Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0258

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, tot oprichting van de douaneautoriteit van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 952/2013

    COM/2023/258 final

    Brussel, 17.5.2023

    COM(2023) 258 final

    2023/0156(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, tot oprichting van de douaneautoriteit van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 952/2013

    (Voor de EER relevante tekst)

    {SEC(2023) 198}
    {SWD(2023) 140}
    {SWD(2023) 141}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    De douane-unie van de EU is een waar succesverhaal van Europese integratie en welvaart: zij vormt de basis voor en biedt bescherming aan de eengemaakte markt 1 van de EU, waardoor goederen vrij kunnen bewegen binnen de Unie. Als een van de grootste handelsblokken ter wereld spreekt de Unie in haar internationale handelsbetrekkingen met één stem. De soepele werking van de douane-unie is van wezenlijk belang voor de economie en de welvaart van de EU en voor haar internationale concurrentievermogen. Burgers en bedrijven profiteren van de internationale handel, terwijl douanetarieven, contingenten en andere handelsmaatregelen de industriële productie en werkgelegenheid in de Unie helpen beschermen en inkomsten voor de overheid genereren.

    De EU-economie bevindt zich in de dubbele groene en digitale transitie en daarom is er ambitieuze wetgeving met milieu-, veiligheids-, sociale en digitale normen aangenomen die bepalend zijn voor de manier waarop bedrijven binnen en buiten de eengemaakte markt hun activiteiten ontplooien. Deze ambitieuze agenda dreigt te worden ondermijnd als de producten die in de Unie worden vervaardigd, worden vervangen door invoer uit derde landen die deze normen niet naleven. Zonder centraal toezicht en controle op de toeleveringsketen door de douane heeft de Unie geen volledig beeld van de goederen die haar grondgebied binnenkomen en verlaten, wat niet alleen de geloofwaardigheid van haar sectorale beleid verzwakt, maar ook haar slagkracht als geopolitieke speler beperkt.

    De douaneautoriteiten worden in toenemende mate met een steeds groter aantal taken belast, als gevolg van de hierboven genoemde zeer ambitieuze wetgeving die de afgelopen jaren is aangenomen. Daardoor zitten de douaneautoriteiten nu gekneld tussen een groeiende werklast en toenemende complexiteit enerzijds en een forse stijging van het aantal zendingen van geringe waarde in de e-commerce anderzijds. Zonder centraal toezicht op de toeleveringsketen heeft de Unie bovendien geen volledig beeld van en controle over welke goederen de eengemaakte markt binnenkomen en verlaten. Dit versterkt de inherente uitdagingen voor de processen, gegevens en IT in de douaneomgeving, en voor de governance van de douane-unie. Zoals uit de effectbeoordeling blijkt, hebben de douaneautoriteiten het moeilijk om hun beschermingstaak uit te voeren, en zijn er problemen in verband met het risicobeheer en de samenwerking met markttoezichtautoriteiten, rechtshandhavingsautoriteiten en -instanties, belastingautoriteiten en andere partners. Ook de administratieve lasten voor de bedrijven, de moeilijkheden bij het verrichten van controles op e-commercegoederen, de beperkte kwaliteit van en toegang tot gegevens, en de verschillen in uitvoering tussen de lidstaten zijn problematisch.

    Door deze hervorming wordt de douane sterker toegerust om toezicht te houden op en controle uit te oefenen op goederen die de douane-unie binnenkomen en verlaten. De hervorming van de douane past in een langetermijnstrategie, die tot doel heeft de douane op flexibele wijze aan te passen aan veranderingen in de toeleveringsketens en de financiële belangen van de EU en haar lidstaten, alsook de veiligheid en de openbare belangen van de EU, beter te waarborgen.

    Tegen deze achtergrond kondigde voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen in haar politieke beleidslijnen het volgende aan: “Het is tijd om de douane-unie op een hoger plan te brengen en te voorzien van een krachtiger kader, dat ons in staat stelt onze burgers en onze interne markt beter te beschermen. Ik zal een duidelijk pakket voorstellen voor een geïntegreerde Europese aanpak die het douanerisicobeheer versterkt en doeltreffende controles door de lidstaten ondersteunt.” 2

    Als eerste stap in de follow-up presenteerde de Commissie een douaneactieplan 3 met concrete maatregelen om de hervorming voor te bereiden. Zoals aangekondigd in dit plan en op verzoek van het Europees Parlement heeft de Commissie een tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het douanewetboek van de Unie (DWU) verricht 4 , waarin werd vastgesteld dat er vooruitgang was geboekt, maar ook dat het kader voor e-commerce en verboden en beperkingen moest worden versterkt. Verder werden in deze tussentijdse evaluatie de uitdagingen bij de ontwikkeling van 27 nationale IT-douanesystemen beschreven. In het douaneactieplan werd ook een effectbeoordeling van de voor- en nadelen van de hervorming aangekondigd, evenals een strategisch overleg met de nationale douanediensten in een reflectiegroep om te onderzoeken hoe de douane-unie wendbaarder, technologisch geavanceerder en crisisbestendiger kon worden ingericht. Dit overleg heeft plaatsgevonden in 2022.

    Omdat de Commissie begreep dat een structurele wijziging noodzakelijk was, heeft zij met stakeholders, de academische wereld en internationale partners een verkenningsproject over de toekomst van de douane in de EU 2040 opgezet. In het verslag van dat project werd aanbevolen om de uitdaging die de governance van de douane-unie vormt, aan te pakken door te kiezen voor een gemeenschappelijke, centrale structuur om met één stem te spreken, technologische vooruitgang te stimuleren en zo doeltreffend mogelijk gebruik te maken van douanegegevens 5 . Daarnaast werd in het onafhankelijke verslag van de Groep van wijzen over de uitdagingen voor de EU-douane-unie geconcludeerd dat er nog steeds grote verschillen zijn bij de toepassing van de regels en procedures door de nationale douaneautoriteiten en dat het niveau van bescherming van burgers en lidstaten momenteel afhankelijk is van de plaats waar goederen worden gecontroleerd, en dat frauduleuze en nalatige bedrijven een aanzienlijk voordeel hebben ten opzichte van eerlijke en compliante bedrijven en personen, zonder dat zij daarbij veel risico lopen 6 .

    De Europese Rekenkamer heeft in speciale verslagen de uitdagingen voor de douane beschreven. In één van die verslagen stelde zij vast dat de ontoereikende harmonisatie van de douanecontroles de financiële belangen van de EU schaadde, en deed zij de aanbeveling: “aan de Commissie om de uniforme toepassing van douanecontroles te verbeteren en een volwaardige analyse- en coördinatiecapaciteit op EU-niveau te ontwikkelen en uit te voeren 7 . Verder concludeerde de Rekenkamer dat vertragingen bij de IT-ontwikkeling voor de douane met name te wijten waren aan “wijzigingen in de reikwijdte van projecten, ontoereikende door de EU en de lidstaten toegewezen middelen, en een lang besluitvormingsproces als gevolg van de meerlagige governancestructuur 8 ”. Wat e-commerce betreft, benadrukten de auditors de uitdagingen om het juiste bedrag aan btw en douanerechten te innen 9 . In een ander verslag wees de Rekenkamer op tekortkomingen in het rechtskader en de inefficiënte uitvoering van invoerprocedures, waaronder “verschillende benaderingen met betrekking tot douanecontroles om onderwaardering, onjuiste omschrijving van de oorsprong en onjuiste indeling aan te pakken, en om douanesancties op te leggen”; deze factoren spelen immers een rol wanneer een bedrijf zijn keuze van douanekantoor maakt 10 .

    Met deze hervorming wordt het DWU vereenvoudigd en de administratieve rompslomp verlicht, in overeenstemming met het Refit-programma (gezonde en resultaatgerichte regelgeving) van de Commissie. Zij maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2022 in het kader van de prioriteit “Een economie die werkt voor de mensen” 11 .

    Deze hervorming omvat twee aanvullende wetgevingsvoorstellen die vandaag door de Commissie zijn aangenomen als onderdeel van een breed pakket, met name een voorstel tot wijziging 12 van de btw-richtlijn enerzijds en een voorstel tot wijziging 13 van de verordening inzake douanevrijstellingen en de gecombineerde nomenclatuur anderzijds. Beide wijzigingen vormen een aanvulling op de douanehervorming met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om de uitdagingen van afstandsverkopen van goederen (e-commercetransacties) aan te pakken, namelijk door de drempel van 150 EUR waaronder volgens de huidige regels geen douanerechten verschuldigd zijn, te schrappen.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het DWU is het belangrijkste rechts- en IT-kader voor douaneprocessen in het douanegebied van de Unie. Bij deze hervorming wordt de basishandeling herzien en ingetrokken. Nadien zullen ook de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen worden herzien.

    De hervorming is in overeenstemming met de wetgeving inzake eigen middelen voor de Uniebegroting, waarin douanerechten als directe inkomstenbron zijn aangemerkt 14 , en met de regels over de wijze waarop deze middelen ter beschikking van de Unie worden gesteld 15 .

    Het voorstel zorgt ervoor dat de btw- en de douanebehandeling van b2c-e-commercetransacties voor goederen die vanuit derde landen of gebieden worden verzonden, volledig op elkaar worden afgestemd. Deze afstemming ziet op het toepassingsgebied, de termijnen voor de vaststelling, inning en betaling van rechten en belastingen, de daarmee samenhangende rapportageverplichtingen en de harmonisatie van de verplichtingen van de onlineverkopers, met name de marktplaatsen. Dankzij de gestroomlijnde regels zullen onlineverkopers bij de onlineverkoop van goederen aan consumenten in de EU voor alle goederen die uit derde landen worden ingevoerd, een echte all-inprijs kunnen aanbieden, behalve wanneer de goederen onderworpen zijn aan geharmoniseerde accijnzen 16 en handelspolitieke maatregelen van de EU.

    Op 27 februari 2023 bereikten de Europese Commissie en de regering van het Verenigd Koninkrijk een politiek princiepsakkoord over het Windsor-kader, een uitgebreid pakket van gezamenlijke oplossingen om de praktische uitdagingen waarmee burgers en bedrijven in Noord-Ierland worden geconfronteerd, definitief te regelen. Deze gezamenlijke oplossingen omvatten onder meer nieuwe afspraken voor douane. Op 24 maart 2023 heeft het Gemengd Comité EU-VK Besluit nr. 1/2023 tot vaststelling van regelingen met betrekking tot het Windsor-kader, met name op douanegebied, aangenomen. Volgens Besluit nr. 1/2023 kan het Verenigd Koninkrijk kennisgeving doen aan de Unie en, indien geen oplossing wordt gevonden, overgaan tot schorsing van sommige bepalingen van het besluit waarin regelingen worden vastgesteld voor het vervoer van goederen naar Noord-Ierland, vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk, ten aanzien waarvan er geen risico bestaat dat zij de Unie zullen binnenkomen, indien de handelingen van de Unie die in faciliteiten voor dit vervoer voorzien, geheel of gedeeltelijk vervallen waardoor niet langer hetzelfde niveau van faciliteiten wordt geboden. De herziening van de douanewetgeving waarin deze verordening voorziet, heeft geen invloed op het niveau van de faciliteiten als bedoeld in Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    De douane helpt bij de handhaving van een breed pakket Uniewetgeving dat meer dan 350 verschillende wetten omvat en nog verder blijft groeien, op beleidsterreinen zoals handel, industrie, veiligheid, gezondheid, milieu en klimaat 17 . Met de hervorming wordt de douane beter toegerust om deze taak uit te oefenen en wordt een kader geïntroduceerd voor samenwerking met markttoezicht-, rechtshandhavings- en andere autoriteiten alsook agentschappen en organen van de Unie, waaronder het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex). De hervorming is in overeenstemming met ander beleidsterreinen van de Unie, met name:

    ·De verordening markttoezicht 18 , die het rechtskader biedt voor op risico’s gebaseerde controles van bepaalde non-foodproducten die op de markt van de Unie worden verkocht, met name door middel van systematische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten bij de opsporing van onveilige of niet-conforme producten die de eengemaakte markt binnenkomen. Er zal ook een beroep worden gedaan op de douane om uitvoering te geven aan de herziene verordening inzake algemene productveiligheid 19 en de nieuwe regels die het onmogelijk moeten maken dat producten die, geheel of gedeeltelijk, met dwangarbeid 20 zijn vervaardigd, op de eengemaakte markt worden gebracht, zodra de desbetreffende voorstellen zijn aangenomen.

    ·Op het gebied van milieuwetgeving zijn de douaneautoriteiten betrokken bij de handhaving van talrijke voorschriften inzake onder andere chemische stoffen, 21 de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten 22 , en de strijd tegen klimaatverandering, door het gebruik en de uitstoot van gevaarlijke stoffen tot een minimum te beperken 23   24 . Er zal ook een beroep worden gedaan op de douaneautoriteiten om uitvoering te geven aan nieuwe Unieregels die ontbossing moeten indammen 25 en die de behandeling van afvaltransporten zullen regelen 26 . Verder voorziet het voorstel betreffende het initiatief voor duurzame producten erin dat de douaneautoriteiten de douaneaangifte zullen vergelijken met de informatie over de ingevoerde goederen die is opgenomen in het pas gecreëerde digitale productpaspoort, om de negatieve milieueffecten van producten die op de eengemaakte markt worden gebracht, gedurende de levenscyclus te beperken 27 . Het voorstel om een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens in te stellen 28 , zal ertoe bijdragen dat de klimaatdoelstellingen van de EU niet worden ondermijnd door het risico van koolstoflekkage en zal producenten in niet-EU-landen ertoe aanzetten om hun productieprocessen te vergroenen. Het mechanisme is van toepassing op ingevoerde goederen en de douane zal het helpen handhaven.

    ·Wat handhaving betreft, voorziet de rechtsgrondslag voor wederzijdse bijstand tussen nationale autoriteiten onderling alsook met de Commissie bij de toepassing van douane- en landbouwwetgeving, in relevante maatregelen. Deze omvatten onder andere de regels voor het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van douanefraude 29 en het kader voor operationele samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten en -instanties van de lidstaten en de Unie om de veiligheid in de Unie te waarborgen tegen bijvoorbeeld drugshandel en illegale handel in vuurwapens 30 .

    ·De nieuwe digitaledienstenverordening legt aanbieders van digitale diensten duidelijke verplichtingen op om illegale inhoud aan te pakken; dit leidt tot betere traceerbaarheid van en controles op bedrijven die actief zijn op onlinemarktplaatsen, en moet ervoor zorgen dat producten die op de eengemaakte markt worden gebracht, veilig zijn 31 .

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    In artikel 3, lid 1, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de douane-unie een exclusieve bevoegdheid van de Unie is. Bijgevolg kan alleen de Unie douanewetgeving vaststellen, terwijl de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan.

    De rechtsgrondslag voor dit initiatief zijn de artikelen 33, 114 en 207 VWEU.

    De artikelen 33 en 114 VWEU verlenen het Europees Parlement en de Raad het recht maatregelen te nemen om de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie te versterken teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen door de afschaffing van de binnengrenzen en de totstandbrenging van het vrije verkeer van goederen. 

    Artikel 207 VWEU bouwt voort op de premisse dat het toepassingsgebied van het initiatief verder reikt dan de samenwerking tussen douaneautoriteiten onderling en ook ziet op handelsfacilitatie en bescherming tegen illegale handel als belangrijk aspect van het handelsbeleid, in overeenstemming met het toepasselijke internationale kader voor het handelsbeleid met derde landen.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Aangezien dit voorstel onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

    Evenredigheid

    De in het DWU vastgestelde gemeenschappelijke douanevoorschriften en -processen worden door de lidstaten ten uitvoer gelegd. In het bestaande kader hebben zich problemen voorgedaan met betrekking tot harmonisatie en uniformiteit bij de uitvoering; dit heeft geleid tot een versnippering van processen, praktijken en benaderingen, die de douane-unie in gevaar brengt. Deze versnippering en de gevolgen daarvan kunnen niet op nationaal niveau worden opgelost. Daarom is een herziene en alomvattende reeks regels voor douaneprocessen, gemeenschappelijk gegevensbeheer en governance op Unieniveau nodig, die de vastgestelde problemen aanpakken en op dezelfde wijze ten uitvoer worden gelegd.

    Dit initiatief gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. De bovengenoemde elementen versterken elkaar wederzijds en zullen leiden tot een aanzienlijke lastenverlichting voor zowel de overheid als de particuliere sector, een effectieve harmonisatie van regels en praktijken, en een gelijk speelveld voor marktdeelnemers bij het nakomen van douanegerelateerde verplichtingen.

    Keuze van het instrument

    De keuze van het instrument (verordening) is van essentieel belang omdat de douane-unie het bedrijfsleven en de overheid rechtszekerheid moet bieden. De douane-unie moet ervoor zorgen dat het legitieme handelsverkeer vlot kan verlopen, maar moet ook voorzien in doeltreffend, op risico’s gebaseerd overheidsoptreden, om zo bij te dragen aan de uitvoering van belangrijke onderdelen van het acquis van de Unie, met name de eengemaakte markt, de veiligheid van de Unie en de begroting van de Unie, via de traditionele eigen middelen. Het rechtsinstrument voor het DWU, dat door de hervorming zal worden ingetrokken, is ook een verordening.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    In 2022 presenteerde de Commissie een tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van de wettelijke bepalingen en de uitrol van de IT-systemen van het DWU, met name wat betreft doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang met het desbetreffende beleid en toegevoegde waarde voor de EU 32 . Uit het evaluatieverslag bleek dat het DWU in de periode 2016-2020 gedeeltelijk met succes ten uitvoer was gelegd.

    Om te beginnen werd vastgesteld dat, hoewel de tenuitvoerlegging van de wettelijke bepalingen op schema lag, er toch nog enkele problemen bestonden met de implementatie van de 17 IT-systemen die bij het wetboek zijn ingesteld. In 2020 zijn er acht systemen met succes uitgerold en volgens de betrokkenen functioneren deze goed; in 2021 zijn nog eens vier systemen uitgerold en de laatste vijf moeten stapsgewijs uiterlijk eind 2025 zijn uitgerold.

    Ten tweede is er bij de verbetering van de douaneomgeving wat concrete vooruitgang geboekt, zij het niet in dezelfde mate voor alle gebieden die in de evaluatie geanalyseerd zijn. Het DWU heeft de douanevoorschriften helpen verduidelijken en harmoniseren, teneinde de uiteenlopende benaderingen in de lidstaten te verminderen, bijvoorbeeld op het gebied van douanebeschikkingen, de voorwaarden voor het verlenen van de AEO-status (geautoriseerde marktdeelnemer) en de toepassing van sommige bijzondere regelingen. Op bepaalde andere gebieden schiet de harmonisatie evenwel nog altijd tekort, met name bij het risicobeheer en het toezicht op de AEO-status, en de uiteenlopende interpretaties van de regels blijven een probleem. Aangezien veel van de belangrijkste wijzigingen die met het DWU zijn ingevoerd, zoals bepaalde vereenvoudigingen van het in- en uitklaringsproces (bv. gecentraliseerde vrijmaking bij invoer op EU-niveau en daarmee verband houdende handelsfacilitaties), afhankelijk zijn van lopende IT-projecten, moeten veel van de verwachte voordelen van het DWU bovendien nog worden gerealiseerd.

    Ten derde is uit de evaluatie gebleken dat de tenuitvoerlegging van het DWU de potentiële synergieën met gerelateerde beleidsterreinen niet volledig heeft benut en dat er een gebrek is aan goede coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de douaneautoriteiten en andere relevante nationale overheidsdiensten die belast zijn met de toepassing van ander beleid van de Unie aan de grens, met name met betrekking tot goederen waarvoor verboden en beperkingen gelden. Onvoldoende coördinatie bij de onderlinge afstemming van vereisten, normen (met name op het gebied van gegevensverzameling en -uitwisseling) en procedures heeft - zo blijkt uit de evaluatie - de digitalisering belemmerd en de vooruitgang bij de uitvoering van essentiële vereenvoudigingen vertraagd.

    Er is ook gekeken naar de relevantie van het DWU met betrekking tot de meest urgente uitdagingen waarmee de douane momenteel wordt geconfronteerd, zoals de capaciteit om het enorme aantal douaneaangiften en -procedures van e-commercetransacties te verwerken. In dit verband werd in de evaluatie erkend dat het DWU was ontworpen voor een bedrijfsmodel dat hoofdzakelijk gebaseerd is op traditionele handel, waarbij vrachtschepen grote hoeveelheden identieke goederen over zee vervoeren. Hoewel dit model ook vandaag nog grotendeels bestaat, staan de douaneautoriteiten en de douanewetgeving onder druk als gevolg van de spectaculaire groei van e-commercetransacties, waarbij zendingen van geringe waarde vanuit derde landen elk apart naar eindverbruikers in de Unie worden verzonden. In 2022 zijn er 890 miljoen e-commercetransacties aangegeven met de H7-aangifte, wat goed was voor 73 % van alle invoeraangiften, maar slechts 0,5 % van de waarde van alle invoer vertegenwoordigde. E-commercetransacties zijn ook problematisch wat betreft de naleving van verboden en beperkingen die door de EU worden opgelegd in verband met niet-financiële risico’s. Om deze redenen werd in de evaluatie gesuggereerd dat verdere actie nodig is om deze uitdagingen in de wetgeving aan te pakken.

    Raadplegen van belanghebbenden en bijeenbrengen van deskundigheid

    Van 20 juli tot en met 19 september 2022 is een openbare raadpleging over de herziening van de douanewetgeving gehouden 33 . De vragenlijst was beschikbaar in alle officiële EU-talen op het EU-platform “Geef uw mening” en er zijn 192 antwoorden ontvangen. Van de beleidswijzigingen en mechanismen die bij een hervorming van de douane-unie zouden kunnen worden meegenomen, zijn de respondenten het sterk eens met, in volgorde van voorkeur, het volgende:

    1.een vereenvoudiging van douaneformaliteiten voor betrouwbare en gecertificeerde ondernemers die in de Unie gevestigd zijn (69,47 %);

    2.een versterking van de samenwerking tussen douane- en niet-douaneautoriteiten (55,79 %), met name op het gebied van informatie-uitwisseling (65,97 %), operationele coördinatie (59,47 %) en betere handhaving van verboden en beperkingen (47,37 %);

    3.een nieuw partnerschap met gecertificeerde ondernemers en andere bevoegde autoriteiten ter versterking van het risicobeheer, met inbegrip van betere voorafgaande vrachtinformatie (53,16 %);

    4.de totstandbrenging van een douane-informatieomgeving op Unieniveau (54,21 %), waarin de voorkeur van de respondenten met name uitgaat naar een vereenvoudigde gegevensverstrekking (hergebruik van gegevens mogelijk maken, dubbel werk vermijden enz.) (73,16 %), gegevensbeheercapaciteiten (64,21 %) en het “éénloketsysteem” voor de afhandeling van niet-douanegerelateerde formaliteiten (63,16 %);

    5.een aanpassing van de douanewetgeving aan e-commercetransacties, bijvoorbeeld via een aanscherping van het toezicht op transacties tussen bedrijven en consumenten en van de aansprakelijkheid van de betrokkenen voor alle fiscale en niet-fiscale regels (52,11 %);

    6.35,79 % is het er sterk mee eens dat de governance van de douane-unie moet worden hervormd om een EU-component te creëren (terwijl nog eens 23 % het hier min of meer mee eens is, ongeveer 4,5 % het er niet mee eens, en de overigen geen mening hadden); als er echter een dergelijke EU-component bestond, zou deze met name moeten worden belast met de opleiding van douaneambtenaren (59,47 %), IT-beheer (51 %), de financiering van douaneapparatuur (44,74 %) en EU-crisisrespons (41,5 %);

    7.integratie van de groene agenda in de douaneagenda moet absoluut deel uitmaken van een hervorming voor slechts 31 %, terwijl 27,8 % het daar min of meer mee eens is en 6,31 % het er niet mee eens is.

    Naast de openbare raadpleging is een reeks gerichte raadplegingsactiviteiten opgezet om standpunten van deskundige belanghebbenden te verzamelen, en wel als volgt (zie bijlage II bij de effectbeoordeling voor details):

    ·besprekingen met de nationale douanediensten in het kader van de Reflectiegroep 34 over i) de aanbevelingen in het verslag van de Groep van wijzen, de behoefte aan en kenmerken van een nieuw partnerschap met het bedrijfsleven, en een versterkt douanetoezicht en risicobeheer; ii) een kader voor versterkte samenwerking met andere autoriteiten en de groene douaneagenda en iii) een nieuw gegevensparadigma en nieuwe governance;

    ·besprekingen met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de Trade Contact Group 35 in vier specifieke vergaderingen over i) de behoeften van het bedrijfsleven en suggesties voor een herziening van het DWU, ii) de aanbevelingen in het verslag van de Groep van wijzen, iii) de resultaten van de openbare raadpleging van belanghebbenden en iv) de belangrijkste elementen van de hervorming;

    ·raadpleging van de douanediensten van de lidstaten in een reflectiegroep die uit de directeuren-generaal van de nationale douaneautoriteiten bestaat en specifiek is opgezet om de verschillende bouwstenen van het hervormingspakket te bekijken;

    ·raadpleging, op Unieniveau, van brancheorganisaties, verenigingen en individuele ondernemingen die in de Trade Contact Group vertegenwoordigd zijn;

    ·raadpleging van diensten van de Commissie die betrokken zijn bij diverse wettelijke vereisten ten aanzien van goederen die van toepassing zijn aan de grenzen.

    Voorts werd feitenmateriaal ter ondersteuning van dit initiatief verzameld uit bestaande documentatiebronnen, waaronder wetgeving en andere beleidsdocumenten, douane- en handelsstatistieken, evaluaties en verslagen over relevant beleid en informatie over gerelateerde initiatieven, zoals vermeld in bijlage I bij de effectbeoordeling. De voor de effectbeoordeling gebruikte externe expertise is afkomstig uit drie studies, namelijk over de evaluatie van de uitvoering van het DWU, het AEO-programma en oplossingen voor de uitdagingen van de e-commerce 36 .

    Tijdens de raadplegingsactiviteiten zijn kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en informatie verzameld, die met behulp van passende technieken systematisch zijn verwerkt en geanalyseerd. De kwalitatieve gegevens (daaronder begrepen aan de Commissie toegezonden standpunten en bijdragen) werden volgens kernthema’s gecodeerd, vervolgens vanuit verschillende invalshoeken geëvalueerd en geanalyseerd, en ten slotte in beschrijvende vorm gepresenteerd. De kwantitatieve gegevens (antwoorden op de enquête) werden met behulp van Excel en het Public Consultation Dashboard van de Commissie verwerkt en met behulp van statistische methoden zoals frequentietelling, kruistabellen en eenvoudige trends geanalyseerd.

    Effectbeoordeling

    Het ontwerp-effectbeoordelingsverslag is op 30 september 2022 voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) van de Commissie. Na de vergadering van 26 oktober 2022 heeft de RSB op 28 oktober 2022 een negatief advies uitgebracht, met voorstellen voor verdere verbetering op diverse gebieden. Het herziene verslag is op 21 december 2022 opnieuw ingediend. De RSB heeft op 27 januari 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. Bij de herziening zijn alle punten herbekeken die volgens de RSB beter konden worden aangepakt, waaronder een betere motivering van de urgentie en de redenen om nu op te treden, het verband met de evaluatie en de werkzaamheden van de Europese Rekenkamer, de samenhang met andere initiatieven, de afbakening van het dynamische basisscenario (met inbegrip van het douaneactieplan), de interventielogica, de inventarisatie van de doelstellingen, de bijdrage aan de doelstellingen van de Green Deal, de manier waarop elke optie in de praktijk zou werken, de mate waarin opties en maatregelen cumulatief en exhaustief zijn, de afbakening van combinaties van opties, de haalbaarheid en de financieringsrisico’s, de presentatie van kosten en baten, de effectbeoordeling, onder meer met betrekking tot de voorgestelde governancestructuren, consumenten, en aannames in verband met IT-kosten, de weergave van de standpunten van belanghebbenden, de toezichts- en evaluatieregelingen, de identificatie van individuele maatregelen in de opties voor douaneprocessen en gecertificeerde ondernemers, de toelichting bij de opties voor e-commerce, daaronder begrepen de afschaffing van de vrijstellingsdrempel van 150 EUR, de “one-in, one-out”-benadering, de afbakening tussen kosten en baten en illustratieve cijfers, de effectbeoordeling van governanceoplossingen, de gevolgen voor de consument, met name wat betreft de afschaffing van de douanevrijstelling van 150 EUR, en de evaluatie achteraf.

    In de effectbeoordeling, zoals die werd aangepast na het advies van de RSB, zijn de vijf kernproblemen die aan de basis van de noodzakelijke hervorming liggen, in kaart gebracht en samengevat:

    1.De douane heeft het moeilijk om haar taak, de financiële belangen van de Unie te beschermen, uit te voeren en het steeds groter wordende aantal niet-financiële voorschriften in het kader van sectoraal beleid (productveiligheid, waarborging van de veiligheid, bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant, en van het milieu enz.) te doen naleven. Aangezien slechts een klein deel van de in- en uitvoer fysiek kan worden gecontroleerd, is de douane afhankelijk van risicobeheer — op EU-niveau is dat momenteel echter niet doeltreffend, uniform of alomvattend genoeg. Bovendien moet de douane op tal van andere gebieden met andere autoriteiten samenwerken, maar de kwaliteit en efficiëntie van die samenwerking zijn vaak suboptimaal en verschillen van lidstaat tot lidstaat.

    2.De huidige douaneprocessen vereisen dat bedrijven soortgelijke informatie over goederen meerdere keren in de toeleveringsketen aan verschillende autoriteiten verstrekken via meerdere en niet altijd interoperabele IT-systemen. Dit leidt tot administratieve lasten voor legitieme marktdeelnemers.

    3.Het huidige douanemodel is niet geschikt voor e-commerce. De enorme groei van de e-commerce heeft het handelsverkeer getransformeerd, waarbij goederen niet meer in grote hoeveelheden via vracht de Unie worden binnengebracht maar in miljoenen kleine zendingen rechtstreeks naar individuele consumenten worden verzonden. De douaneautoriteiten kunnen de toename in het aantal goederen en aangiften niet aan. Daarnaast is gebleken dat er systematisch misbruik wordt gemaakt van de drempel van 150 EUR waaronder geen douanerechten worden geheven; bovendien bevoordeelt deze vrijstelling marktdeelnemers uit derde landen ten opzichte van traditionele bedrijven en detailhandelaren in de EU, waardoor de concurrentie wordt verstoord.

    4.De kwaliteit van, toegang tot en analyse van gegevens zijn beperkt. Hoewel douaneprocessen worden gedigitaliseerd en douanerisicoanalyses en -controles gebaseerd zijn op gegevens, zijn de gegevens die nodig zijn voor douanetoezicht en voor risicoanalyses en controles, gefragmenteerd en worden zij meer dan eens ingevoerd in meerdere systemen in een gedecentraliseerde IT-douane-infrastructuur. Dit kost de douane veel geld, is niet flexibel en belemmert een efficiënt gebruik van gegevens. Het ontbreken van een alomvattend rechtskader in het DWU voor de uitwisseling en het gebruik van gegevens belemmert ook de uitwisseling ervan tussen de douane, de Commissie, andere autoriteiten of partnerlanden.

    5.De operationele uitvoering in de lidstaten loopt sterk uiteen wat betreft de controlepraktijken en -methoden, de uitvoering van vereenvoudigingen, en de sancties voor inbreuken op de douanewetgeving. Er is geen passende risicoanalyse op het niveau van de Unie om degelijk toezicht te kunnen houden op handelsstromen en niet-conforme goederen te kunnen opsporen, en marktdeelnemers die de regels niet volgen, kunnen heel bewust plaatsen van binnenkomst in de EU uitkiezen waar het controleniveau lager ligt.

    Als gevolg van deze problemen: i) worden niet alle douanerechten geïnd — dit verlies aan inkomsten ondermijnt de financiële belangen van de EU en haar lidstaten; ii) komen gevaarlijke, niet-conforme of namaakproducten nog steeds op de eengemaakte EU-markt of verlaten zij deze, en iii) komen illegale goederen de EU binnen doordat smokkelaars de toegenomen controleactiviteiten van de douane in het ene land omzeilen door plaatsen van binnenkomst in andere landen uit te kiezen. Deze situatie ondermijnt het concurrentievermogen van bedrijven die de regels naleven, leidt tot een verlies aan winst, werkgelegenheid en inkomsten bij legitieme bedrijven, waaronder met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), en brengt de veiligheid van EU-burgers in gevaar.

    Volgens de effectbeoordeling zijn de volgende factoren de belangrijkste oorzaken van deze problemen: i) de ontoereikendheid en buitensporige complexiteit van de douaneprocessen; ii) de gefragmenteerde en complexe digitalisering van de douane, en iii) de gefragmenteerde governancestructuur van de douane-unie.

    Om de problemen en de onderliggende oorzaken aan te pakken, zijn in de effectbeoordeling drie belangrijke beleidskeuzes beschreven, die grotendeels zullen bepalen in welke mate de douane-unie voldoende wordt toegerust om als één dienst op te treden bij haar innings-, beschermings- en vereenvoudigingstaken, namelijk:

    ·in hoeverre moeten de douaneprocessen worden hervormd?

    ·in hoeverre moet de aanpak van het gegevensbeheer bij de douane worden hervormd?

    ·in hoeverre moet de governance van de douane-unie worden hervormd?

    In de effectbeoordeling zijn vier opties onderzocht, die elk een samenhangend pakket maatregelen bevatten om deze drie beleidskeuzes vorm te geven:

    1. Optie 1 — een pakket eenvoudiger processen. In deze optie zijn de belangrijkste, onderling afhankelijke procescomponenten bekeken, namelijk de processtappen zelf, de rol van de verschillende actoren en hun verantwoordelijkheden op het gebied van naleving, het gebruik van gegevens, de behandeling van betrouwbaardere marktdeelnemers, de afwikkeling van e-commercestromen en de manier waarop sancties in de hele EU worden toegepast om niet-naleving te ontmoedigen. Dit pakket zou de verschillende stappen in het invoerproces beperken en vereenvoudigen, de verantwoordelijkheden van de actoren (met name importeurs en exporteurs) verduidelijken, de douanevrijstelling voor goederen met een waarde tot 150 EUR afschaffen en erin voorzien dat elektronische platforms als gelijkgestelde importeur worden aangemerkt en de douanerechten voor b2c-e-commerce betalen, met een eenvoudigere aanpak voor de berekening van de rechten. Er zou een nieuwe Trust&Check-aanpak voor een partnerschap met het bedrijfsleven worden geïntroduceerd, waarbij extra voordelen (zoals minder en gerichtere douanecontroles en de mogelijkheid om zelf goederen vrij te geven) worden verleend aan transparante, betrouwbare bedrijven. Er zou een gemeenschappelijke aanpak voor administratieve sancties worden ingevoerd. De toegang van de Commissie tot gegevens ter ondersteuning van risicobeheer zou worden verbeterd. Deze veranderingen zouden worden doorgevoerd in het kader van het huidige digitaliseringsmodel en de bestaande governancestructuur voor de douane, waardoor het effect ervan - zo bleek uit de beoordeling - beperkt zou blijven.

    2.Optie 2 zou optie 1 aanvullen met een EU-douaneautoriteit die de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van risicobeheer coördineert, een uniforme toepassing van de regels ondersteunt en douaneprogramma’s beheert. Dit pakket zou gebaseerd zijn op het huidige digitaliseringsmodel.

    3.In optie 3 zou een door de Commissie beheerde EU-douanedatahub worden gecreëerd om de eenvoudigere douaneprocessen van optie 1 te implementeren in een gecentraliseerd IT-model. De datahub zou het gemakkelijker maken om informatie van verschillende actoren te verzamelen, te verwerken met het oog op EU-douanerisicobeheer, en uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten. Wat governance betreft, zou de rol van de Commissie worden versterkt, met name bij de organisatie van risicobeheer, waarbij er evenwel mee rekening wordt gehouden dat de capaciteit van de Commissie beperkt is en zij geen organisatorisch mandaat heeft om het volledige potentieel van de nieuwe gegevensomgeving te benutten.

    4.Optie 4 voorziet in eenvoudigere douaneprocessen die worden geïmplementeerd via de EU-douanedatahub, die wordt beheerd door een EU-douaneautoriteit, die (in aanvulling op optie 2) verantwoordelijk is voor operationeel risicobeheer en gegevensbeheer en de toepassing van vereenvoudigde processen ondersteunt.

    Optie 4 is de voorkeursoptie, De drie elementen ervan (hervormde douaneprocessen, die worden geïmplementeerd in een centrale EU-douanedatahub, die wordt beheerd door een EU-douaneautoriteit) versterken elkaar om betere resultaten te boeken en synergieën in de hele EU tot stand te brengen. Dit is de meest efficiënte optie, aangezien de investeringen in centrale structuren de kosten voor de lidstaten en het bedrijfsleven aanzienlijk verlagen. Zij heeft met name de volgende voordelen 37 :

    ·Het douanetoezicht wordt versterkt. Een betere toegang tot en verwerking van gegevens via de EU-douanedatahub zullen het EU-risicobeheer efficiënter maken en de douane beter in staat stellen fraude op te sporen met behulp van profielen van risicovolle marktdeelnemers die in de hele Unie actief zijn. Dit zal extra inkomsten genereren voor de Unie en haar lidstaten. Een betere toegang tot gegevens en een betere coördinatie tussen de autoriteiten zullen de douane beter in staat stellen om goederen die niet aan de Unievereisten voldoen, op te sporen en tegen te houden, wat burgers en consumenten ten goede komt.

    ·De administratieve lasten voor de legitieme handel worden verlicht. De herziene processen zijn eenvoudiger en de gegevens worden eenmaal uit de juiste bron verzameld via één enkele interface in de EU-douanedatahub. De geraamde besparingen zouden ongeveer 1,2 miljard EUR tot 2,6 miljard EUR per jaar kunnen bedragen (rekening houdend met de hogere douanerechten die bedrijven moeten betalen als gevolg van de afschaffing van de drempel van 150 EUR voor b2c-e-commerce, en die op ongeveer 1 miljard EUR per jaar worden geraamd).

    ·De centralisatie van functies (IT-, gegevens- en risicobeheer) in de EU-douaneautoriteit leidt tot aanzienlijke besparingen op de IT-uitgaven van de nationale douanediensten. Volgens de effectbeoordeling zouden deze in eerste instantie circa 194 miljoen EUR kunnen bedragen en over een periode van 15 jaar kunnen stijgen tot ongeveer 2,3 miljard EUR per jaar. De EU-douaneautoriteit zorgt voor de coördinatie tussen de nationale douanediensten en andere autoriteiten.

    ·Het speelveld voor e-commerce en de traditionele handel wordt gelijkgetrokken. Met de herziene processen kunnen e-commercebedrijven financiële en niet-financiële informatie eenvoudiger verstrekken en worden zij daarvoor aansprakelijk; consumenten doen hun voordeel met de grotere transparantie van prijzen en kosten.

    ·De douane-unie treedt op als één geheel. De herziene processen worden geïmplementeerd in een centrale EU-douanedatahub door een centrale EU-douaneautoriteit om een uniforme uitvoering in alle lidstaten te vergemakkelijken en een uiteenlopende aanpak te voorkomen.

    Wat de sociale en milieueffecten betreft, zal deze optie naar verwachting aanzienlijke voordelen opleveren door de douane beter in staat te stellen om wetgeving die sociale en milieudoelstellingen nastreeft, te handhaven in samenwerking met de betrokken andere autoriteiten, met name als volgt:

    ·De combinatie van het mandaat voor operationele coördinatie van de EU-douaneautoriteit met de gegevensinstrumenten en -processen van de EU-douanedatahub zorgt ervoor dat de voorkeursoptie de beste manier is om een gestructureerde, EU-brede samenwerking tot stand te brengen tussen douanebeleid en relevant sociaal en milieubeleid, dat meer effect sorteert dankzij het douaneoptreden aan de grens.

    ·De aanvullende informatie die marktdeelnemers aan de douane verstrekken, moet haar beter in staat stellen om bij te dragen aan de handhaving van specifieke wetgeving waarmee sociale doelstellingen, zoals de wetgeving inzake het verbod op dwangarbeid, of milieudoelstellingen worden nagestreefd.

    ·De afschaffing van de douanevrijstelling van 150 EUR zal een einde maken aan de praktijk waarbij bestellingen met een hoge waarde worden opgesplitst in verschillende zendingen van minder dan 150 EUR om van de vrijstelling te profiteren, met als gevolg een positief milieueffect op de vervoersemissies.

    ·Een betere handhaving van de productvereisten bij ingevoerde goederen kan ertoe leiden dat de productie terug naar de Unie wordt verplaatst.

    De praktijkvoorbeelden in de effectbeoordeling illustreren verder hoe de hervorming de uitvoering van relevante actuele beleidsdoelstellingen zal ondersteunen, onder meer op het gebied van ecologisch ontwerp en duurzame producten, consumentenemissies, kunststoffen voor eenmalig gebruik, persistente chemische stoffen en de vermindering van oneerlijke concurrentie door niet-conforme importgoederen die de bedrijven en de werkgelegenheid in de EU ondergraven, alsook markttoezichtactiviteiten in het algemeen.

    Wat de duurzameontwikkelingsdoelstellingen betreft, is uit de effectbeoordeling gebleken hoe de hervorming zou bijdragen aan de uitvoering daarvan door middel van maatregelen die betrekking hebben op de internationale goederenhandel en de toeleveringsketens, en die met name:

    ·de legitieme handel sterker zouden faciliteren, wat samenhangt met doelstelling 8;

    ·in- of uitvoer die in strijd is met de relevante EU-regels inzake bijvoorbeeld afval, chemische stoffen of veilig en duurzaam productontwerp, beter zouden helpen opsporen en voorkomen, wat samenhangt met doelstelling 12;

    ·territoriale ecosystemen sterker zouden beschermen (bijvoorbeeld tegen de invoer van producten die het resultaat zijn van ontbossing), of ook de biodiversiteit (door handelsstromen in strijd met Cites te helpen opsporen), wat samenhangt met doelstelling 15.

    Het voorstel is volledig in overeenstemming met het beginsel geen ernstige afbreuk doen. Het zal de handhaving van het milieubeleid verbeteren en het verrichten van internationale handelstransacties en het toezicht daarop door respectievelijk marktdeelnemers en overheidsinstanties stroomlijnen en efficiënter maken. De bundeling van middelen en instrumenten in de centrale omgeving zal met name dubbel werk bij de ontwikkeling van systemen en administratieve activiteiten verminderen, waardoor de totale tijd die aan douaneprocessen wordt besteed, en de middelen die dienovereenkomstig worden verbruikt, wordt verminderd.

    Het voorstel steunt op de beginselen “standaard digitaal” en “privacy door standaardinstellingen”. Het sluit aan bij vlaggenschipinitiatieven van de Commissie zoals de AI-verordening, de verordening gegevensbeheer, de AVG en de EUVG. Het voorziet in gebruikersgerichte processen die geschikt zijn om te worden geautomatiseerd, zodat alle operationele uitwisselingen met de douane elektronisch kunnen verlopen via één multifunctionele EU-interface. Het ondersteunt de beginselen van eenmalige gegevensverstrekking, hergebruik van gegevens en minimalisatie van gegevens doordat gegevens, nadat ze zijn ingediend, in andere processen worden geïntegreerd en de EU-éénloketomgeving voor de douane wordt verankerd, waardoor douane- en niet-douanegerelateerde formaliteiten aan elkaar worden gekoppeld (Verordening (EU) 2022/2399) en ook een gegevensgestuurd beleid mogelijk wordt gemaakt. Het voorziet in een paradigmaverschuiving van meerdere gelijkwaardige nationale systemen naar een flexibele centrale omgeving van diensten en systemen, waarin processen op een goedkopere, consistentere, vlottere en flexibelere manier zullen kunnen worden ontwikkeld en aangepast. Het zal innovatie en digitale technologieën ondersteunen door het gebruik van geavanceerde analysetechnieken bij douaneactiviteiten mogelijk te maken, en te voorzien in een EU-brede bundeling van middelen en in opensource-ontwikkeling van componenten, die in dat verband door alle lidstaten kunnen worden gebruikt. De tekst is “digitaal bestendig” opgesteld en bevat bevoegdheids- en delegatiebepalingen om technische aspecten zoals gegevenselementen en -voorschriften te regelen.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    De vermindering van het aantal douaneprocessen, de vereenvoudiging van die processen, en de invoering van één EU-portaal voor alle contacten met de douane (de EU-douanedatahub) zullen de administratieve lasten naar verwachting aanzienlijk verlichten in vergelijking met het douanewetboek van de Unie dat momenteel van kracht is.

    Volgens de effectbeoordeling zou de voorkeursoptie de marktdeelnemers over een periode van vijftien jaar een besparing van in totaal tot 26 miljard EUR kunnen opleveren (rekening houdend met de hogere douanerechten die bedrijven als gevolg van de afschaffing van de drempel van 150 EUR voor b2c-e-commerce moeten betalen, en die op ongeveer 1 miljard EUR per jaar worden geraamd).

       Grondrechten

    De douane heeft een lange ervaring met het verzamelen en verwerken van informatie die bedrijfsgevoelige, financiële en persoonsgegevens bevat. Bij de herziening van het douanewetboek wordt het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens volledig in acht genomen. Bij de hervorming wordt de bescherming van dit recht zelfs aangescherpt, zoals uit de effectbeoordeling voor optie 4 blijkt. In de datahub zullen instrumenten en controles op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens worden geïntegreerd, zodat elke verwerkingsverantwoordelijke het recht op gegevensbescherming kan waarborgen. Dit zal ook positieve gevolgen hebben voor betrokkenen die hun rechten in alle lidstaten op zeer vergelijkbare wijze zullen kunnen uitoefenen.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Dankzij de hervorming zal de douane krachtiger kunnen optreden om niet-betaalde rechten te innen en onderwaardering en fraude tegen te gaan. Daarnaast wordt met de afschaffing van de douanevrijstelling voor goederen met een waarde van minder dan 150 EUR een lacune in de wetgeving gedicht en worden extra inkomsten voor de begroting van de Unie gegenereerd, die worden geraamd op 750 miljoen EUR per jaar in lopende prijzen.

    De inning van rechten zal geleidelijk verschuiven van de plaats waar de goederen worden aangegeven, naar de plaats waar de importeur of exporteur in de Unie is gevestigd. Dit vergemakkelijkt de controle en de inning van rechten en vereenvoudigt de contacten met de douane voor de importeur of de exporteur, met name in het geval van kleine en middelgrote ondernemingen. Hoewel deze wijziging geen rechtstreekse impact heeft op de algemene EU-begroting of de nationale bijdragen aan de EU-begroting, kan het aandeel van elke lidstaat in de douanerechten die als inningskosten worden ingehouden, geleidelijk verschuiven. 

    In de periode 2021-2027 zullen geen extra budgettaire middelen voor de EU-douaneautoriteit en de ontwikkeling van de EU-douanedatahub nodig zijn, aangezien de kosten ten belope van ongeveer 60 miljoen EUR in de eerste twee jaar uit het Douane-programma 2021-2027 zullen worden gefinancierd. Voor de periode na 2027 worden de totale kosten van de hervorming voor de EU-begroting geraamd op ongeveer 1,855 miljard EUR. Dit cijfer omvat de kosten van de taken die met dit voorstel aan de EU-douaneautoriteit en de EU-douanedatahub zullen worden toevertrouwd, zonder vooruit te lopen op het akkoord over het MFK en de programma’s voor de periode na 2027. 

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    In het kader van het door de Commissie beheerde project betreffende de prestaties van de douane-unie (Customs Union Performance — CUP) wordt elk jaar door de lidstaten verstrekte geaggregeerde informatie over douaneactiviteiten, -trends en -prestaties in de EU verzameld en geanalyseerd om empirisch onderbouwd beleid te ondersteunen. Een belangrijke output van de analyse is het jaarverslag over de prestaties van de douane-unie, dat alleen tot de lidstaten is gericht en conclusies en aanbevelingen bevat over de belangrijkste ontwikkelingen in de douane-unie, op basis van de analyse van kernprestatie-indicatoren in verband met de strategische doelstellingen van de EU: bescherming, concurrentievermogen, facilitering, controle en samenwerking. De CUP-indicatoren hebben betrekking op verschillende soorten activiteiten, variërend van het bedrag aan geïnde douanerechten, het gebruik van vereenvoudigingen, de rol van de AEO’s in douaneprocessen tot acties op het gebied van douanecontroles en opsporing van illegale handel.

    Momenteel worden CUP-gegevens verzameld op vrijwillige basis, wat vragen doet rijzen over de kwaliteit, volledigheid en consistentie van de gegevens, alsook over de eigendom en vertrouwelijkheid ervan. Met dit initiatief wordt beoogd de CUP-meting verder te ontwikkelen door de invoering van een rechtsgrondslag voor een gestructureerd kader voor het verstrekken en analyseren van relevante informatie over douaneprestaties om het jaarverslag op te stellen. Bovendien zal de rechtsgrondslag voor CUP ook een instrument aanreiken voor het toezicht op en de evaluatie van dit initiatief, door de indicatoren te verbeteren op het gebied van risicoanalyse en controle-inputs en -outputs, en van de resultaten op de gebieden bescherming, verzameling en vereenvoudiging. Dit zal een oplossing bieden voor het gebrek aan doeltreffende toezichtsinstrumenten bij de Commissie, zoals in de evaluatie van het DWU is aangegeven.

    Artikelsgewijze toelichting

    Door deze hervorming wordt de douane sterker toegerust om toezicht te houden op en controle uit te oefenen op goederen die de douane-unie binnenkomen en verlaten. De douane zal een nieuwe strategische aanpak hanteren, gebaseerd op analyse van gegevens uit de toeleveringsketen, met het oog op een gericht en gecoördineerd douaneoptreden. Het kader voor samenwerking tussen douaneautoriteiten, markttoezichtautoriteiten, rechtshandhavingsautoriteiten en -instanties, belastingautoriteiten en andere partners wordt versterkt. In een nieuw partnerschap met het bedrijfsleven worden de administratieve lasten verminderd en de douaneprocessen gestroomlijnd. Een nieuwe EU-douanedatahub vergemakkelijkt de uitwisseling en combinatie van informatie in één centrale omgeving. Een nieuwe EU-douaneautoriteit voert een centrale risicoanalyse uit en ondersteunt de nationale overheden, wat tot een gecoördineerd douaneoptreden leidt. Met deze maatregelen wordt de douane-unie voorbereid op de toekomst, waarin de e-commerce nog verder groeit en verboden en beperkingen steeds complexer worden.

    Het nieuwe douanewetboek van de Unie is eenvoudig en intuïtief opgebouwd. De rollen en verantwoordelijkheden van de douaneautoriteiten, importeurs, exporteurs en vervoerders worden omschreven. Gegevens worden in de nieuwe EU-douanedatahub verzameld en verwerkt voor risicoanalyse. Daarna volgt een titel voor respectievelijk de binnenkomst en de uitgang van goederen. In nieuwe titels worden een crisismechanisme, de EU-douaneautoriteit en de gemeenschappelijke minimale harmonisatie van douaneovertredingen en niet-strafrechtelijke sancties ingevoerd.

    Titel I introduceert het nieuwe douanewetboek van de Unie, dat voortbouwt op talrijke elementen van het vorige wetboek. De missie van de douaneautoriteiten wordt versterkt om rekening te houden met het brede scala aan diensten dat de douane verleent, gaande van de inning van rechten tot de bescherming van burgers, het milieu en andere openbare belangen, de bestrijding van oneerlijke, niet-conforme en illegale handel, en de ondersteuning van legitieme handelsstromen. De titel bevat relevante definities voor de herziene douaneprocessen, met name van de importeur en de exporteur, de gelijkgestelde importeur in geval van afstandsverkopen, en de verboden en beperkingen. 

    Met de hervorming wordt gestreefd naar transparantie en rekenschapsplicht van de verantwoordelijke actoren, in ruil waarvoor de douaneprocessen worden vereenvoudigd. In titel II worden de verantwoordelijkheden van de importeur, de gelijkgestelde importeur en de exporteur ten aanzien van de douane vastgesteld. Wat rollen betreft, is een zwak punt in het huidige systeem dat de personen die momenteel verantwoordelijk zijn ten aanzien van de douane, zoals de aangever en de vervoerder, het moeilijker hebben om hun financiële en niet-financiële verplichtingen na te komen. Tegen deze achtergrond is de aangewezen wijziging op het niveau van de rollen dat de nalevingsverplichting bij de importeur en exporteur wordt gelegd. De douane eist dat zij op het grondgebied van de Unie gevestigd zijn (wat reeds het geval was voor de aangever in artikel 170, lid 2, van het vorige wetboek) en zich bij de lidstaat van vestiging registreren, met de vermelde uitzonderingen. Onlineverkopers en e-commerceplatforms waren tot dusver niet betrokken bij de douaneformaliteiten bij invoer. Als gelijkgestelde importeur zullen zij de douaneautoriteiten voortaan niet alleen de gegevens moeten verstrekken die nodig zijn voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen die aan consumenten in de EU zijn verkocht, maar ook de informatie die zij moeten verzamelen voor btw-doeleinden. De rol van de vervoerder die goederen het douanegebied binnenbrengt, en de informatie die daarvoor moet worden verstrekt, is verduidelijkt. Met de regeling geautoriseerde marktdeelnemer wordt de succesvolle samenwerking tussen bedrijven en douane voortgezet. Dit partnerschap wordt nu naar een hoger niveau getild met de invoering van een nieuwe status, namelijk die van “Trust&Check-ondernemer”. Zo’n betrouwbare en transparante ondernemer verleent de douaneautoriteiten toegang tot zijn elektronische systemen, waarin (de naleving van) zijn verplichtingen en de bewegingen van zijn goederen worden geregistreerd. In ruil daarvoor krijgt hij bepaalde voordelen, met name de mogelijkheid om de goederen namens de douane vrij te geven en de betaling van de douaneschuld uit te stellen.

    Titel III bevat een nieuw gegevensparadigma waarin de huidige IT-systemen van de douane geleidelijk worden opgenomen en vervangen: zo komt er een overschakeling van 27 IT-omgevingen met tal van systemen in elke lidstaat naar een gecentraliseerd geheel van systemen en diensten. De EU-douanedatahub is een centraal ontwikkelde omgeving met een geheel van systemen en diensten waarvan het gebruik verplicht is. Hiermee wordt een nieuwe invulling gegeven aan de manier waarop douane- en andere gegevens worden verzameld, voor douanetoezicht worden gebruikt en met partnerautoriteiten worden gedeeld. De hub is ook de nieuwe “motor” die de informatie verwerkt, koppelt en opslaat en risicoanalyses op EU-niveau uitvoert. Deze combinatie biedt de douane een beter zicht op de toeleveringsketen voor haar risicobeoordeling en stelt haar in staat gerichter en strategischer op te treden. Bovendien kunnen zo ook gegevensbeschermingsregels, regels voor toegang tot informatie, IT-beveiliging en vertrouwelijkheid op horizontale, gecoördineerde en consistente wijze worden toegepast.

    Titel IV bevat essentiële begrippen met betrekking tot de reikwijdte van het douanetoezicht op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, onder de regeling bijzondere bestemming worden geplaatst of onder de regeling intern douanevervoer worden geplaatst. Bij de identificatie van de bevoegde douanekantoren wordt een wijziging aangebracht om te voorzien in de rol van het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van vestiging van de importeur of exporteur. Douanetoezicht, douanecontroles en risicobeperkende maatregelen zullen gebaseerd zijn op realtimerisicobeheer van de hele toeleveringsketen, met een EU-perspectief. Het verbeterde risicobeheer van zowel financiële als niet-financiële risico’s vormt de kern van de hervorming. Titel IV geeft een duidelijke beschrijving van het risicobeheerproces, zowel voor financiële als niet-financiële risico’s, en van de taken en verantwoordelijkheden van de Commissie, de EU-douaneautoriteit en de douaneautoriteiten op dit gebied. Hij regelt het gebruik van de EU-douanedatahub ter ondersteuning van het douanerisicobeheer en voorziet in een uitgebreide uitwisseling en breed gebruik van informatie die relevant is voor risicobeheer en controles. De nationale douaneautoriteiten blijven aan het roer staan bij het nationale risicobeheer en de uitvoering van de nodige douanecontroles. Op basis van een nieuwe risicoanalyse op EU-niveau zal de EU-douaneautoriteit EU-controleaanbevelingen doen aan de douaneautoriteiten, die de controleaanbevelingen zullen moeten volgen, of, wanneer ze dat niet doen, zullen moeten motiveren waarom niet. De Commissie zal door middel van uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden vaststellen en kan specifieke gebieden van andere wetgeving aanwijzen die in het kader van het douanerisicobeheer en douanecontroles een prioritaire behandeling moeten krijgen. Titel IV voorziet ook in een systematische evaluatie van de uitvoering van het risicobeheer om dit continu te verbeteren.

    Titel V bevat de verschillende douaneregelingen waarmee een bedrijf goederen tijdelijk kan opslaan of in het vrije verkeer kan brengen op de eengemaakte markt van de EU. In beginsel blijven het vrijgeven van goederen en het plaatsen van goederen onder een douaneregeling de verantwoordelijkheid van de douaneautoriteiten. Trust&Check-ondernemers zullen hun goederen kunnen vrijgeven zonder actieve tussenkomst van de douane wanneer de informatie vooraf beschikbaar is en de goederen niet geselecteerd zijn voor een controle. De titel bevat ook duidelijke regels over het proces en de juridische gevolgen wanneer douaneautoriteiten andere bevoegde autoriteiten moeten raadplegen voordat goederen worden vrijgegeven, met inbegrip van de mogelijkheid om van importeurs te verlangen dat zij informatie blijven verstrekken over de distributie van de goederen nadat deze in het vrije verkeer zijn gebracht. In elk scenario kan de douane het vervoer van goederen stoppen, weigeren goederen vrij te geven en, in laatste instantie, goederen in beslag nemen. Titel V bevat ook overgangsbepalingen, op basis waarvan de huidige douaneprocessen met rechtszekerheid kunnen worden voortgezet gedurende de overgangsperiode en totdat de nieuwe gegevensbeheersystemen operationeel zijn.

    Titel VI beschrijft de nieuwe vereenvoudigde procedure om goederen de douane-unie binnen te brengen, die de complexiteit en de administratieve lasten sterk zal verminderen. De douane verzamelt informatie voor risicoanalyse, met inbegrip van voorafgaande vrachtinformatie en informatie vóór vertrek, en treedt indien nodig op. De aandacht van de douanediensten verschuift van afzonderlijke zendingen naar toezicht op de toeleveringsketen om risico’s in kaart te brengen, maar zij hebben nog altijd de mogelijkheid om in te grijpen bij elke afzonderlijke zending, op basis van de informatie in de EU-douanedatahub. Afhankelijk van het soort douaneregeling is er een minimale gegevensset die aan de douane moet worden verstrekt of beschikbaar moet worden gesteld. Wanneer de douane vooraf over de relevante informatie beschikt en geen risico’s of problemen ziet, kunnen de goederen worden vervoerd overeenkomstig het beginsel dat vooraf een beoordeling wordt verricht en alleen wordt ingegrepen waar en wanneer dat nodig is. De veelvuldige douaneaangiften worden geleidelijk vervangen door het gebruik van bedrijfsgegevens, na een overgangsperiode om de nodige systemen te ontwikkelen. Informatie kan vroeger worden verstrekt om het toezicht op de toeleveringsketen door de douane te versterken. Voortbouwend op de positieve ervaringen met de zogenaamde “meervoudige indiening” in het invoercontrolesysteem 2 (ICS2), kunnen verschillende actoren in de toeleveringsketen hun deel van de relevante informatie verstrekken. De importeur kan bijvoorbeeld de relevante informatie over het product en de transactie verstrekken, terwijl de informatie over de route en de aankomst apart door de vervoerder kan worden verstrekt. 

    De regels voor de uitvoer in titel VII zijn het spiegelbeeld van de procedures voor het binnenbrengen. De exporteur is in de Unie gevestigd en geregistreerd. De douane verzamelt de relevante informatie en voert een risicoanalyse uit. Legitieme handelsstromen worden gefaciliteerd en tegelijkertijd wordt de capaciteit van de douane om toezicht uit te oefenen en de regels te handhaven, versterkt.

    In titel VIII worden de bijzondere regelingen van het vorige wetboek gehandhaafd. Er wordt relevante informatie verzameld over bijzondere regelingen, zoals douanevervoer, actieve en passieve veredeling, tijdelijke invoer, bijzondere bestemming of vrije zones. In overeenstemming met de algemene aanpak worden de transparantie en de rekenschapsplicht van de verantwoordelijke marktdeelnemer verbeterd.

    Titel IX bevat nadere voorschriften met betrekking tot de drie elementen die voor de toepassing van invoer- en uitvoerrechten en andere maatregelen die van toepassing zijn op het goederenverkeer, zoals antidumpingrechten, moeten worden bepaald: indeling, waarde en oorsprong. Het voorstel verandert niets aan deze factoren, die grotendeels worden ingevuld door internationale regels van de Wereldhandelsorganisatie en de Werelddouaneorganisatie, en door bilaterale handelsovereenkomsten van de EU. Aangezien echter is gebleken dat deze regels bijzonder complex zijn in het geval van e-commerce, zijn in de titel twee vereenvoudigingen opgenomen die de importeur kan toepassen bij de vaststelling van het douanerecht dat van toepassing is op b2c-transacties.

    De eerste vereenvoudiging betreft het bewijs van niet-preferentiële oorsprong, dat voor e-commercegoederen niet meer hoeft te worden geleverd als de importeur voor de vereenvoudigde tariefbehandeling kiest. Dit is nodig omdat de administratieve lasten om een dergelijk bewijs te verkrijgen, doorgaans niet in verhouding staan tot de waarde van de goederen. Ten tweede zullen, ook op voorwaarde dat de importeur gebruikmaakt van de vereenvoudigde tariefbehandeling, de vervoerskosten tot de eindbestemming van de goederen in de douanewaarde worden opgenomen. Deze aanpak zorgt ervoor dat de belastinggrondslag voor invoerrechten en die voor btw bij b2c-e-commercetransacties, waarbij de vervoerskosten doorgaans worden bepaald tot op het adres van de eindverbruiker, volledig op elkaar worden afgestemd.

    Overeenkomstig titel X ontstaat de douaneschuld op het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen. Aangezien het zwaartepunt van de werkzaamheden van de douaneautoriteiten verschuift van de zending naar de toeleveringsketen, komt de aandacht ook meer te liggen bij de gevestigde importeur en exporteur. Na een overgangsperiode zal de douaneschuld ontstaan op de plaats waar de importeur is geregistreerd, en niet meer op de plaats waar de douaneaangifte wordt ingediend. Dit is een belangrijke vereenvoudiging voor marktdeelnemers, met name kmo’s, in het kader van het nieuwe partnerschap met het bedrijfsleven. Daartegenover staat dat de douaneautoriteiten meer mogelijkheden hebben om toezicht en controle uit te oefenen op gevestigde importeurs. Douanerechten zijn traditionele eigen middelen van de EU-begroting. Een deel van die rechten wordt door de lidstaten ingehouden als inningskosten, maar met de nieuwe bepalingen zou de verdeling daarvan geleidelijk kunnen wijzigen. Verder wordt het bedrag van de rechten bepaald door de importeur of de exporteur, en door de verantwoordelijke douaneautoriteit, maar alleen wanneer de importeur dit niet heeft gedaan. Bij e-commerce ontstaat de douaneschuld bij de gelijkgestelde importeur al op het moment waarop de aankoop wordt betaald, vergelijkbaar met wat in het kader van de btw het geval is. Aangezien dit echter het geval kan zijn ruim voordat de goederen fysiek in de Unie aankomen, kunnen de tussenpersonen in de e-commerce worden gemachtigd om de werkelijk verschuldigde rechten te melden en periodiek betalingen te verrichten, die worden geïnd door de lidstaat van vestiging en registratie. 

    De afgelopen jaren hebben de douanediensten blijk gegeven van veerkracht en reactievermogen om crises het hoofd te bieden. Crisissituaties vereisen specifieke reacties — die strikter kunnen zijn, of ook flexibeler waarbij uitzonderingen worden toegestaan —, die in de hele EU echter op dezelfde wijze moeten worden toegepast. In titel XI zijn crisisbepalingen direct in het douanewetboek van de Unie opgenomen. Voor verschillende crisisscenario’s zal de EU-douaneautoriteit protocollen en procedures ontwikkelen, zoals de toepassing van gemeenschappelijke risicocriteria, passende risicobeperkende maatregelen en een samenwerkingskader, en ervoor zorgen dat deze worden toegepast en uitgevoerd, nadat de Commissie daartoe bij uitvoeringshandeling heeft besloten.

    Tot nu toe ontbrak het de EU aan een duidelijke operationele beheerstructuur voor de douane-unie, die is opgewassen tegen de uitdagingen van onze tijd. In titel XII wordt in de verordening een EU-douaneautoriteit opgericht en worden de taken, verantwoordelijkheden en governance van deze autoriteit vastgesteld. De Commissie kan haar belasten met de ontwikkeling en exploitatie van de EU-douanedatahub. Zij zal het risicobeheer op EU-niveau uitvoeren en controleaanbevelingen doen aan de nationale douaneautoriteiten. Beide functies zijn van fundamenteel belang om de douanecapaciteiten in de hele Unie te versterken en de douane-unie naar een hoger niveau te tillen. De EU-douaneautoriteit zal ook het douaneoptreden in de hele EU actief coördineren en politieke prioriteiten voor de werking van de douane-unie ten uitvoer leggen. De EU-douaneautoriteit zal op EU-niveau samenwerken met andere agentschappen, organen en netwerken, zoals Europol, Frontex of ECHA. Zij zal ook de samenwerking tussen overheden vergemakkelijken, met inbegrip van de werkzaamheden van deskundigengroepen, opleidingen en de uitwisseling van ambtenaren tussen landen. 

    Volgens recente rechtspraak van het Hof van Justitie 38 komt de bevoegdheid om de plaats van de zetel van een EU-agentschap vast te stellen, toe aan de Uniewetgever, die daartoe dient te handelen overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de inhoudelijk relevante Verdragsbepalingen. De Commissie achtte het passend om in haar voorstel de naam van de stad waar de EU-douaneautoriteit haar zetel zal hebben, open te laten. De criteria die in het desbetreffende besluitvormingsproces in aanmerking moeten worden genomen en op de gemeenschappelijke aanpak gebaseerd zijn, zijn opgenomen in een overweging waarin de redenen voor het relevante artikel worden uiteengezet. De keuze van de plaats van de zetel moet gebaseerd zijn op een transparante sollicitatieprocedure die vóór het einde van de wetgevingsprocedure moet worden afgerond. Sollicitaties moeten door de lidstaten worden ingediend, aangezien de vestiging van een gedecentraliseerd EU-agentschap een duidelijke verbintenis van de betrokken lidstaat vereist. De Commissie is klaar om te helpen bij de evaluatie van deze criteria en zal actief samenwerken met de medewetgevers bij de keuze van de zetel, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2022 en in overeenstemming met haar institutionele verantwoordelijkheid.

    Om hun missie te vervullen, werken de douaneautoriteiten nauw en regelmatig samen met markttoezichtautoriteiten, sanitaire en fytosanitaire controleautoriteiten, rechtshandhavingsautoriteiten en -instanties, grensbeheerautoriteiten, milieubeschermingsinstanties, deskundigen op het gebied van cultuurgoederen en tal van andere autoriteiten die belast zijn met sectoraal beleid. Titel XIII voorziet in een nieuw kader voor gestructureerde samenwerking tussen de douane en die autoriteiten op vier gebieden: wet- en regelgeving, gegevensuitwisseling, strategieontwikkeling en gecoördineerde actie. Bij deze samenwerking zullen gemeenschappelijke toezichts- en controlestrategieën worden ontwikkeld om de specifieke problemen aan te pakken. De maatregelen die de douane ter ondersteuning van andere beleidsterreinen kan nemen, zijn beter omschreven, zodat in de sectorale wetgeving naar het douanewetboek kan worden verwezen. Internationale samenwerking en douanediplomatie zijn belangrijker en de samenwerking met partners wordt versterkt en kan de uitwisseling van douanegegevens omvatten.

    De nationale praktijken inzake douaneovertredingen en de daarmee samenhangende sancties verschillen aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat, wat tot uiteenlopende behandelingen en verstoringen in het goederenverkeer leidt. In titel XIV introduceert de hervorming een minimale gemeenschappelijke basis van handelingen of verzuimen die een douaneovertreding vormen, en een minimale gemeenschappelijke basis van niet-strafrechtelijke sancties, evenals gemeenschappelijke beginselen, zonder dat de procedurele rechtsorde van de lidstaten wordt gewijzigd en waarbij zij de mogelijkheid krijgen extra douaneovertredingen en nationale sancties toe te voegen. In het geval van douaneovertredingen die betrekking hebben op meer dan één lidstaat, is het zaak dat de autoriteiten samenwerken. Met het oog op transparantie zullen alle besluiten in verband met douaneovertredingen en de sancties daarop in de EU-douanedatahub worden verzameld. 

    De slotbepalingen in titel XV bevatten een tijdschema voor de voortzetting van de huidige praktijk met douaneaangiften in de nationale systemen en de overgang naar het nieuwe systeem. De EU-douanedatahub zal geleidelijk worden ontwikkeld, te beginnen met de nieuwe aanpak voor e-commerce. Bedrijven kunnen vanaf januari 2032 gebruik gaan maken van de EU-douanedatahub en zullen dat uiterlijk in 2037 moeten doen, wanneer de hub volledig operationeel zal zijn. De EU-douaneautoriteit zal geleidelijk worden opgericht en zal haar taken vanaf 2028 op zich nemen. 

    2023/0156 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, tot oprichting van de douaneautoriteit van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 952/2013

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33, 114 en 207,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 39 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Unie en de werking van de interne markt zijn gegrondvest op de douane-unie. In het belang van de marktdeelnemers en de douaneautoriteiten in de Unie is in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 40 (hierna “het wetboek” genoemd) de douanewetgeving die over verschillende wetgevingsbesluiten was verspreid, samengebracht in één enkele handeling die de algemene regels en procedures bevat, om de uitvoering van de tarief- en andere maatregelen te waarborgen die op het niveau van de Unie zijn ingevoerd in het kader van het goederenverkeer tussen de Unie en landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie, evenals de bepalingen betreffende de inning van invoerheffingen. De douaneautoriteiten van de lidstaten moeten deze regels in de praktijk brengen door onder andere uitvoering te geven aan douaneregelingen, risicoanalyses en controles te verrichten, en sancties op te leggen in geval van douaneovertredingen.

    (2)Bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn op verschillende gebieden tekortkomingen aan het licht gekomen. Dit zijn onder meer: de ontoereikende/ondoeltreffende maatregelen om te waarborgen dat de Unie en haar burgers de bescherming tegen niet-financiële risico’s genieten die ten aanzien van goederen in het kader van andere beleidsmaatregelen van de Unie dan de douanewetgeving is vastgesteld; de mate waarin de douaneautoriteiten het steeds grotere aantal afstandsverkopen van uit derde landen ingevoerde goederen (e-commercetransacties) doeltreffend kunnen afwikkelen; de capaciteit van de bij Verordening (EU) nr. 952/2013 gecreëerde architectuur van IT-systemen om de douaneprocessen te digitaliseren, teneinde gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang, met name met technologieën die gebaseerd zijn op de exploitatie van gegevens; het gebrek aan doeltreffende governancestructuren van de douane-unie, wat heeft geleid tot uiteenlopende praktijken en een niet-uniforme uitvoering van de regels in de lidstaten. Door deze tekortkomingen ontstaan er belemmeringen voor de goede werking van de douane-unie en dus van de interne markt, als gevolg van de interne en externe risico’s en bedreigingen.

    (3)In de douanewetgeving moet rekening wordt gehouden met de snelle ontwikkeling van mondiale handelspatronen, technologieën, bedrijfsmodellen en de behoeften van belanghebbenden, waaronder burgers. Daarom moet Verordening (EU) nr. 952/2013 op een groot aantal punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot intrekking en vervanging van die verordening te worden overgegaan.

    (4)Om te voorzien in doeltreffende instrumenten ter verwezenlijking van de doelstellingen van de douane-unie, moet een aantal voorschriften en procedures die bepalen hoe goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, worden herzien en vereenvoudigd. Er moet een moderne, geïntegreerde omgeving van interoperabele elektronische diensten worden gecreëerd voor het verzamelen, verwerken en uitwisselen van informatie die relevant is voor de uitvoering van de douanewetgeving (de douanedatahub van de Europese Unie, hierna “EU-douanedatahub” genoemd). Er moet een douaneautoriteit van de Europese Unie (hierna “EU-douaneautoriteit” genoemd) worden opgericht als een centrale operationele instantie die de governance van de douane-unie op specifieke gebieden coördineert.

    (5)Sinds de vaststelling van Verordening (EU) nr. 952/2013 heeft de rol van de douaneautoriteiten zich ontwikkeld in die zin dat zij steeds vaker Unie- en nationale wetgeving zijn gaan toepassen waarin vereisten zijn vastgesteld voor goederen die aan douanetoezicht zijn onderworpen, met name niet-financiële vereisten waaraan goederen moeten voldoen om de interne markt te mogen binnenkomen en er te circuleren. Deze niet-financiële taken zijn in de loop der jaren exponentieel toegenomen in overeenstemming met de toenemende verwachtingen van bedrijven en burgers van de Unie op het gebied van veiligheid, toegankelijkheid voor personen met een handicap, duurzaamheid, de gezondheid en het leven van mens, dier en plant, het milieu en de bescherming van mensenrechten en waarden van de Unie. Er moeten nieuwe instrumenten, zoals het digitale productpaspoort, worden ingevoerd om te waarborgen dat andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast met betrekking tot producten, aan deze verwachtingen blijft voldoen. Daarom moet er rekening worden gehouden met de toename van de niet-financiële risico’s, zowel in aantal als in complexiteit, door in de missie van de douaneautoriteiten een specifieke verwijzing op te nemen naar de bescherming van al deze openbare belangen en, in voorkomend geval, nationale wetgevingen, in nauwe samenwerking met andere autoriteiten. 

    (6)In het licht van de ontwikkeling van de rol die de douaneautoriteiten vervullen en van de bedrijfsmodellen waarmee zij te maken krijgen, en om deze autoriteiten in staat te stellen “als één” op te treden en aan de goede werking van de interne markt bij te dragen, moet de missie waarmee zij zijn belast, middels een nauwkeurigere omschrijving van hun doelstellingen en taken worden gepreciseerd.

    (7)Sommige definities in Verordening (EU) nr. 952/2013 moeten worden aangepast om rekening te houden met het bredere toepassingsgebied van deze verordening, om ze in overeenstemming te brengen met de definities in andere Uniehandelingen, en om terminologie die in verschillende sectoren uiteenlopende betekenissen heeft, te verduidelijken. In de douanewetgeving moeten nieuwe definities worden opgenomen om de rollen en verantwoordelijkheden van bepaalde actoren in de douaneprocessen te verduidelijken. In het geval van de importeur en de exporteur moeten nieuwe definities deze personen aansprakelijk stellen voor de conformiteit van de goederen, ook voor financiële en niet-financiële risico’s, teneinde het douanetoezicht te versterken. In het geval van het nieuwe concept “gelijkgestelde importeur” moeten nieuwe definities waarborgen dat in sommige gevallen, in het kader van een onlineverkoop van buiten de Unie, een marktdeelnemer, en niet de consument, wordt aangemerkt als importeur en de overeenkomstige verantwoordelijkheden op zich neemt. Er moeten ook nieuwe definities worden ingevoerd met betrekking tot het bredere toepassingsgebied van de bepalingen inzake douanetoezicht, risicobeheer en douanecontroles.

    (8)Naast hun traditionele rol om douanerechten, btw en accijnzen te innen en de douanewetgeving toe te passen, spelen de douaneautoriteiten ook een cruciale rol bij de handhaving van andere Uniewetgeving en, in voorkomend geval, andere nationale wetgeving die betrekking heeft op douaneaangelegenheden. Er moet een definitie van deze “andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving” worden ingevoerd om een doeltreffend kader op te zetten dat de toepassing van en het toezicht op deze specifieke vereisten voor goederen regelt. De verboden of beperkingen in kwestie kunnen gerechtvaardigd zijn uit hoofde van, onder meer, de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit en de bescherming van industriële of commerciële eigendom en van andere openbare belangen, daaronder begrepen controles op drugsprecursoren, goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, en liquide middelen. Het concept van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving moet ook handelspolitieke maatregelen en instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visserij omvatten, alsook beperkende maatregelen die zijn vastgesteld op grond van artikel 215 VWEU.

