This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31984D0132
84/132/EEC: Council Decision of 1 March 1984 on the conclusion of the Protocol concerning Mediterranean specially protected areas
84/132/EEG: Besluit van de Raad van 1 maart 1984 betreffende de sluiting van het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee
84/132/EEG: Besluit van de Raad van 1 maart 1984 betreffende de sluiting van het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee
PB L 68 van 10.3.1984, p. 36–37
(DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(ES, PT, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1984/132/oj
84/132/EEG: Besluit van de Raad van 1 maart 1984 betreffende de sluiting van het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee
Publicatieblad Nr. L 068 van 10/03/1984 blz. 0036 - 0045
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0004
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0004
***** BESLUIT VAN DE RAAD van 1 maart 1984 betreffende de sluiting van het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee (84/132/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement (1), Overwegende dat er in de actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu (2) de nadruk op wordt gelegd dat de zee moet worden beschermd en gesaneerd, ten einde de rol die de zee vervult in het proces van instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke soorten te handhaven, alsmede op vitale punten het ecologische evenwicht te bewaren; Overwegende dat in het tweede actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu wordt gewezen op het spoedeisende karakter van oplossingen op internationaal niveau met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het ecologisch beheer van de kustgebieden; Overwegende dat het derde actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu (3), waarvan de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten op 7 februari 1983 de hoofdlijnen hebben goedgekeurd, in het bijzonder melding maakt van de noodzaak een beleid te voeren van bescherming en rationeel beheer van de natuurlijke hulpbronnen; Overwegende dat samenwerking op het gebied van de milieubescherming met ontwikkelingslanden en met name met de partners van de Gemeenschap in het Middellandse-Zeegebied een van de doelstellingen van het tweede actieprogramma van de Europese Gemeenschappen vormt; Overwegende dat in artikel 4 van het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, dat bij Besluit 77/585/EEG (4) door de Gemeenschap werd goedgekeurd, is bepaald dat de verdragsluitende partijen aanvullende protocollen kunnen aannemen waarin maatregelen, procedures en normen worden voorgeschreven die voor de toepassing van het Verdrag zijn overeengekomen; dat de Middellandse-Zeelanden vertegenwoordigd op de Conferentie van gevolmachtigden op 2 en 3 april 1982 in Genève krachtens dit artikel het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee hebben ondertekend; Overwegende dat de Gemeenschap bij Besluit 77/585/EEG eveneens het Protocol inzake de voorkoming van verontreiniging van de Middellandse Zee door storten vanuit schepen en luchtvaartuigen heeft goedgekeurd, bij Besluit 81/420/EEG (5) het Protocol betreffende de samenwerking in noodsituaties bij de bestrijding van de verontreiniging van de Middellandse Zee door koolwaterstoffen en andere schadelijke stoffen en bij Besluit 83/101/EEG (6) het Protocol inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land; Overwegende dat het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee bepaalt dat er maatregelen kunnen worden genomen betreffende verhandeling, invoer en uitvoer van plante- en diersoorten die onder beschermingsmaatregelen vallen en dat derhalve de gemeenschappelijke handelspolitiek en het vrije verkeer van produkten tussen Lid-Staten hierbij betrokken kunnen raken; Overwegende dat genoemd Protocol bepalingen bevat die Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (1), Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (2) en Richtlijn 79/923/EEG van de Raad van 30 oktober 1979 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater (3), alsmede Verordening (EEG) nr. 348/81 van de Raad van 20 januari 1981 betreffende een gemeenschappelijke regeling die van toepassing is op de invoer van produkten afkomstig van walvisachtigen (4) zouden kunnen aangaan; Overwegende dat genoemd Protocol tot doel heeft de gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen van het gebied in stand te houden, de diversiteit van het genetische erfgoed te behouden en bepaalde