EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983R1983

Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten

PB L 173 van 30.6.1983, p. 1–4 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1983/1983/oj

31983R1983

Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten

Publicatieblad Nr. L 173 van 30/06/1983 blz. 0001 - 0004
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0048
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0110
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 17 Deel 1 blz. 0048
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0110


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 1983/83 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 1983

betreffende de toepassing van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening nr . 19/65/EEG van de Raad van 2 maart 1965 betreffende de toepassing van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag op groepen van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Griekenland , en met name op artikel 1 ,

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening ( 2 ) ,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities ,

1 . Overwegende dat de Commissie overeenkomstig Verordening nr . 19/65/EEG bevoegdheid is verleend om artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag bij verordening toe te passen op bepaalde onder lid 1 van dat artikel vallende groepen tweezijdige alleenverkoopovereenkomsten en dienovereenkomstige onderling afgestemde feitelijke gedragingen ;

2 . Overwegende dat op grond van de tot dusver opgedane ervaring een groep overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen kan worden afgebakend , waarvoor de in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag vastgestelde voorwaarden in de regel vervuld kunnen worden geacht ;

3 . Overwegende dat alleenverkoopovereenkomsten , die tot de in artikel 1 van deze verordening omschreven groep behoren , onder het verbod van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag kunnen vallen ; dat zulks weliswaar bij dergelijke overeenkomsten , waarbij uitsluitend ondernemingen uit één Lid-Staat zijn betrokken en die de wederverkoop van de produkten binnen deze Lid-Staat betreffen , slechts bij uitzondering het geval zal zijn ; dat er , voor zover dergelijke overeenkomsten echter de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en bovendien aan alle in deze verordening genoemde voorwaarden voldoen , geen aanleiding bestaat daaraan het voordeel van de generieke vrijstelling te onthouden ;

4 . Overwegende dat overeenkomsten die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag , niet uitdrukkelijk van de bovenomschreven groep behoeven te worden uitgezonderd ;

5 . Overwegende dat alleenverkoopovereenkomsten over het algemeen een verbetering van de distributie tot gevolg hebben , omdat de ondernemer aldus zijn verkoopactiviteiten kan concentreren , niet een groot aantal zakelijke relaties met betrekkelijk veel handelaren behoeft aan te houden en door met slechts één handelaar zaken te doen moeilijkheden die zich in het grensoverschrijdend verkeer als gevolg van taalkundige , juridische of andere verschillen kunnen voordoen , gemakkelijker kan overwinnen ;

6 . Overwegende dat alleenverkoopovereenkomsten de afzetbevordering van een produkt vergemakkelijken en leiden tot een intensieve bewerking van de markt en een ononderbroken bevoorrading , die met rationalisatie van de distributie gepaard gaat ; dat dergelijke overeenkomsten eveneens de concurrentie tussen de produkten van verschillende fabrikanten stimuleren ; dat bovendien de aanstelling van een alleenverkoper , die afzetbevordering , klantenservice en het aanhouden van voorraden voor zijn rekening neemt , voor de fabrikant dikwijls de meest doeltreffende en soms zelfs de enige wijze is , om in een markt door te dringen en er het hoofd te bieden aan de concurrentie van andere fabrikanten ; dat zulks vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen geldt ; dat het aan contractpartijen moet worden overgelaten of en in hoeverre zij in hun overeenkomsten verplichtingen ter stimulering van de afzet willen opnemen ;

7 . Overwegende dat dergelijke alleenverkoopovereenkomsten gewoonlijk ook ertoe bijdragen dat de gebruikers een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen ontwangen , omdat de verbetering van de distributie hun rechtstreeks ten goede komt , terwijl hun economische positie en hun bevoorrading ook in die zin erop vooruit zal gaan , dat zij in het bijzonder in het buitenland vervaardigde produkten sneller en gemakkelijker kunnen verkrijgen ;