    (9)Om de rechtsduidelijkheid te vergroten, moeten bepaalde regels met betrekking tot douanebeschikkingen worden gewijzigd. Ten eerste moet worden verduidelijkt dat de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de autoriteit van de plaats van vestiging van de aanvrager is, omdat de plaats van vestiging het belangrijkste beginsel wordt volgens hetwelk bepaalde marktdeelnemers, onder bepaalde voorwaarden en gedurende een vooraf bepaalde periode, onder voorbehoud van herziening, in aanmerking kunnen komen voor de bij deze verordening ingevoerde vereenvoudigingen en de douanerechten kunnen betalen waar zij gevestigd zijn. Ten tweede moet de termijn van maximaal 30 dagen waarbinnen een aanvrager aanvullende inlichtingen aan de douaneautoriteiten moet verstrekken wanneer deze van mening zijn dat de aanvraag voor een beschikking niet alle vereiste inlichtingen bevat, ten behoeve van de volledigheid en de rechtsduidelijkheid ook worden vermeld.

    (10)Er moet worden verduidelijkt wat het gevolg is wanneer een douaneautoriteit niet binnen de vastgestelde termijnen een beschikking op aanvraag afgeeft. Tevens moet het beginsel worden vastgelegd dat de aanvraag in dat geval wordt geacht te zijn afgewezen en dat de aanvrager daartegen beroep kan aantekenen overeenkomstig de algemene regel inzake douanebeschikkingen.

    (11)Zoals door de Europese Rekenkamer 41 en in de evaluatie van de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 952/2013 werd benadrukt, is het ook wenselijk om het gebrek aan uniform toezicht op de naleving van de in douanebeschikkingen vastgestelde criteria en verplichtingen aan te pakken door de desbetreffende bepalingen aan te scherpen. Enerzijds moeten de houders van beschikkingen niet alleen voldoen aan de verplichtingen die in de desbetreffende beschikking zijn vastgesteld, maar moeten zij er ook voortdurend op toezien dat zij deze verplichtingen naleven, en zichzelf zo organiseren dat dit (eigen) toezicht eventuele fouten in hun douaneprocessen kan voorkomen, beperken of verhelpen. Anderzijds moeten de douaneautoriteiten regelmatig toezicht houden op de uitvoering van douanebeschikkingen door de houders van dergelijke beschikkingen, met name wanneer deze minder dan drie jaar zijn gevestigd en daardoor een groter risico kunnen inhouden, om ervoor te zorgen dat die personen de in de douanebeschikking vastgestelde verplichtingen naleven. Dit is met name van belang wanneer die personen een specifieke status hebben, zoals die van geautoriseerde marktdeelnemer (AEO) of Trust&Check-ondernemer, aan wie verschillende faciliteiten bij de douaneprocessen worden verleend. Om het risicobeheer op het niveau van de Unie te versterken, moeten de douaneautoriteiten de EU-douaneautoriteit ook in kennis stellen van alle op aanvraag afgegeven beschikkingen en van het toezicht dat erop wordt uitgeoefend, zodat hiermee rekening kan worden gehouden bij het risicobeheer.

    (12)Naast beschikkingen betreffende bindende tariefinlichtingen (BTI-beschikkingen) en beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen (BOI-beschikkingen), die de douaneautoriteiten op aanvraag en onder bepaalde voorwaarden afgeven, zijn bij Gedelegeerde Verordening (EU) .../... 42 van de Commissie beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen (BWI-beschikkingen) in de douanewetgeving opgenomen. In het belang van de gebruikers van de douanewetgeving moeten de regels voor deze drie soorten beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in dezelfde rechtshandeling worden vastgelegd.

    (13)De rechten en verplichtingen van de personen die verantwoordelijk zijn voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en verlaten, moeten duidelijker worden omschreven. De eerste verplichting voor personen die regelmatig douanehandelingen verrichten, is net als voorheen dat zij geregistreerd moeten zijn bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar ze gevestigd zijn. Eén registratie moet voor de hele douane-unie geldig zijn en moet actueel zijn. Marktdeelnemers moeten daarom verplicht zijn de douaneautoriteiten elke wijziging in hun registratiegegevens mee te delen. De personen die verantwoordelijk zijn voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en verlaten, zijn aansprakelijk voor alle risico’s die de goederen inhouden voor de veiligheid van de burger, alsmede voor alle risico’s voor de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, het milieu of de consument. Ook de verplichtingen van de importeur moeten worden vastgesteld, met name de verplichting om in het douanegebied van de Unie te zijn gevestigd, en de uitzonderingen op die verplichting. Deze moeten aanknopen bij de bestaande regels voor de aangever die in de Unie moet gevestigd zijn. Evenzo moeten de verplichtingen van de exporteur worden vastgesteld.

    (14)Ook de verplichtingen van de gelijkgestelde importeurs, die verschillen van de verplichtingen die van toepassing zijn op [de overige] importeurs, moeten worden verduidelijkt. Met name moet worden bepaald dat de gelijkgestelde importeur de douaneautoriteiten niet alleen de gegevens moet verstrekken die nodig zijn om de verkochte goederen in het vrije verkeer te brengen, maar ook de informatie die de gelijkgestelde importeur voor btw-doeleinden moet verzamelen. Deze informatie is opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad 43

    (15)Marktdeelnemers die aan bepaalde criteria en voorwaarden voldoen om door de douaneautoriteiten als compliante en betrouwbare ondernemers te worden aangemerkt, kunnen de AEO-status krijgen en daardoor profiteren van faciliteiten in douaneprocessen. De AEO-regeling garandeert weliswaar dat de ondernemers die het merendeel van de handel in de Unie voor hun rekening nemen, betrouwbaar zijn, maar vertoont ook een aantal zwakke punten die in de evaluatie van Verordening (EU) nr. 952/2013 en in de bevindingen van de Europese Rekenkamer voor het voetlicht zijn gebracht. Om tegemoet te komen aan deze punten van zorg, met name over de uiteenlopende nationale praktijken en de uitdagingen met betrekking tot het toezicht op de naleving van de AEO-regeling, moeten de regels worden gewijzigd om de douaneautoriteiten ertoe te verplichten ten minste om de drie jaar toezicht te houden op de naleving.

    (16)De wijzigingen in de douaneprocessen en in de werkwijze van de douaneautoriteiten vereisen een nieuw partnerschap met de marktdeelnemers, de zogenaamde Trust&Check-ondernemersregeling. De criteria en voorwaarden om Trust&Check-ondernemer te worden, moeten voortbouwen op de AEO-criteria, maar ook garanderen dat de ondernemer als transparant wordt beschouwd voor de douaneautoriteiten. Daarom moet van Trust&Check-ondernemers worden verlangd dat zij de douaneautoriteiten toegang verlenen tot hun elektronische systemen, waarin (de naleving van) hun verplichtingen en de bewegingen van hun goederen worden geregistreerd. De transparantie moet gepaard gaan met bepaalde voordelen, met name de mogelijkheid om goederen vrij te geven namens de douane zonder dat deze actief hoeft op te treden, tenzij goedkeuring vóór vrijgave vereist is op grond van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, en om de betaling van de douaneschuld uit te stellen. Aangezien deze werkwijze geleidelijk in de plaats moet komen van die op basis van douaneaangiften, moet de douaneautoriteiten de verplichting worden opgelegd om herbeoordelingen van de bestaande AEO-vergunningen voor douanevereenvoudigingen te verrichten totdat de overgangsperiode is afgelopen.

    (17)De wijzigingen in de douaneprocessen vereisen ook dat de rol van douanevertegenwoordigers wordt verduidelijkt. Zowel directe als indirecte vertegenwoordiging moet mogelijk blijven, maar er moet worden verduidelijkt dat de indirecte vertegenwoordiger van een importeur of exporteur alle verplichtingen van de importeur of exporteur op zich neemt, niet alleen de verplichting om de douaneschuld te betalen of zekerheid te stellen, maar ook de naleving van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving. Om die reden moeten douanevertegenwoordigers woonachtig zijn in het douanegebied van de Unie waar zij een importeur of exporteur vertegenwoordigen, om te garanderen dat naar behoren rekenschap wordt afgelegd voor financiële en niet-financiële aspecten. Het gebruik van een in de Unie gevestigde indirecte douanevertegenwoordiger biedt importeurs en exporteurs die geen commerciële aanwezigheid in de Unie hebben, derhalve een beschikbaar en evenredig alternatief. Bovendien kunnen in derde landen gevestigde douanevertegenwoordigers hun diensten in de Unie blijven verlenen wanneer zij personen vertegenwoordigen die niet in het douanegebied van de Unie gevestigd hoeven te zijn.

    (18)Om een uniform niveau van digitalisering te waarborgen en een gelijk speelveld te creëren voor marktdeelnemers in alle lidstaten, moet een EU-douanedatahub worden opgericht, dat wil zeggen een omgeving van gecentraliseerde, beveiligde en cyberbestendige elektronische diensten en systemen voor douanedoeleinden. De EU-douanedatahub moet de kwaliteit, integriteit, traceerbaarheid en onweerlegbaarheid van de daarin verwerkte gegevens waarborgen, zodat de verzender noch de ontvanger later het bestaan van de uitwisseling van gegevens kan betwisten. De EU-douanedatahub moet voldoen aan de relevante regelgeving voor de verwerking van persoonsgegevens en cyberbeveiliging. De Commissie en de lidstaten moeten het concept van de EU-douanedatahub samen ontwikkelen. De Commissie moet ook worden belast met het beheer, de implementatie en het onderhoud van de EU-douanedatahub, hetgeen zij aan een ander orgaan van de Unie kan delegeren.

    (19)In overeenstemming met recente rechtspraak van het Europese Hof van Justitie 44 moet worden verduidelijkt dat de geautomatiseerde uitwisseling van inlichtingen tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten via en door de EU-douanedatahub de verantwoordelijkheid van die autoriteiten of van die marktdeelnemers met betrekking tot de betrokken douaneprocessen niet uitsluit. Zelfs wanneer de betrokkenheid van de douaneautoriteiten beperkt is tot die elektronische communicatie via de EU-douanedatahub, moet een maatregel worden geacht door die autoriteiten te zijn aangenomen alsof de EU-douanedatahub namens die autoriteiten handelde.

    (20)De EU-douanedatahub moet de uitwisseling van gegevens met andere systemen, platforms of omgevingen mogelijk maken met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van de gegevens die de douane bij de uitvoering van haar taken gebruikt, en met het oog op het delen van relevante douanegegevens met andere autoriteiten, teneinde de doeltreffendheid van de controles op de interne markt te vergroten. In overeenstemming met de aanpak die is uiteengezet in Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad 45 en het Europees interoperabiliteitskader 46 moet de EU-douanedatahub grens- en sectoroverschrijdende interoperabiliteit in Europa bevorderen. Zij moet het potentieel benutten van bestaande bronnen van informatie over risico’s die op het niveau van de Unie beschikbaar zijn, zoals de systemen voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) en voor non-foodproducten (Safety Gate), het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) en het IP Enforcement Portal. Zij moet de ontwikkeling ondersteunen van strategische en operationele samenwerking, met inbegrip van inlichtingenuitwisseling en interoperabiliteit, tussen douaneautoriteiten en andere autoriteiten, instanties en diensten, binnen hun respectieve bevoegdheden. Daarnaast moet de EU-douanedatahub een breed scala aan geavanceerde gegevensanalyse aanbieden, onder meer door het gebruik van artificiële intelligentie. Die gegevensanalyse moet risicoanalyse, economische analyse en voorspellende analyse mogelijk maken om te anticiperen op mogelijke risico’s bij zendingen die de Unie binnenkomen of verlaten. Om te zorgen voor een beter toezicht op de handelsstromen en een gestroomlijnde samenwerking met andere autoriteiten dan de douane, moet de EU-douanedatahub gebruik kunnen maken van het samenwerkingskader van de EU-éénloketomgeving voor de douane en, wanneer dat kader niet kan worden gebruikt, die autoriteiten een specifieke dienst aanbieden via welke zij de relevante gegevens kunnen ontvangen, inlichtingen verstrekken aan en uitwisselen met de douaneautoriteiten en er zorg voor zorgen dat de sectorale vereisten worden nageleefd. Dit zou nodig zijn indien de andere autoriteiten niet beschikken over een elektronisch systeem dat met de EU-douanedatahub kan worden samengevoegd.

    (21)Naast de EU-douanedatahub kunnen de lidstaten hun eigen toepassingen ontwikkelen om gebruik te maken van gegevens van de EU-douanedatahub. Te dien einde kunnen zij, ook om de aanlooptijd te verkorten, de EU-douaneautoriteit met de financiering en het mandaat voor de ontwikkeling van dergelijke toepassingen belasten. In dat geval moet de EU-douaneautoriteit de toepassingen ontwikkelen ten behoeve van alle lidstaten. Dit kan gebeuren door toepassingen met openbroncode te ontwikkelen in overeenstemming met het kader voor delen en hergebruiken.

    (22)De EU-douanedatahub moet de hieronder beschreven gegevensstroom mogelijk maken. Marktdeelnemers moeten alle relevante gegevens die nodig zijn om aan de douanewetgeving te voldoen, in de hub kunnen indienen of via de hub beschikbaar kunnen stellen. Die gegevens moeten op het niveau van de Unie worden verwerkt en met Uniebrede risicoanalyse worden verrijkt. De daaruit voortvloeiende gegevens moeten ter beschikking worden gesteld van de douaneautoriteiten van de lidstaten, die de gegevens gebruiken om aan hun verplichtingen te voldoen. Tot slot moet het resultaat van de controles die worden verricht na het opvragen van gegevens uit de EU-douanedatahub, aan die datahub worden teruggemeld.

    (23)De gegevens die bij de EU-douanedatahub worden ingediend, zijn grotendeels niet-persoonsgegevens die worden ingediend door marktdeelnemers en die betrekking hebben op de door hen verhandelde goederen. Deze gegevens zullen echter ook persoonsgegevens omvatten, met name de namen van personen die voor een marktdeelnemer of een autoriteit optreden. Om te waarborgen dat persoonsgegevens en commerciële informatie evenzeer worden beschermd, moeten bij deze verordening specifieke toegangsregels, regels inzake vertrouwelijkheid en voorwaarden voor het gebruik van de EU-douanedatahub worden vastgesteld. Er moet met name worden vastgesteld welke entiteiten gegevens die in de EU-douanedatahub zijn opgeslagen of daar anderszins beschikbaar zijn, mogen benaderen en verwerken, naast personen, de Commissie, de douaneautoriteiten en de EU-douaneautoriteit, waarbij een evenwicht wordt gehouden tussen de behoeften van die entiteiten en de behoefte om te waarborgen dat de voor douanedoeleinden verzamelde persoonsgegevens en vertrouwelijke informatie zo weinig mogelijk voor andere doeleinden worden gebruikt.

    (24)Om te garanderen dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn onderzoeksbevoegdheden kan uitoefenen met betrekking tot frauduleuze activiteiten die de belangen van de Unie schaden, is het passend dat OLAF de gegevens van de EU-douanedatahub op nagenoeg dezelfde wijze kan benaderen als de Commissie. OLAF moet daarom het recht krijgen om de gegevens te verwerken overeenkomstig de voorwaarden inzake gegevensbescherming in de desbetreffende Uniewetgeving, daaronder begrepen Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 47 en Verordening (EG) nr. 515/97 48 van de Raad. Om te garanderen dat het EOM zijn onderzoeken naar douanegerelateerde aangelegenheden kan verrichten, moet het het recht krijgen om toegang tot de gegevens in de EU-douanedatahub te vragen. Om de functies die in de nationale IT-systemen van de lidstaten worden uitgevoerd, te behouden, moeten de belastingautoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid krijgen om ofwel gegevens rechtstreeks in de EU-douanedatahub te verwerken ofwel gegevens uit de EU-douanedatahub op te halen en met andere middelen te verwerken. In die zin moeten de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor voedselveiligheid overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad 49 en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor markttoezicht overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020, de juiste diensten en instrumenten in de EU-douanedatahub tot hun beschikking krijgen, zodat zij de relevante douanegegevens kunnen gebruiken om de desbetreffende Uniewetgeving te helpen handhaven en samen te werken met de douaneautoriteiten om de risico’s dat niet-conforme producten de Unie binnenkomen, tot een minimum te beperken. Het is passend dat Europol op verzoek toegang heeft tot gegevens in de EU-douanedatahub om zijn taken als omschreven in Verordening (EU) 2016/794 50 van het Europees Parlement en de Raad te kunnen uitvoeren. Alle andere organen en autoriteiten van de Unie en de lidstaten, met inbegrip van het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), moeten toegang hebben tot niet-persoonsgegevens in de EU-douanedatahub.

    (25)De regels en bepalingen betreffende de toegang tot de EU-douanedatahub en de inlichtingenuitwisseling mogen geen afbreuk doen aan het douane-informatiesysteem (DIS) dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad, en aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 24 van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese grens- en kustwacht.

    (26)De Commissie moet de voorwaarden voor de toegang van al deze autoriteiten in uitvoeringsbepalingen vaststellen, nadat zij een beoordeling heeft verricht van de bestaande waarborgen waarin elke autoriteit of categorie van autoriteiten heeft voorzien om de correcte behandeling van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens te waarborgen.

    (27)Het is passend dat de EU-douanedatahub persoonsgegevens gedurende maximaal tien jaar bewaart. Deze periode is gerechtvaardigd gelet op het feit dat de douaneautoriteiten kennis mogen geven van een douaneschuld tot tien jaar nadat zij de nodige informatie over een zending hebben ontvangen, en ook om te garanderen dat de Commissie, de EU-douaneautoriteit, OLAF, de douane- en andere autoriteiten de informatie in de EU-douanedatahub kunnen toetsen aan de informatie die is opgeslagen in en wordt uitgewisseld met andere systemen. Bovendien moet deze periode worden afgestemd op de bewaartermijn die in andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving is bepaald, indien die wetgeving relevant is voor douanecontroles. Het is ook passend dat wanneer persoonsgegevens vereist zijn in het kader van gerechtelijke en administratieve procedures, onderzoeken en controles na vrijgave, de bewaartermijn wordt geschorst om te voorkomen dat persoonsgegevens worden gewist en niet voor die doeleinden kunnen worden gebruikt.

    (28)De bescherming van persoonsgegevens en andere gegevens in de EU-douanedatahub moet ook regels omvatten over de beperking van de rechten van betrokkenen. Daarom is het passend dat de douaneautoriteiten, de Commissie of de EU-douaneautoriteit het recht van betrokkenen zo nodig kunnen beperken om te vermijden dat handhavingsactiviteiten, risicoanalyses en douanecontroles in het gedrang komen. Bovendien kunnen dergelijke beperkingen ook worden toegepast wanneer dat nodig is ter bescherming van gerechtelijke of administratieve procedures naar aanleiding van handhavingsactiviteiten. De beperkingen moeten naar behoren worden gemotiveerd in het licht van de activiteiten en prerogatieven van de douane en mogen niet langer duren dan nodig is om die prerogatieven te vrijwaren.

    (29)De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening dient te geschieden in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad of Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad, binnen het respectieve toepassingsgebied ervan.

    (30)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op […] een advies uitgebracht.

    (31)Een component voor douanerisicobeheer op het niveau van de Unie is van fundamenteel belang voor een geharmoniseerde toepassing van douanecontroles in de lidstaten. Er bestaat momenteel een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer dat de mogelijkheid biedt om gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en -normen op het gebied van financiële risico’s vast te stellen met het oog op de uitvoering van douanecontroles, maar dit kader vertoont aanzienlijke tekortkomingen. Om het gebrek aan een geharmoniseerde toepassing van douanecontroles en een geharmoniseerd risicobeheer, dat de financiële en niet-financiële belangen van de Unie en van de lidstaten schaadt, te verhelpen, moeten de regels worden herzien en een robuustere risicobeheeraanpak worden vastgesteld die zowel financiële als niet-financiële risico’s bestrijdt. Hierbij moeten ook de structurele uitdagingen op het gebied van het risicobeheer van financiële risico’s die door de Europese Rekenkamer zijn vastgesteld, worden aangepakt. Het is met name passend om te beschrijven welke activiteiten deel uitmaken van het douanerisicobeheer, in het kader van een cyclische aanpak. Het is ook zaak om de rollen en verantwoordelijkheden van de Commissie, de EU-douaneautoriteit en de douaneautoriteiten van de lidstaten vast te stellen. Het is ook van essentieel belang te bepalen dat de Commissie gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en -normen kan vaststellen en specifieke terreinen van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving kan aanwijzen die prioritair in aanmerking komen voor gemeenschappelijk risicobeheer en controles, zonder dat de veiligheid in het gedrang komt.

    (32)Het is daarom passend te voorzien in risicobeheeractiviteiten op het niveau van de Unie en in bepalingen die garanderen dat op het niveau van de Unie uitgebreide gegevens worden verzameld die relevant zijn voor risicobeheer, daaronder begrepen de resultaten en de evaluatie van alle controles. Dit bewerkstelligt een gemeenschappelijke risicoanalyse en de afgifte van overeenkomstige controleaanbevelingen van de Unie aan de douaneautoriteiten. Die controleaanbevelingen moeten worden gevolgd of er moet worden gemotiveerd waarom dat niet gebeurt. Ook moet worden voorzien in de mogelijkheid om een instructie te geven dat voor de Unie bestemde goederen niet mogen worden geladen of vervoerd. De analyse van risico’s en dreigingen op Unieniveau moet gebaseerd zijn op voortdurend geactualiseerde gegevens op Unieniveau en moet aangeven welke maatregelen en controles moeten worden uitgevoerd aan de grensdoorlaatposten waar goederen het grondgebied van de Unie binnenkomen of verlaten. In het kader van de samenwerking met rechtshandhavings- en veiligheidsautoriteiten in het bijzonder moet het risicobeheer op het niveau van de Unie waar mogelijk bijdragen aan en profiteren van strategische analyses en dreigingsevaluaties die op het niveau van de Unie worden uitgevoerd, met inbegrip van die welke worden uitgevoerd door het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), teneinde bij te dragen aan de efficiënte en doeltreffende preventie en bestrijding van criminaliteit.

    (33)Het proces van plaatsing van goederen onder een douaneregeling moet worden herzien om rekening te houden met de nieuwe rollen en verantwoordelijkheden van de bij de regeling betrokken personen. Zo moet de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van de informatie aan de douaneautoriteiten bij de persoon komen te liggen die verantwoordelijk is voor de goederen: de importeur, de exporteur of de houder van de regeling douanevervoer, in tegenstelling tot de aangever. Zij moeten de gegevens aan de douane verstrekken of ter beschikking stellen zodra deze beschikbaar zijn en in elk geval voordat de goederen voor een douaneregeling worden vrijgegeven, zodat de douaneautoriteiten een risicoanalyse kunnen verrichten en passende maatregelen kunnen nemen. Aangezien gelijkgestelde importeurs in de e-commerce een groter transactievolume hebben en de douaneschuld moeten berekenen op het tijdstip van de verkoop in plaats van op het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven, moet de termijn van hun rapportageverplichting worden aangepast. Gelijkgestelde importeurs moeten daarom uiterlijk op de dag na de aanvaarding van de betaling gegevens verstrekken over hun verkopen van in te voeren goederen. Daartegenover staat dat de douaneautoriteiten, in naar behoren gemotiveerde omstandigheden, Trust&Check-ondernemers moeten kunnen toestaan om de gegevens over hun vrijgegeven goederen in een later stadium te vervolledigen, omdat deze ondernemers voortdurend gegevens over hun transacties met de douane delen en als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Een dergelijke omstandigheid kan erin bestaan dat de definitieve douanewaarde van de goederen niet kan worden bepaald op het moment van vrijgave omdat deze afhangt van een futurescontract, of dat de relevante bewijsstukken nog moeten worden verkregen zonder dat deze van invloed zijn op de berekening van de douaneschuld.

    (34)Teneinde het douaneproces voor het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie te vereenvoudigen en ook te garanderen dat slechts één persoon verantwoordelijk is voor die goederen, moet worden bepaald dat verschillende actoren in de toeleveringsketen hun deel van de relevante informatie over de betrokken goederen verstrekken en deze aan een specifieke zending koppelen. Goederen mogen alleen worden binnengebracht als een in de Unie gevestigde importeur de verantwoordelijkheid voor die goederen op zich neemt. De importeur moet de douane informatie verstrekken over de goederen en over de douaneregeling waaronder zij moeten worden geplaatst, in een zo vroeg mogelijk stadium, zo mogelijk voordat de goederen fysiek aankomen. Een dienstverlener of douane-expediteur moet de informatie kunnen verstrekken in naam van en voor rekening van de importeur, maar de importeur blijft ervoor verantwoordelijk dat de goederen voldoen aan de vereisten inzake financiële en niet-financiële risico’s. De vervoerders die de goederen daadwerkelijk binnenbrengen, moeten ook bepaalde informatie over de goederen verstrekken vóórdat deze worden geladen of aankomen (hierna “voorafgaande vrachtinformatie” genoemd) en moeten hun informatie koppelen aan de informatie van de importeur wanneer deze eerder is ingediend, zonder dat zij noodzakelijkerwijs toegang hebben tot alle gegevens die de importeur heeft verstrekt. Om rekening te houden met de complexere toeleveringsketens en vervoersnetwerken, kan daarnaast ook van andere personen worden verlangd dat zij de informatie over de goederen die naar het douanegebied van de Unie worden gebracht, vervolledigen. De importeur, de vervoerder of iedere andere persoon die informatie aan de douane verstrekt, moet verplicht zijn deze te wijzigen wanneer hij weet dat de informatie niet langer correct is, maar wel voordat de douaneautoriteiten onregelmatigheden hebben ontdekt die zij willen controleren.

    (35)De douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats van eerste binnenkomst van de goederen, moeten een risicoanalyse van de beschikbare informatie over die goederen verrichten en het recht hebben een breed scala aan risicobeperkende maatregelen te nemen indien zij een risico ontdekken; zo kunnen zij onder meer verzoeken dat een andere douaneautoriteit of andere autoriteiten een controle verrichten vóórdat de goederen worden geladen of wanneer zij in het douanegebied van de Unie aankomen. Vervoerders weten doorgaans het best wanneer de goederen zijn aangekomen, en daarom moeten zij de douane van de aankomst in kennis stellen. Om rekening te houden met de complexere toeleveringsketens en vervoersnetwerken, kan evenwel ook van andere personen worden verlangd dat zij de douaneautoriteiten in kennis stellen van de aankomst van de goederen met het oog op hun risicoanalyse. Om ervoor te zorgen dat de douaneautoriteiten over voorafgaande vrachtinformatie beschikken over alle goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen, mag een vervoerder geen goederen lossen waarover geen informatie beschikbaar is, tenzij de douaneautoriteiten de vervoerder hebben verzocht de goederen aan te brengen of zich een noodsituatie voordoet die het lossen van de goederen vereist. Om het proces van binnenbrengen van goederen waarvoor de douaneautoriteiten over passende voorafgaande vrachtinformatie beschikken, vlot te laten verlopen, mag van een vervoerder daarentegen niet worden verlangd dat hij de goederen in alle gevallen bij de douane aanbrengt, maar alleen wanneer de douaneautoriteiten daarom verzoeken of wanneer andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving zulks vereist.

    (36)Niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, moeten worden geacht zich in tijdelijke opslag te bevinden vanaf het moment waarop de vervoerder kennisgeeft van de aankomst ervan tot het moment waarop zij onder een douaneregeling worden geplaatst, tenzij zij reeds onder de regeling douanevervoer zijn geplaatst. Om passend douanetoezicht te waarborgen, moet deze situatie in de tijd worden beperkt. Zij mag niet langer dan tien dagen duren, behalve in uitzonderlijke gevallen. Indien de importeur de goederen gedurende een langere periode moet opslaan, moeten deze zich in een douane-entrepot bevinden, waar ze zonder beperking in de tijd kunnen worden opgeslagen. De bestaande vergunningen voor tijdelijke-opslagplaatsen moeten daarom worden omgezet in vergunningen douane-entrepot indien aan de desbetreffende eisen is voldaan.

    (37)Het is noodzakelijk de regels te handhaven aan de hand waarvan wordt bepaald of goederen al dan niet Uniegoederen zijn en of de status van Uniegoederen kan worden vermoed of moet worden aangetoond, met name wanneer de goederen het douanegebied van de Unie tijdelijk verlaten.

    (38)Zodra de douaneautoriteiten op basis van een risicoanalyse over de nodige informatie voor de desbetreffende regeling beschikken, moeten zij beslissen of ze de goederen verder controleren, vrijgeven, de vrijgave weigeren of schorsen, of de termijn laten verstrijken zodat de goederen als vrijgegeven worden beschouwd. De douaneautoriteiten dienen dit zo nodig in samenwerking met andere autoriteiten te doen. Dienovereenkomstig moeten de douaneautoriteiten de vrijgave van de goederen weigeren wanneer zij over bewijzen beschikken dat de goederen niet aan de toepasselijke wettelijke vereisten voldoen. Wanneer de douaneautoriteiten andere autoriteiten moeten raadplegen om te bepalen of de goederen al dan niet conform zijn, moeten zij de vrijgave schorsen ten minste totdat het overleg plaatsvindt. In die gevallen moet de daaropvolgende beslissing van de douaneautoriteiten met betrekking tot de goederen afhangen van het antwoord van de andere autoriteiten. Om te voorkomen dat zowel bedrijven als autoriteiten worden geblokkeerd wanneer de beoordeling van de naleving enige tijd vergt, moeten de douaneautoriteiten de mogelijkheid hebben de goederen vrij te geven mits het bedrijf gedurende maximaal vijftien dagen informatie blijft verstrekken over de plaats waar de goederen zich bevinden. Om rechtszekerheid te bieden aan de bedrijven die de informatie tijdig hebben verstrekt zonder de douaneautoriteiten te verplichten op elke zending te reageren, moeten tot slot de goederen die na een redelijke termijn niet voor een controle zijn geselecteerd, als vrijgegeven worden beschouwd. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om deze termijn in gedelegeerde regels vast te stellen en zo nodig aan te passen aan het soort vervoer of het soort grensdoorlaatpost.

    (39)Voor zover Trust&Check-ondernemers de douane volledige toegang tot hun systemen, administratie en verrichtingen verlenen en als betrouwbaar worden aangemerkt, moeten zij hun goederen kunnen vrijgeven onder toezicht van de douaneautoriteiten zonder evenwel op hun tussenkomst te moeten wachten. Dienovereenkomstig moeten Trust&Check-ondernemers goederen kunnen vrijgeven voor elke regeling bij binnenbrengen bij ontvangst van de goederen op de plaats van eindbestemming of voor elke regeling bij uitgaan op de plaats van levering van de goederen. Aangezien Trust&Check-ondernemers als transparant worden aangemerkt, moeten de aankomst en/of de levering naar behoren worden geregistreerd in de EU-douanedatahub. Deze marktdeelnemers moeten worden verplicht de douaneautoriteiten te informeren wanneer zich een probleem voordoet, zodat die autoriteiten definitief over de vrijgave kunnen beslissen. Wanneer de internecontrolesystemen van de Trust&Check-ondernemers robuust genoeg zijn, moeten de douaneautoriteiten, in samenwerking met andere autoriteiten, de ondernemers kunnen toestaan bepaalde controles zelf uit te voeren. De douaneautoriteiten moeten echter de mogelijkheid behouden om de goederen te allen tijde te controleren. 

    (40)Er moet worden voorzien in maatregelen om de overgang van een systeem op basis van douaneaangiften naar een systeem op basis van informatieverstrekking aan de centrale EU-douanedatahub te organiseren. Tijdens de overgangsperiode moeten marktdeelnemers de mogelijkheid hebben om douaneaangiften in te dienen om hun voornemen goederen onder een douaneregeling te plaatsen, kenbaar te maken. Zodra de capaciteiten van de EU-douanedatahub beschikbaar zijn, moeten marktdeelnemers echter ook de mogelijkheid krijgen om via de EU-douanedatahub informatie aan de douaneautoriteiten te verstrekken of beschikbaar te stellen, en mogen de douaneautoriteiten geen enkele marktdeelnemer nog een vergunning laten aanvragen voor vereenvoudigingen met betrekking tot de douaneaangifte. Aan het einde van de overgangsperiode moeten alle vergunningen hun geldigheid verliezen, aangezien douaneaangiften niet langer zullen bestaan.

    (41)In artikel 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat producten uit derde landen worden geacht zich in het vrije verkeer te bevinden indien de invoerformaliteiten zijn vervuld en douanerechten of heffingen van gelijke werking zijn voldaan. Het in het vrije verkeer brengen mag echter niet worden opgevat als een bewijs dat andere, door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving is nageleefd, wanneer deze wetgeving specifieke eisen stelt aan goederen die op de interne markt worden verkocht of verbruikt.

    (42)Het proces van uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie moet worden gestroomlijnd en vereenvoudigd in overeenstemming met het proces van binnenbrengen. Daarom is het passend te eisen dat een in de Unie gevestigde persoon, namelijk de exporteur, verantwoordelijk is voor de goederen. De exporteur moet de douane de relevante informatie verstrekken of ter beschikking stellen voordat de goederen de Unie verlaten, met vermelding of de uit te voeren goederen Unie- of niet-Uniegoederen zijn, en de informatie zo nodig aanpassen. Om het proces te vereenvoudigen en mogelijke lacunes te vermijden, moet het concept uitvoer ook op de uitgang van niet-Uniegoederen zien en dus mede het concept “wederuitvoer” omvatten, dat vroeger als een afzonderlijk concept was geregeld.

    (43)Met het oog op een goed risicobeheer van de goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, moet het voor de uitvoer verantwoordelijke douanekantoor worden verplicht een risicoanalyse van de informatie over de goederen te verrichten en passende maatregelen te nemen of te vragen voordat de goederen uitgaan. Deze maatregelen moeten er onder meer in bestaan dat het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van verzending van de goederen en het douanekantoor van uitgang en, indien nodig, andere autoriteiten, wordt gevraagd controles te verrichten, naast de maatregelen in het kader van de vrijgave voor een douaneregeling, die ook van toepassing zijn wanneer de goederen onder de regeling uitvoer worden geplaatst.

    (44)Om ervoor te zorgen dat de tariefschorsingsregelingen ook transparant zijn, moeten de bepalingen betreffende vergunningen voor bijzondere regelingen worden gestroomlijnd. Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten met name de voorwaarden om te bepalen of een advies op Unieniveau noodzakelijk is om te beoordelen of het verlenen van een vergunning de belangen van de producenten in de Unie kan schaden, het zogenaamde onderzoek van de economische voorwaarden, worden gecodificeerd en niet in gedelegeerde voorschriften worden geregeld. Aangezien bovendien de gevolgen voor de belangen van de producenten in de Unie kan afhangen van de hoeveelheid goederen die onder de bijzondere regeling worden geplaatst, moet de EU-douaneautoriteit de bevoegdheid krijgen om een bepaalde drempel voor te stellen waaronder wordt aangenomen dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de belangen van de producenten in de Unie.

    (45)Artikel 9 van de Herziene Rijnvaartakte verwijst naar een bijlage (het Rijnmanifest) die het goederenvervoer over de Rijn en de zijrivieren ervan aanmerkt als een regeling douanevervoer over de nationale grenzen van vijf lidstaten 51 en aldus vergemakkelijkt. Volgens informatie van de douanediensten wordt het Rijnmanifest in de praktijk niet meer als douanevervoerregeling in de Rijnoeverstaten gebruikt. In plaats daarvan geschiedt het goederenvervoer over de Rijn en de zijrivieren ervan nu onder de bij het wetboek ingestelde regeling Uniedouanevervoer, via het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS). Daarom moet de verwijzing naar het Rijnmanifest worden geschrapt in de gevallen waarin een vervoer als extern douanevervoer of als Uniedouanevervoer wordt aangemerkt.

    (46)Om meer transparantie te creëren met betrekking tot de persoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de verplichtingen van de regeling Uniedouanevervoer en voor de inhoud en risico’s in verband met de zending, moet van de houder van de regeling douanevervoer worden verlangd dat hij ten minste informatie over de importeur of de exporteur verstrekt, met opgave van de reden van het vervoer, het vervoermiddel en de identificatie van de onder die regeling geplaatste goederen. Dergelijke informatie moet de douaneautoriteiten in staat stellen doeltreffender toezicht te houden op de betrokken regeling Uniedouanevervoer en een risicoanalyse te verrichten. De regeling Uniedouanevervoer moet verplicht zijn, tenzij goederen onmiddellijk bij het binnenkomen of verlaten van het douanegebied van de Unie onder een andere douaneregeling worden geplaatst. Indien de importeur of de exporteur nog niet bekend is, moet de houder van de goederen worden aangemerkt als de importeur of de exporteur van de goederen en moet hij aansprakelijk zijn voor de betaling van douanerechten en andere belastingen en heffingen. De regeling Uniedouanevervoer moet worden vervangen door douanetoezicht indien de goederen door een Trust&Check-ondernemer worden in- of uitgevoerd.

    (47)Bij een wijziging van bijlage 6 bij de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (“TIR-overeenkomst”) 52 , die op 1 juni 2021 in werking is getreden, is toelichting 0.49 gewijzigd om marktdeelnemers die aan bepaalde eisen voldoen, de mogelijkheid te bieden “toegelaten afzender” te worden, naar analogie met de bestaande faciliteiten voor marktdeelnemers die als “toegelaten geadresseerde” zijn erkend. De nieuwe mogelijkheid waarin de TIR-overeenkomst voorziet, moet worden toegevoegd om de douanewetgeving van de Unie in overeenstemming te brengen met die internationale overeenkomst.

    (48)Bij e-commercetransacties zou de toepassing van de standaardregels om de rechten te berekenen, in veel gevallen tot onevenredige administratieve lasten leiden, zowel voor de douanediensten als voor de marktdeelnemers, met name bij de inning van de inkomsten. Met het oog op de totstandbrenging van een robuuste en doeltreffende fiscale en douanebehandeling van goederen die in het kader van e-commerce uit derde landen worden ingevoerd (“afstandsverkopen van ingevoerde goederen”), moet de Uniewetgeving worden gewijzigd om de drempel af te schaffen waaronder goederen met een te verwaarlozen waarde van niet meer dan 150 EUR per zending zijn vrijgesteld van douanerechten bij invoer overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1186/2009 53 van de Raad, en om een vereenvoudigde tariefbehandeling in te voeren voor afstandsverkopen van uit derde landen ingevoerde goederen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/87 54 van de Raad (gecombineerde nomenclatuur). In het licht van deze voorgestelde wijzigingen moeten bepaalde regels van het wetboek inzake tariefindeling, oorsprong en douanewaarde worden gewijzigd om te voorzien in de vereenvoudigingen die op vrijwillige basis door de gelijkgestelde importeur kunnen worden toegepast bij de vaststelling van de douanerechten in een b2c-transactie die voor btw-doeleinden als afstandsverkoop kwalificeert. De vereenvoudigingen moeten inhouden dat het verschuldigde douanerecht kan worden berekend door een van de tarieven voor de nieuwe korven in de gecombineerde nomenclatuur toe te passen op een waarde die op eenvoudigere wijze wordt berekend. In het kader van de vereenvoudigde regels voor b2c-e-commercetransacties moet de nettoaankoopprijs exclusief btw maar inclusief de totale vervoerskosten tot de eindbestemming van het product als douanewaarde worden aangemerkt en mag geen oorsprong worden vereist. Indien de gelijkgestelde importeur evenwel in aanmerking wil komen voor preferentiële tarieven door de oorsprong van de goederen aan te tonen, kan hij dit doen door de standaardprocedures toe te passen.

    (49)Momenteel worden de douaneschulden geïnd door de lidstaat waar de douaneaangifte wordt ingediend. Het staat de ondernemer vrij om deze in te dienen in het land van eerste binnenkomst, dan wel gebruik te maken van een regeling douanevervoer en de rechten te betalen in een andere lidstaat. In 2025 zal dit systeem met de uitrol van een IT-systeem voor gecentraliseerde vrijmaking veranderen, waardoor geautoriseerde marktdeelnemers de douaneaangifte zullen kunnen indienen in de lidstaat waar zij zijn gevestigd. In het licht van deze ontwikkeling is het passend de regels voor de bepaling van de plaats waar de douaneschuld ontstaat, zodanig te wijzigen dat de invoerrechten worden betaald aan de lidstaat waar de importeur is gevestigd, omdat dit de plaats is waar de douaneautoriteit de meest volledige kennis kan hebben van de administratie, de verrichtingen en de commerciële gedragingen van marktdeelnemers, met name wanneer aan die marktdeelnemers de status van Trust&Check-ondernemer is verleend. Het is echter passend dat de douaneschuld van marktdeelnemers die geen Trust&Check-ondernemer zijn, ontstaat op de plaats waar de goederen zich fysiek bevinden, ten minste totdat het toezichtmodel is geëvalueerd.

    (50)In het geval van e-commercetransacties is het van essentieel belang te garanderen dat een douaneschuld correct wordt betaald door onlinetussenpersonen, zoals internetplatforms, die de onlineverkoop van goederen aan particuliere consumenten afwikkelen. Daarom moet worden verduidelijkt dat de gelijkgestelde importeur de persoon is die verantwoordelijk is voor de douaneschuld die zou ontstaan op het tijdstip dat de koper het e-commercebedrijf, in de meeste gevallen een internetplatform, betaalt. Om de lasten in verband met die verplichting te vereenvoudigen, kan de gelijkgestelde importeur worden gemachtigd om de verschuldigde invoerrechten te bepalen en zijn douaneschulden periodiek te betalen, en moeten de douaneautoriteiten één enkele boeking ten behoeve van de begroting van de Unie kunnen verrichten.

    (51)Het is passend het mechanisme te versterken dat moet zorgen voor een efficiënter toezicht op de uitvoering van de beperkende maatregelen ten aanzien van goederen die de Raad overeenkomstig artikel 215 VWEU kan vaststellen. In dat geval moet de EU-douaneautoriteit de Commissie en de lidstaten ondersteunen om ervoor te zorgen dat die maatregelen niet worden omzeild. De douaneautoriteiten moeten ervoor zorgen dat zij alle nodige stappen zetten om aan de maatregelen te voldoen, en zij moeten de Commissie en de EU-douaneautoriteit daarvan in kennis stellen.

    (52)Er moet een mechanisme voor crisisbeheer worden opgezet om mogelijke crises in de douane-unie aan te pakken. Het ontbreken van een dergelijk mechanisme op het niveau van de Unie werd benadrukt in het douaneactieplan 55 . Daarom moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de EU-douaneautoriteit een spilfunctie krijgt bij de voorbereiding, coördinatie en monitoring van de uitvoering van de praktische maatregelen en regelingen waartoe de Commissie in crisistijd besluit. De EU-douaneautoriteit moet tijdens de volledige duur van een crisis continu paraat blijven om te reageren.

    (53)Het bestaande governancekader van de douane-unie mist een duidelijke operationele beheerstructuur en heeft geen gelijke tred gehouden met de ontwikkeling van de douane sinds de oprichting van de douane-unie in 1968. Op grond van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn de nationale autoriteiten verantwoordelijk voor de activiteiten die verband houden met het beheer van risico’s in handelsstromen, zoals de uitvoering van controles op het terrein en de besluitvorming daartoe. Ondanks de samenwerking tussen de nationale douanediensten sinds de oprichting van de douane-unie, die in de uitwisseling van beste praktijken, deskundigheid en de ontwikkeling van gemeenschappelijke richtsnoeren heeft geresulteerd, is er geen geharmoniseerde aanpak noch geharmoniseerd operationeel kader tot stand gekomen. De lidstaten houden er uiteenlopende praktijken op na, wat de douane-unie verzwakt. Er bestaat geen centrale risicoanalysecapaciteit of gemeenschappelijke visie op risicoprioritering, douaneacties en -controles zijn slechts tot op zekere hoogte gecoördineerd en er is geen samenwerkingskader van verschillende autoriteiten ten dienste van de eengemaakte markt. Een centrale operationele component op het niveau van de Unie om deskundigheid en middelen te bundelen en gezamenlijk besluiten te nemen, moet dergelijke tekortkomingen op gebieden zoals gegevensbeheer, risicobeheer en opleiding aanpakken, zodat de douane-unie als “één geheel” kan optreden. Daarom is het passend een EU-douaneautoriteit op te richten. De oprichting van deze nieuwe autoriteit is van cruciaal belang om het efficiënte en adequate functioneren van de douane-unie te waarborgen, het douaneoptreden centraal te coördineren en de activiteiten van de douaneautoriteiten te ondersteunen.

    (54)Bij het bestuur en het functioneren van de EU-douaneautoriteit moet worden uitgegaan van de beginselen van de gezamenlijke verklaring en gemeenschappelijke aanpak van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012 56 .

    (55)In het besluitvormingsproces over de keuze van de zetel van de EU-douaneautoriteit moet rekening worden gehouden met de volgende criteria: de garantie dat de autoriteit bij de inwerkingtreding van deze verordening op de locatie in kwestie kan worden opgezet, de toegankelijkheid van die locatie en de aanwezigheid van adequate onderwijsfaciliteiten voor de kinderen van de personeelsleden, alsmede passende toegang tot de arbeidsmarkt, sociale zekerheid en medische zorg voor zowel de kinderen als de echtgenoten van de personeelsleden. Aangezien de meeste activiteiten van de EU-douaneautoriteit op samenwerkingsbasis zullen worden verricht, en met name gezien de nauwe band die er zal bestaan tussen de IT-systemen die de Commissie tijdens de overgangsperiode zal onderhouden terwijl de EU-douaneautoriteit de EU-douanedatahub zal opzetten en exploiteren, moet de zetel zich op een locatie bevinden waar een dergelijke nauwe samenwerking mogelijk is met de Commissie, de autoriteiten van de regio’s van de Unie die het meest relevant zijn voor de internationale handel, en relevante organen van de Unie en internationale instanties (bijvoorbeeld de Werelddouaneorganisatie om de wederzijdse uitwisseling over specifieke onderwerpen in de praktijk te faciliteren). Rekening houdend met deze criteria moet de douaneautoriteit van de EU gevestigd zijn te [...].

    (56)De lidstaten en de Commissie moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn om ervoor te zorgen dat de EU-douaneautoriteit doeltreffend kan functioneren. Bij de samenstelling van de raad van bestuur, met inbegrip van de selectie van de voorzitter en de vicevoorzitter, moet rekening worden gehouden met de beginselen van genderevenwicht, ervaring en bekwaamheid. Gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het gebied van de douane-unie en de nauwe band tussen douane en andere beleidsterreinen, is het passend dat de voorzitter uit de vertegenwoordigers van de Commissie wordt gekozen. Met het oog op het doeltreffend en efficiënt functioneren van de EU-douaneautoriteit moet de raad van bestuur met name een enig programmeringsdocument, inclusief een jaar- en een meerjarenprogrammering, vaststellen, zijn taken met betrekking tot de begroting van de autoriteit uitvoeren, de voor de autoriteit geldende financiële regels vaststellen, een uitvoerend directeur benoemen en de procedures vaststellen die de uitvoerend directeur moet volgen bij het nemen van besluiten met betrekking tot de operationele taken van de autoriteit. De raad van bestuur wordt bijgestaan door een uitvoerend comité.

    (57)Om haar doeltreffend functioneren te waarborgen, moet aan de EU-douaneautoriteit een eigen begroting worden toegekend, met ontvangsten uit de algemene begroting van de Unie en eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden moet de EU-douaneautoriteit ook extra inkomsten kunnen ontvangen via bijdrageovereenkomsten of subsidieovereenkomsten, alsook vergoedingen voor publicaties en andere diensten die door haar worden verleend.

    (58)Om hun taak te vervullen, werken de douaneautoriteiten nauw en regelmatig samen met markttoezichtautoriteiten, sanitaire en fytosanitaire controleautoriteiten, rechtshandhavingsinstanties, grensbeheerautoriteiten, milieubeschermingsinstanties, deskundigen op het gebied van cultuurgoederen en tal van andere autoriteiten die belast zijn met sectoraal beleid. Gezien de ontwikkeling van de eengemaakte markt en de veranderende rol van de douane, de toename van verboden en beperkingen en de groei van e-commerce is het noodzakelijk deze samenwerking op nationaal, Unie- en internationaal niveau te structureren en te versterken. In plaats van een samenwerking die gericht is op individuele zendingen of specifieke gebeurtenissen in de toeleveringsketen, moet een gestructureerd samenwerkingskader worden opgezet tussen de douaneautoriteiten en andere autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor relevante beleidsterreinen. Een dergelijk samenwerkingskader moet de volgende aspecten omvatten: de ontwikkeling van wetgeving en van beleidsbehoeften op een specifiek gebied, de uitwisseling en analyse van informatie, de ontwikkeling van een algemene samenwerkingsstrategie in de vorm van gezamenlijke toezichtstrategieën en, ten slotte, samenwerking op het gebied van operationele uitvoering, monitoring en controle. De Commissie moet ook de toepassing van een deel van de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving vergemakkelijken door een lijst op te stellen van Uniewetgeving die eisen stelt aan goederen die onderworpen zijn aan douanecontroles ter bescherming van openbare belangen zoals de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de consument en het milieu.

    (59)Om meer duidelijkheid te creëren en het samenwerkingskader tussen de douane en andere partnerautoriteiten efficiënter te maken, moet een lijst van diensten die door douaneautoriteiten worden aangeboden, duidelijk aangeven welke rol de douane kan spelen bij de toepassing van ander relevant beleid aan de grenzen van de Unie. Daarnaast moet de toepassing van het samenwerkingskader worden gemonitord door de EU-douaneautoriteit. De EU-douaneautoriteit moet nauw samenwerken met de Commissie, OLAF, andere relevante agentschappen en organen van de Unie, zoals Europol en Frontex, alsook met gespecialiseerde agentschappen en netwerken op de respectieve beleidsterreinen, zoals het Unienetwerk voor productconformiteit.

    (60)In een wereld die steeds meer met elkaar verbonden is, zijn douanediplomatie en internationale samenwerking belangrijke aspecten van de werkzaamheden van de douaneautoriteiten over de hele wereld. Internationale samenwerking moet voorzien in de mogelijkheid om douanegegevens uit te wisselen, op basis van internationale overeenkomsten of autonome wetgeving van de Unie, door middel van passende en veilige communicatiemiddelen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van informatie en de bescherming van persoonsgegevens, bijvoorbeeld via de EU-douanedatahub.

    (61)Ondanks het feit dat de douanewetgeving door middel van het wetboek is geharmoniseerd, legde Verordening (EU) nr. 952/2013 de lidstaten alleen de verplichting op om sancties voor niet-naleving van de douanewetgeving vast te stellen, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend moesten zijn. De lidstaten zijn dus vrij in hun keuze van douanesancties, die sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat en in de loop der tijd veranderen. Er moet worden voorzien in een gemeenschappelijk kader waarin een minimale basis van douaneovertredingen en niet-strafrechtelijke sancties is vastgelegd. Een dergelijk kader moet een antwoord bieden op het gebrek aan uniforme toepassing en de aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten bij de toepassing van sancties tegen inbreuken op de douanewetgeving, die tot concurrentieverstoring, lacunes en “douaneshopping” kunnen leiden. Het kader moet bestaan uit een gemeenschappelijke lijst van handelingen of verzuimen die in alle lidstaten als douaneovertredingen moeten worden aangemerkt. Bij de vaststelling van de toepasselijke sanctie moeten de douaneautoriteiten bepalen of een dergelijke handeling of dergelijk verzuim het resultaat is van opzet of klaarblijkelijke nalatigheid.

    (62)Er moeten gemeenschappelijke bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot verzachtende factoren, alsook verzwarende omstandigheden, in verband met douaneovertredingen. De verjaringstermijn voor het inleiden van een procedure wegens overtreding van douanevoorschriften moet worden vastgesteld in overeenstemming met het nationale recht en moet tussen vijf en tien jaar bedragen, teneinde te voorzien in een gemeenschappelijke regel die gebaseerd is op de verjaringstermijn voor de mededeling van de douaneschuld. De bevoegde jurisdictie moet de jurisdictie zijn waar de overtreding is begaan. Het is noodzakelijk dat lidstaten samenwerken wanneer een douaneovertreding in meer dan één lidstaat is begaan; in dergelijke gevallen moet de lidstaat die de procedure het eerst inleidt, samenwerken met de andere douaneautoriteiten die bij dezelfde douaneovertreding betrokken zijn.

    (63)Er moet worden voorzien in een minimale gemeenschappelijke basis van douaneovertredingen door deze te omschrijven op basis van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen en van identieke verplichtingen in andere delen van de douanewetgeving.

    (64)Er moet ook worden voorzien in een gemeenschappelijke minimale basis van niet-strafrechtelijke sancties met minimale geldboetes, de mogelijkheid tot intrekking, schorsing of wijziging van douanevergunningen, ook van geautoriseerde marktdeelnemers en Trust&Check-ondernemers, en de verbeurdverklaring van goederen. De minimale geldboetes moeten afhangen van de vraag of de douaneovertreding al dan niet opzettelijk is begaan en al dan niet van invloed is op het bedrag aan douanerechten en overige heffingen en op verboden of beperkingen. Deze minimale gemeenschappelijke basis van niet-strafrechtelijke sancties moet van toepassing zijn zonder afbreuk te doen aan de nationale rechtsorde van de lidstaten, die in plaats daarvan in strafrechtelijke sancties kan voorzien.

    (65)De prestaties van de douane-unie moeten ten minste eenmaal per jaar worden geëvalueerd, zodat de Commissie, met de hulp van de lidstaten, de passende beleidslijnen kan uitzetten. Het verzamelen van informatie bij de douaneautoriteiten moet worden geformaliseerd en verdiept, aangezien uitgebreidere rapportage de benchmarking zou verbeteren en zou kunnen helpen om praktijken te homogeniseren en het effect van douanebeleidsbeslissingen te beoordelen. Het is daarom passend een rechtskader voor de evaluatie van de prestaties van de douane-unie te introduceren. Om een voldoende gedetailleerde analyse mogelijk te maken, moet de prestatiemeting niet alleen op nationaal niveau plaatsvinden, maar ook op het niveau van de grensdoorlaatposten. De EU-douaneautoriteit moet de Commissie bij het evaluatieproces ondersteunen door de gegevens in de EU-douanedatahub te verzamelen en te analyseren, en in kaart te brengen hoe douaneactiviteiten en -operaties de verwezenlijking van de strategische doelstellingen en prioriteiten van de douane-unie ondersteunen en bijdragen aan de missie van de douaneautoriteiten. De EU-douaneautoriteit moet met name belangrijke trends, sterke en zwakke punten, lacunes en potentiële risico’s in kaart brengen en aanbevelingen voor verbetering aan de Commissie doen. In het kader van de samenwerking met rechtshandhavings- en veiligheidsautoriteiten in het bijzonder moet de EU-douaneautoriteit vanuit operationeel oogpunt ook deelnemen aan strategische analyses en dreigingsevaluaties die op het niveau van de Unie worden verricht, met inbegrip van die welke door Europol en Frontex worden verricht.

    (66)Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor het verwezenlijken van de kerndoelstellingen, dat de douane-unie doeltreffend kan functioneren en dat aan het gemeenschappelijke handelsbeleid uitvoering wordt gegeven, nodig en passend de regels en procedures vast te stellen voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    (67)Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot:

    wat de gebieden met een bijzonder fiscaal regime betreft, nadere bepalingen van de douanewetgeving betreffende bijzondere omstandigheden die verband houden met de handel in Uniegoederen waarbij slechts één lidstaat betrokken is;

    wat douanebeschikkingen betreft, de voorwaarden, termijnen, uitzonderingen, regels voor toezicht, schorsing, nietigverklaring en intrekking met betrekking tot de aanvraag, de afgifte en het beheer van dergelijke beschikkingen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op bindende inlichtingen;

    de minimale gegevensvereisten en specifieke gevallen voor de registratie van marktdeelnemers bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar die marktdeelnemers zijn gevestigd;

    de aard en de frequentie van de toezichtactiviteiten, de vereenvoudigingen en de faciliteiten die aan de geautoriseerde marktdeelnemer zijn verleend;

    de aard en de frequentie van de toezichtactiviteiten van de Trust&Check-ondernemer;

    wat de douanevertegenwoordiger betreft, de voorwaarden waaronder die persoon diensten mag verrichten in het douanegebied van de Unie, de gevallen waarin die persoon niet in het douanegebied van de Unie gevestigd moet zijn, en de gevallen waarin de douaneautoriteiten geen bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid verlangen;

    de categorieën betrokkenen en de categorieën persoonsgegevens die in de EU-douanedatahub mogen worden verwerkt;

    nadere regels met betrekking tot de douanestatus van goederen;

    het soort gegevens en de termijnen waarbinnen die gegevens moeten worden verstrekt om goederen onder een douaneregeling te plaatsen;

    de redelijke termijn waarna de douaneautoriteiten worden geacht de goederen te hebben vrijgegeven wanneer zij deze niet voor controle hebben geselecteerd;

    wat douaneaangiften betreft: de gevallen waarin een douaneaangifte kan worden ingediend met gebruikmaking van andere dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken; de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning om vereenvoudigde aangiften in te dienen; de termijnen voor de indiening van aanvullende aangiften en de gevallen waarin wordt afgezien van de verplichting om dergelijke aangiften in te dienen; de gevallen waarin de douaneautoriteiten de douaneaangifte ongeldig maken; de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking en voor inschrijving in de administratie van de aangever;

    de voorwaarden en de procedure voor de verbeurdverklaring van goederen;

    wat voorafgaande vrachtinformatie betreft: de te verstrekken aanvullende gegevens, de termijnen, het geval waarin wordt afgezien van de verplichting om dergelijke gegevens te verstrekken, de specifieke gevallen waarin gegevens door meerdere personen kunnen worden verstrekt, de voorwaarden waaronder een persoon die informatie verstrekt of beschikbaar stelt, de zichtbaarheid van zijn identificatiegegevens kan beperken tot een of meer andere personen die ook gegevens verstrekken;

    wat het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie betreft: de termijnen waarbinnen de risicoanalyse moet worden verricht en de nodige maatregelen moeten worden genomen; de specifieke gevallen waarin en de andere personen van wie kan worden verlangd dat de aankomst van de zendingen wordt gemeld bij het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst, in geval van uitwijking; de voorwaarden voor de aanwijzing en goedkeuring van andere plaatsen dan het aangewezen douanekantoor om de goederen aan te brengen; de voorwaarden voor de aanwijzing of goedkeuring van andere plaatsen dan douane-entrepots om de goederen in tijdelijke opslag te plaatsen;

    de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar moeten worden gesteld om goederen onder de regeling in het vrije verkeer brengen te plaatsen;

    de gevallen waarin goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij zijn uitgevoerd en waarin goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, van invoerrechten kunnen worden vrijgesteld;

    wat de informatie vóór vertrek bij het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie betreft: de minimale informatie vóór vertrek en de termijnen waarbinnen de informatie vóór vertrek moet worden verstrekt of beschikbaar moet worden gesteld voordat de goederen uitgaan, de specifieke gevallen waarin wordt afgezien van de verplichting om informatie vóór vertrek te verstrekken of beschikbaar te stellen, en de informatie waarvan kennis moet worden gegeven bij het uitgaan van de goederen;

    wat het uitgaan van goederen betreft, de termijnen waarbinnen de risicoanalyse moet worden verricht en de nodige maatregelen moeten worden genomen; de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar moeten worden gesteld om goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen;

    wat bijzondere regelingen betreft: de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar moeten worden gesteld om goederen onder een dergelijke regeling te plaatsen; de uitzonderingen op de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor bijzondere regelingen; de gevallen waarin het economische karakter van de veredeling rechtvaardigt dat de douaneautoriteiten beoordelen of het verlenen van een vergunning voor een regeling actieve veredeling de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie niet schaadt, zonder advies van de EU-douaneautoriteit; de lijst van als gevoelig aangemerkte goederen; de termijn voor de aanzuivering van een bijzondere regeling; de gevallen waarin en voorwaarden waaronder importeurs en exporteurs goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst, mogen overbrengen; de gebruikelijke behandelingen van goederen die onder een regeling douane-entrepot of een veredelingsregeling zijn geplaatst; de nadere regels met betrekking tot equivalente goederen;

    wat douanevervoer betreft: de specifieke gevallen waarin Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer moeten worden geplaatst; de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning voor toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde voor TIR-doeleinden; de door de houder van de regeling Uniedouanevervoer te verstrekken aanvullende gegevensvereisten;

    wat opslag betreft: de minimale gegevens die door de exploitant van een douane-entrepot of een vrije zone moeten worden verstrekt; de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning voor het beheer van douane-entrepots;

    wat tijdelijke invoer betreft: de eisen waaraan voor een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten volgens de douanewetgeving moet worden voldaan om gebruik te kunnen maken van de regeling tijdelijke invoer;

    de regels voor de bepaling van niet-preferentiële oorsprong en de regels inzake preferentiële oorsprong;

    de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning voor vereenvoudigingen bij de bepaling van de douanewaarde in specifieke gevallen;

    wat douaneschuld betreft: nadere regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die van toepassing zijn op goederen waarvoor een douaneschuld is ontstaan in het kader van een bijzondere regeling; de specifieke termijn waarbinnen de plaats waar de douaneschuld is ontstaan, niet kan worden vastgesteld indien de goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst die niet is aangezuiverd of wanneer een tijdelijke opslag niet naar behoren is beëindigd; nadere regels met betrekking tot de mededeling van de douaneschuld; regels voor

    de schorsing van de betalingstermijn van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en voor de bepaling van de duur van de schorsing; de regels die de Commissie moet volgen wanneer zij een besluit neemt over terugbetaling en kwijtschelding van een douaneschuld; de lijst van verzuimen die geen noemenswaardig effect hebben op het goede functioneren van de tijdelijke opslag of de douaneregeling in kwestie, met het oog op het tenietgaan van de douaneschuld;

    wat zekerheidstelling betreft: de specifieke gevallen waarin geen zekerheid wordt verlangd voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, de regels voor de vaststelling van de zekerheid in een andere vorm dan een door de douaneautoriteiten erkend betaalmiddel en dan een verbintenis van een borg; de regels betreffende de formulieren voor zekerheidstelling en de regels die van toepassing zijn op de borg; de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor het gebruik van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag dan wel voor ontheffing van zekerheidstelling; de termijnen voor de vrijgave van een zekerheid;

    wat douanesamenwerking betreft, alle andere aanvullende maatregelen die de douaneautoriteiten moeten nemen om de naleving van andere dan de douanewetgeving te waarborgen; de voorwaarden en procedures op grond waarvan een lidstaat kan worden gemachtigd om met derde landen onderhandelingen aan te knopen over de uitwisseling van gegevens met het oog op douanesamenwerking;

    het schrappen of wijzigen van de afwijkingen voor de vaststelling van het douanekantoor dat bevoegd is voor het toezicht op de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling, en van de plaats waar de douaneschuld ontstaat, in het licht van de door de Commissie te verrichten beoordeling van de doeltreffendheid van het bij deze verordening ingestelde douanetoezicht.

    (68)Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 57 .

    (69)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om: de procedureregels vast te stellen voor het gebruik van een beschikking betreffende een bindende inlichting nadat deze haar geldigheid heeft verloren of is ingetrokken; de procedureregels vast te stellen voor de kennisgeving aan de douaneautoriteiten dat er een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van dergelijke beschikkingen, en voor de intrekking van die schorsing; besluiten vast te stellen waarbij lidstaten wordt verzocht beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in te trekken; de voorwaarden vast te stellen voor de toepassing van de criteria voor de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer en Trust&Check-ondernemer; de elektronische systemen, platforms of omgevingen te bepalen waarmee de EU-douanedatahub wordt samengevoegd; de regels vast te stellen voor de toegang tot specifieke diensten en systemen van de EU-douanedatahub, met inbegrip van de specifieke regels en voorwaarden voor de bescherming, veiligheid en beveiliging van persoonsgegevens en van de gevallen waarin die toegang beperkt is; maatregelen vast te stellen voor het beheer van de douanesurveillance; de procedureregels vast te stellen met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor de gegevensverwerking via een dienst of systeem van de EU-douanedatahub; de procedureregels vast te stellen voor de vaststelling van de andere bevoegde douanekantoren dan het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de importeur of de exporteur is gevestigd; maatregelen vast te stellen met betrekking tot verificatie van informatie, onderzoek en bemonstering van goederen, resultaten van de verificatie, en identificatie; maatregelen vast te stellen voor de toepassing van controles na vrijgave met betrekking tot verrichtingen die in meer dan één lidstaat plaatsvinden; de havens of luchthavens te bepalen waar douanecontroles en -formaliteiten moeten worden verricht ten aanzien van hand- en ruimbagage; maatregelen vast te stellen om de geharmoniseerde toepassing van douanecontroles en risicobeheer te waarborgen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie, de vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden, en de evaluatieactiviteiten op deze gebieden; de procedureregels te bepalen voor het leveren en het verifiëren van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen; de procedureregels te bepalen voor het wijzigen en ongeldig maken van de informatie voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling; de procedureregels te bepalen voor de vaststelling van de bevoegde douanekantoren en voor de indiening van de douaneaangifte wanneer andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt; de procedureregels voor het indienen van een standaard douaneaangifte en het beschikbaar maken van bewijsstukken; de procedureregels voor het indienen van een vereenvoudigde aangifte en een aanvullende aangifte; de procedureregels voor het indienen van een douaneaangifte voorafgaand aan het aanbrengen van goederen bij de douane, de aanvaarding van de douaneaangifte en de wijziging van de douaneaangifte na vrijgave van de goederen; de procedureregels te bepalen voor gecentraliseerde vrijmaking en voor ontheffing van de verplichting om goederen in die context aan te brengen; de procedureregels voor inschrijving in de administratie van de aangever; de procedureregels voor de verwijdering van goederen; de procedureregels voor het verstrekken van informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen zijn vervuld, en voor het verstrekken van het bewijs dat de voorwaarden voor vrijstelling van invoerrechten voor producten van de zeevisserij en andere uit de zee gewonnen producten zijn vervuld; de procedureregels te bepalen voor het uitgaan van goederen; de procedureregels vast te stellen voor het verstrekken, wijzigen en ongeldig maken van de informatie vóór vertrek en voor het indienen, wijzigen en ongeldig maken van de summiere aangifte bij uitgaan; de procedureregels vast te stellen voor de teruggaaf van de btw aan niet in de Unie gevestigde natuurlijke personen; de procedureregels te bepalen voor het bericht van aankomst van een zeeschip of luchtvaartuig en voor het vervoer van goederen naar de plaats van bestemming; de procedureregels voor de indiening, wijziging en ongeldigmaking van de aangifte tot tijdelijke opslag en voor de overbrenging van goederen in tijdelijke opslag; de procedureregels vast te stellen voor het verlenen van de vergunning voor bijzondere regelingen, voor het onderzoek van de economische voorwaarden en voor het uitbrengen van het advies van de EU-douaneautoriteit waarin wordt beoordeeld of het verlenen van een vergunning voor een regeling actieve of passieve veredeling de wezenlijke belangen van producenten in de Unie niet schaadt; de procedureregels vast te stellen voor de aanzuivering van een bijzondere regeling; de procedureregels voor de overdracht van rechten en plichten en voor de overbrenging van goederen in de context van bijzondere regelingen; de procedureregels voor het gebruik van equivalente goederen in de context van bijzondere regelingen; de procedureregels voor de toepassing van de bepalingen van internationale instrumenten inzake douanevervoer in het douanegebied van de Unie; de procedureregels voor de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer en voor de aanzuivering van die regeling, voor de werking van de vereenvoudigingen van die regeling en voor het douanetoezicht op goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer over het grondgebied van een derde land worden vervoerd; de procedureregels voor de plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepots of vrije zones en voor de overbrenging van goederen die in een douane-entrepot zijn geplaatst; maatregelen vast te stellen voor het uniforme beheer van tariefcontingenten en tariefplafonds en voor het beheer van de douanesurveillance op het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen; maatregelen vast te stellen om de tariefindeling van goederen te bepalen; de procedureregels te bepalen voor het leveren en het verifiëren van het bewijs van niet-preferentiële oorsprong; de procedureregels te bepalen om de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van de goederen te vergemakkelijken; maatregelen vast te stellen om de oorsprong van specifieke goederen te bepalen; toestemming te verlenen voor tijdelijke afwijking van de regels betreffende de preferentiële oorsprong van goederen die in aanmerking komen voor eenzijdig door de Unie aangenomen preferentiële tariefmaatregelen; de procedureregels te bepalen om de douanewaarde van goederen te bepalen; de procedureregels te bepalen voor het stellen van zekerheid, het bepalen van het bedrag van de zekerheid, het toezien op en het vrijgeven van zekerheden, alsmede voor het intrekken en het opzeggen van een verbintenis van een borg; de procedureregels te bepalen om het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk te verbieden; maatregelen vast te stellen om wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten te garanderen wanneer een douaneschuld is ontstaan; de procedureregels te bepalen voor de terugbetaling en kwijtschelding van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, voor de aan de Commissie te verstrekken informatie en voor de door de Commissie vast te stellen besluiten over terugbetaling of kwijtschelding; maatregelen vast te stellen om te bepalen of er sprake is van een crisis en om het mechanisme voor crisisbeheer te activeren; de procedureregels vast te stellen voor het verlenen en beheren van de machtiging van een lidstaat om onderhandelingen aan te knopen met een derde land met het oog op het sluiten van een bilaterale overeenkomst of regeling inzake inlichtingenuitwisseling; besluiten vast te stellen betreffende de aanvraag van een lidstaat tot machtiging om onderhandelingen aan te knopen met een derde land met het oog op het sluiten van een bilaterale overeenkomst of regeling inzake inlichtingenuitwisseling; te bepalen hoe het kader voor de prestatiemeting van de douane-unie moet worden ingericht en welke informatie de lidstaten aan de EU-douaneautoriteit moeten verstrekken met het oog op die prestatiemeting; de regels voor de omrekening van valuta’s vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 58 .

    (70)De raadplegingsprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van: uitvoeringshandelingen waarbij de lidstaten wordt verzocht beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in te trekken, aangezien die beschikkingen slechts betrekking hebben op één lidstaat en tot doel hebben de naleving van de douanewetgeving te waarborgen; uitvoeringshandelingen om de specifieke details te bepalen voor de toegang van andere autoriteiten dan de douane tot specifieke diensten en systemen van de EU-douanedatahub; uitvoeringshandelingen betreffende een aanvraag van een lidstaat tot machtiging om onderhandelingen aan te knopen met een derde land met het oog op het sluiten van een bilaterale overeenkomst of regeling inzake inlichtingenuitwisseling, aangezien zij slechts betrekking hebben op één lidstaat; uitvoeringshandelingen betreffende terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, aangezien die besluiten rechtstreeks gevolgen hebben voor degene die om terugbetaling of kwijtschelding heeft verzocht.

    (71)In naar behoren gemotiveerde gevallen, wanneer dwingende redenen van urgentie zulks vereisen, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot: maatregelen om de uniforme toepassing van douanecontroles te waarborgen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie betreffende risico’s en risicoanalyse, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, controlemaatregelen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden; besluiten betreffende een aanvraag van een lidstaat tot machtiging om onderhandelingen aan te knopen met een derde land met het oog op het sluiten van een bilaterale overeenkomst of regeling inzake inlichtingenuitwisseling; maatregelen om de tariefindeling van goederen te bepalen; maatregelen om de oorsprong van specifieke goederen te bepalen; maatregelen tot vaststelling van de passende methode voor de bepaling van de douanewaarde of van de criteria die moeten worden gebruikt voor de vaststelling van de douanewaarde van goederen in specifieke situaties; maatregelen om het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk te verbieden; de identificatie van een crisissituatie en de vaststelling van de passende maatregelen om deze aan te pakken of de negatieve gevolgen ervan te beperken; besluiten waarbij een lidstaat wordt gemachtigd tot onderhandeling over en sluiting van een bilaterale overeenkomst inzake inlichtingenuitwisseling met een derde land.

    (72)De Commissie dient alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen waarin deze verordening voorziet, ruim voor de toepassingsdatum van het wetboek in werking treden, zodat de lidstaten deze tijdig ten uitvoer kunnen leggen.

    (73)De bepalingen die verwijzen naar de EU-douaneautoriteit, met uitzondering van artikel 238, moeten toepassing vinden vanaf 1 januari 2028. Tot die datum moet de EU-douaneautoriteit haar taken uitvoeren met behulp van de bestaande elektronische systemen voor de uitwisseling van douane-informatie, die door de Commissie zijn ontwikkeld. De bepalingen betreffende de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen en de gelijkgestelde importeur moeten toepassing vinden vanaf 1 januari 2028.

    (74)In 2032 kunnen marktdeelnemers op vrijwillige basis beginnen gebruik te maken van de capaciteiten van de EU-douanedatahub. Tegen eind 2037 moet de EU-douanedatahub volledig zijn ontwikkeld en moeten alle marktdeelnemers er gebruik van maken. Het toezicht op Trust&Check-ondernemers en gelijkgestelde importeurs zal worden uitgeoefend door de lidstaat waar zij zijn gevestigd. In afwijking hiervan en onder voorbehoud van evaluatie zullen marktdeelnemers die Trust&Check-ondernemer noch gelijkgestelde importeur zijn, onder het toezicht blijven staan van de douaneautoriteit van de lidstaat waar de goederen zich fysiek bevinden. Uiterlijk 31 december 2035 moet de Commissie de twee toezichtmodellen evalueren, inclusief wat betreft de doeltreffendheid ervan voor het opsporen en voorkomen van fraude. Bij de evaluatie moet ook rekening worden gehouden met aspecten van indirecte belastingen. Op basis van deze evaluatie moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om bij gedelegeerde handeling te beslissen of de twee modellen moeten worden voortgezet dan wel of in alle gevallen de douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor de plaats van vestiging van de ondernemer, de goederen moet vrijgeven. De plaats waar de douaneschuld ontstaat, moet ook worden bepaald in overeenstemming met de vaststelling van de verantwoordelijke douaneautoriteit,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Titel I
    ALGEMENE BEPALINGEN

    Hoofdstuk 1
    Toepassingsgebied van de douanewetgeving en missie van de douane

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    1.Bij deze verordening wordt het douanewetboek van de Unie (“het wetboek”) vastgesteld, houdende de algemene voorschriften en procedures betreffende goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

    Bij deze verordening wordt ook de douaneautoriteit van de Europese Unie (“EU-douaneautoriteit”) opgericht en worden de voorschriften, gemeenschappelijke normen en een governancekader voor de oprichting van de douanedatahub van de Europese Unie (“EU-douanedatahub”) vastgesteld.

    2.Onverminderd het internationale recht, internationale overeenkomsten en Uniewetgeving op andere gebieden is het wetboek op eenvormige wijze van toepassing in het hele douanegebied van de Unie.

    3.Sommige bepalingen van de douanewetgeving kunnen buiten het douanegebied van de Unie van toepassing zijn in het kader van wetgeving op specifieke gebieden dan wel van internationale overeenkomsten.

    4.Sommige bepalingen van de douanewetgeving, met inbegrip van de vereenvoudigingen daarin, zijn van toepassing op de handel in Uniegoederen tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG 59 van de Raad of Richtlijn (EU) 2020/262 60 van de Raad gelden en delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden, alsmede op de handel tussen delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden.

    Artikel 2

    Missie van de douaneautoriteiten

    Teneinde een geharmoniseerde toepassing van douanecontroles tot stand te brengen, de douane-unie als één geheel te laten functioneren en bij te dragen tot de goede werking van de interne markt, zijn de douaneautoriteiten verantwoordelijk voor de bescherming van de financiële en economische belangen van de Unie en haar lidstaten, voor het waarborgen van de veiligheid en voor het bijdragen aan ander beleid van de Unie ter bescherming van burgers en inwoners, consumenten, het milieu en de volledige toeleveringsketens, voor de bescherming van de Unie tegen illegale handel, voor het faciliteren van legitieme bedrijfsactiviteiten en voor het toezicht op de internationale handel van de Unie teneinde bij te dragen aan eerlijke en open handel en aan het gemeenschappelijk handelsbeleid.

    De douaneautoriteiten stellen maatregelen vast die er met name toe strekken:

    (a)de correcte inning van douanerechten en overige heffingen te waarborgen;

    (b)te waarborgen dat goederen die een risico vormen voor de veiligheid van burgers en inwoners, het douanegebied van de Unie niet binnenkomen, door passende maatregelen voor de controle van goederen en toeleveringsketens in te voeren;

    (c)bij te dragen aan de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, het milieu, consumenten en andere openbare belangen die worden beschermd door andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, in nauwe samenwerking met andere autoriteiten, door ervoor te zorgen dat goederen die daarmee verbonden risico’s inhouden, het douanegebied van de Unie niet binnenkomen of verlaten;

    (d)de Unie te beschermen tegen oneerlijke, niet-conforme en illegale handel, onder meer door middel van nauwlettend toezicht op marktdeelnemers en toeleveringsketens en met behulp van een minimale basis van douaneovertredingen en sancties;

    (e)legitieme bedrijfsactiviteiten te ondersteunen, door een goed evenwicht te bewaren tussen douanecontroles en facilitering van de legitieme handel en vereenvoudiging van douaneprocessen en -procedures.

