EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0313

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola

COM/2023/313 final

Brussel, 16.6.2023

COM(2023) 313 final

2023/0181(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2020 werd in de brede strategie van de Europese Unie (EU) met Afrika 1 een voorstel opgenomen voor de ontwikkeling van “ambitieuzere regelingen (...) om investeringen in Afrika te faciliteren, aan te trekken en te ondersteunen”.

De Republiek Angola (hierna: “Angola”) is de op zes na grootste investeringsbestemming voor investeerders uit de EU op het Afrikaanse continent, en is goed voor 5,4 % van de buitenlandse directe investeringen van de EU (9,9 miljard EUR aan buitenlandse directe investeringen in 2020). De economie van Angola is momenteel gebaseerd op zijn in overvloed aanwezige grondstoffen en energiebronnen, maar het land streeft ernaar zijn economische model te diversifiëren. De afgelopen jaren heeft het aanzienlijke inspanningen geleverd om het investeringsklimaat voor buitenlandse en lokale investeerders te verbeteren. Angola bereidt de opening voor van onderhandelingen over toetreding tot de economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen de EU en de EPO-groep van de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (“SADC”). De EPO bevat echter geen specifieke bepalingen inzake investeringen.

Op 8 september 2020 hebben de uitvoerend vicevoorzitter van de Europese Commissie, Valdis Dombrovskis, en de minister van Handel en Industrie van Angola, Victor Fernandes, in een gezamenlijke verklaring bevestigd dat zij voornemens zijn “verkennende besprekingen te beginnen over een investeringsovereenkomst tussen de EU en Angola, die bovenop de EPO moet komen en de nadruk zal leggen op de facilitering van investeringen” 2 .

Op 23 maart 2021 heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen voor een besluit van de Raad 3 inzake een machtiging tot het openen van onderhandelingen over een overeenkomst met Angola inzake investeringsfacilitering. Op 26 mei 2021 heeft de Raad van de Europese Unie de machtiging voor het openen van de onderhandelingen verleend 4 en onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld.

Op 22 juni 2021 hebben de EU en Angola onderhandelingen geopend over een overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen (hierna: “de overeenkomst”). Na vier onderhandelingsronden hebben de EU en Angola op 18 november 2022 de onderhandelingen afgerond.

De algemene doelstelling van de overeenkomst is het investeringsklimaat te verbeteren en de mobilisering van investeringen tussen de EU en Angola en de handhaving daarvan te faciliteren op basis van moderne en vereenvoudigde regels, maatregelen en procedures met betrekking tot buitenlandse directe investeringen. Op die manier bevordert de overeenkomst duurzame ontwikkeling, economische groei en werkgelegenheid en versterkt zij de bilaterale investeringsbetrekkingen. Zij biedt ook een stevige basis om bij te dragen tot de diversificatie van de Angolese economie en de integratie ervan in de wereldeconomie.

Deze overeenkomst is de eerste overeenkomst over investeringsfacilitering waarover de EU ooit heeft onderhandeld en het bijgevoegde voorstel voor een besluit van de Raad is het rechtsinstrument voor de sluiting van de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en Angola.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De hierboven vermelde doelstellingen zijn verenigbaar met het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), dat bepaalt dat de EU “de integratie van alle landen in de wereldeconomie, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen voor de internationale handel” 5 moet stimuleren.

De doelstellingen stemmen ook volledig overeen met die van de Overeenkomst van Cotonou 6 , en met de algemene beginselen die daarin worden bevorderd.

Deze overeenkomst strookt met kernactie 12 (“het nastreven van overeenkomsten over duurzaam investeren met Afrika en de zuidelijke buurlanden”) van de evaluatie van het handelsbeleid 7 van de Commissie, waarin de Commissie haar voornemen aankondigde om “een nieuw initiatief voor duurzame investeringen [voor te stellen] aan partners of regio’s in Afrika en het zuidelijk nabuurschap die dat willen (...) in de vorm van op zichzelf staande investeringsovereenkomsten of als onderdeel van de modernisering van bestaande handelsovereenkomsten”.

Deze overeenkomst zal ook een aanvulling vormen op de toekomstige “Overeenkomst voor het faciliteren van investeringen voor ontwikkeling”, waarover momenteel in het kader van de Wereldhandelsorganisatie wordt onderhandeld.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De doelstellingen zijn verenigbaar met andere beleidsterreinen van de EU, met name met het ontwikkelingsbeleid van de EU.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Overeenkomstig Advies 2/15 van het Hof van Justitie van 16 mei 2017 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore zouden alle door de overeenkomst bestreken materies onder de exclusieve bevoegdheid van de EU en meer in het bijzonder onder artikel 207, lid 1, VWEU (directe buitenlandse investeringen) vallen.

Derhalve moet deze overeenkomst worden ondertekend door de Unie op grond van een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 218, lid 5, VWEU, en worden gesloten door de Unie op grond van een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 218, lid 6, VWEU, na goedkeuring door het Europees Parlement.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Deze overeenkomst bestrijkt geen aangelegenheden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

Evenredigheid

Deze overeenkomst strookt met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het sluiten van een internationale overeenkomst het passende instrument is om met een subject van internationaal recht, bijvoorbeeld een andere staat, wederkerige rechten en verplichtingen aan te gaan.

Met deze overeenkomst wordt rechtstreeks de doelstelling van de EU op het gebied van extern optreden nagestreefd en wordt bijgedragen tot de politieke prioriteit van de “EU als sterkere mondiale speler”. Zij is in overeenstemming met de uitgangspunten van de integrale EU-strategie om met andere partners samen te werken en de externe partnerschappen van de EU op verantwoorde wijze te vernieuwen om aldus de externe prioriteiten van de EU te verwezenlijken. Zij draagt bij tot de doelstelling van de EU om veilige, gediversifieerde en veerkrachtige toeleveringsketens tot stand te brengen 8 , en tot de handels- en ontwikkelingsdoelstellingen van de EU.

Keuze van het instrument

Dit voorstel is in overeenstemming met artikel 218, lid 6, VWEU, uit hoofde waarvan de Raad besluiten over de sluiting van internationale overeenkomsten vaststelt. Er bestaat geen ander rechtsinstrument dat kan worden gebruikt om de in dit voorstel uitgedrukte doelstellingen te bereiken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In de periode juni - november 2020 heeft de Commissie een openbare raadpleging 9 gehouden waarmee de input van het Europees Parlement, de lidstaten, de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld werd gevraagd over de evaluatie van het handelsbeleid van de Europese Unie, onder meer over manieren om de handels- en investeringsbetrekkingen van de EU met de buurlanden en Afrika te versterken.

De Commissie raadpleegt regelmatig belanghebbenden, onder meer in de deskundigengroep voor handelsovereenkomsten 10 en de dialoog met het maatschappelijk middenveld 11 . De onderhandelingen over deze overeenkomst zijn met name gepresenteerd en besproken tijdens dialogen met het maatschappelijk middenveld op 24 november 2021 en 17 maart 2023.

De EU-lidstaten zijn vóór en tijdens de onderhandelingen via de Groep Afrika, Caribisch gebied en Stille Oceaan (ACS) en het Comité handelspolitiek inzake diensten en investeringen van de Raad zowel mondeling als schriftelijk regelmatig geïnformeerd en geraadpleegd over de verschillende aspecten van de onderhandelingen. Het Europees Parlement is via zijn Commissie internationale handel (INTA) geïnformeerd, met name in het kader van een specifieke workshop 12 op 26 oktober 2022. Beide instellingen kregen inzage in de teksten zoals die zich tijdens de onderhandelingen ontwikkelden.

Voorts heeft de Commissie tijdens de onderhandelingen op haar website 13 verslagen over de onderhandelingsronden, de tekstvoorstellen, persberichten, factsheets en andere achtergrondinformatie gepubliceerd en regelmatig bijgewerkt.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de opening van de onderhandelingen heeft de Commissie gebruikgemaakt van externe expertise die is verzameld in het kader van de toetsing van het investeringsbeleid van Angola 14 door de UNCTAD (Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling) en van een studie 15 van de Wereldbank. Beide verslagen waren opgesteld met financiële steun van de EU. Het verslag van de UNCTAD bevatte informatie over het investeringskader van Angola en de knelpunten in het investeringsklimaat. Die hebben betrekking op het systeem voor het binnenkomen en het opzetten van investeringen, de operationele voorschriften en de capaciteit van en coördinatie in de administratie. Deze problemen beperken het vermogen van Angola om ten volle gebruik te maken van zijn enorme potentieel om in verschillende sectoren investeerders aan te trekken. Uit het verslag van de Wereldbank is gebleken dat investeerders het gebrek aan transparantie en voorspelbaarheid in de omgang met overheidsinstanties, de plotse wijzigingen van wet- en regelgeving en de vertragingen bij het verkrijgen van vergunningen en goedkeuringen van overheidswege aanvoeren als cruciale factoren die van invloed zijn op hun investeringsbeslissingen voor ontwikkelingslanden. De overeenkomst heeft juist betrekking op deze gebieden.

Effectbeoordeling

Parallel aan de onderhandelingen heeft een externe contractant een duurzaamheidseffectbeoordeling 16 uitgevoerd, die zowel betrekking had op de toetreding van Angola tot de EPO tussen de EU en de SADC als op de overeenkomst. De studie beoogt de potentiële economische, sociale, mensenrechten- en milieueffecten van de bepalingen van de EPO en de overeenkomst in kaart te brengen. In het kader van de duurzaamheidseffectbeoordeling heeft de contractant interne en externe deskundigen geraadpleegd en zowel in de EU als in Angola belanghebbenden geraadpleegd.

