This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006R1717
Regulation (EC) No 1717/2006 of the European Parliament and of the Council of 15 November 2006 establishing an Instrument for Stability
Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument
Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument
PB L 327 van 24/11/2006, p. 1–11
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013
24.11.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 327/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1717/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 november 2006
tot invoering van een stabiliteitsinstrument
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 179, lid 1, en artikel 181A,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Gemeenschap verleent veel economische, financiële, technische, humanitaire en macro-economische hulp aan derde landen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het externe optreden van de Europese Unie (hierna „EU” genoemd) waaraan de communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp bijdragen, is het scheppen van een stabiel klimaat voor menselijke en economische ontwikkeling en het bevorderen van mensenrechten, democratie en fundamentele vrijheden. In hun conclusies over de doeltreffendheid van het externe optreden van de EU van november 2004 stelden de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, dat vrede, veiligheid en stabiliteit samen met mensenrechten, democratie en „good governance” essentiële elementen voor duurzame economische groei en de uitbanning van armoede zijn. |
(2) |
In het EU-programma ter voorkoming van gewelddadige conflicten, dat door de Europese Raad is bekrachtigd, wordt benadrukt dat „politieke inzet van de EU voor conflictpreventie een van de belangrijkste doelstellingen van het buitenlandse beleid van de EU is” en aangegeven dat de instrumenten van de communautaire ontwikkelingssamenwerking een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking hiervan en aan de ontwikkeling van de EU tot wereldspeler. |
(3) |
Maatregelen die krachtens deze verordening genomen worden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 177 en 181 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „EG-Verdrag” genoemd), kunnen complementair zijn met en dienen aan te sluiten bij de maatregelen die de EU heeft goedgekeurd voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het kader van titel V en maatregelen die zijn goedgekeurd in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna „EU-Verdrag” genoemd). De Raad en de Commissie dienen samen te werken om deze consistentie te garanderen, elk in overeenstemming met de eigen bevoegdheden. |
(4) |
De Europese consensus inzake ontwikkeling, die door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie op 22 november 2005 werd goedgekeurd en door de Europese Raad op 15 en 16 december 2005 werd verwelkomd, zegt dat de Gemeenschap, binnen de respectieve bevoegdheden van haar instellingen, een alomvattende preventiebenadering zal ontwikkelen ten aanzien van de problematiek van zwakke staten, conflicten, natuurrampen en andere soorten crises en dat deze verordening daaraan een bijdrage dient te leveren. |
(5) |
De Europese Raad heeft op 12 december 2003 zijn goedkeuring gehecht aan de Europese veiligheidsstrategie. |
(6) |
Volgens de verklaring van de Europese Raad over terrorismebestrijding van 25 maart 2004 moeten doelstellingen in verband met terrorismebestrijding geïntegreerd worden in de programma's voor buitenlandse hulp. Ook in de EU-Millenniumstrategie inzake het voorkomen en controleren van georganiseerde misdaad, die op 27 maart 2000 door de Raad werd goedgekeurd, werd opgeroepen tot nauwere samenwerking met derde landen. |
(7) |
Stabilisatie na een crisis vergt langdurige en flexibele inzet van de internationale gemeenschap, met name de eerste jaren na een crisis, op basis van geïntegreerde overgangsstrategieën. |
(8) |
De uitvoering van hulpprogramma's in tijden van crisis en politieke instabiliteit vereist specifieke maatregelen om voldoende flexibiliteit in de besluitvorming en de toewijzing van financiële middelen te garanderen, evenals versterkte maatregelen om de samenhang met bilaterale hulp en de bundeling met andere donormiddelen te garanderen, waaronder de overdracht van overheidstaken door middel van onrechtstreeks gecentraliseerd beheer. |
(9) |
