EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984R0856

Verordening (EEG) nr. 856/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten

PB L 90 van 1.4.1984, p. 10–12 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1984/856/oj

31984R0856

Verordening (EEG) nr. 856/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten

Publicatieblad Nr. L 090 van 01/04/1984 blz. 0010 - 0012
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 30 blz. 0061
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 30 blz. 0061
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 17 blz. 0095
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 17 blz. 0095


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 856/84 VAN DE RAAD

van 31 maart 1984

tot wijziging van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de toestand op de zuivelmarkt van de Gemeenschap wordt gekenmerkt door structurele overschotten als gevolg van een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod van de produkten die vallen onder Verordening ( EEG ) nr . 804/68 ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1600/83 ( 5 ) ;

Overwegende dat om dit gebrek aan evenwicht te verhelpen , bij Verordening ( EEG ) nr . 1079/77 ( 6 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 861/84 ( 7 ) , een medeverantwoordelijkheidsheffing is ingevoerd die uniform wordt toegepast op alle aan de zuivelfabrieken geleverde hoeveelheden melk en op bepaalde verkopen van zuivelprodukten op de boerderij ;

Overwegende dat , ondanks de toepassing van deze medeverantwoordelijkheidsheffing , de melkaanvoer zo snel blijft stijgen dat de aan de afzet van de extra hoeveelheden verbonden kosten en moeilijkheden op de markt het bestaan zelf van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in gevaar brengen ;

Overwegende dat uit een grondig onderzoek van de verschillende mogelijkheden om het evenwicht in de zuivelsector te herstellen , is gebleken dat de methode die ondanks de aan de toepassing ervan verbonden administratieve moeilijkheden , niet alleen het meest efficiënt is maar ook het minst abrupt op het inkomen van de producenten inwerkt , erin bestaat , voor een periode van vijf jaar een extra heffing in te voeren op de melkaanvoer boven een garantiedrempel ;

Overwegende dat de som van de referentiehoeveelheden een voor de Gemeenschap vastgestelde gegarandeerde totale hoeveelheid niet mag overschrijden ; dat , gelet op de omvang van het interne verbruik en de huidige exportmogelijkheden deze gegarandeerde totale hoeveelheid moet worden vastgesteld op 97,2 miljoen ton melk of melkequivalent , welke hoeveelheid overeenkomt met de door de Raad in 1983 vastgestelde garantiedrempel ; dat , met het oog op het beheer van het systeem en om een adequate controle te waarborgen , deze hoeveelheid over de Lid-Staten moet worden verdeeld op basis van de hoeveelheden die op hun grondgebied zijn geleverd in het kalenderjaar 1981 ;

Overwegende dat om de overgang naar de nieuwe regeling enigermate te vergemakkelijken , voor het eerste jaar waarvoor de extra heffing wordt toegepast de gegarandeerde totale hoeveelheid op 98,2 miljoen ton dient te worden vastgesteld ;

Overwegende dat bij de invoering van deze gegarandeerde totale hoevelheid tevens rekening moet worden gehouden met de structurele bijzonderheden van bepaalde Staten ;

Overwegende dat in Ierland de zuivelindustrie rechtsreeks of indirect bijdraagt tot circa 9 % van het bruto nationaal produkt , een percentage dat beduidend hoger ligt dan het communautaire gemiddelde ; dat in dit land bij de ontwikkeling van de landbouwprodukties die een alternatief vormen voor de melkproduktie , moeilijk te overwinnen problemen zouden ontstaan ; dat de gegarandeerde hoveelheid voor deze Lid-Staat derhalve moet worden vastgesteld op basis van de in 1983 geleverde hoeveelheid ;

Overwegende dat in Italië de melkaanvoer in 1981 de laagste is geweest van de afgelopen tien jaar ; dat de gemiddelde opbrengst per koe lager ligt dan het communautaire gemiddelde ; dat de schijnbare verhoging van de leveringen tussen 1981 en 1983 voor een zeer belangrijk deel verband houdt met een structurele ontwikkeling die bestaat in een vermindering van de directe leveringen welke wordt gecompenseerd door een verhoging van de leveringen aan de melkfabrieken ; dat bijgevolg ook voor deze Lid-Staat de in 1983 geleverde hoeveelheid als basis dient te worden genomen ;

Overwegende dat bovendien , om rekening te houden met de bijzondere situatie van de Lid-Staten waar de tenuitvoerlegging van de heffing problemen veroorzaakt die een weerslag kunnen hebben op hun voorzienings - of produktiestructuur , een communautaire reserve moet worden aangelegd om de gegarandeerde hoeveelheden van de betrokken Lid-Staten aan te vullen ;

Overwegende dat de beheersing van de groei van de melkaanvoer de noodzakelijke structurele aanpassingen niet mag doorkruisen ;

Overwegende dat , gelet op de verschillen in zuivelproduktiestructuur tussen de diverse gebieden van de Gemeenschap en op de administratieve problemen en op grond van overwegingen die verband houden met het regionaal ontwikkelingsbeleid , in de mogelijkheid moet worden voorzien om te kiezen tussen een formule met een referentiehoeveelheid per producent en een formule met een referentiehoeveelheid per koper ;

Overwegende dat wanneer de heffing door de koper verschuldigd is , ervoor moet worden gezorgd dat deze de kosten ervan uitsluitend omslaat over die producenten die hun leveranties hebben verhoogd , in evenredigheid met hun bijdrage tot overschrijding van de referentiehoeveelheid van de koper ;

