EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Bescherming van de belangen van de EU en haar lidstaten tegen economische dwang door niet-EU-landen

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) 2023/2675 betreffende de bescherming van de Unie en haar lidstaten tegen economische dwang door derde landen

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

De verordening introduceert regels en procedures voor actie van de Europese Unie (EU) om te zorgen voor doeltreffende bescherming van de belangen van de EU en haar lidstaten tegen economische dwang door een derde land (niet-EU-land). Het belangrijkste doel is niet-EU-landen te ontmoedigen om gebruik te maken van economische dwang. Wanneer er sprake is van economische dwang, is het doel daarop te reageren om de economische dwang te stoppen.

In de verordening wordt een kader vastgesteld voor de EU om te reageren door:

  • gevallen van economische dwang te onderzoeken en vast te stellen;
  • in gesprek te gaan met het niet-EU-land om in individuele gevallen een einde te maken aan de dwang;
  • als laatste redmiddel maatregelen in te voeren om de dwang te neutraliseren in individuele gevallen;
  • te streven naar herstel van de schade die is veroorzaakt door de economische dwang richting de EU of haar lidstaten.

KERNPUNTEN

  • 1.

    Onderzoek en vaststelling

    Er is sprake van economische dwang wanneer een niet-EU-land een maatregel toepast, of daarmee dreigt, die van invloed zijn op handel of investeringen om de beëindiging, wijziging of vaststelling van een bepaald besluit van de EU of een lidstaat te voorkomen of te verkrijgen, en daarbij ingrijpen in de legitieme soevereine keuzes van de EU of een lidstaat.

    Bij het vaststellen of een maatregel door een niet-EU-land als economische dwang geldt op basis van bovenstaande voorwaarden, houden de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie rekening met het volgende:

    • de intensiteit, ernst, frequentie, duur, reikwijdte en omvang, met inbegrip van de invloed op de handels- of investeringsbetrekkingen met de EU, en alle daaruit voortvloeiende druk op de EU of een lidstaat;
    • of het betrokken niet-EU-land een patroon van inmenging vertoont dat is bedoeld om bepaalde handelingen te voorkomen of van de EU, van een lidstaat of van een ander niet-EU-land te verkrijgen;
    • de mate waarin de maatregel van het derde land een domein van de soevereiniteit van de Unie of een lidstaat aantast;
    • of het niet-EU-land handelt op basis van een legitiem belang dat internationaal erkend wordt;
    • of het betrokken niet-EU-land vóór de toepassing van zijn maatregel serieuze pogingen heeft ondernomen om de kwestie te goeder trouw te regelen door middel van internationale coördinatie of arbitrage.

    De Commissie kan elke maatregel van een niet-EU-land onderzoeken, op eigen initiatief of in het geval van een naar behoren gemotiveerd verzoek. Het onderzoek van de Commissie duurt normaal gesproken niet langer dan vier maanden. De Commissie voert het onderzoek uit op basis van substantiële informatie die op eigen initiatief werd verzameld of op basis van informatie uit eender welke betrouwbare bron, zoals een lidstaat of belanghebbende.

    De Raad bepaalt het bestaan van economische dwang door middel van een uitvoeringshandeling op basis van een voorstel van de Commissie. De Raad heeft maximaal acht weken de tijd om deze stap af te ronden. De Raad kan er langer dan acht weken overdoen (maar in principe niet langer dan tien weken), op voorwaarde dat hij de Commissie in kennis stelt van de redenen voor de vertraging. De Raad kan ook besluiten dat de EU het dwang gebruikende land verzoekt de door de economische dwang veroorzaakte schade te vergoeden.

  • 2.

    Overleg

    De Commissie onderzoekt de mogelijkheden voor overleg met het dwang gebruikende land met het oog op beëindiging van de dwang en herstel van de schade, indien van toepassing. Het overleg met het dwang gebruikende derde land vindt plaats op voorwaarde dat het niet-EU-land te goeder trouw meewerkt.

  • 3.

    EU-responsmaatregelen

    De EU legt via uitvoeringshandelingen van de Commissie responsmaatregelen op als aan drie voorwaarden is voldaan:

    • inspanningen (zoals overleg met het dwang gebruikende derde land) hebben niet binnen een redelijke termijn resultaat opgeleverd (het niet-EU-land heeft de economische dwang niet beëindigd of de schade niet hersteld, indien van toepassing);
    • de EU responsmaatregelen zijn nodig ter bescherming van de belangen en rechten van de Unie en haar lidstaten in het specifieke geval, gezien de beschikbare mogelijkheden;
    • De EU-responsmaatregelen zijn in het belang van de EU.

    Mogelijke maatregelen om economische dwang tegen te gaan zijn:

    • nieuwe of hogere douanerechten;
    • invoer- en uitvoerbeperkingen, met inbegrip van uitvoercontroles;
    • maatregelen die van toepassing zijn op doorgevoerde goederen of interne maatregelen die van toepassing zijn op goederen;
    • leveranciers, goederen en diensten uitsluiten van overheidsopdrachten, of het toepassen van scoreaanpassingen voor inschrijvingen van goederen of diensten;
    • maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten;
    • maatregelen die van invloed zijn op de toegang van buitenlandse directe investeringen tot de EU;
    • beperkingen op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten of de commerciële exploitatie ervan;
    • beperkingen voor banken, verzekeringen, toegang tot de kapitaalmarkten van de EU en andere activiteiten op het gebied van financiële diensten;
    • nieuwe of verhoogde beperkingen op de toegang van chemische stoffen tot de EU-markt;
    • nieuwe of verhoogde beperkingen op de toegang tot de EU-markt van goederen die onder rechtshandelingen van de EU op sanitair en fytosanitair gebied vallen.