In de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad naar aanleiding van de mededelingen van de Commissie inzake de samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling wordt benadrukt dat de maatregelen in het kader van verschillende communautaire financieringsinstrumenten in crisissituaties goed op elkaar moeten aansluiten. |
(10) |
Om de bovengenoemde kwesties doelmatig en tijdig te kunnen aanpakken zijn specifieke financiële middelen en instrumenten nodig die een aanvulling kunnen vormen op humanitaire hulp en de samenwerkingsinstrumenten voor de lange termijn. Humanitaire hulp moet ook in de toekomst verleend worden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (2). |
(11) |
Naast de maatregelen die met de partnerlanden zijn overeengekomen in het kader van het samenwerkingsbeleid op basis van de samenhangende communautaire instrumenten voor externe hulp, moet de Gemeenschap hulp kunnen verlenen gericht op belangrijke mondiale en transnationale problemen die potentieel destabiliserend zijn. |
(12) |
In de „Richtsnoeren voor de versterking van de operationele samenwerking tussen de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en de lidstaten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking” van 2001 wordt benadrukt dat de buitenlandse hulpverleningen van de EU beter op elkaar afgestemd moet worden. |
(13) |
Deze verordening stelt voor de periode 2007-2013 de financiële middelen vast die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3). |
(14) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). |
(15) |
Deze verordening bestrijkt het terrein en komt in de plaats van een aantal bestaande verordeningen betreffende de externe hulpverlening van de Gemeenschap; die verordeningen moeten dan ook worden ingetrokken. |
(16) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de noodzakelijke multilaterale respons op de in deze verordening beschreven terreinen, kunnen zij vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgenomen optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
DOELSTELLINGEN EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Doelstellingen
1. De Gemeenschap neemt maatregelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en van financiële, economische en technische samenwerking met derde landen overeenkomstig de in deze verordening genoemde voorwaarden.
2. |
|
3. De maatregelen uit hoofde van dit instrument kunnen een aanvulling vormen op en dienen consistent te zijn met de maatregelen uit hoofde van titel V en titel VI van het EU-Verdrag.
Artikel 2
Aanvullend karakter van de communautaire steun
1. De krachtens deze verordening verleende Gemeenschapssteun is een aanvulling op de steun die uit hoofde van verwante communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp wordt geboden. Deze steun wordt slechts verleend voor zover geen adequate en effectieve reactie uit hoofde van bovengenoemde instrumenten mogelijk is.
2. De Commissie ziet erop toe dat in het kader van deze verordening genomen maatregelen stroken met het algemene beleidskader van de Gemeenschap voor het partnerland, en met name met de doelen van de in lid 1 bedoelde instrumenten, alsook met andere relevante maatregelen van de Gemeenschap.
3. Ter verhoging van de doelmatigheid en de samenhang van communautaire en nationale steunmaatregelen, dient de Commissie een nauwe coördinatie tussen haar eigen activiteiten en die van de lidstaten op het niveau van de besluitvorming en in het veld te bevorderen. Te dien einde maken de lidstaten en de Commissie gebruik van een systeem voor de uitwisseling van gegevens.
Artikel 3
Hulp in respons op crises of dreigende crises
1. Ter uitvoering van de in artikel 1, lid 2, onder a), geformuleerde specifieke doelstellingen kan de Gemeenschap technische en financiële hulp bieden in respons op noodsituaties, crises of dreigende crises, situaties die een gevaar betekenen voor de democratie, de rechtsstaat en de openbare orde, de bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden of voor de veiligheid van personen, of situaties die dreigen te escaleren tot gewapende geschillen of die dreigen het derde land of de derde landen in kwestie te destabiliseren. Dit soort maatregelen kan eveneens gericht zijn op situaties waarin de Gemeenschap met een beroep op de clausule „essentiële elementen” van internationale overeenkomsten de samenwerking met derde landen geheel of gedeeltelijk opschort.
