EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0379

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over ondersteuning bij de bestrijding van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt

COM/2016/0379 final

Brussel, 14.6.2016

COM(2016) 379 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over ondersteuning bij de bestrijding van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt


Inleiding

Door de recente terroristische aanslagen in Europa is eens te meer duidelijk geworden dat dringend maatregelen moeten worden genomen tegen de radicalisering die tot gewelddadig extremisme en terrorisme leidt. De meeste bij deze aanslagen betrokken verdachten zijn Europese, in EU-lidstaten geboren en getogen staatsburgers, die geradicaliseerd zijn en zich met gewelddaden tegen hun medeburgers hebben gekeerd. Zoals in de Europese veiligheidsagenda 1 wordt benadrukt, is het tegengaan van radicalisering een essentieel onderdeel van de strijd tegen het terrorisme.

Maatregelen ter bestrijding van radicalisering worden vooral ter plaatse, op lokaal maar ook op regionaal en nationaal niveau, ontworpen en uitgevoerd, en vallen in de eerste plaats onder de bevoegdheid van de lidstaten. De actoren ter plaatse verkeren doorgaans in de beste positie om radicalisering op korte en lange termijn te bestrijden en te detecteren. Tegelijkertijd heeft de EU een ondersteunende taak, omdat de lidstaten met gelijksoortige uitdagingen geconfronteerd worden, en omdat het probleem omvangrijk en vervlochten is, hetgeen inhoudt dat samenwerking, netwerken, financieren en uitwisselen van goede praktijken op Unieniveau ook een rol spelen.

De EU ondersteunt de inspanningen van de lidstaten op dit gebied al meer dan tien jaar. Het aspect preventie werd in 2005 2 als een van de vier pijlers van de EU-terrorismebestrijdingsstrategieeën onderkend. De Commissie heeft in 2014 aan een specifieke mededeling 3 goedgekeurd waarin prioriteiten voor nadere maatregelen zijn vastgesteld. In de Europese veiligheidsagenda van april 2015 is de preventie van gewelddadige radicalisering in een bredere beleidscontext geplaatst. Na de oproep van de Europese Raad van 12 februari 2015 4 en de oproepen van het Europees Parlement 5 , de Raad Buitenlandse Zaken van 9 februari 2015 6 en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 20 November 2015 7 en 24 maart 2016 8 , heeft de Commissie nadere maatregelen voorgesteld in haar mededeling van 20 april 2016 9  om de nationale strategieën van de lidstaten tegen radicalisering nog beter te ondersteunen, door middel van: betere coördinatiestructuren op EU-niveau, gebruik van EU-brede netwerken, betere inzet van middelen en projecten op Europese schaal. Deze laatste mededeling vormt ook een aanvulling op het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming van gewelddadig extremisme, dat in januari 2016 werd gepresenteerd 10 .

Gewelddadige radicalisering is geen nieuw verschijnsel, maar de meest recente uitingen en de omvang ervan, en het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen stellen ons voor nieuwe uitdagingen die vragen om een aanpak waarin zowel aandacht is voor de onmiddellijke gevolgen van radicalisering voor de veiligheid als voor de onderliggende oorzaken ervan, waarbij alle relevante actoren in de samenleving worden betrokken.

In deze mededeling gaat het om de vraag welke bijdrage de EU kan leveren om de lidstaten te ondersteunen bij het voorkomen van radicalisering die leidt tot gewelddadig extremisme in de vorm van terrorisme. Deze veelzijdige en complexe uitdaging kan slechts worden aangegaan door een combinatie van maatregelen op verschillende beleidsterreinen en door het samenbrengen van de bevoegde autoriteiten en factoren uit de gemeenschap op alle niveaus – lokaal, regionaal, nationaal en Europees. Deze mededeling is toegespitst op de vraag hoe de werkzaamheden op EU-niveau de lidstaten kunnen ondersteunen bij het aangaan van deze uitdaging op zeven specifieke gebieden: i) ondersteunen van onderzoek, documentatiewerk, monitoring en netwerken; ii) tegengaan van terroristische propaganda en haatuitingen op internet; iii) aanpakken van radicalisering in gevangenissen; iv) propageren van op integratie gericht onderwijs en gemeenschappelijke waarden van de EU; v) propageren van een op integratie gerichte, open en weerbare samenleving, en contact zoeken met jongeren; vi) de veiligheidsdimensie van de strijd tegen radicalisering, en vii) de internationale dimensie.

1. Gewelddadige radicalisering, een complex verschijnsel dat vraagt om een grondige kennis en een veelomvattende reactie

Een steeds complexer en veranderend fenomeen

De EU is lange tijd geconfronteerd geweest met verschillende vormen van terrorisme, die vooral zijn gebaseerd op extreme politieke ideologieën. Dit blijft een ernstig probleem in de hele EU, en er zijn tekenen die erop wijzen dat deze ideologieën leiden tot gewelddadig extremisme in de vorm van terrorisme. De oorzaken van de recente terroristische aanslagen in Europa zijn echter anders en complexer dan eerdere verschijnselen van radicalisering. De radicalisering van vandaag heeft andere onderliggende oorzaken, functioneert op basis van andere rekruterings- en communicatietechnieken en heeft geglobaliseerde en bewegende doelwitten binnen en buiten Europa. Deze radicalisering neemt toe in steden en voorsteden, en wordt aangewakkerd en geïnspireerd door tot geweld aanzettende ideologieën die zich richten tot nieuwe doelgroepen zoals vrouwen en zeer jonge mensen met verschillende sociale achtergronden. Bovendien is gewelddadige radicalisering een complexe kwestie, die samenhangt met een complexe mix van push- en pullfactoren. Radicalisering heeft niet één enkele "trigger", heeft niet één enkele oorzaak en gebeurt niet langs één uitgestippeld pad, maar komt doorgaans voort uit een combinatie van factoren.

Factoren die kunnen leiden tot radicalisering zijn onder meer een sterk gevoel van persoonlijke of culturele vervreemding, een perceptie van onrechtvaardigheid of vernedering, versterkt door sociale marginalisering, xenofobie en discriminatie, een lage opleiding of weinig kans op werk, criminaliteit, politieke factoren en een ideologische en religieuze dimensie, ongestructureerde familiebanden, een persoonlijk trauma of andere psychische problemen. Deze factoren kunnen worden uitgebuit door ronselaars die met manipulaties gebruikmaken van kwetsbaarheid en ontevredenheid, of kunnen juist worden versterkt door een zelfgekozen isolement. Sociale media verschaffen connectiviteit, virtuele participatie en een klankbord voor extremistische standpunten van gelijkgestemden. Bovendien hebben deskundigen uit de praktijk en de wetenschap opgemerkt dat het radicaliseringsproces in bepaalde omstandigheden in een steeds korter tijdsbestek kan verlopen. Naar schatting 4 000 EU-onderdanen zijn toegetreden tot terroristische organisaties in conflictlanden zoals Syrië en Irak.

