Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1074

    Verordening (EU) nr. 1074/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen (ECB/2013/39)

    PB L 297 van 07/11/2013, p. 94–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 27/11/2013

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1074/oj

    7.11.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 297/94


    VERORDENING (EU) Nr. 1074/2013 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 18 oktober 2013

    betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen

    (herschikking)

    (ECB/2013/39)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

    Gezien het advies van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1027/2006 van de Europese Centrale Bank van 14 juni 2006 betreffende de statistische rapportagevereisten ten aanzien van postcheque- en girodiensten die deposito’s aantrekken van in het eurogebied ingezetenen, niet-monetaire financiële instellingen (ECB/2006/8) (2) dient aanzienlijk gewijzigd te worden en omwille van de duidelijkheid is een herschikking noodzakelijk, in het bijzonder in het licht van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (3).

    (2)

    Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt in artikel 2, lid 1, dat ter vervulling van haar vereisten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens de Europese Centrale Bank (ECB), bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB's), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) uit te voeren. Artikel 2, lid 2, onder b), bepaalt voorts dat postcheque- en girodiensten (POGI's) deel uitmaken van de referentiepopulatie van informatieplichtigen, voor zover nodig is ter vervulling van de rapportagevereisten van de ECB inzake monetaire en financiële statistieken.

    (3)

    Het doel van de POGI-gegevens is de ECB adequate statistieken te verschaffen betreffende de financiële activiteiten van de POGI-subsector in de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „eurogebied-lidstaten”) en als één economisch gebied worden beschouwd.

    (4)

    Ingevolge artikel 3, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2013/33) (4), bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen voor die verordening uit de monetaire financiële instellingen (MFI's) die ingezeten zijn in de eurogebied-lidstaten.

    (5)

    De monetaire aggregaten van het eurogebied en hun tegenposten worden hoofdzakelijk afgeleid uit de MFI-balansgegevens die worden verzameld uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). De monetaire aggregaten van het eurogebied omvatten evenwel niet alleen monetaire verplichtingen van MFI’s ten aanzien van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid, maar ook monetaire verplichtingen van de centrale overheid ten aanzien van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.

    (6)

    In een aantal eurogebied-lidstaten maken POGI’s geen deel uit van de sector centrale overheid in het herziene Europees systeem van rekeningen (hierna het „ESR-2010”) vastgelegd in Verordening (EU) nr. 549/2013, en hebben ze niet als enige taak het ontvangen van deposito’s namens hun nationale ministeries van Financiën, maar mogen ze deposito’s voor eigen rekening aantrekken.

    (7)

    POGI’s die deposito’s aantrekken, verrichten in dat opzicht werkzaamheden die met werkzaamheden van MFI’s vergelijkbaar zijn. Op beide soorten entiteiten dienen vergelijkbare statistische rapportagevereisten van toepassing te zijn, voorzover deze vereisten voor hun werkzaamheden relevant zijn.

    (8)

    Het is noodzakelijk een geharmoniseerde behandeling en de beschikbaarheid van statistische gegevens inzake door POGI’s aangetrokken deposito’s te verzekeren,

    (9)

    De normen voor de bescherming en het gebruik van vertrouwelijke statistische informatie, zoals vastgelegd in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98, dienen van toepassing te zijn,

    (10)

    Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt dat de ECB bevoegd is sancties op te leggen aan informatieplichtigen die niet voldoen aan de in ECB-verordeningen of -besluiten vastgelegde statistische rapportageverplichtingen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Definities

    In deze verordening gelden de volgende definities:

    1.

    „informatieplichtigen” en „ingezeten” hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

    2.

    „postcheque- en girodienst (POGI)”: een postkantoor dat behoort tot de sector „niet-financiële vennootschappen” (sector 11, ESR-2010), en, in aanvulling op postale diensten, deposito’s aantrekt van niet-MFI-ingezetenen van het eurogebied, teneinde voor hun deposanten overmakingsdiensten te verrichten;

    3.

    „desbetreffende NCB”: de NCB van de eurogebied-lidstaat waarin de POGI ingezeten is.

