Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0180

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-180/11

    Bericap Záródástechnikai Bt.

    tegen

    Plastinnova 2000 Kft.

    (verzoek van de Fővárosi Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2004/48/EG — Voorschriften inzake onderzoek van bewijzen in het kader van geding voor nationale rechter waarbij vordering tot nietigverklaring van bescherming van gebruiksmodel is ingesteld — Bevoegdheden van nationale rechter — Verdrag van Parijs — Trips-Overeenkomst”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2012

    1. Recht van de Unie – Voorrang – Nationaal recht dat daarmee in strijd is – Niet-toepasselijkheid van rechtswege van bestaande bepalingen – Verplichting tot naleving van met recht van de Unie strijdige aanwijzingen van hogere rechterlijke instantie – Ontoelaatbaarheid

      (Art. 267 VWEU)

    2. Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Voorwaarden – Vragen die verband houden met reëel geschil of met voorwerp van geding – Verzoek waarin het Hof voldoende preciseringen van feitelijk en juridisch kader worden verstrekt

      (Art. 267 VWEU)

    3. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Uitlegging van door de Gemeenschap en lidstaten krachtens gedeelde bevoegdheid gesloten internationale overeenkomst – Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele eigendom (Trips)

      (Art. 267 VWEU; Trips-Overeenkomst)

    4. Harmonisatie van wetgevingen – Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten – Richtlijn 2004/48 – Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele eigendom (Trips) – Verdrag van Parijs tot bescherming van industriële eigendom – Maatregelen, procedures en rechtsmiddelen voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten – Werkingssfeer – Procedure tot nietigverklaring van bescherming van gebruiksmodel – Daarvan uitgesloten

      (Richtlijn 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, en 3, lid 2; Trips-Overeenkomst, art. 41, leden 1 en 2)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 53-55)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 58)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 67)

    4.  Aangezien de bepalingen van de artikelen 2, lid 1, en 3, lid 2, van richtlijn 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 2, lid 1, van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en artikel 41, leden 1 en 2, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips), die als bijlage 1 C is gehecht aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie en die is goedgekeurd bij besluit 94/800 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde voortvloeiende overeenkomsten, niet van toepassing zijn op een procedure tot nietigverklaring van de bescherming van een gebruiksmodel, kunnen deze bepalingen niet worden geacht zich ertegen te verzetten dat de rechter in een dergelijke gerechtelijke procedure niet gebonden is aan de vorderingen en andere verklaringen van partijen en ambtshalve de overlegging van de noodzakelijk geachte bewijzen kan gelasten, niet gebonden is aan een administratieve beslissing die op een vordering tot nietigverklaring is gegeven noch aan de daarin vastgestelde feiten, en bewijzen die reeds in het kader van een eerdere vordering tot nietigverklaring werden overgelegd, niet opnieuw kan onderzoeken.

      Bovengenoemde bepalingen beogen immers niet, alle aspecten betreffende de intellectuele-eigendomsrechten te regelen, maar alleen de aspecten die inherent zijn aan enerzijds de handhaving van deze rechten en anderzijds de inbreuken op die rechten, door te eisen dat doeltreffende rechtsgangen bestaan om elke inbreuk op een bestaand intellectueel-eigendomsrecht te voorkomen, te doen staken of te verhelpen. Die bepalingen waarborgen derhalve enkel de handhaving van de verschillende rechten van de personen die intellectuele-eigendomsrechten verkregen hebben, te weten de houders van dergelijke rechten, en kunnen niet in die zin worden uitgelegd dat zij beogen de verschillende maatregelen en procedures te regelen die ter beschikking worden gesteld van de personen die door anderen verkregen intellectuele-eigendomsrechten betwisten zonder zelf houders van dergelijke rechten te zijn.

      Een procedure tot nietigverklaring van de bescherming van een gebruiksmodel wordt juist ter beschikking gesteld van een persoon die, zonder houder van een intellectueel-eigendomsrecht te zijn, opkomt tegen de bescherming van een gebruiksmodel die aan de houder van de overeenkomstige rechten is verleend. Een dergelijke procedure beoogt dus niet de bescherming van houders van intellectuele-eigendomsrechten te verzekeren in de zin van de betrokken bepalingen.

      (cf. punten 75, 77-79, 82 en dictum)

    Top

    Zaak C-180/11

    Bericap Záródástechnikai Bt.

    tegen

    Plastinnova 2000 Kft.

    (verzoek van de Fővárosi Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2004/48/EG — Voorschriften inzake onderzoek van bewijzen in het kader van geding voor nationale rechter waarbij vordering tot nietigverklaring van bescherming van gebruiksmodel is ingesteld — Bevoegdheden van nationale rechter — Verdrag van Parijs — Trips-Overeenkomst”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 november 2012

    1. Recht van de Unie — Voorrang — Nationaal recht dat daarmee in strijd is — Niet-toepasselijkheid van rechtswege van bestaande bepalingen — Verplichting tot naleving van met recht van de Unie strijdige aanwijzingen van hogere rechterlijke instantie — Ontoelaatbaarheid

      (Art. 267 VWEU)

    2. Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Voorwaarden — Vragen die verband houden met reëel geschil of met voorwerp van geding — Verzoek waarin het Hof voldoende preciseringen van feitelijk en juridisch kader worden verstrekt

      (Art. 267 VWEU)

    3. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Uitlegging van door de Gemeenschap en lidstaten krachtens gedeelde bevoegdheid gesloten internationale overeenkomst — Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele eigendom (Trips)

      (Art. 267 VWEU; Trips-Overeenkomst)

    4. Harmonisatie van wetgevingen — Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten — Richtlijn 2004/48 — Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele eigendom (Trips) — Verdrag van Parijs tot bescherming van industriële eigendom — Maatregelen, procedures en rechtsmiddelen voor handhaving van intellectuele-eigendomsrechten — Werkingssfeer — Procedure tot nietigverklaring van bescherming van gebruiksmodel — Daarvan uitgesloten

      (Richtlijn 2004/48 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, en 3, lid 2; Trips-Overeenkomst, art. 41, leden 1 en 2)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 53-55)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 58)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 67)

    4.  Aangezien de bepalingen van de artikelen 2, lid 1, en 3, lid 2, van richtlijn 2004/48 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 2, lid 1, van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en artikel 41, leden 1 en 2, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips), die als bijlage 1 C is gehecht aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie en die is goedgekeurd bij besluit 94/800 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde voortvloeiende overeenkomsten, niet van toepassing zijn op een procedure tot nietigverklaring van de bescherming van een gebruiksmodel, kunnen deze bepalingen niet worden geacht zich ertegen te verzetten dat de rechter in een dergelijke gerechtelijke procedure niet gebonden is aan de vorderingen en andere verklaringen van partijen en ambtshalve de overlegging van de noodzakelijk geachte bewijzen kan gelasten, niet gebonden is aan een administratieve beslissing die op een vordering tot nietigverklaring is gegeven noch aan de daarin vastgestelde feiten, en bewijzen die reeds in het kader van een eerdere vordering tot nietigverklaring werden overgelegd, niet opnieuw kan onderzoeken.

      Bovengenoemde bepalingen beogen immers niet, alle aspecten betreffende de intellectuele-eigendomsrechten te regelen, maar alleen de aspecten die inherent zijn aan enerzijds de handhaving van deze rechten en anderzijds de inbreuken op die rechten, door te eisen dat doeltreffende rechtsgangen bestaan om elke inbreuk op een bestaand intellectueel-eigendomsrecht te voorkomen, te doen staken of te verhelpen. Die bepalingen waarborgen derhalve enkel de handhaving van de verschillende rechten van de personen die intellectuele-eigendomsrechten verkregen hebben, te weten de houders van dergelijke rechten, en kunnen niet in die zin worden uitgelegd dat zij beogen de verschillende maatregelen en procedures te regelen die ter beschikking worden gesteld van de personen die door anderen verkregen intellectuele-eigendomsrechten betwisten zonder zelf houders van dergelijke rechten te zijn.

      Een procedure tot nietigverklaring van de bescherming van een gebruiksmodel wordt juist ter beschikking gesteld van een persoon die, zonder houder van een intellectueel-eigendomsrecht te zijn, opkomt tegen de bescherming van een gebruiksmodel die aan de houder van de overeenkomstige rechten is verleend. Een dergelijke procedure beoogt dus niet de bescherming van houders van intellectuele-eigendomsrechten te verzekeren in de zin van de betrokken bepalingen.

      (cf. punten 75, 77-79, 82 en dictum)

    Top