Válassza ki azokat a kísérleti funkciókat, amelyeket ki szeretne próbálni

Ez a dokumentum az EUR-Lex webhelyről származik.

Dokumentum 52025PC0288

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot Besluit nr. 1/2025 van de Partnerschapsraad

COM/2025/288 final/2

Brussel, 28.5.2025

COM(2025) 288 final/2 DOWNGRADED on 4.7.2025

2025/0150(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot Besluit nr. 1/2025 van de Partnerschapsraad


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst” of “de handels- en samenwerkingsovereenkomst”). Het standpunt heeft betrekking op de interpretatie van artikel 508, lid 2, punt d), van die overeenkomst.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK

De handels- en samenwerkingsovereenkomst werd ondertekend op 30 december 2020, werd voorlopig toegepast vanaf 1 januari 2021 en is op 1 mei 2021 in werking getreden. Ze vormt de grondslag voor uitgebreide betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk, die worden gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures.

2.2.De Partnerschapsraad

Bij artikel 7, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is de Partnerschapsraad opgericht.

Krachtens artikel 519, punt b), van de overeenkomst kan de Partnerschapsraad besluiten vaststellen om interpretaties van de bepalingen van deel twee van de overeenkomst te geven.

2.3.De beoogde handeling van de Partnerschapsraad

Overeenkomstig artikel 519, punt b), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet de Partnerschapsraad tijdens zijn volgende vergadering of volgens de schriftelijke procedure een besluit vaststellen tot uitlegging van een bepaling van deel twee van de overeenkomst, namelijk artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, is de bekrachtiging van de vaststelling door de Partnerschapsraad van een besluit tot uitlegging van artikel 508, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Het standpunt moet inhouden dat de woorden “samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer” in artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst uitsluitend voor de toepassing van die bepaling aldus moeten worden uitgelegd dat ze ook de vaststelling omvatten van een besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij om te voorzien in meerjarige volledige toegang tot wateren om gedurende een bepaalde periode te vissen, dat voor de toepassing van artikel 500, leden 1 en 4, van de overeenkomst moet worden beschouwd als het overeengekomen resultaat van de jaarlijkse onderhandelingen (ook in het geval van toegang uit hoofde van artikel 500, lid 5, van de overeenkomst indien voorlopige TAC’s zijn vastgesteld op grond van artikel 499 van de overeenkomst).

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Partnerschapsraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Het door de Partnerschapsraad overeenkomstig artikel 519, punt b), van de overeenkomst vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Het besluit zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de overeenkomst.

Het besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

 

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, punt a), VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de visserij. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van de Partnerschapsraad tot doel heeft een bepaling van de handels- en samenwerkingsovereenkomst uit te leggen, is het in het belang van de rechtszekerheid en de transparantie passend het besluit van de Partnerschapsraad na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2025/0150 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot Besluit nr. 1/2025 van de Partnerschapsraad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst” of “de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2021/689 van de Raad 1 , is op 1 mei 2021 in werking getreden en werd sinds 1 januari 2021 voorlopig toegepast.

(2)Krachtens artikel 519, punt b), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan de bij de overeenkomst opgerichte Partnerschapsraad besluiten vaststellen om interpretaties van de bepalingen van deel twee van de overeenkomst te geven.

(3)In artikel 508, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat het bij de overeenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor de visserij maatregelen, met inbegrip van besluiten en aanbevelingen, kan vaststellen ten aanzien van enig ander aspect van de samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer uit hoofde van rubriek vijf van deel twee van de overeenkomst.

(4)De Partnerschapsraad moet tijdens zijn volgende vergadering of volgens de schriftelijke procedure een besluit vaststellen tot uitlegging van artikel 508, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(5)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Partnerschapsraad moet worden ingenomen met betrekking tot de interpretatie van artikel 508, lid 2, punt d), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot de interpretatie van artikel 508, lid 2, punt d), van die overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Partnerschapsraad.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens ( PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2 ).
Az oldal tetejére

Brussel, 28.5.2025

COM(2025) 288 final/2 DOWNGRADED on 4.7.2025

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot Besluit nr. 1/2025 van de Partnerschapsraad


BIJLAGE

BESLUIT NR. 1/2025 VAN DE PARTNERSCHAPSRAAD DIE IS OPGERICHT BIJ DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS

van [ ] 2025

tot uitlegging van artikel 508, lid 2, punt d), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

 

DE PARTNERSCHAPSRAAD,

Gezien de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst”), en met name artikel 519, punt b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De in bijlage 38 bij de overeenkomst bedoelde aanpassingsperiode waarin elke partij vaartuigen van de andere partij volledige toegang tot haar wateren verleent om te vissen, loopt af op 30 juni 2026.

(2)Overeenkomstig artikel 500, lid 1, van de overeenkomst, dat van toepassing is na 30 juni 2026, moet elke partij, mits TAC’s zijn overeengekomen, de vaartuigen van de andere partij toegang verlenen, op een niveau dat en onder de voorwaarden die in het kader van het jaarlijkse overleg worden vastgesteld, om in het betrokken jaar in haar wateren te vissen in de betrokken ICES-deelgebieden.

(3)De partijen wensen te voorzien in meerjarige volledige toegang tot wateren om gedurende een bepaalde periode na juni 2026 te vissen.

(4)Artikel 508, lid 2, punt b), juncto artikel 508, lid 1, punt l), van de overeenkomst verleent het Gespecialiseerd Comité voor de visserij de bevoegdheid om besluiten vast te stellen over de opstelling van richtsnoeren ter ondersteuning van de praktische toepassing van artikel 500 van de overeenkomst. Daarnaast verleent artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst dat comité de bevoegdheid om besluiten vast te stellen ten aanzien van enig ander aspect van de samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer.

(5)In dat verband is het passend een interpretatie te geven van artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst om te verduidelijken op welke basis het Gespecialiseerd Comité voor de visserij een dergelijk besluit kan vaststellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De woorden “samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer” in artikel 508, lid 2, punt d), van de overeenkomst worden, uitsluitend voor de toepassing van die bepaling, aldus uitgelegd dat ze ook de vaststelling omvatten van een besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij om te voorzien in meerjarige volledige toegang tot wateren om gedurende een bepaalde periode te vissen, dat voor de toepassing van artikel 500, leden 1 en 4, van de overeenkomst moet worden beschouwd als het overeengekomen resultaat van de jaarlijkse onderhandelingen (ook in het geval van toegang uit hoofde van artikel 500, lid 5, van de overeenkomst indien voorlopige TAC’s zijn vastgesteld op grond van artikel 499 van de overeenkomst).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op […].

Gedaan te Brussel en te Londen, [ ] 2025.

Voor de Partnerschapsraad

De medevoorzitters

Maroš ŠEFČOVIČ

Nick THOMAS-SYMONDS

Az oldal tetejére