EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0822

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten

/* COM/2003/0822 def. - CNS 2003/0329 */

52003PC0822

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten /* COM/2003/0822 def. - CNS 2003/0329 */


Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

In juli 2000 heeft de Europese Commissie haar voornemen bekend gemaakt om een reeks nieuwe voorstellen te lanceren op het gebied van de BTW als onderdeel van haar nieuwe BTW-strategie [1]. Daarin werd de modernisering van de regels inzake de plaats van levering van diensten een van de prioriteiten voor de toekomst genoemd.

[1] COM(2000) 348 def. van 7 juli 2000 'Strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de interne markt'.

Op 7 mei 2002 heeft de Raad Richtlijn 2002/38/EG tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroep diensten [2] aangenomen. Tegelijkertijd werd aangekondigd dat dit de laatste particuliere wijziging van artikel 9 van de Zesde BTW-richtlijn [3] zou zijn voordat werd overgegaan tot een bredere en grondiger herziening van de regels inzake de plaats van levering van diensten in hun geheel. Bovendien hebben verschillende delegaties er, in verklaringen bij de notulen van de vergadering waarop de Raad de richtlijn heeft aangenomen, bij de Commissie op aangedrongen deze herziening te bespoedigen en met name de huidige verstoringen in de interne markt met betrekking tot de grensoverschrijdende verhuur van vervoermiddelen te bekijken.

[2] Richtlijn inzake elektronische handel of e-commerce-richtlijn.

[3] Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977.

Dit voorstel strekt ertoe het eerste gedeelte van de hervorming van de regels inzake de plaats van levering van diensten te verwezenlijken. Het heeft betrekking op dienstverlening tussen belastingplichtigen. Dienstverlening waarbij de klant een niet-belastingplichtige is, zal in een volgend stadium aan bod komen.

2. Achtergrond

Al bij de eerste werkzaamheden voor de invoering van een gemeenschappelijke BTW-stelsel in de Gemeenschap in de jaren '60 werd uitgegaan van het standpunt dat diensten moesten worden belast in de lidstaat van verbruik [4]. Bij de discussies over de Zesde BTW-richtlijn werd evenwel erkend dat er in de praktijk een aantal serieuze problemen kon ontstaan als diensten per definitie werden belast waar zij worden verbruikt. Daarom werd als basisregel voor de plaats van levering van diensten - en dus van belastingheffing - gekozen voor de plaats waar de dienstverlener zich bevindt. Om elders te worden belast, moeten diensten uitdrukkelijk van deze basisregel worden uitgesloten.

[4] In artikel 6, lid 3, van de Tweede BTW-richtlijn is bepaald dat als plaats van de dienst in beginsel wordt aangemerkt de plaats waar van de verleende dienst of het verhuurde voorwerp gebruik wordt gemaakt of waar het overgedragen of verleende recht wordt uitgeoefend.

In die tijd zorgden deze regels er ook voor dat de belasting nagenoeg altijd terechtkwam bij het land van verbruik. Het gecombineerde effect van de interne markt, globalisering, deregulering en technologische veranderingen heeft de omvang en het verloop van de handel in diensten sindsdien evenwel ingrijpend gewijzigd. Steeds vaker kunnen specifieke diensten op afstand worden verleend. Om daarmee rekening te houden, werd de Zesde BTW-richtlijn in de loop der jaren op een aantal punten gewijzigd, en veel welomschreven diensten worden thans feitelijk al belast waar de klant zich bevindt [5]. Voor het merendeel betroffen de wijzigingen diensten aan belastingplichtigen, aangezien er altijd een eenvoudig mechanisme heeft bestaan (namelijk de verleggingsregeling) om de belastingheffing van zulke diensten te regelen. Diensten aan niet-belastingplichtingen daarentegen zijn grotendeels onderworpen aan de BTW waar de dienstverlener is gevestigd.

[5] In artikel 9, lid 2, onder e), van de Zesde BTW-richtlijn worden de diensten genoemd die worden belast op de plaats de klant is gevestigd.

In het afgelopen jaar zijn de lidstaten in het kader van Working Party No. 1 driemaal geraadpleegd over de problemen met de regels inzake de plaats van levering van diensten en de beste manier om deze op te lossen. Daarnaast werd in mei-juni 2003 een openbare raadpleging over dit thema gehouden. Daarop werden meer dan 50 schriftelijke reacties ontvangen van brancheorganisaties en ondernemingen uit tal van verschillende landen.

Over het algemeen kan de herziening van de regels inzake de plaats van levering van diensten op bijval rekenen, omdat het problematische karakter van de bestaande regels niet ter discussie staat. Terzelfdertijd werd erkend dat iedere wijziging van deze regels het evenwicht moet houden tussen de behoeften van de belastingdiensten om hun controletaak te kunnen uitoefenen, en de administratieve verplichtingen van de ondernemers, mét inachtneming van het basisbeginsel dat de BTW moet toevallen aan de lidstaat waar het verbruik plaatsvindt.

Op basis van de genoemde raadplegingen werd een aantal parameters met betrekking tot het voorstel vastgesteld.

3. De parameters van het voorstel

De Commissie is van mening dat iedere wijziging van de regels inzake de plaats van belastingheffing van diensten in de grootst mogelijke mate moet resulteren in belastingheffing op de plaats van het werkelijke verbruik. Daarnaast moet het voorstel betreffende de plaats van levering van diensten een evenwicht zoeken tussen de behoeften van de belastingdiensten om hun controletaak te kunnen uitoefenen, en de administratieve verplichtingen van de ondernemers. Belastingheffing op de plaats van verbruik mag niet leiden tot bijkomende verplichtingen.

3.1. Belastingplichtigen

Alle diensten aan belastingplichtigen zouden moeten worden belast op de plaats van verbruik. Bedrijven gebruiken de aan hen verleende diensten om goederen of andere diensten te produceren, waarin de kosten van de eerstgenoemde diensten zijn inbegrepen. Er zou dus terecht kunnen worden gesteld dat de plaats van verbruik voor de meeste, zoniet alle diensten de plaats is waar de klant de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft, omdat daar immers de diensten worden verbruikt.

In de geldende bepalingen zijn er 21 verschillende subregels voor de plaats van levering van diensten en 14 hiervan [6] maken al gebruik van de plaats van vestiging van de klant (of de lidstaat die hem een BTW-nummer heeft verstrekt) voor grensoverschrijdende leveringen van diensten. De belasting wordt geïnd via de verleggingssregeling. Naar gelang van de aard van de bedrijvigheid (bv. belastbare activiteiten) heeft de belastingplichtige ook een corresponderend recht op aftrek.

[6] Artikel 9, lid 2, onder e), eerste tot en met negende streepje, artikel 9, lid 2, onder f), artikel 28 ter, C, D, E, en F.

3.2. Niet-belastingplichtigen

Ook bij diensten aan niet-belastingplichtigen of eindverbruikers zou het algemene beginsel in acht moeten worden genomen dat zulke diensten belastbaar zijn op de plaats waar het werkelijke verbruik plaatsvindt. In tegenstelling tot de levering van diensten aan belastingplichtigen is het bij diensten aan eindverbruikers nog belangrijker om de plaats van verbruik vast te stellen, omdat deze BTW niet in aftrek kan worden gebracht en dus deel uitmaakt van de inkomsten van de lidstaat.

Ofschoon de toepassing van de algemene regel dat belasting wordt geheven op de plaats waar de klant is gevestigd of zijn woonplaats heeft, beter zou aansluiten bij het beginsel van belastingheffing op de plaats van verbruik, zou dit op dit ogenblik ook tot grote praktische problemen leiden. Van eindverbruikers kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij zelf de BTW aangeven (d.w.z. de verleggingsregeling toepassen) over diensten die zij in een andere lidstaat hebben betrokken om deze te verbruiken waar zij gevestigd of woonachtig zijn. Het alternatief zou erin bestaan dat dienstverleners verplicht worden zich in iedere lidstaat van verbruik te registreren met het oog op de inning van de belasting en de overmaking ervan aan de lidstaat waar de niet-belastingplichtige gevestigd of woonachtig is. Dit zou evenwel heel wat bijkomende administratieve lasten voor ondernemers creëren, wat niet wenselijk is.

