EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0058

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

COM/2018/058 final - 2018/023 (NLE)

Brussel, 9.2.2018

COM(2018) 58 final

2018/0023(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde


TOELICHTING

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 26 juni 2017, heeft Hongarije verzocht om Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 2 van de Raad van 10 december 2015 te mogen verlengen om een maatregel die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn, verder te kunnen toepassen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie, nadat zij van Hongarije een nadere toelichting op het verzoek had ontvangen, de overige lidstaten bij brief van 11 december 2017 van het Hongaarse verzoek in kennis gesteld. Bij brief van 12 december 2017 heeft de Commissie Hongarije meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Hongarije heeft de Commissie op de hoogte gebracht van fraudepraktijken in de sector van de uitlening van personeel, met name door uitzendbureaus en organisaties die vergelijkbare diensten aanbieden, zoals scholencoöperaties waarvan de leden werkzaamheden verrichten voor derden.

Een van de kenmerken van dit soort dienstverlening is dat grote investeringen of gespecialiseerde kennis niet echt vereist zijn. Het is dus relatief gemakkelijk om een dergelijk bedrijf op te richten, dat vervolgens na korte tijd verdwijnt. Door de beperkte omvang van de investeringen is het bedrag aan btw dat het bedrijf van klanten ontvangt, vaak aanmerkelijk hoger dan de btw die het kan aftrekken over deze investeringen of, meer in het algemeen, over de prestaties die het zelf heeft afgenomen. De niet-afgetrokken btw over deze prestaties is dus slechts een kleine kostenfactor wanneer deze bedrijven, die weinig of geen activa hebben, verdwijnen. Het totale bedrag aan niet-betaalde btw daarentegen is moeilijk of helemaal niet te innen.

Om btw-fraude in de uitzendsector te bestrijden, verzocht Hongarije in 2014 om in afwijking van artikel 193 van de btw-richtlijn te worden gemachtigd om in het geval van uitlening van personeel dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn vallende activiteiten verricht, de belastingplichtige inlener te mogen aanwijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon (verleggingsregeling). Deze machtiging werd verleend bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 3 van de Raad, dat op 31 december 2017 is vervallen.

Hongarije heeft verzocht om de van artikel 193 van de btw-richtlijn afwijkende bijzondere maatregel verder te mogen toepassen en het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot coöperaties van gepensioneerden.

Volgens door Hongarije verstrekte informatie is de verleggingsregeling een passend en doeltreffend instrument gebleken om corrupte praktijken in de uitzendsector aan te pakken. Zo wijst Hongarije erop dat het aantal uitzendbedrijven na de invoering van de verleggingsregeling is gedaald. Uit de gegevens blijkt tegelijkertijd echter ook dat, ondanks de daling van het aantal belastingplichtigen in de sector, het belastbare bedrag aan binnenlandse prestaties in 2016 sterk is gestegen.

Hongarije stelt dat er een aanzienlijk aantal maatregelen werd genomen om de btw-fraude te bestrijden (bv. sterker toezicht op en meer controle van nieuw geregistreerde bedrijven, wetswijzigingen om de controleactiviteiten efficiënter te laten verlopen, maandelijkse btw-aangiften voor nieuw geregistreerde bedrijven, de invoering van een minimumvergoeding voor diensten voor scholencoöperaties, onlinetoezicht op ontvangsten uit kasregisters, btw-opgaven voor binnenlandse prestaties in sommige gevallen enz.). Daarnaast plant het land andere fraudebestrijdingsmaatregelen die specifiek gericht zijn op uitzendbedrijven (bv. striktere afbakening van de grenzen van de uitzendsector, invoering van een waarborg die gekoppeld is aan de activiteiten in deze sector, uitbreiding van een werkgelegenheidsgarantie). Ondanks deze maatregelen is Hongarije van mening dat de beschermende verleggingsregeling gehandhaafd moet worden om de schade aan de sector verder te beperken.

Hongarije heeft de Commissie ook laten weten dat er een nieuwe rechtsvorm zou worden ingevoerd, namelijk de gepensioneerdencoöperaties. Zoals bij scholencoöperaties moet werkzaamheid bij gepensioneerdencoöperaties worden gelijkgesteld met uitzendwerk. Daarom vraagt Hongarije om de verleggingsregeling ook op laatstgenoemde coöperaties te mogen toepassen.

Er zij op gewezen dat de btw-richtlijn al in een facultatieve toepassing van de verleggingsregeling voorziet voor de uitlening van personeel (artikel 199, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn). Deze mogelijkheid is beperkt tot, in wezen, de onroerendgoedsector (artikel 199, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn). De voorgestelde derogatiemaatregel moet derhalve alleen toepasselijk zijn op situaties die nog niet onder de btw-richtlijn vallen.