2. |
|
3. |
|
Artikel 4
Bijstand in het kader van stabiele samenwerkingsvoorwaarden
1. |
Situaties die een bedreiging vormen voor de rechtsstaat en de openbare orde, de veiligheid en de zekerheid van individuen, kritische infrastructuur en de volksgezondheid. De bijstand dekt:
|
2. |
Vermindering van en paraatheid voor risico's in verband met chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en stoffen. De bijstand dekt:
Voor de onder b) en d) genoemde maatregelen wordt de nadruk specifiek gelegd op bijstand aan regio's of landen waar er nog voorraden van de aldaar bedoelde materialen of stoffen zijn en er een risico voor verspreiding van deze materialen bestaat. |
3. |
Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis Steun voor langetermijnmaatregelen gericht op de opbouw en de versterking van de capaciteit van internationale, regionale en lokale organisaties en overheids- en particuliere actoren met betrekking tot hun inspanningen op het gebied van:
De in dit punt genoemde maatregelen omvatten de overdracht van knowhow, de uitwisseling van informatie, de beoordeling van risico's/bedreigingen, onderzoek en analyse, vroegtijdige waarschuwingssystemen en opleiding. De maatregelen kunnen, waar nodig, ook betrekking hebben op financiële en technische bijstand voor de uitvoering van de aanbevelingen van de VN-commissie voor vredesopbouw die onder de doelstellingen van het communautaire samenwerkingsbeleid vallen. |
TITEL II
TENUITVOERINGLEGGING
Artikel 5
Algemeen kader van tenuitvoerlegging
a) |
Buitengewone steunmaatregelen en interim-responsprogramma's. |
b) |
Op meer landen gerichte strategiedocumenten, indicatieve meerjarenprogramma's en thematische strategiedocumenten. |
c) |
Jaarlijkse actieprogramma's. |
d) |
Bijzondere maatregelen. |
Artikel 6
Buitengewone steunmaatregelen en interim-responsprogramma's
1. De communautaire steunverlening uit hoofde van artikel 3 wordt uitgevoerd door middel van buitengewone steunmaatregelen en van interim-responsprogramma's.
2. De Commissie kan buitengewone steunmaatregelen vaststellen in crisissituaties zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, en in uitzonderlijke en onvoorziene situaties bedoeld in artikel 3, lid 3, indien de doelmatigheid van de maatregelen afhangt van snelle of soepele tenuitvoerlegging. Dergelijke maatregelen hebben een duur van ten hoogste 18 maanden. De duur van individuele maatregelen kan worden verlengd met nogmaals zes maanden wanneer de tenuitvoerlegging stuit op objectieve en onvoorziene hindernissen, mits het aan de maatregel verbonden financiële bedrag niet hoger wordt.
3. Wanneer de kosten van een buitengewone steunmaatregel het bedrag van 20 000 000 EUR te boven gaan, wordt die maatregel goedgekeurd volgens de in artikel 22, lid 2, genoemde procedure.
4. De Commissie kan interim-responsprogramma's vaststellen voor het scheppen of herstellen van de essentiële voorwaarden voor de normale uitvoering van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van buitenlandse samenwerking. Met deze interim-responsprogramma's wordt voortgebouwd op buitengewone steunmaatregelen. Zij worden goedgekeurd volgens de in artikel 22, lid 2, genoemde procedure.
5. De Commissie houdt de Raad regelmatig op de hoogte van de planning van communautaire steunverlening zoals bedoeld in artikel 3. Alvorens buitengewone steunmaatregelen waarmee minder dan 20 000 000 EUR is gemoeid, vast te stellen of te verlengen, brengt de Commissie de Raad op de hoogte van aard en doel van die maatregelen en het voorziene bedrag. Omwille van de samenhang van het buitenlandse optreden van de EU houdt zij bij de planning en de uitvoering van deze maatregelen rekening met de door de Raad gevolgde beleidsmatige aanpak. Zij stelt de Raad eveneens op de hoogte voordat zij wijzigingen van betekenis aanbrengt in reeds vastgestelde buitengewone steunmaatregelen.
6. Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen zeven maanden na de goedkeuring van buitengewone steunmaatregelen, brengt de Commissie verslag uit aan de Raad en het Europees Parlement, waarbij zij een overzicht verschaft van bestaande en geplande communautaire respons, met inbegrip van de bijdrage uit hoofde van andere communautaire financieringsinstrumenten, de stand van zaken met betrekking tot bestaande op één of meer landen gerichte strategiedocumenten en de rol van de Gemeenschap in breder internationaal en multilateraal verband. In dit verslag vermeldt de Commissie ook of en hoe lang zij de buitengewone steunmaatregelen denkt te zullen voortzetten.
Artikel 7
Op meer landen gerichte strategiedocumenten, strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's
1. Op meer landen gerichte strategiedocumenten vormen de algemene basis voor de tenuitvoerlegging van hulp uit hoofde van artikel 4.
2. In op meer landen gerichte strategiedocumenten wordt de strategie van de Gemeenschap voor de betrokken landen uiteengezet met inachtneming van de behoeften van de betrokken landen, de prioriteiten van de Gemeenschap, de internationale situatie en de activiteiten van de belangrijkste partners.
3. Op meer landen gerichte strategiedocumenten en alle herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2. Zij beslaan aanvankelijk een periode van maximaal de periode van toepassing van deze verordening en worden halverwege herzien.
4. Strategiedocumenten dienen in overeenstemming te zijn met op één of meer landen gerichte of thematische strategiedocumenten die uit hoofde van andere communautaire instrumenten voor buitenlandse hulp worden goedgekeurd, waarbij onderlinge overlapping wordt voorkomen. Zij worden in voorkomende gevallen gebaseerd op een dialoog met het (de) desbetreffende partnerland(en) of partnerregio, alsmede met de burgermaatschappij, teneinde nationale ontwikkelingsstrategieën te ondersteunen en de deelneming en betrokkenheid van het (de) desbetreffende partnerland(en) of partnerregio te waarborgen. Daarnaast vindt waar nodig gezamenlijk overleg plaats tussen de Commissie, de lidstaten en andere donors zodat de samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap goed op die van de lidstaten en andere donors afgestemd zijn. Waar nodig kunnen ook andere belanghebbenden hierbij betrokken worden.
5. Elk op meer landen gericht strategiedocument gaat in voorkomende gevallen vergezeld van een indicatief meerjarenprogramma waarin een samenvatting wordt gegeven van de prioritaire terreinen die voor communautaire financiering zijn geselecteerd, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en het tijdpad voor de communautaire steun en de indicatieve financiële toewijzing, een en ander in zijn algemeenheid en voor elk prioritair beleidsterrein afzonderlijk. De financiële toewijzingen kunnen zich zo nodig binnen bepaalde marges bewegen.
6. In de indicatieve meerjarenprogramma's worden de financiële toewijzingen voor elk programma vastgesteld met gebruikmaking van transparante criteria, op basis van de behoeften en de prestaties van de betrokken partnerlanden of -regio's en met inachtneming van de specifieke problemen die worden ondervonden door landen of regio's die zich in een crisis of een conflict bevinden.
7. Indicatieve meerjarenprogramma's en alle herzieningen of uitbreidingen daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2. Zij worden in voorkomende gevallen vastgelegd in overleg met het (de) betrokken partnerland(en) of regio's.
8. De omvang van de financiële bedragen voor indicatieve meerjarenprogramma's kan naar aanleiding van evaluaties worden verhoogd of verlaagd, met inachtneming van wijzigingen in de situatie, de prestaties en de behoeften van een land en overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in lid 7.
Artikel 8
Jaarlijkse actieprogramma's
1. In de jaarlijkse actieprogramma's worden maatregelen goedgekeurd op basis van de op meer landen gerichte strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's zoals bedoeld in artikel 7.
2. In de jaarlijkse actieprogramma's worden de nagestreefde doelstellingen, de interventiegebieden, de verwachte resultaten, de wijzen van beheer en het totale bedrag aan geplande financiering beschreven. Zij bevatten een beknopte omschrijving van de te financieren acties, een raming van de benodigde financieringsbedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan. In voorkomende gevallen omvatten zij ook de resultaten van eventuele lering die is getrokken uit eerdere hulp. Doelstellingen moeten meetbaar zijn.