    Deze maatregelen kunnen oplopen tot het niet-nakomen van internationale verplichtingen van de EU ten aanzien van het dwang gebruikende niet-EU-land, voor zover de economische dwang een internationale onrechtmatige daad vormt.

    De Commissie baseert zich op een reeks objectieve criteria voor de selectie en het ontwerp van passende EU-responsmaatregelen. In een specifieke bepaling wordt het belang van de EU bepaald met betrekking tot EU-responsmaatregelen.

    De EU-responsmaatregelen kunnen algemeen toepasselijke maatregelen zijn of van toepassing zijn op personen die deel uitmaken van of banden hebben met de overheid van het dwang gebruikende niet-EU-land.

    De uitvoeringshandeling van de Commissie inzake EU-responsmaatregelen voorziet in het volgende.

    • In de uitvoeringshandeling wordt een termijn (doorgaans binnen drie maanden) vastgesteld voor de toepassing van maatregelen, tenzij het dwang gebruikende niet-EU-land de economische dwang beëindigt en, indien van toepassing, de schade voor de EU herstelt. Deze termijn moet worden verlengd als er geloofwaardige informatie is dat het dwang gebruikende niet-EU-land al stappen onderneemt om de dwang te beëindigen, zodat de Commissie deze vaststelling kan doen.
    • In de uitvoeringshandeling wordt bepaald dat de Commissie het dwang gebruikende niet-EU-land verzoekt de dwang onmiddellijk te beëindigen en de schade, indien van toepassing, te herstellen; aanbiedt te onderhandelen over een oplossing met het derde land; en het derde land ervan in kennis stelt dat de EU-responsmaatregelen van toepassing zijn tenzij de economische dwang wordt beëindigd en, indien van toepassing, schade wordt hersteld.
    • In uitzonderlijke gevallen zijn de EU-responsmaatregelen van toepassing zonder dat de Commissie het dwingende land eerst oproept de dwang te beëindigen, de schade te herstellen en mee te delen dat de maatregelen van toepassing zullen zijn, met name voor de doeltreffendheid van de maatregelen.
    • Indien de economische dwang bestaat uit een dreiging om maatregelen toe te passen die gevolgen hebben voor de handel of investeringen, kunnen EU-responsmaatregelen alleen van toepassing zijn vanaf de datum waarop de dreiging zich ontwikkelt.

    In de verordening is bepaald dat de Commissie informatie moet verzamelen om advies en informatie in te winnen over gepaste maatregelen die in een individueel geval moeten worden opgelegd. Dit vormt een effectieve gelegenheid voor belanghebbenden om hun input te leveren, waar de Commissie rekening mee moet houden bij de selectie en het ontwerp van passende maatregelen.

    De Commissie kan de EU-responsmaatregelen in de in de verordening omschreven situaties opschorten, wijzigen of beëindigen door middel van een uitvoeringshandeling. Onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen zijn mogelijk in gevallen van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie.

    De Commissie kan de inspanningen voortzetten om deze kwestie in overleg met het dwingende land op te lossen, met de mogelijkheid om de EU-responsmaatregelen op te schorten.

  • 4.

    Internationale samenwerking

    Internationale samenwerking met andere niet-EU-landen kan van toepassing zijn tijdens het hele proces en naast andere inspanningen om het probleem van economische dwang in individuele gevallen op te lossen. Raadpleging en samenwerking kunnen betrekking hebben op de uitwisseling van relevante informatie en de coördinatie van de respons, of kunnen plaatsvinden in het kader van relevante internationale fora.

  • 5.

    Horizontale regels

    De verordening verleent gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie om de oorsprongs- en nationaliteitsregels in Bijlage II te wijzigen.

    De verordening voorziet in de oprichting van één contactpunt voor belanghebbenden, bevat regels voor de vertrouwelijke behandeling van informatie en bevat verplichtingen inzake toetsing en rapportage voor de Commissie.

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is sinds 27 december 2023 van toepassing.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EU) 2023/2675 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende de bescherming van de Unie en haar lidstaten tegen economische dwang door derde landen (PB L, 2023/2675, 7.12.2023).

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel I — Gemeenschappelijke bepalingen — Artikel 3 (oud artikel 2 VEU) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 17).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Titel V — Algemene bepalingen betreffende het extern optreden van de Unie en specifieke bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Hoofdstuk 1 — Algemene bepalingen betreffende het extern optreden van de Unie — Artikel 21 (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 28-29).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Vijfde deel — Extern optreden van de Unie — Titel II — De gemeenschappelijke handelspolitiek — Artikel 207 (oud artikel 133 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 140-141).

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Vijfde deel — Extern optreden van de Unie — Titel V — Internationale overeenkomsten — Artikel 218 (oud artikel 300 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 144-146)

Verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen (PB L 309 van 29.11.1996, blz. 1-6)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 2271/96 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Laatste bijwerking 09.02.2024

Top