EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 10.2.2023
COM(2023) 68 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek
{SWD(2023) 29 final}
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek
Inhoud
1.
Inleiding
2.
Achtergrond
3.
Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU
4.
Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU
4.1
In 2022 voltooide projecten
4.2
Lopende projecten
4.2.1 Trans-Europese projecten
4.2.2 Nationale projecten
4.3
Risico’s op vertraging bij de IT-uitvoering van het DWU
4.4
Ondersteunende maatregelen
5.
Samenvatting en conclusies
1.Inleiding
Dit is het vierde verslag van de Commissie over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie (DWU) voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek
. Dit jaar gaat het verslag dieper in op de verdere vooruitgang die werd geboekt met de ontwikkeling van de elektronische systemen en beschrijft het de evolutie naar een volledig digitale omgeving die sinds de inwerkingtreding van het DWU heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt voortgebouwd op het werkprogramma van het DWU (DWU/WP)
, dat als uitgangspunt voor de voortgangsrapportage dient.
Bij de projecten die in het DWU/WP zijn opgenomen, kunnen drie categorieën van systemen worden onderscheiden:
I)elf centrale trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded (en waarbij ook de lidstaten vaak hun nationale systemen moeten ontwikkelen of upgraden);
II)drie gedecentraliseerde trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded, maar een belangrijke nationale component hebben die door de lidstaten moet worden uitgevoerd; en
III)drie nationale systemen die alleen door de lidstaten moeten worden ontwikkeld of geüpgraded.
In dit verslag wordt de tastbare voortgang geanalyseerd die met de drie soorten systemen is geboekt en worden de doelstellingen van elk project, de projectarchitectuur en de planning beschreven. Op basis daarvan wordt gewezen op mogelijke vertragingen en voorgenomen ondersteunende maatregelen. Het algemene oordeel over de voortgang bij de uitvoering van het DWU/WP is samengevat in de conclusie van dit verslag (deel 5) en illustreert dat terwijl enkele van de resterende projecten op schema liggen en zullen worden voltooid in overeenstemming met de projectplanning, andere (voornamelijk nationale systemen) vertragingen ondervinden tot na de wettelijke termijnen, waardoor de Commissie afwijkingen heeft moeten toestaan. Meer details over de planning en de status van elk project zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd.
2.Achtergrond
Het DWU is op 1 mei 2016 in werking getreden. Na de wijziging ervan in 2019
werden 2020, 2022 en 2025 vastgesteld als de uiterste termijnen voor de stapsgewijze voltooiing van de projecten voor de IT-omschakeling en -uitvoering. In artikel 278 DWU is bepaald dat er verder gebruik mag worden gemaakt van de bestaande elektronische en papieren systemen om douaneformaliteiten te vervullen (de zogenaamde “overgangsmaatregelen”) totdat de nieuwe of geüpgradede elektronische systemen waarin het DWU voorziet, operationeel zijn. De overgangsmaatregelen moeten worden stopgezet zodra de desbetreffende elektronische systemen klaar zijn.
Ter ondersteuning van dit complexe elektronische overgangsproces naar een volledig digitale omgeving voor de douane stelt het DWU/WP uiterste termijnen vast voor elk elektronisch systeem (en de mogelijke fasen ervan) in de periode 2020 tot 2025.
Krachtens artikel 278 bis moet de Commissie een jaarverslag indienen over de voortgang die is geboekt met de uitrol van de elektronische systemen die nog niet voltooid zijn. Daartoe heeft de Commissie relevante informatie verzameld via de volgende bronnen:
1) de nationale plannen die de lidstaten tweemaal per jaar (in januari en in juni) moeten indienen.
2) een enquête bij haar diensten en de lidstaten over de voortgang.
Via de enquête werd bij de lidstaten en de Commissie informatie verzameld over de huidige voortgang vergeleken met de plannen. De enquête leverde zowel kwantitatieve gegevens (behaalde of gemiste termijnen en mijlpalen) als kwalitatieve gegevens (nauwkeurige beschrijving van de inschatting van de complexiteit van de projecten, de uitdagingen, verwachte risico’s, vertragingen en redenen voor dergelijke vertragingen en de geplande en/of genomen ondersteunende maatregelen) op.
3) een specifieke enquête over de uitvoering van de nationale projecten.
De specifieke enquête over de voortgang bij de uitvoering van de nationale projecten bood een breed perspectief op de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt op het gebied van de kennisgeving van aankomst, de kennisgeving van aanbrengen, tijdelijke opslag, bijzondere regelingen – tweede component en de upgrade van de nationale invoersystemen, in het licht van de aanstaande deadline van het DWU van 31 december 2022.
4) bilaterale bijeenkomsten op hoog niveau tussen het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie van de Commissie (DG TAXUD) en de directoraten Douane IT van de lidstaten.
