EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0382

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van een protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's

COM/2023/382 final

Brussel, 6.7.2023

COM(2023) 382 final

2023/0221(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van een protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds 1 , is op 25 juni 2001 in Luxemburg ondertekend en op 1 juni 2004 in werking getreden.

De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) verwelkomd en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004 2 .

De geleidelijke openstelling van bepaalde programma’s en agentschappen van de Europese Unie voor ENB-partnerlanden is een van de vele maatregelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. De Europese Commissie heeft dit aspect van het beleid uiteengezet in haar mededeling van december 2006 over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s 3 .

De Raad heeft deze aanpak in zijn conclusies van 5 maart 2007 goedgekeurd 4 .

Op basis van de mededeling van de Commissie en van de conclusies van de Raad van 5 maart 2007 heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren gegeven om met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Moldavië, Oekraïne, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië te onderhandelen over kaderovereenkomsten inzake de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s 5 .

De Europese Raad van juni 2007 6 bevestigde opnieuw het grote belang van het ENB en hechtte zijn goedkeuring aan een voortgangsverslag van het voorzitterschap 7 dat was ingediend voor de vergadering van de Raad van 18 en 19 juni 2007, alsook de daarmee verband houdende conclusies van de Raad 8 . In het verslag wordt verwezen naar de richtsnoeren van de Raad voor onderhandelingen over de desbetreffende aanvullende protocollen.

In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid “Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden” 9 , goedgekeurd bij de conclusies van de Raad van 20 juni 2011, wordt verder met nadruk gewezen op de intentie van de EU om de deelname van de partnerlanden aan EU-programma’s te faciliteren.

Uit het herziene Europese nabuurschapsbeleid, dat in de nieuwe EU-agenda voor het Middellandse Zeegebied 10 en in de conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap van 16 april 2021 11 is uiteengezet, spreekt opnieuw het voornemen om de zuidelijke partners van de EU toegang te bieden tot EU-programma's en die toegang te vergemakkelijken, en om de samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie te verbeteren, onder meer door associatie met het programma Horizon Europa.

Tot nu toe zijn soortgelijke protocollen ondertekend met Algerije 12 , Armenië 13 , Azerbeidzjan 14 , Georgië 15 , Israël 16 , Jordanië 17 , Libanon 18 , Moldavië 19 , Marokko 20 , de Palestijnse Autoriteit 21 , Tunesië 22 en Oekraïne 23 . In oktober 2021 gaf Egypte tijdens de vergadering van het Associatiecomité EU-Egypte te kennen een protocol te willen ondertekenen bij een kaderovereenkomst met het oog op associatie met Horizon Europa en potentiële volledige deelname aan een aantal geselecteerde EU-programma’s.

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens dewelke de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's kan deelnemen. Dit kader geldt alleen voor de programma's waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door de Arabische Republiek Egypte. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking, de methoden voor het vaststellen van deelname aan (associatie met) een bepaald programma van de Unie en de betrokkenheid van Egypte bij het beheer van de programma's of activiteiten van de Unie. Bovendien kan de Arabische Republiek Egypte financiële steun van de Europese Unie krijgen om aan de programma’s deel te nemen.

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk Unieprogramma, met name de door Egypte te betalen financiële bijdrage alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, moeten bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte worden vastgesteld.

2.RECHTSGROND

De materiële rechtsgrondslag voor de ondertekening van het protocol is artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De procedurele rechtsgrondslag is artikel 218, lid 5, VWEU.

3.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Egypte draagt financieel bij aan de programma's waaraan het deelneemt, en het draagt bij in de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan, in het kader van de algemene begroting van de Unie.

De specifieke voorwaarden voor de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte, op grond van de criteria die door deze programma's zijn bepaald.

Indien Egypte op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad 24 of van een vergelijkbare toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Egypte, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald programma van de Unie verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Egypte van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld.

In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 25 bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Europese Rekenkamer.

Er worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, onderzoek en vervolging, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, het Europees Openbaar Ministerie en de Europese Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

4.OVERIGE ELEMENTEN

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Egypte aan programma's van de Unie.

2023/0221 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van een protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 18 juni 2007 machtigde de Raad de Commissie te onderhandelen over een protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's (“het protocol”) 26 .

(2)De onderhandelingen zijn afgerond.

(3)Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens dewelke de Arabische Republiek Egypte aan bepaalde EU-programma's kan deelnemen. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking en maakt het voor de Arabische Republiek Egypte mogelijk van de Europese Unie steun te ontvangen, in het bijzonder financiële steun, in het kader van die programma's.

(4)Het bij dit protocol vastgelegde kader geldt alleen voor de programma's waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door de Arabische Republiek Egypte. De ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden in het kader van de diverse sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

(5)Het protocol dient namens de Europese Unie te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening namens de Unie van het protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma's (“het protocol”) wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Commissie wijst de persoon of personen aan die bevoegd is (zijn) het protocol te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 3

Het protocol wordt overeenkomstig artikel 10, lid 2, met ingang van de datum van ondertekening voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de nodige procedures voor de sluiting ervan.