3.3. Reikwijdte van het voorstel

De gedetailleerde discussies met de lidstaten en de openbare raadpleging die op 30 juni 2003 werd afgesloten, hebben hun neerslag gevonden in een reeks parameters met betrekking tot het voorstel. De werkzaamheden zijn op dit ogenblik alleen gericht op het wijzigen van de bepalingen inzake diensten aan belastingplichtigen (b2b-leveringen). De diensten aan niet-belastingplichtigen (b2c-leveringen) zullen nadien aan de orde komen. In dit verband is het volgens de Commissie evenwel absoluut noodzakelijk dat er een mechanisme wordt opgezet waarmee de belasting kan worden geïnd in het land van verbruik zonder dat er onnodige administratieve rompslomp wordt gecreëerd. Het zou hier in feite gaan om een éénloketsysteem dat vergelijkbaar is met het systeem dat momenteel wordt gebruikt voor niet in de Gemeenschap gevestigde leveranciers van gedigitaliseerde diensten. De Commissie zal nauw toezien op de wijze waarop dit mechanisme, dat zich voor een ruimere toepassing in de intracommunautaire context lijkt te lenen, functioneert.

4. De huidige regels voor belastingplichtigen en de problemen die zich voordoen

De algemene regel inzake de plaats van levering van diensten luidt dat de belasting wordt geheven op de plaats waar de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de dienst verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats [7]. Deze regel wordt aangevuld met een reeks uitzonderingen [8] die voorrang hebben op de algemene regel en de plaats van belastingheffing kunnen doen wijzigen naar gelang van de aard van de dienst.

[7] Artikel 9, lid 1.

[8] Artikel 9, lid 2.

Deze uitzonderingen bestaan voor diensten die betrekking hebben op onroerende goederen, (personen- en goederen)vervoerdiensten, diensten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke en educatieve aard, werkzaamheden die betrekking hebben op roerende lichamelijke zaken, en immateriële diensten, met inbegrip van auteursrechten, octrooien, reclame, professionele diensten (diensten van bv. ingenieurs, advocaten enz.), het uitlenen van personeel, de verhuur van roerende lichamelijke zaken, telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten.

De wijze waarop deze regels zijn gestructureerd, leidt tot een aantal problemen. De volgende lijst geeft een overzicht, zij het niet volledig, van het soort problemen dat zich voordoet. Er zij ook op gewezen dat deze problemen eveneens kunnen optreden bij diensten aan niet-belastingplichtigen.

4.1. Algemeen probleem

Een algemeen probleem dat voortvloeit uit artikel 9, lid 1, is dat belastingplichtingen die een dienst ontvangen maar niet in hetzelfde land zijn gevestigd als de dienstverlener, om teruggaaf moeten verzoeken overeenkomstig de Achtste of de Dertiende BTW-richtlijn. De teruggaafprocedure kan ingewikkeld en zeer tijdrovend zijn. Om deze procedure te vermijden, wordt vaak oneigenlijk gebruik gemaakt van het verleggingsmechanisme.

4.2. Vervoermiddelen

De plaats van belastingheffing van een "vervoermiddel" heeft meermaals aanleiding tot onenigheid gegeven. Aangezien vervoermiddelen gemakkelijk grenzen kunnen oversteken, is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om te bepalen waar zij worden gebruikt, en daarom moet per geval een praktisch aangrijpingspunt voor de BTW-heffing worden vastgesteld. Bijgevolg werd in de Zesde BTW-richtlijn ter zake van de verhuur van alle vervoermiddelen bepaald dat de dienst wordt geacht te worden verleend, niet op de plaats waar de verhuurde goederen worden gebruikt, maar, ter wille van de vereenvoudiging en in overeenstemming met de algemene regel, op de plaats waar de de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd.

Als gevolg van de verschillende regels die de lidstaten inzake BTW-aftrek voor voertuigen toepassen, is de grensoverschrijdende verhuur van motorvoertuigen, in het bijzonder de leasing op de lange termijn aan belastingplichtigen, een bron van problemen. Er ontstaat immers een fiscale prikkel voor belastingplichtigen in bepaalde lidstaten om voertuigen voor zakelijke doeleinden in een andere dan hun eigen lidstaat te leasen, teneinde van gunstiger aftrekregels te profiteren.

Er heerst ook enige onduidelijkheid ten aanzien van wat onder "vervoermiddelen" moet worden verstaan. Het BTW-comité heeft zich gebogen over de vraag of trailers, semi-trailers, containers en pallets onder "vervoermiddelen" moeten worden begrepen en de verhuur ervan bijgevolg moet worden uitgesloten van artikel 9, lid 2, onder e).

4.3. Registratie in andere lidstaten

Het gebeurt regelmatig dat een dienstverlener diensten verricht met betrekking tot roerende lichamelijke zaken in een andere lidstaat dan die waar hij gevestigd is. De BTW is verschuldigd in de lidstaat waar de prestatie werd verricht. Momenteel betekent dit dat van de dienstverlener kan worden verlangd dat hij zich registreert bij de belastingdienst in die lidstaat en er de BTW voldoet. Voor vele ondernemingen kan dit een zware administratieve last betekenen, met name wanneer zij in verschillende lidstaten actief zijn (bv. EU-brede service- en onderhoudscontracten). De controle op dergelijke ondernemingen kan ook de belasting diensten voor een zware taak stellen.

4.4. Immateriële diensten (de interpretatie van het huidige artikel 9, lid 2, onder e))

Het Europese Hof van Justitie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat in artikel 9, lid 2, een reeks specifieke gevallen is opgesomd met betrekking tot de plaats waar bepaalde diensten worden geacht te zijn geleverd, terwijl artikel 9, lid 1, de algemene regel terzake omvat. Voor elke situatie dient de vraag te worden gesteld of zij valt onder een van de in artikel 9, lid 2, genoemde specifieke gevallen; zo niet, dan is lid 1 van toepassing [9].

[9] Zaak-Dudda (C-327/94), punt 21.

Dit standpunt heeft het huidige artikel 9, lid 2, onder e), waarin de diensten worden genoemd waarbij de BTW-schuld naar de belastingplichtige afnemer kan worden verlegd, in feite zwaar onder druk gezet. Diensten die redelijkerwijs onder dat artikel zouden kunnen vallen, zijn onder andere managementvergoedingen, laboratorium diensten (zoals beoordeling van de overeenstemming met technische specificaties), productcontrole inclusief analyse en certificering, vertaal- en tolkdiensten [10].

[10] Dergelijke diensten zijn typische punten op de agenda van het BTW-comité, dat tot een gemeenschappelijke interpretatie van de fiscale behandeling probeert te komen.

De werkelijkheid is echter dat alle nieuwe en alle voorheen onbekende diensten die niet onder een van de uitzonderingen vallen, belastbaar zijn op de plaats waar de dienstverlener is gevestigd. Dit geldt eveneens voor diensten die bij uitstek op afstand of in verschillende stadia van de productieketen worden verleend. Dubbele heffing, onbedoelde niet-heffing van belasting en vaak omslachtige en tijdrovende teruggaafprocedures overeenkomstig de Achtste of de Dertiende BTW-richtlijn kunnen het gevolg zijn.

4.5. Samengestelde diensten

De huidige regels bieden geen passende oplossing voor samengestelde diensten of dienstenpakketten. Dergelijke diensten kunnen een reeks verschillende componenten omvatten, waarvan er sommige onder het huidige artikel 9, lid 2, onder e), vallen en andere dan weer niet. Steevast rijst de vraag hoe een dergelijke dienst moet worden gekenmerkt, omdat de betrokken partijen eerder de verleggingsregeling zouden willen toepassen dan dat de algemene regel inzake de plaats van levering wordt gehanteerd. Een voorbeeld van een dergelijke dienst is een vuilophaaldienst: dit is een samengestelde dienst [11] waarbij een reeks verschillende en opeenvolgende handelingen worden verricht die niet onder het huidige artikel 9, lid 2, onder c), vallen. De dienst heeft slechts enkele kenmerken van de diensten in verband met werkzaamheden die betrekking hebben op roerende lichamelijke zaken in de zin van artikel 9, lid 2, onder c), vierde streepje, en valt daarom onder de algemene regel van artikel 9, lid 1.