De resultaten van de enquêtes gaven de Commissie een duidelijk beeld van de status van elk systeem. Het werd echter belangrijk geacht actuele kennis te verwerven voor een volledig en nauwkeurig beeld van de stand van zaken van elk van de DWU-projecten in de lidstaten, inzicht te krijgen in de problemen waarmee de lidstaten werden geconfronteerd, en ideeën aan te reiken voor het verbeteren van problematische situaties. Daarom werden bilaterale bijeenkomsten op hoog niveau georganiseerd met het directoraat Douane IT van elke lidstaat.
5) resultaten van de trans-Europese coördinatie- en monitoringprogramma’s.
Dit verslag bevat ook een analyse op basis van meer gedetailleerde informatie die door de lidstaten is verstrekt in het kader van de coördinatieprogramma’s die sinds 2020 van kracht zijn voor de cruciale gedecentraliseerde trans-Europese systemen op het gebied van douanevervoer en uitvoer.
In dit jaarverslag wordt een beeld gegeven van de op 30 juni 2022 geboekte vooruitgang, met inbegrip van een overzicht van de verwachte vooruitgang tegen 31 december 2022 om een volledig beeld te krijgen van de vooruitgang die in 2022 is geboekt.
3.Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU
Tijdens de recente ontwikkelingen van DWU-projecten werd de projectmethode geoptimaliseerd. De bedrijfsprocesmodellering, datamodellering en technische specificaties werden meer gelijklopend ontwikkeld en er werd van meet af aan nauw samengewerkt tussen juridische, bedrijfs- en IT-deskundigen, zowel van de Commissie als van de lidstaten. De Commissie en de lidstaten nemen flexibelere processen aan voor de ontwikkeling van elektronische systemen van het DWU, die voorzien in een incrementele gebruikersfunctionaliteit door middel van snellere en beter beheersbare softwarereleases.
De Commissie en de lidstaten komen regelmatig samen om deze projectdocumenten voor elk trans-Europees systeem vast te stellen en goed te keuren. Daarnaast pleegt de Commissie stelselmatig overleg met het bedrijfsleven via de Trade Contact Group. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om rechtstreeks contact op te nemen met hun handelaren over de nationale plannen en handelsdocumenten. Een grote uitdaging bestaat erin dat de bestaande systemen vlot moeten blijven functioneren terwijl de ontwikkeling van de nieuwe systemen volop aan de gang is. Zodra de nieuwe systemen klaar zijn, is het van essentieel belang dat de overgang van de bestaande naar de geüpgradede systemen vlot verloopt. Dit is van wezenlijk belang om nadelige gevolgen voor het handelsverkeer en de douaneprocessen te voorkomen.
4.Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU
Het DWU/WP omvat zeventien projecten die leiden tot de uitrol van de vereiste elektronische systemen, waaronder veertien trans-Europese projecten waarvoor de Commissie en de lidstaten verantwoordelijk zijn, en drie systemen die uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen.
4.1In 2022 voltooide projecten
De Commissie kan melden dat de volgende nieuwe systemen of upgrades met succes zijn uitgerold:
·DWU Systeem van geregistreerde exporteurs — REX (nieuw): uitgerold in 2017.
·DWU Douanebeschikkingen — CDS (nieuw): uitgerold in 2017.
·DWU Directe toegang voor ondernemers tot de Europese informatiesystemen — UUM&DS (uniform gebruikersbeheer & digitale handtekening) (nieuw): uitgerold in 2017.
·DWU Systeem 2 voor de registratie en identificatie van marktdeelnemers – EORI2 (upgrade): uitgerold in 2018.
·DWU Surveillance 3 — SURV3 (upgrade): uitgerold in 2018.
·DWU Bindende tariefinlichtingen — BTI (upgrade): uitgerold in 2019.
·DWU Geautoriseerde marktdeelnemers — AEO (upgrade): uitgerold in 2019.
·DWU Inlichtingenbladen voor bijzondere regelingen — INF (nieuw): uitgerold in 2020.
·DWU Invoercontrolesysteem 2 - release 1 – (ICS2) - release 1 (upgrade): uitgerold in 2021.
4.2Lopende projecten
Voor de lopende projecten wordt in dit verslag gewezen op de resultaten die in 2022 werden behaald, maar ook op de problemen die zich bij de uitvoering van de nationale projecten hebben voorgedaan.
De trans-Europese projecten die tussen 2023 en 2025 worden uitgerold, worden beschreven in punt 4.2.1. Voor vier van deze projecten lopen de uitroltermijnen in 2023 af.
In dit verslag wordt de nadruk gelegd op de uitvoering van de drie in punt 4.2.2 genoemde nationale projecten, namelijk kennisgeving van aankomst, kennisgeving van aanbrengen en tijdelijke opslag, bijzondere regelingen – component 2 en een upgrade van de nationale invoersystemen. Deze zullen volgens de planning uiterlijk op 31 december 2022 operationeel zijn, zoals vastgelegd in het DWU. Veel lidstaten hebben echter aan de Commissie gemeld dat zij de in het DWU vastgestelde datum niet kunnen halen, en dit risico werd reeds in eerdere jaarlijkse voortgangsverslagen van het DWU geschetst.