De datum van ondertekening van het protocol zal in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt worden.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 304 van 30.9.2004, blz. 39.
(2)    Doc. EUCO 79/14.
(3)    COM(2006) 724 final 4 december 2006.
(4)    Conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 5 maart 2007.
(5)    Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […] (beperkte verspreiding), doc. nr. 10412/07.
(6)    Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 21 en 22 juni 2007, doc. 11177/07.
(7)    Voortgangsverslag van het voorzitterschap over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, doc. nr. 10874/07.
(8)    Conclusies van de Raad over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 18 juni 2007, doc. nr. 11016/07.
(9)    COM(2011) 303 final 25 mei 2011.
(10)    JOIN(2021) 2 final.
(11)    https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/news_corner/news/new-agenda-mediterranean-council-approves-conclusions-renewed-partnership-southern_nl
(12)    PB L 14 van 18.1.2017, blz. 2.
(13)    PB L 174 van 13.6.2014, blz. 1.
(14)    PB L 199 van 26.7.2016, blz. 1.
(15)    PB L 165 van 4.6.2014, blz. 16.
(16)    PB L 129 van 17.5.2008, blz. 39.
(17)    PB L 89 van 25.3.2014, blz. 6.
(18)    PB L 202 van 28.7.2016, blz. 3.
(19)    PB L 131 van 18.5.2011, blz. 1.
(20)    PB L 90 van 28.3.2012, blz. 1.
(21)    PB L 121 van 8.3.2021.
(22)    PB L 297 van 13.11.2015, blz. 1.
(23)    PB L 133 van 20.5.2011, blz. 1.
(24)    Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
(25)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(26)    Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […] (beperkte verspreiding), doc. nr. 10412/07.
Top

Brussel, 6.7.2023

COM(2023) 382 final

BIJLAGE

bij

Proposal for a Council Decision

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van een protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek


BIJLAGE

PROTOCOL

bij de EUROPEES-MEDITERRANE OVEREENKOMST waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte over de algemene beginselen voor de deelname van de Arabische Republiek Egypte aan EU-programma’s

DE EUROPESE UNIE, hierna “de Unie” genoemd,

enerzijds,

en

DE ARABISCHE REPUBLIEK EGYPTE, hierna “Egypte” genoemd,

anderzijds,

hierna “de partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds 1 , hierna “de overeenkomst” genoemd, is op 25 juni 2001 in Luxemburg ondertekend en op 1 juni 2004 in werking getreden.

(2)De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) verwelkomd en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004 2 .

(3)In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van steun voor dit beleid.

(4)De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Europese Commissie van 4 december 2006 3 en welke tot doel heeft de ENB-partnerlanden, naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan bepaalde communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen.

(5)Egypte heeft de wens geuit aan een aantal programma’s van de Unie deel te nemen.

(6)De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk Unieprogramma, met name de door Egypte te betalen financiële bijdrage alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, moeten bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte worden vastgesteld,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Egypte mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige programma’s van de Unie die overeenkomstig de bepalingen tot vaststelling van die programma’s voor het land openstaan.

Artikel 2

Egypte draagt financieel bij aan de programma’s waaraan het deelneemt, en het draagt bij in de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan, in het kader van de algemene begroting van de Unie.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van Egypte hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van de comités die toezicht houden op de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie met betrekking tot programma’s waaraan Egypte een financiële bijdrage levert; deze deelname gaat niet gepaard met stemrecht en betreft enkel kwesties die Egypte aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Egypte worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma's voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als die welke voor de lidstaten gelden.

Artikel 5

1. De specifieke voorwaarden voor de deelname van Egypte aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Egypte, op grond van de criteria die door deze programma’s zijn bepaald.

2. Indien Egypte op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad 4 of van een vergelijkbare toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Egypte, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald programma van de Unie verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Egypte van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld.

Artikel 6

1. In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 5 bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer.

2. Er worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, onderzoek en vervolging, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding, het Europees Openbaar Ministerie en de Europese Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

Artikel 7

1. Dit protocol is van toepassing gedurende de looptijd van de overeenkomst.

2. Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.

3. Elk van beide partijen kan het protocol opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij.

4. Het protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

5. De beëindiging van het protocol als gevolg van opzegging door een van de partijen is niet van invloed op de controles die, in voorkomend geval, overeenkomstig de artikelen 5 en 6 worden uitgevoerd.

Artikel 8

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Egypte aan programma’s van de Unie.

Artikel 9

Dit protocol is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag, en anderzijds het grondgebied van Egypte.

Artikel 10

1. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de partijen elkaar via diplomatieke kanalen ervan in kennis stellen dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.

2. In afwachting van de inwerkingtreding van het protocol komen de partijen overeen dat zij de bepalingen van dit protocol voorlopig zullen toepassen vanaf de datum van ondertekening ervan, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum.

Artikel 11

Dit protocol maakt een integrerend deel uit van de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds.

Artikel 12

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Arabische, de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel,

Voor de Europese Unie                Voor de Arabische Republiek Egypte

(1)    PB L 304 van 30.9.2004, blz. 39.
(2)    Doc. EUCO 79/14.
(3)    COM(2006) 726 final.
(4)    Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
(5)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Top