De duurzaamheidseffectbeoordeling bevestigt de positieve gevolgen van de overeenkomst voor de economie van Angola, en wijst er ook op dat de overeenkomst, de toetreding tot de EPO tussen de EU en de SADC en de technische bijstand ter ondersteuning van beide processen elkaar aanvullen. In de duurzaamheidseffectbeoordeling zijn geen negatieve gevolgen van de overeenkomst voor de werkgelegenheid, de arbeidsrechten, de mensenrechten of het milieu vastgesteld.

De duurzaamheidseffectbeoordeling betreffende de toetreding van Angola tot de EPO tussen de EU en de SADC en de overeenkomst werd uitgevoerd door de externe contractant “BKP Economic Advisors”.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de bescherming van de grondrechten in de Unie.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De overeenkomst omvat institutionele bepalingen die voorzien in een structuur voor uitvoeringsorganen teneinde voortdurend toezicht te houden op de uitvoering, de werking en het effect ervan.

Het institutionele hoofdstuk van de overeenkomst voorziet in de oprichting van een “Comité voor investeringsfacilitering”, dat als voornaamste taak heeft ervoor te zorgen dat de overeenkomst correct en doeltreffend functioneert. De overeenkomst voorziet ook in een dialoog met het maatschappelijk middenveld, die jaarlijks zal plaatsvinden in samenhang met de vergadering van het Comité voor investeringsfacilitering.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

De algemene doelstelling van deze overeenkomst is het faciliteren van het aantrekken en uitbreiden van investeringen tussen de EU en Angola met het oog op economische diversificatie en duurzame ontwikkeling.

De overeenkomst bestaat uit vier inhoudelijke hoofdstukken:

·voorspelbaarheid en transparantie van investeringsgerelateerde maatregelen, bijvoorbeeld door het vereiste alle wetgeving en voorwaarden voor investeringen te publiceren en het gebruik van éénloketsystemen voor investeerders te bevorderen;

·stroomlijning van vergunningsprocedures door snelle behandeling van aanvragen en bevordering van e-overheid;

·contactpunten en betrokkenheid van belanghebbenden om de interactie tussen investeerders en de overheid te vergemakkelijken;

·investeringen en duurzame ontwikkeling, door het integreren van de meest recente aanpak van de EU inzake “handel en duurzame ontwikkeling” en verantwoord ondernemerschap.

Het hoofdstuk “Vermijden en beslechten van geschillen” is gebaseerd op samenwerking tussen de Partijen en het zoeken naar een onderling overeengekomen oplossing, maar omvat naast bemiddelingsregels als laatste redmiddel ook de mogelijkheid van arbitrage tussen staten.

Over het algemeen wordt verwacht dat de overeenkomst zal leiden tot verbeteringen in het ondernemingsklimaat in Angola, hetgeen zowel buitenlandse als binnenlandse ondernemingen ten goede zal komen. Als gevolg daarvan zullen buitenlandse investeerders worden aangemoedigd langer te blijven en op een langere termijn een bijdrage te leveren aan de lokale economie. De overeenkomst heeft ook tot doel om naast bestaande investeerders nieuwe investeerders naar Angola aan te trekken, met name kleine en middelgrote ondernemingen, die meer moeite hebben om hun weg te vinden in langdurige en complexe procedures om in het buitenland te investeren.

Dat de overeenkomst de rechtszekerheid voor investeringen in alle sectoren verbetert, zal naar verwachting bijdragen tot de economische diversificatie van Angola naar nieuwe sectoren, zoals de uitvoer van voedingsmiddelen, de be- en verwerkende industrie of de dienstensector. De overeenkomst bevat ook bepalingen die verbindingen tussen buitenlandse investeerders en binnenlandse leveranciers moeten verbeteren.

Ten slotte integreert de overeenkomst ook een belangrijke dimensie van duurzame ontwikkeling in de investeringsrelatie tussen de EU en Angola, met inbegrip van verbintenissen om de milieu- of arbeidswetgeving en -normen niet af te zwakken om investeringen aan te trekken, en om geen vrijstellingen of afwijkingen van die wetgeving toe te staan. De overeenkomst bevat ook toezeggingen om internationale arbeids- en milieuovereenkomsten, waaronder de Overeenkomst van Parijs, daadwerkelijk ten uitvoer te leggen. De overeenkomst vereist dat de Partijen verantwoord ondernemerschap van investeerders bevorderen en versterkt de bilaterale samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van het beleid inzake klimaatverandering en gendergelijkheid.

2023/0181 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement 17 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In overeenstemming met Besluit nr. [XX] van de Raad 18 is de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola (“de overeenkomst”) op [XX XXX 2023] ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(2)De overeenkomst moet namens de Unie worden goedgekeurd.

(3)In overeenstemming met artikel 55 van de overeenkomst kunnen binnen de Unie door personen geen rechten aan de overeenkomst worden ontleend of uit hoofde van de overeenkomst aan personen verplichtingen worden opgelegd, anders dan die welke tussen de partijen in het leven zijn geroepen krachtens internationaal publiekrecht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola (“de overeenkomst”) wordt hierbij namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die bevoegd is om namens de Unie de in artikel 57.2 van de overeenkomst genoemde kennisgeving te verrichten, waarmee de instemming van de Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn, tot uiting wordt gebracht.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld 19 .

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Gezamenlijke mededeling van 2020, Naar een brede strategie met Afrika, JOIN(2020) 4 final (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020JC0004).
(2)    https://eeas.europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/84859/5th-angola-eu-ministerial-meeting-joint-way-forward_en
(3)    Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Angola inzake investeringsfacilitering (COM(2021) 138 final).
(4)    Besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met de Republiek Angola over een overeenkomst inzake investeringsfacilitering, 8441/21, 26 mei 2021.
(5)    Artikel 21, lid 2, punt e), VEU.
(6)    Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000.
(7)    Mededeling van de Commissie, “Evaluatie van het handelsbeleid — Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid”, COM(2021) 66 final.
(8)    Mededeling van de Commissie, “Een betrouwbare en duurzame aanvoer van kritieke grondstoffen ter ondersteuning van de dubbele transitie”, COM(2023) 165 final.
(9)    https://policy.trade.ec.europa.eu/consultations/consultation-trade-policy-review_nl
(10)    http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/expert-groups/ 
(11)    http://trade.ec.europa.eu/civilsoc/meetdetails.cfm?meet=11531 
(12)    Workshop over de toekomst van de handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en Afrika van 26 oktober 2022.
(13)    https://policy.trade.ec.europa.eu/eu-trade-relationships-country-and-region/countries-and-regions/southern-african-development-community-sadc/eu-angola-negotiations_nl
(14)    Zie UNCTAD, Investment Policy Review of Angola (https://unctad.org/system/files/official-document/diaepcb2019d4_en.pdf).
(15)    Zie Wereldbank, Retention and Expansion of Foreign Direct Investment, Political Risk and Policy Responses (http://documents1.worldbank.org/curated/en/387801576142339003/pdf/Political-Risk-and-Policy-Responses.pdf).
(16)    Zie Sustainability Impact assessment (SIA) in support of trade negotiations with Angola for EU-SADC EPA accession, Final Report, december 2021 (https://circabc.europa.eu/ui/group/09242a36-a438-40fd-a7af-fe32e36cbd0e/library/f9babf9b-6d05-475f-a322-1bfc4e5c9982?p=1&n=10&sort=modified_DESC).
(17)    PB C […] van […], blz. […].
(18)    [Referentie invoegen]
(19)    De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Top

Brussel, 16.6.2023

COM(2023) 313 final

BIJLAGE

bij

voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende de sluiting van de Overeenkomst ter facilitering van duurzame investeringen tussen de Europese Unie en de Republiek Angola


OVEREENKOMST TER FACILITERING VAN DUURZAME INVESTERINGEN

TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK ANGOLA

Inhoud

Hoofdstuk I        Algemene bepalingen

Hoofdstuk II        Transparantie en voorspelbaarheid

Hoofdstuk III        Stroomlijning van vergunningsprocedures

Hoofdstuk IV        Steunpunten en betrokkenheid van belanghebbenden

Hoofdstuk V        Investeringen en duurzame ontwikkeling

Hoofdstuk VI        Vermijden en beslechten van geschillen

Hoofdstuk VII        Samenwerking en institutionele bepalingen

Hoofdstuk VIII    Slotbepalingen

PREAMBULE

DE EUROPESE UNIE, hierna “de Unie” genoemd,

en

DE REPUBLIEK ANGOLA, hierna “Angola” genoemd,

hierna gezamenlijk “de Partijen” of afzonderlijk “Partij” genoemd,

GELET OP hun wens om hun economische banden verder aan te halen en nauwe en duurzame betrekkingen tot stand te brengen op basis van partnerschap en samenwerking met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling;

GELEID DOOR DE WENS investeringen te mobiliseren en te behouden, nieuwe werkgelegenheidskansen te creëren en de levensstandaard op hun respectieve grondgebied te verhogen;

ERKENNEND dat, om het investeringsklimaat te verbeteren, investeringen moeten worden gefaciliteerd door de transparantie en voorspelbaarheid te vergroten, de vergunningsprocedures te stroomlijnen en belanghebbenden daarbij te betrekken;

ERVAN OVERTUIGD dat maatregelen ter facilitering van investeringen de investeringen in en door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (hierna “mkmo’s” genoemd) bevorderen;

ERKENNEND dat investeringen duurzame ontwikkeling, economische groei en diversificatie van economische activiteiten kunnen ondersteunen en kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, die op 25 september 2015 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen (hierna “Agenda 2030” genoemd);

HET BELANG ERKENNEND van technische bijstand en capaciteitsopbouw voor de uitvoering van deze overeenkomst;

BEVESTIGEND dat zij het Handvest van de Verenigde Naties en de beginselen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ten volle onderschrijven;

REKENING HOUDEND MET de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna de “overeenkomst van Cotonou” genoemd), waaronder de essentiële en fundamentele elementen daarvan,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1

Doelstellingen

Deze overeenkomst heeft tot doel het aantrekken, uitbreiden en behouden van buitenlandse directe investeringen tussen de Partijen te faciliteren met het oog op economische diversificatie en duurzame ontwikkeling.