[11] Zaak C-429/97 Commissie tegen Franse Republiek.

5. Samenvatting van de ter zake van belastingplichtigen voorgestelde regels

De conclusie luidde dat een ingrijpende wijziging van de regels inzake de plaats van levering van diensten aan belastingplichtigen moest worden overwogen. De hoofdregel voor diensten aan belastingplichtigen zou moeten stipuleren dat "de plaats waar de klant is gevestigd" de plaats van levering is. In de huidige bepalingen wordt zowel de plaats van vestiging van de belastingplichtige als de lidstaat waar de klant voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd, gebruikt om de plaats van levering van diensten te bepalen. De plaats waar de klant is gevestigd verdient evenwel de voorkeur, omdat hiermee alle belastbare en vrijgestelde activiteiten worden gedekt. Er wordt voorgesteld dit als algemene regel in te voeren, terwijl tegelijkertijd een aantal uitzonderingen wordt gehandhaafd, grotendeels op basis van de bestaande criteria. Op deze manier wordt het algemene beginsel van belastingheffing op de plaats van verbruik veilig gesteld en tegelijkertijd ook het concrete functioneren van het stelsel gegarandeerd doordat geen onevenredig zware administratieve lasten worden opgelegd aan bepaalde ondernemers.

Een dergelijke wijziging zou een dubbel effect sorteren. In de eerste plaats zouden de gevallen worden beperkt waarin een dienstverlener zich voor BTW-doeleinden moet registreren wanneer hij diensten verricht in een andere lidstaat dan die waar hij is gevestigd. Daarnaast zou ruimer gebruik worden gemaakt van de verleggingsregeling wanneer een belastingplichtige diensten ontvangt van een dienstverlener die niet in hetzelfde land is gevestigd. Beide effecten kunnen als belangrijke vereenvoudigingen worden beschouwd.

Om de hierboven uiteengezette administratieve en beleidspolitieke redenen zou echter nog altijd in bepaalde uitzonderingen op deze algemene regel moeten worden voorzien.

* De eerste uitzondering zou moeten zien op diensten die betrekking hebben op een onroerend goed. Zij zou in wezen overeenkomen met het huidige artikel 9, lid 2, onder a), van de Zesde BTW-richtlijn. De toepassing van de huidige regel is vrij duidelijk en leidt doorgaans tot belastingheffing waar de dienst wordt verbruikt. Bovendien is in deze sector vaak sprake van vrijstellingen, die op hun beurt een invloed hebben op het recht op aftrek.

* De tweede uitzondering zou moeten zien op personenvervoerdiensten. Het zou zeer moeilijk zijn deze kwestie uitsluitend voor belastingplichtigen te regelen en iedere wijziging in die zin zou tot gecompliceerde interpretatieve en administratieve problemen kunnen leiden. De Commissie erkent dat de huidige bepalingen tot problemen leiden en stelt daarom voor deze kwestie te regelen in de volgende fase bij de behandeling van de b2c-leveringen.

* De derde uitzondering zou moeten zien op culturele, artistieke, sportieve, vermakelijkheids- of soortgelijke diensten. Ook hier leidt de huidige regel, die is gebaseerd op de plaats waar deze diensten worden verricht, doorgaans tot belastingheffing waar het verbruik plaatsvindt [12]. Er wordt, hoofdzakelijk om redenen van vereenvoudiging, voorgesteld om wetenschappelijke en onderwijsdiensten aan belastingplichtigen van deze uitzondering uit te sluiten. Bedrijven die dergelijke diensten betrekken uit andere lidstaten dan die waar zij zijn gevestigd, zouden niet langer een beroep moeten doen op het teruggaafmechanisme van de Achtste BTW-richtlijn.

[12] Het huidige artikel 9, lid 2, onder c), van de Zesde BTW-richtlijn.

* De laatste uitzondering zou moeten zien op bepaalde diensten die materieel van aard zijn, zoals restaurantdiensten. Zij garandeert dat diensten die voor onmiddellijk verbruik op een eenduidig te bepalen plaats worden verleend, aan de BTW worden onderworpen waar de dienstverlener is gevestigd. Deze uitzondering zou aansluiten bij de werkelijke plaats waar zulke diensten gewoonlijk worden verbruikt, en zou de administratievoering voor de leveranciers van zulke diensten vergemakkelijken (zij zouden bijvoorbeeld niet meer moeten nagaan of hun klant al dan niet belastingplichtig is). Het blijft hoe dan ook een moeilijke aangelegenheid en de Commissie zou deze uitzondering op de algemene regel monitoren en vervolgens in samenhang met de regels voor niet-belastingplichtigen (b2c) herzien.

6. Het Effect van de voorgestelde regels op de genoemde problemen

De voorgestelde wijzigingen zouden vele van de bovengenoemde problemen grotendeels oplossen.

* Het algemene probleem (punt 4.1), namelijk het oneigenlijke gebruik van artikel 9, lid 2, onder e), zou in grote mate worden opgelost, omdat de plaats van vestiging van de klant de algemene regel zou worden voor de vaststelling van de plaats van levering.

* De problematiek van de verhuur van vervoermiddelen (punt 4.2) is in wezen terug te voeren op het feit dat de lidstaten verschillende aftrekregels hanteren, wat op zijn beurt tot verstoringen leidt. Bij de verhuur of leasing van een vervoermiddel voor een periode van meer dan dertig dagen zou dit probleem worden vermeden door het feit dat, als de plaats van belastingheffing wordt verschoven naar de plaats van vestiging van de klant, de verleggings regeling en de lokale aftrekregels van toepassing zouden zijn. Op die manier zou de fiscale prikkel om voertuigen voor langdurig zakelijk gebruik in andere lidstaten te huren, worden weggenomen. De verhuur of leasing van vervoermiddelen op de korte termijn zou als voorheen worden belast op de plaats waar de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, wat beter aansluit bij de waarschijnlijke plaats van verbruik.

* De kwestie van de veelvoudige registratie (punt 4.3) zou in grote mate worden opgelost doordat dienstverleners zich normaal gezien niet meer zouden moeten registreren wanneer zij diensten verrichten in een andere lidstaat. Dit probleem vloeit grotendeels voort uit de bestaande uitzondering op de algemene regel waarin artikel 9, lid 2, onder c) voorziet. Er wordt bijvoorbeeld voorgesteld dat servicecontracten waarbij werkzaamheden worden verricht die betrekking hebben op roerende lichamelijke zaken, onder de algemene regel zouden vallen.

* De problemen die voortvloeien uit het gebruik van een lijst, zoals die in het huidige artikel 9, lid 2, onder e), zouden worden opgelost (punt 4.4). Het zou dan ook niet meer nodig zijn om de lijst bij te houden of bij te werken wanneer nieuwe desbetreffende diensten op de markt hun intrede doen of als zodanig worden gekenmerkt. Voorts zou een einde worden gemaakt aan interpretatiegeschillen met betrekking tot de diensten die nu in de lijst zijn gedefinieerd. Aangezien het huidige artikel 9, lid 2, onder e), in feite de nieuwe algemene standaardregel wordt, zouden alle nieuwe diensten er automatisch onder vallen.

* Wat tot slot de kwestie van de samengestelde diensten betreft (punt 4.5), zouden alle dienstenpakketten of samengestelde diensten gewoon onder de algemene regel vallen, aangezien er bij de levering van diensten een algemene verschuiving is naar de plaats van vestiging van de klant en de verleggingsregeling van toepassing wordt. Het huidige probleem van de voorwaardenlijst en de opkomst van nieuwe bedrijfsmodellen (bv. de dienstenpakketten die een hele reeks van verschillende diensten omvatten) zijn als zodanig minder problematisch.

7. Uitbreiding van het systeem voor de uitwisseling van BTW-informatie (VIES) tot diensten

Het VIES werd opgezet in 1993 om de lidstaten in staat te stellen controle uit te oefenen op de vrijgestelde intracommunautaire verwervingen van goederen door belastingplichtigen. Dit informatie-uitwisselingssysteem was noodzakelijk omdat met ingang van 1 januari 1993 de documentencontrole op de in- en uitvoer aan de nationale grenzen zou wegvallen. Het VIES had alleen betrekking op intracommunautaire leveringen van goederen omdat de meeste regels inzake de plaats van belastingheffing van diensten met de komst van de interne markt niet waren gewijzigd.