4.2.1 Trans-Europese projecten
Wat de trans-Europese projecten betreft, werd in 2022 een reeks IT-projectdocumenten opgesteld en goedgekeurd als basis voor de systeemontwikkelingswerkzaamheden.
Deze trans-Europese projecten hebben een specifieke architectuur, die in sommige gevallen zowel centrale als nationale componenten vereisen en een of meer projectfasen omvatten, en die overeenkomstig artikel 278, lid 3, DWU uiterlijk op 31 december 2025 operationeel moeten zijn. De beschrijving en de voortgang van elk project zijn hieronder terug te vinden.
1)DWU Beheer van de zekerheidstelling — GUM (nieuw): zorgt overal in de EU voor realtimetoewijzing en -beheer van de verschillende soorten zekerheden. De verbeterde verwerkingssnelheid, traceerbaarheid en elektronische monitoring van zekerheden tussen douanekantoren zal naar verwachting leiden tot een snellere identificatie van gevallen waarin zekerheden ongeldig of ontoereikend worden geacht om de opgelopen of potentiële schuld te dekken. De gedecentraliseerde component GUM 2 moet op nationaal niveau worden ontwikkeld, zodat de lidstaten functies kunnen opnemen die alleen op nationaal niveau nodig zijn (bijvoorbeeld nationale zekerheden).
Vooruitgang: Met het oog op de wettelijke mijlpalen in het DWU/WP heeft de Commissie de technische specificaties voor component 1 met betrekking tot het trans-Europese GUM uiterlijk op 30 september 2022 voltooid, en moeten de lidstaten hun specificaties uiterlijk op 30 november 2024 hebben voltooid voor component 2 met betrekking tot het nationale systeem voor het beheer van zekerheden.
Wat het nationale systeem voor het beheer van zekerheden betreft, hebben de meeste lidstaten aangegeven dat voor dit project een laag risico geldt voor de tijdige uitvoering en een gemiddeld/laag complexiteitsniveau. Vier lidstaten hebben gemeld dat hun nationale component voor het systeem nu is uitgerold, en slechts twee lidstaten hebben aangegeven dat ze achter liggen op het schema om de mijlpaal te halen.
2)DWU Invoercontrolesysteem 2 – ICS2 (upgrade): versterkt de veiligheid van de toeleveringsketen door de kwaliteit, invoer, beschikbaarheid en uitwisseling van gegevens met betrekking tot kennisgevingen vóór aankomst (“summiere aangiften bij binnenbrengen”) en daarmee samenhangende risico- en controle-informatie te verbeteren. Dit project zal met name de samenwerking tussen de lidstaten bij het risicoanalyseproces vergemakkelijken. Het project zal worden opgeleverd in drie stappen met het oog op een vlotte omschakeling per vervoerswijze.
Vooruitgang: de ontwikkeling van release 2, voortbouwend op release 1, is van start gegaan. Deze tweede versie omvat nieuwe bedrijfsmodellen die de zakelijke behoeften, regels en gebruikersinterfaces weerspiegelen, waardoor de complexiteit van timers, gegevenskwaliteit, regels voor gegevensconsistentie en koppeling voor meerdere aangiften en kennisgevingen van aankomst toeneemt.
Op dit moment vormt de overgang van release 1 naar release 2 een uitdaging op grond van de verschillende overgangsvensters. De overgangsstrategie is in 2021 afgerond en bekendgemaakt en de crisisbeheersingsprotocollen en -procedures 24/7/365 zijn overeengekomen en onder alle lidstaten verspreid. Momenteel bereiden de lidstaten de nationale functionele en technische specificaties voor op basis van de door DG TAXUD verstrekte gemeenschappelijke EU-specificaties. De lidstaten hebben aangegeven dat de voortgang van de ontwikkelingen complexer verloopt, met name wat betreft het grotere aantal belanghebbenden op handelsgebied uit derde landen dat moet worden bereikt en hun bereidheid om te testen. Dit brengt risico's met zich mee voor de tijdige paraatheid van de lidstaten en de handel.
De werkzaamheden met betrekking tot het “Operational guidance compendium” (compendium met operationele richtsnoeren) voor release 2 zijn in het eerste kwartaal van 2022 afgerond en tegelijkertijd is het “Business continuity plan” (bedrijfscontinuïteitsplan) bijgewerkt om rekening te houden met de activiteiten van release 2. In april 2022 is het “End-to-end organisation document” gepubliceerd voor de lidstaten en de marktdeelnemers. Om de douanediensten van de lidstaten voor te bereiden op de ICS2-conformiteitstests vonden er in het tweede kwartaal van 2022 opleidingscampagnes plaats. De activiteiten voor de conformiteitstests zijn van start gegaan in het derde kwartaal van 2022.