natuurmonumenten te beschermen door een aantal zones af te bakenen waarvoor bijzondere beschermingsmaatregelen gelden; Overwegende dat de meeste partijen die het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging en de aanvullende Protocollen hebben ondertekend, met name op het gebied van de samenwerking bijzondere betrekkingen met de Gemeenschap onderhouden in het kader van het globale Middellandse-Zeebeleid; dat in het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee de voorschriften zijn vastgesteld voor deze samenwerking in de sectoren waarop het Protocol betrekking heeft; Overwegende dat de Gemeenschap dit Protocol op 30 maart 1983 heeft ondertekend; Overwegende dat de Gemeenschap aan de tenuitvoerlegging van genoemd Protocol zal deelnemen door de uitoefening van de bevoegdheden die voortvloeien uit de bestaande gemeenschappelijke regels en van de bevoegdheden welke zij zal ontlenen aan toekomstige Raadsbesluiten, alsmede door gebruik te maken van de resultaten van communautaire acties op de betrokken gebieden (onderzoek - uitwisseling van inlichtingen); Overwegende dat de goedkeuring door de Gemeenschap van dit Protocol noodzakelijk is om in het kader van de gemeenschappelijke markt een der doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de bescherming van het milieu en het leefklimaat te verwezenlijken; dat, aangezien het Verdrag niet in de specifieke bevoegdheden voorziet voor het aanvaarden van dit besluit, van artikel 235 gebruik dient te worden gemaakt, BESLUIT: Artikel 1 Het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee wordt namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd. De tekst van het Protocol is aan dit besluit gehecht. Artikel 2 De Voorzitter van de Raad verricht de in artikel 18 van het in artikel 1 bedoelde Protocol voorgeschreven nederlegging van de akten. Gedaan te Brussel, 1 maart 1984. Voor de Raad De Voorzitter H. BOUCHARDEAU (1) PB nr. C 322 van 28. 11. 1983, blz. 278. (2) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1 en PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1. (3) PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1. (4) PB nr. L 240 van 19. 9. 1977, blz. 1. (5) PB nr. L 162 van 19. 6. 1981, blz. 4. (6) PB nr. L 67 van 12. 3. 1983, blz. 1. (1) PB nr. L 129 van 18. 5. 1976, blz. 23. (2) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 1. (3) PB nr. L 281 van 10. 11. 1979, blz. 47. (4) PB nr. L 39 van 12. 2. 1981, blz. 1. VERTALING (Slechts de teksten in de Engelse, de Arabische de Spaanse en de Franse taal zijn authentiek) PROTOCOL inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN BIJ DIT PROTOCOL, PARTIJEN bij het op 16 februari 1976 te Barcelona goedgekeurde Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, ZICH BEWUST van het gevaar dat het milieu van het gehele Middellandse-Zeegebied bedreigt, gezien de ontwikkeling van de activiteiten van de mens in de regio, REKENING HOUDENDE met de bijzondere ecologische en hydrografische kenmerken van het Middellandse-Zeegebied, EROP WIJZEND dat de toestand van de natuurlijke hulpbronnen en de natuurmonumenten van de Middellandse Zee alsmede de toestand van het culturele erfgoed in de regio moet worden beschermd en eventueel verbeterd, onder andere door de oprichting van speciaal beschermde gebieden die bestaan uit mariene gebieden en hun milieu, VERLANGEND een nauwe onderlinge samenwerking tot stand te brengen met het oog op de verwezenlijking van dit doel, ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT: Artikel 1 1. De verdragsluitende partijen bij dit Protocol (hierna te noemen »de partijen") nemen de nodige maatregelen ter bescherming van belangrijke mariene gebieden voor het behoud van de natuurlijke hulpbronnen en natuurmonumenten in het Middellandse Zeegebied alsmede voor het behoud van het culturele erfgoed in de regio. 2. De bepalingen van dit Protocol kunnen geen afbreuk doen aan de codificatie en de ontwikkeling van het zeerecht door de Zeerechtconferentie van de Verenigde Naties, bijeengeroepen krachtens resolutie 2750 C (XXV) van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, noch aan de huidige of toekomstige eisen en rechtsopvattingen van enige staat met betrekking tot het zeerecht en de aard en de omvang van de rechtsmacht van de kuststaat en de vlaggestaat. Artikel 2 Ter fine van de omschrijving van speciaal beschermde gebieden (hierna te noemen »beschermde gebieden") is het toepassingsgebied van dit Protocol het gebied van de Middellandse Zee zoals omschreven in artikel 1 van het Verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging (hierna te noemen »het Verdrag"), met dien verstande dat voor dit Protocol het gebied is beperkt tot de territoriale wateren van de partijen en wateren kan omvatten die aan de landzijde zijn gelegen van de basislijn vanwaar af de breedte van de territoriale zee wordt gemeten en die zich bij waterlopen uitstrekken tot aan de zoetwatergrens. Het toepassingsgebied kan bovendien waterachtige gebieden of kustgebieden omvatten die door elk van de partijen zijn omschreven. Artikel 3 1. Partijen richten, voor zover mogelijk, beschermde gebieden op en beijveren zich zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen te treffen voor de bescherming en eventueel het herstel daarvan. 2. Deze gebieden zijn voornamelijk bestemd voor de instandhouding van: a) - plaatsen met biologische en ecologische waarde, - de genetische diversiteit van de natuurlijke soorten en toereikende niveaus voor populatie, reproduktiezone en habitat daarvan, - representatieve typen ecosystemen en ecologische processen; b) plaatsen die uit wetenschappelijk, estetisch, historisch, archeologisch, cultureel of educatief oogpunt van bijzonder belang zijn. Artikel 4 Partijen bij dit Protocol gaan op hun eerste vergadering, indien nodig in samenwerking met de bevoegde internationale organisaties, over tot het uitwerken en goedkeuren van richtsnoeren en, voor zover daaraan behoefte is, gemeenschappelijke criteria of normen, die met name betrekking hebben op: a) de keuze van beschermde gebieden; b) de oprichting van beschermde gebieden; c) het beheer van beschermde gebieden; d) het verstrekken van inlichtingen betreffende de beschermde gebieden. Artikel 5 Partijen kunnen de bescherming van een beschermd gebied vergroten door in het toepassingsgebied van dit Protocol een of meer bufferzones tot stand te brengen waar voor de activiteiten minder strenge restricties gelden, die echter wel verenigbaar moeten zijn met de bestemming van het gebied in kwestie. Artikel 6 1. Indien een partij voornemens is een beschermd gebied op te richten dat paalt aan de landgrens of aan de grenzen van het nationale rechtsgebied van een andere partij, trachten de bevoegde autoriteiten van beide partijen het in besprekingen eens te worden over de te nemen maatregelen en onderzoeken onder andere de mogelijkheid voor de andere partij om een overeenkomstig beschermd gebied op te richten of andere passende maatregelen te nemen. 2. Indien een partij voornemens is een beschermd gebied op te richten dat paalt aan de landgrens of aan de grenzen van het nationale rechtsgebied van een land dat geen partij is bij dit Protocol, tracht de partij in overleg te treden met de bevoegde autoriteiten van dat land ten einde over te gaan tot de besprekingen zoals bedoeld in lid 1. 3. Indien aangrenzende beschermde gebieden worden opgericht door twee partijen of door een partij en een land dat geen partij is bij dit Protocol, kunnen de modaliteiten voor de besprekingen of het overleg zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 in bijzondere akkoorden worden vastgelegd. 4. Indien een land dat geen partij is bij dit Protocol voornemens is een beschermd gebied op te richten dat paalt aan de landgrens of aan de grenzen van het nationale rechtsgebied van een partij bij dit Protocol, tracht deze laatste met genoemd land in overleg te treden, ten einde over te gaan tot besprekingen en eventueel een akkoord te sluiten zoals bedoeld in lid 3. Artikel 7 Naar gelang van de nagestreefde doelstellingen en rekening houdende met de kenmerken van elk beschermd gebied nemen partijen, overeenkomstig de regels van internationaal recht, geleidelijk de vereiste maatregelen, zoals: a) organisatie van een systeem van planning en beheer; b) verbod om afval of andere stoffen die het beschermde gebied kunnen aantasten te storten of te lozen; c) reglementering van de doorvaart en het ankeren of aanleggen van schepen; d) reglementering van het vissen, jagen, vangen van dieren en oogsten van gewassen; e) verbod om planten of dieren te vernietigen en exotische soorten in te voeren; f) reglementering van alle handelingen die de fauna of de flora kunnen schaden of storen, met inbegrip van de invoering van autochtone dier- of plantesoorten; g) reglementering van alle activiteiten die betrekking hebben op exploratie of exploitatie van de zeebodem of zijn ondergrond of een wijziging van de vorm van de zeebodem met zich brengen; h) reglementering van alle activiteiten die een wijziging van de vorm van de bodem met zich brengen of betrekking hebben op de exploitatie van de ondergrond