    Artikel 2

    Werkelijke populatie van informatieplichtigen

    1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de POGI’s die ingezetenen zijn van de eurogebied-lidstaten.

    2.   De directie kan een lijst van onder deze verordening vallende POGI’s opstellen en bijhouden. De NCB’s en de ECB maken deze lijst, en de herzieningen ervan, op passende wijze toegankelijk voor de betrokken POGI’s, waaronder via elektronische weg, het internet of, op verzoek van de betrokken POGI’s, in gedrukte vorm. Deze lijst dient uitsluitend ter informatie. Ingeval de meest recent beschikbare versie van de lijst onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan POGI’s die niet naar behoren aan hun statistische rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover deze te goeder trouw afgingen op de onjuiste lijst.

    3.   NCB’s kunnen POGI’s vrijstellen van het vereiste om statistische gegevens te rapporteren uit hoofde van deze verordening, indien de vereiste statistische gegevens reeds uit andere beschikbare bronnen worden verzameld. NCB's gaan na of aan deze voorwaarde tijdig werd voldaan om een vrijstelling te verlenen of, indien nodig, in te trekken bij het begin van elk jaar, zulks in samenspraak met de ECB.

    Artikel 3

    Statistische rapportagevereisten

    1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen rapporteert maandelijkse statistische gegevens aan de desbetreffende NCB in termen van standen inzake haar balans per maandultimo.

    2.   De uit hoofde van deze verordening vereiste, in de bijlagen I en II gespecificeerde statistische gegevens betreffen door een POGI voor eigen rekening uitgevoerde werkzaamheden.

    3.   De uit hoofde van deze verordening vereiste statistische gegevens worden gerapporteerd met inachtneming van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals vastgelegd in bijlage III.

    4.   De NCB’s definiëren en passen de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale vereisten. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de op grond van deze verordening vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.

    Artikel 4

    Fusies, splitsingen en reorganisaties

    In het geval van een fusie, splitsing of een andere reorganisatie die de naleving van zijn statistische verplichtingen kan beïnvloeden, stelt de betreffende informatieplichtige, zodra het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke transactie openbaar geworden is en binnen een redelijke tijd voor de effectuering ervan, de desbetreffende NCB in kennis van de voorgenomen procedures ter nakoming van de in deze verordening neergelegde statistische rapportageverplichtingen.

    Artikel 5

    Tijdigheid

    De NCB’s versturen de krachtens artikel 3, leden 1 en 2, gerapporteerde statistische gegevens aan de ECB uiterlijk aan het einde van de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop zij betrekking hebben. De NCB’s bepalen wanneer zij gegevens van informatieplichtigen moeten ontvangen om aan deze termijn te kunnen voldoen.

    Artikel 6

    Regels inzake financiële administratie ten behoeve van statistische rapportage

    1.   Met inachtneming van de leden 2 en 3 zijn de door POGI’s toegepaste regels inzake financiële administratie voor de rapportage krachtens deze verordening de regels neergelegd in de desbetreffende nationale omzetting van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (5), alsook in eventuele andere geldende internationale boekhoudkundige normen.

    2.   Depositoverplichtingen en leningen worden tegen het nominale per maandultimo uitstaande bedrag gerapporteerd. Depositoverplichtingen en leningen worden niet gesaldeerd met enige andere activa of passiva.

    3.   Onverminderd de actuele administratieve praktijken en salderingsregelingen in de eurogebied-lidstaten, worden alle financiële activa en passiva voor statistische doeleinden op een brutobasis gerapporteerd.

    4.   NCB’s kunnen de rapportage van leningen waarvoor voorzieningen zijn getroffen, zonder deze voorzieningen toestaan, alsook de rapportage van overgenomen leningen tegen de ten tijde van verkrijging overeengekomen prijs, op voorwaarde dat alle ingezeten informatieplichtigen deze rapportagepraktijken toepassen.