Wat de stand van zaken van de ontwikkeling van ICS2 betreft, richten de lidstaten zich momenteel op release 2.
3)DWU Bewijs van Uniestatus – PoUS (nieuw): in dit systeem zullen alle bewijzen die bedrijven voorleggen om de Uniestatus van hun goederen aan te tonen, worden opgeslagen, beheerd en opgevraagd. Dit project kan zowel centraal als nationaal worden uitgerold, maar veel lidstaten hebben uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij gebruik willen maken van het door de Europese Commissie ontwikkelde centrale systeem. Aangezien de implementatie van het DWU-douanemanifest als bewijs van Uniestatus en het Europees maritiem éénloketsysteem van elkaar afhankelijk zijn, zal het project in twee fasen worden afgerond om inconsistentie te voorkomen en risico’s te beperken.
Vooruitgang: voor PoUS – fase 1 zijn de technische en systeemspecificaties in het eerste kwartaal van 2022 voltooid. Voor dit project wordt een wendbare aanpak gehanteerd in verband met de ontwikkeling, die de voortgangsplanning van het DWU/WP volgt.
Op het moment van schrijven is het project in de oprichtingsfase, die naar verwachting in november 2022 beëindigd wordt. Het is de bedoeling dat de conformiteitstests nog in 2022 van start gaan.
Wat PoUS – fase 2 betreft, zijn de functionele specificaties voor het DWU-douanemanifest in het tweede kwartaal van 2021 door de lidstaten aanvaard en zijn de technische en systeemspecificaties volgens de planning in het eerste kwartaal van 2023 van toepassing. Naar aanleiding van de werkzaamheden in verband met de technische uitvoering en recente juridische besprekingen is er een wijzigingsbeheersprocedure uitgevoerd om de functionele specificaties op elkaar af te stemmen.
Er werd benadrukt dat de uitroldatum van de PoUS fase 2 van het douanemanifest (2 juni 2025) niet volledig in overeenstemming is met de uitroldatum van het Europees maritiem éénloketsysteem (15 augustus 2025). Aangezien het de bedoeling is dat het PoUS-systeem via het Europees maritiem éénloketsysteem een aanzienlijke hoeveelheid douanemanifesten ontvangt en de kloof tussen de data onnodige lasten voor de handel met zich mee zou brengen, is het de bedoeling dat de uitroldata voor deze twee projecten op elkaar worden afgestemd.
4)DWU Gecentraliseerde inklaring — CCI (nieuw): moet het mogelijk maken dat goederen via een gecentraliseerd systeem onder een douaneregeling kunnen worden geplaatst, zodat marktdeelnemers hun douaneactiviteiten kunnen centraliseren. De verwerking van de douaneaangifte en de fysieke vrijgave van de goederen zullen door de desbetreffende douanekantoren worden gecoördineerd. Het systeem zal gebaseerd zijn op de nieuwe nationale invoersystemen en ervoor zorgen dat het gecentraliseerde inklaringsproces op Europees niveau automatisch kan verlopen.
Vooruitgang: wat CCI – fase 1 betreft, zijn met ingang van het eerste kwartaal van 2022 pre-conformiteitstests van start gegaan met vooroplopende lidstaten en was één lidstaat voornemens zijn testactiviteiten tegen december 2022 af te ronden en in het eerste kwartaal van 2023 de CCI met een standaardaangifte uit te rollen.
Wat de beoordeling van de volledigheid van het systeem betreft, meldde ongeveer 75 % van de lidstaten dat de ontwikkeling van het systeem op schema ligt. Verscheidene lidstaten hebben echter aangegeven dat de uitrol in het huidige stadium zal worden uitgesteld tot na de in het DWU/WP vastgestelde uiterlijke termijn. Dit kan betekenen dat sommige handelaren die voor al hun activiteiten gebruik wensen te maken van gecentraliseerde inklaring, dit in sommige lidstaten pas op een later tijdstip kunnen doen.
De Commissie had de technische specificaties voor CCI – fase 2 op 30 juni 2022 afgerond, ruim vóór de geplande start van de uitroltermijn in oktober 2023.
5)DWU Nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer — NCTS (upgrade): het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer brengt het bestaande systeem voor Unie- en gemeenschappelijk douanevervoer in overeenstemming met de nieuwe wettelijke bepalingen van het DWU, onder meer de aanpassing van de informatie-uitwisseling aan de DWU-gegevensvereisten en de upgrade en ontwikkeling van interfaces met andere systemen.
