Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983R3626

    Verordening (EEG) nr. 3626/83 van de Raad van 19 december 1983 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 616/78 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard

    PB L 360 van 23/12/1983, p. 5–6 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/07/1998

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1983/3626/oj

    31983R3626

    Verordening (EEG) nr. 3626/83 van de Raad van 19 december 1983 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 616/78 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard

    Publicatieblad Nr. L 360 van 23/12/1983 blz. 0005 - 0006
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 4 blz. 0024
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 10 blz. 0116
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 4 blz. 0024
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 10 blz. 0116


    *****

    VERORDENING (EEG) Nr. 3626/83 VAN DE RAAD

    van 19 december 1983

    tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 616/78 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende dat de regelingen die sedert 1 januari 1978 van toepassing zijn op bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten van de hoofdstukken 51 en 53 tot en met 62 van het gemeenschappelijk douanetarief, kwantitatieve maxima behelzen die werden vastgesteld ten opzichte van bepaalde derde landen die aan de Gemeenschap leveren of die met deze landen werden overeengekomen; dat bovendien alle invoer van de genoemde textielprodukten onder een stelsel van toezicht valt; dat de toepassingsduur van regelingen en stelsels met ingang van 1 januari 1983 werd verlengd;

    Overwegende dat de Raad, ter voorkoming van verleggingen van het handelsverkeer en misbruiken welke de toepassing van deze regelingen in het gedrang kunnen brengen, bij Verordening (EEG) nr. 616/78 (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1681/81 (2), een stelsel van controle op de oorsprong van bepaalde in de Gemeenschap ingevoerde textielprodukten heeft vastgesteld, gebaseerd op de verplichting een certificaat van oorsprong over te leggen of, wanneer het minder gevoelige produkten betreft, een verklaring betreffende de oorsprong; dat dit stelsel bij Verordening (EEG) nr. 1681/81 is aangevuld met een interne procedure voor de uitwisseling van inlichtingen over gevallen van fraude tussen de Lid-Staten onderling en tussen de Lid-Staten en de Commissie;

    Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat de werkingssfeer van de aldus vastgestelde procedure dient te worden uitgebreid en verduidelijkt;

    Overwegende dat de ervaring bovendien heeft geleerd dat de fraudebestrijding met name de Commissie noopt tot administratieve samenwerking op communautair niveau en tot nasporingen in derde landen in samenwerking met de Lid-Staten, om de feiten aan het licht te brengen en bewijsmateriaal betreffende frauduleuze transacties te verzamelen, opdat zowel binnen de Gemeenschap als ten opzichte van derde landen passende maatregelen kunnen worden genomen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

    VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 616/78 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 4 wordt als volgt gelezen:

    »Artikel 4

    1. Ten einde de juiste toepassing van handelspolitieke maatregelen in de textielsector te verzekeren, werkt iedere Lid-Staat met de Commissie samen in het kader van Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (1). Te dien einde doet iedere Lid-Staat alle dienstige inlichtingen waarover hij beschikt betreffende ernstige misbruiken of onregelmatigheden waarvan hij kennis krijgt of waarvan hij gegronde vermoedens heeft dat ze bestaan met betrekking tot dergelijke handelspolitieke maatregelen, zo spoedig mogelijk aan de Commissie toekomen. De Commissie stelt de overige Lid-Staten hiervan in kennis. Bovendien verstrekken de Lid-Staten op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie aanvullende inlichtingen, onder meer afschriften van documenten of uittreksels daarvan, die noodzakelijk zijn voor een volledig inzicht in de feiten en voor het verzamelen van bewijsmateriaal betreffende misbruiken of onregelmatigheden ten aanzien van de betrokken derde landen, met het oog op:

    i) het tot stand brengen van de administratieve samenwerking met derde landen als bedoeld in artikel 4 bis, lid 2;

    ii) de aanpassing van de kwantitatieve maxima die voor de invoer van textielprodukten werden vastgesteld overeenkomstig de procedure die is neergelegd in bilaterale overeenkomsten of in de communautaire wetgeving;

    iii) het uitvoeren van de in artikel 4 ter bedoelde missies.

    2. Op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief onderzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk samen met de Lid-Staten alle vraagstukken in verband met de toepassing van lid 1 en voert zij overleg om de Lid-Staten en de Commissie in staat te stellen hun inlichtingen aan te vullen en eventuele opmerkingen over de toepassing van lid 1 naar voren te brengen.

    3. Wanneer lid 1 is toegepast ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde produkten, onderzoekt het Comité oorsprong van goederen overeenkomstig de in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 802/68 omschreven procedure of voor de betrokken produkten en ten aanzien van de betrokken derde landen een certificaat van oorsprong overeenkomstig artikel 2 dient te worden geëist.

    De beslissing wordt genomen overeenkomstig de procedure van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 802/68.

    (1) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1.";

    2. in artikel 4 bis wordt lid 1 als volgt gelezen:

    »1. De overeenkomstig artikel 4 in ongeacht welke vorm verstrekte inlichtingen, met inbegrip van die welke dank zij de in artikel 4 ter bedoelde missies zijn verzameld, hebben een vertrouwelijk karakter. Zij vallen onder het beroeps- en handelsgeheim en genieten de bescherming welke door de nationale wetgeving van de Lid-Staat die ze heeft ontvangen en door de overeenkomstige bepalingen welke ten aanzien van de communautaire instanties van toepassing zijn, aan dergelijke inlichtingen wordt verleend.";

    3. het volgende artikel wordt ingevoegd:

    »Artikel 4 ter

    1. Met het oog op de goede werking van de handelspolitieke maatregelen in de textielsector, gaat de Commissie, in samenwerking met de Lid-Staten en op onderstaande wijze, met name over tot administratieve samenwerking op het niveau van de Gemeenschap en tot onderzoekmissies in derde landen:

    i) de Commissie kan dergelijke missies op eigen initiatief uitvoeren dan wel op verzoek van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten;

    ii) deze missies worden uitgevoerd door ambtenaren van de Commissie en door deskundigen die daartoe zijn aangewezen door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten;

    iii) de Lid-Staten en de Commissie stellen de gegevens en documentatie ter beschikking die nodig zijn voor de overeenkomstig de procedure van artikel 4 uit te voeren missies;

    iv) de kosten van missies, welke voor het verrichten van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden worden ondernomen, worden door de Commissie vergoed.

    2. De Commissie deelt de Lid-Staten het resultaat van de in lid 1 bedoelde missies mede.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 19 december 1983.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    G. VARFIS

    (1) PB nr. L 84 van 31. 3. 1978, blz. 1.

    (2) PB nr. L 169 van 26. 6. 1981, blz. 5.

    Top