3. Jaarlijkse actieprogramma's en elke uitbreiding of herziening daarvan worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 2.
Artikel 9
Bijzondere maatregelen
1. In geval van onvoorziene behoeften of gebeurtenissen en onverminderd de artikelen 7 en 8 keurt de Commissie bijzondere maatregelen goed waarin niet was voorzien in de in artikel 7 bedoelde op meer landen gerichte strategiedocumenten of de in artikel 8 bedoelde indicatieve meerjarenprogramma's.
2. In de bijzondere maatregelen worden de nagestreefde doelstellingen, de interventiegebieden, de verwachte resultaten, de beheerswijzen en het totale bedrag van de geplande financiering beschreven. Zij bevatten een omschrijving van de te financieren acties, een raming van de benodigde financieringsbedragen en een indicatief tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan.
3. Wanneer de kosten van bijzondere maatregelen meer dan 5 000 000 EUR bedragen, worden de maatregelen door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 22, lid 2, beschreven procedure.
4. De Commissie stelt het bij artikel 22, lid 1, opgerichte comité binnen een maand na het besluit in kennis van bijzondere maatregelen die een bedrag vertegenwoordigen van minder dan 5 000 000 EUR.
TITEL III
BEGUNSTIGDEN EN FINANCIERINGSVORMEN
Artikel 10
Voorwaarden
1. |
|
2. Niet-overheidsactoren die uit hoofde van deze verordening in aanmerking komen voor financiële hulp zijn met name: niet-gouvernementele organisaties, organisaties van inheemse bevolkingsgroepen, lokale burgergroeperingen en beroepsgroepen, coöperaties, vakbonden, organisaties die economische en sociale actoren vertegenwoordigen, plaatselijke organisaties (en netwerken daarvan) die actief zijn op het gebied van gedecentraliseerde regionale samenwerking en integratie, consumentenorganisaties, vrouwen- of jongerenorganisaties, onderwijs-, cultuur-, onderzoeks- en wetenschappelijke organisaties, universiteiten, kerken en religieuze verenigingen of gemeenschappen, de media, en alle niet-gouvernementele organisaties en private en publieke stichtingen die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling of de externe dimensie van het interne beleid.
3. Andere entiteiten of actoren die in de leden 1 en 2 niet worden genoemd, kunnen worden gefinancierd wanneer zulks noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.
Artikel 11
Soorten maatregelen
1. |
|
2. Communautaire financiering wordt in beginsel niet gebruikt voor het betalen van belastingen, heffingen of andere financiële lasten in begunstigde landen.
3. Activiteiten die vallen onder Verordening (EG) nr. 1257/96 en uit hoofde daarvan in aanmerking komen voor financiering, kunnen niet in het kader van deze verordening gefinancierd worden.
Artikel 12
Ondersteunende maatregelen
1. De communautaire financiering kan de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, follow-up, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening en het verwezenlijken van de doelstellingen daarvan. Dit omvat ook de uitgaven voor administratieve steun door de delegaties van de Commissie die zich bezighouden met het beheer van de in het kader van deze verordening gefinancierde projecten.
2. Steun kan buiten de indicatieve meerjarenprogramma's om worden gefinancierd. De Commissie keurt dergelijke ondersteunende maatregelen goed overeenkomstig artikel 9.
Artikel 13
Medefinanciering
1. |
|
2. In geval van parallelle medefinanciering wordt het project of programma in meerdere, duidelijk te onderscheiden subprojecten opgedeeld die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de bestemming van de financiering altijd traceerbaar is. In geval van gemeenschappelijke medefinanciering worden de totale kosten van het project of programma verdeeld tussen de partners die de medefinanciering verzorgen, en worden de geldmiddelen gemeenschappelijk ingebracht, dusdanig dat het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van het project of programma na te gaan.