ARTIKEL 2

Toepassingsgebied

1.    Deze overeenkomst is van toepassing op door de Partijen vastgestelde of gehandhaafde maatregelen die van invloed zijn op investeringen.

2.    De Partijen herbevestigen hun recht om op hun respectieve grondgebied regelgeving vast te stellen ter verwezenlijking van legitieme beleidsdoelstellingen, zoals bescherming van de volksgezondheid, sociale diensten, openbaar onderwijs, veiligheid, milieu, met inbegrip van klimaatverandering, de openbare zeden, sociale bescherming, consumentenbescherming, eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming, en de bevordering en bescherming van de culturele verscheidenheid.

3.    Deze overeenkomst schept noch wijzigt verbintenissen met betrekking tot de liberalisering van investeringen, en schept of wijzigt evenmin regels inzake de bescherming van gevestigde investeerders op het grondgebied van de Partijen of van hun investeringen, noch inzake de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten.

ARTIKEL 3

Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)    “activiteiten verricht in het kader van de uitoefening van overheidsgezag”: activiteiten die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers worden verricht, met inbegrip van diensten die op dezelfde basis worden verleend;

b)    “vergunning”: de toestemming om een met een investering verband houdende economische activiteit uit te oefenen, die voortvloeit uit een procedure waaraan een investeerder zich moet houden om aan te tonen dat hij aan de nodige vereisten voldoet;

c)    “bevoegde autoriteit”: een centrale, regionale of lokale overheid of autoriteit of niet-gouvernementele instantie die bevoegdheden uitoefent die zijn gedelegeerd door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten en die bevoegd is een besluit te nemen over een vergunning;

d)    “economische activiteit”: elke activiteit van industriële, commerciële of professionele aard en elke activiteit van ambachtslieden, met inbegrip van het verlenen van diensten, met uitzondering van activiteiten verricht in het kader van de uitoefening van overheidsgezag;

e)    “onderneming”: een rechtspersoon, een filiaal of een vertegenwoordiging van een rechtspersoon;

f)    “vestiging”: het oprichten of verwerven van een rechtspersoon, onder meer door deelneming in het kapitaal, of de oprichting van een filiaal of vertegenwoordiging op het grondgebied van een Partij, teneinde duurzame economische banden tot stand te brengen of te handhaven;

 

g)    “investering”: de vestiging en exploitatie van economische activiteiten door investeerders uit de ene Partij op het grondgebied van de andere Partij;

h)    “investeerder van een Partij”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit een Partij die op het grondgebied van de andere Partij een onderneming wil vestigen, vestigt of heeft gevestigd overeenkomstig punt f);

i)    “rechtspersoon”: een juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, al dan niet met winstoogmerk, en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennootschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;

j)    “rechtspersoon uit een Partij”:

i)    voor de Europese Unie: een naar het recht van de Europese Unie of haar lidstaten opgerichte of georganiseerde rechtspersoon die op het grondgebied van de Europese Unie omvangrijke zakelijke transacties 1 verricht;

ii)    voor Angola: een naar het recht van Angola opgerichte of georganiseerde rechtspersoon die op het grondgebied van Angola omvangrijke zakelijke transacties verricht;

k)    “maatregel”: elke maatregel van een Partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;

l)    “maatregel van een Partij”: een maatregel die is vastgesteld of wordt gehandhaafd door 2 :

i)    centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten, of

ii)    niet-gouvernementele instanties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden;

m)    “natuurlijke persoon uit een Partij”:

i)    voor de Unie, een onderdaan van een lidstaat van de Unie overeenkomstig het recht van die lidstaat 3 ;

ii)    voor Angola, een onderdaan van Angola overeenkomstig zijn wetgeving;

n)    “exploitatie”: de uitbating, het beheer, het aanhouden, het gebruik, het genot en het verkopen of een andere vorm van beschikken over een onderneming, en

o)    “bekendmaken”: het beschikbaar stellen in een officiële publicatie, zoals een staatsblad, of op een officiële website.

ARTIKEL 4

Meestbegunstigingsbehandeling

1.    Elke Partij behandelt investeerders uit de andere Partij en hun investeringen onmiddellijk en onvoorwaardelijk niet minder gunstig dan investeerders uit een ander land en hun investeringen, in soortgelijke situaties, met betrekking tot de toepassing van deze overeenkomst op haar grondgebied.

2.    Lid 1 wordt niet uitgelegd als een verplichting voor een Partij om het voordeel van een behandeling uit te breiden tot investeerders uit de andere Partij of hun investeringen, indien dat voordeel het resultaat is van:

a)    maatregelen die voorzien in erkenning, met inbegrip van de erkenning van de normen of criteria voor het verlenen van vergunningen, het verlenen van licenties of de certificering van een natuurlijke persoon of onderneming om een economische activiteit uit te oefenen, of de erkenning van maatregelen van bedrijfseconomisch toezicht als bedoeld in punt 3 van de bijlage betreffende financiële diensten bij de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten, opgenomen in bijlage 1B bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, gedaan te Marrakesh op 15 april 1994, of

b)    elke bilaterale, regionale of multilaterale overeenkomst die verbintenissen bevat om in wezen alle investeringsbelemmeringen tussen de Partijen op te heffen of die de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de Partijen in een of meer economische sectoren vereist.

3.    Voor alle duidelijkheid: bepalingen in andere door een Partij gesloten internationale overeenkomsten vormen op zichzelf geen behandeling als bedoeld in lid 1 en kunnen dus niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van een inbreuk op deze overeenkomst.

ARTIKEL 5

Maatregelen tegen corruptie en andere illegale activiteiten

1.De Partijen erkennen dat corruptie, witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingfraude en belastingontduiking negatieve gevolgen hebben voor economieën en samenlevingen, onder meer doordat zij de duurzame ontwikkeling belemmeren en investeringen ontmoedigen.

2.Elke Partij bevestigt dat zij zich inzet om passende maatregelen te nemen ter voorkoming en bestrijding van corruptie, witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingfraude en belastingontduiking, met betrekking tot aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen, overeenkomstig internationaal overeengekomen normen die door die Partij zijn bekrachtigd of worden gesteund, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 31 oktober 2003, en de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna “OESO” genoemd) van 2011, alsmede de huidige normen op het gebied van internationale belastingen.

HOOFDSTUK II

VOORSPELBAARHEID EN TRANSPARANTIE

 

ARTIKEL 6

Uitvoering van maatregelen van algemene strekking

Elke Partij ziet erop toe dat alle maatregelen van algemene strekking die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, op een redelijke, objectieve en onpartijdige wijze worden toegepast.

ARTIKEL 7

Bekendmakingsvereisten

Elke Partij maakt alle relevante maatregelen van algemene strekking die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen onverwijld en, behalve in noodsituaties, uiterlijk op het tijdstip van hun inwerkingtreding schriftelijk bekend, op zodanige wijze dat investeerders daarvan kennis kunnen nemen.

ARTIKEL 8

Bekendmaking vooraf en gelegenheid om opmerkingen te maken

1.    Voor zover mogelijk en op een wijze die strookt met zijn rechtsstelsel voor de vaststelling van maatregelen, maakt elke Partij 4 de volgende elementen vooraf bekend:

a)    de voorstellen voor wet- en regelgeving van algemene strekking die moeten worden aangenomen met betrekking tot aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, of

b)    documenten die voldoende details verschaffen over de in punt a) bedoelde voorstellen om investeerders en andere belanghebbenden in staat te stellen te beoordelen of en hoe hun belangen aanzienlijk kunnen worden beïnvloed.

 

2.    Voor zover mogelijk en op een wijze die strookt met haar rechtsstelsel voor de vaststelling van maatregelen, wordt elke Partij aangemoedigd lid 1 toe te passen op procedures en administratieve besluiten van algemene strekking die zij voorstelt met betrekking tot aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen.

 

3.    Voor zover mogelijk en op een wijze die strookt met haar rechtsstelsel voor de vaststelling van maatregelen, biedt elke Partij investeerders en andere belanghebbenden op niet-discriminerende basis een redelijke gelegenheid om opmerkingen te maken over voorgestelde maatregelen of documenten die krachtens lid 1 of lid 2 zijn bekendgemaakt.

4.    Voor zover mogelijk en op een wijze die strookt met haar rechtsstelsel voor de vaststelling van maatregelen, houdt elke Partij rekening met overeenkomstig lid 3 ontvangen opmerkingen 5 .

5.    Elke Partij streeft ernaar om bij de bekendmaking van wet- of regelgeving van algemene strekking als bedoeld in lid 1, of voorafgaand aan een dergelijke bekendmaking, voor zover mogelijk en in overeenstemming met haar rechtsstelsel voor de vaststelling van maatregelen, de doelstellingen en de ratio van die wet- of regelgeving toe te lichten.