Op dit ogenblik verstrekt het VIES nadere gegevens over vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen. Belastingplichtigen die intracommunautaire leveringen van goederen verrichten, doen opgaaf van de desbetreffende gegevens (doorgaans ieder kwartaal) bij hun nationale belastingdienst. Die dienst voert de gegevens in en stuurt deze vervolgens elektronisch door naar de lidstaat van de belastingplichtige die de intracommunautaire verwerving van het goed verricht, zodat deze kan controleren of de verleggingsregeling correct werd toegepast. Vermeldenswaard is ook dat het berichtensysteem wordt gebruikt voor de uitwisseling van informatie van niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling die per 1 juli 2003 werd ingevoerd in het kader van de in mei 2002 aangenomen e-commerce-richtlijn [13].

[13] Artikel 26 quater van de Zesde BTW-richtlijn.

De belastingdiensten beschikken over de vereiste systemen en procedures voor het invoeren, opslaan, doorsturen en verwerken van de VIES-gegevens De uitbreiding van het VIES met informatie over diensten zou voor hen geen zware last vormen.

De Commissie is van mening dat een wijziging van de regels inzake de plaats van levering van diensten rechtvaardigt dat diensten waarbij de verleggingsregeling geldt, worden opgenomen in de verplichte opgaaf die momenteel moet worden gedaan voor intracommunautaire leveringen van goederen, wat een uitbreiding zou betekenen van de informatie die de lidstaten via het VIES uitwisselen. In dit verband werd in het consultatie document van de Commissie dat op 7 mei 2003 is verschenen, om standpunten gevraagd ten aanzien van de uitbreiding van het VIES. De uitbreiding werd in de meeste reacties afgewezen, grotendeels vanwege verwachte extra administratieve lasten en zorgen over de juistheid en doelmatigheid van het systeem. In het licht hiervan zal de Commissie nagaan of het huidige systeem technisch goed functioneert en of er verbeteringen kunnen worden aangebracht om het systeem eenvoudiger, sneller en betrouwbaarder te maken. De herziening zal van start gaan in januari 2004 en de uitbreiding van de verplichte opgaaf met gegevens over diensten zal pas vanaf januari 2008 worden geïmplementeerd. Voorafgaand aan die datum zal de Commissie een apart voorstel doen tot wijziging van de verordening betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoege waarde [14] teneinde de regels voor de uitwisseling van deze informatie tussen de lidstaten vast te stellen.

[14] Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003.

8. Betekenis van "vaste inrichting"

Er werd aangegeven dat de betekenis van "vaste inrichting" niet onproblematisch is en wettelijk zou moeten worden verduidelijkt. De betekenis van "vaste inrichting" werd uitgelegd in een reeks gerechtelijke vonnissen, die er in wezen op neerkwamen dat een inrichting voldoende duurzaam moet zijn en moet beschikken over een geschikte structuur, zowel wat personele als technische middelen betreft, om de diensten in kwestie op onafhankelijke basis te kunnen verlenen. De Commissie kan de handhaving van de status-quo aanvaarden en zeer veel reacties op de openbare raadpleging sluiten zich daarbij aan.

Er werd ook aangegeven dat het onduidelijk kan zijn door welke inrichting een dienst wordt verricht of ontvangen wanneer een belastingplichtige die over meer dan één inrichting beschikt, een dienst levert (bv. een permanente inrichting in één lidstaat en een vaste inrichting in een andere lidstaat), en dat standaardcriteria moeten worden vastgesteld. De Commissie meent dat de vraag welke inrichting een dienst verricht, uiteindelijk een feitelijke kwestie is en dat de invoering van criteria om dat vast te stellen, de zaken niet noodzakelijkerwijs zou vereenvoudigen. Ook op dit punt sluiten de reacties op de raadpleging grotendeels aan bij het standpunt van de Commissie.

9. Diensten binnen een onderneming

De Commissie is van mening dat diensten tussen verschillende bijkantoren van een onderneming of tussen een bijkantoor en zijn hoofdkantoor (d.w.z. verschillende inrichtingen) normaal buiten het toepassingsgebied van de BTW vallen, mits zij tot dezelfde juridische entiteit behoren. Dit is het geval, zowel wanneer de inrichtingen in dezelfde lidstaat zijn gelegen als in verschillende landen. De Commissie is zich ervan bewust dat alle lidstaten dit standpunt niet gelijkmatig delen. Het gevolg hiervan is onzekerheid en mogelijkerwijs overdreven toepassing van de BTW op leveranciers van vrijgestelde diensten (bv. financiële diensten).

Dit punt werd herhaaldelijk aangekaart in de reacties op de openbare raadpleging. Velen merkten op dat deze kwestie de afhandeling van grensoverschrijdende transacties bemoeilijkt. De onzekerheid die er heerst in verband met het verlenen van diensten binnen een onderneming, zou worden opgeheven als in een specifieke bepaling het standpunt wordt bevestigd dat dergelijke diensten voor BTW-doeleinden niet als een levering worden aangemerkt.

De Commissie is zich er ook van bewust dat in de vrijgestelde sector de neiging kan bestaan om de ontvangst of de verrichting van een dienst te situeren in een lidstaat met een laag BTW-tarief of in derde landen. Diensten waarvoor geen aftrekmogelijkheid zou bestaan (bv. omdat ze worden gebruikt voor een vrijgestelde levering), worden immers verworven in de lidstaat met het laagste tarief of een derde land voordat zij hun weg vinden naar bijkantoren in andere lidstaten met een hoger tarief. Dit speelt slechts wanneer het bijkantoor in een ander land is gelegen, omdat er dan een 'fiscale grens' bestaat. De Commissie zal de situatie blijven volgen en zo nodig het probleem aanpakken wanneer zij voorstellen doet die op de verschillende vrijgestelde sectoren betrekking hebben.

10. Conclusie

Volgens de huidige regels inzake de plaats van levering worden diensten belast op basis van de plaats van vestiging van de dienstverlener, tenzij specifiek werd vastgeteld dat zij elders worden belast. In dit verband bestaat er een reeks uitzonderingen op de algemene regel. De globalisering en technologische vooruitgang alsook de aard van deze diensten (bv. immaterieel, samengesteld enz.) bemoeilijken evenwel de toevoeging van nieuwe, adequaat gedefinieerde uitzonderingen. Vaak is het zo dat de kwestie van de plaats van levering van diensten langs gerechtelijke weg wordt geregeld. Uiteindelijk blijkt dit model maar moeilijk toe te passen voor de belastingbetalers en moeilijk te beheren voor de belastingdiensten.

Een verschuiving van de belastingheffing van de plaats van vestiging van de dienstverlener naar de plaats van vestiging van de klant zou daarentegeen beter aansluiten bij de huidige situatie in de dienstensector en meer zekerheid bieden aan alle betrokkenen. Er zouden nog altijd uitzonderingen op deze algemene regel vereist zijn, maar de diensten in kwestie hebben duidelijk bijzondere kenmerken die de vaststelling van de plaats van belastingheffing administratief eenvoudig maken (bv. de ligging van een onroerend goed) en beter aansluiten bij de plaats van werkelijk verbruik (bv. het bijwonen van een sportevenement).

11. Opmerkingen met betrekking tot de individuele bepalingen

De wetgevingsstructuur van het nieuwe artikel 9 dat wordt voorgesteld, zou grotendeels de structuur van de huidige bepaling volgen. In artikel 9 zelf zou de algemene regel inzake de plaats van levering van diensten aan zowel belastingplichtigen als niet-belastingplichtigen worden vastgesteld. Vervolgens zou een reeks uitzonderingen worden vermeld, die van toepassing kunnen zijn op belastingplichtigen, niet-belastingplichtigen of beiden. Is er geen specifieke uitzondering van toepassing, dan zou de algemene regel inzake de plaats van levering die in artikel 9 is vastgesteld, gelden.