3. In geval van gemeenschappelijke medefinanciering kan de Commissie voor de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties middelen ontvangen en beheren namens de entiteiten bedoeld in lid 1, onder a), b) en c). In dergelijke gevallen voert de Commissie de maatregelen op gecentraliseerd niveau uit, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, door de taak over te dragen aan communautaire agentschappen of door de Gemeenschap ingestelde organen. Dergelijke middelen worden behandeld als ontvangsten die in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) een bestemming hebben gekregen.
Artikel 14
Beheersprocedure
1. De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen worden beheerd en onderworpen aan toezicht, evaluatie en verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.
2. De Commissie kan overheidstaken, met name taken tot uitvoering van de begroting, toevertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 genoemde entiteiten, met name als zij een goede internationale reputatie genieten, internationaal erkende beheers- en controlesystemen hanteren en gecontroleerd worden door de overheid.
3. Bij gedecentraliseerd beheer kan de Commissie besluiten de aanbestedings- en subsidieprocedures van het begunstigde partnerland of de partnerregio te volgen.
Artikel 15
Vastleggingen
1. De begrotingsvastleggingen vinden plaats op basis van de besluiten die door de Commissie krachtens de artikelen 6, 8, 9 en 12 zijn genomen.
2. |
|
Artikel 16
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
1. Alle overeenkomsten die uit deze verordening voortvloeien, dienen bepalingen te bevatten ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, met name ten aanzien van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (7) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (8).
2. De in lid 1 bedoelde overeenkomsten dienen uitdrukkelijk te bepalen dat de Commissie en de Rekenkamer het recht hebben om op basis van documenten of ter plaatse auditcontroles uit te voeren bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschap hebben ontvangen. Voorts dienen zij de Commissie er uitdrukkelijk toe te machtigen controles en verificaties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96.
3. Alle overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van de hulp dienen het in lid 2 bedoelde recht van de Commissie en de Rekenkamer te waarborgen, zowel tijdens als na de uitvoering van de overeenkomst.
Artikel 17
Deelname en oorsprongsregels
1. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening, mag worden deelgenomen door alle natuurlijke of rechtspersonen uit de lidstaten van de Europese Gemeenschap.
2. |
|
3. In geval van maatregelen in een derde land dat volgens de OESO-criteria tot de minst ontwikkelde landen behoort, staat de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten algemeen open.
4. In geval van buitengewone steunmaatregelen en interim-responsprogramma's zoals bedoeld in artikel 6, staat de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten algemeen open.
5. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening, mag in geval van maatregelen ter bereiking van de doelstellingen van artikel 4 worden deelgenomen door alle natuurlijke en rechtspersonen van een ontwikkelingsland of een land in overgang zoals bepaald door de OESO, en door natuurlijke of rechtspersonen uit alle andere landen die uit hoofde van de strategie in aanmerking komen.
6. Aan de aanbesteding van leverings- of subsidiecontracten die worden gefinancierd uit hoofde van deze verordening, mag worden deelgenomen door internationale organisaties.
7. Deskundigen die worden voorgesteld in het kader van de aanbesteding van contracten hoeven niet aan de in dit artikel genoemde nationaliteitseisen te voldoen.
8. Alle leveringen en materialen die worden aangekocht op grond van een contract uit hoofde van deze verordening, moeten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit een land dat op grond van de leden 2 tot en met 5 voor subsidie in aanmerking komt.
9. De deelname van natuurlijke en rechtspersonen uit derde landen of gebieden met traditionele economische, handels- of aardrijkskundige banden met het partnerland wordt per geval beoordeeld. De Commissie kan daarnaast in naar behoren gemotiveerde gevallen de deelname toestaan van natuurlijke en rechtspersonen uit andere landen, of het gebruik van leveringen en materialen van een andere oorsprong.
Artikel 18
Voorfinanciering
De uit voorfinancieringsbetalingen aan de begunstigde verkregen rente wordt afgetrokken van de uiteindelijke betaling.
Artikel 19
Subsidies
Overeenkomstig artikel 114 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 kunnen natuurlijke personen subsidie ontvangen.