van het landgedeelte van een beschermd mariene gebied; i) reglementering van de archeologische activiteiten en het verwijderen van voorwerpen die als archeologisch goed kunnen worden beschouwd; j) reglementering van handel, invoer en uitvoer van dieren of gedeelten van dieren, planten of gedeelten van planten en archeologische voorwerpen die afkomstig zijn van beschermde gebieden en waarvoor beschermingsmaatregelen gelden; k) alle andere maatregelen die de instandhouding van ecologische en biologische processen in de beschermde gebieden beogen. Artikel 8 1. Partijen geven op passende wijze bekendheid aan de oprichting van beschermde gebieden en gebieden zoals bedoeld in artikel 5, de aanduiding ervan en de voorschriften die daarop van toepassing zijn. 2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden medegedeeld aan de in artikel 13 van het Verdrag aangewezen organisatie (hierna te noemen »de Organisatie") die een lijst van de beschermde gebieden in het toepassingsgebied van dit Protocol opmaakt en bijhoudt. Partijen verstrekken te dien einde alle nuttige gegevens aan de Organisatie. Artikel 9 1. Partijen houden bij het uitvaardigen van beschermingsmaatregelen rekening met de traditionele activiteiten van de plaatselijke bevolking. Voor zover mogelijk mogen in dit verband geen afwijkingen worden toegestaan die: a) de instandhouding van krachtens dit Protocol beschermde ecosystemen of biologische processen die bijdragen tot de instandhouding van deze ecosystemen in gevaar kunnen brengen; b) kunnen leiden tot uitsterving of aanzienlijke vermindering van het bestand plante- en diersoorten die in de beschermde ecosystemen voorkomen of die daarmee ecologisch zijn verbonden, in het bijzonder migrerende soorten en zeldzame, bedreigde of endemische soorten. 2. Partijen die afwijkingen op de beschermingsmaatregelen toestaan of die deze niet strikt toepassen, stellen de Organisatie daarvan in kennis. Artikel 10 Partijen stimuleren en intensiveren technische en wetenschappelijke onderzoekwerkzaamheden betreffende de beschermde gebieden alsmede de ecosystemen en het archeologische erfgoed in deze gebieden. Artikel 11 Partijen trachten het publiek zo uitgebreid mogelijk voor te lichten omtrent de waarde en het belang van de beschermde gebieden en de wetenschappelijke gegevens die zowel uit het oogpunt van het natuurbehoud als uit archeologisch oogpunt in deze gebieden kunnen worden verzameld. Deze voorlichting zou moeten worden ingepast in de onderwijsprogramma's inzake milieu en geschiedenis. Partijen moeten tevens trachten de medewerking van publiek en natuurbeschermingsorganisaties in hun land te verkrijgen voor de vereiste maatregelen ter bescherming van de betrokken gebieden. Artikel 12 Partijen stellen voor zover mogelijk een samenwerkingsprogramma op met het oog op de cooerdinatie van oprichting, planning, beheer en behoud van de beschermde gebieden, ten einde in het Middellandse-Zeegebied een net van beschermde gebieden tot stand te brengen, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met bestaande netten, met name dat van de biosfeerreservaten van de UNESCO. Over de kenmerken van de beschermde gebieden, de opgedane ervaring en de vastgestelde problemen worden regelmatig gegevens uitgewisseld. Artikel 13 Partijen wisselen overeenkomstig de procedures van artikel 14 wetenschappelijke en technische gegevens uit betreffende lopende of voorgenomen onderzoekwerkzaamheden en de verwachte resultaten. Zij cooerdineren zoveel mogelijk hun onderzoekwerkzaamheden. Zij streven bovendien naar gemeenschappelijke vaststelling of normalisatie van de wetenschappelijke methoden die worden toegepast bij keuze, beheer en bewaking van de beschermde gebieden. Artikel 14 1. Bij de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsbeginselen zoals omschreven in de artikelen 12 en 13 verstrekken partijen aan de Organisatie: a) vergelijkbare gegevens aan de hand waarvan de biologische ontwikkeling van het Middellandse-Zeemilieu kan worden gevolgd; b) wetenschappelijke, administratieve en juridische gegevens, rapporten en publikaties, met name: - inzake maatregelen die overeenkomstig het Protocol door partijen zijn genomen ter bescherming van de gebieden in kwestie, - inzake de natuurlijke soorten die in de beschermde gebieden voorkomen, - inzake eventuele gevaren die deze gebieden bedreigen, vooral indien zij afkomstig zijn van verontreinigingsbronnen die zij niet kunnen controleren. 