Door de recente terroristische aanslagen is het islamitisch extremisme onder de aandacht gekomen. Ideologische en religieuze factoren behoren tot de vele mogelijke oorzaken van radicalisering. Ronselaars en extremistische predikers zijn bedreven geworden in het uitbuiten van gevoelens van onvrede, en maken daarbij misbruik van religieuze verhalen en symbolen om gewelddaden te rechtvaardigen. Anderzijds kan religie een belangrijke rol spelen bij het voorkomen of bestrijden van radicalisering: religie kan gemeenschappen verbinden, het saamhorigheidsgevoel versterken en mensen in een positieve richting begeleiden.

Ondersteunen van onderzoek, documentatiewerk, monitoring en netwerken


EU-onderzoek heeft bruikbaar vergelijkingsmateriaal over radicaliserings- en deradicaliseringsprocessen van jongeren en over de veranderende en complexe sociale context van religies, multiculturalisme en politiek extremisme in veel lidstaten opgeleverd. Het heeft geresulteerd en moet blijven resulteren in concrete instrumenten en politieke analyses die direct kunnen worden gebruikt door veiligheidsmensen en beleidsmakers in de lidstaten. De laatste terroristische aanslagen in Europa laten echter nieuwe ontwikkelingen in het radicaliseringsproces zien, die nader moeten worden onderzocht.

In het kader van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) 11  zijn verscheidene projecten over radicalisering gestart. Deze projecten hebben als doel, de drijvende krachten achter de radicalisering beter te begrijpen en om methodes voor de meting van de doeltreffendheid van de gebruikte tegenmaatregelen te ontwikkelen.

Om de kloof tussen de wetenschappers en de veiligheidsmensen in de praktijk te verkleinen, heeft de Commissie in 2016 onderzoeksthema's op het gebied van radicalisering en inclusie opgenomen in het programma Horizon 2020 12 . Ook wordt veel onderzoek verricht naar de religieuze diversiteit in Europa 13 . Dankzij de nieuwe informatie uit deze projecten zijn de lidstaten beter in staat om het bestaande beleid aan te passen en nieuw beleid en nieuwe praktijken te ontwikkelen.



Andere onderzoeksprioriteiten zijn onder meer: systematisering van de beschikbare kennis en deskundigheid om strategische besluitvorming te ondersteunen; verbetering van interdisciplinair veldonderzoek naar de redenen van aanwerving, socialisatie en technieken van terroristen; gebruik van "big data" voor het analyseren van de informatie over de communicatiepraktijken van gewelddadige radicalisering; verbetering van de bestaande banden tussen academici, waaronder onderzoekers buiten de EU, beleidsmakers en andere belanghebbenden; en onderzoek en onderwijs op het gebied van talen, culturen, godsdiensten en ideologieën.

Kenniscentrum van het netwerk voor voorlichting over radicalisering

Het kenniscentrum van het netwerk voor voorlichting over radicalisering (Radicalisation Awareness Network – RAN) is het Europese knooppunt en platform voor het uitwisselen van ervaringen, bundelen van kennis, vaststellen van beste praktijken en ontwikkelen van nieuwe initiatieven om radicalisering aan te pakken. Dit netwerk verbindt verscheidene actoren (waaronder psychologen, pedagogen, maatschappelijk werkers, leiders van gemeenschappen en NGO's samen met politie, gevangenispersoneel en reclasseringsambtenaren alsook vertegenwoordigers van verschillende ministeries en overheidsdiensten) op alle relevante gebieden, variërend van het verhogen van de weerbaarheid tegen extremistische propaganda op internet, radicalisering in gevangenissen, alsook in het onderwijs, met bijzondere aandacht voor jongeren. Het RAN is opgezet als netwerk van netwerken en samenwerking tussen andere relevante netwerken en het RAN-kenniscentrum helpt met het bundelen van relevante kennis en het onderling ondersteunen van initiatieven op verschillende beleidsterreinen. De Commissie heeft voor het RAN-kenniscentrum tot 25 miljoen EUR uitgetrokken voor een periode van vier jaar, om specifieke steun te verlenen aan belanghebbenden in de lidstaten bij het ontwerpen van alomvattende preventiestrategieën, het opzetten van kaders en netwerken van instanties en het uitvoeren van concrete projecten. Tot slot brengt het RAN-kenniscentrum de meest recente onderzoeksresultaten in kaart, die rechtstreeks relevant zijn voor de concrete werkzaamheden van praktijkmensen en autoriteiten binnen de verschillende RAN-werkgroepen.

Belangrijkste maatregelen: 

Het RAN-kenniscentrum ondersteunt lidstaten bij het ontwerpen en uitvoeren van doeltreffende preventiewerkzaamheden, het verschaffen van richtsnoeren en handboeken voor het opzetten van structuren van instanties, het creëren van een platform voor de uitwisseling van ervaringen en praktijken en door onderzoek naar radicalisering nader in kaart te brengen.

Opzetten van een register van preventiestrategieën op nationaal, regionaal of lokaal niveau, netwerken van praktijkmensen en nationale/regionale contactpunten in de lidstaten.

Mobiliseren van onderzoek in het kader van Horizon 2020 naar de complexe onderliggende oorzaken van gewelddadige radicalisering, om concrete instrumenten te verschaffen die beter geïnformeerde beleidsmaatregelen mogelijk maken. 

2. Tegengaan van terroristische propaganda en haatuitingen op internet: bedreigingen bestrijden, een kritische instelling bevorderen en maatschappelijke betrokkenheid aanmoedigen.

Terroristen maken steeds meer misbruik van internet om hun doelen te bereiken. Er zijn nu terroristische groeperingen die aanzienlijke middelen investeren in de productie van grote hoeveelheden geavanceerd terroristisch materiaal, waaronder bedreigingen, opleidingshandleidingen, praktisch advies over het verkrijgen en importeren van wapens, het fabriceren van bommen, het kiezen van doelwitten en het plannen en uitvoeren van aanvallen. Via geavanceerde versleutelde kanalen publiceren zij video's van gelukte aanvallen en van foltering en executie van slachtoffers en verspreiden zij boodschappen waarin terroristische aanvallen en gewelddaden worden aangemoedigd. Internet biedt radicale ronselaars meer gelegenheid om in contact te komen met mensen die met conventionele middelen niet bereikbaar zouden zijn. Internetcontacten met gelijkgestemden kunnen als vervanging voor iemands fysieke entourage dienen en een sociale omgeving creëren waarin afwijkend gedrag en geweld aanvaardbaar zijn. Dit online materiaal leidt op zichzelf niet noodzakelijkerwijs tot radicalisering van individuen, maar lijkt wel bij te dragen aan de versnelling van het radicaliseringsproces. Contacten met anderen via internetkanalen geven een gevoel van saamhorigheid en het idee een gemeenschappelijk doel te hebben.

Om de dieperliggende oorzaken van extremisme bij de wortel aan te pakken, moeten daarom maatregelen worden genomen die zowel haatuitingen als de verspreiding van extremistisch of terroristisch materiaal via internet voorkomen. Ook zijn er maatregelen nodig om de weerbaarheid van individuen tegen dit soort propaganda te verbeteren.