Tot slot kan dit voorstel de vorige maatregel niet verlengen omdat de goedkeuring van de derogatiemaatregel pas zal plaatsvinden nadat Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 van de Raad is vervallen (dat wil zeggen na 31 december 2017).

Er wordt voorgesteld de derogatie te verlenen tot en met 31 december 2020. Aangezien de door Hongarije reeds genomen en nog in te voeren maatregelen de fraude in de betrokken sector doeltreffend zouden moeten bestrijden tegen de tijd dat de derogatie afloopt, zou Hongarije nadien niet meer van artikel 193 van de btw-richtlijn hoeven af te wijken ter zake van de uitlening van personeel door uitzendbedrijven. Een verlenging van de derogatie zou dus niet nodig moeten zijn.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk belastingontduiking bestrijden. Hij gaat niet verder dan wat nodig is om de fraude in een specifieke sector te bestrijden.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Hongarije en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit strekt ertoe bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking bij de uitlening van personeel in Hongarije te voorkomen. De verleggingsregeling moet Hongarije helpen de btw-fraude in deze sector verder te bestrijden. De derogatiemaatregel zal dus een potentieel positief effect sorteren.

Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling en verstrijkt op 31 december 2020.

2018/0023 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

waarbij Hongarije wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 4 , en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Krachtens artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of een belastbare dienst verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden.

(2)Om btw-fraude in de uitzendsector te bestrijden, verzocht Hongarije in 2014 om machtiging tot invoering van een bijzondere maatregel in afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde met betrekking tot de uitlening van personeel dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van die richtlijn vallende activiteiten verricht, de belastingplichtige inlener te mogen aanwijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon ("verleggingsregeling"). Deze machtiging werd verleend bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 5 van de Raad en is vervallen op 31 december 2017.

(3)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 26 juni 2017, heeft Hongarije verzocht om machtiging tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 193 van die richtlijn, teneinde de inlener van personeel te mogen aanwijzen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon.

(4)Bij brief van 11 december 2017 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG, de overige lidstaten van het verzoek van Hongarije in kennis gesteld. Bij brief van 12 december 2017 heeft de Commissie Hongarije meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)Volgens door Hongarije verstrekte informatie houdt een aantal bedrijven in de uitzendsector zich bezig met frauduleuze activiteiten door diensten te verlenen zonder de btw aan de belastingautoriteiten af te dragen. Aangezien dit soort bedrijvigheid niet noodzakelijk veel input of investeringen vereist, ontvangen deze bedrijven vaak aanmerkelijk meer btw dan wat zij zelf aan btw kunnen aftrekken over de door hen afgenomen prestaties. Na korte tijd, soms niet meer dan enkele maanden, verdwijnt vervolgens een aantal van deze bedrijven, die vaak weinig of geen activa hebben, waardoor de inning van de niet afgedragen btw moeilijk of onmogelijk wordt.

(6)Door in die gevallen de afnemer van de diensten aan te wijzen als de persoon die de btw moet voldoen, zou de derogatie een einde maken aan de mogelijkheid om aldus belasting te ontduiken. Hongarije wijst erop dat het aantal uitzendbedrijven na de invoering van de verleggingsregeling voor de uitlening van personeel is gedaald, hetgeen suggereert dat de markt is "gezuiverd". Volgens Hongarije is de verleggingsregeling een passend en doeltreffend instrument gebleken om corrupte praktijken in de uitzendsector aan te pakken.

(7)Uit door Hongarije verstrekte informatie blijkt dat het land een aanzienlijk aantal maatregelen heeft genomen om btw-fraude te bestrijden, en dat andere fraudebestrijdingsmaatregelen op stapel staan die specifiek gericht zijn op uitzendbedrijven. Ondanks deze maatregelen is Hongarije van mening dat de beschermende verleggingsregeling gehandhaafd moet worden om de schade aan de sector verder te beperken.

(8)Met betrekking tot de uitlening van personeel is het in een aantal gevallen, die in artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG zijn opgesomd, al mogelijk om de inlener aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon. Hongarije moet daarom worden gemachtigd om de verleggingsregeling toe te passen op de uitlening van personeel in gevallen die nog niet onder Richtlijn 2006/112/EG vallen.

(9)De derogatie moet in de tijd worden beperkt.

(10)De door Hongarije te nemen maatregelen moeten een einde maken aan de fraude in de betrokken sector zodat het nadien niet langer nodig zou moeten zijn om voor de uitlening van personeel af te wijken van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG.

(11)De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Hongarije gemachtigd om de belastingplichtige inlener van personeel dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG vallende activiteiten verricht, aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.

Dit besluit verstrijkt op 31 december 2020.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2)    PB L 330 van 16.12.2015, blz. 53.
(3)    PB L 330 van 16.12.2015, blz. 53.
(4)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(5)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 van de Raad van 10 december 2015 waarbij Hongarije wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 330 van 16.12.2015, blz. 53).
Top