2. Partijen wijzen verantwoordelijke personen voor de beschermde gebieden aan. Deze personen komen ten minste eenmaal per twee jaar bijeen om vraagstukken van gemeenschappelijk belang te onderzoeken en met name aanbevelingen voor te stellen betreffende de wetenschappelijke, administratieve en juridische gegevens alsmede de normalisatie en de gegevensverwerking. Artikel 15 1. Partijen werken, vanaf de inwerkingtreding van dit Protocol, rechtstreeks of via regionale organisaties dan wel andere bevoegde internationale organisaties of op bilaterale basis samen bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van programma's voor onderlinge bijstand en bijstand aan ontwikkelingslanden, die zulks verlangen, inzake keuze, oprichting en beheer van beschermde gebieden. 2. De in lid 1 bedoelde programma's moeten in het bijzonder betrekking hebben op de opleiding van technisch en wetenschappelijk personeel, wetenschappelijk onderzoek en de aanschaf, het gebruik en de vervaardiging van geschikt materiaal door deze landen tegen voordelige voorwaarden waarover de betrokken partijen het eens zijn geworden. Artikel 16 Voor een wijziging van de grenzen van een beschermd gebied of de rechtstoestand daarvan of voor de gedeeltelijke of volledige afschaffing van dat gebied moet een soortgelijke procedure als bij de oprichting daarvan worden toegepast. Artikel 17 1. De gewone vergaderingen van partijen bij dit Protocol worden gehouden tijdens de gewone vergaderingen van de verdragsluitende partijen bij het Verdrag die krachtens artikel 14 van genoemd Verdrag worden georganiseerd. Partijen kunnen tevens buitengewone vergaderingen houden overeenkomstig genoemd artikel 14. 2. De vergaderingen van partijen bij dit Protocol hebben met name ten doel: a) toe te zien op de toepassing van dit Protocol, b) na te gaan of de genomen maatregelen doeltreffend zijn, met name ten opzichte van het toepassingsgebied van genoemd Protocol, en of het gewenst is andere bepalingen op te nemen, met name in de vorm van bijlagen, dan wel indien nodig een wijziging van genoemd gebied in overweging te nemen overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag, c) bijlagen bij dit Protocol aan te nemen, te herzien en eventueel te wijzigen, d) zorg te dragen voor de totstandkoming en de ontwikkeling van het in artikel 12 bedoelde net van beschermde gebieden en richtsnoeren vast te stellen ter bevordering van de totstandkoming en de ontwikkeling van dit net en ter versterking van de samenwerking tussen partijen, e) de aanbevelingen te onderzoeken die zijn geformuleerd door de vergaderingen van voor de beschermde gebieden verantwoordelijke personen overeenkomstig artikel 14, lid 2, f) de rapporten te onderzoeken die door partijen aan de Organisatie zijn toegestuurd krachtens artikel 20 van het Verdrag alsmede alle andere gegevens welke partijen aan de Organisatie of aan de vergadering van partijen kunnen verstrekken. Artikel 18 1. De bepalingen van het Verdrag met betrekking tot de Protocollen zijn van toepassing op dit Protocol. 2. Het reglement van orde en de financiële voorschriften die overeenkomstig artikel 18, lid 2, van het Verdrag zijn goedgekeurd, zijn van toepassing op dit Protocol, voor zover partijen bij dit Protocol niet anders zijn overeengekomen. 3. Dit Protocol is op 3 en 4 april 1982 te Genève en van 5 april 1982 tot en met 2 april 1983 te Madrid opengesteld voor ondertekening door de partijen bij het Verdrag en door de staten die zijn uitgenodigd als deelnemers aan de op 2 en 3 april 1982 te Genève gehouden Conferentie van Gevolmachtigden betreffende het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden van de Middellandse Zee. Het Protocol staat tevens van 5 april 1982 tot en met 2 april 1983 open ter ondertekening door elke regionale economische groepering waarvan ten minste één lid kuststaat is van het Middellandse-Zeegebied en die bevoegdheden bezit op gebieden die binnen het toepassingsgebied van dit Protocol vallen. 4. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Regering van Spanje die als depotregering optreedt. 5. Vanaf 3 april 1983 staat dit Protocol open voor toetreding door de partijen bij het Verdrag en elke in lid 3 bedoelde staat of groepering. 6. Dit Protocol treedt in werking op de dertigste dag te rekenen vanaf de datum van nederlegging van ten minste zes akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Protocol of van toetreding tot dit Protocol. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend. Gedaan te Genève, de derde april negentienhonderd tweeëntachtig, in één exemplaar in de Engelse, de Arabische, de Spaanse en de Franse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek.