Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31967R0282

    Verordening nr. 282/67/EEG van de Commissie van 11 juli 1967 betreffende de interventieregeling voor oliehoudende zaden

    PB 151 van 13.7.1967, p. 1–4 (DE, FR, IT, NL)
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1967 blz. 180 - 183

    Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/1996; afgeschaft en vervangen door 31996R0638 ;

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1967/282/oj

    31967R0282

    Verordening nr. 282/67/EEG van de Commissie van 11 juli 1967 betreffende de interventieregeling voor oliehoudende zaden

    Publicatieblad Nr. 151 van 13/07/1967 blz. 0001 - 0004
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0209
    Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0163
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0209
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0180
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 2 blz. 0131
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 2 blz. 0053
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 2 blz. 0053


    ++++

    ( 1 ) De Commissie van de Europese Gemeenschappen oefent krachtens artikel 9 van het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en van één Commissie van de Europese Gemeenschappen , dat op 1 juli 1967 in werking is getreden , de aan de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal , de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap en de Commissie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie verleende algemene en bijzondere bevoegdheden uit , overeenkomstig de bepalingen en onder de controle vastgesteld in de Verdragen tot oprichting onderscheidenlijk van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal , de Europese Europese Gemeenschap voor Atoomenergie , alsmede van bovengenoemd Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie van de Europese Gemeenschappen .

    ( 2 ) PB no . 172 van 30 . 9 . 1966 , blz . 3025/66 .

    ( 3 ) PB no . 130 van 28 . 6 . 1967 , blz . 2590/67 .

    VERORDENING No . 282/67/EEG VAN DE COMMISSIE

    van 11 juli 1967

    betreffende de interventieregeling voor oliehoudende zaden

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ( 1 ) ,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

    Gelet op Verordening no . 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten ( 2 ) , en met name op artikel 26 , lid 3 ,

    Overwegende dat de interventieprijzen zijn vastgesteld voor een bepaalde standaardkwaliteit en dat moet worden voorzien in de toepassing van toeslagen en kortingen voor de aangeboden zaden die niet met deze standaardkwaliteit overeenstemmen ;

    Overwegende dat de zaden , v}}r zij in de handel worden gebracht , moeten worden gedroogd en gezuiverd , tot een bepaald vochtgehalte en een bepaald percentage onzuiverheden zijn bereikt ; dat de zaden die niet op deze wijze zijn behandeld niet voor interventie in aanmerking kunnen komen ; dat , ter vereenvoudiging van de uitvoering van de interventieregeling en met name ter bevordering van het samenstellen van homogene partijen zaden waarvoor interventie wordt gevraagd , een minimumhoeveelheid moet worden vastgesteld voor de door het interventiebureau te aanvaarden aanbiedingen ;

    Overwegende dat voor de toepassing van de interventieregeling is vereist dat de overneming door de interventiebureaus plaatsvindt op voorwaarden welke rekening houden met de in Verordening no . 167/67/EEG betreffende de interventiecentra en de daar geldende afgeleide interventieprijzen in de sector oliehoudende zaden ( 3 ) bedoelde regionalisatie van de prijzen ; dat daartoe de aan de verkoper te betalen prijs gelijk moet zijn aan de interventieprijs voor een bepaald interventiecentrum , eventueel aangepast op grond van de vervoerkosten ;

    Overwegende dat de uitvoeringsbepalingen van de interventieregeling zo eenvoudig en doeltreffend mogelijk moeten zijn ; dat derhalve moet worden bepaald dat het aanbod om een partij te kopen moet worden gedaan aan het interventiebureau van de Lid-Staat waar de zaden zich bevinden en dat het aantal commercialisatiecentra waarvoor een aanbod vanuit een bepaalde plaats kan worden gedaan , moet worden beperkt ;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen , in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten ,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

    Artikel 1

    Vanaf 13 juli 1967 , wat koolzaad en raapzaad betreft , en vanaf 1 oktober 1967 , wat zonnebloemzaad betreft , vindt de in artikel 26 van Verordening no . 136/66/EEG bedoelde interventie plaats overeenkomstig de onderstaande bepalingen .

    Artikel 2

    Elke bezitter van homogene partijen van ten minste 50 ton , hetzij raapzaad en koolzaad , hetzij zonnebloemzaad dat in de Gemeenschap is geoogst , kan dit zaad aan het interventiebureau aanbieden . Voor het verkoopseizoen 1967/1968 echter kunnen België , Italië en Luxemburg hoeveelheden met een minimum van 10 ton toestaan .

    Artikel 3

    1 . Om voor interventie in aanmerking te komen , moeten de oliehoudende zaden gezond en van handelskwaliteit zijn .