Samenwerken met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld

In december 2015 heeft de EU heeft het EU-internetforum opgezet, waarin vertegenwoordigers van de bedrijfstak, lidstaten, rechtshandhavingsinstanties en het maatschappelijk middenveld worden bijeengebracht om te onderzoeken hoe het probleem van terroristische en extremistische propaganda moeten worden aangepakt via een versterkte samenwerking op vrijwillige basis, zonder afbreuk te doen aan fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting.

Wat de terroristische inhoud op internet betreft, worden de inspanningen nu gericht op twee gebieden: in de eerste plaats de toegankelijkheid tot terroristisch materiaal beperken, en in de tweede plaats de partners van het maatschappelijk middenveld in staat stellen om de gewelddadige extremistische propaganda te bestrijden met positieve verhalen. De EU-eenheid voor de melding van internetuitingen bij Europol speelt een cruciale rol bij het ondersteunen van de hoofddoelstelling. Deze helpt terroristische online-inhoud te identificeren, en leidt het materiaal door aan de onderneming op wiens site het materiaal wordt gehost, wanneer het wordt aangemerkt als strijdig met de voorwaarden van de onderneming. Uiteindelijk beslist de onderneming of het materiaal verwijderd wordt. Het RAN-kenniscentrum, en vooral de werkgroep "Communicatie en verhalen" zal blijven voortbouwen op zijn ervaring met het werken met partners van het maatschappelijk middenveld aan de tweede doelstelling, en inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van alternatieve en tegenverhalen 14 .

De Commissie, Europol, de lidstaten, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven werken aan een reeks gerichte acties die de komende maanden van start moeten gaan. Deze acties omvatten een gemeenschappelijk meldingsplatform dat moet worden ontwikkeld door de internetbranche met de medewerking van verschillende belanghebbenden. Doel is het meldingsproces te versterken en te voorkomen dat verwijderd materiaal weer wordt ge-upload naar andere platforms. Bovendien moet een EU-breed programma tot versterking van het maatschappelijk middenveld – dat gezamenlijk door het RAN-kenniscentrum en partners uit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld in de lidstaten wordt gecoördineerd – opleidingen, technische ondersteuning en analyses van de effecten van de campagnes met tegenverhalen verschaffen. In dit verband verkeren slachtoffers van terrorisme, maar ook religieuze leiders en gemeenschappen in een goede positie om voor alternatieven en tegengeluiden te zorgen. De uitvoering van de verschillende initiatieven in het kader van de EU-internetforum zal worden ondersteund door gericht onderzoek naar internetgebruik door terroristen.

Bovendien heeft de Commissie samen met Facebook, Twitter, YouTube en Microsoft een gedragscode opgesteld om de verspreiding van onrechtmatige haatuitingen op internet in Europa te bestrijden 15 . Overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van de buitengewone Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 24 maart 2016 zorgt dit ervoor dat IT-ondernemingen haatuitingen die in strijd zijn met nationaal recht waarin EU-recht wordt omgezet, snel en doeltreffend beoordelen en zo nodig weghalen 16 , en stelt dit het maatschappelijke middenveld en de autoriteiten van de lidstaten beter in staat om onrechtmatige inhoud te rapporteren. Verdere maatregelen zullen zijn gericht op de bevordering van transparantie bij de toepassing van de "notice and take down"-procedures en op het propageren van tegenverhalen en alternatieve verhalen.

Lopende initiatieven tegen haatuitingen, zoals de campagne van de "No Hate Speech Movement", ondersteund door de Raad van Europa en andere lokale initiatieven, zijn van cruciaal belang voor het bevorderen van gelijkheid en het voorkomen van racisme en radicalisering. Met het programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" zal de Commissie het maatschappelijk middenveld ondersteunen bij het toezicht houden op en het verminderen van de aantrekkingskracht en de impact van haatuitingen 17 .

De Commissie gaat door met het financieren van het adviseringsteam voor strategische communicatie en het strategisch communicatienetwerk. De expertise die in het kader van het project is opgebouwd, staat ter beschikking van de lidstaten, het maatschappelijk middenveld en EU-instellingen om het geschikte beleidskader, voorlichtingscampagnes of individuele initiatieven te ontwikkelen. Naast de creatie van een netwerk voor het delen en uitwisselen van beste praktijken, verleent het project praktische steun en advies dat kan bijdragen aan de ontwikkeling van doeltreffende tegenverhalen.

Aanpassing van de wetgeving



Op grond van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten 18 zijn de lidstaten nu al verplicht erop toe te zien dat audiovisuele mediadiensten – zoals tv-uitzendingen en video-op-aanvraag-diensten – geen oproepen tot haat op basis van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit bevatten. Omdat haatuitingen op videoplatforms steeds meer reden tot zorg geven, streeft de Commissie er in haar voorstel tot wijziging van de richtlijn 19 naar dat videoplatforms worden verplicht om passende maatregelen te nemen om burgers tegen oproepen tot geweld of haat te beschermen. Tot deze maatregelen behoren bijvoorbeeld rapportage en markering. In het voorstel wordt bepaald dat de door de sector ontwikkelde gedragscodes aan de Commissie moeten worden voorgelegd, dat de Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten om advies over deze codes mag worden gevraagd, en dat de nationale toezichthouders op de audiovisuele sector worden gemachtigd om deze te handhaven. Bovendien zal de Commissie de doeltreffendheid van de zelfreguleringsmaatregelen regelmatig beoordelen om ze zo nodig te ondersteunen, onder meer door eventueel kaders te scheppen om rechtszekerheid te verschaffen. De Commissie zal ook als tussenpersoon optreden voor een nieuwe Alliantie om de kinderen op internet beter te beschermen 20 , in het kader van haar inspanningen om de bedrijfstak aan te moedigen om gedragscodes te ontwikkelen om de uitvoering van de voorgestelde aanpassing van de audiovisuele wetgeving van de EU te ondersteunen.

Mediavaardigheden verbeteren

Dankzij de infrastructuur voor digitale dienstverlening voor een veilige internet, die is opgezet in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen kunnen nationale Centra voor een Veiliger internet kinderen, ouders en leerkrachten bewust maken van de gevaren die kinderen online lopen en hen in staat stellen het hoofd te bieden aan deze risico’s. Sommige Centra voor een Veiliger internet hebben gereageerd op het opkomende probleem van radicalisering via internet; voor de aanpak hiervan is specifieke deskundigheid nodig. Zo heeft het Centrum voor een Veiliger internet in het Verenigd Koninkrijk richtsnoeren geproduceerd over bescherming van kinderen tegen extremisme op internet. In Oostenrijk werkt het Centrum voor een Veiliger internet aan een strategie om de radicalisering via internet aan te pakken, in samenwerking met gespecialiseerde organisaties. En het Zweedse Centrum voor een Veiliger internet heeft pedagogisch materiaal ontwikkeld dat tieners beter in staat stelt om propaganda te doorzien.