6.    Elke Partij streeft ernaar, voor zover mogelijk, een redelijke termijn toe te staan tussen de bekendmaking van in lid 1 bedoelde wet- of regelgeving en de datum waarop die op investeerders van toepassing wordt.

ARTIKEL 9

Transparantie van het investeringskader

1.    Elke Partij stelt langs elektronische weg, bijvoorbeeld op een website en waar mogelijk toegankelijk via één portaal, de volgende elementen beschikbaar en actualiseert deze voor zover mogelijk en in voorkomend geval:

a)    wet- en regelgeving die specifiek betrekking heeft op investeringen;

b)    beperkingen en voorwaarden die van toepassing zijn op investeringen, en

c)    de contactgegevens van de autoriteiten die bevoegd zijn voor het verlenen van een vergunning voor investeringen.

2.    Elke Partij stelt, waar mogelijk via elektronische middelen zoals een website en via het in lid 1 bedoelde portaal, een beschrijving ter beschikking die investeerders en andere belanghebbenden informeert over de praktische stappen die nodig zijn om op haar grondgebied te investeren, en actualiseert die voor zover mogelijk en in voorkomend geval, met inbegrip van de vereisten en procedures met betrekking tot:

a)    de vestiging en registratie van bedrijven;

b)    de aansluiting op essentiële infrastructuur zoals elektriciteits- en watervoorziening;

c)    de verwerving en registratie van onroerend goed, zoals rechten met betrekking tot de eigendom van grond;

d)    bouwvergunningen;

e)    de afwikkeling van insolventie;

f)    kapitaaloverdrachten en betalingen;

g)    de convertibiliteit van valuta;

h)    de betaling van belastingen, en

i)    de toegang tot financiering, met name voor mkmo’s.

3.    Aan investeerders op het grondgebied van een Partij wordt geen vergoeding gevraagd voor de toegang tot de informatie die uit hoofde van dit artikel of artikel 7 wordt verstrekt.

ARTIKEL 10

Transparantie van investeringsstimulansen

1.    Elke Partij stelt langs elektronische weg, bijvoorbeeld op een website en waar mogelijk toegankelijk via één portaal, informatie over investeringsstimulansen beschikbaar en actualiseert die voor zover mogelijk en in voorkomend geval.

2.    De in lid 1 bedoelde informatie heeft betrekking op alle stimulansen voor investeerders, met inbegrip van financiële stimulansen, fiscale stimulansen en overdrachten in natura, met inbegrip van niet-financiële stimulansen.

3.    De in lid 1 bedoelde informatie omvat de volgende elementen:

a)    de rechtsgrondslag van de stimulans;

b)    de vorm van de stimulans;

c)    de voorwaarden om voor de stimulans in aanmerking te komen;

d)    de aanvraagprocedure voor de stimulans, met inbegrip van de vereiste formulieren en documenten, en

e)    de contactgegevens van de bevoegde autoriteit.

ARTIKEL 11

Banden met de gasteconomie

Elke Partij wordt aangemoedigd informatie over binnenlandse leveranciers beschikbaar te stellen aan investeerders en personen die wensen te investeren, teneinde de banden met de lokale economie aan te halen, het concurrentievermogen van binnenlandse leveranciers te vergroten en de bijdrage van investeringen aan de duurzame ontwikkeling te vergroten.

ARTIKEL 12

Inzage in vertrouwelijke informatie

Niets in deze overeenkomst verplicht een Partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen.

HOOFDSTUK III

STROOMLIJNING VAN VERGUNNINGSPROCEDURES

ARTIKEL 13

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de Partijen met betrekking tot vergunningen voor investeringen.

ARTIKEL 14

Indiening van aanvragen

Elke Partij vermijdt, voor zover mogelijk, van een aanvrager te verlangen dat hij zich voor elke vergunningsaanvraag tot meer dan één bevoegde autoriteit wendt. Indien een activiteit waarvoor een vergunning wordt aangevraagd binnen het rechtsgebied van meerdere bevoegde autoriteiten valt, kunnen meerdere vergunningsaanvragen worden verlangd.

ARTIKEL 15

Termijnen voor aanvragen

Indien een Partij een vergunning vereist, ziet zij erop toe dat haar bevoegde autoriteiten, voor zover mogelijk, de indiening van een aanvraag op elk moment van het jaar toestaan. Indien er een specifieke termijn voor het aanvragen van een vergunning bestaat, zorgt de Partij ervoor dat de bevoegde autoriteiten een redelijke termijn voor de indiening van een aanvraag toestaan.

ARTIKEL 16

Elektronische aanvragen en aanvaarding van kopieën

Indien een Partij een vergunning vereist, ziet zij erop toe dat haar bevoegde autoriteiten:

a)    voor zover mogelijk, aanvragen in elektronische vorm aanvaarden, en

b)    kopieën van documenten aanvaarden in plaats van originele documenten als deze overeenkomstig de wetgeving van de Partij zijn gewaarmerkt, tenzij de bevoegde autoriteiten originele documenten verlangen om de integriteit van het vergunningsproces te beschermen.

ARTIKEL 17

Behandeling van een verzoek

1.    Indien een Partij een vergunning vereist, ziet zij erop toe dat haar bevoegde autoriteiten:

a)    voor zover mogelijk een indicatief tijdschema verstrekken voor de behandeling van een aanvraag;

b)    op verzoek van de aanvrager zonder onnodige vertraging informatie verstrekken over de status van de aanvraag;

c)    voor zover mogelijk zonder onnodige vertraging nagaan of de aanvraag voor behandeling in het kader van de wet- en regelgeving van de Partij volledig is;

d)    indien zij van mening zijn dat een aanvraag volledig is met het oog op behandeling in het kader van de wet- en regelgeving van de Partij 6 , binnen een redelijke termijn na de indiening van de aanvraag ervoor zorgen dat:

i)    de behandeling van de aanvraag is voltooid, en

ii)    de aanvrager, voor zover mogelijk, schriftelijk in kennis wordt gesteld van de beslissing over de aanvraag 7 ;

e)    indien zij van oordeel zijn dat een aanvraag met het oog op behandeling in het kader van de wet- en regelgeving van de Partij onvolledig is, binnen een redelijke termijn, voor zover mogelijk:

i)    de aanvrager ervan in kennis stellen dat de aanvraag onvolledig is;

ii)    op verzoek van de aanvrager aangeven welke aanvullende informatie nodig is om de aanvraag te vervolledigen of anderszins aangeven waarom de aanvraag als onvolledig wordt beschouwd, en

iii)    de aanvrager de mogelijkheid bieden de aanvullende informatie te verstrekken die nodig is om de aanvraag te vervolledigen 8 ;

indien geen van de in de punten i), ii) en iii) bedoelde handelingen haalbaar is en de aanvraag wegens onvolledigheid wordt afgewezen, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat zij de aanvrager daarvan binnen een redelijke termijn in kennis stellen, en

f)    indien een aanvraag wordt afgewezen, de aanvrager hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de aanvrager, in kennis stellen van de redenen voor de afwijzing en van de termijn voor een beroep en, indien van toepassing, van de procedures voor het opnieuw indienen van een aanvraag; een aanvrager mag niet uitsluitend op grond van een eerder afgewezen aanvraag worden belet om een andere aanvraag in te dienen.

2.    Elke Partij ziet erop toe dat haar bevoegde autoriteiten, zodra in het licht van een passend onderzoek is vastgesteld dat de aanvrager aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning voldoet, een vergunning verlenen.

3.    Elke Partij zorgt ervoor dat een vergunning, zodra zij is verleend, zonder onnodige vertraging in werking treedt, met inachtneming van de toepasselijke voorwaarden 9 .

ARTIKEL 18

Vergoedingen

1.    Voor alle andere economische activiteiten dan financiële diensten ziet elke Partij erop toe dat de door haar bevoegde autoriteiten aangerekende vergunningsvergoedingen redelijk en transparant zijn en op zichzelf de investering niet beperken.

2.    Met betrekking tot financiële diensten ziet elke Partij erop toe dat haar bevoegde autoriteiten, met betrekking tot de vergoedingen die zij in rekening brengen voor vergunningen, aanvragers een lijst van vergoedingen of informatie verstrekken over de wijze waarop de hoogte van de vergoedingen wordt bepaald, en de vergoedingen niet gebruiken als middel om de verbintenissen of verplichtingen van de Partij te omzeilen.

3.    Vergunningsvergoedingen mogen geen vergoedingen voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen omvatten, noch betalingen in verband met veiling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te verlenen, noch verplichte bijdragen voor het verlenen van een universele dienst.

4.    Behalve in dringende omstandigheden staat elke Partij voldoende tijd toe tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen in verband met vergunningsprocedures voor investeringen, of informatie die investeerders in staat stelt de berekening van die vergoedingen en heffingen te begrijpen. Die vergoedingen en heffingen worden pas toegepast nadat die informatie is bekendgemaakt.

5.    Elke Partij stelt, voor zover mogelijk, procedures vast of handhaaft procedures die de mogelijkheid bieden van elektronische betaling van vergoedingen en heffingen die door de relevante bevoegde autoriteiten worden geïnd voor het verlenen van vergunningen voor investeringen.

ARTIKEL 19

Objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid

Indien een Partij een maatregel in verband met het verlenen van vergunningen vaststelt of handhaaft, zorgt zij ervoor dat de betrokken bevoegde autoriteit aanvragen behandelt en haar besluiten objectief en onpartijdig neemt en toepast op een wijze die onafhankelijk is van de ongepaste beïnvloeding door personen die de economische activiteit uitoefenen waarvoor de vergunning vereist is.