    Artikel 3

    Douanegebied

    1.Het douanegebied van de Unie omvat de volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim:

    (a)het grondgebied van het Koninkrijk België;

    (b)het grondgebied van de Republiek Bulgarije;

    (c)het grondgebied van de Tsjechische Republiek;

    (d)het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van de Faeroër en Groenland;

    (e)het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland, met uitzondering van het eiland Helgoland en het grondgebied van Büsingen (Verdrag van 23 november 1964 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Zwitserse Bondsstaat);

    (f)het grondgebied van de Republiek Estland;

    (g)het grondgebied van Ierland;

    (h)het grondgebied van de Helleense Republiek;

    (i)het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van Ceuta en Melilla;

    (j)het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de Franse landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het VWEU van toepassing zijn;

    (k)het grondgebied van de Republiek Kroatië;

    (l)het grondgebied van de Italiaanse Republiek, met uitzondering van de gemeente Livigno;

    (m)het grondgebied van de Republiek Cyprus overeenkomstig de bepalingen van de Toetredingsakte van 2003;

    (n)het grondgebied van de Republiek Letland;

    (o)het grondgebied van de Republiek Litouwen;

    (p)het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;

    (q)het grondgebied van Hongarije;

    (r)het grondgebied van de Republiek Malta;

    (s)het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;

    (t)het grondgebied van de Republiek Oostenrijk;

    (u)het grondgebied van de Republiek Polen;

    (v) het grondgebied van de Portugese Republiek;

    (w)het grondgebied van Roemenië;

    (x)het grondgebied van de Republiek Slovenië;

    (y)het grondgebied van de Slowaakse Republiek;

    (``)het grondgebied van de Republiek Finland; en

    (aa)het grondgebied van het Koninkrijk Zweden.

    2.De volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim, die buiten het grondgebied van de lidstaten zijn gelegen, worden, met inachtneming van de verdragen en overeenkomsten die erop van toepassing zijn, beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Unie:

    a)FRANKRIJK

    Het grondgebied van Monaco als omschreven in de te Parijs op 18 mei 1963 ondertekende Douaneovereenkomst (Journal officiel de la République Française (Staatsblad van de Franse Republiek) van 27 september 1963, blz. 8679);

    b)CYPRUS

    Het grondgebied van Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen als omschreven in het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus, ondertekend in Nicosia op 16 augustus 1960 (United Kingdom Treaty Series No 4 (1961), Cmnd. 1252).

    Artikel 4

    Bevoegdheidsdelegatie

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling op en wijziging van deze verordening door te voorzien in de bepalingen van de douanewetgeving die van toepassing zijn op de in artikel 1, lid 4, bedoelde handel in Uniegoederen. Deze handelingen kunnen bijzondere omstandigheden aanpakken die verband houden met de handel in Uniegoederen waarbij slechts één lidstaat betrokken is.

    Hoofdstuk 2
    Definities

    Artikel 5

    Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    (1)“douaneautoriteiten”: de douanediensten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de toepassing van de douanewetgeving, en alle overige autoriteiten die krachtens het nationale recht belast zijn met de toepassing van bepaalde onderdelen van de douanewetgeving;

    (2)“douanewetgeving”: het geheel van wetgeving bestaande uit de volgende elementen:

    (a)het wetboek en de op niveau van de Unie of op nationaal niveau vastgestelde bepalingen ter aanvulling of uitvoering ervan,

    (b)het gemeenschappelijk douanetarief,

    (c)de wetgeving betreffende de instelling van een Unieregeling inzake douanevrijstellingen,

    (d)in internationale overeenkomsten opgenomen douanevoorschriften, voor zover deze van toepassing zijn in de Unie,

    (e)Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad 61 en de bepalingen ter wijziging, aanvulling of uitvoering daarvan; 

    (3)“andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving”: andere wetgeving dan de douanewetgeving die van toepassing is op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen, verlaten, over het douanegebied van de Unie worden vervoerd of in de Unie in de handel zullen worden gebracht, bij de uitvoering waarvan de douaneautoriteiten betrokken zijn;

    (4)“handelspolitieke maatregelen”: maatregelen vastgesteld uit hoofde van artikel 207 VWEU, in het kader van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, niet zijnde voorlopige of definitieve antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen in de vorm van verhoogde tarieven voor specifieke goederen, met inbegrip van met name bijzondere toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen in de vorm van invoer- of uitvoervergunningen;

    (5)“persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend;

    (6)“marktdeelnemer”: een persoon die zich in het kader van zijn bedrijfsvoering bezighoudt met activiteiten die onder de douanewetgeving vallen;

    (7)“in het douanegebied van de Unie gevestigd”:

    (a)in het geval van een natuurlijk persoon, zijn normale verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben,

    (b)in het geval van een rechtspersoon of een vereniging van personen, zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting in het douanegebied van de Unie hebben;

    (8)“vaste inrichting”: een vaste vestiging voor bedrijfsuitoefening waar de nodige menselijke en technische hulpbronnen permanent voorhanden zijn en waarmee de douanetransacties van een persoon volledig of gedeeltelijk worden uitgevoerd;

    (9)“douanebeschikking”: elke handeling van de douaneautoriteiten met betrekking tot de douanewetgeving waarin uitspraak wordt gedaan over een bepaald geval en die voor de betrokken persoon of personen rechtsgevolgen heeft;

    (10)“douaneregeling”: een van de onderstaande regelingen waaronder goederen overeenkomstig het wetboek kunnen worden geplaatst:

    (a)in het vrije verkeer brengen,

    (b)bijzondere regelingen,

    (c)uitvoer;

    (11)“douaneformaliteiten”: alle handelingen die door een persoon en door de douaneautoriteiten moeten worden verricht om aan de douanewetgeving te voldoen;

    (12)“importeur”: elke persoon die de macht heeft om te beslissen en beslist heeft dat goederen uit een derde land het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht of, tenzij anders is bepaald, elke persoon die als gelijkgestelde importeur is aangemerkt;

    (13)“gelijkgestelde importeur”: elke persoon die betrokken is bij afstandsverkopen van goederen die uit derde landen in het douanegebied van de Unie zullen worden ingevoerd en die gebruik mag maken van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG;

    (14)“exporteur”: elke persoon die de macht heeft om te beslissen en beslist heeft dat de goederen het douanegebied van de Unie zullen verlaten;

    (15)“douanevertegenwoordiger”: elke persoon die door een andere persoon is aangewezen voor het vervullen van de in de douanewetgeving voorgeschreven handelingen en formaliteiten bij de douaneautoriteiten;

    (16)“data”: elke digitale en niet-digitale weergave van handelingen, feiten of informatie en elke compilatie van dergelijke handelingen, feiten of informatie, ook in de vorm van documenten, geluidsopnames of visuele of audiovisuele opnames;

    (17)“douanesurveillance”: het verzamelen en analyseren van informatie over goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen, verlaten, of over het douanegebied van de Unie worden vervoerd, teneinde op Unieniveau toezicht te houden op deze bewegingen en de uniforme toepassing van douanecontroles, de naleving van de douanewetgeving en andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving te waarborgen, en bij te dragen aan risicoanalyse en -beheer;

    (18)“risico”: de waarschijnlijkheid dat zich, in relatie tot goederen die tussen het douanegebied van de Unie en landen buiten dat gebied worden vervoerd, en in verband met de aanwezigheid van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie, een gebeurtenis voordoet, en de effecten van zulke gebeurtenis, die:

    (a)de financiële of economische belangen van de Unie en haar lidstaten schaadt,

    (b)een gevaar vormt voor de veiligheid van de Unie en haar burgers en inwoners, of

    (c)de correcte toepassing van Unie- of nationale maatregelen in de weg staat;

    (19)“economische analyse”: de evaluatie of kwantificering van een beleid of een economisch verschijnsel om te begrijpen hoe economische factoren van invloed zijn op het functioneren van een beleid, een geografisch gebied of een groep personen, met het oog op betere besluitvorming voor de toekomst;

    (20)“risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico’s, waaronder door het opstellen van profielen van risicovolle marktdeelnemers, en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico’s te beperken;

    (21)“douanetoezicht”: algemene handelingen van de douaneautoriteiten om de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving te waarborgen dan wel om anderszins bij te dragen aan het beheer van risico’s in verband met goederen en de toeleveringsketens ervan;

    (22)“douanecontroles”: specifieke handelingen van de douaneautoriteiten om de naleving van de douanewetgeving en andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving te waarborgen dan wel om anderszins bij te dragen aan het beheer van risico’s in verband met goederen en de toeleveringsketens ervan;

    (23)“steekproefcontroles”: douanecontroles op basis van het beginsel van aselecte bemonstering, met betrekking tot een relevante populatie;

    (24)“houder van de goederen”: de persoon die fysieke controle over de goederen heeft;

    (25)“vervoerder”:

    (a)in de context van binnenbrengen, de persoon die de goederen in het douanegebied van de Unie brengt of die de verantwoordelijkheid voor het vervoer van de goederen naar het douanegebied van de Unie op zich neemt. Daarbij geldt echter het volgende:

    i)bij gecombineerd vervoer wordt onder “vervoerder” de persoon verstaan die het vervoermiddel bestuurt dat, nadat het het douanegebied van de Unie is binnengekomen, zichzelf voortbeweegt als actief vervoermiddel;

    ii)in het geval van zee- of luchtvervoer in het kader van een charterovereenkomst of een overeenkomst voor het delen van laadruimte wordt onder “vervoerder” de persoon verstaan die een overeenkomst sluit en het cognossement of de luchtvrachtbrief afgeeft voor het feitelijke vervoer van de goederen naar het douanegebied van de Unie;

    (b)in de context van uitgaan, de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie brengt of die de verantwoordelijkheid voor het vervoer van de goederen uit het douanegebied van de Unie op zich neemt. Daarbij geldt echter het volgende:

    i)bij gecombineerd vervoer, wanneer het actieve vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie verlaat slechts een ander vervoermiddel vervoert dat, na aankomst van het actieve vervoermiddel ter bestemming, zichzelf zal voortbewegen als actief vervoermiddel, wordt onder “vervoerder” de persoon verstaan die het vervoermiddel dat zichzelf zal voortbewegen, zal besturen, nadat het vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie heeft verlaten ter bestemming is aangekomen;

    ii)in het geval van zee- of luchtvervoer in het kader van een charterovereenkomst of een overeenkomst voor het delen van laadruimte wordt onder “vervoerder” de persoon verstaan die een overeenkomst sluit en het cognossement of de luchtvrachtbrief afgeeft voor het feitelijke vervoer van de goederen uit het douanegebied van de Unie;

    (26)“risicoanalyse”: de verwerking van gegevens, informatie of documenten, met inbegrip van persoonsgegevens, om mogelijke risico’s in kaart te brengen of te kwantificeren, in voorkomend geval met behulp van analysemethoden en artificiële intelligentie als omschreven in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU)/.../... van het Europees Parlement en de Raad 62 ;

    (27)“risicosignaal”: de indicatie van een mogelijk risico op basis van geautomatiseerde verwerkingen waarbij risicoanalyse op gegevens, informatie of documenten wordt verricht; 

    (28)“risicoanalyseresultaat”: de vaststelling, in het geval van een signaal, dat er al dan niet wordt geacht een risico te bestaan, op basis van een automatisch proces of na verdere menselijke beoordeling van het risicosignaal;

    (29)“controleaanbeveling”: het advies van een douaneautoriteit of van de EU-douaneautoriteit over de vraag of, en zo ja wanneer, waar en door welke douaneautoriteit een douanecontrole moet worden verricht, met inbegrip van de vaststelling van mogelijke andere maatregelen dan douanecontroles;

    (30)“controlebesluit”: de individuele handeling waarbij de douaneautoriteiten beslissen of er al dan niet een controle moet worden verricht;

    (31)“controleresultaat”: de voorlopige en definitieve uitkomst van een controle, met vermelding van de te nemen maatregelen, indien van toepassing, en van de bevoegde autoriteiten voor wie de uitkomst of de maatregelen relevant zijn, indien van toepassing;

    (32)“gemeenschappelijk prioritair controlegebied”: een selectie van bepaalde douaneregelingen, soorten goederen, vervoerroutes, vervoerswijzen of marktdeelnemers die gedurende een bepaalde periode in hogere mate aan risicoanalyses en aan risicobeperkende maatregelen en douanecontroles zullen worden onderworpen, onverminderd andere controles die de douaneautoriteiten doorgaans verrichten;

    (33)“gemeenschappelijke risicocriteria en -normen”: parameters voor risicoanalyse voor een risicogebied en bijbehorende normen voor de praktische toepassing van de criteria;

    (34)“toezichtstrategie”: een aanpak om met een specifiek risico om te gaan, die tot doel heeft de operationele inspanningen op het gebied van douanetoezicht en risicobeperkende maatregelen in de hele toeleveringsketen op evenredige en doeltreffende wijze met elkaar in evenwicht te brengen;

    (35)“zending”: goederen die, in het kader van dezelfde vervoersovereenkomst, vanuit hetzelfde grondgebied of hetzelfde derde land met behulp van hetzelfde vervoermiddel, inclusief multimodaal vervoer, door één afzender naar één geadresseerde worden vervoerd en die van dezelfde soort, klasse of omschrijving zijn dan wel samen zijn verpakt;

    (36)“douanestatus”: de status van goederen, zijnde Unie- of niet-Uniegoederen;

    (37)“Uniegoederen”: goederen die in een van de volgende categorieën vallen:

    (a)goederen die geheel en al zijn verkregen in het douanegebied van de Unie zonder toevoeging van goederen die zijn ingevoerd uit derde landen,

    (b)goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht vanuit derde landen en die in het vrije verkeer zijn gebracht,

    (c)goederen die in het douanegebied van de Unie zijn verkregen of vervaardigd, hetzij uitsluitend uit goederen als bedoeld in punt b), hetzij uit goederen als bedoeld in punten a) en b);

    (38)“niet-Uniegoederen”: andere dan de in punt 46 bedoelde goederen of goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben verloren;

    (39)“vrijgave van goederen”: de handeling waarbij de douaneautoriteiten, of andere personen namens hen, goederen ter beschikking stellen voor de doeleinden die zijn vastgesteld in de douaneregeling waaronder de goederen zullen worden geplaatst;

    (40)“summiere aangifte bij binnenbrengen”: de handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de Unie zullen binnenkomen;

    (41)“summiere aangifte bij uitgaan”: de handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de Unie zullen verlaten;

    (42)“aangifte tot tijdelijke opslag”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze kenbaar maakt dat hij goederen in tijdelijke opslag plaatst;

    (43)“douaneaangifte”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, in voorkomend geval met opgave van eventuele specifieke procedures die moeten worden toegepast;

    (44)“aangever”: de persoon die in eigen naam een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer indient, dan wel de persoon namens wie deze aangifte of deze kennisgeving wordt ingediend;

    (45)“aangifte tot wederuitvoer”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om niet-Uniegoederen, met uitzondering van die welke zich onder de regeling vrije zone bevinden of in tijdelijke opslag zijn, buiten het douanegebied van de Unie te brengen;

    (46)“kennisgeving van wederuitvoer”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om niet-Uniegoederen die zich onder een regeling vrije zone bevinden of in tijdelijke opslag zijn, buiten het douanegebied van de Unie te brengen;

    (47)“afstandsverkopen van uit een derde land ingevoerde goederen”: afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen zoals omschreven in artikel 14, lid 4, punt 2, van Richtlijn 2006/112/EG;

    (48)“producent”:

    (a)de fabrikant van het product overeenkomstig de andere wetgeving die op dat product van toepassing is; of 

    (b)de producent met betrekking tot landbouwproducten als omschreven in artikel 38, lid 1, VWEU of tot grondstoffen; of 

    (c)indien er geen fabrikant of producent is als bedoeld in de punten a) en b), de natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging van personen die het product heeft vervaardigd of laten vervaardigen, en dat product onder zijn (haar) naam of handelsmerk in de handel brengt;

    (49)“productleverancier”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging van personen in de toeleveringsketen die een product in zijn geheel of ten dele vervaardigt, hetzij als fabrikant, hetzij in enige andere omstandigheid; 

    (50)“tijdelijke opslag”: de toestand van tijdelijk onder douanetoezicht opgeslagen niet-Uniegoederen tussen het moment waarop de vervoerder kennisgeeft van de aankomst ervan in het douanegebied, en het moment waarop zij onder een douaneregeling worden geplaatst;

    (51)“veredelingsproducten”: onder een veredelingsregeling geplaatste goederen die veredeld zijn;

    (52)“veredeling”: een van de onderstaande handelingen:

    (a)de bewerking van goederen, met inbegrip van het monteren, het assembleren of het aanpassen ervan aan andere goederen,

    (b)de verwerking van goederen,

    (c)de vernietiging van goederen,

    (d)de herstelling van goederen, met inbegrip van revisie en afstelling,

    (e)het gebruik van goederen die zelf niet meer in de veredelingsproducten voorkomen, maar die de vervaardiging van deze producten mogelijk maken of vergemakkelijken, ook indien zij tijdens dit proces geheel of gedeeltelijk verdwijnen (bij de productie gebruikte hulpmiddelen);

    (53)“houder van de regeling douanevervoer”: de persoon die de aangifte voor douanevervoer indient of de informatie verstrekt die vereist is om goederen onder die regeling te plaatsen, of voor wiens rekening die aangifte wordt ingediend of die informatie wordt verstrekt.

    (54)“opbrengst”: de hoeveelheid of het percentage veredelingsproducten verkregen bij de veredeling van een bepaalde hoeveelheid onder een veredelingsregeling geplaatste goederen;

    (55)“derde land”: een land of een gebied buiten het douanegebied van de Unie;

    (56)“vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen”: de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen als bedoeld in artikel 1, leden 4 en 5, en deel een, afdeling II, punt G, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87;

    (57)“douaneschuld”: de verplichting van een persoon tot betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die uit hoofde van de geldende douanewetgeving op bepaalde producten van toepassing zijn;

    (58)“schuldenaar”: elke persoon die voor een douaneschuld aansprakelijk is;

    (59)“invoerrecht”: het douanerecht dat bij de invoer van goederen verschuldigd is;

    (60)“uitvoerrecht”: het douanerecht dat bij de uitvoer van goederen verschuldigd is;

    (61)“terugbetaling”: de teruggave van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die zijn voldaan;

    (62)“kwijtschelding”: ontheffing van de verplichting tot betaling van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die niet zijn voldaan;

    (63)“inkoopcommissie”: de door een importeur aan een agent betaalde vergoeding om hem te vertegenwoordigen bij de aankoop van goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald;

    (64)“crisis”: een gebeurtenis of situatie die de veiligheid, de gezondheid en het leven van burgers, marktdeelnemers en medewerkers van de douaneautoriteiten plotseling in gevaar brengt en dringende maatregelen vereist met betrekking tot de binnenkomst, uitgang of doorvoer van goederen.

    Hoofdstuk 3
    Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

    Afdeling 1
    Algemene beginselen

    Artikel 6

    Op aanvraag afgegeven beschikkingen

    1.Indien een persoon een beschikking betreffende de toepassing van de douanewetgeving aanvraagt, verstrekt hij alle inlichtingen die de bevoegde douaneautoriteiten nodig hebben om die beschikking te kunnen afgeven.

    Een beschikking mag ook worden aangevraagd door en afgegeven worden aan verschillende personen, overeenkomstig de in de douanewetgeving vastgelegde voorwaarden.

    Tenzij anders is bepaald, is de bevoegde douaneautoriteit de autoriteit van de plaats van vestiging van de aanvrager.

    2.De douaneautoriteiten gaan onverwijld, maar uiterlijk binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag voor een beschikking, na of aan de voorwaarden voor aanvaarding van de aanvraag is voldaan.

    Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen dat de aanvraag alle inlichtingen bevat die zij nodig hebben om de beschikking te kunnen afgeven, stellen zij de aanvrager binnen de in de eerste alinea vermelde termijn daarvan in kennis.

    Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen dat de aanvraag niet alle inlichtingen bevat die zij nodig hebben, vragen zij de aanvrager binnen een redelijke termijn, die ten hoogste 30 kalenderdagen bedraagt, om de relevante aanvullende inlichtingen te verstrekken. Zelfs wanneer de douaneautoriteiten de aanvrager om aanvullende inlichtingen hebben verzocht, beslissen zij of de aanvraag volledig is en kan worden aanvaard dan wel onvolledig is en wordt geweigerd binnen een termijn van ten hoogste 60 kalenderdagen vanaf de datum van de eerste aanvraag. Indien de douaneautoriteiten de aanvrager binnen die termijn niet uitdrukkelijk meedelen of de aanvraag is aanvaard, wordt de aanvraag geacht aan het einde van de 60 kalenderdagen te zijn aanvaard.

    3.Tenzij anders is bepaald, geeft de bevoegde douaneautoriteit uiterlijk 120 dagen na de datum van aanvaarding van de aanvraag een beschikking als bedoeld in lid 1 af en stelt zij de aanvrager daarvan onverwijld in kennis.

    Indien de douaneautoriteiten de termijn voor het afgeven van een beschikking niet kunnen naleven, stellen zij de aanvrager daarvan in kennis vóór het verstrijken van die termijn, met opgave van de redenen en van de nieuwe termijn die zij nodig achten om een beschikking af te geven. Tenzij anders is bepaald, bedraagt die nieuwe termijn niet meer dan 30 kalenderdagen.

    Onverminderd de tweede alinea kunnen de douaneautoriteiten de termijn voor het afgeven van een beschikking, zoals vastgelegd in de douanewetgeving, verlengen indien de aanvrager daarom verzoekt om aanpassingen aan te brengen opdat aan de voorwaarden en criteria voor het afgeven van de beschikking is voldaan. Deze aanpassingen en de extra tijd die noodzakelijk is om ze aan te brengen, worden meegedeeld aan de douaneautoriteiten, die over de verlenging beslissen.

    Indien de douaneautoriteiten niet beslissen binnen de in de eerste, tweede en derde alinea vastgestelde termijnen, kan de aanvrager het verzoek als afgewezen beschouwen en kan hij daartegen beroep aantekenen. De aanvrager kan de EU-douaneautoriteit ook meedelen dat de douaneautoriteiten geen beschikking hebben afgegeven binnen de gestelde termijnen.

    4.Tenzij in de beschikking of de douanewetgeving anders is bepaald, wordt de beschikking van kracht op de datum waarop de aanvrager deze ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen. Met uitzondering van de in artikel 17, lid 2, bedoelde gevallen zijn afgegeven beschikkingen vanaf die datum uitvoerbaar door de douaneautoriteiten.

    5.Tenzij in de douanewetgeving anders is bepaald, is de beschikking onbeperkt geldig.

    6.Voordat een voor de aanvrager ongunstige beschikking wordt afgegeven, delen de douaneautoriteiten hem mee op welke gronden zij voornemens zijn hun beschikking te baseren. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken binnen een specifieke termijn, die aanvangt op de datum waarop hij die mededeling ontvangt of wordt geacht die te hebben ontvangen (“recht om te worden gehoord”). Na het verstrijken van deze termijn wordt aan de aanvrager in de passende vorm mededeling gedaan van de beschikking. 

    De eerste alinea is in elk van de volgende gevallen niet van toepassing:

    (a)indien het een beschikking betreffende een bindende inlichting betreft als bedoeld in artikel 13, lid 1;

    (b)indien de toekenning van een tariefcontingent wordt geweigerd wanneer de vastgestelde contingentomvang is bereikt, als bedoeld in artikel 145, lid 4, eerste alinea;

    (c)indien de aard of de omvang van een gevaar voor de veiligheid van de Unie en haar inwoners, voor de gezondheid van mens, dier of plant, voor het milieu of voor de consument daartoe aanleiding geeft;

    (d)indien de beschikking tot uitvoering van een andere beschikking strekt waarvoor de aanvrager de mogelijkheid heeft gekregen zijn standpunt kenbaar te maken, onverminderd het recht van de betrokken lidstaat;

    (e)indien dit een onderzoek met het oog op de bestrijding van fraude zou belemmeren;

    (f)in andere specifieke gevallen.

    7.Een voor de aanvrager ongunstige beschikking wordt met redenen omkleed en maakt melding van de mogelijkheid tot beroep als bepaald in artikel 16.

    8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de uitzonderingen voor de aanwijzing van het bevoegde douanekantoor als bedoeld in lid 1, derde alinea, van dit artikel;

    (b)de voorwaarden voor de aanvaarding van een aanvraag als bedoeld in lid 2 van dit artikel;

    (c)de gevallen waarin de termijn voor het afgeven van een specifieke beschikking, met inbegrip van de mogelijke verlenging van die termijn, van de in lid 3 van dit artikel bedoelde termijnen verschilt;

    (d)de in lid 4 van dit artikel bedoelde gevallen waarin de beschikking van kracht wordt op een andere datum dan die waarop de aanvrager de beschikking ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen;

    (e)de in lid 5 van dit artikel bedoelde gevallen waarin de beschikking niet onbeperkt geldig is;

    (f)de lengte van de in lid 6, eerste alinea, van dit artikel bedoelde termijn;

    (g)de in lid 6, tweede alinea, punt f), van dit artikel bedoelde specifieke gevallen.

    9.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor:

    (a)de indiening en de aanvaarding van een aanvraag voor een beschikking, bedoeld in de leden 1 en 2;

    (b)het afgeven van een beschikking als bedoeld in dit artikel, daaronder begrepen, in voorkomend geval, de beslissing over het recht om te worden gehoord en over de raadpleging van andere betrokken lidstaten;

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 7

    Beheer van op aanvraag afgegeven beschikkingen

    1.De houder van de beschikking komt de daaruit voortvloeiende verplichtingen na.

    2.De houder van de beschikking controleert voortdurend of de voorwaarden en criteria alsook de verplichtingen die uit de beschikking voortvloeien, worden nageleefd en zet, indien van toepassing, interne controles op waarmee illegale of onregelmatige transacties kunnen worden voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd.

    3.De houder van de beschikking stelt de douaneautoriteiten onverwijld in kennis van alle voorvallen die zich na de afgifte van de beschikking voordoen en die op de continuïteit of de inhoud ervan van invloed kunnen zijn.

    4.De douaneautoriteiten zien er regelmatig op toe of de houder van de beschikking nog steeds aan de relevante criteria en verplichtingen voldoet, met name of hij in staat is om fouten te voorkomen, erop te reageren en deze te verhelpen door middel van passende interne controles. Op basis van dat toezicht evalueert de douane in voorkomend geval het risicoprofiel van de houder van de beschikking. Indien de houder van de beschikking minder dan drie jaar in het douanegebied van de Unie gevestigd is, houden de douaneautoriteiten nauw toezicht op hem in het eerste jaar na afgifte van de beschikking.

    5.De douaneautoriteiten stellen de EU-douaneautoriteit in kennis van de op aanvraag afgegeven beschikkingen en van alle toezichtactiviteiten die zij overeenkomstig lid 4 verrichten. De EU-douaneautoriteit houdt bij het risicobeheer rekening met deze informatie.

    6.Tot de in artikel 265, lid 3, genoemde datum registreren de douaneautoriteiten hun beschikkingen in de bestaande elektronische systemen voor de uitwisseling van inlichtingen die door de lidstaten en de Commissie zijn ontwikkeld. De lidstaten en de Commissie hebben toegang tot die beschikkingen en de onderliggende informatie in die systemen.

    7.Onverminderd bepalingen op andere gebieden tot precisering van de gevallen waarin beschikkingen ongeldig zijn of hun werking verliezen, kunnen de douaneautoriteiten die een beschikking hebben afgegeven, deze op elk moment nietig verklaren, intrekken of wijzigen indien zij niet in overeenstemming is met de douanewetgeving. De douaneautoriteiten stellen de EU-douaneautoriteit in kennis van dergelijke nietigverklaringen, intrekkingen en wijzigingen van douanebeschikkingen.

    8.In specifieke gevallen gaan de douaneautoriteiten over tot:

    (a)herziening van een beschikking;

    (b)schorsing van een beschikking die niet nietig verklaard, ingetrokken of gewijzigd moet worden.

    9.De beschikkingsbevoegde douaneautoriteit gaat over tot schorsing van de beschikking in plaats van nietigverklaring, intrekking of wijziging wanneer:

    (a)die douaneautoriteit van oordeel is dat er voldoende redenen zijn om de beschikking nietig te verklaren, in te trekken of te wijzigen, maar zij nog niet over alle nodige elementen voor die nietigverklaring, intrekking of wijziging beschikt;

    (b)die douaneautoriteit van oordeel is dat de voorwaarden voor de beschikking niet zijn vervuld of dat de houder van de beschikking de verplichtingen uit hoofde van die beschikking niet nakomt, en het passend is dat de houder van de beschikking de tijd krijgt om maatregelen te treffen ter waarborging van de naleving van de voorwaarden of van de verplichtingen;

    (c)de houder van de beschikking om de schorsing verzoekt omdat hij tijdelijk niet in staat is aan de voorwaarden voor de beschikking te voldoen of de verplichtingen uit hoofde van die beschikking na te komen.

    In de in lid 1, punten b) en c), bedoelde gevallen stelt de houder van de beschikking de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in kennis van de maatregelen die hij zal nemen om te waarborgen dat aan de voorwaarden wordt voldaan of dat de verplichtingen worden nageleefd, en van de tijd die hij nodig heeft om deze maatregelen te nemen.

    10.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)nadere regels ter controle op beschikkingen als bedoeld in de leden 2 tot en met 4 van dit artikel;

    (b)de specifieke gevallen en de regels voor de herbeoordeling van beschikkingen als bedoeld in lid 8 van dit artikel.

    Artikel 8

    Geldigheid van beschikkingen in de hele Unie

    Tenzij in de beschikking is bepaald dat de werking ervan is beperkt tot één of meerdere lidstaten, zijn beschikkingen in verband met de toepassing van de douanewetgeving geldig in het hele douanegebied van de Unie.

    Artikel 9

    Nietigverklaring van gunstige beschikkingen

    1.De douaneautoriteiten verklaren een voor de houder van de beschikking gunstige beschikking nietig als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

    (a)de beschikking is afgegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

    (b)de houder van de beschikking wist of had redelijkerwijze moeten weten dat de gegevens onjuist of onvolledig waren;

    (c)indien de gegevens juist en volledig waren geweest, zou de beschikking anders hebben geluid.

    2.Aan de houder van de beschikking wordt mededeling gedaan van de nietigverklaring van de beschikking.

    3.De nietigverklaring wordt van kracht op de datum waarop de oorspronkelijke beschikking van kracht werd, tenzij in de beschikking anders is bepaald overeenkomstig de douanewetgeving.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de regels voor de nietigverklaring van gunstige beschikkingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 10

    Intrekking en wijziging van gunstige beschikkingen

    1.Een gunstige beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in artikel 9 bedoelde gevallen:

    (a)aan een of meer voor de afgifte van de beschikking gestelde voorwaarden niet of niet meer is voldaan; of

    (b)de houder van de beschikking daarom verzoekt.

    2.Tenzij anders is bepaald, kan een voor meerdere geadresseerden gunstige beschikking worden ingetrokken ten aanzien van slechts één geadresseerde die een op hem krachtens die beschikking rustende verplichting niet nakomt.

    3.Aan de houder van de beschikking wordt mededeling gedaan van de intrekking of de wijziging van de beschikking.

    4.Artikel 6, lid 4, is van toepassing op de intrekking of de wijziging van de beschikking.

    In uitzonderlijke gevallen waarin de rechtmatige belangen van de houder van de beschikking dit vereisen, kunnen de douaneautoriteiten evenwel de datum waarop de intrekking of de wijziging van kracht wordt, met maximaal één jaar uitstellen. Die datum wordt vermeld in de beschikking tot intrekking of wijziging.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de in lid 2 bedoelde gevallen waarin een voor meerdere geadresseerden gunstige beschikking kan worden ingetrokken ten aanzien van andere personen dan degene die een op hem krachtens die beschikking rustende verplichting niet nakomt;

    (b)de uitzonderlijke gevallen waarin de douaneautoriteiten de datum waarop de intrekking of de wijziging van kracht wordt, overeenkomstig de tweede alinea van lid 4, kunnen uitstellen.

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de intrekking of de wijziging van gunstige beschikkingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 11

    Niet op voorafgaande aanvraag afgegeven beschikkingen

    Tenzij een douaneautoriteit als gerechtelijke autoriteit optreedt, gelden artikel 6, leden 4, 5, 6 en 7, artikel 7, lid 7, en de artikelen 8, 9 en 10 ook voor beschikkingen die de douaneautoriteiten hebben afgegeven zonder voorafgaande aanvraag van de belanghebbende.

    Artikel 12

    Beperkingen van toepassing op beschikkingen inzake goederen die onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst

    Tenzij wanneer de betrokken persoon zulks verzoekt, heeft de intrekking, wijziging of schorsing van een gunstige beschikking geen gevolgen voor goederen die, op het tijdstip waarop de intrekking, wijziging of schorsing van kracht wordt, uit hoofde van de ingetrokken, gewijzigde of geschorste beschikking al onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst en zich nog steeds onder die regeling bevinden.

    Afdeling 2
    Bindende inlichtingen

    Artikel 13

    Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

    1.De douaneautoriteiten geven op aanvraag beschikkingen betreffende bindende tariefinlichtingen (“BTI-beschikkingen”), beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen (“BOI-beschikkingen”) en beschikkingen betreffende bindende waarde-inlichtingen (“BWI-beschikkingen”) af.

    Een dergelijke aanvraag wordt in de volgende gevallen niet aanvaard:

    (a)indien de aanvraag bij hetzelfde of een ander douanekantoor wordt of reeds is ingediend door of namens de houder van een beschikking:

    i)voor BTI-beschikkingen, in verband met dezelfde goederen;

    ii)voor BOI-beschikkingen, in verband met dezelfde goederen en onder dezelfde omstandigheden die bepalend zijn voor de verkrijging van de oorsprong;

    iii)voor BWI-beschikkingen, in verband met goederen onder dezelfde omstandigheden die bepalend zijn voor de douanewaarde;

    (b)indien de aanvraag geen verband houdt met een voorgenomen gebruik van de beschikking betreffende een bindende inlichting of een voorgenomen gebruik van een douaneregeling.

    2.Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen zijn slechts verbindend met betrekking tot de tariefindeling of de bepaling van de oorsprong of de douanewaarde van goederen:

    (a)voor de douaneautoriteiten, jegens de houder van de beschikking, ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt;

    (b)voor de houder van de beschikking, jegens de douaneautoriteiten, met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.

    3.Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen gelden voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

    4.Voor de toepassing van een beschikking betreffende een bindende inlichting in het kader van een specifieke douaneregeling toont de houder van de beschikking aan dat:

    (a)in het geval van een BTI-beschikking, de betrokken goederen in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen;

    (b)in het geval van een BOI-beschikking, de betrokken goederen en de omstandigheden die bepalend zijn voor de verkrijging van de oorsprong, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden;

    (c)in het geval van een BWI-beschikking, de omstandigheden die bepalend zijn voor de douanewaarde van de betrokken goederen, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven omstandigheden.

    Artikel 14

    Beheer van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

    1.Een BTI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 13, lid 3, bedoelde periode indien zij niet langer in overeenstemming is met het geldende recht, ten gevolge van één van de volgende gevallen:

    (a)de vaststelling van een wijziging in de in artikel 145, lid 2, punten a) en b), bedoelde nomenclaturen;

    (b)de vaststelling van in artikel 146, lid 4, bedoelde maatregelen.

    In dergelijke gevallen verliest de BTI-beschikking haar geldigheid met ingang van de datum van toepassing van die wijziging of maatregelen.

    2.Een BOI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 13, lid 3, bedoelde periode in elk van de volgende gevallen:

    (a)indien een juridisch bindende handeling van de Unie wordt aangenomen of een overeenkomst wordt gesloten die in de Unie van toepassing wordt, en de BOI-beschikking niet langer in overeenstemming is met het aldus geldende recht, met ingang van de datum van toepassing van die handeling of overeenkomst;

    (b)indien de BOI-beschikking niet langer verenigbaar is met de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) vastgestelde Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, of met de raadgevingen, informatie, adviezen en soortgelijke handelingen betreffende de oorsprongsbepaling van goederen ter waarborging van een uniforme interpretatie en toepassing van die overeenkomst, met ingang van de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    3.Een BWI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 13, lid 3, bedoelde periode in elk van de volgende gevallen:

    (a)    indien de vaststelling van een juridisch bindende handeling van de Unie ertoe leidt dat de BWI-beschikking niet langer in overeenstemming is met die handeling, vanaf de datum van toepassing van die handeling;

    (b)indien de BWI-beschikking niet langer verenigbaar is met artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel, de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (WTO-overeenkomst inzake douanewaarde) of de door de Commissie douanewaarde vastgestelde besluiten betreffende de interpretatie van die overeenkomst, met ingang van de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    4.Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen verliezen hun geldigheid niet met terugwerkende kracht.

    5.In afwijking van artikel 7, lid 7, en artikel 9 verklaren de douaneautoriteiten beschikkingen betreffende bindende inlichtingen alleen nietig indien zij gebaseerd zijn op onjuiste of onvolledige informatie van de aanvrager.

    6.De douaneautoriteiten trekken beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in overeenkomstig artikel 7, lid 7, en artikel 10. Dergelijke beschikkingen worden echter niet ingetrokken als de houder van de beschikking daarom verzoekt.

    7.Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen kunnen niet worden gewijzigd.

    8.De douaneautoriteiten trekken BTI-beschikkingen in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van een van de in artikel 145, lid 2, punten a) en b), bedoelde nomenclaturen als gevolg van:

    (a)de in artikel 9, lid 1, punt a), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde toelichtingen met ingang van de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

    (b)een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de datum van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie;

    (c)indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, aangenomen door de organisatie die is opgezet bij het Verdrag houdende oprichting van een Internationale Douaneraad, gedaan te Brussel op 15 december 1950, met ingang van de datum van de bekendmaking van de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    9.BOI- en BWI-beschikkingen worden ingetrokken wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de datum van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    10.Wanneer een beschikking betreffende een bindende inlichting haar geldigheid verliest overeenkomstig lid 1, punt b), of de leden 2 of 3, dan wel wordt ingetrokken overeenkomstig de leden 6, 8 of 9, mag de beschikking nog worden gebruikt in het kader van bindende, op de beschikking gebaseerde contracten die al waren gesloten voordat deze haar geldigheid verloor of werd ingetrokken. Dat verlengde gebruik geldt niet voor BOI-beschikkingen in verband met voor de uitvoer bestemde goederen.

    Het in de eerste alinea bedoelde verlengde gebruik beloopt ten hoogte zes maanden vanaf de datum waarop de beschikking betreffende een bindende inlichting haar geldigheid verloor of werd ingetrokken. Voor een in artikel 146, lid 4, een in artikel 151 of een in artikel 158 bedoelde maatregel kan er evenwel een uitzondering op dat verlengde gebruik gelden of een kortere termijn worden vastgesteld. In het geval van producten waarvoor bij de vervulling van de douaneformaliteiten een invoer- of uitvoercertificaat wordt voorgelegd, wordt de periode van zes maanden vervangen door de geldigheidsduur van het certificaat.

    Om voor verlengd gebruik van een beschikking betreffende een bindende inlichting in aanmerking te komen, moet de houder van die beschikking bij de douaneautoriteit die de beschikking afgaf, binnen 30 dagen nadat deze haar geldigheid verliest of wordt ingetrokken, een aanvraag indienen onder vermelding van de hoeveelheden waarvoor om een periode van verlengd gebruik wordt verzocht, alsmede van de lidstaat of lidstaten waar de goederen tijdens de periode van verlengd gebruik zullen worden ingeklaard. Die douaneautoriteit neemt een besluit over het verlengde gebruik en stelt de houder daarvan onverwijld maar uiterlijk binnen 30 dagen na de datum waarop zij alle inlichtingen heeft ontvangen die ze nodig heeft om haar beschikking te kunnen afgeven, in kennis.

    11.De Commissie stelt de douaneautoriteiten ervan in kennis indien:

    (a)er een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van beschikkingen betreffende bindende inlichtingen voor goederen waarvan de juistheid en de uniformiteit van de tariefindeling of de bepaling van de oorsprong of van de douanewaarde niet gegarandeerd zijn; of

    (b)de in punt a) bedoelde schorsing is ingetrokken.

    12.De Commissie kan besluiten vaststellen waarbij aan lidstaten het verzoek wordt gericht om een BTI-, BOI- of BWI-beschikking in te trekken, teneinde de juistheid en de uniformiteit van de tariefindeling of de bepaling van de oorsprong van goederen of de bepaling van de douanewaarde te garanderen. Voordat zij een dergelijk besluit vaststelt, deelt de Commissie de redenen waarop zij voornemens is haar besluit te baseren, mee aan de houder van de BTI-, BOI- of BWI-beschikking, die in de gelegenheid wordt gesteld zijn standpunt kenbaar te maken binnen een voorgeschreven termijn, te rekenen vanaf de datum waarop hij deze mededeling ontvangt of wordt geacht te hebben ontvangen.

    13.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de regels voor het vaststellen van de in lid 12 van dit artikel bedoelde besluiten, met name wat betreft de mededeling aan de betrokken personen van de gronden waarop de Commissie voornemens is haar besluit te baseren, en de termijn waarbinnen deze personen hun standpunt kenbaar kunnen maken.

    14.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels vast betreffende:

    (a)het gebruik van een beschikking betreffende een bindende inlichting nadat deze haar geldigheid heeft verloren of is ingetrokken overeenkomstig lid 10;

    (b)de regels volgens welke de Commissie de douaneautoriteiten in kennis stelt overeenkomstig artikel lid 11, punten a) en b).

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    15.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de besluiten vast waarin de lidstaten wordt verzocht de in lid 12 bedoelde beschikkingen in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Afdeling 3
    Beroep

    Artikel 15

    Beslissingen van een gerechtelijke autoriteit

    De artikelen 16 en 17 zijn niet van toepassing op beroepen die zijn ingesteld met het oog op de nietigverklaring, intrekking of wijziging van een beslissing van een gerechtelijke autoriteit of een als een gerechtelijke autoriteit optredende douaneautoriteit over de toepassing van de douanewetgeving.

    Artikel 16

    Recht van beroep

    1.Eenieder heeft het recht beroep in te stellen tegen beschikkingen van de douaneautoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van de douanewetgeving en die hem rechtstreeks en individueel raken.

    Eenieder die bij de douaneautoriteiten een beschikking heeft aangevraagd, maar binnen de in artikel 6, lid 3, bedoelde termijn geen beschikking heeft verkregen, heeft eveneens het recht beroep in te stellen.

    2.Het recht van beroep kan in ten minste twee fasen worden uitgeoefend:

    (a)eerst bij de douaneautoriteiten dan wel een gerechtelijke autoriteit of andere instantie die daartoe door de lidstaten is aangewezen;

    (b)vervolgens bij een hogere onafhankelijke instantie, die overeenkomstig de in de lidstaten geldende bepalingen een gerechtelijke autoriteit dan wel een gelijkwaardige gespecialiseerde instantie kan zijn.

    3.Het beroep wordt ingesteld in de lidstaat waar de beschikking is afgegeven of werd aangevraagd.

    4.De lidstaten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedure een snelle bevestiging of correctie van door de douaneautoriteiten afgegeven beschikkingen mogelijk maakt.

    Artikel 17

    Schorsing van de uitvoering

    1.Instelling van beroep heeft geen schorsende werking ten aanzien van de uitvoering van de aangevochten beschikking.

    2.De douaneautoriteiten schorsen evenwel de uitvoering van de aangevochten beschikking geheel of gedeeltelijk indien zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat deze niet in overeenstemming is met de douanewetgeving of dat de betrokkene onherstelbare schade dreigt te lijden.

    3.In de in lid 2 bedoelde gevallen dient, indien de aangevochten beschikking tot verschuldigdheid van een invoer- of een uitvoerrecht leidt, in geval van schorsing van de uitvoering van deze beschikking zekerheid te worden gesteld, tenzij op basis van een gedocumenteerde beoordeling wordt vastgesteld dat de schuldenaar hierdoor waarschijnlijk in ernstige economische moeilijkheden zou komen.

    Afdeling 4
    Heffingen en kosten

    Artikel 18

    Verbod op vergoedingen en kosten

    1.De douaneautoriteiten rekenen geen vergoeding aan voor het verrichten van douanecontroles dan wel het anderszins toepassen van de douanewetgeving tijdens de officiële openingsuren van hun bevoegde douanekantoren.

    2.De douaneautoriteiten kunnen een vergoeding vragen of kosten in rekening brengen voor specifieke dienstverlening, met name:

    (a)de aanwezigheid, op verzoek, van douanepersoneel buiten de officiële kantooruren of op een andere plaats dan in een douanekantoor;

    (b)analyses of deskundigenverslagen van goederen en portokosten voor het retourneren van de goederen aan de aanvrager, met name bij beschikkingen op grond van artikel 13 of de verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 39;

    (c)het onderzoek of de bemonstering van goederen voor controledoeleinden, of de vernietiging van goederen, indien andere kosten dan die voor de inzet van douanepersoneel zijn gemaakt;

    (d)uitzonderlijke controlemaatregelen, indien de aard van de goederen of een potentieel risico zulks vereist.

    Titel II
    PLICHTEN EN RECHTEN VAN PERSONEN IN HET KADER VAN DE DOUANEWETGEVING

    Hoofdstuk 1
    Registratie

    Artikel 19

    Registratie

    1.Marktdeelnemers die in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij gevestigd zijn, om een registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (EORI-nummer) te krijgen. Indien mogelijk omvat die registratie ook de elektronische identificatie van de marktdeelnemer in de in Verordening (EU) nr. 910/2014 bedoelde nationale stelsels voor elektronische identificatie.

    2.Geregistreerde marktdeelnemers stellen de douaneautoriteiten in kennis van elke wijziging van hun registratiegegevens, met name wanneer dit een wijziging van hun plaats van vestiging inhoudt.

    3.In specifieke gevallen laten marktdeelnemers die niet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij voor het eerst een aangifte of een aanvraag voor een beschikking hebben ingediend.

    4.Andere personen dan marktdeelnemers zijn niet verplicht zich bij de douaneautoriteiten te laten registeren, tenzij anders wordt bepaald.

    Indien de in de eerste alinea bedoelde personen zich moeten laten registreren, geldt het volgende:

    (a)wanneer zij in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zij zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij gevestigd zijn;

    (b)wanneer zij niet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zij zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij voor het eerst een aangifte of een aanvraag voor een beschikking hebben ingediend.

    5.In specifieke gevallen wordt de registratie door de douaneautoriteiten nietig verklaard. 

    6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de minimale gegevensvereisten voor de in lid 1 bedoelde registratie;

    (b)de specifieke gevallen als bedoeld in lid 3;

    (c)de in lid 4, eerste alinea, bedoelde gevallen waarin andere personen dan marktdeelnemers zich moeten laten registreren bij de douaneautoriteiten;

    (d)de specifieke gevallen als bedoeld in lid 5, waarin een registratie door de douaneautoriteiten nietig wordt verklaard;

    (e)de douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor de registratie.

    7.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de in lid 1 bedoelde douaneautoriteit die verantwoordelijk is voor de registratie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 2
    Importeur en gelijkgestelde importeur

    Artikel 20

    Importeurs

    1.De importeur voldoet aan de volgende verplichtingen:

    (a)het verstrekken, bijhouden en beschikbaar stellen aan de douaneautoriteiten van alle informatie die vereist is voor de opslag of de douaneregeling waaronder de goederen zullen worden geplaatst overeenkomstig de artikelen 88, 118, 132 en 135, of voor de aanzuivering van de regeling passieve veredeling, zodra deze informatie beschikbaar is en in ieder geval voor de vrijgave van de goederen;

    (b)het waarborgen van de correcte berekening en van de betaling van de douanerechten en andere toepasselijke heffingen;

    (c)het waarborgen dat de goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, en het verstrekken, bijhouden en beschikbaar stellen van een passende administratie van die naleving;

    (d)elke andere verplichting die de douanewetgeving de importeur oplegt.

    2.De importeur moet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.

    3.In afwijking van lid 2 zijn de volgende importeurs of personen evenwel niet verplicht om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn:

    (a)een importeur die goederen onder een regeling douanevervoer of tijdelijke invoer plaatst;

    (b)een importeur die goederen binnenbrengt die in tijdelijke opslag blijven;

    (c)personen die incidenteel goederen onder een douaneregeling plaatsen, voor zover de douaneautoriteiten zulks gerechtvaardigd achten;

    (d)personen die gevestigd zijn in een land waarvan het grondgebied grenst aan het douanegebied van de Unie, en die de goederen aanbrengen bij een douanekantoor in de Unie dat grenst aan dat land, op voorwaarde dat het land waarin de personen zijn gevestigd deze voordelen ook verleent aan personen die in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd;

    (e)een gelijkgestelde importeur die wordt vertegenwoordigd door een in het douanegebied van de Unie gevestigde indirecte vertegenwoordiger. 

    Artikel 21

    Gelijkgestelde importeurs

    1.In afwijking van artikel 20, lid 1, punt a), verstrekken gelijkgestelde importeurs de informatie over afstandsverkopen van goederen die in het douanegebied van de Unie zullen worden ingevoerd, of stellen zij deze beschikbaar, uiterlijk op de dag na de datum waarop de betaling werd aanvaard en in elk geval vóór de vrijgave van de goederen.

    2.Onverminderd de gegevens die vereist zijn om de goederen overeenkomstig artikel 88, lid 3, punt a), in het vrije verkeer te brengen, bevat de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie ten minste de krachtens artikel 63 quater, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 vereiste gegevens.

    3.Wanneer goederen die door een gelijkgestelde importeur waren ingevoerd in het kader van afstandsverkopen, worden teruggezonden naar het adres van de oorspronkelijke afzender of naar een ander adres buiten het douanegebied van de Unie, maakt de gelijkgestelde importeur de informatie over het in het vrije verkeer brengen van die goederen ongeldig en verstrekt hij het bewijs dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten, of stelt hij dit bewijs beschikbaar.

    Hoofdstuk 3
    Exporteur

    Artikel 22

    Exporteurs

    1.De exporteur voldoet aan de volgende verplichtingen:

    (a)het verstrekken, bijhouden en beschikbaar stellen aan de douaneautoriteiten van alle informatie die vereist is voor de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst overeenkomstig de artikelen 99 en 140, of voor de aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer, zodra deze informatie beschikbaar is en in ieder geval voor de vrijgave van de goederen;

    (b)het waarborgen van de correcte berekening en van de inning van de douanerechten en, in voorkomend geval, overige heffingen;

    (c)het waarborgen dat de goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, en het verstrekken, bijhouden en beschikbaar stellen van een passende administratie van die naleving;

    (d)elke andere verplichting die de douanewetgeving oplegt.

    2.De exporteur moet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.

    3.In afwijking van lid 2 zijn de volgende exporteurs evenwel niet verplicht om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn:

    (a)een exporteur die goederen onder de regeling douanevervoer plaatst, de regeling tijdelijke invoer aanzuivert of goederen uitvoert die zich in tijdelijke opslag bevonden;

    (b)personen die incidenteel goederen onder een douaneregeling plaatsen, voor zover de douaneautoriteiten zulks gerechtvaardigd achten;

    (c)personen die gevestigd zijn in een land waarvan het grondgebied grenst aan het douanegebied van de Unie, en die de goederen aanbrengen bij een douanekantoor in de Unie dat grenst aan dat land, op voorwaarde dat het land waarin de personen zijn gevestigd deze voordelen ook verleent aan personen die in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd. 

    Hoofdstuk 4
    Geautoriseerde marktdeelnemer en betrouwbare en gecertificeerde ondernemer (“Trust&Check-ondernemer”)

    Artikel 23

    Aanvraag en vergunning voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer

    1.Een persoon die in het douanegebied van de Unie woonachtig is, rechtspersoonlijkheid heeft of geregistreerd is en aan de in artikel 24 gestelde criteria voldoet, kan de status van geautoriseerde marktdeelnemer aanvragen.

    De douaneautoriteiten verlenen, zo nodig na overleg met andere autoriteiten, een of beide van de volgende soorten vergunningen:

    (a)die van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen, op grond waarvan de houder in aanmerking komt voor de vereenvoudigingen overeenkomstig de douanewetgeving; of

    (b)die van geautoriseerde marktdeelnemer voor veiligheid, op grond waarvan de houder faciliteiten krijgt op het gebied van veiligheid.

    2.Beide in lid 1, tweede alinea, bedoelde soorten vergunningen kunnen tegelijkertijd worden gehouden.

    3.De in lid 1 bedoelde personen moeten aan de in artikel 7, leden 2 en 3, vastgestelde verplichtingen voldoen. De douaneautoriteiten zien erop toe dat de marktdeelnemer voortdurend voldoet aan de criteria en voorwaarden voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer overeenkomstig artikel 7, lid 4.

    De douaneautoriteiten verrichten ten minste om de drie jaar een grondige controle van de activiteiten en de interne administratie van de geautoriseerde marktdeelnemer.

    4.De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt, met inachtneming van lid 5 van dit artikel en van artikel 24, erkend door de douaneautoriteiten in alle lidstaten.

    5.De douaneautoriteiten verlenen, op grond van de erkenning van de status en mits is voldaan aan de eisen voor een bepaalde vorm van bij de douanewetgeving vastgestelde vereenvoudiging, toestemming aan de betrokkene om van die vereenvoudiging gebruik te maken. Criteria die reeds onderzocht zijn bij de verlening van de status, worden niet opnieuw door de douaneautoriteiten onderzocht.

    6.De in lid 1 bedoelde geautoriseerde marktdeelnemer krijgt op het vlak van douanecontroles, naargelang de verleende vergunning, meer faciliteiten dan andere marktdeelnemers, onder meer in de vorm van minder fysieke en op documenten gebaseerde controles. De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt bij het douanerisicobeheer in positieve zin in aanmerking genomen.

    7.De douaneautoriteiten verlenen voordelen die voortvloeien uit de status van geautoriseerde marktdeelnemer, aan personen die in derde landen gevestigd zijn en aan de voorwaarden en verplichtingen van de desbetreffende wetgeving van die landen en gebieden voldoen, voor zover die voorwaarden en verplichtingen door de Unie erkend worden als gelijkwaardig met die welke gelden voor geautoriseerde marktdeelnemers die in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn. Het verlenen van die voordelen is gebaseerd op het wederkerigheidsbeginsel, tenzij de Unie anders beslist, en gegrondvest op een internationale overeenkomst van de Unie of de Uniewetgeving op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid.

    8.Om te reageren op verstoringen van de handelsstromen als gevolg van een verhoging van veiligheidsalarmniveaus, grenssluitingen en/of natuurrampen, gevaarlijke noodsituaties of andere ernstige incidenten, wordt een gezamenlijk bedrijfscontinuïteitsmechanisme opgezet, in het kader waarvan de douaneautoriteiten prioritaire vracht van geautoriseerde marktdeelnemers zoveel mogelijk vlotter en sneller kunnen afhandelen.

    9.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de aard en de frequentie van de toezichtactiviteiten van zowel de in lid 1 bedoelde personen als de in lid 3 bedoelde douaneautoriteiten;

    (b)de in lid 5 bedoelde vereenvoudigingen voor geautoriseerde marktdeelnemers;

    (c)de in lid 6 bedoelde faciliteiten.

    10.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het overleg over de vaststelling van de status van geautoriseerde marktdeelnemer als bedoeld in lid 1, tweede alinea, met inbegrip van de antwoordtermijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 24

    Toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer

    1.De criteria voor de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer zijn de volgende:

    (a)geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften en geen strafblad met zware misdrijven; de in aanmerking te nemen overtredingen en misdrijven zijn die welke verband houden met economische of zakelijke activiteiten;

    (b)de aanvrager kan aantonen dat hij zijn activiteiten en de goederenstroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie aan de hand waarvan passende douanecontroles mogelijk zijn, en het bewijs kan worden geleverd dat niet-naleving doeltreffend is verholpen; de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;

    (c)financiële solvabiliteit, die wordt geacht te zijn aangetoond als de aanvrager over een goede financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de bedrijfsactiviteit in kwestie;

    (d)wat de in artikel 23, lid 1, punt a), bedoelde vergunning betreft, de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit;

    (e)wat de in artikel 23, lid 1, punt b), bedoelde vergunning betreft, passende veiligheids- en nalevingsnormen die zijn aangepast aan de verrichte activiteit. Aan deze normen wordt geacht te zijn voldaan als de aanvrager kan aantonen dat hij passende maatregelen handhaaft om de veiligheid van de internationale toeleveringsketen te waarborgen, onder andere op het gebied van de fysieke integriteit, toegangscontroles, logistieke processen, behandeling van specifieke soorten goederen, personeel en identificatie van zijn zakenpartners.

    2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de voorwaarden voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde criteria vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 25

    Toekenning van de status van Trust&Check-ondernemer

    1.Een importeur of exporteur die woonachtig of geregistreerd is in het douanegebied van de Unie, aan de criteria van lid 3 voldoet en gedurende ten minste drie jaar regelmatig douanehandelingen heeft verricht in het kader van zijn bedrijf, kan bij de douaneautoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd, de status van Trust&Check-ondernemer aanvragen.

    2.De douaneautoriteiten verlenen de status nadat zij, indien nodig, overleg hebben gepleegd met andere autoriteiten en nadat zij toegang hebben gehad tot de relevante gegevens van de aanvrager van de afgelopen drie jaar om na te gaan of aan de criteria van lid 3 is voldaan.

    3.De douaneautoriteiten verlenen de status van Trust&Check-ondernemer aan een persoon die aan alle volgende criteria voldoet:

    (a)geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften en geen strafblad met zware misdrijven; de in aanmerking te nemen overtredingen en misdrijven zijn die welke verband houden met economische of zakelijke activiteiten;

    (b)de aanvrager kan aantonen dat hij zijn activiteiten en de goederenstroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en vervoersadministratie aan de hand waarvan passende douanecontroles mogelijk zijn en het bewijs kan worden geleverd dat niet-naleving doeltreffend is verholpen; de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de douaneautoriteiten kennisgeven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;

    (c)financiële solvabiliteit, die wordt geacht te zijn aangetoond als de aanvrager over een goede financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de bedrijfsactiviteit in kwestie. De aanvrager moet met name, gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag, voldaan hebben aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van douanerechten en alle andere rechten, belastingen of heffingen die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven, daaronder begrepen de btw en de accijns die is verschuldigd op intra-Unieverrichtingen;

    (d)de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de aard en de omvang van de verrichte activiteit, daaronder begrepen de opleiding van relevante werknemers met het oog op de interactie met de douaneautoriteiten via de EU-douanedatahub;

    (e)passende veiligheids- en nalevingsnormen, aangepast aan de aard en de omvang van de verrichte activiteit. Aan deze normen wordt geacht te zijn voldaan als de aanvrager kan aantonen dat hij passende maatregelen handhaaft om de veiligheid van de internationale toeleveringsketen te waarborgen, onder andere op het gebied van de fysieke integriteit, toegangscontroles, logistieke processen, behandeling van specifieke soorten goederen, personeel en identificatie van zijn zakenpartners;

    (f)beschikken over een elektronisch systeem dat in realtime alle gegevens over de overbrenging van de goederen en de naleving van alle daarop toepasselijke vereisten door de in lid 1 bedoelde persoon verstrekt of beschikbaar stelt aan de douaneautoriteiten, daaronder begrepen gegevens die betrekking hebben op veiligheid en gegevens wanneer deze relevant zijn om te delen via de EU-douanedatahub:

    i)douaneadministratie;

    ii)boekhoudkundig systeem;

    iii)handels- en vervoersadministratie;

    iv)tracking- en logistiek systeem dat een onderscheid maakt tussen Unie- en niet-Uniegoederen en, in voorkomend geval, de plaats aangeeft waar de goederen zich bevinden;

    v)licenties en vergunningen die zijn verleend overeenkomstig andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving;

    vi)alle administratie die nodig is om de juistheid van de vaststelling van de douaneschulden te controleren.

    4.De in lid 1 bedoelde personen moeten aan de in artikel 7, leden 2 en 3, vastgestelde verplichtingen voldoen. De douaneautoriteiten zien erop toe dat de marktdeelnemer voortdurend voldoet aan de criteria en voorwaarden voor de status van geautoriseerde marktdeelnemer overeenkomstig artikel 7, lid 4.

    De douaneautoriteiten verrichten ten minste om de drie jaar een grondige controle van de activiteiten en de interne administratie van de Trust&Check-ondernemer. De Trust&Check-ondernemer stelt de douaneautoriteiten in kennis van elke wijziging in zijn bedrijfsstructuur, eigendom, solvabiliteit, handelsmodellen of andere belangrijke wijzigingen in zijn situatie en activiteiten. De douaneautoriteiten herbeoordelen de status van de Trust&Check-ondernemer wanneer een van deze wijzigingen aanzienlijke gevolgen heeft voor de Trust&Check-status. De douaneautoriteiten kunnen deze vergunning schorsen totdat een besluit over de herbeoordeling is genomen.

    5.Wanneer een Trust&Check-ondernemer zijn lidstaat van vestiging wijzigt, kunnen de douaneautoriteiten van de ontvangende lidstaat de Trust&Check-vergunning herbeoordelen, nadat zij overlegd hebben met de lidstaat die de status oorspronkelijk heeft verleend, en de eerdere gegevens over die marktdeelnemer hebben ontvangen. Tijdens de herbeoordeling kan de douaneautoriteit van de lidstaat die de oorspronkelijke vergunning heeft verleend, deze schorsen.

    De Trust&Check-ondernemer stelt de douaneautoriteiten van de ontvangende lidstaat in kennis van elke wijziging in zijn bedrijfsstructuur, eigendom, solvabiliteit, handelsmodellen of andere belangrijke wijzigingen in zijn situatie en activiteiten indien zij van invloed zijn op de Trust&Check-status.

    6.Wanneer een Trust&Check-ondernemer wordt verdacht van betrokkenheid bij frauduleuze activiteiten in verband met zijn economische of zakelijke activiteit, wordt zijn status geschorst.

    Wanneer de douaneautoriteiten een Trust&Check-vergunning hebben geschorst, nietig verklaard of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 7, 9 en 10, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 7 van dit artikel bedoelde vergunningen en de in lid 8 van dit artikel bedoelde faciliteiten ook worden geschorst, nietig verklaard of ingetrokken.

    7.De douaneautoriteiten kunnen een Trust&Check-ondernemer toestaan om:

    (a)een deel van de gegevens over zijn goederen te verstrekken na de vrijgave van die goederen, overeenkomstig artikel 59, lid 3;

    (b)bepaalde controles te verrichten en de goederen vrij te geven bij ontvangst van deze goederen op de plaats van vestiging van de importeur, de eigenaar of de geadresseerde en/of bij verzending vanaf de plaats van vestiging van de exporteur, de eigenaar of de afzender, overeenkomstig artikel 61;

    (c)eventueel de nodige waarborgen te bieden voor de goede afhandeling van de verrichtingen met het oog op het verkrijgen van een vergunning voor een bijzondere regeling, overeenkomstig de artikelen 102, 103, 109 en 123;

    (d)periodiek de douaneschuld vast te stellen die overeenkomt met het totale bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle door hem vrijgegeven goederen, overeenkomstig artikel 181, lid 4;

    (e)de betaling van de douaneschuld uit te stellen, overeenkomstig artikel 188.

    8.De Trust&Check-ondernemer krijgt op het vlak van douanecontroles, naargelang de verleende vergunning, meer faciliteiten dan andere marktdeelnemers, onder meer in de vorm van minder fysieke en op documenten gebaseerde controles. De status van Trust&Check-ondernemer wordt bij het douanerisicobeheer in positieve zin in aanmerking genomen.

    9.In afwijking van artikel 110 worden, wanneer de importeur of de exporteur van de goederen die het douanegebied binnenkomen of verlaten, de status van Trust&Check-ondernemer heeft, de goederen geacht onder een tariefschorsingsregeling te vallen en onder douanetoezicht te blijven tot hun eindbestemming, zonder dat zij onder een regeling douanevervoer moeten worden geplaatst. De Trust&Check-ondernemer is gehouden tot de betaling van douanerechten, overige belastingen en overige heffingen in de lidstaat van vestiging en waar de vergunning is verleend.

    10.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de aard en de frequentie van de toezichtactiviteiten als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

    11.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

    (a)de regels voor het overleg met andere autoriteiten voor de vaststelling van de status van Trust&Check-ondernemer als bedoeld in lid 2;

    (b)de voorwaarden voor de toepassing van de criteria als bedoeld in lid 3;

    (c)de regels voor het overleg met de douaneautoriteiten als bedoeld in lid 5.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 26

    Overgangsbepalingen voor geautoriseerde marktdeelnemers voor douanevereenvoudigingen

    1.Tot de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten personen die aan de criteria voldoen, de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen toekennen en hen toestaan gebruik te maken van bepaalde vereenvoudigingen en faciliteiten overeenkomstig de douanewetgeving.

    2.Uiterlijk op de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum beoordelen de douaneautoriteiten de geldige vergunningen van geautoriseerde marktdeelnemers voor douanevereenvoudigingen om na te gaan of aan de houders ervan de status van Trust&Check-ondernemer kan worden toegekend. Als dat niet het geval is, worden de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen en de in artikel 23, lid 5, bedoelde vereenvoudigingen ingetrokken.

    3.Totdat de vergunning is herbeoordeeld of tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum, indien deze eerder valt, blijft de erkenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen geldig, tenzij de artikelen 9 en 10 betreffende nietigverklaring, intrekking of wijziging van beschikkingen van toepassing zijn.

    Hoofdstuk 5
    Vertegenwoordiging bij de douane

    Artikel 27

    Douanevertegenwoordigers

    1.Eenieder kan zich laten vertegenwoordigen door een douanevertegenwoordiger.

    De vertegenwoordiging kan direct zijn, in welk geval de douanevertegenwoordiger in naam en voor rekening van een andere persoon handelt, dan wel indirect, in welk geval de douanevertegenwoordiger in eigen naam maar voor rekening van een andere persoon handelt.

    Een indirecte douanevertegenwoordiger die in eigen naam maar voor rekening van een importeur of een exporteur handelt, wordt voor de toepassing van respectievelijk de artikelen 20 en 22 als de importeur of de exporteur aangemerkt.

    2.Een douanevertegenwoordiger is gevestigd in het douanegebied van de Unie.

    Tenzij anders is bepaald, is de douanevertegenwoordiger ontheven van die verplichting indien hij handelt voor rekening van personen die niet verplicht zijn om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn.

    3.Een douanevertegenwoordiger met de status van Trust&Check-ondernemer wordt alleen als zodanig erkend wanneer hij als indirecte vertegenwoordiger handelt. Wanneer hij als directe vertegenwoordiger handelt, kan de douanevertegenwoordiger als Trust&Check-ondernemer worden erkend als aan de persoon in wiens naam en voor wiens rekening deze vertegenwoordiger optreedt, deze status is verleend.

    4.De Commissie bepaalt, in overeenstemming met het Unierecht, de voorwaarden waaronder een douanevertegenwoordiger diensten mag verlenen in het douanegebied van de Unie.

    5.De lidstaten passen de overeenkomstig lid 4 bepaalde voorwaarden toe op niet in het douanegebied van de Unie gevestigde douanevertegenwoordigers.

    6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de gevallen waarin de in lid 2, tweede alinea, bedoelde ontheffing niet van toepassing is;

    (b)de voorwaarden waaronder een douanevertegenwoordiger diensten mag verlenen in het douanegebied van de Unie als bedoeld in lid 4.

    Artikel 28

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid

    1.Een douanevertegenwoordiger dient in zijn contact met de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft.

    Personen die niet verklaren te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaren als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat zij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezitten, worden geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen.

    2.De douaneautoriteiten kunnen van personen die verklaren als douanevertegenwoordiger te handelen, verlangen dat zij bewijzen dat hen door de vertegenwoordigde persoon vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend.

    In specifieke gevallen zien de douaneautoriteiten af van deze eis.

    3.De douaneautoriteiten leggen een als douanevertegenwoordiger handelend persoon die regelmatig handelingen en formaliteiten vervult, niet de verplichting op om iedere keer een bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid voor te leggen, mits de betrokken persoon in staat is dat bewijs voor te leggen wanneer de douaneautoriteiten daarom verzoeken.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de gevallen waarin de douaneautoriteiten de in lid 2 van dit artikel bedoelde vertegenwoordigingsbevoegdheid niet verlangen.

    5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de regels vast voor het verlenen en bewijzen van het in lid 3 bedoelde recht. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Titel III
    EU-DOUANEDATAHUB

    Artikel 29

    Functionaliteiten en doel van de EU-douanedatahub

    1.De EU-douanedatahub biedt een beveiligde en cyberbestendige omgeving van elektronische diensten en systemen voor het gebruik van gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, voor douanedoeleinden. De hub biedt de volgende functies:

    (a)hij maakt het mogelijk om elektronisch uitvoering te geven aan de douanewetgeving;

    (b)hij garandeert de kwaliteit, integriteit, traceerbaarheid en onweerlegbaarheid van de verwerkte gegevens, met inbegrip van de wijziging van die gegevens;

    (c)hij garandeert de naleving van de bepalingen van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 63 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2016/680 64 van het Europees Parlement en de Raad wat de verwerking van persoonsgegevens betreft;

    (d)hij maakt risicoanalyse, economische analyse en gegevensanalyse mogelijk, onder meer door het gebruik van AI-systemen overeenkomstig [de wet op de artificiële intelligentie 2021/0106 (COD)] 65 ;

    (e)hij maakt de interoperabiliteit van die diensten en systemen met andere elektronische systemen, platforms of omgevingen mogelijk ten behoeve van de samenwerking overeenkomstig titel XIII; 

    (f)hij omvat het bij artikel 4 van Verordening (EU) 2022/2399 ingestelde éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten van de Europese Unie;

    (g)hij maakt de uitwisseling van gegevens met derde landen mogelijk;

    (h)hij maakt douanesurveillance op goederen mogelijk.

    2.De handelingen die personen, de Commissie, de douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit of andere autoriteiten via de in lid 1 genoemde functies verrichten, blijven handelingen van die personen, van de Commissie, van de douaneautoriteiten, van de EU-douaneautoriteit of van andere autoriteiten, ook al zijn zij geautomatiseerd.

    3.De Commissie ontwikkelt, implementeert en onderhoudt de EU-douanedatahub, daaronder begrepen de publicatie van de technische specificaties voor de verwerking van gegevens in de hub, en stelt een kader voor gegevenskwaliteit vast.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 bedoelde functies te wijzigen teneinde rekening te houden met nieuwe taken die bij Uniewetgeving aan de in artikel 31 van deze verordening bedoelde autoriteiten zijn toegewezen, of om die functies aan te passen aan de veranderende behoeften van die autoriteiten bij de uitvoering van de douanewetgeving of andere door douaneautoriteiten toegepaste wetgeving.

    5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

    (a)de technische regelingen voor het onderhoud en het gebruik van de elektronische systemen die de lidstaten en de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 hebben ontwikkeld;

    (b)een werkprogramma voor de geleidelijke uitfasering van deze systemen.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 30

    Nationale applicaties voor het gebruik van gegevens van de EU-douanedatahub

    1.De lidstaten kunnen applicaties ontwikkelen die nodig zijn om verbinding te maken met de EU-douanedatahub teneinde gegevens te verstrekken aan en gegevens te verwerken van de EU-douanedatahub.

    2.De lidstaten kunnen de EU-douaneautoriteit verzoeken de in lid 1 bedoelde applicaties te ontwikkelen. In dat geval financieren die lidstaten de ontwikkeling.

    3.Wanneer de EU-douaneautoriteit een applicatie ontwikkelt overeenkomstig lid 2, stelt zij deze ter beschikking van alle lidstaten.

    Artikel 31

    Doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens in de EU-douanedatahub

    1.Personen kunnen toegang hebben tot de in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, die door of namens die persoon zijn doorgegeven, of die zijn gericht aan of zijn bestemd voor die persoon. Deze toegang gebeurt uitsluitend om:    

    (a)te voldoen aan de rapportageverplichtingen van die persoon uit hoofde van de douanewetgeving of andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, daaronder begrepen het bepalen van de aansprakelijkheid van een persoon voor rechten, heffingen en belastingen die in de Unie verschuldigd kunnen zijn; en

    (b)aan te tonen dat die persoon de douanewetgeving en andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving naleeft.

    2.Een douaneautoriteit kan in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover noodzakelijk voor de volgende doeleinden verwerken:

    (a)het vervullen van haar taken met betrekking tot de uitvoering van douanewetgeving of andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, daaronder begrepen het bepalen van de aansprakelijkheid van een persoon voor rechten, heffingen en belastingen die in de Unie verschuldigd kunnen zijn, en het controleren van de naleving van die wetgeving;

    (b)het vervullen van haar taken met betrekking tot controles en risicobeheer als bepaald in titel IV;

    (c)het vervullen van de taken die nodig zijn voor de samenwerking onder de voorwaarden van titel XIII.

    Om de doeltreffendheid van douanecontroles te waarborgen, kunnen alle douaneautoriteiten de uit een douanecontrole voortvloeiende gegevens ontvangen en verwerken wanneer niet-conforme goederen zijn ontdekt.

    3.De EU-douaneautoriteit kan in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover noodzakelijk voor de volgende doeleinden verwerken:

    (a)het vervullen van haar taken op het gebied van douanerisicobeheer als bepaald in titel IV, hoofdstuk 3;

    (b)het vervullen van haar taken als bepaald in titel XII, hoofdstuk 2;

    (c)het vervullen van de taken die nodig zijn voor de samenwerking als bepaald in titel XIII.

    4.De Commissie kan in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover noodzakelijk voor de volgende doeleinden verwerken:

    (a)het vervullen van haar taken met betrekking tot risicobeheer als bepaald in titel IV, hoofdstuk 3;

    (b)het vervullen van haar taken met betrekking tot de tariefindeling, de oorsprong en de waarde van goederen alsook de douanesurveillance op die goederen overeenkomstig de titels I en IX;

    (c)het vervullen van haar taken met betrekking tot beperkende maatregelen en crisisbeheer overeenkomstig titel XI;

    (d)het vervullen van haar taken met betrekking tot de EU-douaneautoriteit overeenkomstig titel XII;

    (e)het vervullen van de taken die nodig zijn voor de samenwerking onder de voorwaarden van titel XIII;

    (f)het beoordelen en evalueren van de prestaties van de douane-unie overeenkomstig titel XV, hoofdstuk 1;

    (g)het toezien op de uitvoering en het waarborgen van de uniforme toepassing van de douanewetgeving of andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, daaronder begrepen het bepalen van de aansprakelijkheid van een persoon voor rechten, heffingen en belastingen die in de Unie verschuldigd kunnen zijn;

    (h)het opstellen van statistieken en andere analyses als bepaald in de wetgeving van de Unie waarvoor de gegevens in de EU-douanedatahub vereist zijn.

    5.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (“OLAF”) kan in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn activiteiten in verband met douaneaangelegenheden krachtens artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad, verwerken onder de in de bovengenoemde verordeningen vastgestelde voorwaarden inzake gegevensbescherming.

    6.Het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) kan op verzoek toegang krijgen tot in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken krachtens artikel 4 van Verordening (EU) 2017/1939 66 van de Raad, in de mate dat het door het EOM onderzochte gedrag betrekking heeft op douane en de toegang geschiedt onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

    7.De belastingautoriteiten van de lidstaten kunnen in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is om te bepalen of een persoon aansprakelijk is voor rechten, heffingen en belastingen die in de Unie verschuldigd kunnen zijn in verband met de betrokken goederen, verwerken, en de toegang geschiedt onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

    8.De bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) 2017/625 67 van het Europees Parlement en de Raad kunnen toegang hebben tot in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is voor de handhaving van de Uniewetgeving inzake het in de handel brengen of de veiligheid van levensmiddelen, diervoeders en planten en voor de samenwerking met douaneautoriteiten om het risico dat niet-conforme producten de Unie binnenkomen, tot een minimum te beperken, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

    9.De door de lidstaten overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1020 aangewezen markttoezichtautoriteiten kunnen in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is voor de handhaving van de Uniewetgeving inzake het in de handel brengen of de veiligheid van producten en voor de samenwerking met douaneautoriteiten om het risico dat niet-conforme goederen de Unie binnenkomen, tot een minimum te beperken, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

    10.Het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) kan op verzoek toegang krijgen tot in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, uitsluitend en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad, zolang die taken betrekking hebben op douanegerelateerde aangelegenheden en de toegang geschiedt onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

    11.Andere nationale autoriteiten en organen van de Unie, waaronder het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), kunnen in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde niet-persoonsgebonden gegevens verwerken onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een overeenkomstig lid 14 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, bij:

    (a)de uitvoering van hun taken die relevant zijn voor het vervullen van douaneformaliteiten;

    (b)de uitvoering van de taken die krachtens Uniewetgeving aan die autoriteiten zijn toevertrouwd;

    (c)de uitvoering van hun taken die relevant zijn voor het verrichten van de in artikel 52 bedoelde risicobeheeractiviteiten op Unieniveau.    

