alle nodige maatregelen te treffen om een luchtdienst te waarborgen die voldoet aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat en capaciteit, aan welke normen de luchtvaartmaatschappij niet zou voldoen indien zij alleen op haar eigen commerciële belangen zou letten.

Betrekkingen tussen de Staten van registratie en hun luchtvaartmaatschappijen

Artikel 3

1. Deze verordening laat de betrekkingen op het gebied van markttoegang en capaciteitsverdeling tussen een Lid-Staat en de luchtvaartmaatschappijen waaraan die Staat vergunningen heeft verleend, onverlet.

2. De Raad stelt, met het oog op tenuitvoerlegging op uiterlijk 1 juli 1992, op basis van een uiterlijk op 31 mei 1991 in te dienen Commissievoorstel inzake gemeenschappelijke voorschriften en criteria, de regels vast voor het verlenen van vergunningen voor luchtvaartmaatschappijen en het verlenen van exploitatievergunningen.

Vervoersrechten van de derde en de vierde vrijheid

Artikel 4

Behoudens het bepaalde in deze verordening mogen communautaire luchtvaartmaatschappijen luchtdiensten van de derde en van de vierde vrijheid uitoefenen tussen luchthavens of luchthavensystemen in een Lid-Staat en luchthavens of luchthavensystemen in een andere Lid-Staat, wanneer deze luchthavens of luchthavensystemen beschikbaar zijn voor luchtdiensten tussen Lid-Staten of voor internationale diensten.

Betrekkingen tussen een Lid-Staat en luchtvaarmaatschappijen van andere Lid-Staten

Artikel 5

1. Met inachtneming van artikel 6 verleent een Lid-Staat aan luchtvaartmaatschappijen waaraan in een andere Lid-Staat een vergunning is verleend, en waaraan door hun Staat van registratie toestemming daarvoor is verleend, machtiging:

- tot het uitoefenen van vervoersrechten van de derde en van de vierde vrijheid overeenkomstig artikel 4;

- tot het gebruik, binnen de Gemeenschap, van hetzelfde vluchtnummer voor gecombineerde luchtdiensten van de derde en de vierde luchtvrijheid.

2. Wanneer aan een luchtvaartmaatschappij van een Lid-Staat krachtens dit artikel vergunning is verleend om een geregelde luchtdienst te onderhouden, maakt de Staat van registratie van deze luchtvaartmaatschappij geen bezwaar tegen een verzoek om invoering van een geregelde luchtdienst op dezelfde route door een luchtvaartmaatschappij van de andere betrokken Staat.

3. a) Een Lid-Staat kan, na overleg met andere betrokken Staten, een openbare dienstverplichting opleggen met betrekking tot luchtdiensten naar een op zijn

grondgebied gelegen regionale luchthaven op een route die van vitaal belang wordt geacht voor de economische ontwikkeling van de regio waar de luchthaven gelegen is, voor zover dit noodzakelijk is om op die route een toereikend aanbod te waarborgen van luchtdiensten die voldoen aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat, capaciteit en tarieven, aan welke normen de luchtvaartmaatschappijen niet zouden voldoen indien zij alleen op hun eigen commercieel belang zouden letten.

b)

De toereikendheid van het aanbod van luchtvervoerdiensten moet beoordeeld worden in het licht van:

iii) het openbaar belang;

iii) de mogelijkheid zijn toevlucht te nemen tot andere takken van vervoer en het vermogen van deze takken van vervoer om aan de betrokken vervoerbehoeften te voldoen;

iii) de luchtvaarttarieven en -voorwaarden die aan de gebruikers kunnen worden opgegeven.

c)

Onverminderd lid 2, is een Lid-Staat niet verplicht meer dan één luchtvaartmaatschappij te machtigen een route te vliegen waarop een openbare dienstverplichting van toepassing is, mits het recht om die dienst te onderhouden bij openbare aanbesteding voor een periode van niet meer dan drie jaar wordt aangeboden aan elke luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning die in de betrokken Staten is afgegeven en aan elke communautaire luchtvaartmaatschappij die, overeenkomstig artikel 8, gemachtigd is op de route vervoersrechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen. Van de door de luchtvaartmaatschappijen ingediende offertes worden de andere betrokken Staten en de Commissie in kennis gesteld.

d)

Letter c) is niet van toepassing wanneer de andere betrokken Lid-Staat een bevredigend alternatief voorstelt om aan dezelfde openbare dienstverplichting te voldoen.

e)

Het onderhavige lid is niet van toepassing voor routes met een capaciteit van meer dan 30 000 zitplaatsen per jaar.