ARTIKEL 20

Bekendmaking en beschikbare informatie

1.    Indien een Partij een vergunning verlangt, maakt zij onverwijld de informatie bekend die investeerders of personen die willen investeren nodig hebben om te voldoen aan de vereisten, technische normen en procedures voor het verkrijgen, handhaven, wijzigen of verlengen van die vergunning 10 . Die informatie omvat, voor zover zij bestaat:

a)    de vergunnings- en kwalificatievereisten en -procedures;

b)    de contactgegevens van de relevante bevoegde autoriteiten;

c)    de vergunningsvergoedingen;

d)    de geldende technische normen;

e)    de procedures voor het instellen van beroep tegen of het herzien van beslissingen inzake aanvragen;

f)    de procedures voor het toezicht op of de handhaving van de naleving van de voorwaarden van vergunningen of kwalificaties;

g)    de mogelijkheden voor inspraak van het publiek, bijvoorbeeld via hoorzittingen of opmerkingen, en

h)    indicatieve termijnen voor de behandeling van een aanvraag.

 

2.    Elke Partij wordt aangemoedigd om elektronische bekendmakingen in één portaal te consolideren.

ARTIKEL 21

Ontwikkeling van maatregelen

Indien een Partij maatregelen in verband met het verlenen van vergunningen vaststelt of handhaaft, ziet zij erop toe dat:

a)    die maatregelen gebaseerd zijn op duidelijke, objectieve en transparante criteria, waaronder de bekwaamheid en het vermogen om de economische activiteit uit te oefenen, onder meer in overeenstemming met de wettelijke voorschriften van een Partij, zoals gezondheids- en milieuvoorschriften, met dien verstande dat de bevoegde autoriteiten kunnen beoordelen welk gewicht aan elk criterium moet worden toegekend;

b)    de procedures onpartijdig, voor alle aanvragers gemakkelijk toegankelijk en toereikend zijn om aanvragers in staat te stellen aan te tonen dat zij aan de eisen voldoen, en

c)    de procedures als zodanig niet op ongerechtvaardigde wijze verhinderen dat aan de vereisten wordt voldaan.

HOOFDSTUK IV

STEUNPUNTEN EN BETROKKENHEID VAN BELANGHEBBENDEN

ARTIKEL 22

Steunpunten voor investeringsfacilitering

1.    Op een wijze die strookt met haar rechtsstelsel handhaaft elke Partij passende steunpunten voor investeringsfacilitering of richt die op, om voor investeerders als eerste aanspreekpunt te fungeren met betrekking tot maatregelen die van invloed zijn op investeringen.

2.    Elke Partij zorgt ervoor dat de steunpunten voor investeringsfacilitering antwoord geven op vragen van investeerders en van steunpunten voor investeringsfacilitering die door de andere Partij uit hoofde van dit artikel zijn opgericht, teneinde bij te dragen tot de doeltreffende toepassing van deze overeenkomst.

3.    Indien een steunpunt voor investeringsfacilitering niet kan antwoorden op een vraag uit hoofde van lid 2, moet het ernaar streven de steller van die vraag de nodige bijstand te verlenen om de relevante informatie te verkrijgen.

4.    Elke Partij zorgt ervoor dat vragen en informatie uit hoofde van dit artikel langs elektronische weg kunnen worden ingediend.

5.    Geen ingevolge dit artikel verstrekte informatie loopt vooruit op de vraag of de maatregel in overeenstemming met deze overeenkomst is.

ARTIKEL 23

Mechanismen voor probleemoplossing

1.Elke Partij streeft ernaar passende mechanismen in te stellen of in stand te houden om een oplossing te bieden voor problemen van investeerders of personen die willen investeren die kunnen voortvloeien uit de toepassing van een onder deze overeenkomst vallende maatregel van algemene strekking.

2.De in lid 1 bedoelde mechanismen zijn laagdrempelig, ook voor mkmo’s, en zijn tijdgebonden en transparant. Zij doen geen afbreuk aan beroeps- of herzieningsprocedures die de Partijen invoeren of handhaven. Zij doen evenmin afbreuk aan het geschillenbeslechtingsmechanisme van deze overeenkomst.

ARTIKEL 24

Binnenlandse coördinatie tussen instanties

1.    De Partijen erkennen dat nauwe binnenlandse coördinatie van de autoriteiten en instanties die verantwoordelijk zijn voor de regulering en toepassing van maatregelen en procedures met betrekking tot investeringen belangrijk is als middel om investeringen te faciliteren, aan te trekken, te behouden en uit te breiden.

2.    Elke Partij streeft ernaar mechanismen in te stellen of in stand te houden om activiteiten te coördineren teneinde:

a)    investeringen te faciliteren;

b)    samenhang in de regelgeving en voorspelbaarheid van overheidsmaatregelen en -procedures te bevorderen, en

c)    de samenhang van centrale, regionale en lokale investeringsmaatregelen en -procedures te bevorderen.

3.    Om de coördinatietaak te vergemakkelijken, wordt elke Partij aangemoedigd een leidende instantie aan te wijzen op een wijze die in overeenstemming is met haar rechtsstelsel.

ARTIKEL 25

Coherentie van de regelgeving en effectbeoordelingen

1.    De Partijen erkennen het belang van een doeltreffend, consistent, transparant en voorspelbaar regelgevingskader voor investeringen.

2.    Elke Partij wordt aangemoedigd om, overeenkomstig haar respectieve regels en procedures, een effectbeoordeling uit te voeren van belangrijke 11 maatregelen van algemene strekking die zij voorbereidt en die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen.

3.    De Partijen erkennen dat bij de uitvoering van de in lid 2 bedoelde effectbeoordelingen rekening moet worden gehouden met de mogelijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor mkmo’s en de duurzame ontwikkeling.

ARTIKEL 26

Raadpleging van belanghebbenden en periodieke evaluaties

1.    Elke Partij wordt aangemoedigd om op gezette tijden haar onder deze overeenkomst vallende maatregelen van algemene strekking die van invloed zijn op investeringen te evalueren, teneinde te bepalen of specifieke maatregelen die zij ten uitvoer heeft gelegd, moeten worden gewijzigd, gestroomlijnd, uitgebreid of ingetrokken, teneinde het investeringskader van de Partij doeltreffender te maken voor de verwezenlijking van haar beleidsdoelstellingen en bij het inspelen op de specifieke behoeften van mkmo’s.

2.    Elke Partij wordt aangemoedigd haar vergunningsvergoedingen en -heffingen periodiek te evalueren teneinde het aantal en de diversiteit ervan te verminderen.

3.    Elke Partij wordt aangemoedigd om bij haar evaluaties rekening te houden met de feedback van belanghebbenden en gebruik te maken van relevante internationale prestatie-indicatoren.

4.    De Partijen wordt verzocht in het in artikel 43 bedoelde Comité voor investeringsfacilitering hun ervaringen met de uitvoering van periodieke evaluaties en daaruit voortvloeiende beleidsaanbevelingen te delen.

ARTIKEL 27

Geschillenbeslechting

Hoofdstuk VI is niet van toepassing op de artikelen 24, 25 en 26.

HOOFDSTUK V

INVESTERINGEN EN DUURZAME ONTWIKKELING

ARTIKEL 28

Doelstellingen

1.    De Partijen erkennen dat duurzame ontwikkeling economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming omvat, die alle drie van elkaar afhankelijk zijn en elkaar wederzijds versterken, en bevestigen hun toezegging om investeringen te faciliteren op een wijze die bijdraagt tot de doelstelling van duurzame ontwikkeling.

2.    Dit hoofdstuk heeft tot doel de integratie van duurzame ontwikkeling, en met name de arbeids- en milieudimensie daarvan, in de investeringsbetrekkingen van de Partijen te verbeteren op een wijze die bijdraagt tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van Agenda 2030 van de VN.

ARTIKEL 29

Regelgevingsrecht en beschermingsniveaus

1.    De Partijen erkennen het recht van elke Partij om haar beleid en prioriteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling te bepalen, om de niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen die zij passend acht, en om haar relevante wetgeving en beleidsmaatregelen vast te stellen of te wijzigen. Die beschermingsniveaus, wetgeving en beleidsmaatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verbintenissen van elke Partij ten aanzien van de in dit hoofdstuk bedoelde internationaal erkende normen en overeenkomsten.

2.    Elke Partij streeft ernaar ervoor te zorgen dat haar wetgeving en beleidsmaatregelen op dit gebied een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming bieden en aanmoedigen, en streeft ernaar die niveaus, wetgeving en beleidsmaatregelen te verbeteren.

3.    Een Partij mag de in haar milieu- of arbeidswetgeving geboden beschermingsniveaus niet afzwakken of verlagen om investeringen aan te moedigen.

4.    Een Partij ziet niet af van de toepassing van of wijkt niet anderszins af van, of biedt niet aan af te zien van de toepassing van of anderszins af te wijken van, haar milieu- en arbeidswetgeving om investeringen aan te moedigen.

5.    Een Partij doet, om investeringen aan te moedigen, geen afbreuk aan de daadwerkelijke handhaving van haar milieu- en arbeidswetgeving door een onafgebroken of herhaald handelen of nalaten.

6.    De Partijen gebruiken hun respectieve milieu- of arbeidswetgeving niet op een wijze die een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van internationale investeringen zou vormen.