    Artikel 7

    Verificatie en gedwongen verzameling

    De NCB’s oefenen het recht uit tot verificatie of gedwongen verzameling van de gegevens die informatieplichtigen krachtens deze verordening verstrekken, onverminderd het recht van de ECB om dit recht zelf uit te oefenen. De NCB's oefenen dit recht met name uit wanneer een POGI die onderdeel uitmaakt van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals omschreven in bijlage III.

    Artikel 8

    Eerste rapportage

    De eerste rapportage begint met de maandelijkse gegevens voor december 2014.

    Artikel 9

    Intrekking

    1.   Verordening (EG) nr. 1027/2006 (ECB/2006/8) wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

    2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

    Artikel 10

    Slotbepalingen

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 18 oktober 2013.

    Namens de Raad van bestuur van de ECB

    De president van de ECB

    Mario DRAGHI


    (1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

    (2)  PB L 184 van 6.7.2006, blz. 12.

    (3)  PB L 174, van 26.6.2013, blz. 1.

    (4)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

    (5)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.


    BIJLAGE I

    STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

    Image


    BIJLAGE II

    DEFINITIES IN VERBAND MET DE STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

    Consolidatie voor statistische doeleinden binnen hetzelfde nationale grondgebied

    POGI’s consolideren voor statistische doeleinden de werkzaamheden van al hun op hetzelfde nationale grondgebied gevestigde kantoren (maatschappelijke zetel of hoofdkantoor en/of bijkantoren). Voor statistische doeleinden is grensoverschrijdende consolidatie niet toegestaan.

    a)

    Indien een moedermaatschappij en haar dochterondernemingen in dezelfde lidstaat gevestigde POGI’s zijn, is het de moedermaatschappij toegestaan in haar statistische rapportages de werkzaamheden van deze dochterondernemingen te consolideren.

    b)

    Indien een POGI bijkantoren op het grondgebied van de andere eurogebied-lidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven eurogebied-lidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in de andere eurogebied-lidstaten. Een in een gegeven eurogebied-lidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd op het grondgebied van de andere eurogebied-lidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in de andere eurogebied-lidstaten.

    c)

    Indien een POGI bijkantoren buiten het grondgebied van de eurogebied-lidstaten heeft, beschouwt de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor in een gegeven eurogebied-lidstaat de posities ten aanzien van al deze bijkantoren als posities ten aanzien van ingezetenen in de rest van de wereld. Een in een gegeven eurogebied-lidstaat gevestigd bijkantoor beschouwt daarentegen de posities ten aanzien van de maatschappelijke zetel of het hoofdkantoor of andere bijkantoren van dezelfde instelling die zijn gevestigd buiten de eurogebied-lidstaten, als posities ten aanzien van ingezetenen in het buitenland.

    Sectorendefinities

    Het ESR-2010 stelt de norm voor de sectorindeling. Tegenpartijen van POGI’s op het grondgebied van de eurogebied-lidstaten worden bepaald aan de hand van hun binnenlandse sector of institutionele classificatie conform de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor statistische doeleinden bijgehouden lijsten en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen die wordt verschaft door het „Monetary, financial institutions and markets statistics sector manual. Guidance for the statistical classification of customers” van de ECB.

    Tabel

    Sectorendefinities

    Sector

    Definitie

    MFI's

    MFI’s zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). Deze sector bestaat uit NCB's, kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Unierecht, geldmarktfondsen, overige financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito’s en/of daarmee vergelijkbare financiële titels aan te trekken van andere entiteiten dan MFI’s, en voor eigen rekening, ten minste in economische zin, leningen te verstrekken en/of te beleggen in effecten, en instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld

    Overheid

    De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR-2010, paragraaf 2.111, 2.112 en 2.113)

    Centrale overheid

    Deze subsector (S.1311) omvat alle bestuursinstellingen van de staat en andere centrale organen waarvan de bevoegdheid zich gewoonlijk over het gehele economische gebied uitstrekt, met uitzondering van socialezekerheidsfondsen (ESR-2010, paragraaf 2.114)

    Deelstaatoverheid

    Deze subsector (S.1312) bestaat uit die typen van bestuursinstellingen die afzonderlijke institutionele eenheden zijn en die bepaalde overheidsfuncties, met uitzondering van het beheer van socialezekerheidsfondsen, uitoefenen op een lager niveau dan de centrale overheid en op een hoger niveau dan de institutionele eenheden van de lagere overheid (ESR-2010, paragraaf 2.115)