Artikel 1, punt 1

Artikel 6, lid 6: Transacties binnen een onderneming

Deze bepaling bevestigt het standpunt van de Commissie en dat van een grote meerderheid van lidstaten. Wanneer diensten worden verricht binnen eenzelfde juridische entiteit (bv. door een hoofdkantoor aan een bijkantoor), wordt dit volgens de Zesde BTW-richtlijn niet als een levering van diensten beschouwd. Dit is het geval, zowel wanneer de inrichtingen in dezelfde lidstaat zijn gelegen als in meerdere landen. Diensten die aparte juridische entiteiten (bv. een hoofdkantoor en een volledige dochter) elkaar onder bezwarende titel verlenen, zijn daarentegen wel leveringen.

Artikel 1, punt 2

Artikel 9: Algemene regel

Lid 1:

De nieuwe algemene regel inzake de plaats van levering van diensten aan belastingplichtigen zou worden gebaseerd op de plaats waar de ontvanger van de dienst is gevestigd en niet langer op het rechtsgebied waar de dienstverlener is gevestigd. Bij diensten die worden verleend door personen die in andere landen zijn gevestigd, zou de belasting derhalve worden verlegd naar de belastingplichtige die de dienst ontvangt. De verhuur en leasing van voertuigen op de lange termijn zou onder de algemene regel vallen evenals de meeste diensten van tussenpersonen.

Lid 2:

De regels voor niet-belastingplichtigen blijven ongewijzigd. De algemene regel inzake de plaats van levering van zulke diensten zou nog steeds worden gebaseerd op de plaats waar de dienstverlener is gevestigd (cf. het huidige artikel 9, lid 1).

Lid 3:

Deze bepaling regelt de behandeling van personen die in de zin van de Zesde BTW-richtlijn zowel economische (belastbare en/of vrijgestelde) activiteiten verrichten als activiteiten die buiten de BTW-sfeer vallen. Ter wille van administratieve vereenvoudiging en grotere zekerheid voor alle betrokkenen zouden deze personen voor de toepassing van artikel 9 ter zake van de verwerving van diensten als belastingplichtigen worden aangemerkt. Hierdoor zouden zij voor de vaststelling van de plaats van belastingheffing ter zake van de diensten die zij verwerven, worden aangemerkt als belastingplichtigen, ook als een bepaalde dienst is bestemd om te worden gebruikt in het kader van hun niet-belastingplichtige activiteiten. Hetzelfde zou uiteraard ook gelden voor vrijgestelde belastbare activiteiten. Uiteindelijk zouden deze personen de verleggingsregeling moeten toepassen om de BTW op de input aan te geven, zonder dat er evenwel een recht op aftrek zou bestaan.

Artikel 9 bis: Onroerend goed

De uitzondering op de algemene regel ten aanzien van de levering van diensten die betrekking hebben op een onroerend goed, geldt gelijkelijk voor zowel belastingplichtigen als niet-belastingplichtigen. De tekst blijft nagenoeg ongewijzigd, maar wordt uitgebreid met de bewoordingen "het verstrekken van hotel- of soortgelijke accomodatie" en "het verlenen van gebruiksrechten op een onroerend goed" teneinde de zekerheid te creëren dat hoteldiensten en de toegang tot tolwegen worden beschouwd als diensten die betrekking hebben op een onroerend goed [Cf. het huidige artikel 9, lid 2, onder a)].

Artikel 9 ter: Personenvervoer

Deze uitzondering op de algemene regel dekt personenvervoerdiensten en geldt gelijkelijk voor zowel belastingplichtige als niet-belastingplichtige klanten. De regels inzake de belastingheffing van personenvervoerdiensten werden niet gewijzigd. Goederenvervoer diensten voor belastingplichtigen vallen onder de algemene regels, terwijl zulke diensten voor niet-belastingplichtigen worden gedekt door artikel 9 sexies [Cf. het huidige artikel 9, lid 2, onder b)]. Zoals eerder opgemerkt zouden deze regels aan de orde komen bij de latere evaluatie van de b2c-leveringen.

Artikel 9 quater: Culturele, artistieke, sportieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten

Deze uitzondering op de algemene regel is van toepassing op culturele, artistieke, sportieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten en geldt gelijkelijk voor zowel belastingplichtige als niet-belastingplichtige klanten. De tekst blijft nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van het huidige artikel 9, lid 2, onder c), eerste streepje, maar omvat niet langer een verwijzing naar wetenschappelijke en onderwijsdiensten aan belastingplichtigen. Hierdoor zou de belastingplichtige de verleggingsregeling moeten toepassen in plaats van de BTW te voldoen en om teruggaaf te verzoeken krachtens de Achtste of de Dertiende BTW-richtlijn. Voor wetenschappelijke en onderwijsdiensten aan niet-belastingplichtigen geldt artikel 9 septies.

Artikel 9 quinquies: Specifieke diensten aan belastingplichtigen

Een laatste uitzondering op de algemene regel geldt voor de plaats van levering van wat kan worden omschreven als materiële diensten aan een belastingplichtige. Deze uitzondering moet bewerkstelligen dat diensten die voor onmiddelllijk verbruik op een eenduidig te bepalen plaats worden verleend (bv. maaltijden in een restaurant, een kapbeurt), worden aangemerkt als diensten die worden verleend op de plaats van oorsprong. Deze regel sluit beter aan bij de werkelijke plaats waar zulke diensten worden verbruikt en kan gemakkelijker door de desbetreffende dienstverleners worden toegepast.

De uitzondering vereist dat aan drie voorwaarden is voldaan. De eerste is dat de dienst wordt verleend in de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd of een vaste inrichting heeft. De tweede is dat zowel de dienstverlener als zijn klant fysiek aanwezig moet zijn. De derde voorwaarde is dat de dienst rechtstreeks moet worden verleend aan een individuele persoon voor onmiddellijk verbruik, wat aansluit bij de aard van deze diensten.

De verhuur of leasing van roerende lichamelijke zaken op de lange termijn (bv. de leasing van voertuigen op de lange termijn) en werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken (bv. de reparatie van een voertuig) worden uitdrukkelijk uitgesloten en dergelijke diensten zouden onder de algemene regel vallen.

'Verhuur of leasing op de lange termijn' wordt gedefinieerd als een overeenkomst die voorziet in het onafgebroken bezit of gebruik van roerende lichamelijke zaken gedurende een periode van meer dan dertig dagen. Wanneer bijvoorbeeld een belastingplichtige voor zakelijke doeleinden voor vijf dagen een auto huurt op een luchthaven, zou de plaats van levering de plaats zijn waar de dienstverlener is gevestigd, niet waar de zakelijke klant is gevestigd. Deze regel sluit beter aan bij de plaats waar de roerende lichamelijke zaak zal worden verbruikt en is een administratieve verlichting voor de dienstverlener.

Zoals eerder opgemerkt zou de Commissie het functioneren van deze bepaling monitoren en vervolgens in samenhang met de regels voor niet-belastingplichtigen (b2c) herzien.

Artikel 9 sexies: Goederenvervoer voor niet-belastingplichtigen

Wat belastingplichtigen betreft, zouden alle goederenvervoer en alle daarmee samenhangende diensten de algemene regel van het nieuwe artikel 9 volgen. Artikel 28 ter, C en D, wordt dientengevolge geschrapt. De regels voor niet-belastingplichtigen werden geconsolideerd. De desbetreffende bepaling is een samenvoeging van het huidige artikel 9, lid 2, onder b), artikel 28 ter, C, leden 1 en 4, en een gedeelte van artikel 28 ter, E, lid 1. Voor alle vervoerdiensten wordt de plaats van levering de plaats van vertrek. Hiermee zou de plaats van levering van vervoer van in- en uitgevoerde goederen ten behoeve van niet-belastingplichtigen worden gewijzigd. Dit zou echter weinig effect hebben, omdat zulke diensten zijn vrijgesteld krachtens artikel 14, lid 1, onder i), of artikel 15, punt 13. Er zij opgemerkt dat aanverwante diensten die worden verricht door tussenpersonen in naam en voor rekening van niet-belastingplichtigen, ook op de plaats van vertrek zouden worden belast.