ARTIKEL 30

Multilaterale arbeidsnormen en overeenkomsten

1.    De Partijen bevestigen hun toezegging om de ontwikkeling van investeringen te bevorderen op een wijze die bijdraagt tot waardig werk voor iedereen, zoals verwoord in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (hierna “IAO” genoemd) over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering, die op 10 juni 2008 in Genève is aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie (hierna “IAO-verklaring van 2008 over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering” genoemd).

2.    Overeenkomstig het Statuut van de IAO en de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten op het werk en de follow-up daarvan, die op 18 juni 1998 in Genève is aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie, zorgt elke Partij voor de eerbiediging, bevordering en daadwerkelijke toepassing op haar gehele grondgebied, ook in “exportverwerkingszones” en andere “speciale economische zones”, van de internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen zoals omschreven in de fundamentele IAO-verdragen, en voert zij andere IAO-verdragen die respectievelijk door de lidstaten van de Unie en Angola zijn geratificeerd, daadwerkelijk uit.

3.    Overeenkomstig hun toezegging om de bijdrage van investeringen aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling, met inbegrip van de arbeidsaspecten ervan, te vergroten, bevordert elke Partij investeringsbeleid waardoor het bereiken van de doelstellingen van de agenda voor waardig werk dichterbij komt, overeenkomstig de IAO-verklaring van 2008 over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering en de eeuwfeestverklaring van de IAO over de toekomst van werk, die op 21 juni 2019 in Genève is aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie.

4.    Elke Partij stelt, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, voor alle economische sectoren, met inbegrip van de landbouw en de mijnbouw, een doeltreffend arbeidsinspectiesysteem in en handhaaft dit.

5.    De Partijen werken samen om hun samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van arbeidsbeleid en -maatregelen te versterken, in voorkomend geval op bilateraal, regionaal en internationaal niveau, onder meer in het kader van de IAO.

ARTIKEL 31

Multilaterale governance en overeenkomsten op milieugebied

1.    De Partijen erkennen het belang van de Milieuvergadering van de Verenigde Naties (hierna “UNEA” genoemd) van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (hierna “UNEP” genoemd) en van multilaterale milieugovernance en -overeenkomsten als antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale of regionale milieu-uitdagingen, en benadrukken dat het investerings- en milieubeleid elkaar meer moeten versterken.

2.    Elke Partij geeft daadwerkelijk uitvoering aan de multilaterale milieuovereenkomsten, -protocollen en -wijzigingen die zij heeft geratificeerd (hierna “MMO’s” genoemd). De Partijen bevestigen hun vaste wil om de ontwikkeling van investeringen te bevorderen op een wijze die bevorderlijk is voor een hoog niveau van milieubescherming.

3.    De Partijen werken samen om hun samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van milieubeleid en -maatregelen te versterken, in voorkomend geval op bilateraal, regionaal en internationaal niveau, onder meer in het kader van het Politiek forum op hoog niveau voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, UNEP, UNEA, MMO’s of de Wereldhandelsorganisatie (hierna “WTO” genoemd).

ARTIKEL 32

Investeringen en klimaatverandering

1.    De Partijen erkennen het belang van dringende maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering en de gevolgen daarvan, en van de rol van investeringen bij het nastreven van die doelstelling, in overeenstemming met het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, gedaan te New York op 9 mei 1992 (hierna “UNFCCC” genoemd), het oogmerk en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, gedaan te Parijs op 12 december 2015 (hierna “Overeenkomst van Parijs” genoemd), en andere MMO’s en multilaterale instrumenten op het gebied van klimaatverandering.

2.    Elke Partij:

a)    geeft daadwerkelijk uitvoering aan het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs, met inbegrip van haar verbintenissen inzake haar nationaal vastgestelde bijdragen, en

b)    bevordert de wederzijdse ondersteuning van investerings- en klimaatbeleid en investerings- en klimaatmaatregelen, en draagt aldus bij tot de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie met lage broeikasgasemissies en tot een klimaatbestendige ontwikkeling.

3.    De Partijen zetten zich gezamenlijk in om hun samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van het beleid en de maatregelen inzake klimaatverandering bilateraal, regionaal en, in voorkomend geval, in het kader van internationale fora, waaronder het UNFCCC, de WTO, het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, gedaan te Montreal op 16 september 1987, en de Internationale Maritieme Organisatie, te versterken.

ARTIKEL 33

Investeringen die bijdragen tot duurzame ontwikkeling

1.    Overeenkomstig hun vaste wil om de bijdrage van investeringen aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling te vergroten, faciliteren en stimuleren de Partijen investeringen in duurzame productie en consumptie, in milieugoederen en -diensten, en investeringen die relevant zijn voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

2.    De Partijen erkennen het belang van het behoud en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en de rol van investeringen bij het nastreven van deze doelstellingen, in overeenstemming met het Verdrag inzake biologische diversiteit, gedaan te Rio de Janeiro op 5 juni 1992 (hierna “VBD” genoemd) en de bijbehorende protocollen, de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, gedaan te Washington D.C. op 3 maart 1973 (hierna “Cites” genoemd), andere relevante MMO’s waarbij zij Partij zijn, en de op grond daarvan genomen besluiten.

3.    Elke Partij faciliteert investeringen in het duurzame gebruik van biologische hulpbronnen en het behoud van de biodiversiteit, en neemt maatregelen om de biologische diversiteit in stand te houden wanneer deze als gevolg van investeringen onder druk staat.

4.    De Partijen werken samen om hun samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van biodiversiteitsbeleid en -maatregelen te versterken, in voorkomend geval op bilateraal, regionaal en internationaal niveau, onder meer in het kader van het VBD en de Cites.

5.    De Partijen erkennen het belang van duurzaam bosbeheer en de rol van investeringen bij het nastreven van deze doelstelling. Dienovereenkomstig faciliteert elke Partij investeringen op een wijze die verenigbaar is met het behoud en het duurzame beheer van bossen.

6.    De Partijen erkennen het belang van de instandhouding en het duurzame beheer van mariene biologische hulpbronnen en mariene ecosystemen en de rol van investeringen bij het nastreven van deze doelstellingen. Dienovereenkomstig faciliteert elke Partij investeringen op een wijze die verenigbaar is met het behoud en het duurzame beheer van mariene biologische hulpbronnen en mariene ecosystemen.

ARTIKEL 34

Maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoord ondernemerschap

1.    De Partijen erkennen het belang van de toepassing door investeerders van passende zorgvuldigheid om negatieve effecten, zoals die op het milieu en de arbeidsomstandigheden, in hun activiteiten, toeleveringsketens en andere zakelijke relaties in kaart te brengen en aan te pakken. De Partijen bevorderen het maatschappelijk verantwoord ondernemen of verantwoorde bedrijfspraktijken door ondernemingen en investeerders teneinde bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en verantwoorde investeringen.

2.    De Partijen ondersteunen de verspreiding en het gebruik van relevante internationaal overeengekomen instrumenten die door hen zijn goedgekeurd of door hen worden gesteund, zoals de leidende beginselen van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten, het Global Compact van de Verenigde Naties, de tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid, de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van 2011 en gerelateerde richtsnoeren inzake passende zorgvuldigheid.

3.    De Partijen wisselen in het Comité voor investeringsfacilitering informatie en beste praktijken uit over kwesties die onder dit artikel vallen, onder meer over mogelijke manieren om maatschappelijk verantwoord ondernemen, verantwoorde praktijken en verslaglegging door ondernemingen en investeerders te vergemakkelijken. Daartoe onderhoudt het Comité nauwe contacten met relevante internationale organisaties die actief zijn op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen of verantwoord ondernemerschap.

ARTIKEL 35

Investeringen en gendergelijkheid

1.    De Partijen erkennen dat inclusief investeringsbeleid kan bijdragen tot de bevordering van de economische empowerment van vrouwen en gendergelijkheid, overeenkomstig duurzameontwikkelingsdoelstelling 5 van Agenda 2030 van de VN. Zij erkennen dat vrouwen, door hun deelname aan economische activiteiten, met inbegrip van investeringen, een grote bijdrage leveren aan de economische groei. De Partijen onderstrepen hun voornemen om deze overeenkomst uit te voeren op een wijze die gendergelijkheid bevordert en versterkt.

2.    De Partijen werken in voorkomend geval bilateraal en in relevante fora samen om hun samenwerking op het gebied van investeringsgerelateerde aspecten van beleid en maatregelen op het gebied van gendergelijkheid te versterken, met inbegrip van activiteiten ter verbetering van het vermogen en de voorwaarden voor vrouwen, met inbegrip van werknemers, zakenvrouwen en ondernemers, om toegang te krijgen tot en te profiteren van de door deze overeenkomst geboden kansen.

HOOFDSTUK VI

VERMIJDEN EN BESLECHTEN VAN GESCHILLEN

ARTIKEL 36

Overleg

1.    De Partijen streven ernaar elk tussen hen gerezen geschil over de interpretatie en toepassing van deze overeenkomst op te lossen door te goeder trouw overleg te voeren teneinde een onderling overeengekomen oplossing te vinden, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.

2.    Een Partij verzoekt om overleg door middel van een schriftelijk verzoek aan de andere Partij waarin zij melding maakt van de betrokken maatregelen en van de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst die de andere Partij volgens haar niet is nagekomen.

3.    De Partij waaraan het verzoek om overleg is gericht, beantwoordt het verzoek binnen tien dagen na de datum van indiening ervan. Tenzij de Partijen anders overeenkomen, vindt uiterlijk 30 dagen na de datum van indiening van het verzoek overleg plaats op het grondgebied van de Partij waaraan het verzoek is gericht.