Artikel 20
Middelen die aan de Europese Investeringsbank of andere financiële tussenpersonen ter beschikking zijn gesteld
De in artikel 11, lid 1, onder d), bedoelde middelen worden beheerd door financiële tussenpersonen, de Europese Investeringsbank (EIB) of andere banken of organisaties die in staat zijn deze te beheren. De Commissie dient per geval uitvoeringsbepalingen goed te keuren voor dit artikel, met name over de verdeling van de risico's, de beloning van de tussenpersoon die met de tenuitvoerlegging is belast, het gebruik en de invordering van de opbrengsten van het fonds en de afsluiting van de operatie.
Artikel 21
Evaluatie
De Commissie beoordeelt geregeld de resultaten en doelmatigheid van beleidslijnen en programma's en de doeltreffendheid van de programmering, om na te gaan of de doelstellingen zijn verwezenlijkt, en aanbevelingen op te stellen om toekomstige maatregelen te verbeteren. De Commissie zendt inhoudelijke beoordelingsverslagen ter behandeling aan het overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingestelde comité. De resultaten worden in aanmerking genomen bij de opstelling van programma's en de toewijzing van middelen.
TITEL IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 22
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid verwezen wordt, zijn artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 30 dagen.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
4. Een waarnemer van de EIB neemt deel aan de werkzaamheden van het comité voor wat betreft kwesties die betrekking hebben op de EIB.
Artikel 23
Verslaglegging
De Commissie onderzoekt de vooruitgang bij de uitvoering van de maatregelen die krachtens deze verordening zijn genomen en legt het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag over de uitvoering van de hulp voor. Zij zendt deze verslagen ook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Het verslag bevat gegevens met betrekking tot het voorafgaande jaar over de gefinancierde maatregelen, de resultaten van het toezicht en de beoordeling, en de uitvoering van de begroting wat betreft vastleggingen en betalingen per partnerland en -regio en per samenwerkingsterrein.
Artikel 24
Financiële middelen
De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening gedurende de periode 2007-2013 bedragen 2 062 000 000 EUR. De jaarlijkse kredieten worden toegestaan door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financiële kader.
In de periode 2007-2013:
a) |
worden niet meer dan 7 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 1, vallen; |
b) |
worden niet meer dan 15 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 2, vallen; |
c) |
worden niet meer dan 5 procentpunten van de financiële middelen toegewezen aan maatregelen die onder artikel 4, punt 3, vallen. |
Artikel 25
Herziening
De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vóór 31 december 2010 een verslag voor met een evaluatie van de uitvoering van deze verordening gedurende de eerste drie jaar, zo nodig vergezeld van een voorstel met wijzigingen in de verordening.
Artikel 26
Intrekkingen
— |
Verordening (EG) nr. 2130/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 29 oktober 2001 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië (10); |
— |
Verordening (EG) nr. 1725/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in andere landen dan ontwikkelingslanden (11); |
— |
Verordening (EG) nr. 1724/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 inzake de bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (12); |
— |
Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad van 26 februari 2001 tot instelling van een snellereactiemechanisme (13); |
— |
Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR) (14), met uitzondering van artikel 1 bis van die verordening; |
— |
Verordening (EG) nr. 2046/97 van de Raad van 13 oktober 1997 betreffende de Noord-Zuid-samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugs en drugsverslaving (15); |
— |
Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel en wederopbouwacties ten behoeve van ontwikkelingslanden (16). |
2. De ingetrokken verordeningen blijven van toepassing voor rechtshandelingen en vastleggingen voor de begrotingsjaren voorafgaande aan 2007.
Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 november 2006.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitster
P. LEHTOMÄKI
(1) Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 november 2006.
(2) PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(3) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(5) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(6) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
(7) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
(8) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(9) Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).
(10) PB L 287 van 31.10.2001, blz. 3.
(11) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 6.
(12) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 1.
(13) PB L 57 van 27.2.2001, blz. 5.
(14) PB L 122 van 24.5.2000, blz. 27.
(15) PB L 287 van 21.10.1997, blz. 1.
(16) PB L 306 van 28.11.1996, blz. 1.