This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Richtlijn audiovisuele mediadiensten
Richtlijn 2010/13/EU betreffende audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
Het doel van de richtlijn is het tot stand brengen van een eengemaakte markt voor audiovisuele mediadiensten1 in de Europese Unie en het waarborgen van de goede werking daarvan, en tegelijkertijd bij te dragen aan de bevordering van culturele diversiteit en een adequaat niveau aan bescherming van consumenten en kinderen te bieden.
Met de richtlijn audiovisuele mediadiensten van de EU wordt de coördinatie in de hele EU van de nationale wetgeving inzake alle audiovisuele media, zowel traditionele tv-uitzendingen als audiovisuele mediadiensten op aanvraag2, gecoördineerd.
Met Richtlijn (EU) 2018/1808 wordt de richtlijn audiovisuele mediadiensten als onderdeel van de digitale internemarktstrategie gewijzigd en bijgewerkt om:
EU-landen moeten de vrijheid van ontvangst waarborgen en mogen de doorgifte op hun grondgebied van audiovisuele mediadiensten uit andere lidstaten niet belemmeren. Landen kunnen onder bepaalde omstandigheden en volgens specifieke procedures strengere regels toepassen dan die uit deze richtlijn. De nationale autoriteiten moeten coregulering en zelfregulering door middel van nationale gedragscodes aanmoedigen.
Audiovisuele reclame moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en mag niet:
Verboden audiovisuele reclame omvat:
Aanvullende vereisten hebben betrekking op sponsoring en productplaatsing, en omroepen hebben meer flexibiliteit in hun reclametijd, met een nieuwe limiet van 20 % binnen de periode tussen 6.00 en 18.00 uur en de periode tussen 18.00 en 24.00 uur.
De EU-landen moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat programma’s die „de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten” alleen op zodanige wijze beschikbaar worden gemaakt dat minderjarigen deze normaliter niet zullen horen of zien, door een geschikt tijdstip voor uitzending, instrumenten voor leeftijdscontrole of andere technische maatregelen te kiezen die in verhouding staat of staan tot de potentiële schade. De meest schadelijke inhoud, zoals nodeloos geweld en pornografie, is onderworpen aan de strengste maatregelen.
Minderjarigen profiteren ook van een hoger niveau van bescherming online: platforms voor het delen van video’s moeten maatregelen nemen om minderjarigen te beschermen tegen schadelijke inhoud.
Productplaatsing is ook verboden in het programma-aanbod voor kinderen. De EU-landen moeten het gebruik van zelf- en coregulering aanmoedigen door middel van gedragscodes betreffende ongepaste reclame in kinderprogramma’s voor voedingsmiddelen en dranken met een hoog vet-, zout- of suikergehalte.
Audiovisuele mediadiensten mogen niet aanzetten tot geweld of haat tegen groepen of een lid van een groep op basis van discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afstamming, genetische kenmerken, taal, godsdienst of levensbeschouwing, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of nationaliteit, overeenkomstig artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf is ook verboden.
Aanbieders moeten hun diensten voortdurend en geleidelijk toegankelijker maken voor personen met een handicap en worden aangemoedigd om daartoe actieplannen te ontwikkelen.
De EU-landen moeten een onlinecontactpunt aanwijzen voor het verstrekken van informatie en het ontvangen van klachten over toegankelijkheidskwesties. Informatie voor noodgevallen die via audiovisuele mediadiensten wordt verstrekt, bijvoorbeeld bij natuurrampen, moet toegankelijk zijn voor personen met een handicap.
Aanbieders van platformdiensten voor het delen van video’s3 moeten passende maatregelen treffen om minderjarigen te beschermen tegen inhoud die hun lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling zou kunnen beïnvloeden, en het algemene publiek tegen het aanzetten tot geweld of haat, of het publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf.
Dergelijke maatregelen omvatten onder andere:
Aanbieders van platformdiensten voor het delen van video’s hebben met betrekking tot reclame en andere inhoudbeperkingen dezelfde verplichtingen als aanbieders van audiovisuele diensten, rekening houdend met de beperkte controle die zij kunnen uitoefenen op reclame op hun platforms die niet door hen op de markt wordt gebracht, wordt verkocht of wordt georganiseerd.
Aanbieders van audiovisuele mediadiensten op aanvraag moeten een aandeel van ten minste 30 % aan Europese producties opnemen in hun catalogi en ervoor zorgen dat deze werken een prominente plaats innemen.
De oorspronkelijke richtlijn audiovisuele mediadiensten is sinds van toepassing. De wijzigingen uit Richtlijn (EU) 2018/1808 zijn sinds van toepassing en moeten voor in de EU-landen worden omgezet in nationale wetgeving.
Voor meer informatie zie:
Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van , blz. 1-24)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 2010/13/EU zijn opgenomen in het oorspronkelijke document. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.
laatste bijwerking