Belangrijkste maatregelen:

In het kader van het EU-internetforum: ontwikkelen van een gemeenschappelijk meldingsplatform om het meldingsproces sneller en doeltreffender te maken; invoeren van een programma voor de versterking van het maatschappelijk middenveld, om opleidingen en de ondersteuning voor partners in het maatschappelijk middenveld duidelijk uit te bouwen, teneinde het aantal doeltreffende positieve alternatieve verhalen op internet te vergroten;    

het RAN-kenniscentrum stelt een platform voor de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken op het gebied van de mediavaardigheden en kritisch denken op internet ter beschikking; het centrum werkt aan een EU-brede campagne met als doel de weerstand tegen radicalisering op internet te verbeteren en alternatieve verhalen of alternatieve maatregelen aan te bieden ("Exit Hate"-campagne);

de Commissie en de betrokken IT-ondernemingen controleren de naleving van de in de gedragscode vastgelegde openbare verplichtingen tot bestrijding van onrechtmatige haatuitingen op internet, met inbegrip van de gevolgen ervan; betere transparantie van het gebruik van de procedures om uitlatingen te melden en te verwijderen.

3. De cirkel doorbreken: omgaan met radicalisering in gevangenissen

De Europese Commissie ondersteunt reeds de lidstaten – die daarvoor primair verantwoordelijk zijn – bij hun inspanningen om radicalisering in gevangenissen te voorkomen en te bestrijden. Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 2015 over de strafrechtelijke reactie op radicalisering 21 volgt Eurojust de tendensen en ontwikkelingen met betrekking tot het toepasselijke wetgevingskader en de toepasselijke jurisprudentie in de lidstaten over terrorisme en gewelddadige radicalisering, met inbegrip van het gebruik van alternatieven voor strafrechtelijke vervolging en detentie, om de beleidsmakers te informeren en om informatie voor de ontwikkeling van toekomstige initiatieven te verschaffen. Dit gebeurt onder meer door middel van de Terrorism Conviction Monitor (TCM) en tactische vergaderingen van Eurojust over terrorisme. In 2015 en 2016 heeft de Commissie bovendien 8 miljoen EUR voor de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Raad ter beschikking gesteld; dit geld is bestemd voor de ontwikkeling van de rehabilitatie- en deradicaliseringsprogramma's binnen en buiten de gevangenissen, risicobeoordelingsinstrumenten en de opleiding van vakmensen. 

Bovendien werkt de Commissie samen met het Europese Reclasseringsorganisatie en de Europese organisatie van gevangenissen en penitentiaire diensten, die beide met exploitatiesubsidies in het kader van het programma "Justitie" gefinancierd worden, met het oog op hun inbreng bij specifieke opleidingen voor gevangenis- en reclasseringspersoneel. De Commissie werkt ook nauw samen met het Europees netwerk voor justitiële opleiding en financiert momenteel een opleidingsprogramma over radicalisering voor rechters en openbare aanklagers, om hen te voorzien van de noodzakelijke kennis en vaardigheden om met geradicaliseerde personen om te gaan. Bovendien stelt de Commissie risicobeoordelingsinstrumenten en methoden voor de vaststelling van het bedreigingspotentieel van terrorismeverdachten ter beschikking. Het is ook belangrijk om de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten bij de bestrijding van radicalisering in gevangenissen te vergemakkelijken.

Het RAN-kenniscentrum, en vooral de werkgroep gevangenissen en reclassering, zal zich blijven bezighouden met radicalisering in gevangenissen, door lokale praktijkmensen de gelegenheid te geven om beste praktijken uit te wisselen, door aanbevelingen te doen en door het opstellen en bewerken van richtsnoeren en handboeken over uitvoeringsmechanismen en programma's ter voorkoming en bestrijding van radicalisering in gevangenissen en door reclassering en herintegratie te bevorderen, waaronder met name begeleiding bij de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden van instanties, alsmede meer specifieke interventie-instrumenten zoals risicobeoordelingen. De eerste inzichten, aanbevelingen en vastgestelde problemen zijn vastgelegd in de RAN-discussienota "Dealing with radicalisation in a prison and probation context", waarin onder meer wordt ingegaan op de ontwikkeling van samenwerking tussen diverse instanties, risicobeoordeling, risicomanagement waaronder de keuze van de gevangenisomstandigheden en het penitentiair regime, en herintegratieprogramma's 22 .

Belangrijkste maatregelen:

gebruikmaking van het RAN-kenniscentrum voor de uitwisseling van goede praktijken en het formuleren van beleidsaanbevelingen over de voorkomen van radicalisering voor eerstelijns praktijkmensen (waaronder rechters en officieren van justitie indien dit zinvol is), in het gevangeniswezen en de reclassering;

verschaffen van financiële ondersteuning aan de lidstaten om risicobeoordelingsinstrumenten te ontwikkelen;

ondersteuning van de ontwikkeling van onderwijs- en scholingsprogramma's in de gevangenis (inclusief beroepsopleidingen), zodat gedetineerden gemakkelijker kunnen herintegreren in de maatschappij;

ondersteuning van de ontwikkeling van rehabilitatieprogramma’s voor gevangenen door de lidstaten en de uitwisseling van beste praktijken en beleidsmaatregelen op het gebied van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties;

bevorderen van de uitwisseling van informatie door gespecialiseerde aanklagers bij Eurojust.



4. Propageren van op integratie gericht onderwijs en gemeenschappelijke waarden van de EU

Op de lange termijn is en blijft hoogwaardig onderwijs vanaf de voorschoolse fase de beste bescherming tegen sociale uitsluiting, die voor sommigen een factor in de radicalisering kan zijn. De kansen en resultaten worden nog altijd bepaald door de sociaaleconomische achtergrond van de kinderen. 11,1 % van de jonge Europeanen verlaat de school voortijdig en komt op de arbeidsmarkt met een achterstand die later moeilijk is in te halen 23 . De bestrijding van dit probleem, de overdracht van gemeenschappelijke waarden van de EU aan jongeren, en hen in staat stellen goed doordachte keuzes te maken, zijn daarom preventieve maatregelen van wezenlijk belang. 

Op 17 maart 2015 hebben de ministers van onderwijs en de Europese Commissie de Verklaring over de bevordering, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie (Declaration on promoting citizenship and the common values of freedom, tolerance and non-discrimination through education") 24  aangenomen, waarin de gemeenschappelijke doelstellingen voor de lidstaten worden vastgesteld en waarin wordt opgeroepen tot ondersteunende maatregelen op EU-niveau. Op basis daarvan heeft de Commissie reeds haar beleidsmatige en financiële instrumenten gemobiliseerd en zal zij nadere concrete stappen nemen om de lidstaten bij hun werkzaamheden te ondersteunen.

Een versterkt kader voor beleidsondersteuning en samenwerking

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor hun onderwijs- en opleidingsstelsels, maar het EU-beleid kan nationale acties ondersteunen en helpen om gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan, vooral binnen het kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding 25 . De Commissie zal een ontwerp-aanbeveling van de Raad ter bevordering van doeltreffend beleid en beste praktijken alsmede financieringsmogelijkheden voorstellen, en zo een meer gecoördineerde aanpak in de hele EU mogelijk maken. Deze aanbeveling zal beleidsmakers concrete richtsnoeren geven, en helpen de nodige stappen te nemen om de nationale en plaatselijke doelstellingen van de verklaring van Parijs te realiseren. Ervaring met kaders zoals het kader voortijdige schoolverlaters 26 heeft geleerd dat deze aanpak snelle en doeltreffende resultaten oplevert.