    Lagere overheid (S.1313)

    Deze subsector (S.1313) omvat de instellingen van openbaar bestuur waarvan de bevoegdheid zich slechts tot een lokaal gedeelte van het economische gebied uitstrekt, met uitzondering van de plaatselijke instellingen van socialezekerheidsfondsen (ESR-2010, paragraaf 2.116)

    Socialezekerheidsfondsen

    De subsector socialezekerheidsfondsen (S.1314) omvat de institutionele eenheden op centraal, deelstaat- en lokaal niveau waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verstrekken van sociale uitkeringen en die aan elk van de volgende twee criteria voldoen a) bepaalde bevolkingsgroepen zijn bij wet- of regelgeving verplicht aan de regeling deel te nemen dan wel premies te betalen, en b) de overheid is verantwoordelijk voor het beheer van de instelling wat de vaststelling of goedkeuring van de premies en uitkeringen betreft, ongeacht haar rol als toezichthoudend orgaan of werkgever (ESR-2010, paragraaf 2.117)

    Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

    Beleggingsfondsen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening 1073(EU) nr. /2013 (ECB/2013/38) houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen. Deze subsector bestaat uit alle collectieve beleggingsinstellingen m.u.v. geldmarktfondsen die beleggen in financiële en/of niet-financiële activa, voorzover belegging van bij het publiek aangetrokken kapitaal hun doelstelling is

    Overige financiële intermediairs, m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

    De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito's (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. (ESR-2010, paragraaf 2.86 tot en met 2.94)

    De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat ook hoofdkantoren waarvan de dochterondernemingen allemaal of voor het merendeel financiële instellingen zijn (ESR-2010, paragraaf 2.95, 2.96 en 2.97)

    De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van de activa of passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat ook holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR-2010, paragraaf 2.98 en 2.99)

    Verzekeringsinstellingen

    De subsector verzekeringsinstellingen (S. 128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering(ESR-2010, paragraaf 2.100 tot en met 2.104)

    Pensioenfondsen

    De subsector pensioenfondsen (S. 129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR-2010, paragraaf 2.105 tot en met 2.110)

    Niet-financiële vennootschappen

    De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat eveneens niet-financiële quasivennootschappen (ESR-2010, paragraaf 2.45 tot en met 2.54)

    Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens

    De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen

    De sector huishoudens omvat eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover zij niet als quasi-vennootschappen worden behandeld, die marktproducent zijn (ESR-2010, paragraaf 2.118 tot en met 2.128)

    De sector instellingen zonder winstoogmerk (izw's) ten behoeve van huishoudens (S.15) bestaat uit izw's met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR-2010, paragraaf 2.129 en 2.130)

    Definities van instrumentencategorieën

    1.

    Deze tabel omvat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de instrumentencategorieën die NCB's, conform deze verordening, omzetten in op nationaal niveau van toepassing zijnde categorieën. De tabel is geen lijst van individuele financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het ESR-2010.

    2.

    Oorspronkelijke looptijd, d.w.z. looptijd bij uitgifte, heeft betrekking op de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost, bv. schuldbewijzen, of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost, bv. bij sommige soorten deposito’s. De opzegtermijn is de tijdspanne tussen het ogenblik waarop de houder zijn voornemen om tot aflossing over te gaan bekendmaakt, en het ogenblik waarop het hem is toegestaan het instrument zonder een boete in geld om te zetten. Financiële instrumenten worden alleen naar opzegtermijn ingedeeld als er geen vaste looptijd is.

    3.

    Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden op grond van het feit of ze al dan niet verhandelbaar zijn. Een aanspraak is verhandelbaar als de eigendom ervan gemakkelijk kan worden overgedragen van de ene eenheid naar de andere door levering of endossement, of, in geval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument in potentie kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands („over-the-counter”) te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.