    12.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum moeten de Commissie, OLAF en de EU-douaneautoriteit zodra deze is opgericht, uitsluitend voor de in de leden 4, 5 en 6 genoemde doeleinden, gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, kunnen verwerken uit de bestaande elektronische systemen voor de uitwisseling van inlichtingen die door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn ontwikkeld.

    13.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de leden 2 tot en met 4 om de daarin vastgestelde doelstellingen te verduidelijken en aan te vullen in het licht van de veranderende behoeften bij de uitvoering van de douanewetgeving of andere wetgeving.

    14.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen regels en voorwaarden vast voor de toegang tot of de verwerking van in de EU-douanedatahub opgeslagen of anderszins beschikbaar gestelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens en commercieel gevoelige gegevens, door de in de leden 6 tot en met 11 bedoelde autoriteiten. Bij de vaststelling van die regels en voorwaarden zal de Commissie voor elke autoriteit of categorie van autoriteiten:

    (a)de bestaande waarborgen die door de betrokken autoriteit worden toegepast, beoordelen om te garanderen dat de gegevens overeenkomstig het doel worden verwerkt;

    (b)de evenredigheid en de noodzaak van de verwerking ten opzichte van het doel waarborgen;

    (c)de specifieke categorieën gegevens bepalen die de autoriteit kan benaderen of verwerken;

    (d)overwegen of de betrokken autoriteit een specifiek contactpunt, een specifieke persoon of specifieke personen moet aanwijzen of aanvullende waarborgen moet bieden;

    (e)beoordelen of een verdere uitwisseling van de gegevens moet worden beperkt;

    (f)de voorwaarden vaststellen voor verzoeken om toegang tot gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens of commercieel gevoelige gegevens, en bepalen wie van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken toegang zal verlenen tot de EU-douanedatahub.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 32

    Persoonsgegevens in de EU-douanedatahub

    1.De persoonsgegevens van de volgende categorieën betrokkenen kunnen in de EU-douanedatahub uitsluitend en voor zover dit noodzakelijk is voor de in artikel 31 genoemde doeleinden worden verwerkt:

    (a)betrokkenen die overeenkomstig artikel 19 als marktdeelnemer zijn geregistreerd of een aanvraag tot registratie hebben ingediend;

    (b)betrokkenen die incidenteel betrokken zijn bij activiteiten die onder de douanewetgeving of andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving vallen;

    (c)betrokkenen wier persoonsgegevens zijn opgenomen in de in artikel 40 bedoelde bewijsstukken of in enig aanvullend bewijs dat nodig is om aan de verplichtingen uit hoofde van de douanewetgeving en andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving te voldoen;

    (d)betrokkenen wier persoonsgegevens zijn opgenomen in de gegevens die overeenkomstig artikel 50, lid 3, punt a), voor risicobeheerdoeleinden zijn verzameld;

    (e)gemachtigde medewerkers van douaneautoriteiten, van andere autoriteiten dan de douane of van enige andere relevante autoriteit of gemachtigde instantie, wier persoonsgegevens noodzakelijk zijn om passende controle en toezicht op de toegang tot de gegevens in de EU-douanedatahub te waarborgen;

    (f)medewerkers of gemachtigde derden die werkzaam zijn namens de Commissie, de EU-douaneautoriteit of andere organen van de Unie die gemachtigd zijn om toegang te krijgen tot de EU-douanedatahub.

    2.De volgende categorieën persoonsgegevens kunnen overeenkomstig artikel 31 in de EU-douanedatahub worden verwerkt:

    (a)persoonsgegevens in het in artikel 36 bedoelde EU-douanedatamodel;

    (b)persoonsgegevens die zijn opgenomen in de gegevens die overeenkomstig artikel 50, lid 3, punt a), voor risicobeheerdoeleinden zijn verzameld;

    (c)persoonsgegevens die nodig zijn om een correcte identificatie te waarborgen van de in lid 1, punten e) en f), bedoelde medewerkers die gemachtigd zijn om gegevens in de EU-douanedatahub te verwerken;

    3.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde categorieën betrokkenen en categorieën persoonsgegevens te wijzigen of aan te vullen om rekening te houden met ontwikkelingen in de informatietechnologie en de stand van zaken in de informatiemaatschappij.

    Artikel 33

    Bewaartermijn van persoonsgegevens in de EU-douanedatahub

    1.Persoonsgegevens in de EU-douanedatahub kunnen door middel van een specifieke dienst worden opgeslagen voor een periode van maximaal tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop die gegevens in de dienst zijn geregistreerd. De in artikel 48 bedoelde gevallen, door OLAF, het EOM of de autoriteiten van de lidstaten ingestelde onderzoeken, door de Commissie ingeleide inbreukprocedures, en administratieve en gerechtelijke procedures met betrekking tot persoonsgegevens hebben een schorsende werking ten aanzien van de bewaartermijn van die gegevens.

    2.Na de in lid 1 vastgestelde termijn worden persoonsgegevens, naargelang de omstandigheden, gewist of geanonimiseerd.

    3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de regels voor de anonimisering van persoonsgegevens na afloop van de bewaartermijn vast.

    Artikel 34

    Rollen en verantwoordelijkheden voor in de EU-douanedatahub verwerkte persoonsgegevens

    1.De douaneautoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de EU-douaneautoriteit worden beschouwd als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens in de EU-douanedatahub met het oog op risicobeheer en samenwerking, als bedoeld in artikel 31, lid 2, punten b) en c), artikel 31, lid 3, punten a) en c), en artikel 31, lid 4, punten a) en e).

    2.Elke douaneautoriteit apart wordt beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot de persoonsgegevens die zij verwerkt voor de in artikel 31, lid 2, punt a), genoemde doeleinden.

    3.De Commissie wordt beschouwd als enige verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot de persoonsgegevens die zij verwerkt voor de in artikel 31, lid 4, punten c), d), f) en g), genoemde doeleinden.

    4.Tot de in artikel 265, lid 3, genoemde datum worden de Commissie, OLAF, het EOM en de EU-douaneautoriteit beschouwd als enige verwerkingsverantwoordelijken met betrekking tot de in artikel 31, lid 12, bedoelde gegevensverwerking.

    5.De in lid 1 bedoelde gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken:

    (a)werken samen om verzoeken van betrokkenen tijdig te verwerken en de uitoefening van rechten door betrokkenen te vergemakkelijken;

    (b)staan elkaar bij in aangelegenheden die betrekking hebben op de vaststelling en afhandeling van gegevensinbreuken in verband met de gezamenlijke verwerking;

    (c)wisselen de relevante informatie uit die nodig is om betrokkenen te informeren ingevolge hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EU) 2016/679, hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EU) 2018/1725, en hoofdstuk III van Richtlijn (EU) 2016/680, indien van toepassing;

    (d)waarborgen en bewaken de beveiliging, integriteit, beschikbaarheid en vertrouwelijkheid van de gezamenlijk verwerkte persoonsgegevens ingevolge artikel 32 van Verordening (EU) 2016/679, artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1725 en artikel 25 van Richtlijn (EU) 2016/680, indien van toepassing.

    6.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de respectieve rollen en relaties van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken ten aanzien van de betrokkenen vast, in overeenstemming met artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 35

    Beperkingen van de rechten van betrokkenen

    1.Wanneer de uitoefening, door een betrokkene, van het recht van inzage en het recht op beperking van de verwerking als bedoeld in de artikelen 15 en 18 van Verordening (EU) 2016/679 en de artikelen 17 en 20 van Verordening (EU) 2018/1725, of de mededeling van een gegevensinbreuk als bedoeld in artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725, een lopend onderzoek op het gebied van douane naar een natuurlijke persoon, de uitvoering van douanecontroles of het beheer van een specifiek risico dat met betrekking tot een natuurlijke persoon op het gebied van douane is vastgesteld, in gevaar zou brengen, kunnen de douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit en de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 1, punten c), e), f) en h), van Verordening (EU) 2016/679, en kunnen de Commissie en de EU-douaneautoriteit overeenkomstig artikel 25, lid 1, punten a), c), e) en g), van Verordening (EU) 2018/1725, die rechten geheel of gedeeltelijk beperken zolang de beperking noodzakelijk en evenredig is.

    2.De douaneautoriteiten, de Commissie en de EU-douaneautoriteit beoordelen de noodzaak en de evenredigheid van de in lid 1 bedoelde beperkingen per geval voordat deze worden toegepast, rekening houdend met de potentiële risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkene.

    3.Bij de verwerking van persoonsgegevens die zij in het kader van hun taakuitoefening van andere organisaties ontvangen, raadplegen de douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit of de Commissie, wanneer zij als verwerkingsverantwoordelijke of gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke optreden, die organisaties over mogelijke redenen voor het opleggen van de in lid 1 bedoelde beperkingen en over de noodzaak en de evenredigheid van dergelijke beperkingen voordat zij een in lid 1 bedoelde beperking toepassen.

    4.Wanneer de douaneautoriteiten, de Commissie of de EU-douaneautoriteit de in lid 1 bedoelde rechten geheel of gedeeltelijk beperken, nemen zij de volgende maatregelen:

    (a)in hun antwoord op het verzoek informeren zij de betrokkene over de toegepaste beperking en de voornaamste redenen daarvoor, en over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten of de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of om beroep in te stellen bij een nationale rechtbank of het Hof van Justitie van de Europese Unie; en

    (b)zij leggen de redenen voor de beperking vast, inclusief een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de beperking, en de redenen waarom het verlenen van toegang het risicobeheer en de douanecontroles in gevaar zou brengen.

    De verstrekking van de informatie als bedoeld in de eerste alinea, punt a), kan worden uitgesteld, achterwege worden gelaten of worden geweigerd overeenkomstig artikel 25, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725 dan wel indien de verstrekking van die informatie afbreuk zou doen aan het doel van de beperking.

    5.De douaneautoriteiten, de Commissie of de EU-douaneautoriteit nemen in de op hun website/intranet gepubliceerde informatie over gegevensbescherming een onderdeel op met algemene informatie voor betrokkenen over de mogelijke beperking van hun rechten.

    6.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de waarborgen vast ter voorkoming van misbruik en onrechtmatige toegang of doorgifte van persoonsgegevens ten aanzien waarvan beperkingen gelden of zouden kunnen worden toegepast. Die waarborgen omvatten onder meer de omschrijving van de rollen, verantwoordelijkheden en procedurele stappen, alsmede een passend toezicht op de beperkingen en een periodieke evaluatie van de toepassing ervan, die ten minste om de zes maanden plaatsvindt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 36

    EU-douanedatamodel

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen met de gegevens die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 31, leden 1 tot en met 4, bedoelde doeleinden. Deze gegevensvereisten vormen het EU-douanedatamodel.

    Artikel 37

    Technische middelen voor samenwerking

    1.De Commissie, de EU-douaneautoriteit en de douaneautoriteiten maken gebruik van de EU-douanedatahub bij de uitwisseling van gegevens met de in artikel 31, leden 6 tot en met 11, bedoelde autoriteiten en organen van de Unie overeenkomstig deze verordening.

    2.Voor de andere in de bijlage bij Verordening (EU) 2022/2399 opgenomen formaliteiten en systemen van de Unie garandeert de EU-douanedatahub de interoperabiliteit met behulp van de bij die verordening ingestelde EU-éénloketomgeving voor de douane.

    3.Wanneer andere autoriteiten dan douaneautoriteiten of organen van de Unie gebruikmaken van elektronische middelen die zijn vastgesteld bij, worden gebruikt ter verwezenlijking van de doelstellingen van, of zijn genoemd in Uniewetgeving, kan de samenwerking plaatsvinden door middel van interoperabiliteit van die elektronische middelen met de EU-douanedatahub.

    4.Wanneer andere autoriteiten dan douaneautoriteiten geen gebruikmaken van elektronische middelen die zijn vastgesteld bij, worden gebruikt ter verwezenlijking van de doelstellingen van, of zijn genoemd in Uniewetgeving, kunnen die autoriteiten gebruikmaken van de specifieke diensten en systemen van de EU-douanedatahub overeenkomstig artikel 31.

    5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de regels betreffende de technische vereisten inzake interoperabiliteit en verbinding als bedoeld in de leden 3 en 4 vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Artikel 38

    Uitwisseling van aanvullende inlichtingen tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers

    1.Douaneautoriteiten en marktdeelnemers kunnen inlichtingen uitwisselen die niet specifiek krachtens de douanewetgeving moeten worden verstrekt, in het bijzonder met het oog op wederzijdse samenwerking om risico’s in kaart te brengen en tegen te gaan. Deze uitwisseling kan geschieden op basis van een schriftelijke overeenkomst en kan inhouden dat de douaneautoriteiten toegang krijgen tot de elektronische systemen van marktdeelnemers.

    2.Alle inlichtingen die de partijen elkaar in het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking verstrekken, zijn vertrouwelijk, tenzij beide partijen anders besluiten of de geldende bepalingen anders luiden.

    Artikel 39

    Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten

    1.Eenieder kan de douaneautoriteiten om inlichtingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving verzoeken. De douaneautoriteiten kunnen een dergelijk verzoek afwijzen indien het geen verband houdt met een daadwerkelijk voorgenomen activiteit in het kader van het internationale goederenverkeer.

    2.De douaneautoriteiten plegen regelmatig overleg met marktdeelnemers en andere autoriteiten die betrokken zijn bij het internationale goederenverkeer. Zij bevorderen de transparantie door de douanewetgeving, algemene bestuurlijke beslissingen en aanvraagformulieren vrijelijk, indien mogelijk gratis, en via het internet beschikbaar te maken.

    Artikel 40

    Informatie en bewijsstukken

    1.Wanneer de gegevens en informatie worden verstrekt of beschikbaar gesteld die vereist zijn voor de specifieke douaneregeling waaronder goederen worden geplaatst of zullen worden geplaatst, worden digitale kopieën van originele papieren documenten, indien dergelijke originelen op papier bestaan, verstrekt of beschikbaar gesteld wanneer deze zijn gebruikt om die gegevens en informatie te verkrijgen.

    2.Tot de in artikel 266, lid 3, vastgestelde datum dienen, wanneer een douaneaangifte wordt ingediend, de bewijsstukken die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven, op het tijdstip van indiening in het bezit te zijn van de aangever en ter beschikking te staan van de douaneautoriteiten.

    3.De bewijsstukken voor de in de bijlage bij Verordening (EU) 2022/2399 vermelde toepasselijke niet-douaneformaliteiten van de Unie worden geacht te zijn verstrekt of beschikbaar gesteld of in het bezit te zijn van de aangever indien de douaneautoriteiten in staat zijn de nodige gegevens te verkrijgen van de overeenkomstige niet-douanesystemen van de Unie via het douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten overeenkomstig artikel 10, lid 1, punten a) en c), van die verordening.

    4.Bewijsstukken worden ook verstrekt indien dat met het oog op douanerisicobeheer en -controles noodzakelijk is.

    5.Onverminderd andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving kunnen de douaneautoriteiten marktdeelnemers toestaan om de in lid 3 bedoelde bewijsstukken op te stellen.

    6.Tenzij voor specifieke documenten anders is bepaald, dient de betrokken persoon, met het oog op een douanecontrole, de documenten en gegevens gedurende ten minste drie jaar te bewaren op een wijze die toegankelijk en aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten. Deze termijn gaat in:

    (a)vanaf het einde van het jaar waarin de goederen zijn vrijgegeven;

    (b)vanaf het einde van het jaar waarin zij niet langer aan douanetoezicht zijn onderworpen, in het geval van goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht vrij van rechten of tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming;

    (c)vanaf het einde van het jaar waarin de betrokken douaneregeling is aangezuiverd of waarin de tijdelijke opslag is beëindigd, in het geval van goederen die onder een andere douaneregeling zijn geplaatst of van goederen in tijdelijke opslag.

    7.Onverminderd artikel 182, lid 4, worden, indien uit een douanecontrole in verband met een douaneschuld blijkt dat de desbetreffende boeking moet worden herzien, en indien de betrokkene hiervan in kennis is gesteld, de documenten en informatie na afloop van de in lid 6 van dit artikel bedoelde termijn nog drie jaar langer bewaard.

    8.Indien beroep is ingesteld of een administratieve of gerechtelijke procedure is ingeleid, moeten de documenten en informatie worden bewaard gedurende de in lid 1 vastgestelde termijn of totdat de beroeps- dan wel administratieve of gerechtelijke procedure is voltooid, naargelang welke datum het laatst valt.

    Titel IV
    DOUANETOEZICHT, DOUANECONTROLES EN RISICOBEHEER

    Hoofdstuk 1
    Douanetoezicht

    Artikel 41

    Douanetoezicht

    1.Goederen die het douanegebied van de Unie zullen binnenkomen of verlaten, komen onder douanetoezicht te staan en kunnen aan douanecontroles worden onderworpen.

    2.Goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht, blijven onder dergelijk toezicht staan zolang als nodig is om hun douanestatus te bepalen.

    3.Niet-Uniegoederen blijven onder douanetoezicht staan totdat zij een andere douanestatus hebben gekregen of totdat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten of vernietigd zijn.

    4.Bij binnenkomst in het douanegebied van de Unie zijn Uniegoederen aan douanetoezicht onderworpen totdat hun douanestatus is bevestigd, tenzij zij onder de regeling bijzondere bestemming worden geplaatst.

    5.Uniegoederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, zijn in de volgende gevallen aan douanetoezicht onderworpen:

    (a)indien de goederen geschikt zijn voor herhaald gebruik, gedurende een termijn van niet langer dan twee jaar na de datum van eerste gebruik voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde douanerecht;

    (b)totdat de goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde douanerecht;

    (c)totdat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten, zijn vernietigd of zijn afgestaan aan de staat;

    (d)totdat de goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde douanerecht, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.

    6.Uniegoederen die voor uitvoer zijn vrijgegeven of onder passieve veredeling zijn geplaatst, zijn aan douanetoezicht onderworpen totdat zij het douanegebied van de Unie verlaten, worden afgestaan aan de staat of worden vernietigd, of totdat de douaneaangifte of relevante gegevens over de uitvoer ongeldig worden gemaakt.

    7.Uniegoederen die onder intern douanevervoer zijn geplaatst, zijn aan douanetoezicht onderworpen totdat zij hun bestemming in het douanegebied van de Unie bereiken.

    8.De houder van goederen onder douanetoezicht kan, met toestemming van de douaneautoriteiten, op elk tijdstip de goederen onderzoeken of daarvan monsters nemen, met name om de tariefindeling, douanewaarde of douanestatus te bepalen.

    Artikel 42

    Bevoegde douanekantoren

    1.Tenzij in andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving anders is bepaald, stellen de lidstaten de plaats en de bevoegdheid van hun douanekantoren vast.

    2.De lidstaten zien erop toe dat de officiële openingstijden van deze kantoren redelijk en passend zijn, rekening houdend met de aard van het verkeer en van de goederen, en met de douaneregelingen waaronder deze moeten worden geplaatst, zodat het internationale goederenverkeer niet belemmerd of verstoord wordt.

    3.Het douanekantoor dat bevoegd is om toezicht te houden op de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling, is het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de importeur of de exporteur is gevestigd.

    In afwijking van de eerste alinea is het douanekantoor dat bevoegd is om toezicht te houden op de plaatsing van goederen onder een douaneregeling met betrekking tot importeurs en exporteurs die geen Trust&Check-ondernemer zijn, en gelijkgestelde importeurs, het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de douaneaangifte overeenkomstig artikel 63, lid 4, is ingediend of zou zijn ingediend, afgezien van de in artikel 63, lid 2, bedoelde wijziging met betrekking tot de wijze van informatieverstrekking.

    4.Het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van vestiging van de Trust&Check-ondernemer of de gelijkgestelde importeur:

    (a)houdt toezicht op de plaatsing van goederen onder de betreffende douaneregeling;

    (b)    verricht de douanecontroles voor de verificatie van de verstrekte informatie en verzoekt zo nodig om aanvullende bewijsstukken;

    (c)verzoekt in gerechtvaardigde gevallen het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van verzending of de eindbestemming van de goederen, om een douanecontrole te verrichten;

    (d)verzoekt, in het geval van een risico dat actie vereist zodra de goederen in het douanegebied van de Unie aankomen of voordat zij het douanegebied van de Unie verlaten, het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, om douanecontroles te verrichten; 

    (e)vervult de douaneformaliteiten voor de invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten.

    5.Het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van verzending of de eindbestemming van de goederen, of, overeenkomstig lid 4, punt d), voor de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, verricht de controles waarom het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van vestiging van de importeur, heeft gevraagd, en verstrekt dat douanekantoor de resultaten van deze controles, onverminderd zijn eigen controles met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

    6.De bevoegde douanekantoren hebben toegang tot de informatie die nodig is voor de correcte toepassing van de wetgeving.

    8.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van de andere bevoegde douanekantoren dan dat bedoeld in lid 3, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst en van uitgang, en de procedureregels voor de samenwerking tussen de douanekantoren als bedoeld in lid 5. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 2
    Douanecontroles

    Artikel 43

    Douanecontroles

    1.Onverminderd de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze titel kunnen de douaneautoriteiten alle douanecontroles verrichten die zij nodig achten, met inbegrip van steekproefcontroles.

    2.De douanecontroles kunnen met name inhouden onderzoek van goederen, bemonstering, verificatie van de echtheid, integriteit, juistheid en volledigheid van de door elke persoon verstrekte informatie en van de aanwezigheid, echtheid, juistheid en geldigheid van documenten, onderzoek van de bedrijfsboekhouding, handelsadministratie en gegevensbronnen van marktdeelnemers, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen, officiële onderzoeken en soortgelijke handelingen. Indien nodig omvatten douanecontroles de verwerking van de elektronische gegevens, met inbegrip van de gegevensbron van de gegevens die aan de EU-douanedatahub zijn verstrekt.

    3.Indien dezelfde goederen door andere autoriteiten aan andere controles dan douanecontroles moeten worden onderworpen, trachten de douaneautoriteiten deze controles in nauwe samenwerking met die andere autoriteiten te verrichten, waar mogelijk op dezelfde plaats en op hetzelfde tijdstip als de douanecontroles (onestopshop); de douaneautoriteiten vervullen in dit verband de rol van coördinator.

    Artikel 44

    Verificatie van de verstrekte gegevens

    1.Om de juistheid van de aan hen verstrekte gegevens te verifiëren, kunnen de douaneautoriteiten:

    (a)de gegevens en de bewijsstukken onderzoeken, waarbij zij ook door de marktdeelnemers gehouden gegevensbronnen of voor hun rekening door dienstverleners opgeslagen gegevens kunnen benaderen;

    (b)vereisen dat andere documenten of gegevens worden verstrekt, met inbegrip van door de marktdeelnemers gehouden gegevens of voor hun rekening door dienstverleners opgeslagen gegevens;

    (c)toegang eisen tot de elektronische bestanden van de persoon;

    (d)de goederen aan een onderzoek onderwerpen;

    (e)monsters nemen voor een analyse of grondige controle van de goederen.

    2.De douaneautoriteiten kunnen op ieder ogenblik eisen dat goederen worden gelost en uitgepakt teneinde deze te onderzoeken of te bemonsteren dan wel het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, te controleren.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de maatregelen voor de verificatie van de gegevens als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 45

    Onderzoek en bemonstering van goederen

    1.Het vervoer van de goederen naar de plaats waar het onderzoek en de bemonstering dienen plaats te vinden, alsmede alle handelingen die voor dit onderzoek of deze bemonstering noodzakelijk zijn, worden verricht door of onder de verantwoordelijkheid van de importeur, exporteur of vervoerder. De hieraan verbonden kosten komen ten laste van de importeur of exporteur.

    2.De importeur, exporteur of vervoerder heeft het recht bij het onderzoek van de goederen en bij de bemonstering aanwezig te zijn of te worden vertegenwoordigd. Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten eisen dat de importeur, exporteur of vervoerder bij het onderzoek van de goederen of de bemonstering aanwezig is of zich daarbij laat vertegenwoordigen dan wel dat hij hun de noodzakelijke bijstand verleent om dit onderzoek of deze bemonstering te vergemakkelijken.

    3.Indien de bemonstering volgens de geldende bepalingen plaatsvindt, geeft dit geen aanleiding tot enige vergoeding door de douaneautoriteiten, maar de kosten van analyse of controle komen wel voor hun rekening.

    4.Indien slechts een gedeelte van de goederen wordt onderzocht of bemonsterd, gelden de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek of van de analyse of het onderzoek van de monsters voor alle goederen in dezelfde zending.

    De importeur of exporteur kan evenwel om een aanvullend onderzoek of aanvullende bemonstering van de goederen verzoeken indien hij van mening is dat de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek of van de analyse of het onderzoek van de genomen monsters niet voor de rest van de goederen in kwestie gelden. Dit verzoek wordt ingewilligd mits de goederen nog niet zijn vrijgegeven of, indien zij reeds zijn vrijgegeven, de importeur of de exporteur aantoont dat zij op generlei wijze zijn gewijzigd.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen voor het onderzoek en de bemonstering van goederen als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 46

    Resultaten van de verificatie

    1.De resultaten van de verificatie van de door de importeur, exporteur of vervoerder verstrekte gegevens worden gebruikt voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

    2.Indien de verstrekte gegevens niet zijn geverifieerd, is lid 1 van toepassing op basis van de door de importeur of de exporteur verstrekte gegevens.

    3.De resultaten van de verificatie door de douaneautoriteiten hebben in het hele douanegebied van de Unie dezelfde bindende kracht.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen betreffende de resultaten van de verificatie als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 47

    Identificatiemaatregelen

    1.De douaneautoriteiten of, in voorkomend geval, de marktdeelnemers die daarvoor vergunning hebben gekregen van de douaneautoriteiten, nemen de nodige maatregelen om de goederen te identificeren, indien deze identificatie noodzakelijk is ter waarborging van de naleving van de bepalingen betreffende de douaneregeling in kwestie waaronder de goederen zullen worden geplaatst.

    Deze identificatiemaatregelen hebben in het hele douanegebied van de Unie dezelfde rechtsgevolgen.

    2.De identificatiemiddelen die op de goederen, verpakkingen of vervoermiddelen zijn aangebracht, mogen alleen worden verwijderd of vernietigd door de douaneautoriteiten of door andere personen die door deze autoriteiten daartoe zijn gemachtigd, tenzij ten gevolge van onvoorziene omstandigheden of door overmacht het verwijderen of vernietigen ervan voor het behoud van de goederen of de vervoermiddelen absoluut noodzakelijk is.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen welke maatregelen de in dit artikel bedoelde identificatiemaatregelen zijn. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 48

    Controles na vrijgave

    1.Met het oog op douanecontroles kunnen de douaneautoriteiten, na vrijgave van de goederen: 

    (a)de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en het bestaan, de echtheid, de juistheid en de geldigheid van bewijsstukken verifiëren;

    (b)de boekhouding van de marktdeelnemer en andere bescheiden betreffende de verrichtingen in verband met deze goederen en betreffende eerdere of latere handelstransacties met deze goederen onderzoeken;

    (c)overgaan tot onderzoek en bemonstering van de goederen, zolang zij daartoe nog de mogelijkheid hebben;

    (d)de systemen van marktdeelnemers benaderen om na te gaan of is voldaan aan de verplichting om gegevens te verstrekken of beschikbaar te stellen aan de EU-douanedatahub.

    2.Deze controles kunnen worden verricht bij de importeur of de exporteur dan wel de houder van de goederen, of bij elke persoon die beroepshalve direct of indirect bij deze transacties is betrokken, en bij elke andere persoon die beroepshalve over die documenten en gegevens beschikt.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de maatregelen die van toepassing zijn op de in lid 1 bedoelde controles, ook in gevallen waarin verrichtingen in meer dan één lidstaat plaatsvinden, en maatregelen voor de toepassing van audits en andere passende methoden in het kader van dergelijke controles. Die uitvoeringshandelingen worden volgens artikel 262, lid 4, vastgesteld.

    Artikel 49

    Vluchten en zeereizen binnen de Unie

    1.Alleen indien de douanewetgeving daarin voorziet, worden douanecontroles verricht of douaneformaliteiten vervuld ten aanzien van de handbagage en de ruimbagage van personen op vluchten binnen de Unie of bij zeereizen binnen de Unie.

    2.Lid 1 is van toepassing onverminderd:

    (a)veiligheidsvoorschriften;

    (b)controles in verband met andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de havens en luchthavens waar douanecontroles worden verricht en douaneformaliteiten worden vervuld ten aanzien van:

    (a)de handbagage en de ruimbagage van personen:

    i)aan boord van een luchtvaartuig dat, van een niet-Unieluchthaven komend, na een tussenstop in een Unieluchthaven, deze vlucht voortzet naar een andere Unieluchthaven;

    ii)aan boord van een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt in een Unieluchthaven alvorens zijn vlucht naar een niet-Unieluchthaven voort te zetten;

    iii)die gebruikmaken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen, eindigt of een tussenstop maakt in een niet-Uniehaven;

    iv)aan boord van een pleziervaartuig of van een sportvliegtuig of zakenvliegtuig;

    (b)handbagage en ruimbagage:

    i)die op een Unieluchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-Unieluchthaven komt en op deze Unieluchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert;

    ii)die op een Unieluchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, waarbij deze bagage op een andere Unieluchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een luchthaven buiten de Unie als bestemming heeft.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 3
    Douanerisicobeheer

    Artikel 50

    Algemene beginselen

    1.De douaneautoriteiten bepalen, op basis van risicobeheer en hoofdzakelijk op basis van geautomatiseerde risicoanalyse, of goederen, marktdeelnemers en toeleveringsketens aan douanecontroles of andere risicobeperkende maatregelen zullen worden onderworpen, en zo ja, waar en wanneer die controles en andere risicobeperkende maatregelen zullen plaatsvinden.

    2.De Commissie, de EU-douaneautoriteit en de douaneautoriteiten maken gebruik van douanerisicobeheer om een onderscheid te maken tussen de niveaus van alle risico’s die verbonden zijn aan goederen, marktdeelnemers en toeleveringsketens overeenkomstig de bepalingen in dit hoofdstuk.

    3.Douanerisicobeheer omvat ten minste de volgende activiteiten, die in voorkomend geval op cyclische basis worden georganiseerd:

    (a)het verzamelen, verwerken, uitwisselen en analyseren van relevante gegevens die beschikbaar zijn in de EU-douanedatahub en uit andere bronnen, met inbegrip van relevante gegevens van andere autoriteiten dan douaneautoriteiten;

    (b)het in kaart brengen, analyseren, beoordelen of voorspellen van risico’s, onder meer op basis van statistische en voorspellende methoden en steekproefcontroles;

    (c)het ontwikkelen van de nodige maatregelen voor het beheer van de risico’s, met inbegrip van de vaststelling van gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en toezichtstrategieën;

    (d)het opleggen en uitvoeren van maatregelen, met inbegrip van het selecteren van passende risicobeperkende maatregelen en douanecontroles;

    (e)het verzamelen van feedback over de uitvoering van risicobeheer- en controleactiviteiten;

    (f)het monitoren en evalueren van risicobeheer- en controleactiviteiten met het oog op de verbetering ervan.

    4.Risicobeperkende maatregelen kunnen het volgende omvatten:

    (a)de vervoerder of exporteur gelasten de goederen niet te laden of te vervoeren;

    (b)om aanvullende informatie of actie verzoeken;

    (c)situaties identificeren waarin optreden door een andere douaneautoriteit aangewezen kan zijn;

    (d)aanbevelingen doen in verband met de meest geschikte plaats en maatregelen voor een controle;

    (e)vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het douanegebied van de Unie moeten verlaten.

    Artikel 51

    Rollen en verantwoordelijkheden

    1.De Commissie kan gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en -normen vaststellen voor elk soort risico, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, risico’s in verband met financiële belangen.

    2.Onverminderd lid 6, punt f), van dit artikel en artikel 43 kan de Commissie specifieke gebieden van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving aanwijzen die een prioritaire behandeling voor douanerisicobeheer en douanecontroles moeten krijgen.

    3.De Commissie kan:

    (a)beleidslijnen uitzetten voor de EU-douaneautoriteit met betrekking tot risicobeheerprojecten en toezichtstrategieën;

    (b)de EU-douaneautoriteit verzoeken een periodieke of ad-hocevaluatie van de uitvoering van risicobeheeractiviteiten te verrichten;

    (c)de EU-douaneautoriteit verzoeken een toezichtstrategie voor een risico op te stellen en dreigingsevaluaties te verrichten.

    4.Voor de in de leden 1 tot en met 3 genoemde doeleinden kan de Commissie gegevens verzamelen, verwerken en analyseren die beschikbaar zijn in de EU-douanedatahub en uit andere bronnen, onder meer van andere autoriteiten dan douaneautoriteiten.

    5.De EU-douaneautoriteit verricht risicobeheeractiviteiten op Unieniveau op basis van de in lid 3, punt a), bedoelde douanebeleidslijnen en de in lid 2 bedoelde prioriteiten. Zij:

    (a)verzamelt, verwerkt en analyseert gegevens die beschikbaar zijn in de EU-douanedatahub en uit andere bronnen, onder meer van andere autoriteiten dan douaneautoriteiten;

    (b)    staat de Commissie bij bij het vaststellen van gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, op basis van operationele kennis en technische deskundigheid op het gebied van risicobeheer;

    (c)ontwikkelt toezichtstrategieën, in voorkomend geval samen met andere autoriteiten dan de douane, en verricht dreigingsevaluaties, indien haar daarom overeenkomstig lid 3 wordt verzocht;

    (d)wisselt relevante gegevens uit met de douaneautoriteiten en met andere autoriteiten voor de toepassing van deze titel, indien mogelijk via de EU-douanedatahub, overeenkomstig artikel 53;

    (e)ontwikkelt en verricht gemeenschappelijke risicoanalyse om risicosignalen en resultaten van risicoanalyse te genereren en, in voorkomend geval, controleaanbevelingen en andere passende risicobeperkende maatregelen uit te vaardigen aan de douaneautoriteiten, onder meer voor de toepassing van de gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en de gemeenschappelijke risicocriteria en -normen die door de Commissie zijn vastgesteld, en voor de aanpak van crisissituaties;

    (f)informeert OLAF wanneer ze gevallen van fraude vaststelt of vermoedt en verstrekt OLAF alle nodige informatie met betrekking tot deze gevallen.

    6.De douaneautoriteiten, met behulp van de gegevens die beschikbaar zijn in de EU-douanedatahub en uit andere bronnen:

    (a)verzamelen, verwerken en analyseren gegevens die beschikbaar zijn in de EU-douanedatahub en uit andere bronnen, onder meer van andere autoriteiten dan douaneautoriteiten;

    (b)verrichten nationale risicobeheeractiviteiten, met inbegrip van risicoanalyse, samenwerking en uitwisseling van informatie over risicobeheer met relevante nationale autoriteiten, en nemen risicobeperkende maatregelen;

    (c)voeren nationale processen uit die nodig zijn voor de toepassing van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden;

    (d)implementeren de door de EU-douaneautoriteit gegenereerde risicosignalen, resultaten van risicoanalyse en controleaanbevelingen;

    (e)doen controleaanbevelingen en stellen andere passende risicobeperkende maatregelen voor aan de douaneautoriteiten van andere lidstaten;

    (f)nemen controlebesluiten;

    (g)verrichten controles overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel en eventuele toepasselijke gemeenschappelijke risicocriteria en -normen;

    (h)motiveren bij de EU-douaneautoriteit een eventuele niet-uitvoering van een controleaanbeveling.

    7.De EU-douaneautoriteit stelt de Commissie elk kwartaal en, indien nodig of op verzoek van de Commissie, op een ad-hocbasis in kennis van haar risicobeheeractiviteiten en de resultaten daarvan. Zij verstrekt de Commissie in dit verband alle nodige informatie.

    8.Tot de in artikel 265, lid 1, vastgestelde datum kan de Commissie de in dit artikel bedoelde risicobeheertaken van de EU-douaneautoriteit uitvoeren.

    Artikel 52

    Gemeenschappelijke risicocriteria en -normen

    1.De gemeenschappelijke risicocriteria en -normen omvatten al het volgende:

    (a)een beschrijving van de risico’s;

    (b)de te gebruiken risicofactoren of -indicatoren om goederen of marktdeelnemers voor douanecontroles te selecteren;

    (c)de aard van de door de douaneautoriteiten te verrichten douanecontroles;

    (d)de toepassing van risicoanalyses en risicobeperkende maatregelen in de toeleveringsketen, met inbegrip van verzoeken om informatie of actie en instructies om niet te laden of te vervoeren;

    (e)de toepassingsduur van de in punt c) bedoelde douanecontroles.

    2.Bij de vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen wordt rekening gehouden met al het volgende:

    (a)de evenredigheid met het risico;

    (b)de urgentie waarmee de controles moeten worden verricht;

    (c)de redelijkerwijs te verwachten gevolgen voor het handelsverkeer en de beschikbare controlemiddelen van de afzonderlijke lidstaten.

    Artikel 53

    Informatie die relevant is voor risicobeheer en -controles

    1.Alle risico-informatie, -signalen, resultaten van risicoanalyse, controleaanbevelingen, controlebesluiten en controleresultaten worden geregistreerd in het operationele proces waarop zij betrekking hebben en in de EU-douanedatahub, ongeacht of zij op nationale of gemeenschappelijke risicoanalyse gebaseerd waren, dan wel of willekeurige selectie is toegepast. De douaneautoriteiten delen risico-informatie met elkaar, met de EU-douaneautoriteit en met de Commissie.

    2.De douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit en de Commissie hebben het recht de in lid 1 van dit artikel bedoelde elementen te verwerken overeenkomstig hun taken en verantwoordelijkheden als bedoeld in de artikelen 51 en 54.

    3.De EU-douaneautoriteit maakt waar mogelijk gebruik van de EU-douanedatahub om andere bronnen van gegevens, documenten of informatie die door de EU-douaneautoriteit, de Commissie of een douaneautoriteit als relevant voor het risicobeheer zijn aangemerkt, te verzamelen of ermee te interageren.

    4.Tot de in artikel 265, lid 1, vastgestelde datum voert de Commissie de in dit artikel bedoelde taken van de EU-douaneautoriteit uit.

    Artikel 54

    Evaluatie van douanerisicobeheer

    1.De Commissie evalueert, in samenwerking met de EU-douaneautoriteit en de douaneautoriteiten, de uitvoering van het risicobeheer ten minste om de twee jaar teneinde de operationele en strategische doeltreffendheid en efficiëntie ervan voortdurend te verbeteren; daarnaast kan de Commissie evaluatieactiviteiten organiseren indien zij dat nodig acht, ook op permanente basis.

    2.Te dien einde verzamelt en analyseert de EU-douaneautoriteit relevante informatie en verricht zij alle noodzakelijke activiteiten. De EU-douaneautoriteit kan hierbij een of meer lidstaten om periodieke of ad-hocverslagen verzoeken.

    3.Te dien einde, en om haar rol en verantwoordelijkheden uit hoofde van deze titel te vervullen, kan de Commissie alle relevante informatie die via de EU-douanedatahub beschikbaar is, verwerken en kan zij de EU-douaneautoriteit en de nationale autoriteiten om nadere informatie verzoeken.

    4.Bij de vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden houdt de Commissie in voorkomend geval rekening met de uit hoofde van dit artikel uitgevoerde evaluaties.

    Artikel 55

    Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

    1.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast om de geharmoniseerde toepassing van douanecontroles en risicobeheer te waarborgen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie alsook de vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden als bedoeld in deze titel. Deze maatregelen hebben ten minste betrekking op de volgende elementen:

    (a)de informatie die in de EU-douanedatahub moet worden geregistreerd met betrekking tot risicobeheer en -controles, onder meer met betrekking tot risico-informatie, resultaten van risicoanalyse, controleaanbevelingen, controlebesluiten en controleresultaten, en het recht op toegang tot en verwerking van dergelijke informatie;

    (b)procedurele maatregelen voor het tijdelijke gebruik van of de tijdelijke toegang tot bestaande douane-informatiesystemen en procedurele maatregelen voor het beheer van de interoperabiliteit tussen de EU-douanedatahub en andere systemen;

    (c)procedurele maatregelen met betrekking tot de toepassing van de rapportageverplichting in het kader van controles na vrijgave en steekproefcontroles;

    (d)regelingen voor samenwerking, met inbegrip van de uitwisseling van informatie, tussen de EU-douaneautoriteit en specifieke andere instellingen, organen en instanties van de Unie, en andere nationale bevoegde autoriteiten;

    (e)de identificatie van de verantwoordelijke douaneautoriteit in het geval van specifieke risicobeheerprocessen die betrekking kunnen hebben op meer dan één lidstaat;

    (f)procedurele aspecten van controles, met inbegrip van controles na vrijgave, die betrekking hebben op meer dan één lidstaat, en de beschikbaarheid van de resultaten van monsters en andere controles tussen de betrokken douaneautoriteiten;

    (g)regelingen voor de uitwisseling van risico-informatie tussen douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit en de Commissie;

    (h)gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en -normen als bedoeld in artikel 51, leden 1 en 2, en artikel 52, met inbegrip van de voorwaarden voor de urgente toepassing ervan, indien dit nodig is.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    2.Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen, met inbegrip van de voorwaarden voor de urgente toepassing ervan om doeltreffend te kunnen reageren op crises of incidenten die een onmiddellijk veiligheidsrisico kunnen vormen, en indien zulks naar behoren gerechtvaardigd is door de noodzaak om het gemeenschappelijk risicobeheer snel te actualiseren en de uitwisseling van informatie, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden aan te passen aan de ontwikkeling van de risico’s, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Titel V
    PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING

    Hoofdstuk 1
    Douanestatus van goederen

    Artikel 56

    Vermoeden van douanestatus van Uniegoederen

    1.Alle goederen in het douanegebied van de Unie worden vermoed de douanestatus van Uniegoederen te hebben, tenzij wordt vastgesteld dat zij geen Uniegoederen zijn.

    2.In specifieke gevallen waarin het in lid 1 neergelegde vermoeden niet van toepassing is, moet de douanestatus van Uniegoederen worden aangetoond.

    3.In specifieke gevallen hebben goederen die geheel en al zijn verkregen in het douanegebied van de Unie, niet de douanestatus van Uniegoederen indien zij zijn verkregen uit goederen in tijdelijke opslag of die onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de specifieke gevallen waarin het in lid 1 neergelegde vermoeden niet van toepassing is;

    (b)de voorwaarden voor het toestaan van vereenvoudigingen voor het vaststellen van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen;

    (c)de specifieke gevallen waarin de in lid 3 bedoelde goederen niet de douanestatus van Uniegoederen hebben.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het leveren en het verifiëren van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 57

    Verlies van douanestatus van Uniegoederen

    In de volgende gevallen worden Uniegoederen niet-Uniegoederen:

    (a)indien zij het douanegebied van de Unie verlaten, voor zover de voorschriften inzake intern douanevervoer niet van toepassing zijn;

    (b)indien zij onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, voor zover de douanewetgeving dit toestaat;

    (c)indien zij onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst en vervolgens ofwel aan de staat worden afgestaan, ofwel worden vernietigd en er afval overblijft;

    (d)    indien de aangifte voor het vrije verkeer na vrijgave van de goederen ongeldig wordt gemaakt.

    Artikel 58

    Uniegoederen die het douanegebied van de Unie tijdelijk verlaten

    1.In de in artikel 112, lid 2, punten b), c), d) en e), bedoelde gevallen behouden goederen hun status van Uniegoederen alleen als die status is bepaald onder de voorwaarden en met behulp van de middelen die in de douanewetgeving zijn vastgesteld.

    2.In specifieke gevallen mogen Uniegoederen, zonder dat zij aan een douaneregeling onderworpen zijn, worden vervoerd van de ene plaats naar een andere binnen het douanegebied van de Unie en tijdelijk daarbuiten zonder dat hun douanestatus wijzigt.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de specifieke gevallen waarin de in lid 2 van dit artikel bedoelde douanestatus van goederen niet wijzigt.

    Hoofdstuk 2
    Plaatsing en vrijgave

    Artikel 59

    Plaatsing van goederen onder een douaneregeling 

    1.Importeurs, exporteurs en houders van de regeling die voornemens zijn goederen onder een douaneregeling te plaatsen, verstrekken de voor de betrokken regeling benodigde gegevens of stellen deze beschikbaar zodra ze beschikbaar zijn en in elk geval vóór de vrijgave van de goederen.

    2.Gelijkgestelde importeurs verstrekken de gegevens over afstandsverkopen van goederen die in het douanegebied van de Unie zullen worden ingevoerd, of stellen deze beschikbaar, uiterlijk op de dag na de datum waarop de betaling werd aanvaard en in elk geval vóór de vrijgave van de goederen.

    3.In afwijking van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten, in naar behoren gemotiveerde omstandigheden die verband houden met de ondersteunende documentatie of de bepaling van de definitieve waarde van de goederen, toestaan dat Trust&Check-ondernemers een deel van de gegevens, met uitzondering van voorafgaande informatie over de vracht, verstrekken nadat de goederen zijn vrijgegeven. De importeur of de exporteur verstrekt de weggelaten informatie binnen een specifieke termijn.

    4.De goederen worden bij vrijgave onder de douaneregeling geplaatst. De datum van vrijgave is, tenzij anders is bepaald, de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst, en voor alle andere invoer- of uitvoerformaliteiten.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gegevens en informatie, de specifieke gegevens die na de vrijgave van de goederen kunnen worden verstrekt en de termijnen voor het verstrekken van die gegevens als bedoeld in lid 3 van dit artikel.

    Artikel 60

    Vrijgave van de goederen

    1.De douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling overeenkomstig artikel 42, lid 3, beslissen over de vrijgave van de goederen, rekening houdend met het resultaat van de risicoanalyse van de door de importeur of exporteur verstrekte gegevens en, in voorkomend geval, de resultaten van eventuele controles.

    2.Goederen worden vrijgegeven als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)een importeur of exporteur is verantwoordelijk voor de goederen;

    (b)alle door de douaneautoriteiten gevraagde informatie en de voor de betrokken regeling noodzakelijke minimumgegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douaneautoriteiten;

    (c)aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder de betrokken regeling overeenkomstig de artikelen 88, 118, 132 en 135 is voldaan;

    (d)de goederen zijn niet geselecteerd voor een controle.

    3.De douaneautoriteiten weigeren de vrijgave in elk van de volgende gevallen:

    (a)wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder de betrokken regeling, daaronder begrepen niet-douaneformaliteiten van de Unie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2022/2399, die relevant zijn voor de goederen;

    (b)wanneer zij over bewijzen beschikken dat de goederen niet voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, tenzij die wetgeving vereist dat andere autoriteiten vooraf worden geraadpleegd;

    (c)wanneer zij over bewijzen beschikken dat de verstrekte gegevens niet juist zijn.

    4.De douaneautoriteiten schorsen de vrijgave in elk van de volgende gevallen:

    (a)wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat de goederen niet voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, of dat zij een ernstig risico vormen voor de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, voor het milieu of voor enig ander openbaar belang, daaronder begrepen financieel belang; of

    (b)wanneer de andere autoriteiten daarom hebben verzocht overeenkomstig andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast. 

    5.Wanneer de vrijgave overeenkomstig lid 4 is geschorst, plegen de douaneautoriteiten overleg met de andere autoriteiten indien de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, zulks vereist, en:

    (a)weigeren zij de vrijgave wanneer de andere autoriteiten daarom hebben verzocht overeenkomstig andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast; of

    (b)geven zij de goederen vrij indien er geen redenen zijn om aan te nemen dat niet is voldaan aan andere eisen en formaliteiten krachtens de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving met betrekking tot een dergelijke vrijgave, en:

    i)de andere autoriteiten met de vrijgave hebben ingestemd, of

    ii)de andere autoriteiten niet binnen de termijn die is vastgesteld in de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, hebben geantwoord, of

    iii)de andere autoriteiten de douaneautoriteiten ervan in kennis stellen dat er meer tijd nodig is om te beoordelen of de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, mits zij niet hebben verzocht om de schorsing te handhaven, en de importeur of exporteur ervoor zorgt dat de douaneautoriteiten die goederen volledig kunnen traceren gedurende 15 dagen vanaf de kennisgeving van de andere autoriteiten of totdat de andere autoriteiten het resultaat van hun controles hebben beoordeeld en meegedeeld aan de importeur of de exporteur, indien dit eerder is. De douaneautoriteiten zorgen ervoor dat de traceergegevens van de goederen beschikbaar zijn voor de andere autoriteiten.

    6.Onverminderd de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, worden de douaneautoriteiten geacht de goederen te hebben vrijgegeven indien zij deze niet voor een controle hebben geselecteerd binnen een redelijke termijn nadat:

    (a)de goederen van gelijkgestelde importeurs in het douanegebied van de Unie zijn aangekomen; of

    (b)de goederen van importeurs op hun eindbestemming zijn aangekomen; of

    (c)de exporteur de informatie vóór vertrek heeft verzonden. 

    7.Wanneer de douaneautoriteiten de vrijgave van de goederen overeenkomstig lid 4 hebben geschorst of de vrijgave van de goederen overeenkomstig lid 3 of lid 5, punt a), hebben geweigerd, registreren zij hun besluit en, indien van toepassing, alle andere informatie die op grond van het Unierecht vereist is, in de EU-douanedatahub. Die informatie wordt ter beschikking gesteld van de andere douaneautoriteiten.

    8.Wanneer de douaneautoriteiten de vrijgave van de goederen overeenkomstig lid 3 of lid 5 hebben geweigerd:

    (a)kunnen de goederen vervolgens, indien de andere autoriteiten geen bezwaar hebben gemaakt, onder een andere douaneregeling worden geplaatst met de vermelding dat de goederen eerder waren geweigerd voor een andere douaneregeling;

    (b)registreren de douaneautoriteiten, indien de andere autoriteiten bezwaar hebben gemaakt tegen de plaatsing van de goederen onder een of meer douaneregelingen, die informatie in de EU-douanedatahub en handelen zij dienovereenkomstig.

    9.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 6 van dit artikel bedoelde redelijke termijnen.

    Artikel 61

    Vrijgave van de goederen door Trust&Check-ondernemers namens de douaneautoriteiten

    1.In afwijking van artikel 60, lid 1, kunnen de douaneautoriteiten Trust&Check-ondernemers toestaan de goederen namens hen vrij te geven bij ontvangst van die goederen op de plaats van vestiging van de importeur, de eigenaar of de geadresseerde of bij verzending vanuit de plaats van vestiging van de exporteur, eigenaar of afzender, op voorwaarde dat de nodige gegevens voor de desbetreffende regeling en realtime-informatie over de aankomst of de verzending van de goederen aan de douaneautoriteiten worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld.

    2.Onverminderd artikel 43 kunnen de douaneautoriteiten Trust&Check-ondernemers toestaan bepaalde controles te verrichten op goederen die onder douanetoezicht staan. In die gevallen raadplegen de douaneautoriteiten, wanneer de goederen onder andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving vallen, de andere autoriteiten voordat zij zulke controles toestaan, en kunnen zij met hen een controleplan overeenkomen.

    3.Wanneer de in lid 2 bedoelde Trust&Check-ondernemer redenen heeft om aan te nemen dat de goederen niet voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, stelt hij de douaneautoriteiten en, in voorkomend geval, de andere autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis. In dat geval besluiten de douaneautoriteiten over de vrijgave. 

    4.De douaneautoriteiten kunnen te allen tijde verlangen dat de Trust&Check-ondernemer de goederen ter controle aanbrengt bij een douanekantoor of op de plaats waar de goederen zouden worden vrijgegeven.

    5.Wanneer de douaneautoriteiten een nieuw ernstig financieel risico of een andere specifieke situatie hebben vastgesteld in verband met een toestemming om namens hen goederen vrij te geven, kunnen zij die toestemming voor een bepaalde periode schorsen, in welk geval zij de Trust&Check-ondernemer daarvan in kennis stellen. In dat geval besluiten de douaneautoriteiten over de vrijgave.

    Artikel 62

    Wijziging en ongeldigmaking van informatie voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling

    1.De importeur en de exporteur wijzigen een of meer gegevenselementen die zijn verstrekt om de goederen onder een douaneregeling te plaatsen, wanneer zij er kennis van hebben gekregen dat relevante informatie in hun administratie is gewijzigd of wanneer de douaneautoriteit hen opdracht geeft dit te doen of hen in kennis stelt van een probleem met betrekking tot de juistheid, volledigheid of kwaliteit van gegevens, tenzij de douaneautoriteiten hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn de goederen te onderzoeken of dat zij hebben vastgesteld dat de verstrekte gegevens onjuist zijn, of de goederen al bij de douane zijn aangebracht.

    2.De importeur en de exporteur maken de gegevens die voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling zijn verstrekt, ongeldig zodra zij er kennis van krijgen dat de goederen het douanegebied van de Unie niet zullen binnenkomen of zullen verlaten. De douaneautoriteiten maken de gegevens die voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling zijn verstrekt, ongeldig indien de goederen na 200 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de informatie is verstrekt of beschikbaar is gesteld, het douanegebied van de Unie nog niet zijn binnengekomen of hebben verlaten.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het wijzigen en ongeldigmaken van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 3
    Overgangsbepalingen

    Artikel 63

    Douaneaangifte van goederen

    1.Tot de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum wordt voor alle goederen die onder een douaneregeling zullen worden geplaatst, een douaneaangifte voor de betrokken regeling gedaan.

    2.Met ingang van de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum kunnen importeurs, exporteurs en houders van de regeling douanevervoer, met het oog op de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, een douaneaangifte indienen of de voor de betrokken regeling relevante informatie via de EU-douanedatahub verstrekken of beschikbaar stellen. Met ingang van de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum verstrekken importeurs, exporteurs en houders van de regeling douanevervoer, met het oog op de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, de voor de betrokken regeling relevante informatie via de EU-douanedatahub, of stellen zij deze via de EU-douanedatahub beschikbaar.

    3.In specifieke gevallen kan een douaneaangifte worden ingediend met gebruikmaking van andere dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken

    4.De douaneaangifte wordt, afhankelijk van de omstandigheden, ingediend bij een van de volgende kantoren:

    (a)het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van eerste aankomst van de goederen in het douanegebied van de Unie; of

    (b)het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van lossing van de goederen die over zee of door de lucht aankomen;

    (c)het douanekantoor van bestemming van de regeling douanevervoer indien de goederen het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen onder een regeling douanevervoer;

    (d)    het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen die onder een regeling douanevervoer zullen worden geplaatst, zich bevinden;

    (e)het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats van vestiging van de geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen en dat gemachtigd is gecentraliseerde vrijmaking toe te passen;

    (f)het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten, zich bevinden.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de specifieke gevallen waarin een douaneaangifte kan worden ingediend met gebruikmaking van andere dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen:

    (a)de procedure voor het indienen van de douaneaangifte in de in lid 3 bedoelde gevallen;

    (b)de regels voor het vaststellen van de andere bevoegde douanekantoren dan het in lid 4 bedoelde kantoor, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst en van uitgang.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 64

    Standaard douaneaangifte

    1.Standaard douaneaangiften bevatten alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de indiening van de in lid 1 bedoelde standaard douaneaangifte. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 65

    Vereenvoudigde aangifte

    1.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten aanvaarden dat een persoon goederen onder een douaneregeling laat plaatsen op basis van een vereenvoudigde aangifte, waaruit bepaalde in artikel 40 bedoelde gegevens of bewijsstukken kunnen worden weggelaten.

    2.Tot de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten het normale gebruik van een vereenvoudigde aangifte toestaan.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden waaronder de in lid 2 van dit artikel bedoelde toestemming wordt verleend.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de indiening van de vereenvoudigde aangifte. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 66

    Aanvullende aangifte

    1.Bij een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 65 of een inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 73 dient de aangever binnen een specifieke termijn bij het bevoegde douanekantoor een aanvullende aangifte in met de gegevens die vereist zijn voor de betrokken douaneregeling.

    Bij een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 65 moeten de nodige bewijsstukken binnen een specifieke termijn in het bezit van de aangever zijn en ter beschikking van de douaneautoriteiten staan.

    De aanvullende aangifte kan een algemeen, periodiek of samenvattend karakter hebben.

    2.In de volgende gevallen wordt ontheffing verleend van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte:

    (a)de goederen zijn onder het stelsel van douane-entrepots geplaatst;

    (b)andere specifieke gevallen.

    3.Onder de volgende voorwaarden kunnen de douaneautoriteiten afzien van de eis dat een aanvullende aangifte moet worden ingediend:

    (a)de vereenvoudigde aangifte betreft goederen waarvan de waarde en hoeveelheid onder de statistische drempel liggen;

    (b)de vereenvoudigde aangifte bevat reeds alle informatie die nodig is voor de betrokken douaneregeling;

    (c)de vereenvoudigde aangifte is niet ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever.

    4.De in artikel 65 bedoelde vereenvoudigde aangifte of de in artikel 73 bedoelde inschrijving in de administratie van de aangever wordt geacht samen met de aanvullende aangifte een enkele en ondeelbare akte te vormen, die geldig is respectievelijk vanaf de datum van aanvaarding van de vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 69 en vanaf de datum van inschrijving van de goederen in de administratie van de aangever.

    5.Voor de toepassing van artikel 169 wordt de plaats waar de aanvullende aangifte moet worden ingediend, geacht de plaats te zijn waar de douaneaangifte is ingediend.

    6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de in lid 1, eerste alinea, bedoelde specifieke termijn waarbinnen de aanvullende aangifte moet worden ingediend;

    (b)de in lid 1, tweede alinea, bedoelde specifieke termijn waarbinnen de bewijsstukken in het bezit van de aangever moeten zijn en ter beschikking van de douaneautoriteiten moeten staan;

    (c)de specifieke gevallen waarin ontheffing wordt verleend van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte overeenkomstig lid 2, punt b).

    7.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de indiening van de aanvullende aangifte. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 67

    Indiening van een douaneaangifte

    1.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum kan, onverminderd artikel 66, lid 1, een douaneaangifte worden ingediend door eenieder die in staat is alle informatie te verstrekken die vereist is voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. Die persoon moet ook in staat zijn de goederen bij de douane aan te brengen of te doen aanbrengen.

    Indien de aanvaarding van een douaneaangifte evenwel bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon met zich meebrengt, wordt die aangifte door deze persoon zelf of door zijn vertegenwoordiger ingediend.

    2.In afwijking van lid 1, eerste alinea, wordt de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die in het douanegebied van de Unie zullen worden ingevoerd in het kader van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG voor afstandsverkopen ingediend door of voor rekening van de gelijkgestelde importeur.

    3.De aangever moet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn.

    4.In afwijking van lid 3 zijn de volgende aangevers evenwel niet verplicht om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn:

    (a)personen die een douaneaangifte voor douanevervoer of tijdelijke invoer indienen;

    (b)personen die incidenteel een douaneaangifte indienen, mede voor bijzondere bestemming of actieve veredeling, voor zover de douaneautoriteiten zulks gerechtvaardigd achten;

    (c)personen die gevestigd zijn in een land waarvan het grondgebied grenst aan het douanegebied van de Unie, en die de goederen waarop de douaneaangifte betrekking heeft, aanbrengen bij een douanekantoor in de Unie dat grenst aan dat land, op voorwaarde dat het land waarin de personen zijn gevestigd deze voordelen ook verleent aan personen die in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd;

    (d)gelijkgestelde importeurs die betrokken zijn bij de afstandsverkoop van goederen in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG, welke goederen in het douanegebied van de Unie zullen worden ingevoerd, mits deze importeurs een indirecte vertegenwoordiger aanwijzen.

    5.De douaneaangiften worden gewaarmerkt.

    Artikel 68

    Indiening van een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen

    1.Een douaneaangifte kan worden ingediend voor het tijdstip waarop de goederen naar verwachting bij de douane zullen worden aangebracht. Indien de goederen niet binnen 30 dagen na de datum van indiening van de douaneaangifte worden aangebracht, wordt de douaneaangifte geacht niet te zijn ingediend.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de indiening van een douaneaangifte als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 69

    Aanvaarding van een douaneaangifte

    1.Douaneaangiften die aan de voorwaarden van dit hoofdstuk en artikel 40 voldoen, worden onmiddellijk door de douaneautoriteiten aanvaard, voor zover de desbetreffende goederen bij de douane zijn aangebracht

    2.De datum van aanvaarding van de douaneaangifte door de douaneautoriteiten is, tenzij anders is bepaald, de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen zijn aangegeven en voor alle andere invoer- of uitvoerformaliteiten.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de aanvaarding van een douaneaangifte, inclusief de toepassing van die regels in de in artikel 72 bedoelde gevallen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 70

    Wijziging van een douaneaangifte

    1.De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de douaneaangifte te wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de douaneaangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.

    2.Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:

    (a)de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;

    (b)de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;

    (c)de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.

    3.Op verzoek van de aangever kan, binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, worden toegestaan dat de douaneaangifte wordt gewijzigd na vrijgave van de goederen, zodat de aangever zijn verplichtingen inzake de plaatsing van de goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de wijziging van de douaneaangifte na de vrijgave van de goederen overeenkomstig lid 3. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 71

    Ongeldigmaking van een douaneaangifte

    1.Op verzoek van de aangever maken de douaneautoriteiten een reeds aanvaarde douaneaangifte ongeldig in elk van de volgende gevallen:

    (a)indien voldoende wordt aangetoond dat de goederen onmiddellijk onder een douaneregeling zullen worden geplaatst;

    (b)indien voldoende wordt aangetoond dat ten gevolge van bijzondere omstandigheden de plaatsing van de goederen onder de douaneregeling waarvoor zij zijn aangegeven, niet meer gerechtvaardigd is.

    Indien de douaneautoriteiten de aangever evenwel in kennis hebben gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, kan het verzoek tot ongeldigmaking van de douaneaangifte slechts worden aanvaard nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden.

    2.In afwijking van lid 1 kan de douaneaangifte in specifieke gevallen door de douaneautoriteiten ongeldig worden gemaakt zonder voorafgaand verzoek van de aangever.

    3.De douaneaangifte wordt niet ongeldig gemaakt nadat de goederen zijn vrijgegeven, tenzij anders is bepaald.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de specifieke gevallen waarin de douaneaangifte door de douaneautoriteiten ongeldig wordt gemaakt als bedoeld in lid 2 van dit artikel en na de vrijgave van de goederen als bedoeld in lid 3 van dit artikel.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de ongeldigmaking van de douaneaangifte na de vrijgave van de goederen als bedoeld in lid 3. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 72

    Gecentraliseerde vrijmaking

    1.Tot de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten een persoon, op diens verzoek, vergunning geven om bij het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar hij is gevestigd, een douaneaangifte in te dienen voor goederen die bij een ander douanekantoor bij de douane worden aangebracht.

    Voor de in de eerste alinea bedoelde vereiste vergunning kan ontheffing worden verleend wanneer de douaneaangifte wordt ingediend en de goederen bij de douane worden aangebracht onder de verantwoordelijkheid van één douaneautoriteit.

    2.De aanvrager van de in lid 1 bedoelde vergunning moet een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen als bedoeld in artikel 23, lid 1, punt a), zijn.

    3. Het douanekantoor waar de douaneaangifte wordt ingediend:

    (a)houdt toezicht op het plaatsen van de goederen onder de betreffende douaneregeling;

    (b)verricht de douanecontroles voor de verificatie van de douaneaangifte;

    (c)    verzoekt in gerechtvaardigde gevallen het douanekantoor waarbij de goederen zijn aangebracht, om bepaalde douanecontroles voor de verificatie van de douaneaangifte te verrichten; en

    (d)vervult de douaneformaliteiten voor de invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten.

    4.   Het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend en het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht, wisselen de nodige informatie uit voor de verificatie van de douaneaangifte en voor de vrijgave van de goederen.

    5.   Het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht, verricht, onverminderd zijn eigen controles met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, de in lid 3, punt c), genoemde douanecontroles en verstrekt de resultaten daarvan aan het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend.

    6.   Het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend, geeft de goederen vrij, met inachtneming van:

    (a)de resultaten van zijn eigen controles voor de verificatie van de douaneaangifte;

    (b)de resultaten van de controles voor de verificatie van de douaneaangifte door het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht, en de controles met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in lid 1, eerste alinea, van dit artikel.

    8.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de gecentraliseerde vrijmaking als bedoeld in dit artikel, met inbegrip van de relevante douaneformaliteiten en -controles. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 73

    Inschrijving in de administratie van de aangever

    1.Tot de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten een persoon, op diens verzoek, vergunning geven om een douaneaangifte, waaronder begrepen een vereenvoudigde aangifte, in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, op voorwaarde dat de gegevens van die aangifte ter beschikking staan van de douaneautoriteiten in het elektronische systeem van de aangever op het tijdstip waarop de douaneaangifte, in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, wordt ingediend.

    2.De douaneaangifte wordt geacht te zijn aanvaard op het tijdstip van inschrijving van de goederen in de administratie.

    3.De douaneautoriteiten kunnen, op verzoek, ontheffing verlenen van de verplichting om de goederen aan te brengen. In dat geval worden de goederen geacht te zijn vrijgegeven op het moment van inschrijving in de administratie.

    Deze ontheffing kan worden toegestaan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    (a)de aangever is een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen als bedoeld in artikel 23, lid 1, punt a);

    (b)de aard van de betrokken goederen en de goederenstroom rechtvaardigen dit en zijn bekend bij de douaneautoriteit;

    (c)het toezichthoudende douanekantoor heeft toegang tot alle informatie die het nodig acht om zijn recht om de goederen te controleren, te kunnen uitoefenen, mocht dat nodig blijken;

    (d)op het moment van de inschrijving in de administratie zijn de goederen niet langer onderworpen aan de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

    Het toezichthoudende douanekantoor kan in specifieke situaties evenwel verzoeken om de goederen aan te brengen.

    4.De voorwaarden waaronder de vrijgave van de goederen is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden waaronder de vergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt verleend.

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de inschrijving in de administratie van de aangever, met inbegrip van de relevante douaneformaliteiten en -controles, en de ontheffing van de verplichting om de goederen aan te brengen als bedoeld in lid 3. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 74

    Einde van de geldigheid

    De vergunningen voor vereenvoudigde aangiften, gecentraliseerde vrijmaking en inschrijving in de administratie van de aangever vervallen op de in artikel 265,lid 3, vastgestelde datum.

    Hoofdstuk 4
    Verwijdering van goederen

    Artikel 75

    Verwijdering van goederen

    Indien goederen om enigerlei reden niet langer in tijdelijke opslag kunnen worden gehouden, nemen de douaneautoriteiten onverwijld alle nodige maatregelen om de goederen te verwijderen overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78.

    Artikel 76

    Vernietiging van goederen

    1.Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten de vernietiging van bij de hen aangebrachte goederen eisen. Zij stellen de importeur, exporteur en houder van de goederen daarvan in kennis. De aan de vernietiging verbonden kosten komen ten laste van de importeur of de exporteur.

    2.Wanneer de vernietiging moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een houder van een besluit inzake een intellectuele-eigendomsrecht, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad 68 , moet de vernietiging worden uitgevoerd door of onder toezicht van de douaneautoriteiten.

    3.Indien zij dit noodzakelijk en evenredig achten, kunnen de douaneautoriteiten een product dat niet bij hen is aangebracht en dat een risico voor de gezondheid en veiligheid van eindgebruikers vormt, in beslag nemen en vernietigen of anderszins onbruikbaar maken. De aan die maatregel verbonden kosten komen ten laste van de importeur of de exporteur.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de vernietiging van goederen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 77

    Door de douaneautoriteiten te nemen maatregelen

    1.De douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen, inclusief verbeurdverklaring, verkoop, donatie voor humanitaire doeleinden of vernietiging, voor de verwijdering van goederen in de volgende gevallen:

    (a)indien een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie niet is nagekomen of de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken;

    (b)indien de goederen niet kunnen worden vrijgegeven om een van de volgende redenen:

    i)het onderzoek van de goederen kon niet binnen de door de douaneautoriteiten gestelde termijnen worden aangevangen of voortgezet om redenen die aan de marktdeelnemer te wijten zijn;

    ii)de documenten die moeten worden verstrekt voordat de goederen kunnen worden geplaatst onder of vrijgegeven voor de gevraagde douaneregeling, zijn niet verstrekt;

    iii)de invoer- of uitvoerrechten, naargelang van het geval, zijn niet binnen de gestelde termijn betaald of er is binnen die termijn geen zekerheid gesteld;

    iv)de goederen voldoen niet aan de in artikel 60 vastgestelde voorwaarden voor vrijgave;

    (c)indien de goederen na de vrijgave niet binnen een redelijke termijn zijn weggevoerd;

    (d)indien na de vrijgave blijkt dat de goederen niet aan de voorwaarden voor vrijgave voldeden; of

    (e)indien de goederen overeenkomstig artikel 78 aan de staat worden afgestaan.

    2.Niet-Uniegoederen die aan de staat zijn afgestaan, in beslag zijn genomen of zijn verbeurdverklaard, worden geacht onder de regeling douane-entrepot te zijn geplaatst. Zij worden in de administratie van de beheerder van het douane-entrepot opgenomen, of indien de douaneautoriteiten de beheerder zijn, in de administratie van de douaneautoriteiten.

    Wanneer de douaneautoriteiten al gegevens hebben ontvangen over de goederen die zullen worden vernietigd, aan de staat afgestaan, in beslag genomen of verbeurdverklaard, wordt in de administratie naar die gegevens verwezen.

    3.De kosten van de in lid 1 genoemde maatregelen komen ten laste van:

    (a)in het in lid 1, punt a), bedoelde geval, de vervoerder, de importeur, de houder van de regeling douanevervoer of degene die de goederen aan het douanetoezicht heeft onttrokken;

    (b)in de in lid 1, punten b), c) en d), bedoelde gevallen, de importeur, de exporteur of de houder van de regeling douanevervoer;

    (c)in het in lid 1, punt e), bedoelde geval, de persoon die de goederen aan de staat afstaat.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden en de procedure voor de inbeslagneming van goederen.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de verkoop van goederen door de douaneautoriteiten als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 78

    Afstand van goederen

    1.Niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, kunnen met voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten door de houder van de regeling of in voorkomend geval de houder van de goederen aan de staat worden afgestaan.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het afstaan van goederen aan de staat. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    TITEL VI
    GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE BINNENKOMEN

    Hoofdstuk 1
    Voorafgaande vrachtinformatie

    Artikel 79

    Binnenkomst van goederen

    Goederen mogen het douanegebied van de Unie slechts binnenkomen indien de vervoerder of andere personen de in artikel 80 bedoelde voorafgaande vrachtinformatie aan de bevoegde douaneautoriteiten hebben verstrekt of beschikbaar hebben gesteld. 

    Artikel 80

    Voorafgaande vrachtinformatie

    1.Vervoerders die goederen het douanegebied van de Unie binnenbrengen, verstrekken binnen vastgestelde termijnen voorafgaande vrachtinformatie over elke zending, of stellen deze beschikbaar, aan het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst.

    2.De voorafgaande vrachtinformatie omvat ten minste de importeur die verantwoordelijk is voor de goederen, de unieke referentie van de zending, de afzender, de geadresseerde, een beschrijving van de goederen, de tariefindeling, de waarde, de gegevens over de route en de aard en identificatie van het vervoermiddel waarmee de goederen worden binnengebracht, en de vervoerskosten. De voorafgaande vrachtinformatie wordt verstrekt voordat de goederen in het douanegebied van de Unie aankomen.

    3.De importeur kan een deel van de voorafgaande vrachtinformatie verstrekken binnen de overeenkomstig lid 1 vastgestelde termijnen. Wanneer de importeur al een deel van de vereiste voorafgaande vrachtinformatie heeft verstrekt of beschikbaar heeft gesteld, koppelt de vervoerder zijn eigen aanvullende informatie aan de informatie van de importeur.

    4.De importeur wordt ervan in kennis gesteld wanneer een vervoerder informatie over een zending aan zijn eerdere informatie koppelt.

    5.In specifieke gevallen kan, wanneer de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande vrachtinformatie niet bij de vervoerder of de importeur kan worden verkregen, van andere personen die in het bezit van die informatie zijn en over de passende rechten beschikken om deze te verstrekken, worden verlangd dat zij deze verstrekken.

    6.Van de in lid 1 vastgestelde verplichting wordt afgezien:

    (a)in het geval van vervoermiddelen en de daarmee vervoerde goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt;

    (b)in het geval van goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht nadat zij dat gebied tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten en rechtstreeks zijn vervoerd zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Unie; en

    (c)in andere gevallen die naar behoren worden gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer of die voortvloeien uit verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst als bedoeld in lid 1;

    (b)de als voorafgaande vrachtinformatie te verstrekken aanvullende gegevens als bedoeld in lid 2;

    (c)de termijnen als bedoeld in de leden 1 en 3;

    (d)de specifieke gevallen waarin en de andere personen van wie de verstrekking van voorafgaande vrachtinformatie kan worden verlangd als bedoeld in lid 5;

    (e)de gevallen waarin wordt afgezien van de verplichting om voorafgaande vrachtinformatie te verstrekken of beschikbaar te stellen omdat zulks naar behoren wordt gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer als bedoeld in lid 6, punt c);

    (f)de voorwaarden waaronder een persoon die informatie verstrekt of beschikbaar stelt, de zichtbaarheid van zijn identificatiegegevens kan beperken tot een of meer andere personen die ook gegevens verstrekken, zonder afbreuk te doen aan het gebruik van alle gegevenselementen voor douanetoezicht.

    8.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het verstrekken en ontvangen van de voorafgaande vrachtinformatie als bedoeld in de leden 1 tot en met 5. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    9.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen aangemerkt als de voorafgaande vrachtinformatie.

    Artikel 81

    Risicoanalyse van voorafgaande vrachtinformatie

    1.Onverminderd de in titel XII vastgestelde activiteiten van de EU-douaneautoriteit zorgt het douanekantoor van eerste binnenkomst ervoor dat, binnen specifieke termijnen, een risicoanalyse wordt verricht, voornamelijk voor veiligheidsdoeleinden en, waar mogelijk, ook voor andere doeleinden, op basis van de voorafgaande vrachtinformatie en andere informatie die via de EU-douanedatahub is verstrekt of beschikbaar is gesteld, en neemt het de nodige maatregelen op basis van de resultaten van die risicoanalyse.

    2.Het douanekantoor van eerste binnenkomst kan passende risicobeperkende maatregelen nemen, waaronder:

    (a)de vervoerder gelasten de goederen niet te laden of te vervoeren;

    (b)om aanvullende informatie of actie verzoeken;

    (c)situaties identificeren waarin optreden door een andere douaneautoriteit aangewezen kan zijn;

    (d)aanbevelingen doen in verband met de meest geschikte plaats en maatregelen voor een controle.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de termijnen waarbinnen de risicoanalyse moet worden verricht en de nodige maatregelen moeten worden genomen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, en houdende de risicobeperkende maatregelen als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

    4.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum wordt de risicoanalyse verricht op basis van de summiere aangifte bij binnenbrengen.

    Artikel 82

    Wijziging en ongeldigmaking van voorafgaande vrachtinformatie

    1.De vervoerder stelt de betrokken douaneautoriteiten in kennis van afwijkingen van de route die in de voorafgaande vrachtinformatie is meegedeeld.

    2.De importeur en de vervoerder wijzigen een of meer elementen van de voorafgaande vrachtinformatie wanneer zij er kennis van hebben gekregen dat relevante informatie in hun administratie is gewijzigd of wanneer een douaneautoriteit hen daarom verzoekt of opdracht geeft dit te doen wegens een probleem met betrekking tot de juistheid, volledigheid of kwaliteit van gegevens, tenzij de douaneautoriteiten de vervoerder hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn de goederen te onderzoeken of dat zij hebben vastgesteld dat de voorafgaande vrachtinformatie onjuist is, of de goederen al bij de douane zijn aangebracht.