    2 . Interventie vindt alleen plaats voor :

    _ raapzaad en koolzaad met ten hoogste 2 % onzuiverheden en een vochtgehalte van ten hoogste 10 % ;

    _ zonnebloemzaad met ten hoogste 2 % onzuiverheden , een vochtgehalte van ten hoogste 10 % en waarvan de olie een gehalte aan vrije vetzuren , uitgedrukt in oliezuur , van ten hoogste 5 gram per 100 gram heeft .

    Artikel 4

    1 . De monstertrekking van oliehoudende zaden , alsmede de vaststelling van het vochtgehalte en het percentage onzuiverheden vinden in alle Lid-Staten volgens een zelfde methode plaats .

    In afwachting dat deze methode is vastgesteld , kunnen de Lid-Staten echter een methode kiezen , waarvan zij de Commissie kennis geven .

    2 . Het oliegehalte wordt bepaald volgens de in bijlage II beschreven methode . De Lid-Staten mogen echter ook de methode van bepaling van het oliegehalte van oliehoudende zaden waarbij van een micro-pers gebruik gemaakt wordt , volgens aanbeveling no . 900 van de I.S.O . , toepassen . In dat geval wordt de in de zaden aangetroffen hoeveelheid olie voor de toespassing van de toeslagen en kortingen verminderd met 400 gram per 100 kg zaden .

    Artikel 5

    1 . Voor elke aangeboden partij moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het interventiebureau van de Lid-Staten waar het zaad zich bevindt .

    2 . Het interventiebureau aanvaardt het aanbod zo spoedig mogelijk en geeft de nodige aanwijzingen omtrent de voorwaarden waarop de overneming plaatsvindt .

    Artikel 6

    1 . Bij het indienen van zijn aanbod geeft de bezitter van het zaad aan het interventiebureau kennis van de plaats waar het zaad zich bevindt , alsmede van het interventiecentrum waarvoor het aanbod wordt gedaan .

    De bezitter kiest dit centrum uit de drie interventiecentra waarnaar de aangeboden zaden met de geringste kosten kunnen worden vervoerd .

    2 . Het interventiebureau bepaalt de plaats van overneming van de zaden .

    Indien de plaats van overneming niet het door de verkoper aangewezen centrum is , komt de te betalen prijs overeen met de interventieprijs voor het door de verkoper aangewezen centrum , verminderd met de gunstigste vervoerkosten van de plaats waar het zaad zich bij het aanbod bevond naar dit interventiecentrum , en eventueel vermeerderd met de gunstigste vervoerkosten van de plaats waar het zaad zich bij het aanbod bevond naar de plaats van overneming .

    3 . De vervoerkosten worden door het interventiebureau vastgesteld .

    Artikel 7

    Aan de verkoper wordt de prijs betaald die op de dag van levering van toepassing is en overeenkomstig artikel 6 is vastgesteld voor levering van de goederen franco-opslagplaats , niet gelost , en met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde toeslagen en kortingen .

    Artikel 8

    1 . Elke Lid-Staat deelt aan de overige Lid-Staten en aan de Commissie mede welk interventiebureau is belast met het aankopen van het voor interventie aangeboden zaad .

    2 . Elke Lid-Staat stelt de Commissie tijdens de eerste veertien dagen van ieder kwartaal in kennis van de door zijn interventiebureau gedurende het voorafgaande kwartaal aangekochte hoeveelheden zaad .

    Bovendien , indien aanzienlijke hoeveelheden aangeboden worden , deelt de betrokken Lid-Staat dit onmiddellijk aan de Commissie mede .

    Artikel 9

    Bij de toepassing van de bepalingen van de onderhavige verordening verlenen de Lid-Staten elkaar onderling bijstand .

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op 13 juli 1967 .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

    Gedaan te Brussel , 11 juli 1967 .

    Voor de Commissie

    De Voorzitter

    Jean REY

    BIJLAGE I

    I . Raapzaad en koolzaad

    1 . Oliegehalte

    Toeslag , respectievelijk korting van 0.019 rekeneenheid per tranche van 0.100 kg olie minder , respectievelijk meer dan 42 kg per 100 kg zaad .

    2 . Vochtgehalte

    Toeslag van 0.007 rekeneenheid per tranche van 0.100 kg water minder dan 10 kg per 100 kg zaad .

    3 . Percentage onzuiverheden

    Toeslag van 0,007 rekeneenheid per tranche van 0.100 kg onzuiverheden minder dan 2 kg per 100 kg zaad .