Vooruitgang: sinds de goedkeuring van de technische specificaties heeft het nationale ontwikkelingsgedeelte van NCTS – fase 5 moeite om de nodige middelen te krijgen, aangezien de aandacht van de lidstaten is verschoven naar gebieden met een hogere prioriteit. De ingebruikneming is aanzienlijk verschoven naar 2023 en wel naar het vierde kwartaal van 2023, waardoor de druk op de mijlpaal van 1 december 2023 nog verder toeneemt. Over het algemeen hebben alle lidstaten vooruitgang geboekt bij de uitrol van hun systemen. De trage voortgang bij de uitrol van hun nationale systemen wijst echter op een groot risico op vertragingen bij de voltooiing van NCTS - fase 5. Op dit moment is de overgang voor 48 % voltooid, terwijl het geplande percentage aanvankelijk op 72 % was vastgesteld. Desondanks hebben de meeste lidstaten gemeld dat zij op schema blijven voor de ingrijpende omschakeling (“big bang”) die gepland staat voor 1 december 2023.
Wat NCTS – fase 5 betreft, hebben alle lidstaten, op drie na, bevestigd dat zij voornemens zijn hun activiteiten te starten tijdens de uitroltermijn van het eerste kwartaal van 2021 tot en met het vierde kwartaal van 2023. Dit wordt weergegeven in Figuur 1. De gele staaf geeft de tijdslimiet aan voor de voorbereiding van de afsluiting van de bestaande uitvoer- en douanevervoersystemen van de lidstaten en het tijdstip waarop de nieuwe systemen operationeel moeten zijn volgens de wettelijke termijn die is weergegeven met de rode staaf.
Figuur 1 – NCTS – fase 5 operationeel gemaakt door nationale overheden
Voor NCTS - fase 6 (interconnectie met andere systemen) zijn de businesscase en het visiedocument in het vierde kwartaal van 2021 goedgekeurd door de ITSC, de ITCB en de ECCG. De functionele en technische specificaties worden tegelijkertijd opgesteld, in iteraties. De conformiteitstest en -uitrol kunnen worden beïnvloed door het feit dat sommige lidstaten NCTS - fase 5 later dan gepland uitrollen.
6)DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem — AES, de upgrade van zowel het bestaande trans-Europese systeem (projectcomponent 1) als de bestaande nationale uitvoersystemen (projectcomponent 2) heeft tot doel de DWU-vereisten voor de uitvoer en uitgang van goederen uit te voeren. Het project dat betrekking heeft op het trans-Europese AES voorziet in de implementatie van de DWU-vereenvoudigingen die de uitvoer van goederen voor Europese ondernemingen moeten faciliteren, zoals gecentraliseerde inklaring voor uitvoer, en van de DWU-verplichtingen inzake een beter toezicht op de goederen die het EU-douanegebied verlaten, teneinde fraude te voorkomen.
Vooruitgang: Het hoogtepunt in de 1e helft van 2022 is dat twee lidstaten in april 2022 de AES – component 1 internationaal in gebruik hebben genomen. Vijf andere lidstaten zullen eind 2022, begin 2023 volgen. Een representatief aantal lidstaten heeft vooruitgang geboekt of hun technische specificaties voltooid, terwijl vier lidstaten de daarmee verband houdende activiteiten nog niet hebben opgestart. De overgangsperioden die de lidstaten aan hun handelsgemeenschappen bieden, worden steeds meer ingekort of dreigen zelfs regelrecht te worden afgeschaft door een ingrijpende overgang (“big bang”) op te leggen als gevolg van tijdgebrek. Alle lidstaten, op drie na, bevestigden dat zij voornemens zijn hun activiteiten te starten tijdens de uitroltermijn van het eerste kwartaal van 2021 tot en met het vierde kwartaal van 2023. Dit wordt weergegeven in
f
igu
ur
2.
Figuur 2 – AES – component 1 operationeel gemaakt door nationale overheden
Voor AES – component 2, de upgrade van de nationale uitvoersystemen, heeft een representatief aantal lidstaten vooruitgang geboekt of hun technische specificaties voltooid, terwijl zes lidstaten hebben gemeld dat zij de daarmee verband houdende activiteiten nog niet hebben opgestart.
Om de stand van zaken van de resterende trans-Europese projecten samen te vatten, ligt de Commissie op schema volgens de wettelijke termijnen die zijn vastgesteld in het kader van het DWU en het DWU/WP, en volgens de projectmijlpalen die zijn uiteengezet in het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C) van 2019. Wat de uitrol door de lidstaten van de nationale componenten van deze trans-Europese systemen betreft, zijn er enkele risico’s voor vertragingen vastgesteld, met name voor ICS2 – release 2, CCI – fase 1, AES en NCTS – fase 5 (zie punt 4.3).
Tot slot dient te worden beklemtoond dat met het oog op de uitvoering van het DWU/WP, de Commissie in december 2022 ongeveer 87 % van haar activiteiten zal hebben verricht (vorig jaar was 84 % van alle ontwikkelingswerkzaamheden voltooid). Dit percentage is gebaseerd op kernprestatie-indicatoren voor de activiteiten die uitsluitend aan de Commissie zijn toegewezen en is geen weergave van de activiteiten die de lidstaten hebben verricht. In het onderstaande overzicht vindt u de prognoses die de voortgang en planning van DG TAXUD weerspiegelen.