4. Onverminderd lid 2 is een Lid-Staat die een van de luchtvaartmaatschappijen waaraan hij een vergunning heeft verleend om een dienst te onderhouden op een nieuwe route tussen regionale luchthavens met vliegtuigen met niet meer dan 80 zitplaatsen, gedurende een periode van twee jaar niet gehouden toestemming te verlenen tot het onderhouden van een wederkerige luchtdienst, tenzij deze wordt onderhouden met vliegtuigen met niet meer dan 80 zitplaatsen of onderdeel is van een conform artikel 7 onderhouden luchtdienst tussen de twee betrokken regionale luchthavens waarop per vlucht maximaal 80 zitplaatsen te koop zijn.

5. Op verzoek van iedere Lid-Staat die van mening is dat de ontwikkeling van een route door het bepaalde in lid 3 of

lid 4 onrechtmatig wordt beperkt, of uit eigen beweging, of wanneer er onenigheid ontstaat over de toepassing van lid 3, stelt de Commissie een onderzoek in, waarna zij op basis van alle relevante factoren binnen twee maanden na aanvang van het onderzoek, besluit of lid 3 of lid 4 al dan niet van toepassing moet blijven op de desbetreffende route.

6. De Commissie deelt haar besluit mee aan de Raad en aan de Lid-Staten. Iedere Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen een maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Meervoudige aanwijzing

Artikel 6

1. Een Lid-Staat aanvaardt meervoudige aanwijzing op landenpaarbasis door een andere Lid-Staat.

2. Hij aanvaardt tevens meervoudige aanwijzing op stedenpaarbasis:

- vanaf 1 januari 1991, op routes waarop in het voorgaande jaar meer dan 140 000 passagiers werden vervoerd of waarop meer dan 800 retourvluchten per jaar worden uitgevoerd;

- vanaf 1 januari 1992, op routes waarop in het voorgaande jaar meer dan 100 000 passagiers werden vervoerd of waarop meer dan 600 retourvluchten per jaar worden uitgevoerd.

Combinatie van landingsplaatsen

Artikel 7

Bij het onderhouden van geregelde luchtdiensten van of naar twee of meer plaatsen in een of meer andere Lid-Staten dan de Staat van registratie, wordt een communautaire luchtvaart-

maatschappij door de betrokken Lid-Staten gemachtigd geregelde luchtdiensten te combineren en hetzelfde vluchtnummer te gebruiken. De vervoersrechten tussen de gecombineerde landingsplaatsen mogen overeenkomstig artikel 8 worden uitgeoefend.

Vervoersrechten van de vijfde vrijheid

Artikel 8

1. Communautaire luchtvaartmaatschappijen mogen overeenkomstig dit artikel tussen gecombineerde landings-

plaatsen in twee verschillende Lid-Staten op de volgende voorwaarden vervoersrechten van de vijfde vrijheid uitoefenen:

a) de rechten worden uitgeoefend op diensten die een verlenging zijn van een dienst vanuit hun Staat van registratie of het voorstadium van een dienst naar die Staat vormen en die als zodanig in de dienstregeling zijn opgenomen;

b)

de luchtvaartmaatschappij mag voor de dienst van de vijfde vrijheid niet meer dan 50 % gebruiken van haar seizoencapaciteit aan zitplaatsen op dezelfde dienst van de derde en de vierde vrijheid waarvan de dienst van de vijfde vrijheid de verlenging of het voorstadium vormt.

2. a) De luchtvaartmaatschappij mag voor de dienst waarop de vervoersrechten van de vijfde vrijheid worden uitgeoefend een ander, maar geen groter, vliegtuig gebruiken dan zij gebruikt voor de dienst van de derde en de vierde vrijheid, waarvan de dienst van de vijfde vrijheid een verlenging of een voorstadium vormt.

b) Wanneer meer dan één dienst van de vijfde vrijheid wordt onderhouden als een verlenging of een voorstadium van een dienst van de derde of de vierde vrijheid, heeft de capaciteitsregel van lid 1, onder b), betrekking op de totale capaciteit aan zitplaatsen die beschikbaar is voor het vervoer van passagiers van de vijfde vrijheid op deze diensten van de vijfde vrijheid.