4.    Tijdens het overleg verstrekt elke Partij voldoende feitelijke informatie, zodat een volledig onderzoek mogelijk is naar de wijze waarop de betrokken maatregel in strijd kan zijn met de desbetreffende verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst. Elke Partij streeft ernaar de deelname te garanderen van personeel van haar bevoegde overheidsinstanties die deskundig zijn op het gebied waarover het overleg plaatsvindt.

5.    In het kader van het overleg over aangelegenheden die verband houden met de multilaterale milieu- of arbeidsovereenkomsten of -instrumenten waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen, houden de Partijen rekening met informatie van de IAO of van relevante organen of organisaties die in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten zijn opgericht, teneinde de samenhang tussen de werkzaamheden van de Partijen en die organen of organisaties te bevorderen. In voorkomend geval winnen de Partijen advies in bij die organen of organisaties, of bij elke andere deskundige die of elk ander orgaan dat zij geschikt achten.

6.    Elke Partij kan in voorkomend geval het standpunt van het maatschappelijk middenveld als bedoeld in artikel 46 inwinnen.

7.    Het overleg, en met name alle informatie die is verstrekt en alle standpunten die de partijen tijdens het overleg hebben ingenomen, is vertrouwelijk.

ARTIKEL 37

Onderling overeengekomen oplossingen

1.    De Partijen kunnen met betrekking tot een in artikel 36 bedoeld geschil te allen tijde tot een onderling overeengekomen oplossing komen.

2.    Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om de onderling overeengekomen oplossing ten uitvoer te leggen. Indien onmiddellijke tenuitvoerlegging niet mogelijk is, komen de Partijen een redelijke termijn daarvoor overeen.

3.    Uiterlijk bij het verstrijken van de in lid 2 bedoelde overeengekomen termijn stelt de uitvoerende Partij de andere Partij schriftelijk in kennis van alle maatregelen die zij heeft genomen om de onderling overeengekomen oplossing ten uitvoer te leggen.

4.    Indien de Partijen niet in staat zijn binnen 120 dagen na de datum van het verzoek om overleg tot een onderling overeengekomen oplossing te komen, of indien de onderling overeengekomen oplossing niet binnen de in lid 2 bedoelde termijn ten uitvoer wordt gelegd, kan de Partij die overeenkomstig artikel 36 om overleg heeft verzocht, verzoeken een beroep te doen op arbitrage tussen staten om het geschil op te lossen. De Partij waaraan het verzoek om arbitrage is gericht, aanvaardt of verwerpt het verzoek binnen 30 dagen na de datum van het verzoek. Indien geen antwoord wordt gegeven, wordt het verzoek geacht te zijn verworpen.

ARTIKEL 38

Arbitrage

1.    De Partijen streven ernaar overeenstemming te bereiken over de samenstelling van het arbitragepanel. Indien binnen 30 dagen na de aanvaarding van het verzoek om arbitrage overeenkomstig artikel 37, lid 4, geen overeenstemming is bereikt, wijst elke Partij binnen nog eens 30 dagen een arbiter aan. De door de Partijen benoemde arbiters benoemen gezamenlijk de voorzitter van het panel, die niet de nationaliteit van een van de Partijen mag hebben.

2.    Het arbitragepanel beoordeelt de zaak objectief. Tenzij de Partijen anders overeenkomen, stelt het arbitragepanel het toepasselijke reglement van orde vast.

3.    Indien het arbitragepanel concludeert dat de maatregel in kwestie niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit hoofdstuk, neemt de Partij waartegen de klacht gericht is alle nodige maatregelen om zich onverwijld aan de bepalingen van dit hoofdstuk te conformeren.

4.    Indien het verzoek om arbitrage is verworpen door de Partij waaraan het verzoek om arbitrage is gericht of indien het verslag van het panel niet wordt nageleefd, kan de Partij die om arbitrage heeft verzocht, binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst maatregelen nemen die in verhouding staan tot het niet nakomen van de specifieke verplichtingen.

ARTIKEL 39

Transparantie

Elke Partij maakt onverwijld het volgende openbaar:

a)    een verzoek om overleg overeenkomstig artikel 36;

b)    een onderling overeengekomen oplossing overeenkomstig artikel 37, en

c)    maatregelen op grond van artikel 38.

ARTIKEL 40

Termijnen

1.    Tenzij anders is bepaald, worden alle in dit hoofdstuk gestelde termijnen gerekend in kalenderdagen vanaf de dag volgende op de handeling waarop zij betrekking hebben.

2.    Elke in dit hoofdstuk gestelde termijn kan in onderling overleg tussen de Partijen worden gewijzigd.

ARTIKEL 41

Bemiddelingsprocedure

 1.    Een Partij kan te allen tijde verzoeken om de inleiding van een bemiddelingsprocedure met betrekking tot maatregelen van een Partij waarvan wordt gesteld dat zij de investeringen tussen de Partijen nadelig beïnvloeden.

2.    De bemiddelingsprocedure kan slechts worden ingeleid met wederzijdse instemming van de Partijen, teneinde onderling overeengekomen oplossingen te onderzoeken en adviezen en voorstellen voor oplossingen van een door de Partijen aangewezen bemiddelaar in overweging te nemen.

3.    De Partijen streven ernaar binnen 60 dagen na de datum van de aanwijzing van de bemiddelaar tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

4.    Tenzij de Partijen bij het geschil anders overeenkomen, zijn alle andere fasen van de bemiddelingsprocedure, met inbegrip van adviezen of voorgestelde oplossingen, vertrouwelijk. Een Partij mag echter openbaar maken dat bemiddeling plaatsvindt.

5.    De bemiddelingsprocedure laat de rechten en verplichtingen van de Partijen uit hoofde van de artikelen 36 en 38 of van geschillenbeslechtingsprocedures uit hoofde van elke andere overeenkomst onverlet.

HOOFDSTUK VII

SAMENWERKING EN INSTITUTIONELE BEPALINGEN

ARTIKEL 42

Technische bijstand en capaciteitsopbouw voor investeringsfacilitering

1.    De Partijen erkennen het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw en verbinden zich ertoe samen te werken om het investeringsklimaat in Angola te versterken en de uitvoering van deze overeenkomst te ondersteunen.

2.    Die activiteiten worden uitgevoerd in het kader van de regels en relevante procedures van het beleid en de instrumenten van de Europese Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

3.    Verzoeken om bijstand moeten gebaseerd zijn op vastgestelde behoeften en in overeenstemming zijn met binnenlandse hervormingen ter facilitering van investeringen. De bijstand is onderworpen aan onderling overeengekomen voorwaarden.

4.    De Partijen zorgen in het kader van het Comité voor investeringsfacilitering voor:

a)    de uitwisseling van informatie en de evaluatie van de vooruitgang op het gebied van technische bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw bij de uitvoering van deze overeenkomst, en

b)    het in kaart brengen van de behoeften aan technische bijstand en capaciteitsopbouw.

ARTIKEL 43

Comité voor investeringsfacilitering

1.    Opdat deze overeenkomst naar behoren en doeltreffend functioneert, richten de Partijen hierbij een Comité voor investeringsfacilitering op, bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen.

2.    Het Comité voor investeringsfacilitering houdt zijn eerste vergadering uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Daarna komt het Comité voor investeringsfacilitering jaarlijks bijeen, tenzij de vertegenwoordigers van de Partijen anders overeenkomen, of zonder onnodige vertraging op verzoek van een van de Partijen.

 

3.    De vergaderingen van het Comité voor investeringsfacilitering vinden afwisselend in de Unie en Angola plaats, tenzij de vertegenwoordigers van de Partijen anders overeenkomen. Het Comité voor investeringsfacilitering kan in levenden lijve of via andere passende communicatiemiddelen bijeenkomen, zoals overeengekomen door de vertegenwoordigers van de Partijen.

 

4.    Het Comité voor investeringsfacilitering wordt gezamenlijk voorgezeten door, voor Angola, de minister van Economische Zaken en Planning en de minister van Industrie en Handel, en, voor de Unie, het voor handel bevoegde lid van de Europese Commissie, of hun respectieve vertegenwoordigers.

ARTIKEL 44

Taken van het Comité voor investeringsfacilitering

1.    Het Comité voor investeringsfacilitering:

 

a)    zoekt naar wegen om de investeringsbetrekkingen tussen de Partijen te verbeteren;

 

b)    houdt toezicht op en vergemakkelijkt de tenuitvoerlegging en toepassing van deze overeenkomst, en bevordert het bereiken van de algemene doelstellingen ervan;

 

c)    poogt passende werkwijzen en methoden te vinden om problemen te voorkomen of op te lossen die zich kunnen voordoen op de door deze overeenkomst bestreken gebieden of om geschillen op te lossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van deze overeenkomst;

 

d)    behandelt alle andere aangelegenheden die verband houden met een gebied dat onder deze overeenkomst valt, zoals de vertegenwoordigers van de Partijen overeenkomen;

e)    neemt aanhangige vragen als bedoeld in artikel 22 en verzoeken om administratieve bijstand in overweging;

f)    bespreekt mogelijke verbeteringen van deze overeenkomst, met name in het licht van de ervaring en ontwikkelingen in andere internationale fora en in het kader van andere door de Partijen gesloten overeenkomsten, en

 

g)    stelt tijdens zijn eerste vergadering zijn reglement van orde vast.

ARTIKEL 45

 

Besluiten en aanbevelingen van het Comité voor investeringsfacilitering

 

1.    Het Comité voor investeringsfacilitering is, teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, bevoegd besluiten te nemen in de in deze overeenkomst bedoelde gevallen. De besluiten van het Comité voor investeringsfacilitering uit hoofde van deze overeenkomst zijn bindend voor de Partijen. De Partijen nemen de nodige maatregelen om deze besluiten ten uitvoer te leggen.