De EU-financiering optimaal benutten

Erasmus+ financiert nationale samenwerkingsprojecten en beleidsondersteuning 27 . Alleen al in 2014 werden meer dan 1700 projecten financiering in de sectoren onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport gefinancierd. Sinds 2016 wordt de prioriteit gegeven aan acties en projecten die de integratie bevorderen en fundamentele waarden propageren, in aansluiting op de doelstellingen van de verklaring van Parijs. Daardoor is nu 400 miljoen EUR beschikbaar voor de ontwikkeling van nieuwe beleidsmaatregelen en projecten ter ondersteuning van deze prioriteiten, en er zal nog eens 13 miljoen EUR worden besteed aan de verspreiding en schaalvergroting van de plaatselijke initiatieven.

Ondersteuning van leerkrachten en onderwijsinstellingen

Scholen spelen een sleutelrol bij het bevorderen van inclusie, en als kern van de gemeenschap werken zij nauw samen met ouders en lokale verenigingen. Regelmatige contacten met de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en rolmodellen kunnen motiverend werken voor jongeren en voorkomen dat zij terechtkomen in de marge van de samenleving. In sommige lidstaten bestaan dergelijke netwerken al 28 , en zij moeten worden uitvergroot tot Europees niveau om een kritische massa van jongeren te bereiken. De Commissie zal daarom een netwerk invoeren dat het voor de plaatselijke belanghebbenden mogelijk maakt om mensen met verschillende achtergronden, zoals ondernemers, kunstenaars, en sportmensen – voor zover dit nodig is – maar ook voormalige geradicaliseerde personen uit te nodigen om scholen, jeugdcentra, sportclubs en gevangenissen te bezoeken en over hun ervaringen te spreken. 29  

Leerkrachten zijn bijzonder belangrijk. Zij zijn de meest aangewezen personen om vroege tekenen van radicalisering bij leerlingen te onderkennen en om te helpen daar iets aan te doen. Meer in het algemeen moeten leerkrachten leren om om te gaan met diversiteit in de klas en om gemeenschappelijke waarden aan leerlingen door te geven. Aangezien leerkrachten in veel lidstaten worden geconfronteerd met soortgelijke uitdagingen, kunnen peer learning en rechtstreekse uitwisselingen op EU-niveau helpen om beste praktijken vast te stellen. De EU zal deze uitwisselingen blijven ondersteunen door middel van eTwinning, een internetplatform dat leerkrachten in klassen in heel Europa met elkaar in contact brengt 30 en binnen het kader van de RAN-werkgroep onderwijs. Tot slot zal de Commissie nauw samenwerken met de Raad van Europa en de Unesco met het oog op een betere uitvoering van de bestaande instrumenten die zijn ontworpen om leerkrachten te ondersteunen 31 .

Studenten en personeel van instellingen voor hoger onderwijs spelen eveneens een belangrijke rol. De Commissie moedigt instellingen voor hoger onderwijs aan om samen te werken met plaatselijke gemeenschappen en om inspanningen van studenten op dat vlak te waarderen, bijvoorbeeld door studiepunten toe te kennen voor vrijwilligerswerk of andere leermodules.

Belangrijkste maatregelen:

een voorstel doen voor een aanbeveling van de Raad om sociale integratie te bevorderen en de fundamentele waarden van Europa te propageren via onderwijs en niet-formeel leren;

meer dan 400 miljoen EUR voor 2016 beschikbaar stellen via het programma Erasmus+ voor transnationale partnerschappen, om innovatieve beleidsbenaderingen en -praktijken aan de basis te ontwikkelen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan sociale integratie, de bevordering van gemeenschappelijke waarden en intercultureel begrip. Erasmus+ zal maatregelen die aan de basis zijn ontwikkeld uitbreiden met een hiervoor uitgetrokken totaalbedrag van 13 miljoen EUR in 2016;

een netwerk opzetten dat in scholen, jeugd- en sportclubs en gevangenissen een direct contact met positieve rolmodellen mogelijk maakt;

in het kader van Erasmus+ bevorderen dat studiepunten worden toegekend voor vrijwilligerswerk en dat programma's worden ontwikkeld die academische inhoud met maatschappelijk engagement verbinden.

5. Propageren van op integratie gerichte, open en weerbare samenlevingen, en contact zoeken met jongeren

De EU staat voor maatschappijen die worden gekenmerkt door pluralisme, non- discriminatie, tolerantie, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen 32 . De bestrijding van sociale uitsluiting en discriminatie, en de bevordering van sociale gerechtigheid en bescherming zijn opzichzelfstaande doelstellingen van de EU 33 . Zulke maatschappijen zullen weerbaarder zijn tegen de bedreiging van gewelddadig extremisme.

De bestrijding van discriminatie, onder meer op grond van religie of levensbeschouwing, ras of etnische oorsprong, het aanpakken van haat en stigmatisering van gemeenschappen, en de bestrijding van haatmisdrijven en ernstige haatuitingen zijn kerndoelen in dit verband. De lidstaten zijn verplicht, het EU-recht ter bestrijding van racisme en xenofobie en discriminatie op grond van religie of levensbeschouwing toe te passen. Nu moet overeenstemming worden bereikt over het voorstel van de Commissie om het antidiscriminatiekader (onder andere op grond van religie) te vervolledigen 34 . Van groot belang is de interculturele en interreligieuze dialoog tussen de gemeenschappen. Leiders van gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld moeten worden ondersteund bij het bevorderen van uitwisselingen en gemeenschappelijke projecten tussen de verschillende gemeenschappen. De Commissie heeft in 2016 4,5 miljoen EUR uitgetrokken voor projecten om meer begrip tussen de gemeenschappen, waaronder religieuze gemeenschappen, te kweken, en om racisme en xenofobie te voorkomen en te bestrijden door middel van interreligieuze en interculturele activiteiten.

Het sociale en werkgelegenheidsbeleid van de EU is gericht op het uitbannen van armoede en het bevorderen van op integratie gerichte arbeidsmarkten en samenlevingen. Een van de beste manieren is om sociale uitsluiting te bestrijden is door werkgelegenheid te bieden. Een van de uitdagingen voor de lidstaten is de vermindering van het aantal NEET’s (jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen). De EU kan een bijdrage leveren in de vorm van beleidsrichtsnoeren, door middel van instrumenten zoals de jongerengarantie en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, de aanbeveling inzake langdurig werklozen en de onlangs goedgekeurde agenda voor vaardigheden 35 . Bovendien is er Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep 36 , die bijdraagt aan de bestrijding van discriminatie, onder meer door de bewustmaking van discriminatie onder belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en sociale partners.