3. Een luchtvaartmaatschappij die in overeenstemming met dit artikel een dienst van de vijfde vrijheid exploiteert, verstrekt de betrokken Lid-Staten desgevraagd alle relevante informatie betreffende:

a) de seizoencapaciteit aan zitplaatsen op de dienst van de derde en de vierde vrijheid, waarvan de dienst van de vijfde vrijheid de verlenging of het voorstadium vormt,

b) bij diensten van de vijfde vrijheid waarop lid 2, onder b), van toepassing is, de seizoencapaciteit die op elke dienst wordt gebruikt.

Voorwaarden voor het uitoefenen van vervoersrechten

Artikel 9

Deze verordening laat het recht van een Lid-Staat onverlet om de verdeling van het verkeer tussen de luchthavens van een luchthavensysteem zonder discriminatie op grond van nationaliteit te regelen.

Artikel 10

1. Onverminderd artikel 5, lid 2, is het uitoefenen van vervoersrechten onderworpen aan bekendgemaakte communautaire, nationale, regionale of plaatselijke voorschriften betreffende de veiligheid, de bescherming van het milieu en de toewijzing van "slots" alsmede aan de volgende voorwaarden:

a) de betrokken luchthaven of het betrokken luchthaven-

systeem moet over voldoende faciliteiten beschikken om de dienst af te handelen;

b) de navigatiesteun moet toereikend zijn om de dienst af te handelen.

2. Wanneer niet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, kan een Lid-Staat, zonder te discrimineren op grond van nationaliteit, voorwaarden verbinden aan het uitoefenen van deze vervoersrechten of deze beperken dan wel weigeren. Alvorens een dergelijke maatregel te treffen, stelt hij de Commissie op de hoogte en verstrekt hij haar alle nodige gegevens.

3. Onverminderd artikel 9 en tenzij de andere betrokken Lid-Staat (Lid-Staten) ermee instemt (instemmen), staat een Lid-Staat een luchtvaartmaatschappij niet toe om:

a) een nieuwe dienst te beginnen of

b) de frequentie van een bestaande dienst te verhogen

tussen een specifieke luchthaven op zijn grondgebied en een andere Lid-Staat zolang aan een luchtvaartmaatschappij waaraan die andere Lid-Staat vergunning heeft verleend, krachtens de leden 1 en 2 de toestemming wordt geweigerd om een nieuwe dienst te beginnen of de frequentie op een bestaande dienst naar de betrokken luchthaven te verhogen, zulks in afwachting van de aanneming door de Raad en de inwerkingtreding van een verordening betreffende een gedragscode voor de toewijzing van "slots" op basis van het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit.

4. Op verzoek van een Lid-Staat onderzoekt de Commissie de toepassing van lid 2 en/of lid 3 in elk bijzonder geval en besluit zij binnen een maand of de Lid-Staat de maatregel mag blijven toepassen.

5. De Commissie deelt haar besluit mee aan de Raad en aan de Lid-Staten. Iedere Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen een maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Capaciteitsaandelen

Artikel 11

1. Met ingang van 1 november 1990 staat een Lid-Staat een andere Lid-Staat toe om zijn capaciteitsaandeel in ieder seizoen met 7,5 percentpunten te verhogen ten opzichte van de situatie tijdens het vorige overeenkomstige seizoen, met dien verstande dat elke Lid-Staat in elk geval aanspraak mag maken op een capaciteitsaandeel van 60 %.

2. De Raad neemt, met het oog op de tenuitvoerlegging op uiterlijk 1 januari 1993 aan de hand van een Commissie-

voorstel dat uiterlijk op 31 december 1991 moet worden ingediend, bepalingen aan voor het afschaffen van beperkingen op capaciteitsverdeling tussen de Lid-Staten.

3. Beperkingen op capaciteitsverdeling gelden niet voor een dienst tussen regionale luchthavens, ongeacht de vliegtuigcapaciteit.

4. Bij de toepassing van lid 1 wordt geen rekening gehouden met unilaterale capaciteitsverlagingen. In dergelijke gevallen is de grondslag voor de berekening van de capaciteitsaandelen de capaciteit die in de vorige overeenkomstige seizoenen werd aangeboden door de luchtvaartmaatschappij(en) van de Lid-Staat welke haar (hun) capaciteit heeft (hebben) verlaagd.