8 . Overwegende dat in deze verordening moet worden bepaald , welke concurrentiebeperkende verplichtingen in een alleenverkoopovereenkomst mogen voorkomen ; dat de aldus , naast de exclusieve leveringsplicht , toegestane beperkingen van de mededinging tot een betere taakverdeling tussen de contractpartijen leiden en de alleenverkoper ertoe nopen zijn verkoopsinspanningen op de contractprodukten en in het contractgebied te concentreren ; dat deze concurrentiebeperkingen , voor zover zij slechts voor de looptijd van de overeenkomst worden bedongen , over het algemeen noodzakelijk zijn om de met de alleenverkoop nagestreefde verbetering in de distributie van de produkten te bereiken ; dat het aan de contractpartijen kan worden overgelaten , welke van de desbetreffende bepalingen zij in het concrete geval in hun overeenkomst opnemen ; dat voor verdere concurrentiebeperkende verplichtingen , en met name die welke de vrijheid van de alleenverkoper beperken om zijn prijzen of andere verkoopvoorwaarden te bepalen of om zijn afnemers te kiezen , ingevolge deze verordening evenwel geen vrijstelling kan worden verleend ;

9 . Overwegende dat de generieke vrijstelling moet worden beperkt tot overeenkomsten , waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag genoemde voorwaarden voldoen ;

10 . Overwegende dat het zonder onderzoek van geval tot geval niet mogelijk is vast te stellen of er ook dan voldoende verbeteringen in de distributie van de produkten optreden , wanneer een fabrikant de alleenverkoop van zijn produkten aan een andere , met hem in concurrentie staande fabrikant opdraagt ; dat het derhalve gewenst is dergelijke overeenkomsten van de generieke vrijstelling uit te sluiten ; dat ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen echter bepaalde uitzonderingen op deze regel kunnen worden toegestaan ;

11 . Overwegende dat de gebruikers alleen dan van een billijk aandeel in de uit de alleenverkoop voortvloeiende voordelen zeker kunnen zijn , wanneer nevenimport mogelijk blijft ; dat overeenkomsten inzake produkten , die de gebruikers slechts van de alleenverkoper kunnen verkrijgen , derhalve van de generieke vrijstelling moeten worden uitgesloten ; dat ook niet kan worden toegestaan , dat de partijen industriële eigendomsrechten of andere rechten misbruiken om een absolute gebiedsbescherming tot stand te brengen ; dat daarmee niet wordt vooruitgelopen op de verhouding tussen het mededingingsrecht en de industriële eigendomsrechten , omdat hier alleen de vereisten voor de generieke vrijstelling worden vastgelegd ;

12 . Overwegende dat , aangezien de mededinging in de distributiefase door de mogelijkheid van nevenimport wordt gewaarborgd , de onder deze verordening vallende alleenverkoopovereenkomsten in de regel niet de mogelijkheid openen , voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen ; dat zulks ook geldt voor overeenkomsten waarin aan de alleenverkoper de gehele gemeenschappelijke markt als contractgebied wordt toegewezen ;

13 . Overwegende dat de Commissie , indien in bepaalde gevallen overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder deze verordening vallen , desalniettemin met de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag onverenigbare gevolgen hebben , de betrokken ondernemingen aan de generieke vrijstelling kan onttrekken ;

14 . Overwegende dat overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , die aan de vereisten van deze verordening voldoen , niet behoeven te worden aangemeld ; dat het de ondernemingen echter vrij blijft staan in individuele gevallen van ernstige twijfel , een verklaring van de Commissie inzake de verenigbaarheid van hun afspraken met deze verordening te verlangen ;

15 . Overwegende dat deze verordening de toepasselijkheid van Verordening ( EEG ) nr . 3604/82 van de Commissie van 23 december 1982 betreffende de toepassing van artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten ( 3 ) onverlet laat ; dat zij ook de toepassing van artikel 86 van de Verdrag niet uitsluit ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag wordt overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag onder de in deze verordening genoemde voorwaarden buiten toepassing verklaard voor overeenkomsten waarbij slechts twee ondernemingen partij zijn en waarbij de ene contractpartij zich tegenover de andere verplicht bepaalde produkten , op de gehele gemeenschappelijke markt of binnen een afgebakend gebied daarvan , slechts aan hem voor wederverkoop te leveren .