Tijdschema
|
% gerealiseerd
|
Eind 2022
|
87 %
|
Eind 2023
|
95 %
|
Eind 2024
|
97 %
|
Eind 2025
|
100 %
|
Figuur 3 – Percentage van door de Commissie voltooide taken (bij benadering)
Hoewel de uitrol voor de meeste eigen projectactiviteiten van de Commissie niet afhankelijk is van de nationale vooruitgang, zijn er gevolgen voor bepaalde soorten activiteiten die in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten worden uitgevoerd, zoals het testen van de conformiteit van een nationale component van een trans-Europees systeem. Op basis van deze indirecte gevolgen kan worden gesteld dat de vertragingen door specifieke lidstaten bij de uitvoering van hun nationale componenten wel degelijk van invloed zijn op de algemene resultaten van de uitvoering van het DWU.
4.2.2 Nationale projecten
De lidstaten moeten de upgrade van hun drie volledig nationale systemen voltooien. De ontwikkelingsactiviteiten zijn een nationale aangelegenheid, waarbij processen en gegevensvereisten voor het externe domein zijn vastgelegd in de wetgeving van de Unie.
De drie nationale projecten die uiterlijk op 31 december 2022 klaar moeten zijn overeenkomstig artikel 278, lid 2, DWU, zijn:
1)DWU Kennisgeving van aankomst, kennisgeving van aanbrengen en tijdelijke opslag (NA, PN en TS) – (upgrade): met dit project wordt beoogd de processen voor de kennisgeving van de aankomst van het vervoermiddel, het aanbrengen van de goederen (kennisgeving van aanbrengen) en de aangifte tot tijdelijke opslag op nationaal niveau te automatiseren, zoals in het DWU beschreven. Het project ondersteunt de harmonisatie van de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven en douane in alle lidstaten.
Vooruitgang: wat de tijdige uitrol van de vereiste nationale systemen door alle lidstaten betreft, werd in het verslag van vorig jaar al op het bestaan van een risico gewezen. Er wordt melding gemaakt van extra vertragingen ten opzichte van het jaarlijkse verslag over de voortgang van het DWU 2021. Tegen eind 2022 waren NA, PN en TS slechts in respectievelijk 4, 7 en 6 van de lidstaten voltooid – zie punt 3.1.2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag.
2)DWU Nationale invoersystemen – NIS (upgrade): uitvoering van alle uit het douanewetboek voortvloeiende processen en gegevensvereisten die verband houden met invoer. De lidstaten moeten op hun niveau technische specificaties ontwikkelen als een eerste stap naar de voltooiing van de systemen.
Vooruitgang: Er wordt melding gemaakt van extra vertragingen ten opzichte van het jaarlijkse verslag over de voortgang van het DWU 2021. Tegen eind 2022 was de upgrade van NIS naar de DWU-vereisten slechts in 10 lidstaten voltooid – zie punt 3.2.2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag.
3)DWU Bijzondere regelingen — SP (upgrade): zal de bijzondere regelingen harmoniseren en vergemakkelijken (douane-entrepot, bijzondere bestemming, tijdelijke invoer en actieve en passieve veredeling). De lidstaten zullen alle DWU-wijzigingen die voor deze bijzondere regelingen noodzakelijk zijn, in hun nationale systemen moeten implementeren. De invoercomponent zal deel uitmaken van de upgrade van het DWU-project nationale invoersystemen, terwijl de uitvoercomponent van de bijzondere regelingen zal worden uitgerold in overeenstemming met en als onderdeel van het nationale DWU geautomatiseerde uitvoersysteem (AES).
Vooruitgang: gezien de bestaande onderlinge afhankelijkheid met de nationale invoersystemen (upgrade) en andere specifieke omstandigheden kunnen verscheidene lidstaten de wettelijke termijn voor de SP-invoercomponent niet halen. 15 lidstaten waren voornemens de ontwikkelingsactiviteiten voor de SP-invoercomponent tegen eind 2022 te voltooien – zie punt 3.3.2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit verslag. Sommige lidstaten hebben deze mijlpaal echter wellicht niet gehaald gezien de meest recente ontwikkelingen die zijn gemeld voor hun NIS-upgrade. Voor de SP-uitvoercomponent met een uiterste termijn van 1 december 2023 ziet de situatie er beter uit, aangezien de meeste lidstaten de uitrol binnen de uiterste termijnen plannen.
Samenvattend: ondanks de geleverde inspanningen hebben veel lidstaten vertraging opgelopen en zullen zij derhalve niet in staat zijn de in het DWU vastgestelde termijn voor de operationele werking van de nationale systemen (31 december 2022) te halen.