Artikel 9 septies: Specifieke diensten aan niet-belastingplichtigen

De regel voor diensten in verband met activiteiten die met vervoer samenhangen, in verband met expertises en werkzaamheden die betrekking hebben op roerende lichamelijke zaken, en in verband met wetenschappelijke en onderwijsactiviteiten, wanneer deze diensten ten behoeve van niet-belastingplichtigen worden verricht, zou ongewijzigd blijven. De levering van deze diensten zou zoals voorheen worden belast op de plaats waar de diensten daadwerkelijk worden verricht. In deze bepalingen zijn het tweede, derde en vierde streepje van het huidige artikel 9, lid 2, onder c), opgenomen.

Artikel 9 octies: Langs elektronische weg verrichte diensten aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van langs elektronische weg verrichte diensten, zoals die welke zijn beschreven in bijlage L, door niet in de Gemeenschap gevestigde dienstverleners ten behoeve van niet-belastingplichtigen zou zoals voorheen de plaats zijn waar de niet-belastingplichtige is gevestigd of zijn woonplaats dan wel gebruikelijke verblijfplaats heeft. Niet in de Gemeenschap gevestigde verleners van dergelijke diensten dienen de BTW in rekening te brengen, die uiteindelijk wordt overgemaakt aan de lidstaat waar de niet-belastingplichtige is gevestigd.

Zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 2002/38/EG [15] van de Raad van 7 mei 2002 geldt deze regel voor een periode van drie jaar met ingang van 1 juli 2003.

[15] Richtlijn van de Raad tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten.

Artikel 9 nonies: Telecommunicatie- en radio- en televisieomroepdiensten aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten aan niet-belastingplichtigen door niet in de Gemeenschap gevestigde dienstverleners zou zoals voorheen de plaats zijn waar de diensten werkelijk worden gebruikt en geëxploiteerd. Dit artikel omvat tevens een definitie van 'telecommunicatiediensten'.

Artikel 9 decies: Diensten van tussenpersonen aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, wanneer deze diensten deel uitmaken van de transactie, zou de plaats zijn waar de betrokken transacties plaatsvinden. Dit artikel zou niet van toepassing zijn op de diensten als bedoeld in de artikelen 9 sexies en 9 undecies.

Artikel 9 undecies: Diensten aan niet-belastingplichtigen buiten de Gemeenschap

Deze regel geeft aan dat voor niet-belastingplichtigen die buiten de Gemeenschap woonachtig zijn, de plaats van levering voor een welomschreven lijst van immateriële diensten de plaats zou zijn waar de persoon is gevestigd of zijn woonplaats dan wel gebruikelijke verblijfplaats heeft. De lijst van diensten komt grotendeels overeen met de huidige lijst van artikel 9, lid 2, onder e).

Artikel 9 duodecies: Voorrang voor gebruik en exploitatie

Deze regel laat de lidstaten toe de toepasselijke regels inzake de plaats van levering terzijde te schuiven indien dit noodzakelijk is om dubbele heffing of niet-heffing te voorkomen of mededingings verstoringen aan te pakken. De twee beoordelingsregels die de lidstaten krachtens deze bepaling kunnen hanteren, weerspiegelen de bestaande regels van artikel 9, lid 3. Op dit ogenblik zijn deze regels beperkt tot de diensten die onder het huidige artikel 9, lid 2, onder e), vallen. Er wordt voorgesteld dat deze regels voor alle bepalingen inzake de plaats van levering van diensten, zowel aan belastingplichtigen als aan niet-belastingplichtigen, zouden gelden.

Artikel 1, punt 3

Artikel 12, lid 3, onder a), vierde alinea: Tarieven

Dit artikel dient te worden gewijzigd omdat het overeenkomstige lid van artikel 9 hernummerd werd.

Artikel 1, punt 4, onder a)

Artikel 21, lid 1, onder b): Verleggingsregeling

Deze regel zou worden gewijzigd in aansluiting op de wijziging van de regels inzake de plaats van levering van diensten aan belastingplichtigen. Momenteel is de verleggingsregeling van toepassing wanneer een belastingplichtige een in artikel 9, lid 2, onder e), genoemde dienst verwerft van een in een ander land gevestigde belastingplichtige. De wijziging van deze bepaling zou aansluiten bij de nieuwe bepaling, in het bijzonder de eerste zin van artikel 9, lid 1.

Artikel 1, punt 4, onder b)

Artikel 21, lid 5: Meerdere inrichtingen en de verleggingsregeling

Er wordt een nieuw artikel 21, lid 5, ingevoegd, teneinde een in het buitenland gelegen inrichting van een belastingplichtige die ook is gevestigd in het binnenland van de klant, aan te merken als een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige. Uit discussies in het BTW-comité is gebleken dat de verleggingsregeling wettelijk niet van toepassing is op deze situatie, ofschoon zij analoog is aan die van een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige. Deze maatregel verschaft zekerheid over de vraag wie de BTW moet aangeven.

Artikel 1, punt 5

Artikel 22, lid 6, onder b): Uitbreiding van het VIES tot diensten

Het huidige artikel 22, lid 6, onder b), zou met ingang van 1 januari 2008 worden vervangen. Dit geeft de Commissie de nodige tijd voor de herziening en de verbetering van het huidige VIES zodat het kan worden uitgebreid tot diensten. Vanaf deze datum zullen dienstverleners die diensten verrichten ten behoeve van belastingplichtigen (d.i. hun klanten) en de BTW volgens de verleggingsregeling moeten aangeven, ook diensten moeten opgeven op hun lijst van intracommunautaire leveringen. Daarop zouden met name het BTW-identificatienummer van de dienstverlener en van de klant alsmede de totale waarde van de door de dienstverlener verrichte diensten voor iedere belastingplichtige klant moeten worden gespecificeerd.

Artikel 1, punt 6

Artikel 28 ter, C, D, E en F: Schrapping van de regels voor specifieke diensten

Dit voorstel vereist de schrapping van de bepalingen in artikel 28 ter, C, D, E en F. Afhankelijk van de bepaling in kwestie is zij ofwel overbodig geworden ofwel als onderdeel van de administratieve stroomlijning in een andere vorm overgenomen.

Artikel 28 ter, C

Intracommunautaire goederenvervoerdiensten ten behoeve van belastingplichtigen zouden nu onder de algemene regel voor diensten aan belastingplichtigen van artikel 9, lid 1, vallen. Voor niet-belastingplichtigen wordt deze regel overgenomen in het voorgestelde artikel 9 sexies.

Artikel 28 ter, D

Diensten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer ten behoeve van belastingplichtigen, zouden onder de algemene regel voor diensten aan belastingplichtigen van artikel 9, lid 1, vallen. Voor niet-belastingplichtigen wordt deze regel overgenomen in het voorgestelde artikel 9 octies, onder a).

Artikel 28 ter, E

De plaats van levering van diensten die door tussenpersonen worden verricht ten behoeve van belastingplichtigen, zou onder de algemene regel voor diensten aan belastingplichtigen van artikel 9, lid 1, vallen. Dit geldt zowel voor diensten die betrekking hebben op personenvervoer als voor diensten die betrekking hebben op goederenvervoer. Voor niet-belastingplichtigen zou de plaats van levering van diensten die door tussenpersonen worden verricht en betrekking hebben op vervoer, de plaats van vertrek zijn, overeenkomstig artikel 9 sexies. In alle andere gevallen is de plaats van levering van diensten die door tussenpersonen worden verricht ten behoeve van niet-belastingplichtigen, de plaats waar deze diensten worden gepresteerd.

Artikel 28 ter, F

De plaats van levering van diensten in verband met expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken, wanneer deze worden verricht ten behoeve van belastingplichtigen, zou ook onder de algemene regel voor diensten aan belastingplichtigen van artikel 9, lid 1, vallen. Voor niet-belastingplichtigen wordt deze regel overgenomen in artikel 9 septies, onder b).

2003/0329 (CNS)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie [16],

[16] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Parlement [17],

[17] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [18],

[18] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De totstandbrenging van de interne markt heeft, in combinatie met de globalisering, de deregulering en de technologische veranderingen, geleid tot een ingrijpende wijziging in de omvang en het verloop van de handel in diensten. Steeds vaker kunnen sommige diensten op afstand worden verleend. In reactie hierop werden de regels in de loop der jaren op een aantal punten gewijzigd en veel welomschreven diensten worden thans feitelijk belast volgens het bestemmingslandbeginsel.