    3.De vervoerder maakt de voorafgaande vrachtinformatie over goederen die het douanegebied van de Unie niet worden binnengebracht, zo spoedig mogelijk ongeldig. De douaneautoriteiten maken voorafgaande vrachtinformatie over die goederen ongeldig na 200 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de informatie is verstrekt of beschikbaar is gesteld.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het in lid 2 bedoelde wijzigen van de voorafgaande vrachtinformatie en voor het in lid 3 bedoelde ongeldigmaken van de voorafgaande vrachtinformatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 83

    Kennisgeving van aankomst

    1.De vervoerder stelt het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst in kennis van de aankomst van het vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie binnenkomt, en van de zendingen daarin.

    2.In specifieke gevallen, wanneer niet alle gegevens over de zendingen van de vervoerder kunnen worden verkregen, kan van een volgende vervoerder of andere personen die over die gegevens en de nodige rechten beschikken om deze te verstrekken, worden verlangd dat zij het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst in kennis stellen van de aankomst van de zendingen.

    3.De informatie over de aankomst van het vervoermiddel en van de zendingen kan aan de douaneautoriteiten worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld via andere middelen dan de EU-douanedatahub. In dergelijke gevallen wordt de via deze andere middelen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie doorgegeven aan de EU-douanedatahub.

    4.Wanneer in de in lid 1 bedoelde kennisgeving geen informatie is opgenomen over de aankomst van het vervoermiddel en van de zendingen daarin, meldt de vervoerder de aankomst van de goederen die het douanegebied van de Unie over zee of door de lucht zijn binnengebracht, in de haven of luchthaven waar zij worden gelost of overgeladen.

    5.In afwijking van lid 4 geeft de vervoerder geen kennis van goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en die tijdens de reis worden gelost en opnieuw op hetzelfde vervoermiddel worden geladen teneinde het lossen of laden van andere goederen in diezelfde haven of luchthaven mogelijk te maken.

    6.De vervoerder mag in het douanegebied van de Unie geen goederen lossen waarvoor geen minimale voorafgaande vrachtinformatie aan de douane is verstrekt of beschikbaar is gesteld, tenzij de douaneautoriteiten de vervoerder hebben verzocht deze goederen aan te brengen overeenkomstig artikel 85.

    7.In afwijking van lid 6 kunnen de douaneautoriteiten, in geval van een dreigend gevaar dat de onmiddellijke lossing van alle of een deel van de goederen noodzakelijk maakt, de vervoerder toestaan de goederen te lossen.

    8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling van deze verordening vast te stellen houdende de in lid 2 bedoelde specifieke gevallen en de andere personen van wie kan worden verlangd dat zij het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst in kennis stellen van de aankomst van de zendingen.

    9.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de in dit artikel bedoelde kennisgeving van aankomst. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 84

    Vervoer naar de plaats van bestemming

    1.De vervoerder die goederen het douanegebied van de Unie binnenbrengt, brengt deze onverwijld, in voorkomend geval via de door de douaneautoriteiten aangegeven route en op de door hen vastgestelde wijze, naar het door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoor of naar enige andere door deze autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats.

    2.Indien de vervoerder door onvoorziene omstandigheden of door overmacht de in lid 1 bedoelde verplichting niet kan nakomen, stelt hij de douaneautoriteiten onverwijld in kennis van de situatie en van de precieze plaats van de goederen.

    3.De douaneautoriteiten stellen de maatregelen vast die moeten worden genomen om het douanetoezicht op de in lid 1 bedoelde goederen of, in de lid 2 genoemde omstandigheden, op het schip of luchtvaartuig en de zich daarin bevindende goederen mogelijk te maken en om er in voorkomend geval voor te zorgen dat deze goederen vervolgens naar een douanekantoor of een andere door de autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats of naar een vrije zone worden overgebracht.

    4.Goederen die een vrije zone worden binnengebracht, worden rechtstreeks die vrije zone binnengebracht, over zee of door de lucht of, indien over land, zonder over een ander deel van het douanegebied van de Unie te worden vervoerd in het geval waar de vrije zone aan de landgrens tussen een lidstaat en een derde land grenst.

    5.De douaneautoriteit kan goederen die zich nog buiten het douanegebied van de Unie bevinden, aan douanecontroles onderwerpen op basis van een met het betrokken derde land gesloten overeenkomst. De douaneautoriteiten behandelen deze goederen op dezelfde wijze als goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht.

    6.In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen bijzondere voorschriften van toepassing zijn op in het grensgebied vervoerde goederen of in pijpleidingen of via kabels vervoerde goederen evenals goederenverkeer van verwaarloosbaar economisch belang of goederen die reizigers bij zich dragen, voor zover het douanetoezicht en de mogelijkheden tot douanecontroles hierdoor niet in het gedrang komen.

    7.Lid 1 is niet van toepassing op vervoermiddelen en daarmee vervoerde goederen die door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

    8.De artikelen 83 en 85 zijn niet van toepassing in gevallen waar Uniegoederen die worden vervoerd zonder wijziging van hun douanestatus overeenkomstig artikel 58, lid 2, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht nadat zij dat gebied tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten en rechtstreeks zijn vervoerd zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Unie.

    Artikel 85

    Aanbrengen bij de douane

    1.Wanneer de douaneautoriteiten of de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving zulks vereisen, brengt de vervoerder de in het douanegebied van de Unie binnengebrachte goederen bij aankomst aan bij de douane in het aangewezen douanekantoor of op een andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats of in de vrije zone.

    2.De douaneautoriteiten verlangen dat de vervoerder de goederen aanbrengt en de in artikel 80 bedoelde voorafgaande vrachtinformatie verstrekt, indien deze informatie nog niet in een eerder stadium is verstrekt.

    3.Bij de douane aangebrachte goederen mogen niet zonder toestemming van de douaneautoriteiten worden weggevoerd van de plaats waar zij zijn aangebracht.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden voor de in lid 1 bedoelde aanwijzing en goedkeuring van andere plaatsen dan het aangewezen douanekantoor.

    4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het in dit artikel bedoelde aanbrengen van goederen bij de douane vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 86

    Tijdelijke opslag van goederen

    1.Niet-Uniegoederen bevinden zich in tijdelijke opslag vanaf het moment waarop de vervoerder kennisgeeft van hun aankomst in het douanegebied van de Unie totdat zij onder een douaneregeling worden geplaatst of totdat de douaneautoriteiten hun situatie overeenkomstig lid 6 regulariseren.

    2.Goederen die onder de regeling douanevervoer in het douanegebied aankomen, worden in tijdelijke opslag geplaatst nadat zij bij het douanekantoor van bestemming in het douanegebied van de Unie zijn aangebracht overeenkomstig de voorschriften voor de regeling douanevervoer in titel VIII, hoofdstuk 2, totdat zij onder een andere douaneregeling worden geplaatst of totdat de douaneautoriteiten hun situatie overeenkomstig lid 6 regulariseren.

    3.Goederen in tijdelijke opslag worden alleen opgeslagen in douane-entrepots of, indien gerechtvaardigd, op andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen.

    4.De beheerder van de tijdelijke opslag of het douane-entrepot bewaart de goederen in tijdelijke opslag zonder dat zij worden gewijzigd of de presentatie of technische kenmerken ervan worden aangepast.

    5.Niet-Uniegoederen in tijdelijke opslag worden uiterlijk drie dagen na de kennisgeving van hun aankomst of uiterlijk zes dagen na de kennisgeving van hun aankomst in het geval van een toegelaten geadresseerde als bedoeld in artikel 116, lid 4, punt b), onder een douaneregeling geplaatst, tenzij de douaneautoriteiten eisen dat de goederen worden aangebracht. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn worden verlengd.

    6.Indien goederen om een naar behoren gerechtvaardigde reden niet langer in tijdelijke opslag kunnen worden gehouden, nemen de douaneautoriteiten onverwijld alle nodige maatregelen om de goederen te verwijderen overeenkomstig hoofdstuk 4 van deze titel.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde aanwijzing of goedkeuring van plaatsen en de gevallen waarin de in lid 5 van dit artikel bedoelde termijn kan worden verlengd.

    Artikel 87

    Overgangsbepaling betreffende vergunningen voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag

    Uiterlijk op de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum herbeoordelen de douaneautoriteiten de vergunningen voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag om na te gaan of aan de houders ervan een vergunning voor douane-entrepots kan worden verleend. Indien dit niet het geval is, worden de vergunningen voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag ingetrokken.

    Hoofdstuk 2
    In het vrije verkeer brengen

    Artikel 88

    Toepassingsgebied en werking

    1.Niet-Uniegoederen die bestemd zijn om op de markt van de Unie te worden gebracht of bestemd zijn voor particulier gebruik of consumptie binnen het douanegebied van de Unie, worden onder de regeling in het vrije verkeer brengen geplaatst.

    2.Het in het vrije verkeer brengen wordt niet aangemerkt als een bewijs van overeenstemming met de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.De voorwaarden om goederen onder de regeling in het vrije verkeer brengen te plaatsen, zijn de volgende:

    (a)de vereiste gegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douaneautoriteiten, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke importeur, de verkoper, de koper, de fabrikant, de leverancier van het product indien deze verschilt van de fabrikant, de verantwoordelijke marktdeelnemer in de Unie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 en artikel 16 van Verordening (EU) 2023/XXXX 69 van het Europees Parlement en de Raad, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en een omschrijving van de goederen, de unieke referentie van de zending en de plaats waar deze zich bevindt, en de lijst van andere relevante wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast;

    (b)alle verschuldigde invoerrechten of overige heffingen, met inbegrip van antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen, zijn betaald of er is zekerheid voor gesteld, tenzij voor de goederen een verzoek tot opneming uit een tariefcontingent is ingediend of de importeur een Trust&Check-ondernemer is;

    (c)de goederen zijn aangekomen in het douanegebied van de Unie; en

    (d)de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op en tot wijziging van deze verordening vast te stellen houdende de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld om goederen onder de regeling in het vrije verkeer brengen te plaatsen als bedoeld in lid 3, punt a), van dit artikel.

    Artikel 89

    Toepassing van handelspolitieke maatregelen op actieve en passieve veredeling

    1.Indien na actieve veredeling verkregen veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht en de berekening van het bedrag van de invoerrechten plaatsvindt overeenkomstig artikel 168, lid 3, gelden de handelspolitieke maatregelen die van toepassing zijn voor het in het vrije verkeer brengen van de onder actieve veredeling geplaatste goederen.

    2.Het eerste lid is niet van toepassing op afval en resten.

    3.Indien na actieve veredeling verkregen veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht en de berekening van het bedrag van de invoerrechten plaatsvindt overeenkomstig artikel 167, lid 1, gelden de handelspolitieke maatregelen die op die goederen van toepassing zijn, alleen indien de onder actieve veredeling geplaatste goederen aan dergelijke maatregelen onderworpen zijn.

    4.Handelspolitieke maatregelen zijn niet van toepassing op veredelingsproducten die na passieve veredeling in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer:

    (a)de veredelingsproducten hun Unie-oorsprong behouden in de zin van artikel 148;

    (b)de passieve veredeling een herstelling betreft, met inbegrip van het in artikel 143 bedoelde systeem uitwisselingsverkeer; of

    (c)na de passieve veredeling verdere veredeling volgt overeenkomstig artikel 139.

    Hoofdstuk 3
    Vrijstelling van invoerrechten

    Artikel 90

    Toepassingsgebied en werking

    1.Niet-Uniegoederen die, na oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie te zijn uitgevoerd, dit douanegebied binnen drie jaar opnieuw binnenkomen en voor het vrije verkeer worden aangegeven, worden op aanvraag van de belanghebbende van invoerrechten vrijgesteld.

    De eerste alinea is eveneens van toepassing wanneer de terugkerende goederen slechts een deel vertegenwoordigen van de goederen die voordien uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd.

    2.De in lid 1 bedoelde termijn van drie jaar kan worden overschreden om rekening te houden met bijzondere omstandigheden.

    3.Indien de terugkerende goederen vóór hun uitvoer uit het douanegebied van de Unie in het vrije verkeer waren gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts verleend indien de goederen voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer zullen worden gebracht.

    Indien de goederen niet voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer zullen worden gebracht, wordt het bedrag aan invoerrechten verminderd met het bedrag dat is geïnd op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt geen terugbetaling verleend.

    4.Indien Uniegoederen hun douanestatus van Uniegoederen hebben verloren overeenkomstig artikel 57 en vervolgens in het vrije verkeer worden gebracht, zijn de leden 1, 2 en 3 van dit artikel van toepassing.

    5.De vrijstelling van invoerrechten wordt slechts verleend indien de goederen terugkeren in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

    6.De vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling zijn vervuld.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de gevallen waarin goederen worden geacht terug te keren in de staat waarin zij werden uitgevoerd als bedoeld in lid 5 van dit artikel.

    8.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de verstrekking van informatie als bedoeld in lid 6 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 91

    Goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

    1.Er wordt geen vrijstelling van invoerrechten als bepaald in artikel 90 verleend voor goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, tenzij in specifieke gevallen anders is bepaald.

    2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke gevallen.

    Artikel 92

    Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst

    1.Artikel 90 is van toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd volgend op een regeling actieve veredeling.

    2.Indien de importeur daarom verzoekt en de benodigde gegevens verstrekt, wordt het bedrag aan invoerrechten voor de goederen waarop lid 1 betrekking heeft, vastgesteld overeenkomstig artikel 168, lid 3. De datum van wederuitvoer wordt beschouwd als de datum van het in het vrije verkeer brengen.

    3.De in artikel 90 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 109, lid 2, punt c), tenzij wordt gegarandeerd dat er geen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.

    Artikel 93

    Producten van zeevisserij en andere uit de zee gewonnen producten

    1.Onverminderd artikel 148, lid 1, geldt een vrijstelling van invoerrechten voor het in het vrije verkeer brengen van:

    (a)visserijproducten en andere producten die in de territoriale zee van een derde land zijn gewonnen door uitsluitend in een lidstaat ingeschreven of geregistreerde schepen die de vlag van deze lidstaat voeren;

    (b)producten die zijn verkregen uit de in punt a) bedoelde producten aan boord van fabrieksschepen en die voldoen aan de in dat punt gestelde voorwaarden.

    2.De in lid 1 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door het bewijs dat de in dat lid vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het verstrekken van het in lid 2 bedoelde bewijs. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Titel VII
    GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN

    Hoofdstuk 1
    Uitgaan van goederen en uitvoerprocedure

    Artikel 94

    Uitgaan van goederen

    1.Goederen mogen het douanegebied van de Unie slechts verlaten indien de exporteur of andere personen de in artikel 95 bedoelde informatie vóór vertrek aan de bevoegde douaneautoriteiten hebben verstrekt of beschikbaar hebben gesteld.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de regels voor de formaliteiten die voorafgaand en bij het uitgaan van goederen moeten worden vervuld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 95

    Informatie vóór vertrek

    1.Exporteurs die goederen uit het douanegebied van de Unie willen brengen, verstrekken minimale informatie vóór vertrek binnen een specifieke termijn voordat de goederen uit het douanegebied van de Unie worden gebracht.

    2.Van de in lid 1 bedoelde verplichting wordt afgezien in elk van de volgende gevallen:

    (a)in het geval van vervoermiddelen en de daarmee vervoerde goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt;

    (b)in andere specifieke gevallen die naar behoren worden gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer of die voortvloeien uit verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten;

    (c)voor overeenkomstig artikel 58 tijdelijk uit het douanegebied van de Unie vervoerde goederen. 

    3.In de in lid 1 bedoelde minimale informatie vóór vertrek wordt vermeld of gaat om:

    (a)Uniegoederen die onder de regeling uitvoer zullen worden geplaatst;

    (b)Uniegoederen die onder de regeling passieve veredeling zullen worden geplaatst;

    (c)Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten na onder de regeling bijzondere bestemming te zijn geplaatst;

    (d)Uniegoederen die met vrijstelling van btw of accijns zullen worden geleverd als vliegtuig- of scheepsvoorraden, ongeacht de bestemming van het vliegtuig of het schip, waarvoor een bewijs van levering vereist is;

    (e)Uniegoederen die onder de regeling intern douanevervoer zullen worden geplaatst; of

    (f)niet-Uniegoederen die zullen worden uitgevoerd na tijdelijke opslag of na plaatsing onder een douaneregeling.

    4.De vervoerder mag in het douanegebied van de Unie alleen goederen laden waarvoor minimale informatie vóór vertrek is verstrekt of beschikbaar is gesteld aan het douanekantoor van uitgang.

    5.De vervoerder brengt goederen uit het douanegebied van de Unie in dezelfde staat als toen de informatie vóór vertrek werd verstrekt of beschikbaar werd gesteld.

    6.Wanneer de exporteur de informatie vóór vertrek niet heeft verstrekt of de verstrekte informatie vóór vertrek niet overeenstemt met de goederen in kwestie, verstrekt de vervoerder deze informatie binnen een specifieke termijn aan het douanekantoor van uitgang voordat de goederen het douanegebied van de Unie verlaten.

    7.De nodige elementen van de informatie vóór vertrek worden onmiddellijk aan het douanekantoor van uitgang verstrekt of beschikbaar gesteld.

    9.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op of tot wijziging van deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de minimale informatie vóór vertrek die moet worden verstrekt, rekening houdend met de regeling waaronder de goederen zullen worden geplaatst en het feit of de goederen al dan niet Uniegoederen zijn;

    (b)de in de leden 1 en 6 bedoelde specifieke termijn waarbinnen de informatie vóór vertrek moet worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld voordat de goederen het douanegebied van de Unie verlaten, rekening houdend met het soort vervoer en het vervoermiddel;

    (c)de specifieke gevallen waarin wordt afgezien van de verplichting om informatie vóór vertrek te verstrekken of beschikbaar te stellen als bedoeld in lid 2, punt b);

    (d)de bij het uitgaan van de goederen te verstrekken informatie als bedoeld in lid 8.

    10.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het verstrekken en ontvangen van de informatie vóór vertrek en de bevestiging van uitgaan als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    11.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde einddatum worden de summiere aangifte bij uitgaan, de aangifte tot uitvoer, de aangifte tot wederuitvoer en de kennisgeving van wederuitvoer aangemerkt als de informatie vóór vertrek.

    Artikel 96

    Wijziging en ongeldigmaking van de informatie vóór vertrek

    1.De exporteur of de vervoerder kan een of meerdere elementen van de informatie vóór vertrek wijzigen nadat deze is verstrekt of beschikbaar gesteld.

    Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende feiten:

    (a)de douaneautoriteiten hebben kennisgegeven van hun voornemen om de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;

    (b)de douaneautoriteiten hebben vastgesteld dat een of meer elementen van de informatie onjuist of onvolledig zijn;

    (c)de douaneautoriteiten hebben de goederen reeds vrijgegeven voor uitgaan.

    2.De exporteur of de vervoerder maakt de informatie vóór vertrek over goederen die het douanegebied van de Unie niet verlaten, zo spoedig mogelijk ongeldig. De douaneautoriteiten maken de informatie vóór vertrek over die goederen ongeldig na 150 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de informatie is verstrekt of beschikbaar is gesteld.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het in lid 1 bedoelde wijzigen van de informatie vóór vertrek en voor het in lid 2 bedoelde ongeldigmaken van de informatie vóór vertrek. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 97

    Risicoanalyse van de informatie vóór vertrek

    1.Onverminderd de in titel IV vastgestelde activiteiten van de EU-douaneautoriteit zorgt het douanekantoor van uitvoer ervoor dat, binnen een specifieke termijn, een risicoanalyse wordt verricht, voornamelijk voor veiligheidsdoeleinden en, waar mogelijk, ook voor andere doeleinden, op basis van de informatie vóór vertrek en andere informatie die via de EU-douanedatahub is verstrekt of beschikbaar gesteld, en neemt het de nodige maatregelen op basis van de resultaten van die risicoanalyse.

    2.Het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd, kan passende risicobeperkende maatregelen nemen, waaronder:

    (a)de exporteur of de vervoerder gelasten de goederen niet te laden of te vervoeren;

    (b)om aanvullende informatie of actie verzoeken;

    (c)situaties identificeren waarin optreden door een andere autoriteit aangewezen kan zijn;

    (d)aanbevelingen doen in verband met de meest geschikte plaats en maatregelen voor een controle;

    (e)vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het douanegebied van de Unie moeten verlaten.

    3.Het douanekantoor van uitgang verricht ook een risicoanalyse wanneer de vervoerder de informatie over de goederen verstrekt overeenkomstig artikel 95, lid 6.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de termijnen waarbinnen een risicoanalyse moet worden verricht en de nodige maatregelen op basis van de resultaten van de risicoanalyse moeten worden genomen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, en houdende de risicobeperkende maatregelen als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

    Artikel 98

    Aanbrengen en bevestiging van uitgaan

    1.Wanneer de informatie vóór vertrek niet binnen de gestelde termijn is verstrekt of wanneer de douaneautoriteiten of de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving zulks vereisen, brengt de vervoerder de goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten, vóór het vertrek aan bij het douanekantoor van uitgang.

    2.De vervoerder bevestigt aan de douaneautoriteiten dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

    Artikel 99

    Regeling uitvoer

    1.Unie- en niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten, worden onder de regeling uitvoer geplaatst.

    2.De voorwaarden voor het plaatsen van goederen onder de regeling uitvoer zijn de volgende:

    (a)de minimale informatie is verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douaneautoriteiten, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke exporteur, de verkoper, de koper, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling, de omschrijving van de goederen en de plaats waar zij zich bevinden;

    (b)alle verschuldigde uitvoerrechten of overige heffingen zijn betaald of er is zekerheid voor gesteld; en

    (c)    de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.Goederen die het douanegebied van de Unie zullen verlaten, worden, indien van toepassing, aan het volgende onderworpen:

    (a)de terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten;

    (b)de betaling van restituties bij uitvoer;

    (c)de formaliteiten krachtens de geldende bepalingen inzake overige heffingen.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op en tot wijziging van deze verordening vast te stellen houdende de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld voor het plaatsen van goederen onder de regeling uitvoer als bedoeld in lid 2, punt a).

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de teruggaaf van de btw aan niet in de Unie gevestigde natuurlijke personen als bedoeld in lid 3, punt b). Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 100

    Vrijstelling van uitvoerrechten voor tijdelijk uitgevoerde Uniegoederen

    Onverminderd artikel 140 komen Uniegoederen die tijdelijk uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd, in aanmerking voor vrijstelling van uitvoerrechten op voorwaarde van hun wederinvoer.

    Titel VIII
    BIJZONDERE REGELINGEN

    Hoofdstuk 1
    Algemene bepalingen

    Artikel 101

    Toepassingsgebied

    1.Goederen kunnen onder een van de volgende bijzondere regelingen worden geplaatst:

    (a)douanevervoer, dat extern en intern douanevervoer omvat;

    (b)opslag, dat douane-entrepots en vrije zones omvat;

    (c)specifieke bestemming, dat tijdelijke invoer en bijzondere bestemming omvat;

    (d)veredeling, dat actieve en passieve veredeling omvat.

    2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op en tot wijziging van deze verordening vast te stellen houdende de gegevens die aan de douaneautoriteiten moeten worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld voor het plaatsen van goederen onder een bijzondere regeling.

    Artikel 102

    Vergunning

    1.Importeurs of exporteurs die voornemens zijn goederen onder een bijzondere douaneregeling te plaatsen, moeten over een vergunning van de douaneautoriteiten beschikken voor:

    (a)het gebruik van de regeling actieve of passieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming;

    (b)het beheer van een opslagruimte voor opslag in een douane-entrepot, tenzij de opslagruimte wordt beheerd door de douaneautoriteit zelf.

    In de vergunning worden de voorwaarden voor het gebruik van die regelingen of het beheer van die opslagruimten vastgesteld.

    2.Tenzij anders is bepaald, verlenen de douaneautoriteiten de in lid 1 bedoelde vergunning alleen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)de vergunninghouder is gevestigd in het douanegebied van de Unie, tenzij anders is bepaald voor tijdelijke invoer of, in uitzonderlijke gevallen, voor de regeling bijzondere bestemming of actieve veredeling;

    (b)de vergunninghouder biedt de nodige waarborgen voor het goede gebruik van de regeling; een Trust&Check-ondernemer wordt geacht aan deze voorwaarde te voldoen, voor zover de activiteit die betrekking heeft op de bijzondere regeling in kwestie in de in artikel 25 bedoelde vergunning is opgenomen;

    (c)de douaneautoriteiten achtten het nodig dat, wanneer de vergunninghouder geen Trust&Check-ondernemer is, een zekerheid wordt gesteld voor de mogelijke douaneschuld of overige heffingen in verband met de onder de bijzondere regeling geplaatste goederen;

    (d)de douaneautoriteiten kunnen douanetoezicht uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de economische behoeften;

    (e)indien de vergunning betrekking heeft op tijdelijke invoer, maakt de vergunninghouder gebruik van de goederen of laat hij deze gebruiken;

    (f)indien de vergunning betrekking heeft op de veredelingsregeling, verricht de vergunninghouder veredelingshandelingen verricht of laat hij deze verrichten;

    (g)de wezenlijke belangen van producenten in de Unie worden niet geschaad door de vergunning voor een veredelingsregeling (“onderzoek van de economische voorwaarden”).

    3.Tenzij anderszins is gerechtvaardigd door het economische karakter van de veredeling, vragen de vergunningverlenende douaneautoriteiten, om te beoordelen of het verlenen van een vergunning voor een regeling actieve veredeling de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie niet schaadt, het advies van de EU-douaneautoriteit voordat zij hun besluit over de vergunning vaststellen, indien:

    (a)het invoerrecht dat van toepassing is bij het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsproducten, wordt bepaald op basis van de tariefindeling, de douanewaarde, de hoeveelheid, de aard en de oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen overeenkomstig artikel 168, leden 3 en 4; en

    (b)er bewijs voorhanden is dat de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie waarschijnlijk zullen worden geschaad. Er wordt geacht zulk bewijs voorhanden te zijn wanneer de goederen die onder de regeling actieve veredeling zullen worden geplaatst, onderworpen zouden zijn aan een landbouwpolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij in het vrije verkeer werden gebracht.

    4.Om te beoordelen of het verlenen van een vergunning voor een regeling passieve veredeling de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie niet schaadt, vragen de douaneautoriteiten, voordat zij hun besluit over de vergunning vaststellen, het advies van de EU-douaneautoriteit wanneer er bewijs voorhanden is dat de wezenlijke belangen van producenten in de Unie van als gevoelig aangemerkte goederen waarschijnlijk zullen worden geschaad en de goederen niet bestemd zijn om te worden hersteld.

    5.Indien zij daarom overeenkomstig de leden 3 en 4 wordt verzocht, kan de EU-douaneautoriteit tot een van de volgende adviezen komen:

    (a)het verlenen van de vergunning schaadt de wezenlijke belangen van producenten in de Unie niet;

    (b)het verlenen van de vergunning schaadt de wezenlijke belangen van producenten in de Unie;

    (c)het verlenen van de vergunning voor een naar behoren gemotiveerde en gecontroleerde hoeveelheid goederen, die in het advies wordt bepaald, schaadt de wezenlijke belangen van producenten in de Unie niet.

    Met het advies van de EU-douaneautoriteit wordt rekening gehouden door de vergunningverlenende douaneautoriteiten en door alle andere douaneautoriteiten die met soortgelijke vergunningen te maken hebben. De vergunningverlenende douaneautoriteiten kunnen het advies van de EU-douaneautoriteit naast zich neerleggen mits zij hun besluit dienaangaande motiveren.

    6.De vergunning wordt door de vergunningverlenende douaneautoriteiten verstrekt of beschikbaar gesteld in de EU-douanedatahub. Wanneer een vergunning voor een bijzondere regeling commercieel gevoelige informatie bevat, wordt de toegang tot de gegevens ervan beperkt.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de uitzonderingen op de in lid 2 vastgestelde voorwaarden;

    (b)de in lid 3 bedoelde gevallen waarin het economische karakter van de veredeling rechtvaardigt dat de douaneautoriteiten beoordelen of het verlenen van een vergunning voor een regeling actieve veredeling de wezenlijke belangen van de producenten in de Unie niet schaadt, zonder advies van de EU-douaneautoriteit;

    (c)de lijst van als gevoelig aangemerkte goederen als bedoeld in lid 4.

    8.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen:

    (a)de procedureregels voor het verlenen van de vergunning voor de in lid 1 genoemde regelingen;

    (b)de procedureregels voor het uitbrengen van advies door de EU-douaneautoriteit; en

    (c)de hoeveelheid en de regels voor de controle van het plafond als bedoeld in lid 5.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 

    9.Tot de in artikel 265, lid 1, vastgestelde datum worden de in lid 2, punt f), bedoelde economische voorwaarden onderzocht op het niveau van de Unie door de Commissie. Tot die datum wordt, wanneer naar het advies van de EU-douaneautoriteit uit hoofde van dit hoofdstuk wordt verwezen, geacht te worden verwezen naar het onderzoek op het niveau van de Unie als bedoeld in lid 5 van dit artikel.

    Artikel 103

    Vergunningen met terugwerkende kracht

    1.De douaneautoriteiten verlenen met terugwerkende kracht een vergunning indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)er is een bewezen economische behoefte;

    (b)de aanvraag houdt geen verband met een poging tot bedrog;

    (c)de aanvrager heeft op basis van boekhouding of bescheiden aangetoond dat:

    i)aan alle procedurevereisten is voldaan;

    ii)de goederen, waar nodig, voor de betrokken periode kunnen worden geïdentificeerd;

    iii) de procedure kan worden gecontroleerd aan de hand van de boekhouding of bescheiden;

    (d)alle formaliteiten om de situatie van de goederen te regulariseren, kunnen worden verricht, zo nodig met inbegrip van de ongeldigmaking van de betrokken voorgaande bescheiden;

    (e)aan de aanvrager is geen vergunning met terugwerkende kracht verleend in de afgelopen drie jaar vóór de datum waarop de aanvraag is aanvaard;

    (f)het advies van de EU-douaneautoriteit is niet vereist om te beoordelen of het verlenen van de vergunning de wezenlijke belangen van producenten in de Unie niet zou schaden, behalve wanneer een aanvraag betrekking heeft op de verlenging van een vergunning voor dezelfde soort verrichtingen en goederen;

    (g)de aanvraag heeft geen betrekking op het beheer van een opslagruimte voor opslag in een douane-entrepot;

    (h)indien een aanvraag betrekking heeft op een verlenging van een vergunning voor dezelfde soort verrichtingen en goederen, wordt de aanvraag ingediend binnen drie jaar na het verstrijken van de oorspronkelijke vergunning.

    2.De douaneautoriteiten kunnen tevens een vergunning met terugwerkende kracht verlenen indien de goederen die onder een douaneregeling waren geplaatst, niet langer beschikbaar zijn op het moment dat de vergunningsaanvraag was aanvaard.

    Artikel 104

    Administratie

    1.De vergunninghouder, importeur of exporteur en alle personen die zich bezighouden met opslag, be- of verwerking van goederen, of aan- of verkoop van goederen in vrije zones, voeren een passende administratie in een door de douaneautoriteiten goedgekeurde vorm en verstrekken deze administratie of stellen haar beschikbaar in de EU-douanedatahub.

    Aan de hand van de informatie en de gegevens in die administratie moeten de douaneautoriteiten in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het vervoer van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

    2.Een Trust&Check-ondernemer wordt geacht aan de in lid 1 vastgestelde verplichting te voldoen.

    Artikel 105

    Aanzuivering van een bijzondere regeling

    1.Behalve voor de regeling douanevervoer en onverminderd het douanetoezicht op de bijzondere bestemming van artikel 135 wordt een bijzondere regeling aangezuiverd indien de onder de regeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, het douanegebied van de Unie verlaten, vernietigd zijn zonder afvalresten of aan de staat worden afgestaan overeenkomstig artikel 78.

    2.De douaneautoriteiten zuiveren de regeling douanevervoer aan indien zij op grond van een vergelijking van de aan het douanekantoor van vertrek verstrekte of beschikbaar gestelde gegevens met de aan het douanekantoor van bestemming verstrekte of beschikbaar gestelde gegevens kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.

    3.De douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de situatie te regelen van goederen waarvoor de regeling niet onder de vastgestelde voorwaarden is aangezuiverd.

    4.De regeling dient binnen een bepaalde termijn te worden aangezuiverd, tenzij anders is bepaald.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 4 van dit artikel bedoelde termijn.

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de aanzuivering van een bijzondere regeling als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 106

    Overdracht van rechten en verplichtingen

    1.De douaneautoriteiten kunnen de houder van een vergunning voor een andere bijzondere regeling dan douanevervoer toestaan zijn rechten en verplichtingen met betrekking tot onder die bijzondere regeling geplaatste goederen geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een importeur of exporteur die ook aan de voorwaarden voor de betrokken regeling voldoet.

    2.De vergunninghouder die zijn rechten en verplichtingen overdraagt, stelt de douaneautoriteiten in kennis van de overdracht en van de aanzuivering van de regeling, tenzij de douaneautoriteiten de importeur of exporteur aan wie de rechten en verplichtingen zijn overgedragen, ook vergunning hebben verleend.

    3.Wanneer bij de overdracht van rechten en verplichtingen meer dan één lidstaat betrokken is, plegen de douaneautoriteiten die toestemming voor de overdracht verlenen, overleg met de andere betrokken lidstaten.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de overdracht van de rechten en verplichtingen van de vergunninghouder met betrekking tot goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer zijn geplaatst. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 107

    Overbrenging van goederen

    1.In specifieke gevallen kunnen importeurs en exporteurs goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst, overbrengen tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie.

    2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder importeurs en exporteurs goederen kunnen overbrengen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. 

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het overbrengen van goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 108

    Gebruikelijke behandelingen

    1.Goederen die onder een regeling douane-entrepot, onder een veredelingsregeling of in een vrije zone zijn geplaatst, kunnen gebruikelijke behandelingen ondergaan om ze in goede staat te bewaren, de presentatie of handelskwaliteit ervan te verbeteren, of ze klaar te maken voor distributie of wederverkoop.

    2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de gebruikelijke behandelingen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. 

    Artikel 109

    Equivalente goederen

    1.Equivalente goederen zijn Uniegoederen die in plaats van de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen worden opgeslagen, gebruikt of verwerkt.

    In het kader van de regeling passieve veredeling zijn equivalente goederen niet-Uniegoederen die worden verwerkt in plaats van onder de regeling passieve veredeling geplaatste Uniegoederen.

    Tenzij anders is bepaald, moeten equivalente goederen onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken hebben als de goederen die zij vervangen.

    2.Op voorwaarde dat de goede werking van de regeling, met name wat het douanetoezicht betreft, is verzekerd, kunnen de douaneautoriteiten op aanvraag vergunning verlenen voor het volgende:

    (a)het gebruik van equivalente goederen onder een regeling douane-entrepot, in een vrije zone, onder een regeling bijzondere bestemming en onder een veredelingsregeling;

    (b)in specifieke gevallen, het gebruik van equivalente goederen onder de regeling tijdelijke invoer;

    (c)in geval van de regeling actieve veredeling, de uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de invoer van de goederen die zij vervangen;

    (d)in geval van de regeling passieve veredeling, de invoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de uitvoer van de goederen die zij vervangen.

    Een Trust&Check-ondernemer wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde dat het goed functioneren van de regeling is verzekerd, voor zover de activiteit in het kader van het gebruik van equivalente goederen voor de betrokken regeling in de in artikel 25 bedoelde vergunning is opgenomen.

    3.Het gebruik van equivalente goederen wordt niet toegestaan in de volgende gevallen:

    (a)indien uitsluitend gebruikelijke behandelingen als omschreven in artikel 108 worden verricht in het kader van de regeling actieve veredeling;

    (b)indien er een verbod geldt op terugbetaling of vrijstelling van invoerrechten voor niet-oorsprongsgoederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van veredelingsproducten die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden en waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling tussen de Unie en bepaalde derde landen dan wel groepen van derde landen;

    (c)indien dit zou leiden tot een onbillijk voordeel op het vlak van invoerrechten of waarvoor in Uniewetgeving is voorzien.

    4.In het in lid 2, punt c), bedoelde geval stelt, indien de veredelingsproducten aan uitvoerrechten zouden zijn onderworpen indien zij niet in het kader van de regeling actieve veredeling werden uitgevoerd, de vergunninghouder een zekerheid voor de betaling van de uitvoerrechten, indien de niet-Uniegoederen niet binnen de in artikel 138, lid 3, gestelde termijn worden ingevoerd.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de in lid 1, derde alinea, bedoelde uitzonderingen; 

    (b)de voorwaarden waaronder equivalente goederen worden gebruikt overeenkomstig lid 2;

    (c)de specifieke gevallen waarin equivalente goederen worden gebruikt in het kader van de regeling tijdelijke invoer als bedoeld in lid 2, punt b);

    (d)de gevallen waarin het gebruik van equivalente goederen niet is toegestaan overeenkomstig lid 3, punt c).

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het gebruik van equivalente goederen, waarvoor overeenkomstig lid 2 een vergunning is verleend. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 

    Hoofdstuk 2
    Douanevervoer

    Afdeling 1
    Algemene regels

    Artikel 110

    Toepassingsgebied

    1.Goederen worden bij binnenkomst in het douanegebied onder een regeling douanevervoer geplaatst, tenzij zij al onder een regeling douanevervoer als bepaald in de artikelen 111 en 112 zijn geplaatst of onder een andere douaneregeling worden geplaatst binnen de in artikel 86, lid 4, vastgestelde termijn.

    2.De houder van de goederen wordt beschouwd als de importeur of de exporteur van de goederen en is aansprakelijk voor de betaling van douanerechten en andere belastingen en heffingen, tenzij de douaneautoriteiten over gegevens van een andere importeur of exporteur beschikken.

    3.Onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen blijven onder die regeling totdat zij onder een andere douaneregeling zijn geplaatst.

    Artikel 111

    Extern douanevervoer

    1.Onder de regeling extern douanevervoer kunnen niet-Uniegoederen worden overgebracht tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie zonder dat zij worden onderworpen aan:

    (a)invoerrechten of overige heffingen, met inbegrip van antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen;

    (b)handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

    2.In specifieke gevallen moeten Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst.

    3.Overbrengingen als bedoeld in lid 1 gebeuren op een van de volgende wijzen:

    (a)met toepassing van de regeling extern Uniedouanevervoer;

    (b)overeenkomstig de TIR-overeenkomst, op voorwaarde dat de overbrenging:

    i)buiten het douanegebied van de Unie is begonnen of eindigt;

    ii)tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie plaatsvindt, over het grondgebied van een derde land;

    (c)overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanbul wanneer douanevervoer plaatsvindt; 

    (d)onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, en van EU-formulier 302;

    (e)onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de specifieke gevallen waarin Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer moeten worden geplaatst.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de toepassing van lid 3, punten b) tot en met e), in het douanegebied van de Unie, rekening houdend met de behoeften van de Unie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 112

    Intern douanevervoer

    1.Onder de regeling intern douanevervoer kunnen, onder de in lid 2 genoemde voorwaarden, Uniegoederen worden overgebracht tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie, over een derde land, zonder wijziging van hun douanestatus.

    2.Overbrengingen als bedoeld in lid 1 gebeuren op een van de volgende wijzen:

    (a)onder de regeling intern Uniedouanevervoer, indien een internationale overeenkomst in deze mogelijkheid voorziet;

    (b)overeenkomstig de TIR-overeenkomst;

    (c)overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanbul wanneer douanevervoer plaatsvindt;

    (d)onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, en van EU-formulier 302;

    (e)onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de toepassing van lid 2, punten b) tot en met e), in het douanegebied van de Unie, rekening houdend met de behoeften van de Unie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 113

    Eén grondgebied voor douanevervoer

    Wanneer goederen tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie worden overgebracht overeenkomstig de TIR-overeenkomst, de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanbul, onder geleide van formulier 302 of EU-formulier 302, of onder het poststelsel, wordt het douanegebied van de Unie, voor de doeleinden van dat vervoer, als één grondgebied aangemerkt.

    Artikel 114

    Uitsluiting van personen van TIR-operaties

    1.Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat op grond van artikel 38 van de TIR-overeenkomst een persoon uitsluiten van TIR-operaties, geldt dat besluit voor het gehele douanegebied van de Unie en worden de door die persoon ingediende TIR-carnets door geen enkel douanekantoor aanvaard.

    2.Een lidstaat deelt zijn in lid 1 bedoelde besluit en de toepassingsdatum ervan mee aan de overige lidstaten en aan de Commissie en de EU-douaneautoriteit.

    Artikel 115

    Toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde voor TIR-doeleinden

    1.De douaneautoriteiten kunnen een persoon, op diens verzoek, machtigen (“toegelaten geadresseerde”) om overeenkomstig de TIR-overeenkomst vervoerde goederen te ontvangen op een goedgekeurde plaats zodat de regeling wordt beëindigd overeenkomstig artikel 1, punt d), van de TIR-overeenkomst.

    2.De douaneautoriteiten kunnen een persoon, op diens verzoek, machtigen (“toegelaten afzender”) om overeenkomstig de TIR-overeenkomst te vervoeren goederen te verzenden vanaf een goedgekeurde plaats zodat de regeling aanvangt overeenkomstig artikel 1, punt c), van de TIR-overeenkomst.

    Voor de toepassing van de eerste alinea mag de toegelaten afzender verzegelingen van een bijzonder model gebruiken overeenkomstig artikel 116, lid 4, punt c).

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in de leden 1 en 2.

    Afdeling 3
    Uniedouanevervoer

    Artikel 116

    Verplichtingen van de houder van de regeling Uniedouanevervoer en van de vervoerder en de ontvanger van goederen die krachtens de regeling Uniedouanevervoer worden overgebracht

    1.De houder van de regeling Uniedouanevervoer moet aan alle onderstaande verplichtingen voldoen:

    (a)gegevens verstrekken die de douaneautoriteiten in staat stellen toezicht uit te oefenen op de goederen, waaronder ten minste de identificatie van de onder die regeling geplaatste goederen, het vervoermiddel, de importeur of de exporteur, de douanestatus en de overbrengingen;

    (b)de vereiste gegevens en de goederen ongeschonden binnen de gestelde termijn aanbrengen bij het douanekantoor van bestemming met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen;

    (c)de douanebepalingen betreffende de regeling naleven;

    (d)tenzij anders is bepaald in de douanewetgeving, zekerheid stellen voor de betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met een douaneschuld of overige heffingen die ter zake van de goederen verschuldigd kunnen worden.

    2.De houder van de regeling is zijn verplichtingen nagekomen en de regeling douanevervoer is beëindigd, als de onder de regeling geplaatste goederen en de vereiste informatie op het douanekantoor van bestemming beschikbaar zijn overeenkomstig de douanewetgeving.

    3.Een vervoerder of een ontvanger van goederen die goederen aanvaardt in de wetenschap dat deze onder de regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst, is eveneens verplicht deze binnen de gestelde termijn ongeschonden bij het douanekantoor van bestemming aan te brengen met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen.

    4.De douaneautoriteiten kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor een van de volgende vereenvoudigingen betreffende de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer of de aanzuivering van die regeling:

    (a)de status van toegelaten afzender, uit hoofde waarvan de vergunninghouder goederen onder de regeling Uniedouanevervoer kan plaatsen zonder die bij de douane aan te brengen;

    (b)de status van toegelaten geadresseerde, uit hoofde waarvan de vergunninghouder onder de regeling Uniedouanevervoer vervoerde goederen op een goedgekeurde plaats kan ontvangen om de regeling overeenkomstig lid 2 aan te zuiveren;

    (c)het gebruik van verzegelingen van een bijzonder model, indien verzegeling vereist is voor de identificatie van de onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen;

    (d)het gebruik van een elektronisch vervoersdocument om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen, op voorwaarde dat het de vereiste gegevens bevat en beschikbaar is voor het douanekantoor van vertrek en van bestemming, zodat douanetoezicht op de goederen en aanzuivering van de regeling mogelijk zijn.

    5.De douaneautoriteiten verrichten ten minste om de drie jaar een grondige controle van de activiteiten van toegelaten afzenders en geadresseerden om na te gaan of zij aan de vergunningsvereisten voldoen.

    6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende nadere bepalingen betreffende de in lid 1, punten a) en b), bedoelde gegevensvereisten en de in lid 4 bedoelde voorwaarden voor vergunningverlening.

    7.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor:

    (a)de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer en de aanzuivering van die regeling;

    (b)de werking van de in lid 4 bedoelde vereenvoudigingen.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 117

    Goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer over het grondgebied van een derde land worden vervoerd

    1.De regeling extern Uniedouanevervoer is van toepassing op goederen die over een derde land worden vervoerd, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)een internationale overeenkomst voorziet in een dergelijke mogelijkheid;

    (b)het vervoer over dat derde land geschiedt onder geleide van één enkel in het douanegebied van de Unie opgesteld vervoersdocument.

    2.In het in lid 1, punt b), bedoelde geval wordt de werking van de regeling extern Uniedouanevervoer geschorst zolang de goederen zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden.

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het douanetoezicht op goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer over het grondgebied van een derde land worden vervoerd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 3
    Opslag

    Afdeling 1
    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 118

    Toepassingsgebied

    1.Onder een opslagregeling kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie worden opgeslagen zonder dat zij worden onderworpen aan:

    (a)invoerrechten;

    (b)overige heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

    (c)handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

    2.De voorwaarden om goederen onder de regeling opslag te plaatsen, zijn de volgende:

    (a)de minimale gegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douane, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke importeur, de fabrikant, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en de omschrijving van de goederen en de lijst van relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten op deze goederen wordt toegepast, tenzij anders is bepaald; en

    (b)de goederen voldoen aan de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving.

    3.Uniegoederen kunnen onder de regeling douane-entrepot of vrije zone worden geplaatst overeenkomstig de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, of om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten. Uniegoederen kunnen in een vrije zone of douane-entrepot worden gebracht, opgeslagen, vervoerd, gebruikt, veredeld of verbruikt. In dergelijke gevallen worden de goederen niet geacht zich onder een regeling opslag te bevinden.

    4.De importeur plaatst niet-Uniegoederen die in een douane-entrepot of een vrije zone zijn gebracht, onder de passende opslagregeling.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor het plaatsen van Uniegoederen onder de regeling douane-entrepot of de regeling vrije zone als bedoeld in lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 119

    Opslaginformatie

    1.De minimale gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen betreffende de opslag van de daarin gelegen goederen, met name de in artikel 118, lid 2, punt a), bedoelde gegevens, de douanestatus van de onder de opslagregeling geplaatste goederen en de daaropvolgende overbrengingen van die goederen, worden door de exploitant van een douane-entrepot of een vrije zone aan de douaneautoriteiten verstrekt of beschikbaar gesteld.

    2.Wanneer de importeur of de vervoerder de in lid 1 bedoelde informatie al geheel of gedeeltelijk heeft verstrekt of beschikbaar heeft gesteld, koppelt de exploitant van het douane-entrepot of de vrije zone zijn eigen aanvullende informatie aan de informatie van de importeur of vervoerder.

    3.De exploitant mag geen goederen aanvaarden waarvoor de minimale gegevens niet aan de douane zijn verstrekt of beschikbaar zijn gesteld.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 1 van dit artikel bedoelde minimale gegevens.

    Artikel 120

    Wijziging en ongeldigmaking van opslaginformatie

    1.De exploitant van een douane-entrepot of een vrije zone kan een of meer elementen van de informatie over de goederen in zijn opslagruimte wijzigen nadat deze zijn verstrekt of beschikbaar zijn gesteld, tenzij de douaneautoriteiten de exploitant hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn de goederen te onderzoeken of dat zij hebben vastgesteld dat de informatie over de goederen onjuist is.

    2.De importeur, vervoerder of exploitant van het entrepot of de vrije zone maakt de informatie over goederen die het douanegebied van de Unie niet worden binnengebracht, zo spoedig mogelijk ongeldig. De douaneautoriteiten maken de informatie over die goederen ongeldig na 30 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de informatie is verstrekt of beschikbaar is gesteld.

    Artikel 121

    Duur van een opslagregeling

    1.Goederen kunnen gedurende een onbeperkte periode onder een regeling opslag blijven.

    2.In uitzonderlijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten een termijn voor de aanzuivering van een regeling opslag vaststellen, met name wanneer de soort en de aard van de goederen in geval van langdurige opslag een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, of voor het milieu.

    Afdeling 2
    Douane-entrepots

    Artikel 122

    Opslag in douane-entrepots

    1.Onder de regeling douane-entrepot kunnen niet-Uniegoederen worden opgeslagen in daartoe door de douaneautoriteiten goedgekeurde en onder douanetoezicht staande ruimten of andere locaties (“douane-entrepots”).

    2.De douane-entrepots kunnen worden gebruikt door importeurs voor de opslag van goederen (“publiek douane-entrepot”) of door houders van een vergunning douane-entrepot voor de opslag van ingevoerde goederen (“particulier douane-entrepot”).

    Artikel 123

    Vergunning voor het beheer van douane-entrepots

    1.Voor het beheer van een douane-entrepot is een vergunning van de douaneautoriteiten vereist, tenzij de exploitant van het douane-entrepot de douaneautoriteit zelf is. In de vergunning worden de voorwaarden voor het beheer van het douane-entrepot vastgesteld.

    2.De in lid 1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend aan personen die aan de volgende voorwaarden voldoen:

    (a)zij zijn in het douanegebied van de Unie gevestigd;

    (b)zij bieden de nodige waarborgen voor het goede gebruik van de regeling;

    (c)een Trust&Check-ondernemer wordt geacht aan deze voorwaarde te voldoen, voor zover het beheer van een douane-entrepot in de in artikel 25 bedoelde vergunning is opgenomen;

    (d)zij stellen een zekerheid voor de mogelijke douaneschuld.

    3.De in lid 1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de douaneautoriteiten douanetoezicht kunnen uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de economische behoeften.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden waaronder de in lid 1 van dit artikel bedoelde vergunning wordt verleend.

    Artikel 124

    Overbrenging van goederen in douane-entrepot

    1.De douaneautoriteiten kunnen een exploitant van een douane-entrepot toestaan om goederen over te brengen onder de volgende voorwaarden:

    (a)de vergunning douane-entrepot voorziet in de mogelijkheid om goederen over te brengen;

    (b)de exploitant van het douane-entrepot is een geautoriseerde marktdeelnemer of Trust&Check-ondernemer;

    (c)informatie over de overbrengingen wordt vastgelegd in de administratie van de exploitant en verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douaneautoriteiten van vertrek en van aankomst van de goederen.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedure voor de overbrenging van goederen in douane-entrepot als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 125

    Veredeling in een douane-entrepot

    Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat goederen in een douane-entrepot onder de regeling actieve veredeling of de regeling bijzondere bestemming worden geplaatst om in het douane-entrepot te worden veredeld, met inachtneming van de voor de desbetreffende regeling vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 126

    Douanetoezicht

    De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen niet aan het douanetoezicht worden onttrokken.

    Afdeling 3
    Vrije zones

    Artikel 127

    Instelling van vrije zones

    1.De lidstaten kunnen in bepaalde delen van het douanegebied van de Unie vrije zones instellen.

    De lidstaten bepalen van elke vrije zone de geografische grenzen en stellen de in- en uitgangen ervan vast.

    2.De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over hun vrije zones die in gebruik zijn.

    3.De vrije zones zijn afgesloten.

    De grenzen en de in- en uitgangen van de vrije zones staan onder douanetoezicht.

    4.Personen, goederen en vervoermiddelen die een vrije zone binnenkomen of verlaten, kunnen aan douanecontroles worden onderworpen.

    Artikel 128

    Gebouwen en activiteiten in vrije zones

    1.Voor het oprichten van gebouwen in een vrije zone is voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

    2.Met inachtneming van de douanewetgeving is in een vrije zone elke industriële, handels- of dienstverlenende activiteit toegestaan. De douaneautoriteiten worden voorafgaand aan de uitoefening van deze activiteiten hiervan in kennis gesteld.

    3.De douaneautoriteiten kunnen, rekening houdend met de aard van de goederen dan wel de eisen inzake douanetoezicht of inzake veiligheid, de in lid 2 bedoelde activiteiten verbieden of beperken.

    4.De douaneautoriteiten kunnen personen die niet de nodige waarborgen bieden voor de naleving van de douanevoorschriften, de uitoefening van een activiteit in een vrije zone verbieden.

    Artikel 129

    Niet-Uniegoederen in vrije zones

    1.Niet-Uniegoederen kunnen tijdens het verblijf ervan in een vrije zone in het vrije verkeer worden gebracht of onder de regeling actieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming worden geplaatst onder de voor die regelingen geldende voorwaarden.

    In dergelijke gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling vrije zone te bevinden.

    2.Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op leveringen en bevoorradingsproducten en voor zover de betrokken regeling dit toestaat, vormt lid 1 geen beletsel voor het gebruik of verbruik van goederen die, indien zij in het vrije verkeer werden gebracht of tijdelijk werden ingevoerd, niet aan de toepassing van invoerrechten in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid of aan maatregelen die het gebruik van die goederen in de Unie verbieden, zouden zijn onderworpen.

    Dergelijk gebruik of verbruik vereist dat de passende informatie aan de douane wordt verstrekt of beschikbaar wordt gesteld. 

    Artikel 130

    Goederen uit een vrije zone halen

    Goederen mogen slechts uit een vrije zone worden gebracht indien zij onder een andere douaneregeling zijn geplaatst.

    Artikel 131

    Douanestatus

    1.Op aanvraag van de belanghebbende stellen de douaneautoriteiten met betrekking tot de volgende goederen vast dat zij de douanestatus van Uniegoederen hebben:

    (a)Uniegoederen die een vrije zone worden binnengebracht;

    (b)Uniegoederen die in een vrije zone zijn veredeld;

    (c)goederen die in een vrije zone in het vrije verkeer zijn gebracht.

    2.Goederen die uit een vrije zone in een ander deel van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht of onder een douaneregeling worden geplaatst, worden als niet-Uniegoederen beschouwd tenzij de douanestatus ervan als Uniegoederen is aangetoond.

    3.Voor de toepassing van uitvoerrechten en uitvoercertificaten of van uitvoercontrolemaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid worden deze goederen evenwel als Uniegoederen beschouwd tenzij is vastgesteld dat zij niet de douanestatus van Uniegoederen hebben.

    Hoofdstuk 4
    Specifieke bestemming

    Afdeling 1
    Tijdelijke invoer

    Artikel 132

    Toepassingsgebied

    1.Onder de regeling tijdelijke invoer kan aan voor uitvoer bestemde niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie een specifieke bestemming worden gegeven, met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten, zonder dat zij aan een van de volgende maatregelen onderworpen zijn:

    (a)overige heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

    (b)handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

    2.De regeling tijdelijke invoer mag alleen worden gebruikt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)de goederen zijn niet bestemd om enige wijziging te ondergaan, met uitzondering van de normale waardevermindering ervan door gebruik;

    (b)de onder de regeling geplaatste goederen kunnen worden geïdentificeerd, behalve indien het ontbreken van identificatiemaatregelen wegens de aard van de goederen of het voorgenomen gebruik niet tot misbruik van de regeling kan leiden of, in het in artikel 109 bedoelde geval, de naleving van aan equivalente goederen gestelde voorwaarden kan worden gecontroleerd;

    (c)indien vereist, een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 102 en de minimale gegevens aan de douane zijn verstrekt of beschikbaar zijn gesteld vóór de vrijgave van de goederen, waaronder ten minste de importeur die verantwoordelijk is voor de goederen, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en een omschrijving van de goederen en het beoogde gebruik ervan;

    (d)de in de douanewetgeving vastgestelde vereisten voor volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten zijn vervuld;

    (e)de goederen zijn aangekomen in het douanegebied van de Unie;

    (f)de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)het in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke gebruik;

    (b)de voorwaarden voor volledige vrijstelling van invoerrechten als bedoeld in lid 2, punt d), van dit artikel.

    Artikel 133

    Termijn gedurende welke goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden

    1.De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, onder een volgende douaneregeling moeten zijn geplaatst. Deze termijn moet lang genoeg zijn om het doel van het toegestane gebruik te bereiken.

    2.De maximale termijn gedurende welke goederen zich voor dezelfde doeleinden en onder de verantwoordelijkheid van dezelfde vergunninghouder onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden, bedraagt 24 maanden, ook als de regeling werd aangezuiverd door de goederen onder een andere bijzondere regeling te plaatsen en ze vervolgens opnieuw onder de regeling tijdelijke invoer te plaatsen.

    3.Indien in uitzonderlijke omstandigheden het doel van het toegestane gebruik niet kan worden bereikt binnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen, kunnen de douaneautoriteiten deze termijnen met een redelijke duur verlengen, indien de importeur een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

    4.Behalve in onvoorziene gevallen is de totale termijn gedurende welke goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden, niet langer dan tien jaar.

    Artikel 134

    Bedrag aan invoerrechten bij tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten

    1.Het bedrag aan invoerrechten voor onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten wordt vastgesteld op 3 % van het bedrag aan invoerrechten dat over die goederen zou zijn geheven indien zij op de datum waarop ze onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

    Dit bedrag is verschuldigd per maand of maanddeel dat de goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten hebben bevonden.

    2.Het bedrag aan invoerrechten mag niet hoger zijn dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de betrokken goederen op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

    Afdeling 2
    Bijzondere bestemming

    Artikel 135

    Regeling bijzondere bestemming

    1.Onder de regeling bijzondere bestemming kunnen goederen in het vrije verkeer worden gebracht met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht waarin de Uniewetgeving voorziet, op voorwaarde dat de importeur de goederen een bijzondere bestemming geeft.

    2.De voorwaarden om goederen onder de regeling bijzondere bestemming te plaatsen, zijn de volgende:

    (a)er is, indien vereist, een vergunning verleend overeenkomstig artikel 102;

    (b)de minimale gegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douane, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke importeur, de verkoper, de koper, de fabrikant, de leverancier van het product indien deze verschilt van de fabrikant, de verantwoordelijke marktdeelnemer in de Unie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 en artikel 16 van Verordening (EU) 2023/XXXX 70 , de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en een omschrijving van de goederen, de unieke referentie van de zending en de plaats waar deze zich bevindt, en de lijst van andere relevante wetgeving die door de douaneautoriteiten op die goederen wordt toegepast;

    (c)alle verschuldigde invoerrechten of overige heffingen, met inbegrip van antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen, zijn betaald of er is zekerheid voor gesteld, tenzij voor de goederen een verzoek tot opneming uit een tariefcontingent is ingediend;

    (d)de goederen zijn aangekomen in het douanegebied van de Unie;

    (e)de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.Indien de goederen zich in een productiefase bevinden waarin economisch gezien alleen de voorgeschreven bijzondere bestemming mogelijk is, kunnen de douaneautoriteiten in de vergunning de voorwaarden vaststellen waaronder de goederen worden geacht te zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld in de Uniewetgeving die in een vrijstelling of een verlaagd invoerrecht voorziet.

    4.Indien goederen geschikt zijn voor herhaald gebruik en de douaneautoriteiten douanetoezicht nodig achten ter voorkoming van misbruik, zal dit toezicht worden voortgezet voor een termijn van niet langer dan twee jaar na de datum van eerste gebruik voor de doeleinden die zijn vastgesteld in de Uniewetgeving die in een vrijstelling of een verlaagd invoerrecht voorziet.

    5.Het douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming eindigt in elk van de volgende gevallen:

    (a)indien de goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld in de Uniewetgeving die in de vrijstelling of het verlaagde recht voorziet;

    (b)indien de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten, of zijn vernietigd of afgestaan aan de staat;

    (c)indien de goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld in de Uniewetgeving die in de vrijstelling of het verlaagde recht voorziet, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.

    6.Indien een opbrengst wordt vereist, is artikel 136 van toepassing op de regeling bijzondere bestemming.

    7.Resten en afvallen die zijn ontstaan tijdens het be- of verwerkingsproces van de goederen overeenkomstig de bijzondere bestemming alsmede verliezen als gevolg van natuurlijke oorzaken worden geacht de bijzondere bestemming te hebben gevolgd.

    8.Resten en afvallen van de vernietiging van onder de regeling bijzondere bestemming geplaatste goederen worden geacht onder de regeling douane-entrepot te zijn geplaatst.

    Hoofdstuk 5
    Veredeling

    Afdeling 1
    Algemene bepalingen

    Artikel 136

    Opbrengst

    Tenzij in specifieke Uniewetgeving een opbrengst is bepaald, stellen de douaneautoriteiten hetzij de opbrengst of de gemiddelde opbrengst van de veredeling vast, hetzij, in voorkomend geval, de wijze waarop deze opbrengst wordt bepaald.

    De opbrengst of gemiddelde opbrengst wordt vastgesteld met inachtneming van de werkelijke omstandigheden waarin de veredeling geschiedt of zal geschieden. Deze opbrengst kan in voorkomend geval overeenkomstig artikel 10 worden aangepast.

    Afdeling 2
    Actieve veredeling

    Artikel 137

    Toepassingsgebied

    1.Onverminderd artikel 109 kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie onder de regeling actieve veredeling worden gebruikt bij één of meer veredelingen zonder dat zij worden onderworpen aan:

    (a)invoerrechten of overige heffingen, met inbegrip van antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen;

    (b)handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

    2.De voorwaarden om goederen onder de regeling actieve veredeling te plaatsen, zijn de volgende:

    (a)er is, indien vereist, een vergunning verleend overeenkomstig artikel 102 voor een van de in lid 3 van dit artikel bedoelde vormen van gebruik;

    (b)de minimale gegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douane, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke importeur, de verkoper, de koper, de fabrikant, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en een omschrijving van de goederen en de plaats waar zij zich bevinden, en de lijst van relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast;

    (c)de goederen zijn aangekomen in het douanegebied van de Unie.

    3.Importeurs kunnen van de regeling actieve veredeling gebruikmaken om:

    (a)de goederen die onder de regeling actieve veredeling zullen worden geplaatst, te herstellen;

    (b)de goederen die onder de regeling actieve veredeling zullen worden geplaatst, te vernietigen;

    (c)veredelingsproducten te vervaardigen waarin de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen kunnen worden geïdentificeerd, onverminderd het gebruik van hulpmiddelen bij de productie;

    (d)de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen te bewerken om ze in overeenstemming te brengen met technische vereisten zodat ze in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;

    (e)de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen aan gebruikelijke behandelingen overeenkomstig artikel 108 te onderwerpen;

    (f)veredelingsproducten te vervaardigen met goederen die equivalent zijn aan de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, overeenkomstig artikel 109.

    Artikel 138

    Termijn voor aanzuivering

    1.De douaneautoriteiten stellen overeenkomstig artikel 105 de termijn vast waarbinnen de regeling actieve veredeling moet worden aangezuiverd. 

    Deze termijn gaat in op de datum waarop de niet-Uniegoederen onder de regeling zijn geplaatst, en wordt vastgesteld met inachtneming van de tijd die nodig is om de veredeling uit te voeren en de regeling aan te zuiveren.

    2.De douaneautoriteiten kunnen de krachtens lid 1 vastgestelde termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

    In de vergunning kan worden bepaald dat termijnen die ingaan in de loop van een maand, kwartaal of halfjaar, verstrijken op de laatste dag van een volgende maand respectievelijk van een volgend kwartaal of halfjaar.

    3.In het geval van voorafgaande uitvoer overeenkomstig artikel 109, lid 2, punt c), wordt in de vergunning de termijn bepaald waarbinnen de niet-Uniegoederen voor de regeling actieve veredeling moeten worden aangegeven, met inachtneming van de benodigde tijd voor verwerving en vervoer naar het douanegebied van de Unie.

    De in de eerste alinea bedoelde termijn wordt in maanden uitgedrukt en bedraagt niet meer dan zes maanden. Deze termijn gaat in op de datum van aanvaarding van de aangifte tot uitvoer van de veredelingsproducten die uit de betrokken equivalente goederen zijn verkregen.

    4.Op verzoek van de vergunninghouder kan de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden ook na het verstrijken ervan worden verlengd, op voorwaarde dat de totale termijn niet meer bedraagt dan twaalf maanden.

    Artikel 139

    Tijdelijke uitvoer voor verdere veredeling

    Op aanvraag kunnen de douaneautoriteiten vergunning verlenen om de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk uit te voeren met het oog op een aanvullende veredeling buiten het douanegebied van de Unie, overeenkomstig de voor de regeling passieve veredeling vastgestelde voorwaarden.

    Afdeling 3
    Passieve veredeling

    Artikel 140

    Toepassingsgebied

    1.Onder de regeling passieve veredeling kunnen Uniegoederen tijdelijk uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd om te worden veredeld. De uit die goederen voortkomende veredelingsproducten kunnen met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten in het vrije verkeer worden gebracht, op verzoek van de vergunninghouder of door ieder ander persoon die in het douanegebied van de Unie is gevestigd, op voorwaarde dat die persoon toestemming heeft van de vergunninghouder en dat aan de voorwaarden voor de vergunning wordt voldaan.

    2.De voorwaarden om goederen onder de regeling passieve veredeling te plaatsen, zijn de volgende:

    (a)er is, indien vereist, een vergunning verleend overeenkomstig artikel 102 en dit artikel;

    (b)de minimale gegevens zijn verstrekt of beschikbaar gesteld aan de douane, waaronder ten minste de voor de goederen verantwoordelijke exporteur, de verkoper, de koper, de waarde, de oorsprong, de tariefindeling en een omschrijving van de goederen;

    (c)alle verschuldigde uitvoerrechten of overige heffingen zijn betaald of er is zekerheid voor gesteld;

    (d)de goederen voldoen aan de relevante andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    3.De douaneautoriteiten verlenen geen vergunning voor een regeling passieve veredeling voor de volgende Uniegoederen:

    (a)goederen waarvan de uitvoer een terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten tot gevolg heeft;

    (b)goederen die, voorafgaand aan de uitvoer, op grond van de bijzondere bestemming ervan met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht in het vrije verkeer zijn gebracht, zolang die bijzondere bestemming nog niet is vervuld, tenzij deze goederen herstellingen moeten ondergaan;

    (c)goederen waarvan de uitvoer aanleiding geeft tot de toekenning van restituties bij uitvoer;

    (d)goederen waarvoor wegens de uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een ander financieel voordeel dan de in punt c) genoemde restituties wordt toegekend.

    4.De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen tijdelijk uitgevoerde goederen in de vorm van veredelingsproducten opnieuw in het douanegebied van de Unie moeten worden ingevoerd en in het vrije verkeer moeten worden gebracht om in aanmerking te kunnen komen voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten. Zij kunnen deze termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

    Artikel 141

    Gratis herstelde of vervangen goederen

    1.Indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt vastgesteld dat de herstelling of vervanging gratis werd verricht, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting dan wel wegens een fabricagefout of een materiaalfout, hetzij omdat de goederen niet voldeden aan de door de koper aan de verkoper gestelde eisen, wordt volledige vrijstelling van invoerrechten verleend.

    2.Lid 1 is niet van toepassing wanneer op het tijdstip waarop de betrokken goederen voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht, rekening is gehouden met de fabricagefout of materiaalfout.

    Artikel 142

    Goederen die zijn hersteld of gewijzigd in het kader van internationale overeenkomsten

    1.Er wordt volledige vrijstelling van invoerrechten verleend voor veredelingsproducten die voortkomen uit onder de regeling passieve veredeling geplaatste goederen wanneer ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    (a)die goederen zijn hersteld of gewijzigd in een derde land waarmee de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten die in een dergelijke vrijstelling voorziet; en

    (b)aan de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten waarin de in punt a) bedoelde overeenkomst voorziet, is voldaan.

    2.Lid 1 is niet van toepassing op veredelingsproducten die voortkomen uit equivalente goederen als bedoeld in artikel 109, en op vervangende producten als bedoeld in de artikelen 143 en 144.

    Artikel 143

    Systeem uitwisselingsverkeer

    1.Onder het systeem uitwisselingsverkeer kan een ingevoerd goed (“vervangend product”) overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 in de plaats treden van een veredelingsproduct.

    2.De douaneautoriteiten staan, op aanvraag, gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer toe, indien de veredeling bestaat in de herstelling van andere Uniegoederen die gebreken vertonen dan die welke vallen onder maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of onder specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn.

    3.De vervangende producten zijn onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld en hebben dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken als de gebrekkige goederen indien deze de herstelling hadden ondergaan.

    4.Indien de gebrekkige goederen voorafgaand aan de uitvoer zijn gebruikt, moeten de vervangende producten eveneens zijn gebruikt.

    De douaneautoriteiten zien evenwel af van de in de eerste alinea gestelde eis indien het vervangende product gratis is geleverd, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een materiaalfout of een fabricagefout.

    5.De bepalingen die van toepassing zouden zijn op de veredelingsproducten, zijn eveneens van toepassing op de vervangende producten.

    Artikel 144

    Voorafgaande invoer van vervangende producten

    1.De douaneautoriteiten staan, op aanvraag van de belanghebbende, toe dat de vervangende producten onder de door hen vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd voordat de gebrekkige goederen worden uitgevoerd.

    Bij voorafgaande invoer van een vervangend product dient zekerheid te worden gesteld voor het bedrag aan invoerrechten dat verschuldigd zou zijn indien de gebrekkige goederen niet overeenkomstig lid 2 worden uitgevoerd.

    2.De gebrekkige goederen worden uitgevoerd binnen twee maanden na de datum van aanvaarding door de douaneautoriteiten van de aangifte voor het vrije verkeer van de vervangende producten.

    3.Indien in uitzonderlijke omstandigheden de uitvoer van de gebrekkige goederen niet kan geschieden binnen de in lid 2 bedoelde termijn, kunnen de douaneautoriteiten deze termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigd verzoek daartoe indient.

    Titel IX
    TARIEFINDELING, OORSPRONG EN WAARDE VAN GOEDEREN

    Hoofdstuk 1
    Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

    Artikel 145

    Gemeenschappelijk douanetarief en douanesurveillance

    1.De verschuldigde invoer- en uitvoerrechten zijn gebaseerd op het gemeenschappelijk douanetarief.

    Andere maatregelen die op grond van specifieke Uniebepalingen in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld, worden, in voorkomend geval, volgens de tariefindeling van deze goederen toegepast.

    2.Het gemeenschappelijk douanetarief omvat al het volgende:

    (a)de gecombineerde nomenclatuur van goederen als vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87;

    (b)iedere andere nomenclatuur waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen en die voor de toepassing van tariefmaatregelen in het kader van het goederenverkeer bij specifieke Uniebepalingen is vastgesteld;

    (c)de conventionele of gewone autonome douanerechten van toepassing op goederen die onder de gecombineerde nomenclatuur vallen;

    (d)de preferentiële tariefmaatregelen die zijn vervat in overeenkomsten die de Unie met bepaalde derde landen of groepen van derde landen heeft gesloten;

    (e)de preferentiële tariefmaatregelen die door de Unie ten aanzien van bepaalde derde landen of groepen van derde landen unilateraal zijn vastgesteld;

    (f)de autonome maatregelen waarbij voor bepaalde goederen in een verlaging of een vrijstelling van douanerechten is voorzien;

    (g)de gunstige tariefbehandeling voor bepaalde goederen op grond van hun aard of bijzondere bestemming in het kader van de in de punten c) tot en met f) of in punt h) bedoelde maatregelen;

    (h)andere maatregelen waarin de landbouw-, handels- of andere wetgeving van de Unie voorziet en die gebaseerd zijn op de tariefindeling van de goederen, met name voorlopige of definitieve antidumpingrechten, compenserende rechten of vrijwaringsmaatregelen.

    3.Indien de betrokken goederen voldoen aan de voorwaarden die in de in lid 2, punten d) tot en met g), vastgestelde maatregelen zijn vervat, kunnen deze maatregelen toepassing vinden in plaats van de in punt c) van dat lid genoemde maatregelen. Dergelijke maatregelen kunnen met terugwerkende kracht toepassing vinden, op voorwaarde dat aan de in de toepasselijke maatregel of in deze verordening vastgestelde termijnen en voorwaarden is voldaan en:

    (a)wat de in de punten d) en e) bedoelde maatregelen betreft, zij in een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht voorzien;

    (b)wat de in punt d) vastgestelde maatregelen betreft, het derde land of de groep derde landen ook in een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht voorziet.    

    4.Indien de toepassing van de in lid 2, punten d) tot en met g), bedoelde maatregelen of de vrijstelling van de in punt h) van dat lid bedoelde maatregelen tot een bepaald invoer- of uitvoervolume wordt beperkt, neemt deze toepassing of vrijstelling, in het geval van tariefcontingenten of andere contingenten, een einde zodra het vastgestelde invoer- of uitvoervolume is bereikt.

    In het geval van tariefplafonds neemt deze toepassing een einde op grond van een rechtshandeling van de Unie.

    5.De douaneautoriteiten weigeren de toepassing van de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen wanneer zij op basis van relevante en objectieve gegevens vaststellen dat de afstandsverkoop van uit derde landen ingevoerde goederen bestemd was voor andere personen dan die bedoeld in artikel 14, lid 2, punt a), van de btw-richtlijn.

    6.De Commissie kan het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer en de plaatsing van goederen onder bepaalde bijzondere regelingen aan douanesurveillance onderwerpen voor de in artikel 31, lid 4, bedoelde doeleinden.

    7.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de maatregelen vast voor het uniforme beheer van de in lid 4 bedoelde tarief- en andere contingenten en tarief- en andere plafonds en voor het beheer van de in lid 6 bedoelde douanesurveillance. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 146

    Tariefindeling van goederen

    1.Voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief betekent “tariefindeling” van goederen het vaststellen van één van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

    2.Voor de toepassing van niet-tarifaire maatregelen betekent “tariefindeling” van goederen het vaststellen van één van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur of van enige andere nomenclatuur die bij Uniebesluit is vastgesteld en waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen, waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

    3.De overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde onderverdeling of verdere indeling wordt gebruikt voor de toepassing van de aan die onderverdeling gekoppelde maatregelen.

    4.De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de tariefindeling van goederen overeenkomstig de leden 1 en 2 vaststellen.
    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen die verband houden met de noodzaak om onverwijld de juiste en uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Hoofdstuk 2
    Oorsprong van goederen

    Artikel 147

    Niet-preferentiële oorsprong

    De regels voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen in de artikelen 148 en 149 worden gebruikt voor de toepassing van:

    (a)het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de in artikel 145, lid 2, punten d) en e), bedoelde maatregelen;

    (b)andere maatregelen dan tariefmaatregelen die op grond van specifieke Uniebepalingen in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld; en

    (c)andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen.

    Artikel 148

    Verkrijging van de oorsprong

    1.Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn.

    2.Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde be- of verwerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de regels volgens welke overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel goederen, waarvan voor de toepassing van de in artikel 147 bedoelde maatregelen van de Unie de niet-preferentiële oorsprong moet worden bepaald, worden geacht geheel en al in één enkel land of gebied te zijn verkregen, of hun laatste ingrijpende, economisch verantwoorde be- of verwerking in een land of een gebied te hebben ondergaan in een daartoe ingerichte onderneming, die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

    Artikel 149

    Bewijs van niet-preferentiële oorsprong

    1.Wanneer de importeur overeenkomstig de douanewetgeving een oorsprong van de goederen heeft vermeld, kunnen de douaneautoriteiten een bewijs van oorsprong van de goederen verlangen.

    2.Indien een bewijs van oorsprong van de goederen wordt geleverd overeenkomstig de douanewetgeving of andere specifieke Uniewetgeving, kunnen de douaneautoriteiten, in geval van gegronde twijfel, elk aanvullend bewijs verlangen dat noodzakelijk is om te waarborgen dat de vermelding van de oorsprong voldoet aan de regels die bij de desbetreffende Uniewetgeving zijn vastgesteld.

    3.Waar de handelsvoorschriften zulks vereisen, kan in de Unie een document tot bewijs van oorsprong worden afgegeven volgens de oorsprongsregels die van kracht zijn in het land of het gebied van bestemming of een andere methode die aanduidt in welk land de goederen geheel en al zijn verkregen of hun laatste ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan.

    4.Wanneer de importeur ervoor heeft gekozen de in artikel 156, lid 2, bedoelde vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen toe te passen, verlangen de douaneautoriteiten niet dat hij de oorsprong van de goederen aantoont.

    5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het leveren en controleren van bewijzen van oorsprong vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 150

    Preferentiële oorsprong van goederen

    1.Om voor de in artikel 145, lid 2, punten d) en e), bedoelde maatregelen of voor niet-tarifaire preferentiële maatregelen in aanmerking te komen, moeten goederen voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde regels betreffende de preferentiële oorsprong.

    2.Voor goederen die in aanmerking komen voor preferentiële maatregelen in het kader van overeenkomsten die de Unie met bepaalde derde landen of groepen van dergelijke landen heeft gesloten, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong bij die overeenkomsten vastgesteld.