4.3Risico’s op vertraging bij de IT-uitvoering van het DWU
De ontwikkelingen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is, vorderen goed en er zijn geen vertragingen vastgesteld of opgetreden ten aanzien van de wettelijke deadlines. Bovendien werden er geen belangrijke risico’s gemeld die zouden leiden tot een laattijdige uitrol. Ook al hebben wij in dit verslag een onderscheid gemaakt tussen de vooruitgang door de Commissie en die door de lidstaten, toch zijn er enkele neveneffecten van de nationale vertragingen op de voortgang van de trans-Europese systemen zoals ICS2, CCI, AES en NCTS, en bijgevolg ook in beperkte mate op de activiteiten van de Commissie. Het gaat hier bijvoorbeeld om langere investeringen voor conformiteitstesten, voor trans-Europese coördinatiesteun en -monitoring, in termen van bijstand voor alternatieve nationale ontwikkelings- en uitrolschema’s, en zelfs om het langer aanhouden van centrale componenten die voor de overgang zijn ingezet.
Wat de algehele vooruitgang van de lidstaten bij de uitvoering betreft, boeken zij geleidelijk vooruitgang met de ontwikkelingen die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De meeste daarvan gaan echter trager dan gepland, wat ertoe leidt dat er vertragingen zijn gemeld voor een of meer projecten die de wettelijke termijnen overschrijden.
De lidstaten hebben diverse redenen aangevoerd om de gemelde vertragingen te rechtvaardigen. De meeste problemen en risico's zijn jaar na jaar waargenomen en hebben de voortgang van hun activiteiten beïnvloed en uiteindelijk geleid tot vertragingen bij de ontwikkeling van hun systemen. De lidstaten hebben melding gemaakt van de belangrijkste problemen en risico's voor vertraging, zoals een gebrek aan financiële en personele middelen, de impact en nieuwe planning naar aanleiding van het pakket voor btw en e-handel, specifieke werkomstandigheden als gevolg van de COVID-19-pandemie, concurrerende prioriteiten en de gevolgen van de brexit en de oorlog in Oekraïne voor de douanesector. De lidstaten wezen ook op het feit dat de nationale IT-infrastructuur niet aan de behoeften van de projecten kon voldoen, dat er capaciteitsproblemen waren bij contractanten en afhankelijkheden van andere belanghebbenden, op de overgang en het testen met de marktdeelnemers, op late of niet-succesvolle aanbestedingen om werkzaamheden uit te besteden en op complexe systeemintegraties van de DWU-projecten.
Aangezien het DWU-werkprogramma in april 2019 is opgesteld en de Commissie haar functionele en technische specificaties voor de trans-Europese systemen tijdig heeft verstrekt, lijkt het vanuit bestuurlijk oogpunt problematisch dat er nog steeds enkele lidstaten zijn waar nog geen aanbestedingen zijn gegund (ten tijde van onze beoordeling met de lidstaten) of waar zich aanzienlijke problemen voordoen in het nationale aanbestedingsproces.
De Commissie heeft bilaterale bijeenkomsten gehouden om met alle afzonderlijke lidstaten hun problemen te bespreken, om te herhalen dat er prioriteit moet worden gegeven aan de DWU-projecten en om advies te verstrekken over mogelijke vervolgacties en -maatregelen. In dit verband hebben 24 lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 4, van het douanewetboek van de Unie formele verzoeken om afwijkingen bij de Commissie ingediend met betrekking tot de vertraging van de nationale projecten tot na de uiterste datum van 31 december 2022. Hieronder volgt een overzicht van de door de lidstaten gevraagde afwijkingen:
·Voor de uitvoering van de kennisgeving van aankomst hebben de volgende lidstaten om een afwijking verzocht: AT, BG, BE, CY, CZ, DK, EE, ES, FR, EL, HU, HR, LU, MT, NL, PL, PT, RO, SE, SI en SK. Tegelijkertijd hebben AT, BG, CY, DE, EE, ES, FI, FR, HR, HU, LT, LV, NL, PL, RO, SE en SI gemeld dat zij de in ICS2 – release 2 (geplande uitrol op 1 maart 2023) geïntegreerde kennisgeving van aankomst zullen gebruiken. DE en IE hebben voor de kennisgeving van aankomst “niet van toepassing” aangegeven.
·Voor de uitvoering van de kennisgeving van aanbrengen hebben de volgende lidstaten om een afwijking verzocht: AT, BE, CY, CZ, DK, EE, ES, FR, EL, HU, HR, LU, MT, NL, PL, PT, RO, SE, SI en SK.
·Voor de uitvoering van de tijdelijke opslag hebben de volgende lidstaten om een afwijking verzocht: AT, BE, CY, CZ, DK, EE, ES, FR, EL, HU, HR, LT, LU, MT, NL, PL, PT, RO, SE, SI en SK.
·Voor de uitvoering van de upgrade van de nationale invoersystemen hebben de volgende lidstaten om een afwijking verzocht: AT, BE, CY, CZ, DK, ES, FR, EL, HU, LT, LU, MT, NL, PT, RO en SE. Deze vertragingen zullen gevolgen hebben voor het trans-Europese CCI-project en de bijzondere regelingen - component 2, die dezelfde tijdlijn volgen als de upgrade van de nationale invoersystemen.