    Gedetailleerde beschrijving van de instrumentencategorieën die voorkomen op de geaggregeerde balans op maandbasis

    ACTIVACATEGORIEËN

    Categorie

    Beschrijving van de belangrijkste kenmerken

    1.

    Geld

    Aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen

    2.

    Leningen

    Bezit aan financiële activa die ontstaan wanneer crediteuren gelden uitlenen aan debiteuren die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven. Deze post omvat eveneens activa in de vorm van door informatieplichtigen geplaatste deposito's.

    Deze post omvat:

    a)

    deposito's, zoals gedefinieerd in passivacategorie 5;

    b)

    dubieuze vorderingen die nog niet zijn terugbetaald of afgeschreven

    Het totale bedrag aan leningen waarvan terugbetaling achterstallig is of waarvan anderszins wordt vastgesteld dat ze, geheel of gedeeltelijk, niet volwaardig zijn, conform de definitie van wanbetaling in artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

    c)

    bezit aan niet-verhandelbare effecten

    Aangehouden schuldbewijzen die niet verhandelbaar zijn en niet op secundaire markten kunnen worden verhandeld;

    d)

    verhandelde leningen

    Leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „leningen”, mits er geen bewijs is van handel op de secundaire markt. Anders dienen ze ingedeeld te worden als schuldbewijzen (categorie 3);

    e)

    achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen

    Achtergestelde schuldpapieren geven een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status (bv. deposito's/leningen) zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op deelnemingen. Voor statistische doeleinden worden achtergestelde schulden behandeld als „leningen” of als „schuldbewijzen” overeenkomstig de aard van het instrument. Indien het gangbaar is alle vormen van door POGI's aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als één enkel cijfer aan te geven, wordt dit cijfer onder de post „schuldbewijzen” opgenomen, vanwege het feit dat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen;

    f)

    vorderingen uit hoofde van repotransacties met wederverkoopverplichting of effectenleningen tegen geldelijke zekerheid

    Tegenpost van gelden betaald in ruil voor door informatieplichtigen tegen een bepaalde koers gekochte effecten onder beding van wederverkoop van dezelfde of soortgelijke effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum in de toekomst, of effectenleningen tegen geldelijke zekerheid.

    De volgende post wordt niet als een lening ingedeeld:

     

    leningen op basis van een trust

     

    Leningen op basis van een trust, d.w.z. trustleningen of fiduciaire leningen, zijn leningen die worden afgesloten op naam van een partij (hierna „de bewindvoerder”) namens een derde (hierna „de begunstigde”). Voor statistische doeleinden hoeven trustleningen niet op de balans van de bewindvoerder opgenomen te worden indien de aan de eigendom van de gelden verbonden risico's en beloningen voor de begunstigde blijven. De aan de eigendom verbonden risico's en beloningen blijven voor de begunstigde indien: a) de begunstigde het kredietrisico van de lening op zich neemt, d.w.z. de bewindvoerder is alleen verantwoordelijk voor het administratieve beheer van de lening; of b) de belegging van de begunstigde wordt gegarandeerd tegen verlies, voor het geval dat de bewindvoerder failliet mocht gaan, d.w.z. de trustlening maakt geen deel uit van de activa van de bewindvoerder die in het geval van een faillissement kunnen worden uitgedeeld.

    3.

    Schuldbewijzen

    Aangehouden schuldbewijzen, die verhandelbare, als schuldbewijs dienende financiële instrumenten zijn, gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling

    Deze post omvat:

    a)

    aangehouden effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum;

    b)

    leningen die verhandelbaar zijn geworden op een gereguleerde markt, d.w.z. verhandelde leningen, mits er bewijs is van handel op de secundaire markt, waaronder het bestaan van marktmakers, en van een regelmatige notering van het financiële actief, zoals door het bestaan van spreads tussen bied- en laatkoers. Indien dit niet het geval is, dienen ze te worden ingedeeld onder de actiefpost „leningen” (zie ook „verhandelde leningen” in categorie 2d);

    c)

    achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen (zie ook „achtergestelde schuld in de vorm van deposito's of leningen” in categorie 2e).