Artikel 2

1 . De leverancier mogen , behalve de in artikel 1 genoemde verplichting , geen andere concurrentiebeperkingen worden opgelegd dan de verplichting gebruikers binnen het contractgebied geen contractprodukten te leveren .

2 . De alleenverkoper mogen geen andere concurrentiebeperkingen worden opgelegd dan de verplichting :

a ) geen met de contractprodukten concurrerende produkten te vervaardigen of te verhandelen ;

b ) de contractprodukten voor de wederverkoop uitsluitend bij de andere contractpartij te betrekken ;

c ) buiten zijn contractgebied voor de contractprodukten geen klanten te werven , geen vestigingen op te richten en geen expeditiemagazijnen aan te houden .

3 . Voor toepassing van artikel 1 vormen geen beletsel de verplichtingen van de alleenverkoper :

a ) een volledig warenassortiment of minimum hoeveelheden af te nemen ;

b ) de contractprodukten te verkopen onder het merk of de aanbiedingsvorm die de andere contractpartner voorschrijft ;

c ) verkoopbevorderende maatregelen te nemen , met name :

- reclame te maken ,

- een verkoopapparaat of een opslagplaats te onderhouden ,

- klantenservice en garantie te verlenen ,

- van vakkundig of technisch geschoold personeel gebruik te maken .

Artikel 3

Artikel 1 is niet van toepassing , wanneer :

a ) fabrikanten van gelijke of door de gebruiker op grond van hun eigenschappen , hun prijs en hun gebruik als gelijksoortig beschouwde produkten met betrekking tot die produkten onderling wederkerige alleenverkoopovereenkomsten aangaan ;

b ) fabrikanten van gelijke of door de gebruiker op grond van hun eigenschappen , hun prijs en hun gebruik als gelijksoortig beschouwde produkten met betrekking tot die produkten onderling niet-wederkerige alleenverkoopovereenkomsten aangaan , behoudens indien althans één van de contractpartners een totale jaaromzet van ten hoogste 100 miljoen Ecu behaalt ;

c ) de gebruikers de contractprodukten binnen het contractgebied slechts bij de alleenverkoper kunnen betrekken en er ook buiten het contractgebied geen alternatieve bevoorradingsbronnen aanwezig zijn ;

d ) de contractpartijen of één van hen het voor tussenhandelaren of gebruikers moeilijk maken de contractprodukten bij andere handelaren binnen de gemeenschappelijke markt of , voor zover daar geen alternatieve bevoorradingsbronnen aanwezig zijn , buiten de gemeenschappelijke markt , te betrekken , met name indien zij :

1 . industriële eigendomsrechten uitoefenen om handelaren of gebruikers te verhinderen rechtmatig van een merk voorziene of in de handel gebrachte contractprodukten buiten het contractgebied te betrekken of in het contractgebied te verkopen ;

2 . andere rechten uitoefenen of andere maatregelen nemen om handelaren en gebruikers te verhinderen contractprodukten buiten het contractgebied te betrekken of in het contractgebied af te zetten .

Artikel 4

1 . Het in artikel 3 , sub a ) en b ) , bepaalde is tevens van toepassing wanneer de aldaar aangeduide produkten door een met de contracterende onderneming verbonden onderneming worden vervaardigd .

2 . Verbonden ondernemingen zijn :

a ) ondernemingen waarbij één der contracterende ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks

- meer dan de helft van het kapitaal of het bedrijfsvermogen bezit , of

- over meer dan de helft van de stemmen beschikt , of

- meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht of van het bestuur of van de krachtens de wet met de vertegenwoordiging van de onderneming belaste organen kan benoemen , of

- het recht heeft het bedrijf van de onderneming te leiden ;

b ) ondernemingen die bij een contracterende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks over de sub a ) genoemde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikken ;

c ) ondernemingen ten opzichte waarvan één der sub b ) genoemde ondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks over de sub a ) genoemde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikt .

3 . Ondernemingen ten opzichte waarvan de contracterende ondernemingen of de daarmee verbonden ondernemingen gezamenlijk over de in lid 2 , sub a ) , genoemde rechten of beïnvloedingsmogelijkheden beschikken , worden geacht met elk der contracterende ondernemingen verbonden te zijn .

Artikel 5

1 . Voor de toepassing van artikel 3 , sub b ) , is de Ecu de rekeneenheid als omschreven voor het opstellen van de begroting van de Gemeenschap overeenkomstig de artikelen 207 en 209 van het Verdrag .

2 . Artikel 1 blijft van toepassing , wanneer de in artikel 3 , sub b ) , bedoelde totale jaaromzet binnen twee opeenvolgende boekjaren met niet meer dan 10 % wordt overschreden .

3 . Voor de berekening van de totale jaaromzet in de zin van artikel 3 , sub b ) , moeten met betrekking tot alle produkten en diensten de omzetten , exclusief belastingen en andere heffingen , worden opgeteld die de contracterende onderneming en de met haar verbonden ondernemingen in het laatste boekjaar hebben behaald . Daarbij worden transacties tussen de contracterende onderneming en de daarmee verbonden ondernemingen , alsmede die tussen de verbonden ondernemingen , niet medegeteld .

Artikel 6

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening nr . 19/65/EEG kan de Commissie de krachtens onderhavige verordening geldende vrijstelling intrekken , indien zij vaststelt dat in een individueel geval een overeenkomst die op grond van deze verordening is vrijgesteld desalniettemin bepaalde gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met de in artikel 85 , lid 3 , van het Verdrag bedoelde voorwaarden , en met name wanneer :

a ) de contractprodukten in het contractgebied met gelijke of door de gebruiker op grond van hun eigenschappen , hun prijs en hun gebruik als gelijksoortig beschouwde produkten niet in effectieve concurrentie staan ;

b ) andere leveranciers de toegang tot de onderscheiden distributiefasen in het contractgebied aanzienlijk wordt bemoeilijkt ;

c ) tussenhandelaren of gebruikers om andere dan de in artikel 3 , sub c ) en d ) , genoemde redenen de contractprodukten niet van handelaren buiten het contractgebied tegen de aldaar gebruikelijke voorwaarden kunnen verkrijgen ;

d ) de alleenverkoper :

1 . binnen zijn contractgebied bepaalde categorieën afnemers , die de contractprodukten niet elders tegen billijke voorwaarden kunnen betrekken , zonder zakelijk gerechtvaardigde reden van levering uitsluit of jegens hen verschillende prijzen hanteert of verkoopvoorwaarden oplegt ;

2 . de contractprodukten tegen onevenredig hoge prijzen verkoopt .

Artikel 7

In de periode van 1 juli 1983 tot en met 31 december 1986 geldt het verbod van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag niet voor overeenkomsten die op 1 juli 1983 reeds van kracht zijn of tussen 1 juli 1983 en 31 december 1983 in werking treden , en die aan de in Verordening nr . 67/67/EEG ( 4 ) bedoelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen .

Artikel 8

Deze verordening is niet van toepassing op met het oog op de wederverkoop van drank in drankgelegenheden of van aardolieprodukten in tankstations gesloten overeenkomsten .

Artikel 9

De bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op onderling afgestemde feitelijke gedragingen die van dezelfde aard zijn als de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1983 .

Zij blijft van toepassing tot en met 31 december 1997 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 22 juni 1983 .

Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Lid van de Commissie

( 1 ) PB nr . 36 van 6 . 3 . 1965 , blz . 533/65 .

( 2 ) PB nr . C 172 van 10 . 7 . 1982 , blz . 3 .

( 3 ) PB nr . L 376 van 31 . 12 . 1982 , blz . 33 .

( 4 ) PB nr . 57 van 25 . 3 . 1967 , blz . 849/67 .

Top