Het Europees Sociaal Fonds ondersteunt bovendien nationale regelingen en kleine plaatselijke projecten. Van 2014 tot en met 2020 gaat 25,6 miljard EUR rechtstreeks naar de bevordering van sociale integratie van kansarme groepen, bijvoorbeeld via op maat gemaakte opleidingsprogramma’s en sociale steunregelingen. Bovendien zal meer dan 8 miljard EUR worden gebruikt om scholen bij te staan bij het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en bij het beter toegankelijk maken van kwaliteitsonderwijs voor iedereen, bijvoorbeeld door de aanpassing van de leerplannen van scholen, lerarenopleidingen en individuele ondersteuning aan lerenden met achterstanden. Het Europees Sociaal Fonds zal naar verwachting 2,5 miljoen kansarme mensen bereiken, onder wie 1,3 miljoen werklozen of inactieven. Bovendien kan het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") innovatieve projecten aan de basis financieren, die sociale integratie bevorderen.

Jeugdwerk is zeer geschikt om jongeren, en vooral kansarme jongeren, te bereiken en kan jongeren helpen om geëngageerde burgers te worden, en marginalisering en kwetsbaarheid voor extremistische standpunten voorkomen. Het engagement van jongerenwerkers is een belangrijk onderdeel van een bredere samenwerking met alle relevante factoren, onder meer opleidingsinstellingen, gemeenschapsorganisaties, werklozen en degenen die het dichtst bij de jongeren staan: hun familie en vrienden. Ter ondersteuning zal de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een eigen instrumentarium met beste praktijken voor jongerenwerkers en opvoeders ontwikkelen. Dit instrumentarium zal voorbeelden bevatten bij de volgende kwesties: hoe kunnen jongeren erbij worden geholpen, hun democratische weerbaarheid te vergroten, mediavaardigheid te verwerven en kritisch te denken? Hoe kunnen jongeren leren om conflicten op te lossen en de meningen van anderen respecteren? Wat zijn de eerste tekenen van radicalisering en wat is de beste reactie daarop? Om de doeltreffendheid van het jongerenwerk aan de basis nog te versterken, zal de Commissie ook de Europese vrijwilligersdienst versterken door het budget te verhogen 37 , en prioriteit geven aan projecten die fundamentele waarden bevorderen en gericht zijn op kansarme mensen en gemeenschappen.

Belangrijkste maatregelen:

blijven samenwerken met het Europees Parlement en de Raad aan de goedkeuring van de antidiscriminatierichtlijn;

bevorderen van integratie van kansarmen groepen met behulp van beleidsmaatregelen en het Europees Sociaal Fonds en het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie;

meer ondersteuning bieden aan jongerenwerkers en organisaties, met name door een instrumentarium te ontwikkelen;

versterken van de Europese vrijwilligersdienst.

6. De veiligheidsdimensie van de strijd tegen radicalisering

Zoals de Commissie onlangs heeft benadrukt in haar mededeling "Uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende veiligheidsunie", heeft de voorkoming en bestrijding van radicalisering een sterke veiligheidsdimensie. De lidstaten kunnen veiligheidsmaatregelen nemen om te voorkomen dat jongeren naar conflictgebieden vertrekken om toe te treden tot terroristische groeperingen. Tot deze maatregelen behoren reisverboden, het strafbaar stellen van reizen naar een derde land voor terroristische doeleinden, maar ook maatregelen ten behoeve van families en vrienden die een beroep doen op de hulp van overheidsinstanties, zoals hotlines. Bovendien kunnen verspreiders van haatpreken en terroristische propaganda en degenen die kwetsbare individuen ronselen, strafrechtelijk worden vervolgd. Lidstaten kunnen extremistische predikers de toegang tot de EU ontzeggen, en mogen door middel van administratieve maatregelen optreden tegen de verspreiding van extremistische boodschappen. Deze maatregelen zijn een noodzakelijke aanvulling op de maatregelen die de weerbaarheid tegen radicalisering vergroten.

Uitwisseling van informatie is in dit verband cruciaal. Het beheer van de grenzen van de EU, samenwerkingsverbanden op het gebied van immigratie en veiligheid, en informatieinstrumenten moeten worden samengevoegd, versterkt en volledig worden benut 38 om te voorkomen dat EU-burgers met terroristische doeleinden naar conflictgebieden reizen en om bij terugkeer degenen te detecteren die een gevaar opleveren. Deze en andere kaders en instrumenten moeten worden gebruikt voor de informatie-uitwisseling over radicaliseringsverdachten, zodat de bevoegde autoriteiten gemakkelijker grensoverschrijdend passende maatregelen kunnen nemen tegen personen met een hoog veiligheidsrisico.

Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is in dit verband van bijzonder belang. Een waarschuwing in het SIS kan leiden tot verschillende acties, afhankelijk van de beoordeling en de bedoeling van de lidstaat die deze laten opnemen: een persoon kan worden gearresteerd, onder bescherming geplaatst of een discrete of specifieke controle ondergaan. Het SIS is ook nuttig gebleken om het reizen voor terrorisme te vermijden en om de reisroutes van terrorismeverdachten te traceren. Wat buitenlandse terroristische strijders betreft, heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd te signaleren dat de waarschuwing een "met terrorisme verband houdende activiteit" betreft, zonder deze te beperken tot buitenlandse terroristische strijders of criminele activiteiten op zichzelf. Aldus kan het systeem worden gebruikt voor waarschuwingen over personen die ervan worden verdacht, geradicaliseerd te zijn en bereid te zijn tot terroristische daden.

Voorts moeten de lidstaten hun inspanningen opvoeren om ervoor te zorgen dat de juiste informatie wordt uitgewisseld en gedeeld met Europol. Het onlangs opgerichte Europees Centrum voor terrorismebestrijding van Europol is bedoeld als centraal informatieknooppunt voor de terrorismebestrijding in de EU, ook wat radicaliseringsrisico's betreft.

Verder moet het Europol-informatiesysteem (EIS) dienen als centraal register voor rechtshandhavingsgegevens, met inbegrip van de geconsolideerde lijst van alle bekende of vermoedelijke buitenlandse terroristische strijders. De lidstaten moeten hun inspanningen nog duidelijk versterken om Europol de noodzakelijke informatie over buitenlandse terroristische strijders te verschaffen.

Belangrijkste maatregelen:

 

de Commissie komt uiterlijk eind 2016 met een voorstel voor een wijziging van het Schengen-informatiesysteem om de toegevoegde waarde voor de rechtshandhaving en de terrorismebestrijding te vergroten;

de lidstaten moeten alle relevante informatie over vrijgelaten veroordeelden die vermoedelijk zijn geradicaliseerd en personen van wie bekend is dat zij zijn geradicaliseerd, proactief met andere lidstaten en eventueel met Europol uitwisselen, om degenen die een hoog risico vormen nauwgezet te kunnen volgen.

7. De internationale dimensie: maatregelen tegen gewelddadige radicalisering buiten de EU-grenzen

Net zoals de EU-lidstaten staan ook derde landen voor de uitdaging om op de veiligheidsrisico's door radicalisering te reageren, de onderliggende oorzaken van de radicalisering aan te pakken en een weerbare en hechte samenleving op te bouwen. De EU werkt actief samen met de VN, de Raad van Europa en de OVSE om gewelddadig extremisme te bestrijden, bijvoorbeeld in het kader van de lopende initiatieven van het Mondiaal Forum Terrorismebestrijding 39 .