Artikel 12

1. Indien een Lid-Staat waarvan de luchtvaartmaatschappij(en) waaraan hij een vergunning heeft verleend, ingevolge de toepassing van artikel 11 ernstig financieel nadeel heeft (hebben) geleden, haar daarom verzoekt, stelt de Commissie een onderzoek in; op basis van alle relevante factoren, met inbegrip van de marktsituatie, de financiële toestand van de luchtvaartmaatschappij(en) en de bereikte bezettingsgraden, beslist de Commissie of de capaciteitsverdeling op de routes naar of vanuit deze Staat voor een beperkte periode dient te worden gestabiliseerd.

2. Op verzoek van een Lid-Staat waarvan de geregelde luchtdiensten worden blootgesteld aan aanzienlijke concurrentie van niet-geregelde luchtdiensten en waar een situatie bestaat waarin de mogelijkheden voor de maatschappijen van die Lid-Staat om doeltreffend op de markt te concurreren overmatig zijn aangetast, besluit de Commissie, na bestudering van alle relevante factoren, met inbegrip van de marktsituatie en de bereikte bezettingsgraad, en na raadpleging van de andere betrokken Lid-Staten, binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek of de 7,5 percentpunten, bedoeld in artikel 11, lid 1, voor die bilaterale betrekking dienen te worden verlaagd.

3. De Commissie deelt haar besluit mee aan de Raad en aan de Lid-Staten. Iedere Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen een maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Algemene bepalingen

Artikel 13

1. Deze verordening belet de Lid-Staten niet onderling regelingen te treffen of in stand te houden die soepeler zijn dan het bepaalde in de artikelen 6, 8 en 11.

2. De bepalingen van deze verordening mogen niet worden gebruikt om in bestaande regelingen met betrekking tot de toegang tot de markt of de capaciteit beperkingen aan te brengen.

Artikel 14

1. Uiterlijk 31 mei 1992 voor de eerste maal, en daarna om de twee jaar, publiceert de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2. De Lid-Staten en de Commissie werken samen bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, inzonderheid met betrekking tot het verzamelen van informatie voor het in lid 1 bedoelde verslag.

3. Vertrouwelijke informatie die in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening is verkregen, valt onder het beroepsgeheim.

Artikel 15

Uiterlijk op 30 juni 1992 besluit de Raad over de herziening van deze verordening, op basis van een voorstel van de Commissie dat vóór 30 mei 1991 moet worden ingediend.

Artikel 16

Beschikking 87/602/EEG en Richtlijn 83/416/EEG worden ingetrokken.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op 1 november 1990.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

C. MANNINO

(1) PB nr. C 258 van 11. 10. 1989, blz. 6, en(2) PB nr. C 96 van 17. 4. 1990, blz. 65.

(3) PB nr. C 112 van 7. 5. 1990, blz. 17.

(4) PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 19.(5) PB nr. L 237 van 26. 8. 1983, blz. 19.

(6) PB nr. L 226 van 3. 8. 1989, blz. 14.

BIJLAGE I Luchtvaartmaatschappijen als bedoeld in artikel 2, letter e), onder ii) Onderstaande luchtvaartmaatschappijen beantwoorden aan de in artikel 2, letter e), onder ii), vermelde criteria, zolang zij als nationale luchtvaartmaatschappijen worden erkend door de Lid-Staat die hen op de datum van vaststelling van deze verordening als zodanig erkent:

- Scandinavian Airlines System,

- Britannia Airways,

- Monarch Airlines.

BIJLAGE II Lijst van "categorie 1"-luchthavens BELGIE:

Brussel - Zaventem

DENEMARKEN:

Koebenhavn - Kastrup/Roskilde

DUITSLAND:

Frankfurt - Rhein/Main

Duesseldorf - Lohausen

Muenchen - Riem

SPANJE:

Palma de Mallorca

Madrid - Barajas

Malaga

Las Palmas

GRIEKENLAND:

Athina - Hellinikon

Thessaloniki - Micra

FRANKRIJK

Paris - Charles de Gaulle/Orly

IERLAND:

Dublin

ITALIË:

Roma - Fiumicino/Ciampino

Milano - Linate/Malpensa

NEDERLAND:

Amsterdam - Schiphol

PORTUGAL:

Lisboa

Faro

VERENIGD KONINKRIJK:

London - Heathrow/Gatwick/Stansted

Luton

Top