Overwegende dat de in deze verordening bedoelde heffing ten doel heeft de zuivelmarkt te reguleren en te stabiliseren ; dat de opbrengst van deze heffing derhalve dient te worden aangewend voor de financiering van uitgaven in de zuivelsector ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Verordening ( EEG ) nr . 804/68 wordt aangevuld met het volgende artikel :

" Artikel 5 quater

1 . Gedurende vijf opeenvolgende tijdvakken van 12 maanden , te beginnen op 1 april 1984 , wordt ten laste van de producenten of kopers van koemelk een extra heffing ingesteld . Deze heffing heeft ten doel de groei van de melkproduktie te beheersen en toch de nodige ontwikkeling en aanpassing op structuurgebied mogelijk te maken , met inachtneming van nationale en regionale verschillen en verschillen tussen de aanvoergebieden in de Gemeenschap . De eerste periode vangt evenwel aan op 2 april 1984 .

De heffing wordt in elk gebied van de Lid-Staten toegepast volgens één van de volgende formules :

Formule A

- Voor elke melkproducent geldt een heffing over de hoeveelheden melk en/of melkequivalent die hij aan een koper heeft geleverd en die gedurende het betrokken tijdvak van 12 maanden een vast te stellen referentiehoeveelheid overschrijden .

Formule B

- Voor elke koper van melk of andere zuivelprodukten geldt een heffing over de hoeveelheden melk of melkequivalent die hem door producenten zijn geleverd en die gedurende het betrokken tijdvak van 12 maanden een vast te stellen referentiehoeveelheid overschrijden .

- De koper die de heffing verschuldigd is , berekent deze alleen door in de prijs die wordt betaald aan die producenten die hun leveranties hebben verhoogd , in evenredigheid met hun bijdrage tot de overschrijding van de referentiehoevelheid van de koper .

2 . De heffing is voor elke melkproducent eveneens verschuldigd over de hoeveelheden melk en/of melkequivalent die hij rechtstreeks voor consumptie heeft verkocht en die gedurende het betrokken tijdvak van 12 maanden een vast te stellen referentiehoeveelheid overschrijden .

3 . De som van de in lid 1 bedoelde referentiehoeveelheden mag , onder voorbehoud van lid 4 , niet meer bedragen dan een gegarandeerde totale hoeveelheid die gelijk is aan de som van de hoeveelheden melk die in de betrokken Lid-Staat in het kalenderjaar 1981 zijn geleverd aan bedrijven die melk of andere zuivelprodukten bewerken of verwerken , verhoogd met 1 % .

Deze gegarandeerde totale hoeveelheid bedraagt voor :

* ( maal 1 000 ton ) *

België * 3 106 *

Denemarken * 4 882 *

Duitsland * 23 248 *

Frankrijk * 25 325 *

Griekenland * 467 *

Ierland * 5 280 *

Italië * 8 323 *

Luxemburg * 265 *

Nederland * 11 929 *

Verenigd Koninkrijk * 15 538 . *

Voor het tijdvak 2 april 1984 - 31 maart 1985 bedraagt deze gegarandeerde totale hoeveelheid echter voor :

* ( maal 1 000 ton ) *

België * 3 138 *

Denemarken * 4 932 *

Duitsland * 23 487 *

Frankrijk * 25 585 *

Griekenland * 472 *

Ierland * 5 280 *

Italië * 8 323 *

Luxemburg * 268 *

Nederland * 12 052 *

Verenigd Koninkrijk * 15 698 . *

4 . Er wordt een " communautaire reserve " gevormd om aan het begin van elk tijdvak van 12 maanden de gegarandeerde hoeveelheden aan te vullen van die Lid-Staten waar de toepassing van de heffing leidt tot bijzondere moeilijkheden die een nadelige invloed kunnen hebben op de voorzienings - of produktiestructuur . De bepalingen voor de verdeling van deze reserve worden vastgesteld volgens de procedure van lid 7 .

Voor de periode van 2 april 1984 tot en met 31 maart 1985 wordt de communautaire reserve vastgesteld op 335 000 ton . Voor de volgende jaarlijkse periodes wordt de omvang van deze reserve herzien ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de markt en de ter beschikking komende hoeveelheden , volgens de procedure van lid 6 .

5 . De in dit artikel bedoelde heffingen worden geacht deel uit te maken van de interventies ter regulering van de landbouwmarkten en worden aangewend voor de financiering van de uitgaven in de zuivelsector .

6 . De algemene voorschriften ter uitvoering van dit artikel , en met name de voorschriften voor de vaststelling van de referentiehoeveelheden , alsmede het bedrag van de in lid 1 en lid 2 bedoelde heffingen , worden door de Raad , op voorstel van de Commissie , vastgesteld volgens de stemprocedure van artikel 43 , lid 2 , van het Verdrag .

7 . De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30 .

8 . De Commissie dient aan het einde van de derde periode van toepassing van 12 maanden bij de Raad een verslag in over de werking van het in dit artikel bedoelde heffingenstelsel . " .

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 31 maart 1984 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . ROCARD

( 1 ) PB nr . C 314 van 19 . 11 . 1983 , blz . 5 .

( 2 ) Advies uitgebracht op 15 maart 1984 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ) .

( 3 ) Advies uitgebracht op 29 februari 1984 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ) .

( 4 ) PB nr . L 148 van 28 . 6 . 1968 , blz . 13 .

( 5 ) PB nr . L 163 van 22 . 6 . 1983 , blz . 56 .

( 6 ) PB nr . L 131 van 26 . 5 . 1977 , blz . 6 .

( 7 ) Zie blz . 21 van dit Publikatieblad .

Top