(2) Het goede functioneren van de interne markt vereist de wijziging van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag [19], wat betreft de plaats van levering van diensten, in aansluiting op de strategie van de Commissie ter modernisering en vereenvoudiging van de werking van het gemeenschappelijke BTW-stelsel [20].

[19] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/92/EG (PB L 160 van 11.10.2003, blz. 8).

[20] COM(2000) 348 def.

(3) Alle diensten moeten in beginsel worden belast op de plaats waar zij werkelijk worden verbruikt. Ook als de algemene regel inzake de plaats van levering van diensten in deze zin werd gewijzigd, zouden om administratieve en beleidspolitieke redenen toch nog altijd bepaalde uitzonderingen op deze algemene regel moeten worden toegepast.

(4) Bij diensten aan belastingplichtigen moet de algemene regel inzake de plaats van levering van diensten worden gebaseerd op de plaats waar de klant is gevestigd en niet waar de dienstverlener is gevestigd.

(5) Bij diensten aan niet-belastingplichtigen moet als algemene regel blijven gelden dat de plaats van levering van diensten de plaats is waar de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd.

(6) In bepaalde omstandigheden zijn de algemene regels inzake de plaats van levering van diensten aan zowel belastingplichtigen als niet-belastingplichtigen niet van toepassing en gelden er welomschreven uitzonderingen. Deze uitzonderingen dienen grotendeels gebaseerd te zijn op bestaande criteria en aan te sluiten bij het beginsel van belastingheffing op de plaats van verbruik, zonder dat aan bepaalde ondernemers onevenredig zware administratieve lasten worden opgelegd.

(7) Wanneer een belastingplichtige diensten ontvangt van een persoon die niet in dezelfde lidstaat is gevestigd, moet de toepassing van de verleggingsregeling worden verplicht, wat betekent dat de belastingplichtige zelf het passende bedrag van BTW over de ontvangen dienst moet aangeven.

(8) Diensten tussen verschillende inrichtingen van een belastingplichtige vallen normaal gezien buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 77/388/EEG. Ter wille van grotere rechtszekerheid dient dit standpunt wettelijk te worden bekrachtigd.

(9) Richtlijn 77/388/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 6 wordt het volgende lid 6 ingevoegd:

"Wanneer eenzelfde juridische entiteit meer dan één vaste inrichting heeft, worden de diensten tussen deze inrichtingen niet als een levering van diensten aangemerkt."

(2) Artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

Algemene regel

1. De plaats van levering van diensten aan belastingplichtigen is de plaats waar de klant de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waaraan de dienst wordt geleverd.

Indien niet kan worden bepaald waar een belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd, geldt als plaats van levering van diensten de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van deze belastingplichtige.

2. De plaats van levering van diensten aan niet-belastingplichtigen is de plaats waar de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de dienst verricht.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt een belastingplichtige die ook activiteiten of transacties verricht die niet als belastbare leveringen van goederen of diensten worden beschouwd, voor alle aan hem verleende diensten als belastingplichtige aangemerkt, behalve wanneer deze diensten voor eigen privé-doeleinden of privé-doeleinden van zijn personeel zijn.

Artikel 9 bis

Onroerend goed

De plaats van levering van diensten die betrekking hebben op een onroerend goed, met inbegrip van de diensten van makelaars in onroerende goederen en van experts, het verstrekken van hotel- of soortgelijke accomodatie, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerend goed alsmede diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden en te coördineren, zoals bijvoorbeeld de diensten verricht door architecten en bureaus die op de uitvoering van het werk toezicht houden, is de plaats waar het onroerend goed is gelegen.

Artikel 9 ter

Personenvervoer

De plaats van levering van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer wordt verricht, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

Artikel 9 quater

Culturele, artistieke, sportieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten

De plaats van levering van diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, met inbegrip van die van de organisatoren van zulke activiteiten, alsmede in voorkomend geval, van daarmee samenhangende diensten, is de plaats waar deze diensten daadwerkelijk worden verricht.

Artikel 9 quinquies

Specifieke diensten aan belastingplichtigen

De plaats van levering van diensten aan belastingplichtigen, andere dan de verhuur of leasing van roerende lichamelijke zaken op de lange termijn of werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken, is de plaats waar de dienstverlener de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de dienst verricht, of de plaats waar hij zijn woonplaats dan wel gebruikelijke verblijfplaats heeft, mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) de diensten worden verleend in de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd of een vaste inrichting heeft dan wel waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft,

b) de diensten vereisen de fysiek aanwezigheid van de dienstverlener dan wel de concrete aanwezigheid van de middelen om de dienst te verlenen, alsmede de fysieke aanwezigheid van de klant,

c) de diensten worden rechtstreeks verleend aan een individuele persoon voor onmiddellijk verbruik.

Voor de toepassing van dit artikel betekent 'verhuur of leasing op de lange termijn' een overeenkomst die voorziet in het ononderbroken bezit of gebruik van de roerende lichamelijke zaak gedurende een periode van meer dan dertig dagen.

Artikel 9 sexies

Goederenvervoer voor niet-belastingplichtigen

1. De plaats van levering van goederenvervoerdiensten aan niet-belastingplichtigen, met inbegrip van intracommunautair vervoer en de diensten van tussenpersonen, is de plaats van vertrek.

2. De lidstaten behoeven het gedeelte van het intracommunautaire goederen vervoer dat overeenkomt met de trajecten die zijn afgelegd over wateren die niet tot het grondgebied van de Gemeenschap behoren, niet aan de belasting te onderwerpen.

3. 'Intracommunautair goederenvervoer' is vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten gelegen zijn.

4. Met intracommunautair goederenvervoer wordt gelijkgesteld goederenvervoer waarvan de plaats van vertrek en die van aankomst op het grondgebied van eenzelfde lidstaat zijn gelegen, wanneer dit vervoer rechtstreeks samenhangt met goederenvervoer waarvan de plaats van vertrek en die van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten zijn gelegen.

5. De "plaats van vertrek" is de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk begint, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden, en de "plaats van aankomst" is de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt.

Artikel 9 septies

Specifieke diensten aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van de volgende diensten aan niet-belastingplichtigen is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:

(a) activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern transport en soortgelijke activiteiten, in naam en voor rekening van derden;

(b) expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken;

(c) diensten in verband met wetenschappelijke en onderwijsactiviteiten, met inbegrip van die van de organisatoren van zulke activiteiten alsmede, in voorkomend geval, van daarmee samenhangende diensten.

Artikel 9 octies

Langs elektronische weg verrichte diensten aan niet-belastingplichtigen

Tot 30 juni 2006 is de plaats van levering van langs elektronische weg verrichte diensten aan niet-belastingplichtigen, waaronder met name de diensten als bedoeld in bijlage L en diensten verleend door een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft gevestigd of daar over een vaste inrichting beschikt vanwaaruit hij de dienst verricht, de plaats waar de niet-belastingplichtige is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

Artikel 9 nonies

Telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van telecommunicatiediensten, met inbegrip van het bieden van toegang tot wereldwCde informatienetten, en van radio- en televisieomroep diensten aan niet-belastingplichtigen door een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft gevestigd of daar over een vaste inrichting beschikt vanwaaruit hij de dienst verricht, is het land waar het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van deze diensten plaatsvinden.

Voor de toepassing van dit artikel zijn 'telecommunicatiediensten' diensten waarmee de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, geschriften, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard per draad, via radiofrequente straling, langs optische weg of met behulp van andere elektromagnetische middelen mogelCk wordt gemaakt, met inbegrip van de daarmee samenhangende overdracht of verlening van rechten op het gebruik van infrastructuur voor de transmissie, uitzending of ontvangst.

Artikel 9 decies

Diensten van tussenpersonen aan niet-belastingplichtigen

De plaats van levering van diensten aan niet-belastingplichtigen door tussenpersonen die in naam en voor rekening van derden handelen, wanneer die diensten deel uitmaken van andere dan de in de artikelen 9 sexies en 9 undecies bedoelde handelingen, is de plaats waar deze handelingen worden verricht.

