EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0057

Het in de handel brengen van zaad van landbouwgewassen

Het in de handel brengen van zaad van landbouwgewassen

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2002/53/EG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen

Richtlijn 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

Richtlijn 66/402/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

Richtlijn 2002/57/EG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

Richtlijn 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen

Richtlijn 2002/54/EG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJNEN?

Richtlijn 2002/53/EG heeft betrekking op de opneming van rassen van bieten, groenvoedergewassen, granen, aardappelen, alsmede van oliehoudende planten en vezelgewassen in een gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen waarvan het zaaizaad of pootgoed in de Europese Unie (EU) in de handel mag worden gebracht.

De volgende richtlijnen bevatten regels voor de registratie van zaadrassen en voor de voortbrenging en keuring van zaden van verschillende belangrijke soorten (door de EU gereguleerde soorten) voordat deze in de EU in de handel mogen worden gebracht:

  • Richtlijn 66/401/EEG — zaaizaad van groenvoedergewassen;
  • Richtlijn 66/402/EEG — zaaigranen;
  • Richtlijn 2002/57/EG — zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;
  • Richtlijn 2002/56/EG — pootaardappelen;
  • Richtlijn 2002/54/EG — bietenzaad.

KERNPUNTEN

Richtlijn 2002/53/EG bevat regels voor de opneming van landbouwgewassen in de gemeenschappelijke rassenlijst van de EU.

  • In de gemeenschappelijke rassenlijst van de EU, die wordt opgesteld op basis van kennisgevingen van wijzigingen in de nationale rassenlijsten van de EU-lidstaten, staan de rassen die in de hele EU in de handel mogen worden gebracht.
  • De gemeenschappelijke rassenlijst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (PB).
  • Voor de opneming in hun nationale rassenlijst moeten de EU-lidstaten ervoor zorgen dat een ras slechts wordt toegelaten indien het aan de volgende criteria voldoet:
    • onderscheidbaar (O): het ras onderscheidt zich duidelijk van elk ander in de EU bekend ras en kan duidelijk worden herkend en beschreven;
    • homogeen (H): de planten stemmen, afgezien van enkele afwijkingen, met elkaar overeen of zijn genetisch identiek; en
    • bestendig (B): de plant beantwoordt na opeenvolgende vermeerderingen wat de wezenlijke eigenschappen betreft nog aan zijn beschrijving.
  • Er moet in het veld worden getest of het ras aan de criteria inzake OHB voldoet en het ras moet voldoende cultuur- en gebruikswaarde bezitten.
  • De registratie van een ras is tien jaar geldig, maar kan worden ingetrokken indien bij onderzoek is aangetoond dat het ras niet meer aan deze criteria voldoet. Uit andere EU-lidstaten afkomstige rassen worden onderworpen aan dezelfde voorwaarden als die welke voor de binnenlandse rassen gelden.
  • De EU-lidstaten moeten voorschrijven dat een ras slechts kan worden toegelaten na een officieel onderzoek in het bijzonder op het veld, ten aanzien van een voldoende groot aantal kenmerken om het ras te kunnen beschrijven. Voor het vaststellen van deze kenmerken moeten nauwkeurige en betrouwbare methoden worden gebruikt. Om het onderscheid te bepalen moet het onderzoek op het veld ten minste de beschikbare vergelijkbare rassen die in de EU bekend zijn omvatten.
  • Genetisch gemodificeerde rassen die zijn toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG (zie samenvatting) moeten als zodanig worden aangeduid.
  • Voor elk toegelaten nieuw ras moeten de EU-lidstaten aan de andere EU-lidstaten en aan de Europese Commissie een korte beschrijving van de belangrijkste eigenschappen voor zijn gebruik verstrekken.

Zaaizaad van groenvoedergewassen (Richtlijn 66/401/EEG)

Deze richtlijn heeft betrekking op grassen, peulvruchten, klaver, wikke, koolraap en kool, zoals vermeld in de wetgeving. Zaad mag slechts in de handel worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd of onder officieel toezicht is goedgekeurd als pre-basiszaad (de generatie die aan basiszaad voorafgaat), basiszaad of gecertificeerd zaad (zie artikel 2 van de richtlijn, waar deze categorieën worden gedefinieerd). Sommige plantensoorten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook als handelszaad in de handel worden gebracht. Dit is niet van toepassing op zaaizaad van groenvoedergewassen dat bestemd is voor uitvoer naar niet-EU-lidstaten.

Het zaad moet voldoen aan normen met betrekking tot identiteit, gezondheid en kwaliteit (kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten).

Zaaigranen (Richtlijn 66/402/EEG)

Zaaigranen mogen slechts in de handel worden gebracht indien zij officieel zijn goedgekeurd of onder officieel toezicht zijn goedgekeurd als pre-basiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad (van de eerste of de tweede nabouw) en voldoen aan de overige algemene voorwaarden.