Op het internationale toneel hanteert de EU twee complementaire benaderingen. In de eerste plaats omvat de ondersteuning door de EU voor derde landen antwoorden die gericht zijn op strafrechtelijke vervolging, die de mensenrechten in acht nemen en die als doel hebben te voorkomen dat geradicaliseerde individuen terroristische daden plegen. In de tweede plaats, en dat is nog belangrijker, versterkt de EU haar engagement op het vlak van preventieve maatregelen, om de oorzaken te bestrijden van bepaalde vormen van radicalisering die tot gewelddadig extremisme kunnen leiden.

Versterking van de capaciteiten van de partnerlanden

Indien mogelijk moet de steun van de EU vallen binnen het kader van bredere hervormingen die de veiligheidscapaciteiten in de partnerlanden moeten versterken, omdat is aangetoond dat gewelddadige radicalisering verband houdt met georganiseerde criminaliteit, smokkel en illegale handel en slecht grensbeheer. De EU en haar lidstaten moeten beter worden uitgerust om samen te werken met rechtshandhavingsinstanties in derde landen. Daartoe zal de EU haar kennis van zaken over de landen met de hoogste risico's uitbreiden en de situatiebeoordeling verfijnen. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika moet bijvoorbeeld het opzetten van effectieve strafrechtstelsels worden ondersteund, om zo de regionale en internationale samenwerking bij de bestrijding van de radicalisering te versterken.

Met deze landen werkt de EU samen in het kader van de terrorismebestrijding en doelgerichte en versterkte veiligheidsdialogen, die leiden tot maatregelenpakketten en routekaarten voor de terrorismebestrijding. Bij de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid hebben de thema's jongeren, onderwijs en sociaaleconomische ontwikkeling – dus de aspecten van de bestrijding van radicalisering – prioriteit. Tot dusverre is er concrete vooruitgang geboekt met Tunesië, Libanon en Jordanië. Voor de uitvoering van het regionale actieplan voor de Sahel moeten verdere maatregelen tegen gewelddadig extremisme worden gestart. In Pakistan en Zuidoost-Azië is een aantal specifieke activiteiten tegen radicalisering gaande. Soortgelijke werkzaamheden vinden plaats in de Hoorn van Afrika en de EU-steun zal worden verlengd na de succesvolle afronding van verschillende proefprojecten in de regio.

Het steunen van derde landen bij het aanpakken van de onderliggende factoren van radicalisering

De preventie en bestrijding van gewelddadig extremisme is uitgegroeid tot een essentieel onderdeel van de externe terrorismebestrijdingsactiviteiten van de EU, en is geïntegreerd in het ontwikkelingsbeleid om de kloof tussen veiligheid en ontwikkeling te dichten. Het door de EU gefinancierde activiteitenpakket "Strengthening Resilience to Violence and Extremism" (STRIVE) 40 (versterking van de weerbaarheid tegenover geweld en extremisme) is een eerste stap geweest naar de ontwikkeling van veel initiatieven met de volgende doelen: onderzoeken wat jonge mensen in de armen van extremisten drijft; versterken van de positie van de vrouw; de dialoog tussen de gemeenschappen bevorderen; de positie van lokale actoren verbeteren, media- en onderwijscapaciteiten verbeteren om de radicalisering door ideologieën tegen te gaan.

Zoals in de herziening van 2015 van het Europese nabuurschapsbeleid is vastgelegd, zal bij financiële ondersteuning van het maatschappelijk middenveld het antiradicaliseringsaspect in aanmerking moeten worden genomen 41 . De EU zal verder contact onderhouden met het maatschappelijk middenveld, praktijkmensen en de academische wereld, ook in de partnerlanden, om meer inzicht te krijgen in de stuwende factoren en om doeltreffende oplossingen te vinden. De in het kader van het RAN-netwerk opgedane ervaring en kennis moet indien mogelijk buiten de EU-grenzen in prioritaire derde landen – vooral Turkije, de MENA-regio en de westelijke Balkan – worden gemobiliseerd, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De EU biedt een positiever verhaal aan via gerichte communicatie tot jongeren die wellicht vatbaarder zijn voor radicalisering. Naast veel andere lopende activiteiten werkt de Taskforce strategische communicatie samen met de EU-delegaties in de Arabische landen en met de mondiale coalitie tegen ISIL, om de gedeelde waarden te identificeren en concrete maatregelen uit te werken. Zo cofinanciert de EU bijvoorbeeld een project in Tunesië, waarbij de financiële-inclusie van sociaal zwakkere gemeenschappen door de verstrekking van microkredieten wordt versterkt. De Commissie subsidieert met 3 miljoen EUR een project voor Tunesië, Marokko en Libanon, waarbij door samen te werken met het maatschappelijk middenveld en door strategische communicatie om de stemmen te versterken, de weerstand van de gemeenschap wordt opgebouwd.

De EU moedigt rechtstreekse contacten tussen de mensen aan. Zij zal het eTwinning- platform uitbreiden naar geselecteerde Europese buurlanden, en vooral naar de landen die problemen in verband met gewelddadige radicalisering hebben en waar de culturele dialoog het hardst nodig is 42 . De Commissie zal ook een Erasmus+-project opstarten om studenten en andere jongeren uit de EU en derde landen met elkaar in verbinding te stellen. Deze gemodereerde virtuele uitwisseling zal jonge mensen helpen om begrip en respect voor elkaar op te brengen en de interculturele vaardigheden te verbeteren waar de werkgevers behoefte aan hebben.

Belangrijkste maatregelen:

het werk van internationale organisaties tegen gewelddadig extremisme ondersteunen;

aanvullende initiatieven om de externe financiële instrumenten van de EU te richten op de preventie van gewelddadige radicalisering;

de initiatieven van het Mondiaal Forum Terrorismebestrijding, bedoeld om gewelddadig extremisme te voorkomen en te bestrijden, verder ondersteunen;

eTwinning Plus-netwerken verder uitbreiden tot geselecteerde buurlanden van de EU;

starten van een haalbaarheidsproject voor virtuele uitwisselingen in het kader van Erasmus+ om het engagement van jongeren te bevorderen met als doel om in 2019 200 000 jongeren te bereiken.

Conclusie

Gewelddadige radicalisering is een steeds complexere en veranderende uitdaging die om nieuwe en breed opgezette reacties vraagt – van onmiddellijke veiligheidsproblemen tot het aanpakken van de onderliggende factoren. Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie over de Europese veiligheidsagenda, moet als absolute prioriteit worden voorkomen dat meer mensen radicaliseren en moet ervoor worden gezorgd dat reeds geradicaliseerde personen aan deradicaliseringsprogramma’s deelnemen en moet worden voorkomen dat zij terroristische propaganda en haatuitingen verspreiden. In de eerste linie staan de lidstaten, via hun veiligheids- en justitiële instanties, leerkrachten, sociaal werkers en het maatschappelijk middenveld. De EU kan een ondersteunende rol spelen, door haar beleidsgebieden, haar coördinatiecapaciteit en haar financiële instrumenten te mobiliseren, om de nationale maatregelen te ondersteunen en – binnen de grenzen van haar bevoegdheden – een werkelijke toegevoegde waarde ter plaatse te bieden.