Artikel 9 undecies

Diensten aan niet-belastingplichtigen buiten de Gemeenschap

De plaats van levering van de volgende diensten aan een niet-belastingplichtige die buiten de Gemeenschap is gevestigd dan wel daar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

(a) de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, fabrieks- en handelsmerken, en andere soortgelijke rechten;

(b) diensten op het gebied van de reclame;

(c) diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede informatieverwerking en -verschaffing;

(d) de verbintenis om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

(e) bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

(f) het beschikbaar stellen van personeel;

(g) de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen evenals alle overige voertuigen;

(h) telecommunicatiediensten, met inbegrip van het bieden van toegang tot wereldwCde informatienetten;

(i) het bieden van toegang tot, en transport of transmissie via aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten;

(j) radio- en televisieomroepdiensten;

(k) langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage L bedoelde diensten;

(l) de diensten van een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, wanneer hij bemiddelt bij het verlenen van een in dit artikel bedoelde dienst.

Artikel 9 duodecies

Voorkomen van dubbele belastingheffing

Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van belasting alsmede verstoring van de mededinging te voorkomen, kunnen de lidstaten voor de diensten als bedoeld in de artikelen 9, 9 bis, 9 ter, 9 quater, 9 quinquies, 9 sexies, 9 septies, 9 nonies, 9 decies en 9 undecies:

(a) de plaats van levering, als die op hun grondgebied is gelegen, aanmerken als buiten de Gemeenschap te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie buiten de Gemeenschap plaatsvinden;

(b) de plaats van levering, als die buiten de Gemeenschap is gelegen, aanmerken als op hun grondgebied te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie binnen hun grondgebied plaatsvinden."

(3) In artikel 12, lid 3, onder a), wordt de vierde alinea vervangen door:

"De derde alinea is niet van toepassing op de diensten als bedoeld in artikel 9 undecies, punt k)."

(4) Artikel 21, in de versie van artikel 28 octies, wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) door de belastingplichtige ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 1, wanneer de dienst door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige wordt verricht;"

(b) Het volgende lid 5 wordt ingevoegd:

"Wanneer de belastbare handeling wordt verricht door een in het buitenland gelegen inrichting van een belastingplichtige die tegelijkertijd een inrichting heeft in dezelfde lidstaat als de klant, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van de leden 1 en 2 geacht niet in het binnenland te zijn gevestigd."

(5) Artikel 22, lid 6, onder b), in de versie van artikel 28 nonies van Richtlijn 77/388/EEG, wordt als volgt gewijzigd:

(a) De eerste alinea wordt vervangen door:

"b. Iedere voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige moet eveneens een lijst indienen van de voor BTW-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd onder de in artikel 28 quater, A, onder a) en d), gestelde voorwaarden, van de voor BTW-doeleinden geïdentificeerde personen voor wie de in de vijfde alinea vermelde handelingen zijn bestemd, alsmede van de belastingplichtige klanten aan wie hij diensten heeft verleend onder de in artikel 9, lid 1, gestelde voorwaarden."

(b) De derde alinea wordt vervangen door:

"Op deze lijst dienen vermeld te worden:

- het nummer waaronder de belastingplichtige voor BTW-doeleinden in het binnenland is geïdentificeerd en waaronder hij leveringen van goederen onder de voorwaarden van artikel 28 quater, A, onder a) alsmede diensten onder de voorwaarden van artikel 9, lid 1, heeft verricht,

- het nummer waaronder elke afnemer van goederen of diensten voor BTW-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd en waaronder de goederen of diensten aan hem geleverd zijn,

- voor elke afnemer van goederen of diensten het totale bedrag van de door de belastingplichtige verrichte leveringen van goederen of diensten. Deze bedragen worden opgegeven voor het kalenderkwartaal waarin de belasting verschuldigd is geworden."

(c) De volgende zesde alinea wordt toegevoegd:

"Wat diensten betreft, zijn de bepalingen van de eerste en de derde alinea van kracht met ingang van 1 januari 2008."

(6) Artikel 28 ter, C, D, E en F, wordt geschrapt.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [...] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten.

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen?

De Commissie is van mening dat bij iedere wijziging van de regels inzake de plaats van belastingheffing van diensten ermee rekening moet worden gehouden, in de mate van het mogelijke, dat voor álle diensten de plaats van belastingheffing in beginsel de plaats moet zijn waar het werkelijke verbruik plaatsvindt.

Voor diensten aan belastingplichtigen zou de algemene regel inzake de plaats van levering van diensten moeten aangrijpen op de plaats waar de (belastingplichtige) klant en niet waar de dienstverlener is gevestigd. Deze benadering biedt talrijke voordelen. Om te beginnen zou het niet meer nodig zijn telkens wanneer er een nieuwe dienst of een nieuw dienstverleningsmodel opkomt, de Zesde Richtlijn ter zake van belastingplichtigen te wijzigen. Verder sluit deze benadering beter aan bij die welke in vele andere BTW-rechtsgebieden wordt toegepast, waardoor de kans kleiner zou worden dat internationale dienstverlening dubbel of onbedoeld niet wordt belast. Tot slot wordt een aantal knelpunten met samengestelde diensten opgelost, zoals die welke zich kunnen voordoen bij materiële en immateriële diensten.

Daarnaast moet bij elk nieuw voorstel betreffende de plaats van levering van diensten een evenwicht worden gezocht tussen de behoeften van de belastingdiensten om hun controletaak te kunnen uitoefenen, en de administratieve verplichtingen van de ondernemers.

Effect op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed?

- Welke bedrijfstakken?

Alle bedrijfstakken, zowel wanneer zij zelf als dienstverlener optreden als wanneer zij diensten afnemen van belastingplichtigen die in een ander land zijn gevestigd.

- Welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)?

Alle bedrijven ongeacht hun omvang.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen?

Niets in het bijzonder. De bedrijven moeten de nationale bepalingen naleven die door hun lidstaat zullen worden vastgesteld om de toepasselijke regels, indien nodig, aan te passen met het oog op de omzetting van de richtlijn.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

- voor de werkgelegenheid?

- voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven?

- voor het concurrentievermogen van de bedrijven?

- voor de consument?

Het voorstel op zich zal geen directe gevolgen hebben voor de werkgelegenheid, de consumenten en de investeringen. Het concurrentievermogen van bedrijven daarentegen zal verbeteren dankzij enkele belangrijke vereenvoudigingen waarin het voorstel voorziet, zoals het ruimere gebruik van de verleggingsregeling.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen, enz.)?

Neen.

Raadpleging

6. Op 7 mei 2003 heeft DG TAXUD via zijn website een on-lineraadpleging opgezet. De raadplegingsperiode eindigde officieel op 30 juni 2003, maar er werden tot half augustus nog reacties ontvangen en informeel geaccepteerd.

In totaal werden er in reactie op de raadpleging 57 externe bijdragen ontvangen, waarvan 33 van nationale en Europese federaties of verenigingen, 22 van ondernemingen en twee van particuliere personen.

Terwijl de overgrote meerderheid zijn steun betuigde aan de voorgestelde regeling om voor de plaats van belastingheffing van diensten aan belastingplichtigen over te stappen van het oorsprongsland- op het bestemmingslandbeginsel, pleitte toch een enkeling voor de handhaving van het oorsprongslandstelsel, zij het dan in uitgebreide vorm met de introductie van een herverdelingsmechanisme zodat de BTW terechtkomt bij de lidstaat waar de klant is gevestigd. Daarnaast uitten ook de voorstanders van de overschakeling van het oorsprongsland- op het bestemmingslandbeginsel een aantal punten van zorg ten aanzien van de beschreven uitzonderingen op de voorgestelde algemene regel.

Een grote meerderheid van diegenen die zich uitspraken over de uitbreiding van het VIES, was sterk tegen het idee gekant. Het VIES zoals het thans functioneert, wordt gezien als een bron van praktische moeilijkheden, fouten en kosten. Het wordt doorgaans niet beschouwd als een efficiënt fraudebestrijdingsinstrument. Ook werd meermaals opgemerkt dat het VIES alleen diensten dekt die worden verleend door een belastingplichtige in een van de lidstaten.

Een samenvatting van de reacties en een lijst van respondenten werden op 18 september 2003 op de website gepubliceerd.

Effect op de lidstaten

7. De voorgestelde wijzigingen zullen geen gevolgen hebben voor de eigen middelen.

Top