Zaad moet voldoen aan criteria zoals identiteit, gezondheid en kwaliteit (minimumkiemkracht, minimale mechanische zuiverheid en maximumpercentage zaden van andere plantensoorten, met inbegrip van rood zaad van rijst en de aanwezigheid van schimmel in monsters).

Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (Richtlijn 2002/57/EG)

Deze richtlijn heeft betrekking op zaad dat voor landbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd is. Zaad mag slechts in de handel worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd of onder officieel toezicht is goedgekeurd als pre-basiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad of handelszaad (zie artikel 2 van de richtlijn, waar deze categorieën worden gedefinieerd), met uitzondering van raap, koolzaad, cannabis, karwij, katoen, saffloer, zonnebloem, vezelvlas en lijnzaad, die niet als handelszaad in de handel mogen worden gebracht.

Zaad moet voldoen aan criteria zoals identiteit, gezondheid en kwaliteit.

Pootaardappelen (Richtlijn 2002/56/EG)

EU-lidstaten mogen uitsluitend pootaardappelen in de handel brengen die voldoen aan de in deze richtlijn vermelde criteria. Pootaardappelen worden officieel goedgekeurd als basispootgoed of gecertificeerd pootgoed als zij tijdens controles voldoen aan de minimumvoorwaarden van de betreffende categorie (zie artikel 2 van de richtlijn, waar deze categorieën worden gedefinieerd).

In de handel gebrachte pootaardappelen dienen:

  • te voldoen aan de minimumvoorwaarden inzake de kwaliteit, zoals vrij zijn van zwartbenigheid en virusziekten;
  • binnen specifieke grenswaarden te blijven voor bepaalde onzuiverheden, gebreken en ziekten die zijn toegestaan in partijen pootaardappelen, met inbegrip van aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen;
  • binnen tolerantieniveaus te blijven, onder meer voor rot, gebreken en schurft;
  • niet te zijn behandeld met kiemremmende middelen;
  • een zodanige minimumdoorsnee te hebben dat zij niet door een opening van 25 × 25 mm kunnen gaan;
  • niet te variëren in afmeting, binnen één partij, buiten de vastgestelde sorteernormen.

Het maximumaantal generaties basispootgoed bedraagt vier en het maximumaantal generaties gecertificeerd pootgoed bedraagt twee.

Bietenzaad (Richtlijn 2002/54/EG)

Deze richtlijn heeft betrekking op suikerbieten en voederbieten van de soort Beta vulgaris L.

Bietenzaad mag slechts in de handel worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd of onder officieel toezicht is goedgekeurd als pre-basiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad (zie artikel 2 van de richtlijn, waar deze categorieën worden gedefinieerd), en moet voldoen aan de voorschriften inzake identiteit, gezondheid en kwaliteit.

Eenkiemig zaad en meerkiemig zaad (zie artikel 2 van de richtlijn, waar deze categorieën worden gedefinieerd) moeten voldoen aan eisen inzake identiteit, gezondheid en kwaliteit (mechanische zuiverheid, minimumkiemkracht en maximumvochtgehalte (voor zowel suikerbieten als voederbieten)). Eenkiemig zaad en precisiezaad moeten ook voldoen aan streefcijfers voor het percentage dat één zaadkiem geeft.

Eenkiemig zaad en precisiezaad moeten als zodanig worden geëtiketteerd.

Ingetrokken wetgeving

  • Richtlijn 2002/53/EG strekte tot intrekking en codificatie van Richtlijn 70/457/EEG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen.
  • Richtlijn 2002/54/EG strekte tot intrekking van Richtlijn 66/400/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad.
  • Richtlijn 2002/56/EG strekte tot intrekking van Richtlijn 66/403/EEG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen.
  • Richtlijn 2002/57/EG strekte tot intrekking van Richtlijn 69/208/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

VANAF WANNEER ZIJN DE RICHTLIJNEN VAN TOEPASSING?

De richtlijnen zijn van toepassing sinds 9 augustus 2002, met uitzondering van Richtlijn 66/401/EEG en Richtlijn 66/402/EEG, die van toepassing zijn sinds 15 juni 1966.

ACHTERGROND

Er zijn diverse uitvoeringshandelingen vastgesteld met betrekking tot elk van de zes richtlijnen. Deze worden vermeld op de website van de Europese Commissie over specifieke wetgeving betreffende teeltmateriaal.

Kijk voor meer informatie ook op:

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1-11)

Achtereenvolgende wijzigingen in Richtlijn 2002/53/EG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (gecodificeerde versie) (PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298-2308)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (gecodificeerde versie) (PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309-2319)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74-97)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60-73)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12-32)

Zie de geconsolideerde versie.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33-59)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1-112)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 18.02.2021

Naar boven