Deze mededeling bevat concrete maatregelen, die de lidstaten moeten ondersteunen bij het starten van initiatieven en strategieën die ons helpen radicalisering en gewelddadig extremisme binnen de EU en in derde landen te verhinderen en te bestrijden. De Commissie moedigt de lidstaten aan, de verschillende op EU-niveau bestaande ondersteuningsmaatregelen en samenwerkingsinstrumenten te benutten. Per slot van rekening kan het probleem van gewelddadige radicalisering alleen doeltreffend worden aangepakt door een gemeenschappelijke inspanning van alle belanghebbenden op nationaal, EU- en internationaal niveau.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring te hechten aan deze mededeling, met het oog op de uitvoering van de voorgestelde maatregelen, in nauwe samenwerking met alle betrokken actoren.

(1)

De Europese veiligheidsagenda, COM (2015)185 van 28 april 2015.

(2)

EU-strategie ter bestrijding van het terrorisme van 30 november 2005,

http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&f=ST%2014469%202005%20REV%204 . 

(3)

Mededeling van de Commissie getiteld "Radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme voorkomen: naar een krachtiger beleidsantwoord van de EU", COM(2013)941 final van 15 januari 2014.

(4)

Informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders te Brussel, 12 februari 2015 - Verklaring van de leden van de Europese Raad, http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2015/02/150212-european-council-statement-fight-against-terrorism/ . 

(5)

Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2015 over het voorkomen van de radicalisering en werving van Europese burgers door terroristische organisaties (2015/2063(INI)),

http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+COMPARL+PE-551.967+01+DOC+PDF+V0//NL&language=NL ; zie ook de resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2016 over de rol van interculturele dialoog, culturele diversiteit en onderwijs bij het uitdragen van de fundamentele waarden van de EU, http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+TA+P8-TA-2016-0005+0+DOC+PDF+V0//NL . 

(6)

 Conclusies van de Raad over terrorismebestrijding van 9 februari 2015, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2015/02/150209-council-conclusions-counter-terrorism/ .

(7)

Conclusies van de Raad van de EU en van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over terrorismebestrijding van 20 november 2015, http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2015/11/20-jha-conclusions-counter-terrorism/ .

(8)

Gezamenlijke verklaring van de EU-ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en van de vertegenwoordigers van de EU-instellingen over de terreuraanslagen in Brussel op 22 maart 2016, http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2016/03/24-statement-on-terrorist-attacks-in-brussels-on-22-march/ . 

(9)

 Uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie, COM (2016) 230 final.

(10)

  https://www.un.org/counterterrorism/ctitf/en/plan-action-prevent-violent-extremism . 

(11)

 KP7-veiligheidsprojecten: www.safire-project.eu ; www.impacteurope.eu ; www.fp7-prime.eu/project ; http://voxpol.eu/ . KP7 sociaal- en geesteswetenschappelijke projecten: "Religious Diversity and Secular Models in Europe-Innovative approaches to Law and Policy"; "Finding a place for Islam in Europe"; "Combating inequalities through innovative social practices of, and for, young people in cities across Europe".

(12)

Oproep ten belope van 8,5 miljoen EUR voor de ontwikkeling van een alomvattende aanpak tegen gewelddadige radicalisering in de EU, vanaf vroegtijdige waarneming tot betere bescherming en oproep ten belope van 5 miljoen EUR over hedendaagse radicaliseringstendensen en de gevolgen ervan voor Europa.

(13)

Oproep ten belope van 2,5 miljoen EUR over religieuze diversiteit in Europa – verleden heden en toekomst.

(14)

  http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/networks/radicalisation_awareness_network/ran-papers/docs/issue_paper_cn_oct2015_en.pdf .

(15)

  http://europa.eu/rapid/press-release_IP-16-1937_en.htm .

(16)

Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de EU betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht.

(17)

Programma "Rechten, gelijkheid en burgerschap" – Werkprogramma voor 2016.

  http://ec.europa.eu/justice/grants1/programmes-2014-2020/files/rec_awp_2016/rec_awp_2016_annex_en.pdf .

(18)

Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten.

(19)

Voorstel tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende audiovisuele mediadiensten SWD (2016) 168.

(20)

  https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/commission-broker-new-alliance-better-protect-minors-online .

(21)

Conclusies van de Raad van 20 november 2015 over een krachtiger strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme, http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2015/11/20-conclusions-radicalisation/ .

(22)

http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/networks/radicalisation_awareness_network/ran-news/docs/ran_p_and_p_practitioners_working_paper_en.pdf . 

(23)

Alle cijfers in dit hoofdstuk zijn ontleend aan de onderwijs- en opleidingenmonitor 2015.

(24)

Verklaring van Parijs,: http://ec.europa.eu/education/news/2015/documents/citizenship-education-declaration_en.pdf . 

(25)

Conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding ("ET 2020"), https://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/educ/107622.pdf .

(26)

Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten.

(27)

Respectievelijk minstens 28 % en 4,2 % van de totale begroting, d.w.z. 14,7 miljard EUR voor de periode 2014-2020.

(28)

Bijvoorbeeld in de Réserve Citoyenne in Frankrijk, http://www.lareservecitoyenne.fr/ . 

(29)

Dit netwerk, dat in het kader van Erasmus+ is opgericht, zal worden gestart als een proefproject met bijzondere aandacht voor radicalisering in achtergestelde gebieden in enkele lidstaten.

(30)

Met een bereik van 300 000 leerkrachten en in totaal 406 projecten is eTwinning het grootste leerkrachtennetwerk ter wereld, en biedt het reeds velerlei cursussen op alle gebieden van het onderwijs, waaronder burgerschap en interculturele dialoog.

(31)

Het Competentiekader voor democratisch burgerschap dat van start gaat in april en het programma "Teaching controversial issues" (Onderwijs in controversiële kwesties), alsmede de pedagogische richtsnoeren voor onderwijs in wereldburgerschap van de Unesco.

(32)

Artikel 2 VEU.

(33)

Artikel 3 VEU.

(34)

 Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, COM (2008) 426 final.

(35)

Een agenda voor nieuwe vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen (COM(2016) 381).

(36)

Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

(37)

Volgens de planning wordt het budget (65 miljoen EUR in 2016) tussen 2017 en 2020 jaarlijks met 15 % verhoogd

(38)

Zie Commissiemededeling van 6 april getiteld Krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid, COM (2016) 205.

(39)

Met name het centrum "Hedayah" en het Mondiaal fonds voor de mobilisatie en de weerbaarheid van gemeenschappen (Global Community Engagement Resilience Fund).

(40)

  https://ec.europa.eu/europeaid/strive-development-strengthening-resilience-violence-and-extremism_en .

(41)

De EU heeft maatregelen ter bestrijding van terrorisme door middel van talrijke instrumenten substantieel ondersteund door middel van een reeks instrumenten, met name het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP), het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) en een breder opgezette ontwikkelingssamenwerking.

(42)

Het eTwinning-netwerk is reeds actief in een aantal derde landen, met name in Tunesië, waar inmiddels bijna 300 leerkrachten en 85 scholen zijn geregistreerd op dit online-platform.

Top