EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0238

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

/* COM/2007/0238 def. */

52007PC0238




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.5.2007

COM(2007) 238 definitief

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie, heeft Italië verzocht om maatregelen te mogen toepassen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten op 28 februari 2007 van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Op 21 november 2006 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |

120 | Algemene context In artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG is bepaald dat een belastingplichtige gerechtigd is de btw af te trekken op de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belastbare activiteiten aanschaft. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Dit mechanisme maakt het mogelijk om teruggaaf te krijgen van de btw over de oorspronkelijke aanschaf van het goed dat zowel voor bedrijfs- als privédoeleinden wordt gebruikt, maar om te garanderen dat het eindverbruik niet onbelast blijft, wordt het privégebruik vervolgens aangemerkt als een dienst, ter zake waarvan de btw door niet-belastingplichtigen niet kan worden teruggevorderd . Bij motorvoertuigen is dit mechanisme om een aantal redenen moeilijk toe te passen, maar hoofdzakelijk omdat het privé- en het zakelijk gebruik moeilijk op te splitsen zijn. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt voor zowel bedrijven als de belastingdienst een extra last. Gelet op het aantal betrokken voertuigen kan zelfs al kleinschalige individuele fraude tot omvangrijk inkomstenverlies leiden. Als alternatief voor het mechanisme waarin de richtlijn voorziet, hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om een vast percentage van de voorbelasting van aftrek te mogen uitsluiten en in ruil daarvoor ontheffing van aangifte voor privégebruik te mogen toestaan. Het voordeel hiervan is dat het systeem voor alle partijen wordt vereenvoudigd en dat de inning van de belasting, die anderszins misschien was ontdoken, ten minste gedeeltelijk wordt gegarandeerd. De gevraagde aftrekuitsluiting bedraagt 60 %. Dit cijfer is gebaseerd op eigen onderzoek van Italië en zou, overeenkomstig het voorstel, na twee jaar worden geëvalueerd samen met het functioneren van de derogatie. Het nieuwe systeem zal gelden voor alle bedrijven met voertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Het voordeel van de vereenvoudiging met één vast tarief zou verloren gaan als bedrijven de keuze zouden hebben om dit systeem niet toe te passen. Bepaalde voertuigen zouden evenwel van de aftrekbeperking worden uitgesloten en dus onder de normale regels vallen. Ten eerste zouden alle voertuigen met meer dan 9 zitplaatsen (inclusief de bestuurder) en boven een bepaald gewicht worden uitgesloten. Hiermee wordt de werkingssfeer beperkt tot hoofdzakelijk auto's, bestelauto's, pick-uptrucks, motorfietsen en bromfietsen. Voorts zouden, ook als zij binnen de werkingssfeer van de maatregel vallen en ongeacht of er sprake is van privégebruik, van de beperking worden uitgesloten: voertuigen van bedrijven actief op het gebied van de aan- en verkoop van voertuigen, voertuigen aangekocht voor leasing of verhuring, taxi's, lesvoertuigen van autorijscholen en voertuigen gebruikt door handelsvertegenwoordigers. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Er bestaan andere derogaties - of deze hebben bestaan - waarbij het recht op aftrek van btw ter zake van voertuigen wordt beperkt. Zo mag het Verenigd Koninkrijk momenteel het recht van een belastingplichtige huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting ter zake van de huur- of leasekosten van een personenvoertuig dat voor bedrijfsdoeleinden is bestemd, tot 50 % beperken wanneer dit voertuig ook voor privédoeleinden wordt gebruikt. Het Verenigd Koninkrijk is ook gemachtigd om het privégebruik van dergelijke voertuigen niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken. Krachtens artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van motorvoertuigen beperken. |

141 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

219 | Niet relevant. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling Het voorstel strekt ertoe btw-fraude tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen, en heeft aldus een potentieel positief effect. De maatregel wordt door Italië als passend beschouwd en is met andere vroegere en huidige derogaties te vergelijken. Hij ligt ook in het verlengde van het voorstel van de Commissie in mededeling COM(2004) 728, dat voorziet in regels voor het soort uitgaven waarvoor het recht op aftrek mag worden beperkt. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel Machtiging van Italië tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG, waarbij het recht van een belastingplichtige op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor gemotoriseerde wegvoertuigen wordt beperkt wanneer het voertuig niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Wanneer het recht op aftrek is beperkt, zal de belastingplichtige in afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), geen aangifte moeten doen van het privégebruik van het voertuig. De maatregel geldt uitsluitend voor voertuigen met een maximaal aantal zitplaatsen en onder een bepaald gewicht en er is voorzien in een beperkt aantal specifieke uitzonderingen. De aftrekuitsluiting bedraagt 60 % en Italië moet na twee jaar een evaluatie verrichten van en verslag uitbrengen over zowel het tarief van als de behoefte aan de derogatiemaatregel. De beschikking verstrijkt op de daarin genoemde datum of, indien deze vroeger valt, op de datum waarop communautaire regels betreffende beperkingen inzake het recht op aftrek op dit gebied in werking treden. |