 

2.    Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst kan het Comité voor investeringsfacilitering passende aanbevelingen doen met betrekking tot alle aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen.

 

3.    Het Comité voor investeringsfacilitering neemt zijn besluiten en doet zijn aanbevelingen bij consensus.

ARTIKEL 46

Dialoog met het maatschappelijk middenveld

1.    De Partijen organiseren een dialoog met het maatschappelijk middenveld (de “dialoog”) om de uitvoering van deze overeenkomst te bespreken.

2.    De Partijen zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van belanghebbenden in de dialoog, waaronder niet-gouvernementele organisaties, bedrijfs-, werkgevers- en werknemersverenigingen, die actief zijn op economisch en sociaal gebied en op het gebied van duurzame ontwikkeling, milieu en andere aangelegenheden.

3.    De dialoog vindt jaarlijks plaats in samenhang met de vergadering van het Comité voor investeringsfacilitering, tenzij de Partijen anders overeenkomen.

4.    Met het oog op de dialoog verstrekken de Partijen informatie over de uitvoering van deze overeenkomst. De opvattingen en standpunten die tijdens de dialoog naar voren worden gebracht, kunnen worden voorgelegd aan het Comité voor investeringsfacilitering en kunnen openbaar worden gemaakt.

5.    De Partijen kunnen er in voorkomend geval voor kiezen de dialoog te organiseren via bestaande mechanismen die door de Partijen zijn ingesteld met het oog op inspraak van het maatschappelijk middenveld.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 47

Algemene uitzonderingen

Niets in deze overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat het een beletsel vormt voor de vaststelling of handhaving door een Partij van maatregelen die:

 

a)    noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of de handhaving van de openbare orde 12 ;

b)    noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten;

c)    noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- of regelgeving die niet strijdig is met de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van die welke betrekking hebben:

 

i)    op het voorkomen van misleidende en frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;

ii)    op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgegevens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;

 

iii)    op veiligheid.

ARTIKEL 48

Uitzonderingen op grond van veiligheidsoverwegingen

Niets in deze overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat het:

a)    een Partij verplicht gegevens te verstrekken waarvan zij openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen, of

b)    een Partij belet maatregelen te nemen die zij nodig acht ter bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen en die

i)    verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie en oorlogstuig dan wel met dergelijke handel en transacties in andere goederen en materialen, diensten en technologie, en met economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting ten doel hebben;

 

ii)    betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op stoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd, of

 

iii)    in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen, of

c)    een Partij belet maatregelen te nemen tot handhaving van de internationale vrede en veiligheid uit hoofde van haar verplichtingen krachtens het Handvest van de Verenigde Naties.

ARTIKEL 49

Relatie tot de Overeenkomst van Cotonou

Niets in deze overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat het een van de Partijen belet om passende maatregelen uit hoofde van de Overeenkomst van Cotonou vast te stellen.

ARTIKEL 50

Duur

Deze overeenkomst wordt gesloten voor een periode van 20 jaar, die automatisch kan worden verlengd voor gelijke en opeenvolgende perioden.

ARTIKEL 51

Beëindiging

1.    Elke Partij kan de andere Partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen.

2.    De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de datum waarop de andere Partij de in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft ontvangen.

ARTIKEL 52

Territoriaal toepassingsgebied

1.    Deze overeenkomst is van toepassing:

a)    wat de Unie betreft, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en

b)    wat Angola betreft, op de gebieden waar Angola soevereiniteit of soevereine rechten uitoefent overeenkomstig het internationaal recht en zijn nationale wetgeving, met inbegrip van het landgebied, de binnenwateren, de territoriale zee en het luchtruim, alsmede de maritieme gebieden die grenzen aan de territoriale zee, met inbegrip van de zeebodem, het continentaal plat en de ondergrond daarvan.

2.    Verwijzingen naar “grondgebied” in deze overeenkomst worden begrepen in de zin van lid 1.

3.    Voor alle duidelijkheid: verwijzingen naar het internationaal recht in dit artikel omvatten met name het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gedaan te Montego Bay op 10 december 1982. In geval van strijdigheid tussen het nationale recht en het internationaal recht heeft dit laatste voorrang.

ARTIKEL 53

Wijzigingen

De Partijen kunnen schriftelijk overeenkomen deze overeenkomst te wijzigen. Wijzigingen treden in werking overeenkomstig artikel 57.

ARTIKEL 54

Toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie

1.    De Unie stelt Angola in kennis van elk verzoek van een derde land om toetreding tot de Unie.

2.    De Unie stelt Angola in kennis van de inwerkingtreding van een verdrag betreffende de toetreding van een derde land tot de Unie.

ARTIKEL 55

Rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst

Niets in deze overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend of dat zij verplichtingen bevat voor personen, anders dan die welke tussen de partijen in het leven zijn geroepen krachtens internationaal publiekrecht, noch aldus dat op deze overeenkomst een rechtstreeks beroep kan worden gedaan in de interne rechtsorde van de partijen.

ARTIKEL 56

Verwijzingen naar wetten en andere overeenkomsten

1.    Tenzij anders is bepaald, worden verwijzingen naar de wet- en regelgeving van een Partij geacht tevens betrekking te hebben op de wijzigingen daarvan.

2.    Onder de internationale overeenkomsten waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen of die in deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk worden opgenomen, worden tevens de wijzigingen daarvan of de vervolgovereenkomsten die voor beide Partijen op of na de datum van ondertekening van deze overeenkomst in werking treden, begrepen. Indien als gevolg van dergelijke wijzigingen of vervolgovereenkomsten een vraag rijst met betrekking tot de uitvoering of toepassing van deze overeenkomst, kunnen de Partijen op verzoek van een van de Partijen met elkaar overleggen om een voor beide Partijen bevredigende oplossing te vinden.

ARTIKEL 57

Inwerkingtreding

1.    Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun respectieve daartoe vereiste interne procedures.

2.    Kennisgevingen als bedoeld in dit artikel worden, wat de Unie betreft, gedaan aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en, wat Angola betreft, aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de nationaal directeur voor internationale samenwerking.

ARTIKEL 58

Talen en authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend

Gedaan te … op …

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Angola

(1)

   Overeenkomstig haar aanmelding van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bij de WTO (doc. WT/REG39/1) is volgens de Europese Unie het begrip “daadwerkelijke en voortdurende band” met de economie van een lidstaat van de Unie, dat is neergelegd in artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gelijkwaardig aan het begrip “omvangrijke zakelijke transacties”.

(2)

   Voor alle duidelijkheid: “maatregelen van een Partij” omvatten ook maatregelen van in punt l), i) en ii), vermelde entiteiten die zijn vastgesteld of worden gehandhaafd doordat zij direct of indirect instructies hebben gegeven aan, leiding hebben gegeven aan of zeggenschap hebben uitgeoefend over het gedrag van andere entiteiten met betrekking tot die maatregelen.

(3)

   De definitie van “natuurlijke persoon” omvat ook personen die permanent in de Republiek Letland verblijven en die geen staatsburger van de Republiek Letland of een andere staat zijn, maar uit hoofde van het recht van de Republiek Letland wel recht hebben op een paspoort voor niet-staatsburgers.

(4)

     De Partijen zijn het erover eens dat in de leden 1 tot en met 4 wordt erkend dat de Partijen verschillende systemen hebben om overleg te plegen over bepaalde maatregelen voordat deze definitief zijn, en dat de alternatieven in lid 1 verschillende rechtsstelsels weerspiegelen.

(5)

     Deze bepaling legt geen verplichting op ten aanzien van het definitieve besluit van een Partij die maatregelen tot vergunning voor een investering vaststelt of handhaaft.

(6)

     De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat alle informatie in een bepaald formaat wordt ingediend om als “volledig met het oog op behandeling” te kunnen worden beschouwd.

(7)

   De bevoegde autoriteiten kunnen aan het vereiste van punt ii) voldoen door een aanvrager van tevoren schriftelijk, onder meer door middel van een bekendgemaakte maatregel, ervan in kennis te stellen dat het uitblijven van een antwoord na een bepaalde termijn vanaf de datum van indiening van de aanvraag betekent dat de aanvraag aanvaard is. De verwijzing naar “schriftelijk” moet worden opgevat als ook kennisgevingen in elektronisch formaat omvattend.

(8)

   Een dergelijke “mogelijkheid” vereist niet dat een bevoegde autoriteit termijnen verlengt.

(9)

     De bevoegde autoriteiten zijn niet verantwoordelijk voor vertragingen om redenen die buiten hun bevoegdheid vallen.

(10)

   De Partijen kunnen vergunningen verlenen zonder aan dit artikel te voldoen in elk van de volgende gevallen die verband houden met koolwaterstoffen:

a) het gebied is onderworpen aan een eerdere procedure overeenkomstig dit artikel die niet heeft geleid tot het verlenen van een vergunning;

b) het gebied is permanent beschikbaar voor exploratie of productie, of

c) de begunstigde van de verleende vergunning heeft vóór de vervaldatum ervan afstand van de vergunning gedaan.

(11)

   Elke Partij kan bepalen wat voor de toepassing van deze overeenkomst “belangrijke” maatregelen van algemene strekking zijn.

(12)

De uitzonderingen betreffende de openbare veiligheid en de openbare orde mogen alleen worden ingeroepen in geval van een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een van de fundamentele maatschappelijke belangen.

Top