    II . Zonnebloemzaad

    1 . Oliegehalte

    Toeslag , respectievelijk korting van 0,020 rekeneenheid per tranche van 0,100 kg olie minder , respectievelijk meer dan 40 kg per 100 kg zaad .

    2 . Vochtgehalte

    Toeslag van 0,007 rekeneenheid per tranche van 0,100 kg water minder dan 10 kg per 100 kg zaad .

    3 . Percentage onzuiverheden

    Toeslag van 0,007 rekeneenheid per tranche van 0,100 kg onzuiverheden minder dan 2 kg per 100 kg zaad .

    BIJLAGE II

    Methode voor de vaststelling van het oliegehalte

    Als oplosmiddel wordt petroleumether " voor vaststelling van het gehalte aan vetstoffen " gebruikt , vrij van aromatische koolwaterstoffen en waarvan de kookgrens tussen 30 en 50 * C ligt . Van deze ether mag bij een temperatuur van 60 * C geen neerslag overblijven . Het jodiumgetal ervan moet minder dan 1 bedragen . Voor het extraheren gebruikt men een percolator ( zoals die van Twisselmann bijvoorbeeld ) .

    Een gemiddeld monster van hele zaden van ten minste 30 gram wordt nauwkeurig gewogen , vervolgens gezeefd met een zeef met openingen van 3 mm en met de hand gezuiverd van alle opvallende onzuiverheden zoals kaf , stro en granen . De hoeveelheid aldus gezuiverde zaden wordt vervolgens gewogen om de verhouding ten opzichte van het oorspronkelijke monster te kunnen bepalen . Onmiddellijk daarna worden van de gezuiverde zaden twee partijen van 5 gram elk genomen en gewogen tot op 5 milligram nauwkeurig . Gedurende één uur worden de twee partijen vooraf gedroogd bij een temperatur van 95 * in twee afzonderlijke extractiebussen ( is het vochtgehalte 10 % of minder , dan is dit voorafgaande drogen niet nodig ) . Het monster wordt vermengd met ten minste 25 g fijn kwartszand en vervolgens fijn gewreven in een mechanisch of met de hand bediende vijzel . Dit duurt over het algemeen 15 minuten . Het fijngewreven produkt wordt vervolgens opnieuw in de extractiebus gegoten . Het extraheren vindt plaats onmiddellijk na het wegen , het eventueel vooraf drogen en het fijnwrijven , nadat de kolf waarin het geëxtraheerde produkt wordt opgevangen en die deel uitmaakt van het extractie-apparaat gedroogd en gewogen is tot op 1 mg nauwkeurig . Bij hard koken duurt het extraheren vier uur . Vervolgens wordt de extractiebus weggenomen , het oplosmiddel wordt verwijderd en de extractiestof wordt in vacuuem gedroogd . De inhoud van de bus wordt in een vijzel gegoten en wordt opnieuw gedurende tien minuten fijngewreven . Vervolgens wordt het produkt in de bus gegoten en deze wordt met het extractie-apparaat verbonden . Gedurende twee uur vindt opnieuw een extractie plaats in dezelfde omstandigheden als hierboven is uiteengezet en met gebruikmaking van dezelfde kolf . Nadat het produkt zorgvuldig is fijngewreven , wordt de extractie van de olie voortgezet tot de resterende vetstof 0,1 % of minder bedraagt . Door distillatie wordt het oplosmiddel dat met het extractieprodukt is vermengd voor het grootste gedeelte uit de olie is verwijderd . Om de laatste sporen ervan te doen verdwijnen wordt het extractieprodukt verhit tot een temperatuur van ongeveer 100 graden C doch niet hoger dan 105 graden C .

    De volledige verwijdering van het oplosmiddel wordt verkregen door middel van geregelde luchttoevoer , toevoeging van kooldioxyde of door toepassing van het vacuuemsysteem . Na afkoeling volgt de weging . Verhitting en weging worden in dezelfde omstandigheden herhaald tot het verschil tussen twee opeenvolgende wegingen 0,01 g of minder bedraagt .

    De geëxtraheerde olie moet helder zijn ; is dit niet het geval dan worden de onzuiverheden verwijderd door oplossing in petroleumether en tiltreren . De gefiltreerde oplossing wordt vervolgens geconcentreerd door verdamping en de overblijvende olie wordt gedroogd tot een constant gewicht op de hierboven beschreven wijze is bereikt .

    De laatste weging vormt het uitgangspunt voor de berekening van het gewicht van de geëxtraheerde olie . Indien bij de vaststelling van het oliegehalte gebruik is gemaakt van vooraf gezuiverde zaden , wordt het verkregen resultaat herleid tot het oorspronkelijke monster .

    Top