    3. Voor goederen die in aanmerking komen voor preferentiële tariefmaatregelen die unilateraal door de Unie zijn vastgesteld ten aanzien van bepaalde derde landen of groepen van dergelijke landen, behalve die welke in lid 5 worden genoemd, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast houdende regels betreffende de preferentiële oorsprong. Die regels zijn gebaseerd op het criterium dat goederen geheel en al zijn verkregen of op het criterium dat goederen het resultaat zijn van een toereikende be- of verwerking.

    4.Voor goederen die in aanmerking komen voor de in Protocol nr. 2 bij de Toetredingsakte van 1985 opgenomen preferentiële maatregelen die van toepassing zijn op de handel tussen het douanegebied van de Unie en Ceuta en Melilla, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van dat protocol.

    5.Voor goederen die in aanmerking komen voor de preferentiële maatregelen in de preferentiële regelingen ten gunste van de met de Unie geassocieerde landen en gebieden overzee, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 203 VWEU.

    6.De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een begunstigd land of gebied, dat land of gebied voor bepaalde goederen een tijdelijke afwijking toestaan van de in lid 3 bedoelde regels betreffende de preferentiële oorsprong.

    De tijdelijke afwijking wordt gerechtvaardigd door een van de volgende redenen:

    (a)het begunstigde land of gebied kan door interne of externe factoren tijdelijk niet voldoen aan de regels betreffende de preferentiële oorsprong; 

    (b)het begunstigde land of gebied heeft een aanpassingsperiode nodig om zich voor te bereiden teneinde aan deze regels te kunnen voldoen.

    7.Een verzoek om een afwijking wordt door het betrokken begunstigde land of gebied aan de Commissie gericht. Het verzoek bevat de redenen, zoals opgenomen in de tweede alinea, waarom een afwijking gerechtvaardigd is, samen met passende bewijsstukken.

    8.De tijdelijke afwijking geldt zolang de gevolgen van de interne of externe factoren die de aanleiding voor de afwijking vormden, voortduren of gedurende de tijd die het begunstigde land of gebied nodig heeft om aan de regels te kunnen voldoen.

    9.Wanneer een afwijking wordt toegekend, moet het begunstigde land of gebied voldoen aan alle eisen die worden gesteld met betrekking tot aan de Commissie te verstrekken informatie over het gebruik van de afwijking en het beheer van de hoeveelheden waarvoor de afwijking is toegekend.

    10.Wanneer de importeur ervoor heeft gekozen de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen toe te passen, komt hij niet in aanmerking voor de in artikel 145, lid 2, punten d) en e), bedoelde maatregelen of voor niet-tarifaire preferentiële maatregelen.

    11.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

    (a)de procedureregels betreffende de preferentiële oorsprong van goederen voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregelen;

    (b)een maatregel waarbij aan een begunstigd land of gebied de in lid 6 bedoelde tijdelijke afwijking wordt toegestaan.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 151

    Bepaling van de oorsprong van specifieke goederen

    De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen om de oorsprong van specifieke goederen te bepalen overeenkomstig de op deze goederen toepasselijke oorsprongsregels. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en naar behoren worden gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld de juiste en uniforme toepassing van de regels van oorsprong te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Hoofdstuk 3
    Douanewaarde van goederen

    Artikel 152

    Toepassingsgebied

    De douanewaarde van goederen met het oog op de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en van niet-tarifaire maatregelen die bij specifieke Uniebepalingen in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld, wordt overeenkomstig de artikelen 153 en 157 vastgesteld.

    Artikel 153

    Op de transactiewaarde gebaseerde methode voor de vaststelling van de douanewaarde

    1.De grondslag voor de douanewaarde van goederen is de transactiewaarde, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs wanneer deze voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie worden verkocht, aangepast overeenkomstig de artikelen 154 en 155.

    2.De werkelijk betaalde of te betalen prijs is de totale betaling die door de koper aan de verkoper of door de koper aan een derde ten gunste van de verkoper voor de ingevoerde goederen is of moet worden verricht, en omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen zijn of moeten worden verricht.

    3.De transactiewaarde is van toepassing mits aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)er zijn geen beperkingen ten aanzien van de overdracht of het gebruik van de goederen door de koper, behalve in een van de volgende gevallen:

    i)bij wet of door de autoriteiten in de Unie worden beperkingen opgelegd of voorgeschreven;

    ii)er gelden beperkingen ten aanzien van het geografische gebied waarbinnen de goederen mogen worden doorverkocht;

    iii) de douanewaarde van de goederen wordt door de beperkingen niet aanmerkelijk beïnvloed;

    (b)de verkoop of de prijs is niet afhankelijk gesteld van enige voorwaarde of prestatie waarvan de waarde met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, niet kan worden vastgesteld;

    (c)geen enkel deel van de opbrengst van een latere wederverkoop of overdracht of later gebruik van de goederen door de koper zal de verkoper direct of indirect ten goede komen, tenzij een passende correctie kan worden toegepast;

    (d)koper en verkoper zijn niet verbonden, of hun verbondenheid is niet van dien aard dat de prijs erdoor wordt beïnvloed.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig de leden 1 en 2, met inbegrip van die voor de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs, en voor de toepassing van de in lid 3 bedoelde voorwaarden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 154

    Elementen van de transactiewaarde

    1.Voor het vaststellen van de douanewaarde krachtens artikel 153 wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met:

    (a)de volgende elementen, voor zover deze ten laste komen van de koper en zij niet begrepen zijn in de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs:

    i)commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissies;

    ii)de kosten van verpakkingsmiddelen die voor douanedoeleinden worden geacht een geheel te vormen met de goederen; en

    iii) de kosten van het verpakken, waarin zowel het arbeidsloon als het materiaal is begrepen;

    (b)de op passende wijze toegerekende waarde van de onderstaande goederen en diensten indien deze gratis of tegen verlaagde prijs direct of indirect door de koper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voor zover deze waarde niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs is begrepen:

    i)materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen zijn verwerkt;

    ii)werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen zijn gebruikt;

    iii) materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen zijn verbruikt; en

    iv) engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, en tekeningen en schetsen die buiten de Unie zijn verricht of vervaardigd en die noodzakelijk zijn voor de voortbrenging van de ingevoerde goederen;

    (c)royalty's en licentierechten met betrekking tot de goederen waarvan de waarde wordt bepaald, die de koper overeenkomstig de verkoopvoorwaarden direct of indirect moet betalen, voor zover deze royalty's en licentierechten niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen;

    (d)de waarde van elk deel van de opbrengst van een latere wederverkoop of overdracht of een later gebruik van de ingevoerde goederen dat de verkoper direct of indirect toekomt; en

    (e)de volgende kosten tot de plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht:

    i)de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen, en

    ii)de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en behandelen van de ingevoerde goederen.

    2.Wanneer overeenkomstig lid 1 elementen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs worden toegevoegd, geschiedt zulks enkel op basis van objectieve en kwantificeerbare gegevens.

    3.Ter bepaling van de douanewaarde worden aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs geen andere elementen toegevoegd dan die waarin dit artikel voorziet.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig dit artikel, met inbegrip van die voor de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 155

    Niet in de douanewaarde te begrijpen elementen

    1.Bij het vaststellen van de douanewaarde volgens artikel 153 worden de volgende elementen niet inbegrepen:

    (a)de kosten van vervoer van de ingevoerde goederen na binnenkomst ervan in het douanegebied van de Unie;

    (b)de kosten van constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of technische bijstand die zijn verricht met betrekking tot de ingevoerde goederen, na binnenkomst ervan in het douanegebied van de Unie, zoals fabrieken, machines of uitrusting;

    (c)te betalen rente uit hoofde van een door de koper in verband met de aankoop van de ingevoerde goederen gesloten financieringsovereenkomst, ongeacht of de financiering door de verkoper of door een andere persoon wordt verstrekt, wanneer die financieringsovereenkomst schriftelijk is en de koper, desgevraagd, kan aantonen dat:

    i)die goederen werkelijk worden verkocht tegen de prijs die als werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangegeven, en

    ii)de gevraagde rentevoet niet hoger is dan hetgeen voor dergelijke transacties gebruikelijk is in het land waar en op het tijdstip waarop de financiering heeft plaatsgevonden;

    (d)de kosten ter verkrijging van het recht tot verveelvoudiging van de in de Unie ingevoerde goederen; inkoopcommissies;

    (e)invoerrechten of overige heffingen die in de Unie vanwege de invoer of de verkoop van de goederen dienen te worden voldaan;

    (f)niettegenstaande artikel 154, lid 1, punt c), door de koper verrichte betalingen ter verkrijging van het recht tot distributie of wederverkoop van de ingevoerde goederen, indien deze betalingen geen voorwaarde zijn voor de verkoop van de goederen voor uitvoer naar de Unie.

    2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig dit artikel, met inbegrip van die voor de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 156

    Vereenvoudigingen

    1.De douaneautoriteiten kunnen desgevraagd toestaan dat de volgende bedragen worden bepaald op basis van specifieke criteria wanneer die bedragen niet kwantificeerbaar zijn op de datum waarop de douaneaangifte is aanvaard:

    (a)bedragen die in de douanewaarde moeten worden begrepen overeenkomstig artikel 153, lid 2; en

    (b)de in de artikelen 154 en 155 bedoelde bedragen.

    2.Indien de importeur ervoor heeft gekozen de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen toe te passen, is artikel 155, lid 1, punt a), niet van toepassing en worden zowel de kosten van vervoer van de ingevoerde goederen tot de plaats waar de goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht als de kosten van vervoer na binnenkomst in dat gebied in de douanewaarde opgenomen.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden waaronder de in lid 1 van dit artikel bedoelde vergunning wordt verleend.

    Artikel 157

    Bijkomende methoden voor de vaststelling van de douanewaarde

    1.Indien de douanewaarde van goederen niet met toepassing van artikel 153 kan worden vastgesteld, wordt achtereenvolgens nagegaan welk van de punten a) tot en met d) van lid 2 van toepassing is en wordt de douanewaarde vastgesteld met toepassing van het eerste punt dat die vaststelling mogelijk maakt.

    De volgorde waarin de punten c) en d) van lid 2 worden toegepast, wordt omgekeerd indien de importeur of de exporteur of, in voorkomend geval, de aangever daarom verzoekt.

    2.De douanewaarde overeenkomstig lid 1 is:

    (a)de transactiewaarde van identieke goederen die voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie zijn verkocht en die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip zijn uitgevoerd als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

    (b)de transactiewaarde van soortgelijke goederen die voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie zijn verkocht en die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip zijn uitgevoerd als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

    (c)de waarde gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen of ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in het douanegebied van de Unie in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht aan personen die niet zijn verbonden met de verkopers; of

    (d)de berekende waarde, bestaande uit de som van:

    i)de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging of van andere, bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen verrichte be- of verwerkingen;

    ii)een bedrag voor winst en algemene kosten dat overeenkomt met het bedrag dat producenten in het land van uitvoer gewoonlijk incalculeren bij de verkoop voor uitvoer naar de Unie van goederen van dezelfde aard of soort als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

    iii) de kosten of de waarde van de in artikel 154, lid 1, punt e), genoemde elementen.

    3.Indien de douanewaarde niet met toepassing van lid 1 kan worden vastgesteld, wordt zij aan de hand van in het douanegebied van de Unie beschikbare gegevens vastgesteld met gebruikmaking van redelijke middelen die verenigbaar zijn met de beginselen en de algemene bepalingen van al het volgende:

    (a)de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel;

    (b)artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel;

    (c)dit hoofdstuk.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van de in dit artikel bedoelde douanewaarde. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 158

    Bepaling van de waarde van goederen in specifieke situaties

    De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen tot vaststelling van de passende methode voor de bepaling van de douanewaarde of criteria die moeten worden gebruikt voor de vaststelling van de douanewaarde van goederen in specifieke situaties. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en naar behoren worden gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld de juiste en uniforme toepassing van de regels voor de bepaling van de douanewaarde van goederen te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Titel X
    DOUANESCHULDEN EN ZEKERHEIDSTELLING

    Hoofdstuk 1
    Ontstaan van een douaneschuld

    Afdeling 1
    Douaneschuld bij invoer

    Artikel 159

    In het vrije verkeer brengen en tijdelijke invoer

    1.Er ontstaat een douaneschuld ten laste van de importeur op het tijdstip waarop goederen worden vrijgegeven voor de regeling in het vrije verkeer brengen, de regeling bijzondere bestemming of de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.

    2.De importeur is de schuldenaar. In geval van indirecte vertegenwoordiging zijn de importeur en de persoon voor wiens rekening de importeur optreedt, beiden zowel schuldenaar als hoofdelijk aansprakelijk voor de douaneschuld.

    Indien de gegevens die zijn verstrekt of beschikbaar zijn gesteld voor de in lid 1 bedoelde regelingen, ertoe leiden dat de invoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geïnd, is de persoon die die gegevens heeft verstrekt en wist, of redelijkerwijze had moeten weten, dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

    3.Wanneer titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing is op afstandsverkopen van uit derde landen of gebieden in te voeren goederen aan een afnemer in het douanegebied van de Unie, ontstaat een douaneschuld ten laste van de gelijkgestelde importeur wanneer de betaling voor de afstandsverkoop wordt aanvaard en is hij schuldenaar.

    Artikel 160

    Bijzondere bepalingen betreffende niet-oorsprongsgoederen

    1.Er ontstaat een douaneschuld ten laste van de exporteur op het tijdstip van de vrijgave van de producten voor uitvoer wanneer: 

    (a)in een preferentiële regeling tussen de Unie en bepaalde derde landen of groepen van dergelijke landen is bepaald dat de preferentiële tariefbehandeling van producten van oorsprong uit de Unie vereist dat niet-oorsprongsgoederen die bij de vervaardiging ervan worden gebruikt, aan invoerrechten worden onderworpen; en

    (b)er voor deze producten een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld.

    2.De exporteur berekent het met de schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten alsof de niet-oorsprongsgoederen die bij de vervaardiging van de uit te voeren producten zijn gebruikt, op dezelfde datum in het vrije verkeer zijn gebracht.

    3.In geval van indirecte vertegenwoordiging worden de exporteur en de persoon voor wiens rekening de exporteur optreedt, beiden zowel schuldenaar als hoofdelijk aansprakelijk voor de douaneschuld.

    Artikel 161

    Ontstaan van een douaneschuld door niet-naleving

    1.Ten aanzien van aan invoerrechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij invoer door niet-naleving van:

    (a)een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie, de onttrekking van dergelijke goederen aan douanetoezicht, of de overbrenging, veredeling, opslag, tijdelijke opslag, tijdelijke invoer of verwijdering van dergelijke goederen binnen dat douanegebied;

    (b)een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende de bijzondere bestemming van goederen binnen het douanegebied van de Unie; of

    (c)een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

    2.Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

    (a)het ogenblik waarop niet of niet langer wordt voldaan aan de verplichting waarvan de niet-naleving de douaneschuld doet ontstaan, of

    (b)het ogenblik waarop goederen onder een douaneregeling worden geplaatst, indien achteraf blijkt dat in feite niet was voldaan aan een voorwaarde voor de plaatsing onder die regeling of de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

    3.In de in lid 1, punten a) en b), bedoelde gevallen is de schuldenaar:

    (a)eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

    (b)eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan en die handelde voor rekening van de persoon die de verplichting diende na te komen, of die deelnam aan de handeling die tot de niet-naleving van de verplichting leidde;

    (c)eenieder die de betrokken goederen heeft verworven of deze onder zich heeft gehad en die op het ogenblik waarop hij de goederen verwierf of ontving, wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan.

    4.In de in lid 1, punt c), bedoelde gevallen is de schuldenaar de persoon die dient te voldoen aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

    Indien aan de douaneautoriteiten gegevens worden verstrekt die vereist zijn krachtens de douanewetgeving betreffende de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling, en de invoerrechten ten gevolge daarvan geheel of gedeeltelijk niet worden geïnd, is de persoon die de gegevens heeft verstrekt en die wist, of redelijkerwijze had moeten weten, dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

    Artikel 162

    Aftrek van een bedrag aan reeds betaalde invoerrechten

    1.Indien overeenkomstig artikel 161, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt het bij het in het vrije verkeer brengen betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.

    De eerste alinea is van toepassing wanneer een douaneschuld ontstaat ten aanzien van de resten en afval die het resultaat zijn van de vernietiging van dergelijke goederen.

    2.Indien overeenkomstig artikel 159, lid 1, of artikel 161, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten zijn geplaatst, wordt het onder de regeling voor de gedeeltelijke vrijstelling betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.

    Afdeling 2
    Douaneschuld bij uitvoer

    Artikel 163

    Uitvoer en passieve veredeling

    1.Er ontstaat een douaneschuld ten laste van de exporteur op het tijdstip waarop aan uitvoerrechten onderworpen goederen voor de regeling uitvoer of de regeling passieve veredeling worden vrijgegeven.

    2.De exporteur is de schuldenaar. In geval van indirecte vertegenwoordiging worden de exporteur en de persoon voor wiens rekening de exporteur optreedt, beiden zowel schuldenaar als hoofdelijk aansprakelijk voor de douaneschuld.

    3.Indien de gegevens die zijn verstrekt om de goederen onder de regeling uitvoer te plaatsen, ertoe leiden dat de uitvoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geïnd, is de persoon die de gegevens heeft verstrekt en wist, of redelijkerwijze had moeten weten, dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

    Artikel 164

    Ontstaan van een douaneschuld door niet-naleving

    1.Ten aanzien van aan uitvoerrechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij uitvoer door niet-naleving van:

    (a)een van de in de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het uitgaan van de goederen;

    (b)de voorwaarden waarop de goederen het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten.

    2.Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

    (a)het ogenblik waarop de goederen het douanegebied van de Unie daadwerkelijk verlaten zonder dat aan de douaneautoriteiten informatie over die uitvoer wordt verstrekt;

    (b)het ogenblik waarop de goederen een andere bestemming bereiken dan die op grond waarvan zij het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten;

    (c)indien de douaneautoriteiten het in punt b) bedoelde ogenblik niet kunnen bepalen, het tijdstip waarop de termijn verstrijkt waarbinnen het bewijs moest worden geleverd dat aan de voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling is voldaan.

    3.In de in lid 1, punt a), bedoelde gevallen is de schuldenaar:

    (a)eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

    (b)eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan de betrokken verplichting niet was voldaan en die handelde voor rekening van de persoon die de verplichting diende na te komen;

    (c)eenieder die heeft deelgenomen aan de handeling die tot de niet-naleving van de verplichting leidde, en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de vereiste gegevens niet waren verstrekt of dat er, in voorkomend geval, geen douaneaangifte was ingediend, hoewel een dergelijke aangifte wel had moeten worden ingediend.

    4.In de in lid 1, punt b), genoemde gevallen is eenieder die moet voldoen aan de voorwaarden waaronder de goederen het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten, schuldenaar.

    Afdeling 3
    Gemeenschappelijke bepalingen voor douaneschuld bij invoer en bij uitvoer

    Artikel 165

    Douaneschuld in geval van verboden en beperkingen

    1.De douaneschuld bij invoer of uitvoer ontstaat ook ten aanzien van goederen die aan enige andere door de douaneautoriteiten bij invoer of uitvoer toegepaste wetgeving zijn onderworpen.

    2.Er ontstaat evenwel geen douaneschuld:

    (a)bij het op illegale wijze binnenbrengen in het douanegebied van de Unie van vals geld;

    (b)bij het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie van verdovende middelen en psychotrope stoffen, tenzij die welke streng gecontroleerd worden door de bevoegde autoriteiten met het oog op hun gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden.

    3.Voor de toepassing van sancties op douaneovertredingen wordt de douaneschuld niettemin geacht te zijn ontstaan indien deze verordening of de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat invoer- of uitvoerrechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

    Artikel 166

    Meerdere schuldenaren

    Indien meerdere personen gehouden zijn tot betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met één douaneschuld, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk tot betaling van dat bedrag.

    Artikel 167

    Algemene regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

    1.Het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de goederen. De regels voor de berekening van de rechten zijn die welke op de betrokken goederen van toepassing zijn op het tijdstip waarop de desbetreffende douaneschuld is ontstaan.

    2.Indien het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt dat tijdstip geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die een douaneschuld heeft doen ontstaan.

    Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikken, evenwel blijkt dat de douaneschuld vroeger is ontstaan dan op het tijdstip waarop zij tot die vaststelling kwamen, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op het vroegste tijdstip waarop het bestaan van die situatie kan worden vastgesteld.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in dit artikel bedoelde regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat van toepassing is op goederen waarvoor in het kader van een bijzondere regeling een douaneschuld is ontstaan.

    Artikel 168

    Bijzondere regels voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten

    1.Indien voor onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag geplaatste goederen in het douanegebied van de Unie kosten voor opslag of gebruikelijke behandelingen zijn ontstaan, worden deze kosten of de waardevermeerdering niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten voor zover de importeur of de exporteur of, in voorkomend geval, de aangever afdoende bewijs van het bestaan van die kosten levert.

    De douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van niet-Uniegoederen die bij de behandelingen zijn gebruikt, worden echter wel in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten.

    2.Indien de tariefindeling van onder een douaneregeling geplaatste goederen verandert als gevolg van gebruikelijke behandelingen in het douanegebied van de Unie, wordt op verzoek van de importeur of, in voorkomend geval, de aangever de oorspronkelijke tariefindeling voor de onder deze regeling geplaatste goederen toegepast.

    3.Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten op verzoek van de importeur vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen.

    4.Indien de veredelingsproducten zijn voortgebracht in het kader van opeenvolgende regelingen actieve veredeling, kan de importeur alleen verzoeken dat de schuld wordt vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de eerste regeling actieve veredeling geplaatste goederen.

    5.In specifieke gevallen wordt het bedrag aan invoerrechten vastgesteld overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zonder een daartoe strekkend verzoek van de importeur of de exporteur of, in voorkomend geval, de aangever, teneinde ontduiking van tariefmaatregelen als bedoeld in artikel 145, lid 2, punt h), te voorkomen.

    6.Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling passieve veredeling, of voor vervangende producten als bedoeld in artikel 143, lid 1, wordt het bedrag aan invoerrechten berekend op basis van de kosten van de buiten het douanegebied van de Unie verrichte veredeling.

    7.Indien een douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 161 of artikel 164 van deze verordening, is ook het volgende van toepassing, mits het verzuim dat tot het ontstaan van een douaneschuld heeft geleid, geen poging tot bedrog inhield: 

    (a)de gunstige tariefbehandeling van goederen op grond van de douanewetgeving; of

    (b)de ontheffing of gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoer- of uitvoerrechten op grond van artikel 145, lid 2, punten d), e), f) en g), of de artikelen 90, 91, 92 en 93, of de artikelen 140, 141, 142, 143 en 144; of

    (c)de vrijstelling op grond van Verordening (EG) nr. 1186/2009.

    8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in dit artikel bedoelde regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat van toepassing is op goederen waarvoor in het kader van een bijzondere regeling een douaneschuld is ontstaan, en de in lid 5 bedoelde specifieke gevallen.

    Artikel 169

    Plaats waar de douaneschuld ontstaat

    1.Een douaneschuld ontstaat op de plaats waar de importeur of exporteur is gevestigd.

    In afwijking van de eerste alinea ontstaat de douaneschuld ten aanzien van importeurs en exporteurs die geen Trust&Check-ondernemer zijn en ten aanzien van gelijkgestelde importeurs op de plaats waar de douaneaangifte overeenkomstig artikel 63, lid 4, is ingediend of zou zijn ingediend, afgezien van de in artikel 63, lid 2, bedoelde wijziging met betrekking tot de wijze van informatieverstrekking.

    In alle andere gevallen ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de feiten zich voordoen die tot het ontstaan van deze schuld leiden.

    Indien deze plaats niet kan worden bepaald, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van een douaneschuld heeft geleid.

    2.Indien de goederen zich onder een niet-aangezuiverde douaneregeling bevinden of de tijdelijke opslag niet naar behoren is beëindigd en de plaats waar de douaneschuld ontstaat, niet overeenkomstig lid 1, tweede of derde alinea, binnen een specifieke termijn kan worden vastgesteld, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de goederen onder de betrokken regeling zijn geplaatst dan wel het douanegebied van de Unie onder deze regeling zijn binnengekomen of in tijdelijke opslag waren.

    3.Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikken, blijkt dat de douaneschuld op verschillende plaatsen kan zijn ontstaan, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op de plaats waar deze schuld het eerst is ontstaan.

    4.Indien een douaneautoriteit vaststelt dat krachtens artikel 161 of artikel 164 in een andere lidstaat een douaneschuld is ontstaan en het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten lager is dan 10 000 EUR, wordt deze geacht te zijn ontstaan in de lidstaat waarin het ontstaan van die douaneschuld is vastgesteld.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 2 bedoelde termijnen.

    Hoofdstuk 2
    Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

    Artikel 170

    Algemene bepalingen

    1.Tenzij anders bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op zekerheidstelling voor douaneschulden die reeds zijn ontstaan maar waarvan de betaling is uitgesteld (“bestaande douaneschulden”), en op zekerheidstelling die vereist is wanneer een douaneschuld kan ontstaan (“mogelijke douaneschulden”).

    2.Indien de douaneautoriteiten eisen dat een zekerheid wordt gesteld voor een mogelijke of bestaande douaneschuld, dekt deze zekerheid het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten en de in verband met de in- of uitvoer van de goederen verschuldigde overige heffingen indien:

    (a)de zekerheid wordt gebruikt voor de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer; of

    (b)de zekerheid in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt.

    Een door de douaneautoriteiten aanvaarde of toegestane zekerheid is geldig voor het hele douanegebied van de Unie voor de doeleinden waarvoor zij is gesteld.

    3.De zekerheid wordt gesteld door de schuldenaar of de persoon die schuldenaar kan worden of, indien de douaneautoriteiten dit toestaan, door enige andere persoon.

    4.Onverminderd artikel 178 eisen de douaneautoriteiten voor bepaalde goederen slechts één zekerheidstelling.

    De voor bepaalde goederen gestelde zekerheid geldt voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen ten aanzien van deze goederen, ongeacht of de over deze goederen verstrekte of beschikbaar gestelde gegevens juist zijn.

    Indien de zekerheidstelling niet is vrijgegeven, kan zij ook worden gebruikt, binnen de grenzen van het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld, voor de invordering van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen die verschuldigd worden bij een controle achteraf.

    5.Op aanvraag van de in lid 3 bedoelde persoon kunnen de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 176, leden 1 en 2, toestaan dat een doorlopende zekerheid wordt gesteld ter dekking van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor twee of meer handelingen of douaneregelingen.

    6.De douaneautoriteiten houden toezicht op de zekerheid.

    7.Er wordt geen zekerheid geëist in elk van de volgende gevallen:

    (a)van staten, regionale en plaatselijke overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen in verband met de activiteiten die zij als overheid uitoefenen;

    (b)voor goederen vervoerd over de Rijn, de vaarwegen van de Rijn, de Donau of de vaarwegen van de Donau;

    (c)voor goederen vervoerd via een vaste transportinrichting;

    (d)in specifieke gevallen waarin de goederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;

    (e)voor goederen die over zee of door de lucht worden vervoerd tussen havens in de Unie of tussen luchthavens in de Unie.

    8.De douaneautoriteiten kunnen afzien van de eis tot zekerheidstelling indien het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten waarvoor zekerheid moet worden gesteld, de statistische waardedrempel van 1 000 EUR niet overschrijdt.

    9.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de specifieke gevallen waarin geen zekerheid moet worden gesteld voor onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen als bedoeld in lid 7, punt d).

    10.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor het stellen van zekerheid en het uitoefenen van toezicht daarop als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 171

    Referentiebedrag van een verplichte zekerheid

    1.Wanneer de douaneautoriteiten een zekerheid moeten eisen en zij het precieze met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen kunnen vaststellen op het tijdstip waarop de zekerheid wordt geëist, moet de zekerheid dat precieze bedrag dekken.

    Indien het niet mogelijk is het precieze bedrag te bepalen, wordt het bedrag van de zekerheid vastgesteld op het door de douaneautoriteiten geraamde hoogste met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen die zijn ontstaan of kunnen ontstaan.

    2.Onverminderd artikel 176 dient, indien een doorlopende zekerheid wordt gesteld voor het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen waarvan het bedrag in de tijd varieert, deze zekerheid op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen steeds zijn gedekt.

    Artikel 172

    Referentiebedrag van een zekerheid uit voorzorg

    Wanneer het niet verplicht is om een zekerheid te stellen, maar de douaneautoriteiten niet zeker zijn dat het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen binnen de gestelde termijn zullen worden betaald, eisen zij een zekerheid voor een bedrag dat niet hoger mag zijn dan het in artikel 171 bedoelde niveau.

    Artikel 173

    Zekerheidstelling

    1.Een zekerheid kan in een van de volgende vormen worden gesteld:

    (a)door ieder betaalmiddel dat door de douaneautoriteiten wordt erkend, in euro’s of in de valuta van de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist;

    (b)door een verbintenis van een borg;

    (c)door een andere vorm van zekerheid die een gelijkwaardige garantie voor de betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen biedt.

    2.Een zekerheid in de vorm van een storting van contant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel dient te worden gesteld overeenkomstig de geldende voorschriften in de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist.

    Zekerheidstelling met een door de douaneautoriteiten erkend betaalmiddel geeft geen recht op betaling van interesten door de douaneautoriteiten.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de in lid 1, punt c), bedoelde vorm van de zekerheid.

    Artikel 174

    Keuze van zekerheid

    De persoon die zekerheid moet stellen, heeft de keuze tussen de in artikel 173, lid 1, genoemde vormen van zekerheid.

    De douaneautoriteiten kunnen echter weigeren de gekozen vorm van zekerheid te aanvaarden indien deze onverenigbaar is met de goede werking van de desbetreffende douaneregeling.

    De douaneautoriteiten kunnen eisen dat de gekozen vorm van zekerheid gedurende een bepaalde periode gehandhaafd blijft.

    Artikel 175

    Borg

    1.De in artikel 173, lid 1, punt b), bedoelde borg is een in het douanegebied van de Unie woonachtige, geregistreerde of gevestigde derde. De douaneautoriteiten die de zekerheid eisen, moeten hun goedkeuring geven aan de borg, tenzij de borg een kredietinstelling, financiële instelling of verzekeringsmaatschappij is die in de Unie overeenkomstig de geldende Unieregelgeving is erkend.

    2.De borg verbindt zich er schriftelijk toe het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen waarvoor zekerheid is gesteld, te betalen.

    3.De douaneautoriteiten kunnen weigeren hun goedkeuring te geven aan de voorgestelde borg of soort zekerheid, indien deze naar hun mening niet alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen binnen de gestelde termijn zullen worden betaald.

    4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de regels betreffende de vormen van zekerheidstelling en de regels betreffende de borg als bedoeld in dit artikel.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de intrekking en opzegging van de verbintenis van een borg als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 176

    Doorlopende zekerheid

    1.De douaneautoriteiten kunnen de in artikel 170, lid 5, bedoelde vergunning slechts verlenen aan personen die aan de volgende voorwaarden voldoen:

    (a)zij zijn in het douanegebied van de Unie gevestigd;

    (b)zij voldoen aan de in artikel 24, lid 1, punt a), vastgestelde criteria;

    (c)zij maken geregeld gebruik van de betrokken douaneregelingen of zij zijn exploitanten van faciliteiten voor tijdelijke opslag of zij voldoen aan de in artikel 24, lid 1, punt d), vastgestelde criteria.

    2.De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat marktdeelnemers die aan de criteria van artikel 24, lid 1, punten b) en c), voldoen, en Trust&Check-ondernemers voor mogelijke douaneschulden en overige heffingen een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag stellen of dat van zekerheidstelling wordt afgezien.

    3.De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat geautoriseerde marktdeelnemers voor douanevereenvoudigingen en Trust&Check-ondernemers, op aanvraag, voor bestaande douaneschulden en overige heffingen een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag stellen.

    4.De in lid 3 bedoelde doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag staat gelijk aan een zekerheidstelling.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden waaronder de in lid 2 bedoelde vergunning voor gebruik van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag of voor ontheffing van zekerheidstelling wordt verleend.

    6.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vaststelling van het bedrag van de zekerheid, met inbegrip van het verminderde bedrag als bedoeld in lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 177

    Tijdelijke verboden voor het gebruik van de doorlopende zekerheid

    1.In het kader van een bijzondere regeling of tijdelijke opslag kan de Commissie besluiten om een tijdelijk verbod op te leggen voor het gebruik van:

    (a)een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag of een ontheffing van zekerheidstelling als bedoeld in artikel 176, lid 2;

    (b)een doorlopende zekerheid als bedoeld in artikel 176, voor goederen waarmee op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.

    2.Indien lid 1, punt a) of b), van toepassing is, kan vergunning worden verleend voor het gebruik van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag of een ontheffing van zekerheidstelling of het gebruik van een doorlopende zekerheid als bedoeld in artikel 176 indien de betrokkene voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

    (a)die persoon kan aantonen dat met betrekking tot de goederen in kwestie geen douaneschuld is ontstaan bij zijn verrichtingen in de twee jaar voorafgaand aan de in lid 1 bedoelde beslissing;

    (b)die persoon kan, indien douaneschulden zijn ontstaan in de twee jaar voorafgaand aan de in lid 1 bedoelde beslissing, aantonen dat die schulden binnen de vastgestelde termijn volledig zijn voldaan door de schuldenaar of schuldenaren dan wel door de borg.

    Om vergunning te krijgen voor het gebruik van een doorlopende zekerheid waarvoor een tijdelijk verbod geldt, dient de betrokkene eveneens te voldoen aan de criteria van artikel 24, lid 1, punten b) en c).

    3.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de regels betreffende tijdelijke verboden voor het gebruik van de doorlopende zekerheid als bedoeld in lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en naar behoren worden gerechtvaardigd door de noodzaak om onverwijld de financiële belangen van de Unie en haar lidstaten beter te beschermen, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

    Artikel 178

    Aanvullende of vervangende zekerheid

    Indien de douaneautoriteiten vaststellen dat de gestelde zekerheid niet of niet meer alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en overige heffingen binnen de gestelde termijn volledig zullen worden voldaan, eisen zij van een van de in artikel 170, lid 3, bedoelde personen dat deze, naar eigen keuze, een aanvullende zekerheid stelt dan wel de oorspronkelijke zekerheid door een nieuwe vervangt.

    Artikel 179

    Vrijgave van de zekerheid

    1.De zekerheid wordt door de douaneautoriteiten onmiddellijk vrijgegeven indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor overige heffingen is tenietgegaan of niet meer kan ontstaan.

    2.Indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor overige heffingen ten dele is tenietgegaan of nog maar voor een gedeelte van het bedrag waarvoor zekerheid werd gesteld, kan ontstaan, wordt de gestelde zekerheid op verzoek van de betrokkene dienovereenkomstig gedeeltelijk vrijgegeven, tenzij het betrokken bedrag dit niet rechtvaardigt.

    3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de termijnen voor de vrijgave van een zekerheid.

    4.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de vrijgave van de zekerheid als bedoeld in dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 3
    Invordering, betaling, terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

    Afdeling 1
    Vaststelling van het bedrag aan invoer- en uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

    Artikel 180

    Vaststelling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

    1.De importeur en de exporteur berekenen het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten. Bij de vrijgave van de goederen worden de douaneautoriteiten geacht het door de importeur en de exporteur berekende bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten te aanvaarden, onverminderd controles na vrijgave. Indien deze persoon het bedrag niet berekent of de douaneautoriteiten het niet eens zijn met het door die persoon berekende bedrag, stellen de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de douaneschuld overeenkomstig artikel 169 is ontstaan of geacht wordt te zijn ontstaan, het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten vast zodra zij over de nodige gegevens beschikken.

    2.In afwijking van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten, wanneer een douaneaangifte is ingediend, tot de in artikel 265, lid 3, genoemde datum, het in de douaneaangifte vastgestelde bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten aanvaarden, onverminderd controles na vrijgave. Indien de douaneautoriteiten het niet eens zijn met dit bedrag, stellen zij het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten vast zodra zij over de nodige gegevens beschikken. 

    3.Indien het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten geen rond getal is, kan het worden afgerond.

    Luidt het in de eerste alinea bedoelde bedrag in euro’s, dan mag de afronding niet meer bedragen dan de afronding naar het dichtstbijzijnde hogere of lagere ronde getal.

    Importeurs en exporteurs die gevestigd zijn in een lidstaat die de euro niet als munteenheid heeft, kunnen het bepaalde in de tweede alinea mutatis mutandis toepassen dan wel van deze alinea afwijken, mits de toepasselijke afrondingsregels geen grotere financiële gevolgen hebben dan de in de tweede alinea vermelde regel.

    Artikel 181

    Mededeling van de douaneschuld

    1. Bij vrijgave van de goederen worden de douaneautoriteiten geacht de douaneschuld aan de importeur of de exporteur te hebben meegedeeld.

    2.Wanneer de douaneautoriteiten het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten hebben vastgesteld, delen zij dit mee aan de schuldenaar in de vorm die is voorgeschreven op de plaats waar de douaneschuld overeenkomstig artikel 169 is ontstaan of wordt geacht te zijn ontstaan.

    De in de eerste alinea bedoelde mededeling wordt niet gedaan in elk van de volgende gevallen:

    (a)indien, in afwachting van een definitieve vaststelling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, een voorlopig antidumpingrecht of een voorlopig compenserend recht of een voorlopige vrijwaringsmaatregel is opgelegd;

    (b)indien het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten hoger is dan het bedrag dat is vastgesteld op basis van een overeenkomstig artikel 13 afgegeven beschikking;

    (c)indien het oorspronkelijke besluit om de douaneschuld niet mee te delen of om een lager bedrag aan invoer- of uitvoerrechten mee te delen dan het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten, is genomen op grond van algemene bepalingen die bij een rechterlijke uitspraak op een latere datum ongeldig zijn verklaard;

    (d)indien de douaneautoriteiten krachtens de douanewetgeving zijn vrijgesteld van de verplichting tot mededeling van de douaneschuld.

    3.Wanneer de douaneautoriteiten overeenkomstig lid 2 het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten moeten meedelen, delen zij de douaneschuld aan de schuldenaar mee wanneer ze dat bedrag kunnen vaststellen en een besluit daarover kunnen nemen.

    Indien de mededeling van de douaneschuld echter een strafonderzoek zou schaden, dan kunnen de douaneautoriteiten deze mededeling evenwel uitstellen totdat deze het strafonderzoek niet langer schaadt.

    4.De douaneautoriteiten kunnen een Trust&Check-ondernemer toestaan de douaneschuld te berekenen die overeenkomt met het totale bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die deze ondernemer voor rekening van de douaneautoriteiten heeft vrijgegeven gedurende een periode van ten hoogste 31 kalenderdagen, en daarvan opgave te doen aan de douaneautoriteiten met een uitsplitsing van de bedragen voor elke specifieke zending goederen. Indien de douaneautoriteiten het niet eens zijn met het berekende en opgegeven bedrag, stellen zij het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten vast.

    5.In afwijking van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten, wanneer titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing is op afstandsverkopen van uit derde landen in te voeren goederen aan een afnemer in het douanegebied van de Unie, een gelijkgestelde importeur toestaan de douaneschuld te berekenen die overeenkomt met het totale bedrag aan invoerrechten voor alle goederen die in de loop van een maand ten gunste van die gelijkgestelde importeur zijn vrijgegeven, en daarvan opgave te doen vóór het einde van de daaropvolgende maand, met een uitsplitsing van de bedragen voor elke specifieke zending goederen. Met deze opgave kan de informatie die de gelijkgestelde importeur overeenkomstig artikel 59, lid 2, had verstrekt, worden gewijzigd of ongeldig worden gemaakt. Indien de douaneautoriteiten het niet eens zijn met het berekende en opgegeven bedrag, stellen zij het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten vast. De douaneautoriteiten worden geacht de douaneschuld te hebben meegedeeld wanneer zij niet binnen een redelijke termijn nadat de marktdeelnemer zijn opgave heeft gedaan, hiertegen bezwaar hebben gemaakt.

    6.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten, wanneer een douaneaangifte is ingediend, toestaan dat de douaneschuld die overeenkomt met het totale bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die tijdens een vastgestelde periode ten gunste van eenzelfde persoon zijn vrijgegeven, aan het eind van die periode wordt meegedeeld, mits zekerheid is gesteld voor de betaling. De door de douaneautoriteiten vastgestelde periode bedraagt hoogstens 31 dagen.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende:

    (a)de in lid 2, tweede alinea, punt d), bedoelde gevallen waarin de douaneautoriteiten zijn vrijgesteld van mededeling van de douaneschuld;

    (b)de redelijke termijn waarbinnen wordt geacht geen bezwaar te zijn gemaakt als bedoeld in lid 5;

    (c)de informatie die de gelijkgestelde importeur in zijn in lid 5 bedoelde opgave moet vermelden.

    Artikel 182

    Verjaringstermijnen van de douaneschuld

    1.De douaneautoriteiten doen geen mededeling van een douaneschuld aan de schuldenaar nadat er drie jaar zijn verstreken, te rekenen vanaf de datum waarop de douaneschuld is ontstaan.

    2.Wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip waarop zij werd verricht, strafrechtelijk vervolgbaar was, wordt de in lid 1 vastgestelde termijn van drie jaar in overeenstemming met het nationale recht tot minimaal vijf jaar en maximaal tien jaar verlengd.

    3.De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen worden geschorst, indien:

    (a)overeenkomstig artikel 16 beroep wordt ingesteld;

    (b)dergelijke schorsing wordt toegepast vanaf de datum waarop het beroep is ingesteld en loopt voor de duur van de beroepsprocedure; of

    (c)de douaneautoriteiten de schuldenaar overeenkomstig artikel 6, lid 6, hebben meegedeeld op welke gronden zij voornemens zijn mededeling te doen van de douaneschuld; dergelijke schorsing wordt toegepast vanaf de datum van die mededeling tot het verstrijken van de termijn waarbinnen de schuldenaar de gelegenheid heeft zijn standpunt kenbaar te maken.

    4.Indien een douaneschuld overeenkomstig artikel 193, lid 7, opnieuw verschuldigd wordt, worden de in de leden 1 en 2 vastgestelde termijnen geacht te zijn geschorst vanaf de datum waarop de aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig artikel 198 is ingediend tot de datum waarop de beschikking op de terugbetaling of de kwijtschelding is afgegeven.

    Artikel 183

    Boeking

    1.De in artikel 180 bedoelde douaneautoriteiten boeken het overeenkomstig artikel 181 meegedeelde bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten zoals door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven. 

    De in de eerste alinea bedoelde verplichting voor de douaneautoriteiten geldt niet in de in artikel 181, lid 2, tweede alinea, bedoelde gevallen.

    2.De douaneautoriteiten hoeven geen bedragen aan invoer- of uitvoerrechten te boeken die overeenkomstig artikel 182 overeenkomen met een douaneschuld waarvan geen mededeling aan de schuldenaar meer kon worden gedaan.

    3.De lidstaten stellen de praktische voorschriften vast voor de boeking van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten. Deze voorschriften kunnen verschillen naargelang de douaneautoriteiten ervan verzekerd zijn dat, gezien de omstandigheden waarin de douaneschuld is ontstaan, die bedragen zullen worden betaald.

    Artikel 184

    Tijdstip van boeking

    1.De douaneautoriteiten boeken het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten uiterlijk veertien dagen na de vrijgave van de goederen, tenzij de goederen onder tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten worden geplaatst.

    2.In afwijking van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten het totale bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die ten gunste van een Trust&Check-ondernemer tijdens een vastgestelde periode zijn vrijgegeven overeenkomstig artikel 181, lid 4, in één keer boeken aan het einde van die periode.

    Deze boeking dient te geschieden uiterlijk veertien dagen na afloop van de betrokken periode.

    3.In afwijking van lid 1 kan het totale bedrag aan invoerrechten voor alle goederen die gedurende één maand ten gunste van een gelijkgestelde importeur zijn vrijgegeven overeenkomstig artikel 181, lid 5, in één keer worden geboekt uiterlijk aan het einde van de volgende maand, met een uitsplitsing van de bedragen voor elke specifieke zending goederen.

    4.Tot de in artikel 265, lid 3, vastgestelde datum kunnen de douaneautoriteiten, wanneer een douaneaangifte is ingediend, toestaan dat de douaneschuld die overeenkomt met het totale bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die tijdens een vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen ten gunste van eenzelfde persoon zijn vrijgegeven, aan het eind van die periode wordt meegedeeld, mits zekerheid is gesteld voor de betaling.

    Deze boeking dient te geschieden uiterlijk veertien dagen na afloop van de betrokken periode.

    5.Indien goederen kunnen worden vrijgegeven op bepaalde voorwaarden die aan de vaststelling dan wel de inning van het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten zijn verbonden, geschiedt de boeking uiterlijk veertien dagen na vaststelling van het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten of van de verplichting tot betaling van die rechten.

    Indien de douaneschuld evenwel betrekking heeft op een voorlopig antidumpingrecht, een voorlopig compenserend recht of een voorlopige vrijwaringsmaatregel, wordt het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk twee maanden na de datum waarop de verordening tot instelling van het definitieve recht in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

    6.Indien een douaneschuld ontstaat onder andere dan de in lid 1 bedoelde omstandigheden, wordt het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk veertien dagen na de datum waarop de douaneautoriteiten in staat zijn het bedrag aan betrokken invoer- of uitvoerrechten vast te stellen en een beschikking af te geven.

    7.Lid 6 is van toepassing op het bedrag aan in te vorderen of nog in te vorderen invoer- of uitvoerrechten indien het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten niet is geboekt overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 of indien een lager dan het verschuldigde bedrag is vastgesteld en geboekt.

    8.De in de leden 1 tot en met 6 vastgestelde termijnen voor boeking zijn niet van toepassing in onvoorziene omstandigheden of bij overmacht.

    9.De boeking kan in het in artikel 181, lid 3, tweede alinea, bedoelde geval worden uitgesteld totdat de mededeling van de douaneschuld een strafonderzoek niet langer schaadt.

    Artikel 185

    Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast teneinde wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten te garanderen wanneer een douaneschuld is ontstaan.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Afdeling 2
    Betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

    Artikel 186

    Algemene termijnen voor betaling en schorsing van de betalingstermijn

    1.De schuldenaar betaalt de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die met een overeenkomstig artikel 181 meegedeelde douaneschuld overeenkomen, binnen de door de douaneautoriteiten voorgeschreven termijn.

    Onverminderd artikel 17, lid 2, bedraagt deze termijn niet meer dan tien dagen vanaf de mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar. 

    De douaneautoriteiten kunnen die termijn op aanvraag van de schuldenaar verlengen, indien het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten is vastgesteld bij controles achteraf als bedoeld in artikel 48. Onverminderd artikel 190, lid 2, bedraagt de aldus toegestane verlenging van de termijn niet meer dan de tijd die de schuldenaar nodig heeft om de voor de nakoming van zijn verplichtingen noodzakelijke maatregelen te nemen.

    2.In afwijking van lid 1 betaalt de schuldenaar het bedrag aan invoerrechten dat met een overeenkomstig artikel 181, lid 5, meegedeelde douaneschuld overeenkomt, uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de douaneschuld moet worden meegedeeld.

    3.Indien de schuldenaar voor een van de in de artikelen 188 tot en met 190 vastgestelde betalingsfaciliteiten in aanmerking komt, geschiedt de betaling binnen de in het kader van deze faciliteiten vastgestelde termijn of termijnen.

    4.De betalingstermijn van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt geschorst in elk van de volgende gevallen:

    (a)er is een aanvraag tot kwijtschelding van de rechten ingediend overeenkomstig artikel 198;

    (b)goederen moeten worden verbeurdverklaard, worden vernietigd of aan de staat worden afgestaan;

    (c)de douaneschuld is ontstaan op grond van artikel 161 en er is meer dan één schuldenaar.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de regels voor de schorsing van de termijn voor de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten als bedoeld in lid 3 en houdende de schorsingstermijn.

    Artikel 187

    Betaling

    1.De betaling geschiedt in contanten of met elk ander middel dat een soortgelijk bevrijdend karakter heeft, compensatie daaronder begrepen, in overeenstemming met de nationale wetgeving.

    2.De betaling kan door een andere persoon dan de schuldenaar worden verricht.

    3.In ieder geval kan de schuldenaar een deel van, of het gehele bedrag aan invoer- of uitvoerrechten betalen voordat de hem toegestane betalingstermijn is verstreken.

    Artikel 188

    Uitstel van betaling

    De douaneautoriteiten staan de belanghebbende, indien deze een aanvraag daartoe indient en zekerheid stelt, uitstel van betaling van de verschuldigde rechten toe op een van de onderstaande wijzen:

    (a)afzonderlijk voor elk bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomstig artikel 184, lid 1, of artikel 184, lid 7, is geboekt;

    (b)voor het geheel van alle bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die overeenkomstig artikel 184, lid 1, zijn geboekt binnen een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen;

    (c)voor het geheel van alle bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die overeenkomstig artikel 184, leden 2, 3 en 4, in één keer zijn geboekt.

    Artikel 189

    Termijnen waarvoor uitstel van betaling wordt verleend

    1.De termijn waarvoor uitstel van betaling krachtens artikel 188 wordt verleend, bedraagt 30 dagen.

    2.Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 188, punt a), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de douaneschuld aan de schuldenaar is meegedeeld.

    3.Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 188, punt b), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de aggregatieperiode verstrijkt. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

    4.Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 188, punt c), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de periode verstrijkt die is vastgesteld voor de vrijgave van de betrokken goederen. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

    5.Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden uit een oneven aantal dagen bestaan, is het aantal dagen dat overeenkomstig deze leden op de termijn van 30 dagen in mindering moet worden gebracht, gelijk aan de helft van het even getal dat onmiddellijk aan het oneven getal voorafgaat.

    6.Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden weken zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de vrijdag van de vierde week volgende op de betrokken week.

    Indien deze perioden maanden zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de zestiende dag van de maand volgende op de betrokken maand. Deze termijnen kunnen niet worden verlengd, zelfs niet wanneer het einde van de periode op een feestdag valt.

    Artikel 190

    Overige betalingsfaciliteiten

    1.De douaneautoriteiten kunnen de schuldenaar andere betalingsfaciliteiten dan uitstel van betaling toestaan mits zekerheid wordt gesteld.

    2.Indien faciliteiten worden verleend overeenkomstig lid 1, wordt over het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten kredietrente in rekening gebracht.

    Voor een lidstaat die de euro heeft aangenomen, is de kredietrentevoet gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met één punt.

    Voor een lidstaat die niet de euro heeft aangenomen, is de kredietrentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de nationale centrale bank op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met één punt, of, voor een lidstaat waarvoor de rentevoet van de nationale centrale bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met één punt.

    3.De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien zekerheidstelling te eisen of kredietrente in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

    4.De douaneautoriteiten zien ervan af kredietrente in rekening te brengen indien het bedrag voor elke invordering lager is dan 10 EUR.

    Artikel 191

    Afdwinging van betaling

    Indien het bedrag aan verschuldigde invoer- of uitvoerrechten niet binnen de gestelde termijn is voldaan, verzekeren de douaneautoriteiten zich van de betaling van dat bedrag met alle middelen die hun krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat ter beschikking staan.

    Artikel 192

    Vertragingsrente

    1.Over het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt vertragingsrente in rekening gebracht vanaf de datum waarop de gestelde termijn afloopt tot de datum waarop dat bedrag is voldaan.

    Voor een lidstaat die de euro heeft aangenomen, is de rentevoet op achterstallen gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met twee punten.

    Voor een lidstaat die niet de euro heeft aangenomen, is de rentevoet op achterstallen gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de nationale centrale bank op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee punten, of, voor een lidstaat waarvoor de rentevoet van de nationale centrale bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met twee punten.

    2.Indien de douaneschuld is ontstaan op basis van artikel 161 of artikel 164 of indien de mededeling van de douaneschuld het gevolg is van een controle achteraf, wordt behalve het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten vertragingsrente in rekening gebracht vanaf de datum waarop de douaneschuld is ontstaan tot de datum waarop de schuld is meegedeeld.

    De rentevoet op achterstallen wordt vastgesteld overeenkomstig lid 1.

    3.De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien vertragingsrente in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

    4.De douaneautoriteiten zien ervan af vertragingsrente in rekening te brengen indien het bedrag voor elke invordering lager is dan 10 EUR.

    Afdeling 3
    Terugbetaling en kwijtschelding

    Artikel 193

    Terugbetaling en kwijtschelding

    1.Onder de bij deze afdeling vastgestelde voorwaarden gaan de douaneautoriteiten over tot terugbetaling of kwijtschelding van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten, om elk van de volgende redenen:

    (a)invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht;

    (b)goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn;

    (c)vergissing van de bevoegde autoriteiten;

    (d)billijkheid;

    (e)ongeldigmaking van de gegevens op basis waarvan de douaneschuld is vastgesteld voor de overeenkomstige goederen of, in voorkomend geval, van de overeenkomstige douaneaangifte.

    2.De douaneautoriteiten gaan over tot terugbetaling of kwijtschelding van het in lid 1 bedoelde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten van 10 EUR of meer, tenzij de betrokkene verzoekt om terugbetaling of kwijtschelding van een lager bedrag.

    3.Indien de douaneautoriteiten van mening zijn dat terugbetaling of kwijtschelding moet worden verleend op basis van de artikelen 196 en 197, legt de betrokken lidstaat het dossier met het oog op een besluit voor aan de Commissie in de volgende gevallen:

    (a)indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de bijzondere omstandigheden het gevolg zijn van het feit dat de Commissie haar verplichtingen niet is nagekomen;

    (b)indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de Commissie een vergissing heeft begaan in de zin van artikel 196;

    (c)indien de omstandigheden in het betrokken geval verband houden met de resultaten van een door de Unie verricht onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 515/97, dan wel op grond van enige andere bepaling van de Uniewetgeving of door de Unie met bepaalde landen of groepen van landen gesloten overeenkomst die in de mogelijkheid van dergelijke onderzoeken door de Unie voorziet, of

    (d)indien het bedrag waarvoor de betrokkene met betrekking tot één of meer invoer- of uitvoertransacties aansprakelijk kan zijn, door een vergissing of bijzondere omstandigheden gelijk is aan of hoger is dan 500 000 EUR.

    Niettegenstaande de eerste alinea worden dossiers niet voorgelegd in de volgende gevallen:

    (a)indien de Commissie reeds een besluit heeft vastgesteld in een zaak die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is;

    (b)indien bij de Commissie reeds een zaak is ingeleid die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is.

    4.Met inachtneming van de bevoegdheidsregels gaan de douaneautoriteiten, indien zij binnen de in artikel 198, lid 1, bedoelde termijnen tot de vaststelling komen dat een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten overeenkomstig de artikelen 194, 196 en 197 voor terugbetaling of kwijtschelding in aanmerking komt, op eigen initiatief tot terugbetaling of kwijtschelding over.

    5.Rechten worden niet terugbetaald of kwijtgescholden indien de situatie die tot de mededeling van de douaneschuld heeft geleid, door frauduleuze handelingen van de schuldenaar is ontstaan.

    6.Terugbetaling geeft geen aanleiding tot betaling van rente door de betrokken douaneautoriteiten, behalve in de in lid 1, punten a) en c), bedoelde gevallen.

    In die gevallen geeft de terugbetaling echter geen aanleiding tot betaling van rente door de betrokken douaneautoriteiten indien de douaneautoriteiten een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten onverwijld terugbetalen nadat is vastgesteld dat het bedrag moet worden terugbetaald. Indien de douaneautoriteiten dat bedrag niet onverwijld terugbetalen en de schuldenaar een procedure tot terugbetaling inleidt, wordt de rente betaald over de periode vanaf de datum van betaling van deze rechten tot de datum van terugbetaling ervan.

    Er wordt ook rente betaald indien een beschikking tot terugbetaling niet binnen drie maanden vanaf de datum waarop deze beschikking is afgegeven, ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de niet-naleving van deze termijn niet aan de douaneautoriteiten te wijten is.

    In dit geval wordt de rente betaald vanaf de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt tot de datum van terugbetaling. De rentevoet wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 190.

    7.Indien de douaneautoriteiten ten onrechte terugbetaling of kwijtschelding hebben toegestaan, wordt de oorspronkelijke douaneschuld opnieuw verschuldigd, mits deze niet overeenkomstig artikel 182 is verjaard.

    In dit geval dient alle op grond van lid 6, tweede alinea, betaalde rente te worden terugbetaald.

    8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de regels die zij moet nakomen bij het vaststellen van een in lid 3 bedoeld besluit, en met name de regels met betrekking tot:

    (a)de voorwaarden voor de aanvaarding van het dossier;

    (b)de termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen en de schorsing van die termijn;

    (c)de mededeling van de redenen waarop de Commissie haar besluit wil baseren, voordat er een voor de betrokkene ongunstig besluit wordt genomen;

    (d)de mededeling van het besluit;

    (e)de gevolgen van het uitblijven van een besluit of het niet-meedelen van een dergelijk besluit.

    9.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de terugbetaling en kwijtschelding en voor het in lid 3 bedoelde besluit. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Wanneer het advies van het in artikel 262, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 262, lid 6, van toepassing.

    Artikel 194

    Invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht

    1.Een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt terugbetaald of kwijtgescholden indien het bedrag dat met de oorspronkelijk meegedeelde douaneschuld overeenkomt het verschuldigde bedrag overschrijdt of indien de douaneschuld aan de schuldenaar is meegedeeld in strijd met artikel 181, lid 1, punten c) en d).

    2.Wanneer het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding is gebaseerd op het bestaan, op het tijdstip waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, van een verlaagd recht of een nulrecht bij invoer in het kader van een tariefcontingent, een tariefplafond of een andere gunstige tariefbehandeling, wordt de terugbetaling of kwijtschelding verleend indien het verzoek, op het tijdstip waarop het werd ingediend, vergezeld ging van de nodige documenten en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)indien het een tariefcontingent betreft, dit niet is uitgeput;

    (b)in de overige gevallen, het normaal verschuldigde recht niet opnieuw is ingesteld.

    Artikel 195

    Goederen die gebreken vertonen of goederen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het contract

    1.De douaneautoriteiten gaan over tot terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan invoerrechten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: 

    (a)de mededeling van de douaneschuld heeft betrekking op goederen die door de importeur zijn geweigerd omdat zij op het tijdstip van de vrijgave gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract op grond waarvan zij waren ingevoerd;

    (b)de goederen zijn niet gebruikt, tenzij een begin van gebruik noodzakelijk was om vast te stellen dat deze goederen gebreken vertoonden of dat zij niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming waren;

    (c)de goederen worden uit het douanegebied van de Unie gebracht of de douaneautoriteiten hebben, op aanvraag van de betrokkene, toegestaan om de goederen onder de regeling actieve veredeling, ook voor vernietiging, of de regeling extern douanevervoer, douane-entrepots of vrije zones te plaatsen.

    2.De douaneautoriteiten gaan niet over tot terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan invoerrechten in elk van de volgende gevallen:

    (a)de goederen waren, voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht, onder een bijzondere regeling voor proefneming geplaatst, tenzij is vastgesteld dat het feit dat de goederen gebreken vertoonden of niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming waren, in de loop van deze proefnemingen normaal niet had kunnen worden ontdekt;

    (b)er is rekening gehouden met de gebreken van de goederen bij het opstellen van het contract, met name wat de prijs betreft, voordat de goederen onder een douaneregeling werden geplaatst die tot een douaneschuld heeft geleid;

    (c)de goederen werden door de aanvrager verkocht nadat was geconstateerd dat zij gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract.

    3.Goederen die vóór de vrijgave zijn beschadigd, worden gelijkgesteld met goederen die gebreken vertonen.

    Artikel 196

    Vergissing van de douaneautoriteiten

    1.In andere dan de in artikel 193, lid 1, punt e), en in de artikelen 194, 195 en 197 bedoelde gevallen gaan de douaneautoriteiten over tot terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wanneer zij, als gevolg van een vergissing hunnerzijds, een met de douaneschuld overeenkomend bedrag hebben meegedeeld dat lager was dan het verschuldigde bedrag, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)de schuldenaar had de vergissing redelijkerwijze niet kunnen ontdekken;

    (b)de schuldenaar heeft te goeder trouw gehandeld.

    2.Indien de in artikel 194, lid 2, genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, gaan de douaneautoriteiten over tot terugbetaling of kwijtschelding wanneer het verlaagde recht of het nulrecht als gevolg van een vergissing hunnerzijds niet is toegepast en de gegevens op basis waarvan de goederen waren vrijgegeven of, in voorkomend geval, de douaneaangifte voor het vrije verkeer alle gegevenselementen bevatte en vergezeld was van alle voor de toepassing van het verlaagde recht of het nulrecht vereiste documenten.

    3.Wanneer de preferentiële behandeling van de goederen op basis van een systeem van administratieve samenwerking wordt verleend waarbij de autoriteiten van een derde land betrokken zijn, wordt de afgifte door deze autoriteiten van een onjuist certificaat aangemerkt als een vergissing die redelijkerwijze niet had kunnen worden ontdekt in de zin van lid 1, punt a).

    De afgifte van een onjuist certificaat wordt echter niet als een vergissing aangemerkt indien het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, tenzij de autoriteiten die het certificaat afgaven, kennelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

    De schuldenaar wordt geacht te goeder trouw te hebben gehandeld indien hij kan aantonen dat hij in de periode van de betrokken handelstransacties het nodige heeft gedaan om ervoor te zorgen dat aan alle voorwaarden voor een preferentiële behandeling werd voldaan.

    De schuldenaar kan zich evenwel niet op zijn goede trouw beroepen indien de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft laten weten dat er gegronde twijfel bestaat over de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde land of gebied.

    Artikel 197

    Billijkheid

    1.In andere dan de in artikel 193, lid 1, punt e), en de artikelen 194, 195 en 196 bedoelde gevallen gaan de douaneautoriteiten over tot terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten om redenen van billijkheid indien een douaneschuld is ontstaan in bijzondere omstandigheden waarin de schuldenaar geen bedrog heeft gepleegd noch kennelijk nalatig is geweest.

    2.De bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 1 worden geacht te bestaan indien uit de omstandigheden van de zaak blijkt dat de schuldenaar zich in een uitzonderlijke situatie bevindt ten opzichte van andere deelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen, en indien de schuldenaar in afwezigheid van dergelijke omstandigheden niet het nadeel zou hebben geleden door de inning van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten.

    Artikel 198

    Procedure voor terugbetaling en kwijtschelding

    1.Aanvragen tot terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig artikel 193 worden ingediend bij de douaneautoriteiten binnen de volgende termijnen:

    (a)in geval van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht, vergissing van de bevoegde autoriteiten of om redenen van billijkheid: binnen drie jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

    (b)in geval van goederen die gebreken vertonen of goederen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het contract: binnen één jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

    (c)in geval van ongeldigmaking van de gegevens of, in voorkomend geval, van een douaneaangifte op basis waarvan de goederen zijn vrijgegeven: binnen één jaar na de datum waarop die gegevens of die douaneaangifte ongeldig zijn gemaakt, tenzij anders is bepaald in de regels die van toepassing zijn op ongeldigmaking.

    De in de eerste alinea, punten a) en b), genoemde termijnen worden verlengd indien de aanvrager aantoont dat hij, ten gevolge van onvoorziene omstandigheden of door overmacht, geen aanvraag heeft kunnen indienen binnen de voorgeschreven termijn.

    2.Indien de douaneautoriteiten niet in staat zijn om, op basis van de aangevoerde gronden, terugbetaling of kwijtschelding te verlenen van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, dienen zij een aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding op zijn merites te onderzoeken in het licht van de andere in artikel 193 genoemde gronden voor terugbetaling of kwijtschelding.

    3.Indien krachtens artikel 16 beroep is ingesteld tegen de mededeling van de douaneschuld, worden de in lid 1, eerste alinea, genoemde termijn alsook het onderzoek van de aanvragen tot terugbetaling en kwijtschelding en de desbetreffende termijnen geschorst voor de duur van de beroepsprocedure vanaf de datum waarop het beroep is ingesteld.

    4.Wanneer een douaneautoriteit terugbetaling of kwijtschelding verleent overeenkomstig de artikelen 196 en 197, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan in kennis.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels voor de kennisgeving aan de Commissie overeenkomstig lid 4 en de te verstrekken informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 4
    Tenietgaan van de douaneschuld

    Artikel 199

    Tenietgaan

    1.Onverminderd de geldende bepalingen inzake de niet-invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten in geval van een gerechtelijk geconstateerde insolventie van de schuldenaar, gaat een douaneschuld bij invoer of uitvoer teniet op een van de volgende wijzen:

    (a)de douaneschuld kan overeenkomstig artikel 181 niet meer aan de schuldenaar worden meegedeeld;

    (b)het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt betaald;

    (c)het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt kwijtgescholden, met inachtneming van lid 5;

    (d)ten aanzien van goederen die zijn vrijgegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van invoer- of uitvoerrechten voortvloeit: de gegevens op grond waarvan de vrijgave is verricht, of de douaneaangifte worden ongeldig gemaakt;

    (e)goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, worden verbeurdverklaard dan wel in beslag genomen en tegelijkertijd of naderhand verbeurdverklaard;

    (f)goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, worden onder douanetoezicht vernietigd of worden aan de staat afgestaan;

    (g)de verdwijning van de goederen of de niet-naleving van de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichtingen is het gevolg van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van die goederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door onvoorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de douaneautoriteiten; voor de toepassing van dit punt worden goederen geacht onherstelbaar verloren te zijn indien zij voor eenieder onbruikbaar zijn geworden;

    (h)de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 161 of artikel 164 en er is aan de volgende voorwaarden voldaan:

    i)het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, had geen noemenswaardig effect op het goede functioneren van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling en hield geen poging tot bedrog in;

    ii)alle formaliteiten die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren, worden naderhand vervuld;

    (i)goederen die vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, zijn uitgevoerd met de toestemming van de douaneautoriteiten;

    (j)de schuld is ontstaan overeenkomstig artikel 160 en de formaliteiten ter verkrijging van de in dat artikel bedoelde preferentiële tariefbehandeling zijn geannuleerd;

    (k)met inachtneming van lid 6, de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 161 en ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

    2.In de gevallen als bedoeld in lid 1, punt e), wordt evenwel, voor de toepassing van sancties op douaneovertredingen, de douaneschuld geacht niet te zijn tenietgegaan indien deze verordening en de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat invoer- of uitvoerrechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

    3.Indien, overeenkomstig lid 1, punt g), een douaneschuld is tenietgegaan ten aanzien van goederen die vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, worden alle resten en afval van de vernietiging geacht niet-Uniegoederen te zijn.

    4.De geldende bepalingen met betrekking tot vaste percentages voor onherstelbaar verlies dat voortvloeit uit de aard van goederen, zijn van toepassing wanneer door de belanghebbende niet wordt aangetoond dat het werkelijke verlies groter is dan het verlies berekend door het toepassen van het vaste percentage op de betrokken goederen.

    5.Indien er voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten meerdere schuldenaren zijn en deze schuld wordt kwijtgescholden, gaat de douaneschuld slechts teniet ten aanzien van de persoon of de personen aan wie kwijtschelding wordt verleend.

    6.In het in lid 1, punt k), bedoelde geval gaat de douaneschuld niet teniet ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog te plegen.

    7.Indien de douaneschuld overeenkomstig artikel 161 is ontstaan, gaat de schuld teniet ten aanzien van de persoon die op generlei wijze heeft getracht bedrog te plegen en die heeft bijgedragen tot de bestrijding van fraude.

    8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de lijst van verzuimen zonder noemenswaardig effect op het goede functioneren van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling als bedoeld in lid 1, punt h), i).

    Artikel 200

    Toepassing van sancties

    Het tenietgaan van de douaneschuld op basis van artikel 199, lid 1, punt h), vormt geen beletsel voor de lidstaten om sancties op te leggen wegens niet-naleving van de douanewetgeving.

    Titel XI
    BEPERKENDE MAATREGELEN EN MECHANISME VOOR CRISISBEHEER

    Hoofdstuk 1
    Beperkende maatregelen

    Artikel 201

    Rol van de EU-douaneautoriteit en van de douaneautoriteiten

    1.De EU-douaneautoriteit draagt bij aan de correcte toepassing van overeenkomstig artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen door toe te zien op de uitvoering ervan op de onder haar bevoegdheid vallende gebieden en door, mits er eerst een toetsing is verricht door de Commissie en deze haar toestemming heeft verleend, de douaneautoriteiten passende richtsnoeren te verstrekken.

    2.De douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om aan de beperkende maatregelen te voldoen, rekening houdend met de richtsnoeren van de EU-douaneautoriteit.

    Artikel 202

    Verslaglegging 

    1.De EU-douaneautoriteit brengt regelmatig en telkens wanneer dat nodig is verslag uit bij de Commissie over de uitvoering van de beperkende maatregelen door de douaneautoriteiten en over elke inbreuk daarop.

    2.De douaneautoriteiten stellen de EU-douaneautoriteit, de Commissie en de nationale autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de uitvoering van sancties, in kennis van elk vermoeden en van elk geval van ontwijking van beperkende maatregelen en van de risicobeperkende maatregelen die zij in dat verband hebben genomen.

    Hoofdstuk 2
    Mechanisme voor crisisbeheer

    Artikel 203

    Opstelling van protocollen en procedures

    1.De EU-douaneautoriteit stelt procedures en protocollen op die overeenkomstig artikel 204, lid 1, kunnen worden geactiveerd:

    (a)wanneer een crisis aan de grens van een of meer lidstaten gevolgen heeft voor de douaneprocessen;

    (b)wanneer een crisis in een andere sector een optreden van de douaneautoriteiten in samenwerking met de bevoegde autoriteiten vereist;

    (c)met het oog op een snelle, doeltreffende en evenredige reactie op de situatie in kwestie.

    2.De protocollen en procedures kunnen met name betrekking hebben op:

    (a)de toepassing van gemeenschappelijke risicocriteria, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en risicoprofielen, passende risicobeperkende maatregelen en douanecontroles;

    (b)een samenwerkingskader dat het mogelijk maakt douaneambtenaren en douanecontroleapparatuur van de ene lidstaat tijdelijk ter beschikking te stellen van een andere lidstaat.

    Artikel 204

    Activering van het mechanisme voor crisisbeheer

    1.De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een of meer lidstaten of de EU-douaneautoriteit, overeenkomstig de in artikel 262, leden 4 en 5, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure, rekening houdend met de in artikel 203 bedoelde protocollen en procedures, een uitvoeringshandeling vaststellen houdende de passende en noodzakelijke maatregelen en regelingen die moeten worden toegepast om een crisissituatie aan te pakken of de negatieve gevolgen ervan te beperken.

    2.De EU-douaneautoriteit coördineert en houdt toezicht op de toepassing en uitvoering van de passende maatregelen en regelingen door de douaneautoriteiten en brengt verslag uit bij de Commissie over de resultaten van deze uitvoering.

    3.De EU-douaneautoriteit zet een crisisresponsunit op die gedurende de hele crisis permanent beschikbaar is.

    4.De douaneautoriteiten voeren de krachtens dit artikel vastgestelde maatregelen en regelingen uit en passen deze toe en brengen verslag uit bij de EU-douaneautoriteit van de uitvoering en toepassing ervan.

    Titel XII
    DE DOUANEAUTORITEIT VAN DE EUROPESE UNIE

    Hoofdstuk 1
    Beginselen

    Artikel 205

    Rechtsvorm

    1.De EU-douaneautoriteit is een orgaan van de Unie en heeft rechtspersoonlijkheid.

    2.In elk van de lidstaten heeft de EU-douaneautoriteit de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die krachtens het nationale recht aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.

    3.De EU-douaneautoriteit wordt vertegenwoordigd door haar uitvoerend directeur.

    Artikel 206

    Zetel

    De EU-douaneautoriteit heeft haar zetel in [...].

    Artikel 207

    Missie en doelstellingen van de EU-douaneautoriteit

    1.De EU-douaneautoriteit draagt bij aan de verwezenlijking van de in artikel 2 omschreven missie van de douaneautoriteiten.

    2.Onverminderd de respectieve verantwoordelijkheden van de Commissie, OLAF en de lidstaten streeft de EU-douaneautoriteit de volgende doelstellingen na:

    (a)de EU-douaneautoriteit draagt bij aan het operationele beheer van de douane-unie; in dat verband coördineert en houdt zij toezicht op de operationele samenwerking tussen douaneautoriteiten, en bundelt en verstrekt zij technische expertise om tot grotere efficiëntie en betere resultaten te komen;

    (b)de EU-douaneautoriteit ontwikkelt, beheert en onderhoudt informatietechnologieën om de in deze verordening vastgestelde regelingen uit te voeren en draagt bij aan een optimaal gebruik van de beschikbare gegevens met het oog op douanetoezicht, -controle en -risicobeheer;

    (c)de EU-douaneautoriteit ondersteunt de douaneautoriteiten bij de totstandbrenging van een uniforme uitvoering van de douanewetgeving, met name om ervoor te zorgen dat douanecontroles en risicobeheer op geharmoniseerde wijze worden uitgevoerd;

    (d)de EU-douaneautoriteit draagt bij aan de handhaving van andere Uniewetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast.

    Hoofdstuk 2
    Taken

    Artikel 208

    Kerntaken

    1.De EU-douaneautoriteit verricht risicobeheertaken overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 3.

    2.De EU-douaneautoriteit verricht haar taken met betrekking tot beperkende maatregelen en het mechanisme voor crisisbeheer overeenkomstig titel XI.

    3.De EU-douaneautoriteit onderneemt activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw en voorziet in operationele ondersteuning van en coördinatie tussen de douaneautoriteiten. Zij houdt zich met name bezig met:

    (a)doorlichten en monitoren van grensdoorlaatposten en andere controlelocaties, ontwikkelen van gemeenschappelijke normen en aanbevelingen doen voor beste praktijken;

    (b)verrichten van prestatiemetingen voor de douane-unie en ondersteunen van de Commissie bij haar evaluatie van de prestaties van de douane-unie, overeenkomstig titel XV, hoofdstuk 1;

    (c)opstellen van de minimale gemeenschappelijke opleidingsinhoud voor douaneambtenaren in de Unie en toezien op het gebruik ervan door de douaneautoriteiten;

    (d)bijdragen aan een     EU-erkenningssysteem voor universiteiten en andere scholen die opleidings- en onderwijsprogramma’s op douanegebied aanbieden;

    (e)coördineren en ondersteunen van de oprichting van gespecialiseerde kenniscentra door de lidstaten met Uniebrede doeleinden op relevante douanegebieden, met name op het gebied van opleiding en douanelaboratoria;

    (f)faciliteren en coördineren van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op douanegebied;

    (g)opstellen en verspreiden van praktische handleidingen voor de concrete toepassing van douaneprocessen en -werkmethoden, en ontwikkelen van gemeenschappelijke normen in dit verband;

    (h)uitbrengen van een advies over de vraag of het verlenen van een vergunning voor bijzondere regelingen de belangen van de producenten in de Unie niet zou schaden, overeenkomstig artikel 102, leden 3, 4 en 5;

    (i)samenwerken met organen van de Unie en nationale autoriteiten die andere bevoegdheden dan douane hebben, overeenkomstig artikel 240, lid 9;

    (j)coördineren en ondersteunen van de operationele samenwerking tussen douaneautoriteiten onderling en tussen douaneautoriteiten en andere autoriteiten op nationaal niveau overeenkomstig titel XIII;

    (k)organiseren en coördineren van de in artikel 241 bedoelde gezamenlijke controles;

    (l)verlenen van bijstand en kennis aan de Commissie voor het oplossen van complexe indelings-, waardebepalings- en oorsprongsvraagstukken, en monitoren van besluiten en de toepassing van in dit verband genomen besluiten.

    4.De EU-douaneautoriteit verricht activiteiten op het gebied van gegevensbeheer en -verwerking die nodig zijn voor de uitvoering van haar taken en voor de ontwikkeling van de in artikel 30 van deze verordening bedoelde nationale toepassingen.

    Artikel 209

    Overige taken

    De Commissie kan de volgende taken voor de uitvoering van de financieringsprogramma’s voor douane aan de EU-douaneautoriteit toevertrouwen:

    (a)het verrichten van activiteiten in verband met de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van de informatietechnologiesystemen die worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de douane-unie, zoals de EU-douanedatahub, zoals vastgesteld in titel III;

    (b)het verlenen van steun aan de Commissie bij het ontwikkelen en uitvoeren van een operationele strategie voor activiteiten in verband met de toewijzing, financiering en aankoop van controleapparatuur, daaronder begrepen behoeftenanalyse, gezamenlijke aankoop en delen van apparatuur.