310 | Rechtsgrondslag Artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. |

329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

331 | Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in. |

332 | Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgesteld(e) instrument(en): ander. |

342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is het enige geschikte instrument, aangezien een beschikking tot een individuele lidstaat kan worden gericht. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling |

531 | Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. |

533 | Het voorstel bevat een vervalbepaling. |

1. Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[1], en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij brief van 9 oktober 2006, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 11 oktober 2006, heeft Italië verzocht om machtiging tot toepassing van maatregelen die afwijken van de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG (thans Richtlijn 2006/112/EG) inzake het recht van een belastingplichtige op aftrek van voorbelasting en inzake de verplichting tot aangifte van het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden.

(2) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 28 februari 2007 van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 21 november 2006 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3) Krachtens artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belastbare activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn moet btw-aangifte worden gedaan wanneer een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden wordt gebruikt.

(4) Het privégebruik van voertuigen valt moeilijk nauwkeurig te registreren en ook als dat mogelijk is, is de procedure vaak omslachtig. De voorgestelde maatregelen voorzien in een vast tarief voor de aftrekbare btw ter zake van uitgaven voor voertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met uitzondering van enkele gevallen. Op basis van actuele gegevens achten de Italiaanse autoriteiten een tarief van 40 % gerechtvaardigd. Teneinde dubbele belasting te voorkomen, dient tegelijkertijd ontheffing te worden verleend van de verplichting tot btw-aangifte van het privégebruik voor de voertuigen die onder deze beperking vallen. Deze maatregelen kunnen worden gerechtvaardigd door de behoefte om de belastinginning te vereenvoudigen en fraude door onjuiste administratie te voorkomen.

(5) Deze derogatiemaatregelen dienen in de tijd beperkt te zijn, zodat de effectiviteit ervan kan worden geëvalueerd evenals de toepasselijkheid van het tarief, aangezien het voorgestelde percentage berust op eerste bevindingen in verband met zakelijk gebruik.

(6) Op 29 oktober 2004 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG, thans Richtlijn 2006/112/EG, wat betreft het recht op aftrek van de btw[3]. De derogatiemaatregel dient te verstrijken op de dag van de inwerkingtreding van de voorgestelde richtlijn indien deze vóór de in deze beschikking vastgestelde datum valt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Italië gemachtigd om het recht op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor gemotoriseerde wegvoertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 40 % te beperken.

Artikel 2

In afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG dient Italië het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorend voertuig niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken, wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig krachtens deze beschikking is beperkt.

Artikel 3

De beperking van het recht op aftrek waarin deze beschikking voorziet, is niet van toepassing op uitgaven voor voertuigen die in een van de volgende categorieën vallen:

2. het voertuig maakt deel uit van de bedrijfsvoorraad van de belastingplichtige in het kader van zijn onderneming,

3. het voertuig wordt gebruikt als taxi,

4. het voertuig wordt gebruikt als lesvoertuig door een autorijschool,

5. het voertuig wordt gebruikt voor verhuring of leasing,

6. het voertuig wordt gebruikt door handelsvertegenwoordigers.

Artikel 4

De uitgaven in kwestie zijn die welke betrekking hebben op de aanschaf van een voertuig, daaronder begrepen contracten voor montage of soortgelijke werkzaamheden, vervaardiging, intracommunautaire verwerving, invoer, leasing of verhuring, ombouw, reparatie of onderhoud, alsook uitgaven voor de levering van goederen of diensten in verband met voertuigen of het gebruik ervan, inclusief smeermiddelen en brandstof.

Artikel 5

De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op alle motorvoertuigen, andere dan landbouw- of bosbouwtractoren, die gewoonlijk worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, met een maximaal toegelaten gewicht van niet meer dan 3 500 kilogram en met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet inbegrepen.

Artikel 6

Een evaluatie van de toepassing van deze beschikking in de eerste twee jaren, inclusief van het percentage van de aftrekuitsluiting, dient aan de Commissie te worden voorgelegd na de tweede verjaardag van deze beschikking, doch uiterlijk op 31 december 2009.

Artikel 7

Deze beschikking verstrijkt op de datum van inwerkingtreding van communautaire regels waarin wordt vastgesteld welke uitgaven ter zake van gemotoriseerde wegvoertuigen niet in aanmerking komen voor een volledige aftrek van de btw, doch uiterlijk op 31 december 2010.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

[3] PB C 24 van 29.1.2005, blz. 10, COM(2004) 728.

Top