    Effecten die uitgeleend worden op grond van effectenuitleentransacties of verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet geregistreerd op de balans van de tijdelijke verkrijger) indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet alleen een optie om dat te doen. Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, moet deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van effecten worden geregistreerd en op de balans van de tijdelijke verkrijger worden opgenomen als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

    3a/3b.

    Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/van meer dan één jaar en tot en met twee jaar

    Deze posten omvatten:

    a)

    aangehouden verhandelbare schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/van meer dan één jaar en tot en met twee jaar;

    b)

    leningen die verhandelbaar zijn geworden op een gereguleerde markt, d.w.z. verhandelde leningen die worden ingedeeld als schuldbewijzen, met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/van meer dan één jaar en tot en met twee jaar;

    c)

    achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/van meer dan één jaar en tot en met twee jaar.

    4.

    Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

    Deze actiefpost omvat aangehouden aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen (zie definitie in 1071Verordening (EU) nr. /2013 (ECB/2013/33) bijlage I, deel 1, paragraaf 2)


    CATEGORIEËN PASSIVA

    Categorie

    Beschrijving van de belangrijkste kenmerken

    5.

    Deposito's

    Bedragen (deposito's of anderszins), die informatieplichtigen verschuldigd zijn aan crediteuren en die voldoen aan de kenmerken beschreven in paragraaf 1 van deel 1 van bijlage I van Verordening (EU) nr. /2013 1071(ECB/2013/33). Ten behoeve van het rapportagekader wordt deze categorie uitgesplitst in girale deposito’s, deposito's met vaste looptijd en deposito’s met opzegtermijn

    a)

    Deposito's en leningen

    „Deposito's” omvatten tevens „leningen” als passiva van POGI's. Conceptueel gesproken zijn leningen door POGI's ontvangen bedragen die niet in de vorm van „deposito’s” worden gestructureerd. Het ESR-2010 maakt onderscheid tussen „leningen” en „deposito's” op grond van de partij die het initiatief neemt, d.w.z. indien dit de geldnemer is, is het een lening, maar indien dit de geldgever is, is het een deposito. In het rapportagekader worden „leningen” niet beschouwd als een aparte categorie aan de passiefzijde van de balans. In plaats daarvan dienen als leningen beschouwde tegoeden zonder differentiatie te worden opgenomen onder de post „depositoverplichtingen”, tenzij het verhandelbare instrumenten zijn. Dit is in overeenstemming met de boven gegeven definitie van „depositoverplichtingen”. Leningen aan POGI's die worden ingedeeld als „depositoverplichtingen”, worden uitgesplitst conform de vereisten van het rapportagekader, d.w.z. naar sector, instrument, valuta en looptijd. Door informatieplichtigen ontvangen syndicaatsleningen vallen in deze categorie.

    b)

    Niet-verhandelbare schuldinstrumenten

    Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven schuldinstrumenten dienen in het algemeen te worden geclassificeerd als „depositoverplichtingen”. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven schuldinstrumenten die nadien verhandelbaar worden en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld, dienen als „schuldbewijzen” te worden ingedeeld.

    c)

    Margestortingen

    Margestortingen (margins) uit hoofde van derivatencontracten dienen als „depositoverplichtingen” ingedeeld te worden, indien ze bij POGI’s gedeponeerde geldelijke zekerheid vormen, eigendom blijven van de deposant en bij afloop van het contract aan de deposant worden terugbetaald. In beginsel dienen door de informatieplichtige ontvangen marges alleen als „depositoverplichtingen” geclassificeerd te worden voor zover de POGI middelen tot haar beschikking krijgt die zonder meer opnieuw kunnen worden uitgeleend; indien een gedeelte van de door de POGI ontvangen marges aan een andere deelnemer op de derivatenmarkt moet worden doorgegeven, bv. het clearinghuis, dient alleen het voor de POGI beschikbaar blijvende gedeelte in beginsel als „depositoverplichtingen” geclassificeerd te worden. De complexiteit van de huidige marktpraktijken maakt een vaststelling van die marges die voor de POGI middelen zijn voor het opnieuw uitlenen of marges die daadwerkelijk terugbetaalbaar zijn, wellicht moeilijk omdat verschillende soorten marges zonder onderscheid op dezelfde rekeningen worden geplaatst. In deze gevallen is het aanvaardbaar deze marges in te delen als „overige verplichtingen” of „depositoverplichtingen”.