    Artikel 210

    Verdere taken

    Aan de EU-douaneautoriteit kunnen verdere taken worden toegewezen in verband met vrij verkeer, invoer en uitvoer van goederen uit derde landen, indien desbetreffende rechtshandelingen van de Unie daarin voorzien. Wanneer deze taken aan de EU-douaneautoriteit worden toegewezen of zij ermee wordt belast, wordt gezorgd voor passende financiële en personele middelen voor de uitvoering ervan.

    Hoofdstuk 3
    Organisatie van de EU-douaneautoriteit

    Artikel 211

    Administratie- en beheerstructuur

    De administratie- en beheerstructuur van de EU-douaneautoriteit omvat:

    (a)een raad van bestuur, die de in artikel 215 genoemde taken vervult;

    (b)een uitvoerende raad, die de in artikel 217 genoemde taken vervult;

    (c)een uitvoerend directeur, die de in artikel 219 genoemde verantwoordelijkheden vervult;

    (d)een plaatsvervangende uitvoerend directeur, die de in artikel 221 genoemde verantwoordelijkheden vervult, indien de raad van bestuur besluit een dergelijke functie in te stellen.

    Afdeling 1
    Raad van bestuur

    Artikel 212

    Samenstelling van de raad van bestuur

    1.De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben.

    2.In de raad van bestuur zetelt ook één door het Europees Parlement aangewezen lid, dat geen stemrecht heeft.

    3.Ieder lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger. De plaatsvervanger vertegenwoordigt het lid in diens afwezigheid.

    4.De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd op grond van hun kennis op het gebied van douane, met inachtneming van hun relevante bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden. Alle partijen in de raad van bestuur trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken om de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te waarborgen. Alle partijen streven naar een genderevenwichtige vertegenwoordiging in de raad van bestuur.

    5.De leden en hun plaatsvervangers worden voor vier jaar benoemd. Deze ambtstermijn kan worden verlengd.

    Artikel 213

    Voorzitter van de raad van bestuur

    1.De raad van bestuur kiest uit de vertegenwoordigers van de Commissie een voorzitter en uit zijn andere stemgerechtigde leden een vicevoorzitter. 

    2.De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze niet in staat is zijn taken te verrichten.

    3.De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt vier jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter eindigt tijdens hun ambtstermijn, loopt hun ambtstermijn automatisch af op dezelfde datum.

    Artikel 214

    Vergaderingen van de raad van bestuur

    1.De voorzitter roept de vergaderingen van de raad van bestuur bijeen.

    2.De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

    3.De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden.

    4.De raad van bestuur kan eenieder wiens mening van nut kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

    5.De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers kunnen zich, overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde, tijdens de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs of deskundigen.

    6.Wanneer de agenda aanleiding geeft tot een probleem van vertrouwelijkheid of een belangenconflict, bespreekt de raad van bestuur deze aangelegenheid en beslist hij erover zonder aanwezigheid van het betrokken lid. Nadere voorschriften voor de toepassing van deze bepaling kunnen worden vastgelegd in het reglement van orde.

    7.De EU-douaneautoriteit verzorgt het secretariaat van de raad van bestuur.

    Artikel 215

    Taken van de raad van bestuur

    1.De raad van bestuur:

    (a)zet de algemene lijnen uit voor de activiteiten van de EU-douaneautoriteit;

    (b)stelt met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden de jaarbegroting van de EU-douaneautoriteit vast en vervult andere taken met betrekking tot de begroting van de EU-douaneautoriteit overeenkomstig hoofdstuk 4;

    (c)geeft zijn oordeel over en zijn goedkeuring aan het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de EU-douaneautoriteit, met inbegrip van een overzicht van de uitvoering van haar taken en haar algemene prestaties bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het douanebeleid, en zendt het verslag en zijn beoordeling uiterlijk 1 juli van elk jaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. Het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de EU-douaneautoriteit wordt openbaar gemaakt;

    (d)stelt de op de EU-douaneautoriteit toepasselijke financiële regels vast overeenkomstig artikel 222;

    (e)stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast die in verhouding staat tot de frauderisico’s, rekening houdend met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

    (f)stelt regels vast voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden; en maakt elk jaar op zijn website de belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur bekend;

    (g)stelt de in artikel 232 bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vast en werkt deze regelmatig bij, op basis van een behoeftenanalyse;

    (h)stelt zijn reglement van orde vast;

    (i)oefent overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van de EU-douaneautoriteit de bevoegdheden uit die het Statuut van de ambtenaren toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag 71 (“de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”);

    (j)stelt voorschriften vast ter uitvoering van het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut;

    (k)bouwt, waar passend, een interne auditcapaciteit op;

    (l)stelt de veiligheidsvoorschriften van de EU-douaneautoriteit in de zin van artikel 233 vast;

    (m)benoemt de uitvoerend directeur en de plaatsvervangende uitvoerend directeur, indien die functie wordt gecreëerd, en verlengt waar nodig hun ambtstermijn of ontzet hen uit hun ambt overeenkomstig artikel 217;

    (n)benoemt een rekenplichtige - eventueel de rekenplichtige van de Commissie -, die onderworpen is aan het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

    (o)neemt alle besluiten met betrekking tot de oprichting en, in voorkomend geval, de wijziging van de interne structuren van de EU-douaneautoriteit, waarbij rekening wordt gehouden met de activiteitenbehoeften van de EU-douaneautoriteit en naar een gezond begrotingsbeheer wordt gestreefd.

    (p)geeft machtiging tot het maken van werkafspraken overeenkomstig artikel 240, lid 9.

    (q)richt werkgroepen en deskundigenpanels op en stelt hun reglement van orde vast;

    (r)stelt het ontwerp van het in artikel 22, lid 3, bedoelde enig programmeringsdocument vast, voordat het voor advies aan de Commissie wordt voorgelegd;

    (s)stelt, rekening houdend met het advies van de Commissie, het enig programmeringsdocument van de EU-douaneautoriteit vast met een tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden en overeenkomstig artikel 216;

    (t)stelt een strategie voor efficiëntiewinsten en synergieën vast;

    (u)stelt een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties vast;

    (v)stelt een strategie voor de systemen van organisatiebeheer en interne controle vast.

    2.De raad van bestuur keurt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling gebaseerd besluit goed waarbij de relevante bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur worden gedelegeerd en de voorwaarden waaronder die bevoegdheidsdelegatie kan worden geschorst, worden vastgesteld. De uitvoerend directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

    3.Wanneer uitzonderlijke omstandigheden zulks vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en van de door de uitvoerend directeur op zijn beurt gedelegeerde bevoegdheden tijdelijk schorsen en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

    Artikel 216

    Stemprocedure in de raad van bestuur

    1.Onverminderd artikel 215, lid 1, punten b), m) en s), neemt de raad van bestuur besluiten bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

    2.De in artikel 215, lid 1, punten b), c), e), f), j), m), n), o) en s), bedoelde besluiten kunnen slechts worden genomen indien de vertegenwoordigers van de Commissie een positieve stem uitbrengen. Met het oog op het in artikel 215, lid 1, punt s), bedoelde besluit is de toestemming van de vertegenwoordigers van de Commissie alleen vereist voor de onderdelen van het besluit die geen verband houden met het jaarlijkse en het meerjarige werkprogramma van de EU-douaneautoriteit.

    3.Ieder stemgerechtigd lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid kan zijn plaatsvervanger diens stemrecht uitoefenen.

    4.De voorzitter neemt deel aan de stemming.

    5.De uitvoerend directeur neemt niet deel aan de stemming.

    6.In het reglement van orde van de raad van bestuur wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name wat betreft de omstandigheden waarin een lid mag handelen namens een ander lid.

    Afdeling 2
    Uitvoerende raad

    Artikel 217

    Uitvoerende raad

    1.De raad van bestuur wordt bijgestaan door een uitvoerende raad.

    2.De uitvoerende raad:

    (a)ziet toe op de voorbereidende werkzaamheden voor de door de raad van bestuur vast te stellen besluiten;

    (b)zorgt, samen met de raad van bestuur, voor een passende follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en beoordelingen en uit de onderzoeken van OLAF en het EOM;

    (c)ziet toe op de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur, ter versterking van het toezicht op het administratief en budgettair beheer.

    3.Indien dat in spoedeisende gevallen noodzakelijk is, kan de uitvoerende raad namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten nemen, met name op de volgende gebieden:

    (a)bij aangelegenheden van administratief beheer, daaronder begrepen de schorsing van de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag en begrotingsaangelegenheden;

    (b)wanneer een crisissituatie zoals bepaald in titel XI is vastgesteld en onmiddellijke actie of bijsturing van de activiteiten van de EU-douaneautoriteit vereist is.

    5.De uitvoerende raad bestaat uit de twee vertegenwoordigers van de Commissie in de raad van bestuur en drie andere leden die de raad van bestuur uit zijn stemgerechtigde leden aanwijst. De voorzitter van de raad van bestuur is ook de voorzitter van de uitvoerende raad. De uitvoerend directeur neemt deel aan de vergaderingen van de uitvoerende raad, maar heeft geen stemrecht. De besluiten van de uitvoerende raad worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. De in lid 2, punt b), bedoelde besluiten kunnen slechts worden genomen indien ten minste één vertegenwoordiger van de Commissie een positieve stem uitbrengt.

    6.De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad bedraagt vier jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt.

    7.De uitvoerende raad houdt ten minste één gewone vergadering om de drie maanden. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van zijn leden.

    8.De raad van bestuur stelt het reglement van orde van de uitvoerende raad vast.

    Afdeling 3
    Uitvoerend directeur

    Artikel 218

    Benoeming, ontslag en verlenging van de ambtstermijn

    1.De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als tijdelijk functionaris van de EU-douaneautoriteit overeenkomstig artikel 2, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

    De uitvoerend directeur wordt, na een open en transparante selectieprocedure, door de raad van bestuur op grond van verdienste en met bewijsstukken gestaafde administratieve en leidinggevende vaardigheden, alsmede relevante bekwaamheid en ervaring, benoemd uit een lijst van ten minste drie door de Commissie voorgestelde kandidaten.

    Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de EU-douaneautoriteit vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

    2.De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Te gepasten tijde vóór afloop van deze termijn verricht de Commissie een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met een evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en met de toekomstige taken en uitdagingen van de EU-douaneautoriteit.

    3.Op grond van een voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de in lid 2 bedoelde beoordeling, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen.

    4.Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

    5.De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn ambt worden ontzet bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

    6.De raad van bestuur neemt de besluiten inzake benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ontzetting uit het ambt van uitvoerend directeur en plaatsvervangend uitvoerend directeur met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

    Artikel 219

    Taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

    1.De uitvoerend directeur is belast met het beheer van de EU-douaneautoriteit. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

    2.Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en van de raad van bestuur voert de uitvoerend directeur zijn taken op onafhankelijke wijze uit zonder instructies te vragen aan of te ontvangen van regeringen of van andere organen.

    3.De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van zijn taken en de algemene prestaties van de EU-douaneautoriteit.

    4.De uitvoerend directeur vertegenwoordigt de EU-douaneautoriteit in rechte.

    5.De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan de EU-douaneautoriteit zijn toegewezen. De uitvoerend directeur vervult in het bijzonder de volgende taken:

    (a)hij zorgt voor de dagelijkse leiding van de EU-douaneautoriteit;

    (b)hij voert besluiten van de raad van bestuur uit;

    (c)hij stelt van het in artikel 223 bedoelde enig programmeringsdocument op en dient het in bij de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie;

    (d)hij voert het in artikel 223 bedoelde enig programmeringsdocument uit en brengt verslag uit over de uitvoering ervan aan de uitvoerende raad en de raad van bestuur;

    (e)hij stelt het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van de EU-douaneautoriteit op en legt dit ter beoordeling en goedkeuring aan de raad van bestuur voor;

    (f)hij stelt een actieplan op voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van onderzoeken van OLAF en van het EOM, en brengt tweemaal per jaar aan de Commissie en op regelmatigde tijdstippen aan de uitvoerende raad en de raad van bestuur verslag uit over de geboekte vooruitgang;

    (g)hij beschermt de financiële belangen van de Unie, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van het EOM en OLAF, door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties;

    (h)hij stelt voor de EU-douaneautoriteit een strategie voor fraudebestrijding, een strategie voor efficiëntiewinsten en synergieën, een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties en een strategie voor de systemen van organisatiebeheer en interne controle op en legt deze ter goedkeuring aan de raad van bestuur voor;

    (i)hij stelt een ontwerp op van de financiële regels die van toepassing zijn op de EU-douaneautoriteit, en legt dit ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie;

    (j)hij stelt voorlopige ontwerpramingen van ontvangsten en uitgaven van de EU-douaneautoriteit op overeenkomstig artikel 224 en voert de begroting van de autoriteit uit;

    (k)hij oefent met betrekking tot het personeel van de EU-douaneautoriteit de in artikel 215, lid 1, punt i), bedoelde bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit, voor zover die bevoegdheden aan hem overeenkomstig artikel 215, lid 2, zijn gedelegeerd;

    (l)hij neemt besluiten over de interne structuren van de EU-douaneautoriteit, zo nodig met inbegrip van het laten waarnemen van functies die het dagelijks bestuur van de EU-douaneautoriteit kunnen omvatten, en, waar nodig, over de wijziging daarvan, rekening houdend met de behoeften in verband met de activiteiten van de EU-douaneautoriteit en een gezond begrotingsbeheer;

    (m)hij onderhandelt over en ondertekent, na goedkeuring door de raad van bestuur, een zetelovereenkomst voor de EU-douaneautoriteit en, indien van toepassing, soortgelijke overeenkomsten met andere lidstaten waar lokale kantoren worden gevestigd;

    (n)hij stelt de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 72 van het Europees Parlement en de Raad op legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur;

    (o)hij bevordert diversiteit en streeft naar genderevenwicht bij de indienstneming van personeel van de EU-douaneautoriteit;

    (p)hij streeft ernaar personeel in dienst te nemen op een zo breed mogelijke geografische basis, rekening houdend met het feit dat de criteria voor indienstneming uitsluitend gebaseerd moeten zijn op verdienste.

    Artikel 220

    Plaatsvervangend uitvoerend directeur

    1.De raad van bestuur kan besluiten een functie van plaatsvervangend uitvoerend directeur in te stellen om de uitvoerend directeur bij te staan.

    2.Indien de raad van bestuur besluit een functie van plaatsvervangend uitvoerend directeur in te stellen, zijn de bepalingen van artikel 217 van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende uitvoerend directeur.

    Artikel 221

    Taken en verantwoordelijkheden van de plaatsvervangend uitvoerend directeur

    Indien de functie van plaatsvervangend uitvoerend directeur wordt ingesteld, ondersteunt de plaatsvervangende uitvoerend directeur de uitvoerend directeur bij het beheer van de EU-douaneautoriteit en bij de uitvoering van de in artikel 218 bedoelde taken. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, of indien deze post vacant is, neemt de plaatsvervangende uitvoerend directeur zijn plaats in.

    Hoofdstuk 4
    Vaststelling en structuur van de begroting van de EU-douaneautoriteit

    Artikel 222

    Algemene bepalingen

    De financiële regels die van toepassing zijn op de EU-douaneautoriteit, worden vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Zij mogen niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 73 van de Commissie, tenzij dat specifiek voor het functioneren van de EU-douaneautoriteit vereist is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

    Artikel 223

    Enig programmeringsdocument

    1.Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp van enig programmeringsdocument op dat met name de meerjarige en jaarlijkse programmering bevat overeenkomstig de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie en de desbetreffende bepaling van de financiële regels van de EU-douaneautoriteit die zijn vastgesteld op grond van artikel 222 van deze verordening, en dat rekening houdt met de richtsnoeren van de Commissie. De jaarlijkse en meerjarige programmering moet in overeenstemming zijn met het douanebeleid en de algemene prioriteiten van de douane-unie.

    2.De raad van bestuur zendt het ontwerp van enig programmeringsdocument uiterlijk 31 januari van het jaar voorafgaand aan de programmeringsperiode toe aan de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer.

    3.Uiterlijk 30 november van elk jaar stelt de raad van bestuur het enig programmeringsdocument op. Hij zendt het enig programmeringsdocument, alsook alle latere bijgewerkte versies daarvan, aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie toe. Het enig programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast

    4.Het jaarlijkse werkprogramma bevat gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren maatregelen en een indicatie van de aan elke maatregel toegewezen financiële en personele middelen. Het jaarlijkse werkprogramma is in overeenstemming met het in lid 5 bedoelde meerjarige werkprogramma. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. De raad van bestuur wijzigt het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma, wanneer de EU-douaneautoriteit binnen het toepassingsgebied van deze verordening een nieuwe taak krijgt toegewezen. Alle wezenlijke wijzigingen van het jaarlijkse werkprogramma worden volgens dezelfde procedure vastgesteld als de procedure voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke wijzigingen aan het jaarlijkse werkprogramma aan te brengen.

    5.Het meerjarige werkprogramma omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat voor elke activiteit ook een indicatie van de financiële en personele middelen die nodig worden geacht om de doelstellingen te verwezenlijken. De strategische programmering wordt waar nodig geactualiseerd en maakt duidelijk hoe de EU-douaneautoriteit bijdraagt aan de verwezenlijking van de politieke prioriteiten van de Unie.

    Artikel 224

    Vaststelling van de begroting

    1.Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een voorlopige ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van de EU-douaneautoriteit voor het volgende begrotingsjaar, met inbegrip van het personeelsformatieplan, en zendt hij deze naar de raad van bestuur. De informatie in de voorlopige ontwerpraming moet in overeenstemming zijn met het ontwerp van enig programmeringsdocument als bedoeld in artikel 223, lid 1.

    2.Op basis van de in lid 1 bedoelde voorlopige ontwerpraming stelt de raad van bestuur een ontwerpraming vast van de ontvangsten en uitgaven van de EU-douaneautoriteit voor het volgende begrotingsjaar.

    3.De raad van bestuur zendt de ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van de EU-douaneautoriteit uiterlijk op 31 januari van elk jaar toe aan de Commissie.

    4.De Commissie zendt de ontwerpraming samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie toe aan de begrotingsautoriteit.

    5.Op basis van de ontwerpraming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor het personeelsformatieplan, alsook de bijdrage ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

    6.De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage uit de algemene begroting van de Unie aan de EU-douaneautoriteit goed.

    7.De begrotingsautoriteit stelt het personeelsformatieplan van de EU-douaneautoriteit vast.

    8.De raad van bestuur stelt de begroting van de EU-douaneautoriteit vast. Die begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Zo nodig wordt de begroting van de EU-douaneautoriteit dienovereenkomstig aangepast.

    Artikel 225

    Structuur van de begroting

    1.Alle inkomsten en uitgaven van de EU-douaneautoriteit worden elk begrotingsjaar geraamd en de ramingen worden in de begroting van de EU-douaneautoriteit opgenomen. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.

    2.De inkomsten en uitgaven in de begroting van de EU-douaneautoriteit zijn in evenwicht.

    3.Onverminderd andere middelen bestaan de inkomsten van de EU-douaneautoriteit uit:

    (a)een bijdrage van de Unie die wordt opgenomen in de algemene begroting van de Unie;

    (b)eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

    (c)mogelijke financiering van de Unie in de vorm van bijdrageovereenkomsten of subsidies in overeenstemming met de in artikel 222 bedoelde financiële regeling van de EU-douaneautoriteit en met de bepalingen van de relevante instrumenten ter ondersteuning van het beleid van de Unie;

    (d)vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de EU-douaneautoriteit verleende diensten.

    4.De uitgaven van de EU-douaneautoriteit omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur, en beleidsuitgaven.

    5.Vastleggingskredieten in de begroting voor acties in verband met grootschalige projecten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in verschillende jaartranches worden verdeeld.

    Artikel 226

    Uitvoering van de begroting van de EU-douaneautoriteit

    1.De uitvoerend directeur voert de begroting van de EU-douaneautoriteit uit.

    2.Elk jaar zendt de uitvoerend directeur de begrotingsautoriteit alle informatie toe die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar beoordelingstaken.

    Artikel 227

    Indiening van de rekeningen en kwijting

    1.De rekenplichtige van de EU-douaneautoriteit dient de voorlopige rekeningen van het begrotingsjaar (jaar N) uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar (jaar N+1) in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer.

    2.Uiterlijk op 31 maart van het jaar N+1 zendt de EU-douaneautoriteit het verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

    3.Uiterlijk op 31 maart van het jaar N+1 zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van de EU-douaneautoriteit, die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, toe aan de Rekenkamer.

    4.Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de EU-douaneautoriteit overeenkomstig artikel 246 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 74 van het Europees Parlement en de Raad maakt de rekenplichtige van de EU-douaneautoriteit de definitieve rekeningen van de EU-douaneautoriteit voor dat jaar op. De uitvoerend directeur legt deze voor advies voor aan de uitvoerende raad. Dat advies wordt vastgesteld door de raad van bestuur.

    5.Uiterlijk op 1 juli van het jaar N+1 dient de rekenplichtige van de EU-douaneautoriteit de definitieve rekeningen voor het jaar N, samen het advies van de raad van bestuur, in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

    6.De definitieve rekeningen voor het jaar N worden uiterlijk op 15 november van het jaar N+1 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    7.De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het jaar N+1 een antwoord op haar opmerkingen toe. De uitvoerend directeur zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur.

    8.De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar N, overeenkomstig artikel 261, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    9.Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar N.

    Artikel 228

    Fraudebestrijding

    1.Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten in de EU-douaneautoriteit zijn de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onverminderd van toepassing.

    2.De EU-douaneautoriteit treedt binnen de zes maanden na [XXX] toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 75 en stelt op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende bepalingen vast die van toepassing zijn op haar personeelsleden.

    3.De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van de EU-douaneautoriteit Uniemiddelen hebben ontvangen, audits te verrichten, zowel op basis van documenten als ter plaatse.

    4.OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 76 van de Raad onderzoeken verrichten, waaronder controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er bij een door de EU-douaneautoriteit gefinancierde subsidie of overeenkomst sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

    5.Onverminderd de leden 1 tot en met 4 bevatten contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van de EU-douaneautoriteit bepalingen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen om dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden. Werkafspraken met bevoegde autoriteiten van derde landen en internationale organisaties hebben betrekking op de bijstand en samenwerking van deze autoriteiten en internationale organisaties in verband met audits en onderzoeken die door de Rekenkamer en OLAF worden verricht.

    6.In overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1939 kan het EOM overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 77 van het Europees Parlement en de Raad.

    Hoofdstuk 5
    Bepalingen betreffende het personeel

    Artikel 229

    Algemene bepaling

    Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Unie, alsook de voorschriften die onderling overeengekomen zijn tussen de instellingen van de Unie om daaraan uitvoering te geven, zijn van toepassing op het personeel van de EU-douaneautoriteit.

    Artikel 230

    Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

    1.De EU-douaneautoriteit kan ook een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet in dienst zijn van de EU-douaneautoriteit.

    2.De voorschriften voor de detachering van nationale deskundigen bij de EU-douaneautoriteit worden vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur.

    Artikel 231

    Voorrechten en immuniteiten

    Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is van toepassing op de EU-douaneautoriteit en haar personeel.

    Hoofdstuk 6
    Algemene en slotbepalingen

    Artikel 232

    Transparantie en communicatie

    1.Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van de EU-douaneautoriteit. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de nadere voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

    2.Op de verwerking van persoonsgegevens door de EU-douaneautoriteit is Verordening (EU) 2018/1725 van toepassing. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1725 door de EU-douaneautoriteit, onder meer betreffende de benoeming van een functionaris voor gegevensbescherming van de EU-douaneautoriteit. Die maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

    3.De EU-douaneautoriteit kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. De toewijzing van middelen voor communicatieactiviteiten mag niet ten koste gaan van de doeltreffende uitvoering van de taken van de EU-douaneautoriteit. De communicatieactiviteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de desbetreffende door de raad van bestuur vastgestelde communicatie- en verspreidingsplannen.

    Artikel 233

    Veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

    1.De EU-douaneautoriteit stelt eigen veiligheidsvoorschriften vast die gebaseerd zijn op de beginselen en voorschriften die zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, daaronder begrepen bepalingen betreffende de uitwisseling van dergelijke informatie met derde landen, en de verwerking en opslag van dergelijke informatie, zoals uiteengezet in Besluit (EU, Euratom) 2015/443 78 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 79 van de Commissie. Voor elke administratieve regeling inzake de uitwisseling van gerubriceerde informatie met de relevante autoriteiten van een derde land of, bij gebrek aan een dergelijke regeling, voor elke uitzonderlijke ad-hocvrijgave van EUCI aan dergelijke autoriteiten is voorafgaande toestemming van de Commissie vereist.

    2.De raad van bestuur stelt de veiligheidsvoorschriften van de EU-douaneautoriteit vast na goedkeuring door de Commissie. Bij de beoordeling van de voorgestelde veiligheidsvoorschriften ziet de Commissie toe op de verenigbaarheid ervan met de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 en (EU, Euratom) 2015/444.

    3.De leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur, de externe deskundigen die deelnemen aan ad-hocwerkgroepen en de personeelsleden van de EU-douaneautoriteit houden zich ook na het beëindigen van hun functie aan de geheimhoudingsplicht uit hoofde van artikel 339 VWEU.

    4.De EU-douaneautoriteit kan de nodige maatregelen nemen om de uitwisseling van voor haar taken relevante informatie met de Commissie en de lidstaten en, in voorkomend geval, de relevante instellingen, organen en instanties van de Unie, te vergemakkelijken. Voor elke daartoe gesloten administratieve regeling inzake het delen van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) of, bij gebrek aan een dergelijke regeling, voor elke uitzonderlijke ad-hocvrijgave van EUCI is voorafgaande toestemming van de Commissie vereist.

    Artikel 234

    Talenregeling

    1.De bepalingen van Verordening nr. 1 80 van de Raad zijn van toepassing op de EU-douaneautoriteit.

    2.De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de EU-douaneautoriteit.

    3.De voor het functioneren van de EU-douaneautoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

    Artikel 235

    Evaluatie

    1.Uiterlijk op [OP please insert the date = 5 years after the date of entry into force of this Regulation], en vervolgens om de vijf jaar, draagt de Commissie er zorg voor dat er een evaluatie van de prestaties van de EU-douaneautoriteit met betrekking tot haar doelstellingen, mandaat, taken, governance en locatie(s) wordt verricht overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie.

    2.Bij deze evaluatie wordt met name onderzocht of het mandaat van de EU-douaneautoriteit moet worden gewijzigd en wat de financiële gevolgen daarvan zouden zijn.

    3.Bij elke tweede evaluatie als bedoeld in lid 1 worden de door de EU-douaneautoriteit bereikte resultaten beoordeeld in het licht van haar doelstellingen, mandaat, taken en governance, en wordt ook nagegaan of het voortbestaan van de EU-douaneautoriteit nog steeds gerechtvaardigd is gelet op die doelstellingen, dat mandaat, die governance en die taken.

    4.De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de bevindingen van de in lid 2 bedoelde evaluatie. De bevindingen van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

    Artikel 236

    Aansprakelijkheid van de EU-douaneautoriteit

    1.De contractuele aansprakelijkheid van de EU-douaneautoriteit is geregeld bij het recht dat op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

    2.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat is opgenomen in een door de EU-douaneautoriteit gesloten overeenkomst.

    3.In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de EU-douaneautoriteit, in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door haar afdelingen of door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

    4.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

    5.De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de EU-douaneautoriteit ten aanzien van die autoriteit is geregeld bij de toepasselijke bepalingen van het Statuut van de ambtenaren of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

    6.De financiële aansprakelijkheid van de Unie en de lidstaten voor de schulden van de EU-douaneautoriteit is beperkt tot de door hen reeds betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

    Artikel 237

    Zetelovereenkomst en functioneringsvoorwaarden

    1.De nodige regelingen betreffende de accommodatie die de EU-douaneautoriteit in de lidstaat van vestiging ter beschikking moet worden gesteld en betreffende de faciliteiten waarin die lidstaat moet voorzien, alsook de specifieke regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de personeelsleden van de EU-douaneautoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen de EU-douaneautoriteit en de lidstaat waar de zetel is gevestigd; deze overeenkomst wordt gesloten na goedkeuring van de raad van bestuur en uiterlijk [OP please insert the date = two years after the date of entry into force of this Regulation].

    2.De lidstaat van vestiging van de EU-douaneautoriteit biedt de best mogelijke voorwaarden voor het functioneren van de EU-douaneautoriteit, daaronder begrepen meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

    3.Indien uitzonderlijke omstandigheden zulks vereisen, kan de uitvoerend directeur besluiten om een lokaal kantoor in een andere lidstaat op te richten met het oog op een efficiëntere, doeltreffendere en coherentere uitvoering van de taken van de EU-douaneautoriteit.

    Voordat hij besluit een lokaal kantoor op te richten, vraagt de uitvoerend directeur de toestemming van de Commissie, de raad van bestuur en de betrokken lidstaat. Dit besluit is gebaseerd op een passende kosten-batenanalyse waaruit met name de toegevoegde waarde van die maatregel blijkt. In het besluit wordt omschreven welke activiteiten in dat lokale kantoor moeten worden uitgevoerd op zodanige wijze dat onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van de EU-douaneautoriteit worden voorkomen.

    Artikel 238

    Aanvang van de activiteiten van de EU-douaneautoriteit

    1.De EU-douaneautoriteit wordt opgericht met ingang van 2026 en wordt volledig operationeel in 2028.

    2.De Commissie is verantwoordelijk voor de oprichting en het initiële functioneren van de EU-douaneautoriteit, totdat deze over de operationele capaciteit beschikt om zelf haar begroting uit te voeren. Te dien einde:

    (a)kan de Commissie een ambtenaar van de Commissie aanwijzen om als waarnemend uitvoerend directeur te fungeren en de aan de uitvoerend directeur toegewezen taken uit te voeren, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opneemt nadat hij overeenkomstig artikel 218 door de raad van bestuur is benoemd;

    (b)oefent de waarnemend uitvoerend directeur de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit, in afwijking van artikel 215, lid 1, punt i), en totdat een besluit als bedoeld in artikel 215, lid 2, is goedgekeurd; 

    (c)kan de Commissie de EU-douaneautoriteit bijstand verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de activiteiten van de EU-douaneautoriteit te verrichten onder de verantwoordelijkheid van de waarnemend uitvoerend directeur of de uitvoerend directeur;

    (d)kan de waarnemend uitvoerend directeur alle betalingen goedkeuren die door in de begroting van de EU-douaneautoriteit opgenomen kredieten worden gedekt, alsook contracten, met inbegrip van personeelscontracten, sluiten na vaststelling van het personeelsformatieplan van de EU-douaneautoriteit.

    Titel XIII
    DOUANESAMENWERKING

    Artikel 239

    Interne douanesamenwerking

    1.Onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 werken de douaneautoriteiten samen met elkaar, met de Commissie en met de EU-douaneautoriteit overeenkomstig de douanewetgeving en enige andere Uniewetgeving die in een dergelijke samenwerking voorziet, teneinde een juiste en uniforme toepassing van die wetgevingen te waarborgen en de verwezenlijking van hun missie, zoals vastgesteld in artikel 2, te ondersteunen.

    2.De douaneautoriteiten kunnen douaneambtenaren tijdelijk ter beschikking stellen om bij de douaneautoriteiten van een andere lidstaat te werken. De EU-douaneautoriteit wordt hiervan in kennis gesteld en kan zulke opdrachten coördineren.

    3.De douaneautoriteiten kunnen gezamenlijke controles uitvoeren naast die waarin artikel 241 voorziet. De douaneautoriteiten stellen de EU-douaneautoriteit in kennis van dergelijke gezamenlijke controles.

    4.De Commissie, OLAF en de EU-douaneautoriteit kunnen gegevens uitwisselen die relevant zijn voor de in deze titel bedoelde samenwerking, met inbegrip van informatie over risico’s. De EU-douaneautoriteit zorgt ervoor dat deze informatie doeltreffend wordt gebruikt bij haar risicobeheeractiviteiten overeenkomstig deze titel en titel XII.

    Artikel 240

    Kader voor samenwerking met andere autoriteiten

    1.De douaneautoriteiten werken samen met andere autoriteiten op nationaal niveau, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, markttoezichtautoriteiten, sanitaire en fytosanitaire autoriteiten, rechtshandhavingsautoriteiten en belastingautoriteiten, op het gebied van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving, de inning van rechten en belastingen, en andere relevante gebieden van samenwerking. In voorkomend geval werken de douaneautoriteiten ook samen met relevante instanties, deskundigengroepen, agentschappen, bureaus of netwerken die de activiteiten van andere autoriteiten op het niveau van de Unie coördineren. In voorkomend geval werken de douaneautoriteiten ook samen met andere relevante partijen op EU-niveau, zoals bedoeld in lid 9, en stellen de betrokken douaneautoriteiten de EU-douaneautoriteit daarvan in kennis.

    2.De in lid 1 bedoelde samenwerking geschiedt op regelmatige en gestructureerde wijze: Zij heeft met name de volgende doelstellingen:

    (a)bijdragen aan en volgen van wetgevingsontwikkelingen op beleidsterreinen die van belang zijn voor de douane;

    (b)de uitwisseling van gegevens, met name gegevens die relevant zijn voor risicobeheer overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 3;

    (c)de ontwikkeling van coherente en gecoördineerde toezichtstrategieën voor het risicobeheer van goederen in het kader van de bevoegdheden van zowel douaneautoriteiten als andere autoriteiten, overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 3;

    (d)de operationele uitvoering, met inbegrip van de uitvoering van gezamenlijke controles overeenkomstig artikel 241.

    3.Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en onder voorbehoud van haar voorafgaande goedkeuring maakt de EU-douaneautoriteit werkafspraken om een kader voor de in lid 1 bedoelde samenwerking te ontwikkelen en te actualiseren, dat andere relevante partijen zoals bedoeld in lid 9 omvat, en geeft zij richtsnoeren voor de praktische uitvoering ervan, de doelstellingen en de belangrijkste gebieden van de samenwerking, overeenkomstig lid 2 van dit artikel en titel III van deze verordening.

    4.Wanneer een douaneautoriteit samenwerkt met een andere autoriteit in een andere lidstaat, stelt zij de douaneautoriteit van die lidstaat daarvan in kennis. Wanneer meer dan twee lidstaten bij de samenwerking betrokken zijn, stellen de betrokken douaneautoriteiten de EU-douaneautoriteit daarvan in kennis, die overeenkomstig artikel 208 in operationele ondersteuning en coördinatie kan voorzien.

    5.De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit bij de EU-douaneautoriteit over de uitvoering van het samenwerkingskader. De EU-douaneautoriteit houdt bij haar in artikel 208, lid 3, punt a), bedoelde monitoringactiviteiten en haar in artikel 208, lid 3, punt b), bedoelde taken inzake prestatiemeting rekening met de bevindingen van deze rapportage.

    6.Tot de in artikel 238, lid 1, vermelde datum kan de Commissie de in lid 3 bedoelde taken van de EU-douaneautoriteit verrichten.

    7.De EU-douaneautoriteit kan samenwerken met andere autoriteiten op nationaal niveau en met de Commissie en andere instellingen, bureaus, agentschappen, netwerken en organen van de Unie om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 2 bedoelde doelstellingen en aan het in lid 3 bedoelde samenwerkingskader.

    Te dien einde kan de EU-douaneautoriteit, met toestemming van haar raad van bestuur en na goedkeuring door de Commissie, werkafspraken maken met de organen van de Unie of andere autoriteiten op nationaal niveau. Deze administratieve regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen en bepalen de aard, de reikwijdte en de wijze waarop de beoogde samenwerking zal plaatsvinden.

    8.De EU-douaneautoriteit werkt nauw samen met OLAF wanneer bij een van haar samenwerkingsactiviteiten fraude wordt gepleegd of een vermoeden van fraude rijst.

    9.De EU-douaneautoriteit kan een kader ontwikkelen voor operationele samenwerking met andere EU-organen, daaronder begrepen Europol en Frontex, overeenkomstig de leden 2, 4 en 5, en kan deelnemen en bijdragen aan strategische analyses en dreigingsevaluaties, beleidscycli, innovatieprogramma’s, opleidingsactiviteiten, netwerken en andere activiteiten die relevant zijn voor de uitvoering van haar taken en door dergelijke andere organen worden georganiseerd.

    Artikel 241

    Gezamenlijke controles

    1.De EU-douaneautoriteit plant, organiseert en coördineert gezamenlijke controles die door douaneautoriteiten worden verricht, in voorkomend geval in samenwerking met andere autoriteiten, organen en agentschappen overeenkomstig artikel 240, lid 9.

    2.Te dien einde volgt de EU-douaneautoriteit de beleidsprioriteiten op het gebied van douane en zorgt zij voor de nodige samenhang en coördinatie met fraudebestrijdingsactiviteiten van OLAF en het EOM en nationale douaneonderzoeken.

    3.Om de EU-douaneautoriteit in staat te stellen een verslag op te stellen en een evaluatie te verrichten, verstrekken de douaneautoriteiten de EU-douaneautoriteit feedback over de door hen verrichte activiteiten en controles in het kader van een gezamenlijke controle.

    Artikel 242

    Door de douaneautoriteiten te nemen maatregelen

    1.Overeenkomstig de andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving kunnen de douaneautoriteiten elk van de volgende maatregelen nemen:

    (a)het verzamelen van specifieke gegevens voor alle zendingen, daaronder begrepen geautomatiseerde controles van niet-douanegerelateerde formaliteiten in de Unie, mits deze in een centraal register van de Unie worden bewaard;

    (b)het verstrekken van statistieken, analyses en trends, met name op het gebied van risico’s;

    (c)het faciliteren en coördineren van de controles door andere autoriteiten;

    (d)het verrichten van controles op bepaalde zendingen, die zijn geselecteerd op basis van risicobeheer overeenkomstig titel IV en rekening houdend met de in punt b) bedoelde analyse;

    (e)het raadplegen van andere autoriteiten voordat de goederen overeenkomstig artikel 60 worden vrijgegeven;

    (f)het nemen van alle nodige maatregelen ten aanzien van niet-conforme goederen, daaronder begrepen verbeurdverklaring, verkoop of vernietiging van die goederen;

    (g)het uitvoeren van het in artikel 240 bedoelde samenwerkingskader;

    (h)het waarschuwen van andere autoriteiten voor risico’s die relevant zijn voor hun werkzaamheden;

    (i)het verrichten van follow-up wanneer het goederenverkeer inbreuk maakt op andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving;

    (j)elke andere aanvullende actie.

    2.Een lidstaat kan een gespecialiseerde douanedoorlaatpost aan de grens aanwijzen voor bepaalde andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving. De verplichting om goederen langs een daartoe aangewezen gespecialiseerde douanedoorlaatpost aan de grens te laten passeren, mag voor de marktdeelnemers geen beperkingen meebrengen die niet in verhouding staan tot het beoogde doel, rekening houdend met de omstandigheden die deze verplichting kunnen rechtvaardigen.

    3.De lidstaat stelt de EU-douaneautoriteit in kennis van de in lid 2 bedoelde aanwijzing en de EU-douaneautoriteit houdt een lijst van deze gespecialiseerde douanedoorlaatposten aan de grens bij en publiceert deze.

    4.Om de identificatie, toepassing en handhaving van andere door de douaneautoriteiten toegepaste wetgeving te vergemakkelijken, stelt de Commissie een geïntegreerde lijst op van Uniewetgeving die eisen oplegt aan goederen die aan douanecontroles zijn onderworpen, met het oog op de bescherming van de openbare belangen, en werkt zij deze lijst regelmatig bij en publiceert zij deze op haar website.

    5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende elke andere aanvullende actie als bedoeld in lid 1, punt j).

    Artikel 243

    Internationale douanesamenwerking

    Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en onder voorbehoud van haar voorafgaande goedkeuring kan de EU-douaneautoriteit werkafspraken maken met de autoriteiten van derde landen en internationale organisaties. Deze regelingen scheppen geen juridische verplichtingen ten aanzien van de Unie.

    Artikel 244

    Uitwisseling van gegevens met derde landen

    1.De Commissie, de douaneautoriteiten en de EU-douaneautoriteit kunnen gegevens uitwisselen en delen met douaneautoriteiten en andere autoriteiten van derde landen met het oog op douanesamenwerking, indien een internationale overeenkomst van de Unie, douanewetgeving, Uniewetgeving op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek of het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsook andere Uniewetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast, in een dergelijke uitwisseling voorziet en er gegarandeerd wordt dat de doorgifte van persoonsgegevens in overeenstemming is met de bepalingen van respectievelijk hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/1725 of hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679.

    De Commissie wordt in kennis gesteld van de gegevensuitwisseling tussen douaneautoriteiten en de EU-douaneautoriteit, enerzijds, en douaneautoriteiten en andere autoriteiten van derde landen, anderzijds.

    2.De in lid 1 bedoelde uitwisseling kan met name betrekking hebben op de volgende categorieën gegevens:

    (a)gegevenselementen die zijn opgenomen in beschikkingen van de douaneautoriteiten of soortgelijke beschikkingen in derde landen met betrekking tot bindende inlichtingen, de status van geautoriseerde marktdeelnemer, de douanewaarde, de douanestatus van goederen of bijzondere regelingen;

    (b)gegevenselementen die zijn opgenomen in aangiften, kennisgevingen en bewijzen van de douanestatus van goederen en in bewijsstukken die hetzij bij de douaneautoriteiten van de lidstaten of bij de Commissie, hetzij bij de voor douanezaken bevoegde autoriteiten van derde landen zijn ingediend, of door deze autoriteiten zijn afgegeven;

    (c)door de douaneautoriteiten van de lidstaten of de Commissie, enerzijds, en de voor douanezaken bevoegde autoriteiten van derde landen, anderzijds, verkregen gegevens betreffende vastgestelde risico’s, gedane bevindingen en behaalde resultaten in het kader van door hen verrichte risicoanalyses en controles.

    3.De in lid 1 bedoelde uitwisseling geschiedt met behulp van passende beveiligde communicatiemiddelen, hetzij op verzoek, hetzij op eigen initiatief, en met inachtneming van de vertrouwelijkheid van gegevens en de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig de artikelen 31, 35 en lid 1 van dit artikel.

    4.De in lid 1 bedoelde uitwisseling doet geen afbreuk aan de inlichtingenuitwisseling in het kader van de bepalingen inzake wederzijdse administratieve bijstand in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen, noch aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 517/97.

    5.Een lidstaat kan overeenkomstig de procedures en voorwaarden die zijn vastgelegd in een overeenkomstig lid 6 vastgestelde gedelegeerde handeling, worden gemachtigd om onderhandelingen met een derde land aan te knopen met het oog op de sluiting van een bilaterale overeenkomst betreffende de in lid 1 bedoelde uitwisseling, of om een bestaande overeenkomst te handhaven. Een dergelijke bilaterale overeenkomst houdt op van toepassing te zijn bij de inwerkingtreding van een overeenkomst die voorziet in de uitwisseling van douanegegevens tussen de Unie en het betrokken derde land.

    6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 een gedelegeerde handeling in aanvulling op deze verordening vast te stellen houdende de voorwaarden en procedures volgens welke een lidstaat kan worden gemachtigd onderhandelingen aan te knopen als bedoeld in lid 5. Deze omvatten een kennisgeving van de mogelijke inhoud van de bilaterale overeenkomst door de betrokken lidstaat aan de Commissie en alle andere lidstaten en een beoordeling door de Commissie van de gevolgen ervan voor het recht van de Unie en toekomstige onderhandelingen op het niveau van de Unie, met inbegrip van de vraag of de inhoud ervan beperkt is tot de uitvoering van verplichtingen van de Unie of internationaal recht. De gedelegeerde handeling voorziet ook in het toezicht op de uitvoering van die overeenkomsten. 

    8.De Commissie besluit binnen 90 dagen na ontvangst van de kennisgeving door middel van een uitvoeringshandeling of zij de lidstaat machtigt de bilaterale overeenkomst aan te gaan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met een dergelijke machtiging en naar behoren worden gemotiveerd door de noodzaak om de gevraagde inlichtingenuitwisseling snel mogelijk te maken, stelt de Commissie volgens de in artikel 262, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. 

    Titel XIV
    GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DOUANEOVERTREDINGEN EN NIET-STRAFRECHTELIJKE SANCTIES

    Hoofdstuk 1
    Algemene bepalingen

    Artikel 245

    Onderwerp

    Deze titel bevat een lijst van douaneovertredingen en niet-strafrechtelijke sancties voor die overtredingen. Hij belet de lidstaten niet strengere maatregelen te nemen door te voorzien in administratieve of strafrechtelijke sancties overeenkomstig hun nationale recht. Hij heeft evenmin gevolgen voor andere overtredingen die in wetgeving van de Unie zijn vastgesteld.

    Artikel 246

    Algemene eisen

    1.Handelingen of verzuimen als bedoeld in artikel 252 vormen een douaneovertreding.

    2.Uitlokking van of medeplichtigheid aan handelingen of verzuimen als bedoeld in artikel 252 vormt een douaneovertreding.

    Poging tot handelingen of verzuimen als bedoeld in artikel 252 vormt een douaneovertreding.

    3.De lidstaten bepalen of de in artikel 252 bedoelde overtredingen opzettelijk dan wel door klaarblijkelijke nalatigheid of een kennelijke fout zijn begaan.

    4.Administratieve of kleine vergissingen vormen geen douaneovertreding, tenzij de douaneautoriteit kan aantonen dat zij opzettelijk of als gevolg van klaarblijkelijke nalatigheid of een kennelijke fout zijn begaan.

    5.Wanneer een handeling of verzuim tot een in artikel 252 bedoelde douaneovertreding heeft geleid en die handeling of dat verzuim een reactie was op abnormale en onvoorzienbare omstandigheden buiten de betrokkene, waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden, wordt de persoon die de handeling of het verzuim heeft begaan, van zijn verantwoordelijkheid ontheven.

    Artikel 247

    Verzachtende omstandigheden

    1.Wanneer de persoon die verantwoordelijk is voor een handeling die of verzuim dat tot een douaneovertreding als bedoeld in artikel 252 heeft geleid, het bewijs levert dat hij te goeder trouw heeft gehandeld, wordt dit in aanmerking genomen bij de vaststelling van de in artikel 254 bedoelde sanctie.

    2.Voor de verlaging van de op de douaneovertreding toe te passen sanctie wordt rekening gehouden met de volgende omstandigheden:

    (a)de goederen in kwestie zijn niet onderworpen aan de andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast;

    (b)de douaneovertreding heeft geen gevolgen voor de vaststelling van het bedrag aan douanerechten en andere belastingen dat moet worden betaald;    

    (c)de voor de douaneovertreding verantwoordelijke persoon verleent effectieve medewerking aan de douaneautoriteit.

    Artikel 248

    Verzwarende omstandigheden

    Voor de verzwaring van de op de douaneovertreding toe te passen sanctie als bedoeld in artikel 254 wordt rekening gehouden met de volgende omstandigheden:

    (a)de voor de douaneovertreding verantwoordelijke persoon is eerder al voor een douaneovertreding bestraft of heeft voortdurende en herhaalde douaneovertredingen begaan;

    (b)de douaneovertreding heeft aanzienlijke gevolgen voor andere wetgeving die door de douaneautoriteiten wordt toegepast;

    (c)de douaneovertreding heeft aanzienlijke financiële gevolgen voor de inning van douanerechten of andere heffingen;

    (d)de douaneovertreding vormt een gevaar voor de veiligheid van de Unie en haar inwoners.

    Artikel 249

    Verjaring

    1.De lidstaten stellen de verjaringstermijn voor de inleiding van een procedure met betrekking tot een in artikel 252 bedoelde douaneovertreding vast op een periode tussen 5 en 10 jaar vanaf de datum waarop de handeling of het verzuim is begaan.

    2.De lidstaten dragen er zorg voor dat, in het geval van voortdurende of herhaalde douaneovertredingen, de verjaringstermijn begint op de dag waarop de handeling die of het verzuim dat een douaneovertreding vormt, stopt.

    3.De lidstaten dragen er zorg voor dat de verjaringstermijn wordt gestuit door elke handeling van de bevoegde autoriteit, waarvan de betrokkene in kennis wordt gesteld, in verband met een onderzoek of gerechtelijke procedure met betrekking tot dezelfde douaneovertreding. De verjaringstermijn vangt aan op de dag van de stuitende handeling.

    4.De lidstaten dragen er zorg voor dat een procedure met betrekking tot een douaneovertreding als bedoeld in artikel 252 niet meer kan worden ingeleid of voortgezet na het verstrijken van een termijn van acht jaar vanaf de in lid 1 of lid 2 bedoelde dag.

    5.De lidstaten dragen er zorg voor dat de verjaringstermijn voor de uitvoering van een sanctiebesluit drie jaar bedraagt. Die termijn vangt aan op de dag waarop dat besluit definitief wordt.

    6.De lidstaten stellen de gevallen vast waarin de in de leden 1, 4 en 5 vermelde verjaringstermijnen worden geschorst.

    Artikel 250

    Rechtsmacht

    De lidstaten oefenen overeenkomstig het nationale recht rechtsmacht uit ten aanzien van de in artikel 252 bedoelde douaneovertredingen, indien die overtreding geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van die lidstaat is gepleegd.

    Artikel 251

    Samenwerking tussen lidstaten

    1.Wanneer in artikel 252 bedoelde douaneovertredingen in meer dan één lidstaat worden begaan en een bevoegde autoriteit van een lidstaat als eerste een procedure met betrekking tot die overtreding inleidt, werkt die bevoegde autoriteit samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij dezelfde douaneovertreding tegen dezelfde persoon voor dezelfde feiten.

    2.De Commissie ziet toe op de samenwerking tussen de lidstaten overeenkomstig lid 1.

    Hoofdstuk 2
    Uniedouaneovertredingen en niet-strafrechtelijke Uniesancties

    Artikel 252

    Uniedouaneovertredingen

    1.De volgende handelingen of verzuimen vormen een douaneovertreding:

    (a)verzuim van de houder van een beschikking betreffende de toepassing van de douanewetgeving om de uit die beschikking voortvloeiende verplichtingen na te komen en om de douaneautoriteiten onverwijld in kennis te stellen van alle voorvallen die zich na afgifte van een beschikking door deze autoriteiten voordoen en die op de continuïteit of de inhoud ervan van invloed kunnen zijn, overeenkomstig de titels I en II;

    (b)niet-naleving van de verplichting om de douane informatie te verstrekken overeenkomstig deze verordening, daaronder begrepen het verzuim om een douaneaangifte in te dienen;

    (c)het verstrekken van onvolledige, onjuiste, ongeldige, niet-authentieke, valse of vervalste gegevens of documenten aan de douane;

    (d)verzuim van de verantwoordelijke persoon om de documenten en informatie met betrekking tot het vervullen van douaneformaliteiten te bewaren;

    (e)onttrekking van goederen aan het douanetoezicht;

    (f)verzuim van de verantwoordelijke persoon om de verplichtingen in verband met douaneregelingen na te komen; 

    (g)niet-betaling van de invoer- of uitvoerrechten door de tot betaling gehouden persoon binnen de overeenkomstig titel X, hoofdstuk 3, vastgestelde termijn.

    2.Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten verdere handelingen en verzuimen als douaneovertreding aanmerken.

    3.De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 180 dagen na de datum van toepassing van dit artikel de in lid 2 van dit artikel beoogde geldende nationale bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die van invloed zijn op die bepalingen.

    Artikel 253

    Algemene eisen met betrekking tot sancties

    1.Onverminderd de in artikel 254 vastgestelde sancties kunnen de lidstaten voorzien in verdere sancties voor douaneovertredingen als bedoeld in artikel 252 en in alle maatregelen die nodig zijn om de uitvoering van die sancties te garanderen. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    2.De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 180 dagen na de datum van toepassing van dit artikel de in lid 1 van dit artikel beoogde geldende nationale bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die van invloed zijn op die bepalingen.

    Artikel 254

    Minimale niet-strafrechtelijke sancties

    Wanneer sancties voor douaneovertredingen als bedoeld in artikel 252 worden toegepast, gebeurt dat ten minste in een of meer van de volgende vormen, waarbij wordt gewaarborgd dat de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en er rekening wordt gehouden met verzachtende omstandigheden als bedoeld in artikel 247 en met verzwarende omstandigheden als bedoeld in artikel 248:

    (a)een door de douaneautoriteiten opgelegde geldboete, daaronder begrepen, in voorkomend geval, een schikking die in de plaats komt van een strafrechtelijke sanctie en berekend is op basis van de volgende minimumbedragen of -percentages:

    i)wanneer de douaneovertreding gevolgen heeft voor de douanerechten en andere heffingen, wordt de geldboete berekend op basis van het bedrag van de ontdoken douanerechten en andere heffingen, als volgt:

    (1)indien de douaneovertreding opzettelijk is begaan, is de geldboete gelijk aan een bedrag tussen 100 % en 200 % van het bedrag aan ontdoken douanerechten en andere heffingen;

    (2)in andere gevallen is de geldboete gelijk aan een bedrag tussen 30 % en 100 % van het bedrag aan ontdoken douanerechten en andere heffingen;

    ii)wanneer de geldboete niet kan worden berekend overeenkomstig punt i), wordt de geldboete berekend op basis van de douanewaarde van de goederen, als volgt:

    (1)indien de douaneovertreding opzettelijk is begaan, is de geldboete gelijk aan een bedrag tussen 100 % en 200 % van het bedrag van de douanewaarde van de goederen;

    (2)in andere gevallen is de geldboete gelijk aan een bedrag tussen 30 % en 100 % van het bedrag van de douanewaarde van de goederen;

    iii) wanneer de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen, is de geldboete gelijk aan een bedrag tussen 150 EUR en 150 000 EUR;

    (b)de intrekking, schorsing of wijziging van douanebeschikkingen die de betrokkene heeft gekregen, indien de overtreding gevolgen heeft voor die beschikking;

    (c)de verbeurdverklaring van de goederen en vervoermiddelen.

    De sanctiemaatregelen of -besluiten die voor een douaneovertreding worden genomen, worden samen met de resultaten van de douanecontroles geregistreerd in de EU-douanedatahub.

    Titel XV
    SLOTBEPALINGEN

    Hoofdstuk 1
    Prestatiemeting van de douane-unie

    Artikel 255

    Toepassingsgebied en doelstellingen

    1.De Commissie beoordeelt en evalueert de prestaties van de douane-unie ten minste eenmaal per jaar. Hierbij worden metingen verricht van de douaneactiviteiten die door de douaneautoriteiten van de lidstaten en, waar mogelijk, de kandidaat-lidstaten zijn uitgevoerd op nationaal niveau en op het niveau van de grensdoorlaatposten. Deze metingen kunnen voortbouwen op bestaande instrumenten die daartoe door de Commissie en de lidstaten zijn ontwikkeld.

    2.De EU-douaneautoriteit staat de Commissie bij die taak bij. Ter ondersteuning van de Commissie bij haar evaluatie van de prestaties van de douane-unie brengt de EU-douaneautoriteit in kaart hoe douaneactiviteiten en -operaties de verwezenlijking van de strategische doelstellingen en prioriteiten van de douane-unie ondersteunen en bijdragen aan de in artikel 2 vastgestelde missie van de douaneautoriteiten. De EU-douaneautoriteit brengt met name belangrijke trends, sterke en zwakke punten, lacunes en potentiële risico’s in kaart en doet aanbevelingen voor verbetering aan de Commissie. 

    Artikel 256

    Kaderbepaling en jaarlijkse verslaglegging

    1.De EU-douaneautoriteit stelt in samenwerking met de douaneautoriteiten verslagen en andere soorten documenten op om de doelstellingen van artikel 255 te verwezenlijken.

    2.De lidstaten verstrekken de EU-douaneautoriteit gegevens met informatie zowel op nationaal niveau als op het niveau van de grensdoorlaatposten. Op basis van de van de douaneautoriteiten ontvangen gegevens stelt de EU-douaneautoriteit voor elke douaneautoriteit op nationaal niveau en op het niveau van de grensdoorlaatposten een jaarverslag op met feiten en cijfers over het verstreken jaar.

    3.De EU-douaneautoriteit zendt het ontwerpjaarverslag ter goedkeuring toe aan de Commissie.

    4.De Commissie verifieert het verslag en zendt het vervolgens ter informatie toe aan de lidstaten.

    5.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de in lid 2 bedoelde gegevens, het niveau van vertrouwelijkheid van die gegevens, en de inrichting van het kader voor prestatiemeting. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Hoofdstuk 2
    Toezicht, evaluatie en verslaglegging

    Artikel 257

    Toezicht

    De Commissie houdt regelmatig toezicht op de uitvoering van deze verordening, rekening houdend met onder meer voor toezichtsdoeleinden relevante informatie en analyses die door de douaneautoriteiten en de EU-douaneautoriteit in de EU-douanedatahub worden verstrekt of beschikbaar gesteld.

       Artikel 258    

    Evaluatie en verslaglegging

    1.Uiterlijk op ... [OP please insert the date = 5 years after the entry into force], en vervolgens om de vijf jaar, verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening in het licht van de beoogde doelstellingen en brengt zij daarover verslag uit bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    Dat verslag bevat:

    (a)een overzicht van de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

    (b)een beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en meerwaarde voor de Unie van deze verordening, met name met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde doelstellingen.

    2.Op verzoek van de Commissie en overeenkomstig hoofdstuk 1 van deze titel verstrekken de lidstaten informatie over de uitvoering van deze verordening die nodig is voor de opstelling van het in lid 2 bedoelde verslag.

    Hoofdstuk 3
    Valutaomrekening en termijnen

    Artikel 259

    Valutaomrekening

    1.De bevoegde autoriteiten publiceren de geldende wisselkoers en/of maken deze op het internet bekend indien een valuta moet worden omgerekend om een van de onderstaande redenen:

    (a)de elementen aan de hand waarvan de douanewaarde van goederen wordt vastgesteld, zijn in een andere valuta uitgedrukt dan die van de lidstaat waar deze waarde wordt bepaald;

    (b)de tegenwaarde van de euro in nationale valuta is vereist voor de vaststelling van de tariefindeling van goederen en het bedrag aan invoer- en uitvoerrechten, met inbegrip van drempelbedragen in het gemeenschappelijk douanetarief.

    2.Indien om andere dan de in lid 1 genoemde redenen een valuta moet worden omgerekend, wordt de tegenwaarde van de euro in nationale valuta die in het kader van de douanewetgeving moet worden toegepast, minstens eenmaal per jaar vastgesteld.

    3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften voor de valutaomrekening voor de in de leden 1 en 2 bedoelde doeleinden vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 262, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 260

    Termijnen, datums en vervaldagen

    1.Tenzij anders is bepaald, kan indien in de douanewetgeving een termijn, datum of vervaldag is vastgesteld, een dergelijke termijn niet worden verlengd of verkort en een dergelijke datum of vervaldag niet worden uitgesteld of vervroegd.

    2.De in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 81 van de Raad vastgestelde voorschriften voor termijnen, datums en vervaldagen zijn van toepassing, behalve wanneer in de douanewetgeving anders is bepaald.

    Hoofdstuk 4
    Bevoegdheidsdelegatie en comitéprocedure

    Artikel 261

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De in de artikelen 4, 6, 7, 10, 14, 19, 23, 25, 27, 28, 29, 31, 32, 56, 58, 59, 60, 63, 65, 66, 71, 72, 73, 77, 80, 81, 83, 85, 86, 88, 90, 91, 95, 97, 99, 101, 102, 105, 107, 108, 109, 111, 115, 116, 119, 123, 132, 148, 150, 156, 167, 168, 169, 170, 173, 175, 176, 179, 181, 186, 193, 199, 242, 244 en 265 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend.

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 4, 6, 7, 10, 14, 19, 23, 25, 27, 28, 29, 31, 32, 56, 58, 59, 60, 63, 65, 66, 71, 72, 73, 77, 80, 81, 83, 85, 86, 88, 90, 91, 95, 97, 99, 101, 102, 105, 107, 108, 109, 111, 115, 116, 119, 123, 132, 148, 150, 156, 167, 168, 169, 170, 173, 175, 176, 179, 181, 186, 193, 199, 242, 244 en 265 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.Een overeenkomstig de artikelen 4, 6, 7, 10, 14, 19, 23, 25, 27, 28, 29, 31, 32, 56, 58, 59, 60, 63, 65, 66, 71, 72, 73, 77, 80, 81, 83, 85, 86, 88, 90, 91, 95, 97, 99, 101, 102, 105, 107, 108, 109, 111, 115, 116, 119, 123, 132, 148, 150, 156, 167, 168, 169, 170, 173, 175, 176, 179, 181, 186, 193, 199, 242, 244 en 265 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 262

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 4 daarvan van toepassing.

    4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    5.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 daarvan van toepassing.

    6.Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen en naar dit lid wordt verwezen, wordt die procedure slechts zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten.

    Hoofdstuk 5
    Slotbepalingen

    Artikel 263

    Intrekking

    1.Verordening (EU) nr. 952/2013 wordt ingetrokken.

    2.Verwijzingen naar Verordening (EU) nr. 952/2013 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

    3.Met ingang van de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum worden verwijzingen naar de douaneaangifte geacht ook de verstrekking te omvatten van de gegevens die nodig zijn om goederen onder een douaneregeling te plaatsen met gebruikmaking van de capaciteiten van de EU-douanedatahub.

    4.Met ingang van de in artikel 265, lid 4, vastgestelde datum worden verwijzingen naar de aangever geacht ook de vervoerder, de importeur, de exporteur of de houder van de regeling douanevervoer, naargelang het geval, te omvatten.

    Artikel 264

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie

    Artikel 265

    Toepassing

    1.De artikelen 205 tot en met 237 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2028.

    2.De volgende bepalingen zijn van toepassing met ingang van 1 maart 2028:

    (a)de bepalingen betreffende de vereenvoudigde tariefbehandeling in artikel 145, leden 5, 6 en 7, en in artikel 147, punt a), ii);

    (b)de bepalingen betreffende de vereenvoudigde tariefbehandeling voor afstandsverkopen in artikel 149, lid 4, artikel 150, lid 10, en artikel 156, lid 2; 

    (c)de bepalingen betreffende gelijkgestelde importeurs in artikel 20, lid 3, punt e), artikel 21, artikel 59, lid 2, artikel 60, lid 6, punt a), artikel 67, lid 2, artikel 67, lid 4, punt d), artikel 159, lid 2, artikel 181, lid 5, en artikel 184, lid 3.

    3.De functies van de in artikel 29 vastgestelde EU-douanedatahub zijn uiterlijk op 31 december 2037 volledig operationeel.

    4.Marktdeelnemers kunnen hun rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening met ingang van 1 maart 2032 beginnen te vervullen met behulp van de EU-douanedatahub.

    5.De douaneautoriteiten herbeoordelen de vergunningen die op grond van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn verleend in de periode van 1 januari 2035 tot en met 31 december 2037. 

    6.Vóór 31 december 2027 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een beoordeling van de gecentraliseerde vrijmaking als bedoeld in artikel 72. In voorkomend geval kan de Commissie een wetgevingsvoorstel indienen om te zorgen voor een eerlijke verdeling van de rechten en plichten van de lidstaten in verband met de vaststelling en aansprakelijkheid voor de douaneschuld bij invoer.

    7. Uiterlijk op 31 december 2035 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een beoordeling van met name:

    (a)de doeltreffendheid van het douanetoezicht op de Trust&Check-ondernemers door de douaneautoriteiten van de lidstaat van vestiging alsook van de uitvoering van de bepalingen betreffende de plaats van het ontstaan van de douaneschuld;

    (b)de doeltreffendheid van het douanetoezicht op andere marktdeelnemers dan Trust&Check-ondernemers;

    (c)de mogelijke gevolgen van de in lid 8 bedoelde wijzigingen.

    8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 261 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening, indien zulks passend is in het licht van het in lid 7 bedoelde verslag, door de in artikel 42, lid 3, tweede alinea, en artikel 169, lid 1, tweede alinea, bedoelde afwijkingen te schrappen of te wijzigen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter





    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, tot oprichting van de douaneautoriteit van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 952/2013.

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    Beleidsterrein: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid - Rubriek 1

    Activiteit:

    Samenwerking op het gebied van douane (Douane) — onderdeel 03 05 01

    EU-douaneautoriteit (nieuw onderdeel — 03 05 XX)

    1.3.Het voorstel betreft: 

    X een nieuwe actie

     een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 82  

    X de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging van een of meer acties tot een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstellingen

    De douaneautoriteiten in staat stellen in de hele EU op te treden als één, om:

    (a)de eengemaakte markt, de burgers en de waarden van de EU efficiënt en doeltreffend te beschermen door te garanderen dat een toenemende reeks niet-financiële vereisten worden nageleefd;

    (b)een correcte, doeltreffende en tijdige inning van de verschuldigde douanerechten en belastingen te garanderen, daaronder begrepen door ontduiking van douanerechten te ontmoedigen en zo inkomstenverlies voor zowel de EU-begroting als de lidstaten te voorkomen;

    (c)de legitieme handel te vergemakkelijken, met het juiste evenwicht tussen facilitering en het waarborgen van doeltreffende controles voor alle soorten risico’s, met zo weinig mogelijk kosten en administratieve lasten.

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en) 

    1.Het EU-douanerisicobeheer versterken.

    2.De administratieve lasten verminderen en de procedures voor bedrijven, consumenten en douaneautoriteiten vereenvoudigen, zonder afbreuk te doen aan een doeltreffend douanetoezicht.

    3.Zorgen voor een gelijk speelveld tussen e-commerce en traditionele handel op het gebied van douane, in overeenstemming met de btw-regels.

    4.De toegang tot en het gebruik van gegevens voor strategisch douaneoptreden verbeteren om beter risicobeheer, crisisrespons, meting van de prestaties van de douane-unie en eenvoudigere regels voor het bedrijfsleven te ondersteunen.

    5.De douane-unie in staat stellen als één op te treden door te zorgen voor doeltreffende EU-brede bescherming, ongeacht waar goederen de grens oversteken, ook in crisissituaties.

    Wat de uitgaven betreft, worden deze doelstellingen verwezenlijkt door de hervorming van de douaneprocessen, die wordt gedragen door de volgende twee belangrijke outputs: een nieuwe EU-douanedatahub en een nieuwe EU-douaneautoriteit.

    1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    EU-diensten:

    Met de hervorming wordt de aanpak van de douane-IT bij de Europese Commissie ingrijpend gewijzigd. De Commissie zal de nieuwe EU-douanedatahub ontwikkelen, implementeren en onderhouden, maar kan dit delegeren aan de EU-douaneautoriteit. Het is ook de bedoeling dat deze autoriteit het grootste deel van de ontwikkeling en de exploitatie van de bestaande trans-Europese IT-systemen van de Commissie overneemt 83 . De rol die de Commissie thans speelt bij de ondersteuning van de samenwerking tussen de douaneautoriteiten onderling en tussen verschillende autoriteiten, alsook bij de operationele ondersteuning, coördinatie en operationele capaciteitsopbouw, zal grotendeels door de EU-douaneautoriteit worden overgenomen en verdiept. De Commissie behoudt haar rol op het gebied van beleid en wetgeving.

    De EU-douaneautoriteit zal strategieën (die autoriteiten overkoepelen) helpen ontwikkelen en stroomlijnen, inclusief opbouw van inlichtingenverzameling, innovatie, crisisvoorbereiding, uitvoering van EU-analyses en gesynchroniseerde operaties. De EU-douaneautoriteit zal de nieuwe datahub gebruiken om op EU-niveau extra inspanningen te leveren op belangrijke gebieden waaronder risicobeheer, opleiding, prestatiemonitoring en -evaluatie, waardoor haar kritische massa, focus en organisatie-/coördinatieopdracht worden afgestemd op de belangrijkste taken die “als één” moeten worden uitgevoerd. De EU-douaneautoriteit zal ook toezicht houden op de gemeenschappelijke uitvoering van vereenvoudigingen voor ondernemers, daaronder begrepen die welke volgens de Trust&Check-aanpak mogen werken, minitoepassingen ontwerpen ter ondersteuning van diensten voor handelsfacilitatie, en de contacten van het bedrijfsleven met de douane in het algemeen beheren.

    De EU-douaneautoriteit zal zo een belangrijke en diepere rol spelen bij de totstandbrenging van een doeltreffendere en uniformere uitvoering van de douanevoorschriften en -processen. Zij zal een echte strategische capaciteit vormen. Dit zal ervoor zorgen dat de beschermings- en faciliteringsmaatregelen van de EU systematisch ten goede komen aan burgers, bedrijven en alle betrokken beleidsmaatregelen en diensten in de EU. De EU zal er baat bij hebben dat meer inspanningen worden geleverd om verlies aan inkomsten te voorkomen, en dat meer douanerechten worden geïnd als gevolg van de afschaffing van de drempel van 150 EUR.

    Douanediensten van de lidstaten:

    Dankzij het nieuwe paradigma van de EU-douanedatahub zal de werklast in de lidstaten op het gebied van douane-IT in de loop der jaren aanzienlijk afnemen, aangezien zij niet het onderhoud zullen moeten doen van de belangrijkste IT-systemen van de douane. Alleen IT-systemen waar specifieke nationale kenmerken of integratie aanpassing op maat vereisen, zullen op nationaal niveau worden onderhouden en zelfs in die gevallen zullen de capaciteiten van de EU-douanedatahub worden gebruikt, wat de taak zal vergemakkelijken.

    De lidstaten zullen baat hebben bij en interageren met een nieuwe EU-component van douanegegevensanalyse en risicoanalyse, die op centraal niveau in de EU-douaneautoriteit worden verricht.

    Wat personeel betreft, zullen de lidstaten minder vte’s nodig hebben doordat taken gemeenschappelijk worden uitgevoerd in de EU-douaneautoriteit, met name op het gebied van risicobeheer, IT en douanebeheer in het algemeen. Dit betekent niet dat het aantal medewerkers als zodanig naar omlaag moet, maar de nationale douanediensten zullen hun middelen efficiënter kunnen inzetten.

    De lidstaten zullen baat hebben bij een betere valorisatie van het douane- en het EU-beleid. De gedeelde belangen bij de bescherming van burgers, consumenten, handelsverkeer en bedrijven, die tot uiting komen in gemeenschappelijk beleid inzake productnormen, veiligheid, gezondheid enz., zullen doeltreffender, efficiënt en systematisch op alle plaatsen van binnenkomst worden verwezenlijkt, waardoor illegale bedrijven minder mogelijkheden hebben om de handhaving in de ene lidstaat te omzeilen door goederen via een andere buitengrens in te voeren.

    De lidstaten zullen er ook baat bij hebben dat meer inspanningen worden geleverd om verlies aan inkomsten (ontduiking van douanerechten) te voorkomen, en dat meer douanerechten worden geïnd als gevolg van de afschaffing van de drempel van 150 EUR.

    Bedrijven en handel:

    Marktdeelnemers zullen aanzienlijk baat hebben bij een omslag in de douaneprocessen, die rechtstreeks via de EU-douanedatahub zullen plaatsvinden.

    Alle bedrijven zullen baat hebben bij een vereenvoudiging en rationalisering van de stappen in de douaneprocessen. Het aantal keren dat gegevens moeten worden verstrekt, wordt verminderd en de gegevens worden verstrekt aan één enkele EU-interface in plaats van 27 nationale interfaces en processen. Gegevens kunnen vooraf worden verstrekt en opnieuw worden gebruikt, in plaats van steeds weer te worden verstrekt. Er is een nieuw evenwicht gezocht in de gegevensvereisten, om deze beter af te stemmen op de handelspraktijken: in beginsel worden gegevens verlangd van degenen die het beste in staat zijn deze te verstrekken, gegevens worden in meerdere formaten aanvaard en de rol van aangever wordt geschrapt. De EU-douaneautoriteit versterkt de samenwerking tussen de nationale douaneautoriteiten ook aan de grens, ter plaatse, en ondersteunt de uniforme implementatie van eenvoudigere processen.

    Er zal enige aanvullende informatie moeten worden verstrekt (met name de fabrikant van de goederen). De inspanningen om deze aanvullende informatie te verstrekken, zullen echter meer dan gecompenseerd worden door de vereenvoudiging en beperking van de douaneprocessen.

    Verbeteringen in de focus van de douane zullen legitieme bedrijven beter beschermen tegen niet-conforme toeleveringsketens en bedreigingen voor de veiligheid van de toeleveringsketen, en oneerlijke concurrentie verminderen door een betere handhaving van regelgevende maatregelen. Op die manier worden werkgelegenheid, innovatie en investeringen beter beschermd. Bovendien zullen toeleveringsketens in crisissituaties, zoals uitbraken van ziekten of veiligheidsincidenten, een aanzienlijk grotere veerkracht hebben, doordat risicovolle handelsstromen onmiddellijk, doelgericht en uniform kunnen worden aangepakt en tegelijkertijd de reikwijdte en de omvang van de verstoring tot een minimum kunnen worden beperkt, en doordat er 24/7 het jaar rond op crises kan worden gereageerd, mede dankzij de langdurige samenwerking met andere relevante autoriteiten.

    Trust&Check-ondernemers zullen baat hebben bij een beter partnerschap met de douane. Deze ondernemers zullen aan voorwaarden voldoen die vergelijkbaar zijn met de huidige AEO-vereisten en zullen ook meer transparantie bieden door systematisch gegevens beschikbaar te stellen aan douanesystemen. Deze gegevens kunnen ook door vervoerders worden gebruikt in processen waarbij vooraf vrachtinformatie wordt verstrekt, en de goederenstromen kunnen bij aankomst “automatisch vrijgegeven” worden (in principe zal het goederenvervoer doorlopen en kan de douane, op basis van de processen waarbij vooraf vrachtinformatie wordt verstrekt, ingrijpen als dat nodig zou blijken). Trust&Check-ondernemers zullen aan minder en aan gerichtere douanecontroles worden onderworpen, zullen over het algemeen vooraf op de hoogte worden gebracht, en zullen controles en formaliteiten zoveel mogelijk op geschikte locaties kunnen laten plaatsvinden. Voor zover dat met andere autoriteiten is overeengekomen, zullen ook bepaalde niet-financiële controles elders dan aan de grens kunnen worden verricht, door Trust&Check-ondernemers. De vereisten inzake zekerheidstelling zullen worden versoepeld.

    In het geval van e-commerce zal er door de afschaffing van de drempel voor vrijstelling van douanerechten meer douane-informatie moeten worden verstrekt, maar anderzijds is het zo dat er sinds juli 2021 op grond van de nieuwe btw-regels voor e-commerce al gegevens worden verstrekt over alle ingevoerde goederen. De EU-douanedatahub zal in dit verband fungeren als één interface die zowel de verstrekking van informatie door tussenpersonen in de e-commerce als de verwerking van die informatie voor de douaneautoriteiten zal vergemakkelijken.

    Door hun directe rol bij de naleving van de douanevoorschriften zullen e-commerceplatforms profiteren van het feit dat zij hun klanten een eindprijs kunnen aanbieden en hoogstwaarschijnlijk minder klachten en minder retouren zullen zien als gevolg van onverwachte nalevingskosten aan de grens, waardoor de frictie die momenteel in hun toeleveringsketens wordt ervaren, zal afnemen. Algemeen moet de voorkeursoptie leiden tot lagere nalevingskosten voor marktdeelnemers, met name bij invoer. Het zal nagenoeg overbodig worden om gebruik te maken van de huidige regeling “intern douanevervoer” en de bijbehorende aangiften in te dienen wanneer goederen worden vervoerd van de lidstaat van binnenkomst naar de lidstaat van vrijgave.

    Burgers - consumenten:

    De afschaffing van de vrijstellingsdrempel van 150 EUR kan tot een lichte opwaartse prijsdruk leiden voor consumenten van goederen met een waarde onder dat bedrag; de vereenvoudiging en de stabilisering van processen zullen echter de efficiëntie van de toeleveringsketen vergroten en het effect op de kosten en prijzen zal worden bepaald door concurrentiefactoren.

    Burgers en consumenten zullen baat hebben bij transparantere en voorspelbaardere procedures voor e-commerceaankopen buiten de EU en zullen minder worden geconfronteerd met onverwachte douanekosten en vergoedingen voor de afhandeling van douaneformaliteiten, en minder vaak naar het postkantoor moeten gaan, in vergelijking met het basisscenario, wat een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie met onverwachte kosten en vertragingen. Burgers en consumenten zullen aanzienlijk profiteren van een betere en zichtbaardere bescherming in het kader van het EU-beleid tegen de gevolgen van schadelijke en frauduleuze producten dankzij een systematische verbetering van de opsporing van schadelijke toeleveringsketens in de hele EU.