    d)

    Geoormerkte uitstaande bedragen

    Volgens nationale praktijk worden „geoormerkte uitstaande bedragen” in verband met bijvoorbeeld leasing contracten als depositoverplichtingen geclassificeerd onder „deposito’s met vaste looptijd” of „deposito’s met opzegtermijn”, afhankelijk van de looptijd/bepalingen van het onderliggende contract.

    De volgende post wordt niet als een deposito ingedeeld:

    gelden (deposito’s) die op een trustbasis worden ontvangen, worden niet opgenomen op de statistische balans van de POGI (zie „leningen op basis van een trust” onder categorie 2)

    5.1.

    Girale deposito’s

    Deposito’s die zonder significante vertraging, beperking of boete kunnen worden omgezet in chartaal geld en/of die per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. Deze post omvat:

    a)

    saldi (rentedragend of niet) die, zonder significante boete of beperkingen, onmiddellijk of aan het eind van de werkdag volgend op die waarop ze werden opgevraagd, in chartaal geld kunnen worden omgezet, maar niet overdraagbaar zijn;

    b)

    saldi (rentedragend of niet) in „op hardware gebaseerd” of „op software gebaseerd” elektronisch geld, bv. elektronische portemonnees;

    c)

    leningen, die moeten worden afgelost aan het einde van de werkdag volgend op die waarop de lening werd verstrekt.

    5.2.

    Deposito's met vaste looptijd

    Niet-overdraagbare deposito’s die niet in chartaal geld kunnen worden omgezet vóór afloop van een vaste termijn of die slechts vóór afloop daarvan in chartaal geld kunnen worden omgezet als de houder enigerlei boete betaalt. Hiertoe behoren tevens gereguleerde spaartegoeden waarvoor het looptijdcriterium niet relevant is; deze dienen ingedeeld te worden in de looptijdcategorie „langer dan twee jaar”. Financiële producten met roll-over-bepalingen moeten worden ingedeeld naar de kortste looptijd. Alhoewel deposito’s met een vaste looptijd eventueel eerder kunnen worden opgezegd na voorafgaande kennisgeving, of opgezegd kunnen worden op verzoek op straffe van bepaalde boeten, worden deze kenmerken niet relevant geacht voor classificatiedoeleinden

    5.2a/5.2b.

    Deposito's met een vaste looptijd tot en met één jaar/van meer dan één jaar en tot en met twee jaar

    Deze posten omvatten voor elke looptijduitsplitsing:

    a)

    geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar die niet-overdraagbaar zijn en vóór het einde van de looptijd niet in chartaal geld kunnen worden omgezet;

    b)

    geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar die niet-overdraagbaar zijn, maar wel na voorafgaande opzegging opvraagbaar zijn; na opzegging dienen deze tegoeden in 5.3a ingedeeld te worden;

    c)

    geplaatste tegoeden met een vaste looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar die niet-overdraagbaar zijn, maar onder betaling van een boete onmiddellijk opvraagbaar zijn;

    d)

    margestortingen uit hoofde van derivatencontracten met een looptijd van hoogstens één jaar/tussen één en twee jaar die geldelijke zekerheid tegen kredietrisico vormen, maar eigendom blijven van de deposant en aan de deposant worden terugbetaald bij afloop van het contract;

    e)

    leningen die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven, met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar;

    f)

    niet-verhandelbare, door POGI’s uitgegeven schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar;

    g)

    achtergestelde door POGI’s uitgegeven schuldbewijzen in de vorm van deposito’s of leningen met een oorspronkelijke looptijd tot en met één jaar/langer dan één jaar en tot en met twee jaar.

    5.3.

    Deposito's met opzegtermijn

    Niet-overdraagbare deposito’s zonder vaste looptijd die slechts in chartaal geld kunnen worden omgezet met inachtneming van een opzegtermijn; voor de afloop is de omzetting in geld niet mogelijk of slechts mogelijk met een boete. Hiertoe behoren deposito’s die juridisch gezien wellicht onmiddellijk opvraagbaar zijn, maar waarvoor krachtens nationale praktijk boeten en beperkingen gelden (ingedeeld in de looptijdcategorie „tot en met drie maanden”), evenals beleggingsrekeningen zonder opzegtermijn of vaste looptijd, maar met beperkingen ten aanzien van de op te nemen bedragen (ingedeeld in de looptijdcategorie „langer dan drie maanden”)

    5.3a

    Deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden

    Deze post omvat:

    a)

    geplaatste tegoeden zonder vaste looptijd die slechts met inachtneming van een opzegtermijn tot en met drie maanden kunnen worden opgevraagd; als eerdere (of zelfs onmiddellijke) opvraging mogelijk is, gaat dit gepaard met een boete; en

    b)

    niet-overdraagbare geplaatste tegoeden met een vaste looptijd, waarbij ten behoeve van vervroegde aflossing opzegging van toepassing is geweest met een opzegtermijn van minder dan drie maanden.

    Daarnaast omvatten deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden niet-overdraagbare direct opvraagbare spaartegoeden en andere tegoeden waarvoor, hoewel de tegoeden juridisch gezien onmiddellijk opvraagbaar zijn, aanzienlijke boeten gelden


    BIJLAGE III

    DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN TOE TE PASSEN MINIMUMKWALITEITSNORMEN

    Informatieplichtigen dienen de volgende miniumkwaliteitsnormen in acht te nemen, om aan de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.

    1.

    Minimumnormen voor transmissie:

    a)

    de rapportage gebeurt tijdig en binnen de termijn die door de desbetreffende NCB is vastgesteld;

    b)

    vorm en formaat van de statistische rapporten voldoen aan de technische rapportagevereisten die door de desbetreffende NCB zijn vastgesteld;

    c)

    de informatieplichtige verschaft de gegevens van een of meerdere contactpersonen aan de desbetreffende NCB;

    d)

    de datatransmissie aan de desbetreffende NCB’s vindt plaats met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

    2.

    Minimumnormen voor nauwkeurigheid:

    a)

    statistische gegevens zijn juist: aan alle lineaire beperkingen moet worden voldaan (bv. activa en schulden dienen gelijk te zijn, en opgetelde subtotalen moeten gelijk zijn aan totalen);

    b)

    de informatieplichtigen zijn in staat informatie verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

    c)

    de statistische gegevens zijn volledig en bevatten geen continue of structurele leemten; er dient gewezen te worden op eventuele bestaande leemten, waarvoor aan de desbetreffende NCB een verklaring dient te worden gegeven en die, waar van toepassing, zo snel mogelijk dienen verholpen te worden;

    d)

    de informatieplichtigen houden zich aan afmetingen, afrondingsbeleid en decimalen die door de desbetreffende NCB voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld.

    3.

    Minimumnormen voor conceptuele naleving:

    a)

    statistische gegevens worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening;

    b)

    in geval van afwijking van deze definities en classificaties, moeten informatieplichtigen op gezette tijden het verschil controleren en kwantificeren tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf die in deze verordening is vervat;

    c)

    informatieplichtigen kunnen een verklaring geven voor eventuele breuken in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande perioden.

    4.

    Minimumnormen voor herzieningen

    Het beleid en de procedures die door de ECB en de desbetreffende NCB met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld, dienen te worden gevolgd. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen worden van een toelichting voorzien.


    BIJLAGE IV

    Concordantietabel

    Verordening (EG) nr. 1027/2006 (ECB/2006/8)

    Deze verordening

    Artikel 1, 2 en 3

    Artikel 1, 2 en 3

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 5

    Artikel 5

    Artikel 6

    Artikel 6

    Artikel 7

    Artikel 8

    Artikel 9

    Artikel 7

    Artikel 10

    Bijlage I

    Bijlage I


    Top