    1.4.4.Prestatie-indicatoren 

    De indicatoren zijn opgenomen in de onderstaande rubrieken. De hervorming zal ook de basis voor de evaluatie van de prestaties van de douane-unie als zodanig versterken doordat operationele gegevens voor de hele EU voor dat doel zullen kunnen worden gebruikt.

    1.De inning van ontvangsten verbeteren door middel van operationeel risicobeheer op EU-niveau:

    ·Inning van ontvangsten op goederen met een waarde van meer dan 150 EUR

    ·Omvang van niet-betaalde rechten

    ·Aantal risicobeheerstrategieën met andere autoriteiten (belast met bv. belastingen en fraudebestrijding)

    ·Inbeslagnames

    2.De opsporing van niet-conforme ingevoerde producten verbeteren door middel van operationeel risicobeheer op EU-niveau:     

    ·Aantal toezichtstrategieën met andere autoriteiten (belast met bv. fraudebestrijding, markttoezicht, bescherming van levensmiddelen, dieren en gezondheid, productveiligheid)

    ·Inbeslagnames

    3.Ervoor zorgen dat de handelsstromen vlotter verlopen voor betrouwbare marktdeelnemers:

    ·Aantal Trust&Check-ondernemers

    ·Percentage van de handel die via Trust&Check-ondernemers wordt afgewikkeld

    ·Aantal processen dat nodig is om goederen te verhandelen

    ·Aantal uitgevoerde controles bij Trust&Check-ondernemers

    ·Aantal geschorste vergunningen van Trust&Check-ondernemers

    4.Ontvangsten uit e-commerce innen:

    ·Inning van ontvangsten bij zendingen met een waarde tot 150 EUR

    ·Aantal zendingen met een waarde tot 150 EUR

    5.Gegevens exploiteren voor strategische douaneactie:

    ·Omvang en aard van de beschikbare gegevens

    ·Aantal gegevensfouten en interventies

    ·Interoperabiliteit met aanvullende gegevensbronnen (tijd en toepassing)

    6.(Als één optreden) Uniforme toepassing en praktijken bevorderen (“havenshopping voorkomen”):

    ·Aantal controles en terugkoppeling van controles

    ·Minimumnormen voor risicobeheer

    ·Aantal EU-risicoprofielen en controleresultaten

    ·Aantal controleaanbevelingen

    7.(Als één optreden) De douaneautoriteiten in staat stellen om op dezelfde manier te handelen:

    ·Aantal en kwaliteit van opleidingen

    ·Aantal gezamenlijke activiteiten, projecten, workshops

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.5.1.Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    Het voorstel behelst de hervorming van de douaneprocessen, en met name:

    (a)de voorbereiding en uitrol van een gemeenschappelijke omgeving voor gegevensbeheer (EU-douanedatahub) voor douanehandelingen op EU-niveau;

    (b)de oprichting van een EU-douaneautoriteit met een operationeel mandaat om belangrijke taken op EU-niveau uit te voeren, met name de lopende ontwikkeling en het beheer van de datahub, gemeenschappelijk risicobeheer, crisisbeheersing en samenwerkingsactiviteiten, om de douane-unie in staat te stellen op uniforme wijze haar taken uit te voeren en het gemeenschappelijk beleid te valoriseren, ongeacht waar goederen de buitengrenzen van de EU overschrijden.

    Het is de bedoeling dat de hervormingen als volgt worden uitgerold: 

    Eerste fase 2024-2027:

    IT/EU-datahub

    ·voorbereiding van de initiële componenten van de EU-datahubstructuur, met inbegrip van de opstelling van praktijkvoorbeelden voor de verzameling van e-commercegegevens en initiële interoperabiliteit;

    ·visie, routekaart, kostenberekening en aanbestedingsstrategie voor de voltooiing van de capaciteiten en bedrijfstoepassingen van de datahub;

    ·continuïteit van bestaande IT-systemen van het DWU en transitieplanning.

    EU-douaneautoriteit

    ·oprichting van de autoriteit in 2026, die vanaf 2028 operationeel moet worden; indienstneming van de waarnemend uitvoerend directeur en een beperkt aantal personeelsleden die zich bezighouden met indienstnemingen, regelingen voor huisvesting en accommodatie, alsmede de vereiste administratieve procedures om in 2028 operationeel te kunnen worden;

    ·voorbereiding van eerste activiteiten voor overdracht door een taskforce van de Commissie, die risicobeheernetwerken en -processen zal voorbereiden zodat werk kan worden gemaakt van het EU-gegevensbereik zodra de autoriteit operationeel is.

    Tweede fase 2028-2034:

    IT/EU-datahub 

    ·eventuele start van de overdracht door de Commissie aan de EU-douaneautoriteit van de initiële componenten van de datahub en de daarmee verband houdende centrale systemen (bv. ICS2, eCommerce, éénloketsysteem), die tegen 2030 moet zijn voltooid; de EU-douaneautoriteit bouwt capaciteit op en de Commissie draagt capaciteit over voor IT-aanbestedingen en -beheer over een periode van drie jaar;

    ·voltooiing van infrastructuur en datahubcapaciteiten tegen 2031;

    ·transitie van (centrale en nationale) douanesystemen naar datahub.

    EU-douaneautoriteit

    ·geleidelijke overdracht van bepaalde activiteiten van de Commissie aan de EU-douaneautoriteit; geleidelijke ontwikkeling van nieuwe, in dit voorstel genoemde activiteiten door de EU-douaneautoriteit;

    ·delegatie van bepaalde uitvoeringstaken van de Commissie aan de EU-douaneautoriteit via bijdrageovereenkomsten.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie 

    Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

    Zoals in de analyse in de effectbeoordeling bij dit wetgevingsvoorstel is uiteengezet, zal dit initiatief een antwoord bieden op de moeilijkheden waarmee de douaneautoriteiten worden geconfronteerd om hun missie, de bescherming van de EU, te vervullen (zowel voor financiële als niet-financiële risico’s); de lasten die de douaneformaliteiten met zich meebrengen voor het legitieme handelsverkeer; de discrepantie tussen het douanemodel en de nieuwe bedrijfsmodellen voor e-commerce; de beperkte beschikbaarheid en het beperkte gebruik van gegevens voor douaneprocessen (met inbegrip van efficiënt risicobeheer); en de verschillen tussen de lidstaten bij de toepassing van de douanevoorschriften. Deze problemen leiden onder meer tot een verlies aan inkomsten voor de lidstaten en de Unie; de aanwezigheid van niet-conforme en gevaarlijke producten op de eengemaakte markt en schade die dat veroorzaakt voor consumenten en bedrijven in de EU en voor het milieu; en misbruik van toeleveringsketens door criminele activiteiten.

    Met de hervorming worden problemen aangepakt die de lidstaten niet zelf kunnen oplossen. Maatregelen op het niveau van de Unie zijn van essentieel belang voor de hervorming van de processen van de douane-unie, het gegevensbeheer en de governance om de vastgestelde problemen aan te pakken. De keuze van het instrument (verordening) is van essentieel belang omdat de douane-unie het bedrijfsleven en de overheid rechtszekerheid moet bieden om een vlotte afwikkeling van het legitieme handelsverkeer te waarborgen en tegelijkertijd te voorzien in doeltreffende, op risico’s gebaseerde interventie door de overheid om belangrijke onderdelen van het EU-acquis uit te voeren, met name op het gebied van de eengemaakte markt, veiligheid en eigen middelen.

    Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

    Het voorstel pakt de oorzaken van de problemen aan: de ontoereikendheid en de buitensporige complexiteit van de douaneprocessen, onder meer voor e-commercegoederen, de gefragmenteerde en complexe digitalisering van de douane, en de gefragmenteerde governancestructuur van de douane-unie. Het voorziet in een hervorming van de douaneprocessen, onder meer voor e-commercegoederen, in combinatie met een gemeenschappelijke omgeving voor gegevensbeheer (EU-douanedatahub) en de oprichting van een EU-douaneautoriteit, en creëert zo een operationele bestuurslaag. Deze elementen versterken elkaar, waardoor de lasten voor zowel de overheid als de particuliere sector aanzienlijk kunnen worden verminderd en de uniforme uitvoering van EU-beleid via de douane-unie aanzienlijk kan worden verbeterd, zoals uit de analyse in de effectbeoordeling blijkt.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    In de evaluatie van Douane 2020 wordt geconcludeerd dat het programma aanzienlijk heeft bijgedragen aan de verbetering van de werking van de douane-unie en aan de modernisering ervan. Het stimuleerde samenwerking en uitwisseling van informatie, variërend van het faciliteren van convergentie op strategisch niveau tot het onderling afstemmen van benaderingswijzen, interpretaties, administratieve procedures, beste praktijken en regels op operationeel niveau. Het programma is bijzonder belangrijk geweest voor de overgang naar een papierloze douaneomgeving. Uit de evaluatie is echter ook gebleken op welke gebieden verbeteringen nodig zijn, met name i) de verschillen in de toepassing van douanecontroles, ii) e-commercefraude, iii) marktdeelnemers die de voordelen van het DWU niet ervaren en uiting geven aan bezorgdheid over iv) de complexiteit van de IT-douaneomgeving, douanewetgeving en -processen. Uit de evaluatie is gebleken dat het voor de Commissie en de lidstaten de moeite zou kunnen zijn om meer douanegegevens te delen. Hierdoor zouden de kosten en baten van de gedane investeringen beter kunnen worden gemeten.

    Hetzelfde beeld komt naar voren in de tussentijdse evaluatie van het DWU, waarin uiteenlopende benaderingen worden geconstateerd ten aanzien van de methoden en sancties om op te treden tegen niet-naleving van de douanewetgeving, en ten aanzien van het toezicht op als betrouwbaar aangemerkte marktdeelnemers (geautoriseerde marktdeelnemers of AEO’s).

    Bedrijven bevestigen ook de verschillen in de toepassing van het DWU. In een grote enquête voor een externe studie naar AEO’s (bijna 2000 antwoorden) is 28 % van de 900 betrouwbare marktdeelnemers die in meer dan één lidstaat actief zijn, van mening dat sommige voordelen aanzienlijk kunnen verschillen van lidstaat tot lidstaat 84 .

    Wat financiële risico’s betreft, heeft de Europese Rekenkamer structurele uitdagingen vastgesteld in het risicobeheer van financiële risico’s, en met name geconstateerd dat het gebrek aan uniforme toepassing van douanecontroles en aan geharmoniseerd risicobeheer en -analyse de financiële belangen van de EU schaadt, en gewaarschuwd dat door de tekortkomingen “marktdeelnemers die niet aan de voorschriften voldoen, zich kunnen richten op plaatsen van binnenkomst in de EU met lagere controleniveaus”. (Zie verder: Speciaal verslag 04/2021:Douanecontroles:onvoldoende harmonisatie schaadt de financiële belangen van de EU).

    Wat niet-financiële risico’s betreft, wordt in het huidige risicobeheerkader onvoldoende aandacht besteed aan de bijdrage die de douane kan leveren aan de toepassing van voorschriften die verband houden met het groeiende aantal niet-financiële kwesties waarover EU-burgers zich zorgen maken, zoals mensenrechten, arbeidsrechten, duurzaamheid, milieubescherming, gezondheid en veiligheid.

    De ervaring met de digitalisering van douaneprocessen en informatie-uitwisseling was positief, maar er moeten nog uitdagingen worden overwonnen wat het verzamelen, analyseren en delen van gegevens betreft. De huidige douaneprocessen vereisen dat de gegevens in verschillende nationale en gemeenschappelijke systemen en de betrokken lidstaten worden ingediend. De Groep van wijzen merkte ook op dat de verschillende IT-systemen vaak niet onderling verbonden zijn (zie verder: Report by the Wise Persons Group on the Reform of the EU Customs Union). Gegevens worden niet doorgegeven van het ene aangiftesysteem aan het andere. De informatie is versnipperd over verschillende databanken en systemen, waardoor het moeilijk is te zorgen voor samenhang en gegevensintegriteit, hetgeen essentieel is voor het douanerisicobeheer, met name voor risicoanalyse op EU-niveau. Hierdoor is de douane minder goed in staat om onderwaardering, niet-naleving of veiligheidsrisico’s op uniforme grondslag aan te pakken. De Europese Rekenkamer heeft verschillende redenen vastgesteld voor de hogere kosten en de extra tijd die nodig zijn om de DWU-systemen op te bouwen (zie verder: Speciaal verslag 26/2018: Een reeks vertragingen bij de IT-douanesystemen: wat ging er mis?). De evaluatie van het DWU geeft een gemengd beeld van de IT-implementatie, met positieve aspecten voor de centraal ontwikkelde componenten.

    De ervaring die is opgedaan met pogingen om de douanesamenwerking op permanentere grondslag in te richten in het kader van het douaneprogramma, is ook waardevol geweest bij de ontwikkeling van beleidsinzichten en de geboekte vorderingen bij de specifieke onderwerpen die hierboven zijn genoemd, maar dergelijke vrijwillige samenwerking kan niet de infrastructurele capaciteit of governance hebben die nodig is om tot een uniforme uitvoering van de douane-unie te komen.

    Er is ook rekening gehouden met de ervaring met de oprichting en het functioneren van andere EU-agentschappen en -organen.

    Het voorstel volgt grotendeels het huidige model voor gedecentraliseerde agentschappen, waarbij de meeste aangelegenheden volgens standaardbepalingen zijn geregeld.

    Vanuit praktisch oogpunt wordt opgemerkt dat er een beroep moet worden gedaan op middelen in de Commissie om de EU-douaneautoriteit voor te bereiden voordat deze operationeel wordt. De nodige maatregelen om de EU-douaneautoriteit op te richten, zoals de voorbereiding van administratieve procedures, bestuursstructuren en organisatiestructuur, en de initiële indienstnemingen kunnen vóór de aanvang van de activiteiten van de EU-douaneautoriteit worden uitgevoerd door een speciaal team van personeelsleden van de Commissie. Rekening houdend met de ervaring bij andere agentschappen die onlangs zijn opgericht, moeten voor deze activiteit ongeveer 10 vte’s worden ingecalculeerd.

    Wat de voorbereiding van de operationele activiteiten van de EU-douaneautoriteit betreft, heeft de Commissie aanzienlijke ervaring met beleidsontwikkeling voor de taken in kwestie en met de aansturing van gemeenschappelijke projecten op vrijwillige basis (zie de jaarverslagen over e-douane). Dit omvat het beheer van de ontwikkeling van trans-Europese IT-systemen, met inbegrip van EU-éénloketportalen voor interactie met bedrijven (het hervormde invoercontrolesysteem - ICS2), de organisatie van risicoanalyses op samenwerkingsbasis, de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak voor de evaluatie van de prestaties van de douane-unie, de ontwikkeling van gemeenschappelijke douaneopleidingen, de organisatie van samenwerking tussen de douane- en andere sectorale autoriteiten op EU-niveau met betrekking tot specifieke thema’s (zoals de beveiliging van luchtvracht), de organisatie van crisisrespons bij de douane, en de nauwe en gestructureerde samenwerking met de nationale douaneautoriteiten op al deze gebieden. Deze ervaring zal een belangrijke bijdrage leveren aan de voorbereiding van de initiële structuur en activiteiten van de EU-douaneautoriteit en aan het toezicht op en de evaluatie van haar prestaties.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    In het huidige meerjarig financieel kader zal een nieuwe begrotingslijn moeten worden gecreëerd voor de oprichting van de EU-douaneautoriteit. In het volgende meerjarig kader moeten ook de nodige middelen worden geprogrammeerd voor de uitvoering van deze wetgeving.

    Wat synergieën met andere instrumenten betreft, moet de hervorming een strategische capaciteit voor de Unie tot stand brengen ter ondersteuning van een betere uitvoering en handhaving van belangrijke EU-beleidsmaatregelen die op en via de handel in goederen worden toegepast, en van de bestrijding van misbruik van toeleveringsketens door georganiseerde misdaad en terrorisme. De hervorming zal rechtstreeks bijdragen aan:

    ·een betere inning van de ontvangsten, met inbegrip van traditionele eigen middelen, zowel door de inning van extra ontvangsten (geraamd op 6,035 miljard EUR voor de periode 2028-2034 in de effectbeoordeling bij dit voorstel 85 ) als door een betere preventie van inkomstenverlies door niet-naleving;

    ·een betere bescherming van EU-burgers en -bedrijven die wordt nagestreefd door EU-beleid dat tot op zekere hoogte afhankelijk is van de handhavingswerkzaamheden van de douane, met inbegrip van verboden en beperkingen, de eengemaakte markt en veiligheid; hoewel dit niet in financiële termen kan worden uitgedrukt, toont de effectbeoordeling hoe één praktijkvoorbeeld van een betere handhaving van eisen inzake ecologisch ontwerp en productveiligheid voor de consument tot een besparing van 7,7 miljard EUR in de periode 2028-2034 kan leiden;

    ·een administratieve lastenverlichting, die het concurrentievermogen ondersteunt — in de effectbeoordeling wordt ook gewezen op een potentiële besparing van 11,6 miljard EUR voor de bedrijven, voornamelijk doordat er over het geheel genomen in totaliteit minder tijd nodig is om invoerprocessen af te ronden.

    In de effectbeoordeling bij dit voorstel is een representatieve steekproef van praktijkvoorbeelden gebruikt om na te gaan hoe elke hervormingsoptie zou presteren, met bijzondere aandacht voor de meerwaarde die een beter risicobeheer in de toeleveringsketen zou opleveren. Zij illustreerden de samenhang met andere specifieke beleidsterreinen, waaronder de richtlijn betreffende kunststoffen voor eenmalig gebruik, milieubeleid met betrekking tot persistente chemische stoffen en consumentenemissies, de EU-dreigingsevaluatie van de zware en georganiseerde criminaliteit (Socta), drugsprecursoren 86 , beveiliging van de burgerluchtvaart 87 , tabakssmokkel, speelgoedveiligheid, de verordening markttoezicht, de richtlijn inzake ecologisch ontwerp en de voorgestelde verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, en de voorgestelde verordening inzake algemene productveiligheid.

    Op de meeste van deze beleidsterreinen worden wijzigingen doorgevoerd en het optreden van de douane wordt erin opgenomen via de EU-éénloketomgeving voor de douane. Het ene loket richt zich echter slechts indirect op de uitwisseling van informatie over risico’s, aangezien het in de eerste plaats bedoeld is om de uitwisseling van de informatie die nodig is om goederen vrij te maken, te vergemakkelijken. De hervorming zal het ene loket doeltreffender maken en erop voortbouwen door de douane in staat te stellen alle noodzakelijke gegevens op te vragen via niet-douanegerelateerde Unieformaliteiten op centraal niveau, en te gebruiken voor risicobeheer in de hele EU.

    Meer in het algemeen zal de hervorming zorgen voor een strategisch vermogen van de douane-unie om een kader voor samenwerking met ander beleid voor te bereiden en tot stand te brengen ter ondersteuning van de uitvoering van dat beleid bij grensoperaties; om operationele zichtbaarheid van de handelsstromen in de hele EU te hebben; om de beleidsprestaties in de hele EU te zien en een gedetailleerd beeld te krijgen van de wijze waarop controles en vereenvoudigingen worden toegepast en om zich aan te passen aan toekomstige behoeften en veranderende bedrijfsmodellen, met name om ervoor te zorgen dat de informatieomgeving van de douane-unie klaar is om verschillende informatiebronnen te integreren en flexibele maatregelen tegen risico’s te ondersteunen (aanlooptijd). Zij zal bovendien zorgen voor de thans ontbrekende “kritische massa”, die nodig is om vele prioriteiten tegelijkertijd aan te pakken en voorbereid te zijn op crises.

    Dit strategische vermogen zal de douane-unie in staat stellen andere taken te ondersteunen waartoe haar kan worden gevraagd bij te dragen, bijvoorbeeld op het gebied van het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens, strategische handelscontroles en sancties of andere beperkende maatregelen.

    Wat synergieën meer in het algemeen betreft, zal het voorstel ook leiden tot administratieve besparingen voor de nationale douanediensten door de processen te vereenvoudigen en te voorzien in centrale gemeenschappelijke interfaces en instrumenten die de kosten voor de naleving van de douanevoorschriften en de administratiekosten permanent zullen verminderen. In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden deze besparingen geraamd op ongeveer 7,9 miljard EUR voor de lidstaten, voornamelijk als gevolg van besparingen op IT-gebied, maar ook van de vermindering van de administratieve lasten die nodig zijn voor bepaalde belangrijke taken, waardoor administratieve capaciteit vrijkomt.

    1.5.5 Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    In het huidige MFK kunnen de behoeften worden gedekt door een herschikking van de kredieten in het bestaande begrotingsonderdeel voor Samenwerking op het gebied van douane (Douane) — onderdeel 03 05 01 en naar een nieuw begrotingsonderdeel voor de EU-douaneautoriteit — onderdeel 03 05 XX. Dat wil zeggen dat er in het huidige MFK geen extra kosten zijn gepland.

    In de periode na 2027 wordt voorgesteld de kosten voor de datahub en de douaneautoriteit te financieren via het volgende MFK, zonder vooruit te lopen op het akkoord over het MFK en de programma’s.

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

     beperkte geldigheidsduur

       Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

       Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

    X onbeperkte geldigheidsduur

    Uitvoering met een opstartperiode van 2026-2027,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 

    X Direct beheer door de Commissie

       door de uitvoerende agentschappen

    X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

     Gedeeld beheer met lidstaten

    X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

    ◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    ◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    X de in artikel 70 bedoelde organen;

    ◻ publiekrechtelijke organen;

    ◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    ◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    ◻ organen of personen waaraan de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Opmerkingen

    Op het moment van inwerkingtreding zal de Commissie de ontwikkeling en het onderhoud van de huidige DWU-systemen nog steeds beheren en zal zij de voorbereiding van de initiële componenten van de datahub tijdens het huidige MFK moeten voortzetten.

    In de periode na het huidige MFK zal de Commissie voor een selectie van taken, met name de levering van de datahub, verdere financiering krijgen en taken delegeren aan de EU-douaneautoriteit in het kader van een bijdrageovereenkomst. De handhaving van het directe beheer van middelen voor de huidige DWU-systemen en het indirecte beheer van de middelen voor de datahub door middel van bijdrageovereenkomsten met de EU-douaneautoriteit zullen bijdragen tot het waarborgen van de continuïteit in de overgangsperiode en de effectieve beleidsuitvoering van de toekomstige EU-douanegegevensomgeving, terwijl de EU-douaneautoriteit haar capaciteiten na haar oprichting in 2028 versterkt.

     

    2.BEHEERSMAATREGELEN 

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Met betrekking tot de hervorming in het algemeen:

    De Commissie zal regelmatig toezien op de uitvoering van de voorgestelde verordening. Daartoe kan de Commissie volgens het voorstel via de EU-douanedatahub gebruikmaken van informatie- en analyse-instrumenten die alle douaneprocessen in het kader van de hervorming bestrijken.

    Met de hulp van de EU-douaneautoriteit zal de Commissie ook de prestaties van de douane-unie als zodanig ten minste eenmaal per jaar beoordelen en evalueren. Dit omvat de “meting” van de douaneactiviteiten die door de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verricht. Te dien einde brengt de EU-douaneautoriteit belangrijke trends, sterke en zwakke punten, lacunes en potentiële risico’s in kaart en doet zij aanbevelingen voor verbetering aan de Commissie.

    De Commissie evalueert ook, in samenwerking met de EU-douaneautoriteit en de nationale douaneautoriteiten, de uitvoering van het risicobeheer, met name om de operationele en strategische doeltreffendheid en efficiëntie ervan voortdurend te verbeteren. De Commissie zal voor dit doel ook gebruikmaken van de informatie die beschikbaar is in de datahub, en kan de EU-douaneautoriteit en de nationale douaneautoriteiten en andere autoriteiten om nadere informatie verzoeken. Deze evaluatiewerkzaamheden zullen door de Commissie worden gebruikt om gemeenschappelijke bepalingen inzake risicobeheer vast te stellen, met name gemeenschappelijke risicocriteria en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden.

    Met betrekking tot de EU-douaneautoriteit in het bijzonder:

    Alle agentschappen van de Unie werken onder een strikt toezichtsysteem met een interne controlecoördinator, de dienst Interne Audit van de Commissie, de raad van bestuur, de Commissie, de Rekenkamer en de begrotingsautoriteit. Dit systeem is opgenomen en vastgelegd in TITEL XII. In overeenstemming met de gemeenschappelijke aanpak inzake gedecentraliseerde agentschappen van de EU bevat het jaarlijkse werkprogramma van de EU-douaneautoriteit gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. De activiteiten van de EU-douaneautoriteit zullen worden beoordeeld aan de hand van deze indicatoren in het jaarlijkse activiteitenverslag. Het jaarlijkse werkprogramma zal aansluiten bij het meerjarige werkprogramma en beide zullen worden opgenomen in een jaarlijks enig programmeringsdocument, dat aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zal worden voorgelegd.

    De raad van bestuur van de EU-douaneautoriteit wordt verantwoordelijk voor het toezicht op het efficiënte administratieve, operationele en budgettaire beheer van de EU-douaneautoriteit. Hij zal worden bijgestaan door een uitvoerende raad die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de besluiten van de raad van bestuur.

    De Commissie zal ervoor zorgen dat de prestaties van de EU-douaneautoriteit regelmatig worden geëvalueerd met betrekking tot haar doelstellingen, mandaat, taken en governance en locatie(s). Bij deze evaluaties zal met name worden onderzocht of het mandaat van de EU-douaneautoriteit moet worden gewijzigd en wat de financiële gevolgen daarvan zouden zijn. Bij elke tweede evaluatie zullen de door de EU-douaneautoriteit bereikte resultaten worden beoordeeld in het licht van haar doelstellingen, mandaat, taken en governance, en zal ook worden nagegaan of het voortbestaan van de EU-douaneautoriteit nog steeds gerechtvaardigd is gelet op die doelstellingen, dat mandaat, die governance en die taken. De Commissie zal bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de bevindingen van deze evaluatie. De bevindingen van de evaluatie zullen openbaar worden gemaakt.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    De EU-douaneautoriteit zal erop toezien dat aan passende interne controlenormen wordt voldaan.

    Wat controles achteraf betreft, is de EU-douaneautoriteit als gedecentraliseerd agentschap onderworpen aan: i) interne audits door de dienst Interne Audit van de Commissie; ii) jaarverslagen door de Europese Rekenkamer, die een verklaring afgeeft waarin de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd; iii) een jaarlijkse kwijting verleend door het Europees Parlement; iv) mogelijke onderzoeken door OLAF om er met name voor te zorgen dat de aan de agentschappen toegewezen middelen naar behoren worden gebruikt.

    Overeenkomstig artikel 228 VWEU zullen de activiteiten van de EU-douaneautoriteit ook worden onderworpen aan controle door de Ombudsman.

    Gelet op de exclusieve bevoegdheid van de Unie op douanegebied en het feit dat het voorstel aanzienlijke investeringen omvat voor de ontwikkeling, de exploitatie, het onderhoud en het gebruik van een datahub, lijkt het passend dat de Commissie de budgettaire verantwoordelijkheid voor bepaalde activiteiten behoudt en bepaalde uitvoeringstaken aan de EU-douaneautoriteit worden toevertrouwd in het kader van bijdrageovereenkomsten. Deze overeenkomsten moeten bepalingen bevatten die de Commissie in staat stellen een hoge mate van controle te handhaven op de gedelegeerde activiteiten waarin dit voorstel voorziet.

    Voorts is het passend dat de Commissie een belangrijke rol speelt bij de programmerings- en monitoringactiviteiten van de raad van bestuur en de uitvoerende raad van de EU-douaneautoriteit.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Aangezien de EU-douaneautoriteit een nieuw orgaan zal zijn, bestaat het risico dat de indienstnemings- en administratieve procedures niet volgens schema verlopen, wat gevolgen zal hebben voor de operationele capaciteit wanneer de EU-douaneautoriteit haar werkzaamheden aanvat. Het is daarom van cruciaal belang dat het partner-DG de start van die werkzaamheden voorbereidt door administratieve procedures, governancestructuren en initiële werkprogramma’s op te zetten en een aantal initiële indienstnemingsactiviteiten te verrichten, zodat de EU-douaneautoriteit in administratief opzicht snel volledig autonoom kan functioneren. Het is raadzaam dat de lidstaten bij dergelijke voorbereidende acties worden betrokken door middel van regelmatige gedachtewisselingen.

    Tijdens de eerste jaren van de werkzaamheden van de EU-douaneautoriteit zullen frequente vergaderingen en regelmatige contacten tussen het partner-DG en de EU-douaneautoriteit nodig zijn om deze in haar aanloopfase bij te staan. Er kan worden overwogen ervaren personeel van de Commissie te detacheren.

    De EU-douaneautoriteit zal een kader voor interne controles moeten implementeren dat overeenstemt met het internecontrolekader van de Europese Commissie. Informatie over de interne controles van de EU-douaneautoriteit zal worden opgenomen in de jaarverslagen van de EU-douaneautoriteit.

    Er zal een interne controlecapaciteit worden gecreëerd om risico’s te bewaken die specifiek zijn voor het functioneren van de EU-douaneautoriteit, en om te zorgen voor een systematische en gedisciplineerde aanpak van de evaluatie van de doeltreffendheid van de risicobeheer-, controle- en governanceprocessen en aanbevelingen te doen voor de verbetering ervan.

    Wat middelen van TAXUD betreft: voorkoming en opsporing van fraude is een van de doelstellingen van interne controle, zoals bepaald in het Financieel Reglement, en een belangrijke governancekwestie, waar de Commissie gedurende de gehele uitgavencyclus op moet letten. Daarnaast is de fraudebestrijdingsstrategie (AFS) van TAXUD voornamelijk gericht op het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude; zo waarborgt de AFS onder meer dat de interne fraudebestrijdingsgerelateerde controles volledig in overeenstemming zijn met de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS) en dat de aanpak van frauderisicobeheer gericht is op het in kaart brengen van frauderisicogebieden en adequate reacties.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles 

    De kosten bij het partner-DG voor het algemene toezicht op de EU-douaneautoriteit kunnen worden geraamd op 0,5 % van de jaarlijkse begroting die is toegewezen aan de EU-douaneautoriteit, gedelegeerde middelen daaronder begrepen. Dergelijke kosten omvatten bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, de kosten in verband met de beoordeling van de jaarlijkse programmering en begroting, de deelname van vertegenwoordigers van de Commissie aan de raad van bestuur en de uitvoerende raad en de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    In de bepalingen betreffende de EU-douaneautoriteit zijn fraudebestrijdingsmaatregelen opgenomen. Overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak inzake gedecentraliseerde agentschappen zal de EU-douaneautoriteit een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen.

    Zij zal ook regels vaststellen ter voorkoming en beheersing van conflicten bij de leden van de raad van bestuur en de uitvoerende raad.

    Voorts zal de EU-douaneautoriteit veiligheidsvoorschriften vaststellen die gebaseerd zijn op de beginselen en regels die zijn vastgelegd in de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgave

    Bijdrage

    Nummer 1 

    GK/ NGK 88

    van EVA-landen 89

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 90

    Uit andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    01

    Eengemaakte markt

    Samenwerking op het gebied van douane (Douane) — onderdeel 03 05 01

    GK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    Er kan worden verwacht dat sommige derde landen zullen bijdragen aan de ontwikkeling en de werking van de EU-douanedatahub; dergelijke bijdragen worden momenteel geleverd in verband met de deelname aan het nieuwe invoercontrolesysteem (ICS2). Zij zijn echter niet in dit memorandum opgenomen omdat afspraken in die zin geen deel uitmaken van het wetgevingsvoorstel.

    ·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort 
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer 1 

    GK/NGK

    van EVA-landen

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    03 XX XX EU-douaneautoriteit 

    GK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

    Algemene voorbehouden: na goedkeuring van de wetgeving kan de begroting in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden aangepast volgens de werkelijke coëfficiënt voor salarisaanpassing. De onderstaande cijfers zijn geïndexeerd tegen 2 % op basis van de cijfers van 2025. Indien de beschikbare financiering in de periode 2028-2034 lager zou zijn, zullen de taken worden afgeschaald tot de beschikbare financiering in het kader van het MFK voor de periode na 2027 en het douaneprogramma voor de periode na 2027. Indien minder taken dan gepland aan de EU-douaneautoriteit worden gedelegeerd, zal de personeelsformatie dienovereenkomstig worden beperkt (en niet uiteindelijk 250 personeelsleden tellen).

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig financieel 
    kader

    Nummer

    [Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid ………

    03 XX XX EU-douaneautoriteit ………………]

    Raming voor de periode 2026-2034:

    EU-douaneautoriteit

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    TOTAAL

    Titel 1: (administratieve kosten, inclusief salarissen)

    Vastleggingen

    (1)

    0,494

    1,392

    4,078

    7,270

    12,641

    20,493

    29,748

    38,237

    44,365

    158,718

    Betalingen

    (2)

    0,494

    1,392

    4,078

    7,270

    12,641

    20,493

    29,748

    38,237

    44,365

    158,718

    Titel 2: (overige administratieve kosten, inclusief infrastructuur)

    Vastleggingen

    (1a)

    0,434

    0,662

    4,416

    3,235

    3,469

    4,365

    4,681

    5,396

    5,516

    32,173

    Betalingen

    (2a)

    0,434

    0,662

    4,416

    3,235

    3,469

    4,365

    4,681

    5,396

    5,516

    32,173

    Titel 3: (operationele kosten, inclusief douanesamenwerking)

    Vastleggingen

    (3a)

    0

    0

    9,742

    11,041

    11,262

    12,636

    14,060

    15,536

    18,285

    92,561

    Betalingen

    (3b)

    0

    0

    9,742

    11,041

    11,262

    12,636

    14,060

    15,536

    18,285

    92,561

    TOTAAL kredieten 
    voor de EU-douaneautoriteit

    Vastleggingen

    =1+1a +3a

    0,928

    2,054

    18,236

    21,546

    27,371

    37,493

    48,489

    59,169

    68,166

    283,452

    Betalingen

    =2+2a+3b

    0,928

    2,054

    18,236

    21,546

    27,371

    37,493

    48,489

    59,169

    68,166

    283,452

    Periode 2026-2027 — herschikking:

    03 XX XX

    2026

    2027

    TOTAAL

    EU-douaneautoriteit

    Vastleggingen

    (1)

    0,928

    2,054

    2,981

    Betalingen

    (2)

    0,928

    2,054

    2,981

    TOTAAL kredieten 
    voor 03 XX XX

    Vastleggingen

    =1+1a +3a

    0,928

    2,054

    2,981

    Betalingen

    =2+2a

    +3b

    0,928

    2,054

    2,981

    Rubriek van het meerjarig financieel 
    kader

    Nummer

    Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

    03 05 01

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    TOTAAL

    Samenwerking op het gebied van douane (Datahub — Commissie)

    Vastleggingen

    (1)

    23,072

    31,946

    101,682

    127,015

    50,817

    0

    0

    0

    0

    334,533

    Betalingen

    (2)

    23,072

    31,946

    101,682

    127,015

    50,817

    0

    0

    0

    0

    334,533

    Samenwerking op het gebied van douane (Datahub — bijdrageregeling voor de EU-douaneautoriteit )

    Vastleggingen

    (1a)

    25,420

    84,677

    203,268

    268,580

    227,785

    237,611

    247,739

    1 295,080

    Betalingen

    (2a)

    19,065

    82,564

    211,736

    268,580

    227,785

    237,611

    247,739

    1 295,080

    TOTAAL kredieten 
    voor 03 05 01

    Vastleggingen

    =1+1a +3a

    23,072

    31,946

    127,102

    211,692

    254,085

    268,580

    227,785

    237,611

    247,739

    1 629,613

    Betalingen

    =2+2a

    +3b

    23,072

    31,946

    120,747

    209,579

    262,553

    268,580

    227,785

    237,611

    247,739

    1 629,613

    In het geval van de EU-douaneautoriteit wordt ervan uitgegaan dat de betalingen 75 % van de vastleggingen in 2028 en 90 % van de vastleggingen in 2029 bedragen. In het geval van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat de betalingen en vastleggingen op hetzelfde niveau liggen vanwege de voortzetting van bestaande programma’s.

    Periode 2026-2027 — herschikking:

    03 05 01

    2026

    2027

    TOTAAL

    Samenwerking op het gebied van douane (Douane) — onderdeel 03 05 01

    Vastleggingen

    (1)

    23,072

    31,946

    55,019

    Betalingen

    (2)

    23,072

    31,946

    55,019

    TOTAAL kredieten 
    voor 03 05 01

    Vastleggingen

    =1+1a +3a

    23,072

    31,946

    55,019

    Betalingen

    =2+2a

    +3b

    23,072

    31,946

    55,019

    In het huidige MFK is de hervorming goed voor een EU-uitgave van 60 165 000 EUR, die zowel operationele als administratieve uitgaven omvat. Hiervan gaat 55,019 miljoen EUR van de bovengenoemde beleidsuitgaven naar de ontwikkeling van de eerste structurele capaciteit van de EU-douanedatahub en naar de start van de EU-douaneautoriteit.

    Deze uitgaven zullen uit de bestaande begroting van het Douane-programma worden gefinancierd. Zij moeten het mogelijk maken dat er vanaf 2028 nieuwe rechten op het gebied van e-commerce kunnen worden geïnd, aanloopwerkzaamheden onder leiding van de Commissie kunnen plaatsvinden met betrekking tot een selectie van projecten voor het beheer van financiële en niet-financiële risico’s, en de werkzaamheden van de EU-douaneautoriteit worden voorbereid.

    Zonder vooruit te lopen op het volgende MFK wordt een analyse voor de periode 2028-2034 gepresenteerd, waarin de verwachte kosten voor de begroting van de Unie ter dekking van de uitgaven voor de EU-datahub en de begroting van de EU-douaneautoriteit zijn opgevoerd.

    Wat beleidsuitgaven betreft:

    ·Dit memorandum heeft betrekking op de nieuwe budgettaire behoeften die uit dit hervormingsvoorstel voortvloeien. Het heeft geen betrekking op de lopende steun van de Commissie voor douanesamenwerking en de bestaande DWU-systemen in begrotingsonderdeel 03 05 01, noch op het instrument voor financiële steun voor douanecontroleapparatuur in onderdeel 11 01 02. De Commissie zal de bestaande DWU-systemen blijven beheren en zal haar beleidsuitgaven voor deze systemen mettertijd verminderen. De Commissie zal ook enkele activiteiten op het gebied van douanesamenwerking uitvoeren, die worden beperkt rekening houdend met de nieuwe activiteiten van de EU-douaneautoriteit op dit gebied. Deze kosten zijn niet opgenomen in dit financieel memorandum, aangezien zij niet uit dit voorstel voortvloeien.

    ·De IT-kosten die onder dit voorstel vallen, houden verband met de ontwikkeling van de datahub. Het bovengenoemde begrotingsonderdeel dekt ongeveer 1,63 miljard EUR na indexering tegen 2 % volgens de tabel hierboven.

    ·De Commissie zal de taken van de datahub door middel van bijdrageregelingen aan de EU-douaneautoriteit toevertrouwen. De desbetreffende kosten zijn daarom opgenomen bij de opvolger van het Douane-programma in het MFK voor de periode na 2027.

    ·De beleidsuitgaven van de EU-douaneautoriteit, die voornamelijk gericht zijn op douanesamenwerking, worden nader beschreven in de bijlage. Verwacht wordt dat de EU-douaneautoriteit in 2026 haar aanloopfase ingaat met 7 personeelsleden (5 arbeidscontractanten en 2 tijdelijke functionarissen), dat er in 2027 7extra personeelsleden bijkomen, en dat in 2028 de werkzaamheden van start gaan (waarbij het aantal personeelsleden in dat jaar tot 30 stijgt).

    ·In titel I wordt uitgegaan van een personeelsformatie voor de EU-douaneautoriteit van 250 in 2034, waarvan ongeveer 115 posten rechtstreeks verband houden met IT- en gegevensbeheerfuncties. Deze posten voor IT- en gegevensbeheer zullen zowel betrekking hebben op de ontwikkeling van het platform en de applicaties van de datahub, zoals die in het kader van een bijdrageovereenkomst wordt toegewezen, als op het technisch beheer van de datahub voor gegevensprojecten, de analyse en het beheer van het douanedatamodel.

    ·




    Rubriek van het meerjarig financieel
    kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2026

    2027

    TOTAAL

    DG: TAXUD

    • Ambtenaren

    0,513

    1,197

    1,710

    •Arbeidscontractanten

    0,182

    0,273 

    0,455 

    TOTAAL DG TAXUD

    Kredieten

    0,695

    1,470

    2,165

    Wat administratieve uitgaven betreft: in het huidige MFK zou TAXUD zowel in 2026 als in 2027 5 extra vte’s nodig hebben voor de voorbereidende werkzaamheden voor de EU-douaneautoriteit.

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    TOTAAL kredieten 
    onder RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader 

    Nettototaal 2026-2027

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    0,695

    1,470

    De geraamde totalen voor alle rubrieken voor de periode 2026-2034 worden hieronder samengevat:    

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten 
    onder RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
    van het meerjarig financieel kader 

    Vastleggingen

    24,695

    35,470

    145,338

    233,238

    281,456

    306,073

    276,274

    296,780

    315,905

    1 915,230

    Betalingen

    24,695

    35,470

    138,983

    231,125

    289,924

    306,073

    276,274

    296,780

    315,905

    1 915,230

    3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

    X Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Met dit voorstel wordt niet alleen een agentschap opgericht, maar ook een ingrijpende hervorming van de douane-unie doorgevoerd. Het creëert een nieuw strategisch vermogen (wat governance betreft, een nieuwe EU-douaneautoriteit, en wat capaciteit betreft, een nieuwe EU-douanedatahub), in combinatie met een herziening en vereenvoudiging van de operationele processen voor nationale autoriteiten en marktdeelnemers. Omdat het tot een betere samenwerking leidt in het streven naar een douane-unie die als één geheel functioneert, en resultaten oplevert die door de nationale autoriteiten (en niet alleen door de EU-autoriteit) worden gerealiseerd, zou het niet passend zijn te proberen de outputs uit te zetten tegen activiteitsindicatoren van de EU-autoriteit. Het is passender om de twee belangrijkste outputs (en uitgavencategorieën) die samen de hervormingsdoelstelling helpen verwezenlijken — de EU-douanedatahub en de EU-douaneautoriteit — uit te zetten volgens onderstaande tabellen.

    De onderstaande cijfers voor het huidige MFK hebben uitsluitend betrekking op de operationele kosten van de Commissie. Deze houden verband met de datahub.

    Bedragen in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    OUTPUTS

    Soort 91

    Gem. kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Totaal aantal

    Totale kosten

    ALGEMENE DOELSTELLING

    - EU-douanedatahub

    23,072

    31,496

    55,018

    Subtotaal

    23,072

    31,496

    55,018

    TOTALE KOSTEN

    23,072

    31,496

    55,018

    De onderstaande cijfers voor de periode 2028-2034 hebben betrekking op de kosten van de ontwikkeling van de EU-douanedatahub en het functioneren van de EU-douaneautoriteit. Dit zijn operationele kosten, geïndexeerd vanaf 2025 met 2 %.

    Vermeld doelstellingen en outputs

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    TOTAAL

    OUTPUTS

    Soort 92

    Gem. kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Totaal aantal

    Totale kosten

    ALGEMENE DOELSTELLING

    - EU-douanedatahub

    EU-dataruimte CAPEX

    47,424

    60,465

    61,674

    50,326

    0

    0

    0

    219,889

    EU-dataruimte OPEX

    47,857

    113,900

    149,371

    169,288

    172,673

    176,127

    179,649

    1 008,865

    Transformatieprogramma CAPEX

    31,822

    32,458

    33,107

    33,770

    34,445

    35,134

    35,837

    236,573

    Transformatieprogramma OPEX

    0

    4,869

    9,932

    15,196

    20,667

    26,350

    32,253

    109,268

    Subtotaal

    127,102

    211,692

    254,085

    268,580

    227,785

    237,622

    247,739

    1 574,594

    - EU-douaneautoriteit

    18,235

    21,546

    27,371

    37,943

    48,489

    59,169

    68,166

    280,471

    Subtotaal

    18,235

    21,546

    27,371

    37,943

    48,489

    59,169

    68,166

    280,471

    TOTALE KOSTEN

    145,338

    233,238

    281,457

    306,073

    276,274

    296,780

    315,905

    1 855,065

    Bedragen in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen) In voorkomend geval zijn de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

    Nadere toelichting op de kosten van de EU-douanedatahub:

    EU-dataruimte CAPEX:

    Dit begrotingsonderdeel dekt het ontwerp en de implementatie van het platform van de datahub, met inbegrip van de ontwikkeling (of licentieneming/aankoop) en de integratie van de verschillende componenten die betrekking hebben op de capaciteiten op het gebied van gegevensuitwisseling, gegevensverwerking, applicatiebeheer en gegevenscatalogus.

    EU-dataruimte OPEX:

    Dit onderdeel omvat de levering van de nodige infrastructuur (huur van datacentra, hardware, clouddiensten, softwarelicenties enz.) en de operationele capaciteiten (servicedesk, technische ondersteuning, operationele ondersteuning enz.) om een passend niveau en voldoende capaciteit van de dienstverlening te waarborgen. Dit onderdeel omvat ook het eventuele onderhoud van de datahub zodra deze is geleverd en in werking is gesteld.

    Transformatieprogramma CAPEX:

    Dit onderdeel dekt de ontwikkeling en implementatie op het platform van de datahub van de functionaliteiten die verband houden met de nationale douanesystemen waarvan de uitvoering volgens de hervormingswetgeving naar het centrale niveau wordt overgedragen.

    Transformatieprogramma OPEX:

    Dit onderdeel dekt de operationele en onderhoudskosten op het platform van de datahub van het element dat de functionaliteiten implementeert die verband houden met de nationale douanesystemen waarvan de uitvoering volgens de hervormingswetgeving naar het centrale niveau wordt overgedragen.

    3.2.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van de EU-douaneautoriteit 

    3.2.3.1.Samenvatting

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    De onderstaande cijfers zijn gebaseerd op de aanname dat de EU-douaneautoriteit in 2034 op kruissnelheid draait en dat het personeelsbestand vanaf dat moment stabiel is. Er wordt uitgegaan van een verhouding van 2:1 tussen de personeelsformatie en het externe personeel. Hoewel het in dit stadium niet mogelijk is het aantal AST- of AD-rangen of het aantal GND’s dat door de nationale overheidsdiensten ter beschikking kan worden gesteld, te kwantificeren, wordt er toch een raming gemaakt. De kosten zijn geïndexeerd tegen 2 %.

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen) In voorkomend geval zijn de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    TOTAAL

    Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

    0,119

    0,423

    1,542

    3,335

    5,970

    10,018

    14,693

    19,073

    22,234

    77,408

    Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

    0,059

    0,212

    0,771

    1,668

    2,985

    5,009

    7,346

    9,537

    11,117

    38,704

    Arbeidscontractanten

    0,237

    0,676

    0,749

    1,085

    1,927

    3,220

    4,691

    6,090

    7,099

    25,773

    Gedetacheerde nationale deskundigen

    (GND)

    0,187

    0,271

    0,482

    0,805

    1,173

    1,523

    1,775

    6,215

    TOTAAL

    0,415

    1,311

    3,249

    6,360

    11,363

    19,051

    27,903

    36,223

    42,226

    148,101

    Wat de verdeling van de kosten over de bovengenoemde rangen betreft, wordt ervan uitgegaan dat de in de personeelsformatie opgenomen posten in een verhouding 2:1 AD:AST zullen worden toegewezen en dat de externe posten vanaf de operationele start in 2028 in een verhouding 4:1 AC/GND zullen worden toegewezen 93 . Deze ramingen laten de uiteindelijke verdeling van de indienstnemingen onverlet.

    Personeelsvereisten (vte):

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    Totaal

    Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

    2

    5

    14

    22

    40

    62

    91

    122

    111

    111

    Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

    6

    11

    20

    31

    46

    31

    56

    56

    Arbeidscontractanten

    5

    9

    8

    16

    24

    39

    50

    62

    66

    66

    Gedetacheerde nationale deskundigen

    2

    3

    6

    8

    13

    15

    17

    17

    TOTAAL

    7

    14

    30

    50

    90

    140

    190

    230

    250

    250

    Aangenomen wordt dat alle nieuw in dienst genomen personeelsleden in hun jaar van indienstneming zes maanden werken.

    Hoewel de precieze verdeling van de personeelsaantallen per profiel op dit moment niet definitief kan worden vastgesteld, geeft de volgende tabel een algemeen overzicht van wat kan worden verwacht:

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    Totaal

    7

    14

    30

    50

    90

    140

    190

    230

    250

    Administratief

    6

    8

    12

    20

    22

    22

    22

    22

    22

    Data en IT

    1

    4

    10

    18

    40

    65

    90

    105

    115

    Coördinatie/capaciteitsopbouw

    2

    8

    12

    28

    53

    78

    103

    113

    Administratieve profielen zullen zich bezighouden met personeelsbeleid, financiën, boekhouding, juridische zaken, communicatie, kwaliteitscontrole en audit, administratieve ondersteuning van het hoger management, de eigen IT van de EU-douaneautoriteit en logistiek.

    De profielen voor data en IT zullen zich bezighouden met de EU-douanedatahub, inclusief het beheer van IT-ontwikkeling, -activiteiten en -infrastructuur, dataprojecten alsook databeheer en -governance.

    De profielen voor coördinatie en capaciteitsopbouw zullen zich bezighouden met de operationele coördinatie van de werkzaamheden met de nationale douane en de samenwerking met andere externe deskundigen, op gebieden als risicobeheer, crisisbeheersing, samenwerking met andere niet-douaneautoriteiten, opleiding en richtsnoeren inzake gemeenschappelijke werkmethoden en -processen, en coördinatie van operationele werkzaamheden, evenals prestatiemeting, monitoring, onderzoek en innovatie, gezamenlijke controles en ondersteuning van controleapparatuur.

    Vte’s zijn afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.

    3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften voor het verantwoordelijke DG

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens één decimaal)

    2026

    2027

    ·Posten opgenomen in de personeelsformatie (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    20 01 02 01 en 20 01 02 02 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    +3

    +7

    20 01 02 03 (delegaties)

    01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

    10 01 05 01 (eigen onderzoek)

    Extern personeel (in voltijdequivalenten vte) 94

    20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    +2

    +3

    20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    Begrotingsonderde(e)l(en) (vermeld welke) 95

    - centrale diensten 96

    - delegaties

    01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

    10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    TOTAAL

    +5

    +10

    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    De EU-douaneautoriteit zal in 2028 met haar werkzaamheden van start gaan; er ligt dus een periode van ongeveer twee jaar tussen de oprichting van de autoriteit en de aanvang van haar werkzaamheden, die kan worden gebruikt voor de activiteiten die nodig zijn om het nieuwe orgaan op te zetten. De Commissie zal worden belast met het opzetten van de EU-douaneautoriteit. Voor dit proces moeten dus middelen worden uitgetrokken. De extra vte’s in 2026 en 2027 zijn in de bovenstaande tabel vermeld; daarna is het netto-effect op het personeel van de Commissie een vermindering.

    Om de EU-douaneautoriteit klaar te stomen voor haar werkzaamheden, zullen de extra vte’s de volgende voorbereidende activiteiten uitvoeren:

    1.Opstelling van de eerste begroting, daaronder begrepen ervoor zorgen dat uitvoeringsinstrumenten (boekhoud-/begrotingsbeheersystemen) en -procedures klaar zijn.

    2.Selectieprocedure voor de uitvoerend directeur (te beginnen met een waarnemend uitvoerend directeur van de Commissie voor 2026/2027 voordat de EU-douaneautoriteit operationeel wordt).

    3.Benoeming van de leden van de raad van bestuur en de uitvoerende raad.

    4.Voorbereiding van de eerste vergaderingen en besluiten.

    5.Voorbereiding van de hoofdzetel in overleg met de lidstaat van vestiging; onderhandelingen over een vestigingsovereenkomst; aankoop van apparatuur. IT; beveiliging; onderhoud.

    6.Indienstnemingen voor de EU-douaneautoriteit, in anticipatie op de zeer grote initiële behoeften. Initiële prioriteit voor functies die nodig zijn voor minimaal functioneren (capaciteit om salarissen te betalen, werktijden te organiseren, opleidingen te geven enz.).

    7.Definitie van organisatiestructuur, interne organisatie en procedures.

    8.Nagaan of personeel van de Commissie tijdelijk naar de EU-douaneautoriteit kan worden overgeplaatst.

    9.Creëren van een basiswebpagina en visuele identiteit.

    10.Opstelling van een eerste jaarlijks werkprogramma en/of enig programmeringsdocument.

    11.Opstelling van (een) bijdrageovereenkomst(en) indien daartoe wordt besloten.

    12.Ondersteuning verlenen vanuit het Douane-programma voor de eerste bijeenkomsten op deskundigenniveau van de EU-douaneautoriteit in 2026/2027.

    Uit de ervaringen met andere agentschappen die onlangs zijn opgericht, blijkt dat een team van ongeveer 10 personeelsleden in het partner-DG nodig is om deze aanlooptaken uit te voeren.

    De bovengenoemde taken zijn voornamelijk administratieve en procesgerelateerde taken. Met uitzondering van punt 12 hebben zij geen betrekking op de inhoud van de toekomstige werkzaamheden van de EU-douaneautoriteit.

    Extern personeel

    Werkzaamheden in verband met de bovengenoemde taken, met name de punten 1, 4, 5, 9 en 12.

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

    X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader. De 58 miljoen EUR die in 2026 en 2027 nodig is, zal worden toegewezen binnen de bestaande voorziening in het begrotingsonderdeel voor de eengemaakte markt: Samenwerking op het gebied van douane (Douane) — onderdeel 03 05 01

       Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

       Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader 97 .

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

    Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Totaal

    Medefinancieringsbron 

    TOTAAL medegefinancierde kredieten

     

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       X voor de eigen middelen

    voor overige ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 98

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    Totaal

    Artikel ….

    812

    828

    845

    862

    879

    896

    914

    6 035

    Vermeld voor de diverse toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Vermeld de methode voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    In de periode 2028-2034 leidt de hervorming tot extra inkomsten uit rechten in het kader van e-commerce, verminderd met 25 % nationale inningskosten (netto TEM). Deze worden geraamd op 750 miljoen EUR per jaar, geïndexeerd tegen 2 %, wat in deze periode ongeveer 6,035 miljard EUR oplevert.

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)



    BIJLAGE – AANNAMES

    Personeelsontwikkeling bij de EU-douaneautoriteit:

    Het aantal vte’s zal zich over het geheel genomen als volgt ontwikkelen.

    2026

    2027

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    EU-douaneautoriteit

    7

    14

    30

    50

    90

    140

    190

    230

    250

    Hoewel het niet binnen het toepassingsgebied van dit financieel memorandum valt, is het nuttig op te merken dat de effectbeoordeling bij dit voorstel een raming bevat van administratieve middelen die op nationaal niveau kunnen worden vrijgemaakt dankzij de vereenvoudiging en herinrichting van douaneprocessen. Tegen 2034 zouden de lidstaten, in vergelijking met het basisscenario, minder inspanningen moeten leveren voor de taken in kwestie, die in de orde van grootte van 2 000 vte’s worden geraamd 99 . Dit betekent niet en vereist evenmin dat de lidstaten hun douanediensten dienovereenkomstig zouden (moeten) verkleinen.

    Vanaf 2028 zou er ook in het verantwoordelijke DG geleidelijk personeel vrijkomen, aangezien bepaalde activiteiten die voorheen in het kader van het douaneprogramma en onder het beheer van TAXUD werden uitgevoerd, zouden worden vervangen door activiteiten van de EU-douaneautoriteit.

    Titel III:

    Titel III

    2028

    2029

    2030

    2031

    2032

    2033

    2034

    Totaal

    Douanesamenwerking.

    9 000 000

    10 000 000

    10 000 000

    11 000 000

    12 000 000

    13 000 000

    15 000 000

    80 000 000

    Geïndexeerd tegen 2 %

    9 741 889

    11 040 808

    11 261 624

    12 635 542

    14 059 913

    15 536 203

    18 284 916

    92 560 896

    De beleidsuitgaven van de EU-douaneautoriteit hebben betrekking op operationele douanesamenwerking.

    De EU-douaneautoriteit zal ook kosten in het kader van een bijdrageregeling, voor de EU-douanedatahub, beheren.

    Bovenstaand onderdeel douanesamenwerking dekt de kosten van het bijeenroepen van werkgroepen van douanedeskundigen van de lidstaten om intensief samen te werken op gebieden die onder het toepassingsgebied van het voorstel vallen, waaronder risicobeheer, implementatie en evaluatie van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen en gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden, opleidingen, ontwikkeling van werkmethoden en richtsnoeren voor technische kwesties, implementatie van Trust&Check, ontwikkeling van gemeenschappelijke bedrijfsprocessen en interoperabiliteit in verband met de EU-douanedatahub en de koppeling daarvan aan andere systemen enz. Het omvat ook het bijeenroepen van multidisciplinaire groepen van deskundigen op verschillende niveaus (sectoraal, nationaal, internationaal) over onderwerpen die onder het toepassingsgebied van het voorstel vallen, waaronder crisisvoorbereiding en -respons, uitvoering van gemeenschappelijke beleidsprioriteiten, ontwikkeling en uitvoering van samenwerkingskaders en de onderdelen daarvan (met inbegrip van toezichtstrategieën). De door de EU-douaneautoriteit opgezette groepen zullen een wezenlijke rol spelen om op doeltreffende wijze de douane-unie uniform gestalte te geven, aangezien de meeste operationele werkzaamheden nog steeds “ter plaatse” door de nationale autoriteiten worden uitgevoerd.

    (1)    Resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2023 over het dertigjarig bestaan van de eengemaakte markt: de verwezenlijkingen vieren en uitkijken naar toekomstige ontwikkelingen ( P9_TA(2023)0007 ).
    (2)    Een Unie die de lat hoger legt – Mijn agenda voor Europa Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie 2019-2024 .
    (3)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Een actieplan om de douane-unie op een hoger plan te brengen ( COM(2020) 581 final ).
    (4)    Werkdocument van de diensten van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het douanewetboek van de Unie ( SWD(2022) 158 final ).
    (5)    Ghiran, A., Hakami, A., Bontoux, L. en Scapolo, F., The Future of Customs in the EU 2040 , Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg, 2020.
    (6)     Putting more Union in the European customs, Ten proposals to make the EU Customs Union fit for a Geopolitical Europe - Report by the Wise Persons Group on the Reform of the EU Customs Union, Brussel, maart 2022.
    (7)    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 04/2021 : Douanecontroles: onvoldoende harmonisatie schaadt de financiële belangen van de EU.
    (8)    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 26/2018 : Een reeks vertragingen bij de IT-douanesystemen: wat ging er mis?
    (9)    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 12/2019 : Elektronische handel: voor veel uitdagingen op het gebied van de inning van btw en douanerechten moet nog een oplossing worden gevonden.
    (10)    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 19/2017 : tekortkomingen in het rechtskader en een ondoeltreffende uitvoering zijn van invloed op de financiële belangen van de EU.
    (11)     Werkprogramma van de Commissie voor 2022 : Europa samen sterker maken.
    (12)    Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor belastingplichtigen die afstandsverkopen van ingevoerde goederen faciliteren en de toepassing van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen en van de bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van btw bij invoer (PB L...).
    (13)    Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen en van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in het kader van een brede en alomvattende hervorming van de douane-unie (PB L...).
    (14)    Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
    (15)    Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
    (16)    Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).
    (17)    Europese Commissie, directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie, Integrated EU prohibitions and restrictions list : indicative calendar and list as of 1.1.2022 legal notice, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022.
    (18)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
    (19)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (COM(2021) 346).
    (20)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten op de markt van de Unie (COM(2022) 453 final).
    (21)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie.
    (22)    Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1).
    (23)    Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195).
    (24)    Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1).
    (25)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010 (COM(2021) 706).
    (26)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056 (COM(2021) 709 final).
    (27)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG (COM(2022) 142 final).
    (28)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (COM(2021) 564).
    (29)    Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
    (30)    Meer informatie over operationele samenwerking .
    (31)    Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening).
    (32)    Werkdocument van de diensten van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het douanewetboek van de Unie (SWD/2022/0158).
    (33)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13316-Revision-of-the-Union-Customs-Code_nl
    (34)    De Reflectiegroep douane is een subgroep van de Deskundigengroep douanebeleid van de Commissie. Zie code E00944 in het register van deskundigengroepen van de Commissie.
    (35)    Zie code E02134 in het register van deskundigengroepen van de Commissie.
    (36)    Study to support the interim evaluation of the implementation of the Union Customs Code, Oxford Research, Ipsos, CASE, Wavestone and Economisti Associati, 2021. Study on the Authorised Economic Operator programme, Oxford Research, Ipsos, Wavestone, CT Strategies and Economisti Associati, 2023. Study on an integrated and innovative overhaul of EU rules governing e-commerce transactions from third countries from a customs and taxation perspective, Pricewaterhouse Coopers EU Services, 2022 (niet definitief).
    (37)    Op basis van de aannames en tijdshorizon die in de effectbeoordeling, toen die werd opgesteld, zijn vermeld.
    (38)    Arrest van het Hof van 14 juli 2022 in zaak C-743/19, Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie, punten 66 en 74.
    (39)    PB C [...] van [...], blz. [...].
    (40)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (herschikking) (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
    (41)    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 4/2021: Douanecontroles: onvoldoende harmonisatie schaadt de financiële belangen van de EU.
    (42)    [OJ: Please insert in the text the number of] Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/... van de Commissie van dd/mm/2023 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft beschikkingen betreffende bindende inlichtingen op het gebied van de douanewaarde en beschikkingen betreffende bindende oorsprongsinlichtingen [and insert the number, date, title and OJ reference of that Delegated Regulation in this footnote].
    (43)    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).
    (44)    Zaak T-81/22 (PB C 148 van 4.4.2022).
    (45)    [OJ: Please insert in the text the number of the Regulation contained in document COM/2022/720 final – 2022/0379 (COD) and insert the number, date, title and OJ reference in this footnote.] Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een hoog niveau van interoperabiliteit van de overheidssector in de Unie (verordening Interoperabel Europa) [COM(2022) 720 final - 2022/0379 (COD)] (PB L ... van ...2023, blz. .).
    (46)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Europees interoperabiliteitskader – Implementatiestrategie (COM(2017) 134 final).
    (47)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
    (48)    Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
    (49)    Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
    (50)    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
    (51)    De regeling is gebaseerd op de Rijnvaartakte van Mannheim van 17 oktober 1868 en het protocol dat op 22 november 1963 door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is aangenomen. De Rijnvaartakte van Mannheim heeft betrekking op de oeverstaten België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zwitserland, die voor de toepassing van de akte als één gebied worden beschouwd.
    (52)    Wijzigingen op de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-overeenkomst van 1975) - Volgens de kennisgeving van de VN-depositaris C.N.85.2021.TREATIES-XI.A.16 treden de volgende wijzigingen op de TIR-overeenkomst op 1 juni 2021 in werking voor alle overeenkomstsluitende partijen (PB L 193 van 1.6.2021, blz. 1).
    (53)    Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
    (54)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
    (55)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité - “Een actieplan om de douane-unie op een hoger plan te brengen” (COM(2020) 581 final van 28.9.2020).
    (56)     joint_statement_on_decentralised_agencies_en.pdf (europa.eu)
    (57)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
    (58)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
    (59)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
    (60)    Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (herschikking) (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 4).
    (61)    Verordening (EU) 2022/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 23 november 2022 tot vaststelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (PB L 317 van 9.12.2022, blz. 1).
    (62)    Verordening van het Europees Parlement en de Raad (EU)  .../20.. tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie (wet op de artificiële intelligentie) en tot wijziging van bepaalde wetgevingshandelingen van de Unie [COM(2021) 206 final] [(2021/0106(COD)].
    (63)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
    (64)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
    (65)    Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad (PB L [...] van [...], blz. [...]). [OJ: Please insert in the text the number of the Regulation contained in document COM(2021) 206 final, 2021/0106(COD)) and insert the number, date, title and OJ reference of that Regulation in the footnote.]
    (66)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
    (67)    Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
    (68)    Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).
    (69)    Verordening (EU) 2023/... van het Europees Parlement en de Raad van .../.../2023 inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L ...).
    (70)    [OP : please insert final reference in the text – see footnote 19]
    (71)    Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
    (72)    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
    (73)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
    (74)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
    (75)    PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
    (76)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
    (77)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
    (78)    Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
    (79)    Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
    (80)    Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).
    (81)    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
    (82)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (83)    Van de meer dan 120 douanesystemen die door DG TAXUD worden beheerd, zullen de meeste volledig worden overgedragen aan de EU-douaneautoriteit; het gaat in beginsel om de systemen die de procedurele en operationele activiteiten van de douane implementeren of ondersteunen (bijvoorbeeld: Douanebeschikkingen, ICS2, NCTS, EBTI, SMS enz.). Anderzijds blijven aanvragen ter ondersteuning van beleids- of programmabeheer onder de verantwoordelijkheid van TAXUD (Taric, ART, CN, Surveillance 3 enz.).
    (84)    Study on the Authorised Economic Operator programme, Oxford Research, Ipsos, Wavestone, CT Strategies and Economisti Associati, 2022.
    (85)    De aannames die zijn gebruikt om deze ramingen op te stellen, zijn nader beschreven in de effectbeoordeling en de bijlagen daarbij.
    (86)    Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PB L 22 van 26.1.2005, blz. 1).
    (87)    Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72).
    (88)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (89)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (90)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (91)    Outputs zijn producten en diensten die moeten worden geleverd (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
    (92)    Outputs zijn producten en diensten die moeten worden geleverd (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
    (93)    Het is mogelijk dat sommige secretariaatsfuncties in de categorie TA (AST/SC) zullen vallen; bij de opstelling van dit financieel memorandum is er echter van uitgegaan dat deze posten in de CA-categorie zouden vallen.
    (94)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (95)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (96)    Voornamelijk voor de fondsen voor het cohesiebeleid van de EU, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA).
    (97)    Zie de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU, Euratom) 2093/2020 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027.
    (98)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    (99)    De aannames die zijn gebruikt om deze ramingen op te stellen, zijn nader beschreven in de effectbeoordeling en de bijlagen daarbij.
    Top

    Brussel, XXX

    [...](2023) XXX draft

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

    tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, tot oprichting van de douaneautoriteit van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 952/2013


    BIJLAGE: Concordantietabel

    Verordening (EU) nr. 952/2013

    Deze verordening          

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 3

    Artikel 2

    Artikel 4

    Artikel 3

    Artikel 2

    Artikel 4

    Artikel 5

    Artikel 5

    Artikel 22 

    Artikel 6

    Artikel 23

    Artikel 7

    Artikel 26

    Artikel 8

    Artikel 27

    Artikel 9

    Artikel 28

    Artikel 10

    Artikel 29

    Artikel 11

    Artikel 30

    Artikel 12

    Artikel 33

    Artikel 13

    Artikel 34

    Artikel 14

    Artikel 43

    Artikel 15

    Artikel 44

    Artikel 16

    Artikel 45

    Artikel 17

    Artikel 52

    Artikel 18

    Artikel 9

    Artikel 19

    Artikel 20

    Artikel 21

    Artikel 22

    Artikel 38

    Artikel 23

    Artikel 39

    Artikel 24

    Artikel 25

    Artikel 26

    Artikel 18

    Artikel 27

    Artikel 19

    Artikel 28

    Artikel 29

    Artikel 30

    Artikel 31

    Artikel 32

    Artikel 33

    Artikel 34

    Artikel 35

    Artikel 36

    Artikel 37

    Artikel 13

    Artikel 38

    Artikel 14

    Artikel 39

    Artikelen 51 en 163

    Artikel 40

    Artikel 134, lid 1, eerste zin, en artikel 158

    Artikel 41, lid 1

     Artikel 134, lid 1, tweede alinea

     Artikel 41, lid 2

     Artikel 134, lid 1, vierde alinea

     Artikel 41, lid 3

     Artikel 158, lid 3

     Artikel 41, lid 6 

     Artikel 134, lid 2

     Artikel 41, lid 7 

    Artikel 159, leden 1 en 2

    Artikel 42, leden 1 en 2

    Artikel 46, lid 1

    Artikel 43, leden 1 en 2

     Artikel 47, lid 1

     Artikel 43, lid 3 

    Artikel 188

    Artikel 44, lid 1

    Artikel 189 

    Artikel 45, leden 1, 2 en 3

     Artikel 190, lid 1

     Artikel 45, lid 4

    Artikel 191

    Artikel 46

    Artikel 192

    Artikel 47

    Artikel 48

    Artikel 48, leden 1 en 2

    Artikel 49

    Artikel 49

    Artikel 46, lid 4, tweede alinea

    Artikel 50, lid 2

     Artikel 46, leden 6 en 7

     Artikel 52 

    Artikel 153

    Artikel 51

     Artikel 154

    Artikel 52

    Artikel 53

    Artikel 54

    Artikel 55

    Artikel 153

    Artikel 56

    Artikel 154

    Artikel 57

    Artikel 155

    Artikel 58

    Artikel 59

    Artikel 194, lid 1, eerste alinea

    Artikel 60, lid 2

     

    Artikel 61

    Artikel 129

    Artikel 62, leden 1 en 2

     Artikel 158, leden 1 en 2

    Artikel 63, leden 1 en 3

     Artikel 159, lid 3

     Artikel 63, lid 4

    Artikel 162

    Artikel 64

    Artikel 166

    Artikel 65

    Artikel 167

    Artikel 66

    Artikel 170

    Artikel 67

    Artikel 171

    Artikel 68

    Artikel 172

    Artikel 69

    Artikel 173

    Artikel 70

    Artikel 174

    Artikel 71

    Artikel 179

    Artikel 72

    Artikel 182

    Artikel 73

    Artikel 74

    Artikel 75

    Artikel 197

    Artikel 76

    Artikel 198

    Artikel 77

    Artikel 199

    Artikel 78

    Artikel 127, lid 1

    Artikel 79

    Artikel 127, lid 3, eerste alinea, en artikel 127, lid 4, eerste alinea 

     Artikel 80, lid 1

    Artikel 127, lid 2

    Artikel 80, lid 6 

    Artikel 128

    Artikel 81, lid 1

    Artikel 129

    Artikel 82

    Artikel 133

    Artikel 83

    Artikel 135

    Artikel 84

    Artikel 139

    Artikel 85

    Artikel 147, leden 1 en 2

    Artikel 86, leden 2 en 3

    Artikel 87

    Artikel 201, lid 1

    Artikel 88, lid 1

     Artikel 201, lid 2

     Artikel 88, lid 3 

    Artikel 202

    Artikel 89

    Artikel 203

    Artikel 90

    Artikel 204

    Artikel 91

    Artikel 205

    Artikel 92

    Artikel 208

    Artikel 93

    Artikel 94

    Artikel 263, leden 1 en 2, en artikelen 270, 271 en 274

    Artikel 95, leden 1 en 2

    Artikelen 272 en 275

    Artikel 96

    Artikel 264

    Artikel 97

    Artikel 98

    Artikel 269, lid 1, en artikel 274

    Artikel 99, lid 1

    Artikel 277

    Artikel 100

    Artikel 210

    Artikel 101

    Artikel 211

    Artikel 102

     Artikel 211, lid 2

     Artikel 103

    Artikel 214

    Artikel 104

    Artikel 215

    Artikel 105

    Artikel 218

    Artikel 106

    Artikel 219

    Artikel 107

    Artikel 220

    Artikel 108

    Artikel 223

    Artikel 109

    Artikel 110

    Artikel 226

    Artikel 111

    Artikel 227

    Artikel 112

     Artikel 228

    Artikel 113

    Artikel 229

    Artikel 114

    Artikel 230

    Artikel 115

    Artikel 233

    Artikel 116

    Artikel 234

    Artikel 117

    Artikelen 237 en 246

    Artikel 118

    Artikel 145, lid 1 

    Artikel 119, lid 1

    Artikel 146

    Artikel 120

    Artikel 238

    Artikel 121

    Artikel 240

    Artikel 122

    Artikel 148, leden 1, 2 en 3

    Artikel 123

    Artikel 148, leden 5 en 6, en artikel 240, lid 3

    Artikel 124

    Artikel 241

    Artikel 125

    Artikel 242

    Artikel 126

    Artikel 243

    Artikel 127

    Artikel 244

    Artikel 128

    Artikel 247

    Artikel 129

    Artikel 248

    Artikel 130

    Artikel 249

    Artikel 131

    Artikel 250

    Artikel 132

    Artikel 251

    Artikel 133

    Artikel 252

    Artikel 134

    Artikel 254

    Artikel 135

    Artikel 255

    Artikel 136

    Artikel 256

    Artikel 137

    Artikel 257

    Artikel 138

    Artikel 258

    Artikel 139

    Artikel 259

    Artikel 140

    Artikel 260

    Artikel 141

    Artikel 260 bis

    Artikel 142

    Artikel 261

    Artikel 143

    Artikel 262

    Artikel 144

    Artikel 56

    Artikel 145

    Artikel 57

    Artikel 146

    Artikel 59

    Artikel 147

    Artikel 60

    Artikel 148

    Artikel 61

    Artikel 149

    Artikel 64

    Artikel 150

    Artikel 67

    Artikel 151

    Artikel 69

    Artikel 152

    Artikel 70

    Artikel 153

    Artikel 71

    Artikel 154

    Artikel 72

    Artikel 155

    Artikel 73

    Artikel 156

    Artikel 74

    Artikel 157

    Artikel 158

    Artikel 77

    Artikel 159

    Artikel 78

    Artikel 160

    Artikel 79

    Artikel 161

    Artikel 80

    Artikel 162

     Artikel 81

    Artikel 163

    Artikel 82

    Artikel 164

    Artikel 83

    Artikel 165

    Artikel 84

    Artikel 166

    Artikel 85

    Artikel 167

    Artikel 86

    Artikel 168

    Artikel 87

    Artikel 169

    Artikel 89

    Artikel 170

    Artikel 90

    Artikel 171

    Artikel 91

    Artikel 172

     Artikel 92

    Artikel 173

    Artikel 93

    Artikel 174

    Artikel 94

    Artikel 175

    Artikel 95

    Artikel 176

    Artikel 96

    Artikel 177

    Artikel 97

    Artikel 178

    Artikel 98

    Artikel 179

    Artikel 101

    Artikel 180

    Artikel 102

    Artikel 181

    Artikel 103

    Artikel 182

    Artikel 104

    Artikel 183

    Artikel 105

    Artikel 184

    Artikel 107

    Artikel 185

    Artikel 108

    Artikel 186

    Artikel 109

    Artikel 187

    Artikel 110

    Artikel 188

    Artikel 111

    Artikel 189

    Artikel 112

    Artikel 190

    Artikel 113

    Artikel 191

    Artikel 114

    Artikel 192

    Artikel 116

    Artikel 193

    Artikel 117

    Artikel 194

    Artikel 118

    Artikel 195

    Artikel 119

    Artikel 196

    Artikel 120

    Artikel 197

    Artikel 121

    Artikel 198

    Artikel 124

     Artikel 199

    Artikel 125

     Artikel 200

     Artikel 201

     Artikel 202

     Artikel 203

     Artikel 204

     Artikel 205

     —

     Artikel 206

     —

     Artikel 207

     —

     Artikel 208

     —

     Artikel 209

     —

     Artikel 210

     —

     Artikel 211

     —

     Artikel 212

     —

     Artikel 213

     —

     Artikel 214

     —

     Artikel 215

     —

     Artikel 216

     —

     Artikel 217

     —

     Artikel 218

     —

     Artikel 219

     —

     Artikel 220

     —

     Artikel 221

     —

     Artikel 222

     —

     Artikel 223

     —

     Artikel 224

     —

     Artikel 225

     —

     Artikel 226

     —

     Artikel 227

     —

     Artikel 228

     —

     Artikel 229

     —

     Artikel 230

     —

     Artikel 231

     —

     Artikel 232

     —

     Artikel 233

     —

     Artikel 234

     —

     Artikel 235

     —

     Artikel 236

     —

     Artikel 237

     —

     Artikel 238

     —

     Artikel 239

     —

     Artikel 240

     —

     Artikel 241

     —

     Artikel 242

     —

     Artikel 243

     —

     Artikel 244

     —

     Artikel 245

     —

     Artikel 246

     —

     Artikel 247

     —

     Artikel 248

     —

     Artikel 249

     —

     Artikel 250

     —

     Artikel 251

     —

     Artikel 252

     —

     Artikel 253

     —

     Artikel 254

     Artikel 255

      —

     Artikel 256

     —

     Artikel 257

     —

     Artikel 258

     Artikel 53

     Artikel 259

     Artikel 56

     Artikel 260

     Artikel 284

     Artikel 261

    Artikel 285

    Artikel 262

    Artikel 286

    Artikel 263

    Artikel 287

    Artikel 264

    Artikel 288

    Artikel 265

    Top