De Commissie heeft de door elke lidstaat ontvangen verzoeken en de door de lidstaten verstrekte rechtvaardigingen met betrekking tot specifieke omstandigheden zorgvuldig beoordeeld en heeft uitvoeringsbesluiten vastgesteld waarbij aan de verzoekende lidstaat voor een beperkte periode, tot uiterlijk 31 december 2023, afwijkingen worden toegestaan voor de kennisgeving van aankomst, de kennisgeving van aanbrengen, de tijdelijke opslag, nationaal invoersysteem enz. Voorts zal voor het nationale invoerproject een iteratieve aanpak worden toegestaan voor het vervoer over zee, met het oog op de afstemming op de in het DWU-werkprogramma vastgestelde datum voor ICS2 - release 3.
Naast de informatie die voor dit jaarlijkse voortgangsverslag is verzameld, en zoals blijkt uit het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, hebben verscheidene lidstaten de Commissie afzonderlijk en formeel (door middel van een verzoek om een afwijking) in kennis gesteld van vertragingen bij de andere (voornamelijk trans-Europese) projecten:
·Voor de uitvoering van de ICS2 – release 2 hebben de volgende lidstaten om een afwijking verzocht: AT, DK, EE, FR, EL, NL en RO. In dezelfde zin hebben CY, FI, FR, EL en NL melding gemaakt van vertragingen met betrekking tot ICS2 – release 3. Zie de punten 4.3.1 en 4.3.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
·Voor de uitvoering van de PoUS – fase 1 hebben de volgende lidstaten een uitroldatum gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: EL. Voor fase 2 heeft FI melding gemaakt van vertragingen bij de uitvoering van het systeem. Zie punten 4.4.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
·Voor de uitvoering van de CCI – fase 1 hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: DE, DK, FI, FR en EL. Voor de uitvoering van de CCI – fase 2 hebben EE en FI een datum van ingebruikneming aangegeven die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma. Zie punt 4.5.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
·Voor NCTS – fase 5 hebben AT, LT en NL melding gemaakt van vertragingen bij de uitrol van het systeem. Zie punt 4.6.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
·Voor de uitvoering van de AES – component 1 hebben AT, FI en SE een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU. Zie punt 4.7.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
·Voor de uitvoering van de GUM – component 2 hebben de volgende lidstaten een datum van ingebruikneming gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: FI en FR. Zie punt 4.2.2 van het begeleidende document bij dit verslag.
De Commissie analyseert en volgt de situatie voor de bovengenoemde projecten nauwlettend op en neemt maatregelen om haar steun te verhogen – (zie punt 4.4 hieronder).
Tot besluit kan worden gesteld dat een meerderheid van de lidstaten niet in staat is gebleken de in de vorige verslagen beschreven risico’s naar behoren te beperken en dat er zich daadwerkelijk vertragingen hebben voorgedaan bij de nationale invoerprojecten met uitroldatum 31 december 2022. De vertragingen bij deze projecten dreigen een negatief effect te hebben op de uitrol van de nationale componenten van trans-Europese systemen omdat de diverse uitvoeringen in een korter tijdsbestek moeten plaatsvinden. Bovendien belemmeren deze vertragingen de capaciteit van zowel de lidstaten als de EU om relevante gegevens te verzamelen en kritieke gegevens te analyseren, waardoor onze collectieve inspanningen om fraude doeltreffend aan te pakken, worden ondermijnd. Tot slot zal de handel pas in een later stadium tegen het einde van de overgangsperiode kunnen profiteren van de door het DWU beoogde voordelen van de volledige digitalisering van douaneprocedures en van handelsfaciliteringsprojecten zoals CCI.
4.4Ondersteunende maatregelen
Wat de nationale projecten betreft, blijkt uit de door de lidstaten verstrekte informatie over de planning en de voortgang dat de situatie voor AN/PN/TS, de upgrade van de nationale invoersystemen en bijzondere regelingen – component 2 (NSP IMP) in 2022 is verslechterd ten opzichte van de in 2021 gemaakte planning.
Gezien de situatie heeft de Commissie de steun aan de lidstaten geïntensiveerd aan de hand van verscheidene maatregelen. De Commissie heeft het toezicht verscherpt door frequentere voortgangsverslagen van de lidstaten te verzamelen en bilaterale bijeenkomsten op hoog niveau met elke lidstaat te organiseren om de voortgang en de planning te bespreken. De IT-uitvoering van het DWU bleef een terugkerend onderwerp op de agenda van de meeste missies van de directeur-generaal met zijn ambtgenoten en op de agenda van de plenaire vergaderingen met de directeuren-generaal van de lidstaten. De lidstaten werden aangemoedigd alle nodige ondersteunende maatregelen te nemen en verzoeken om financiering in het kader van het herstel- en veerkrachtfonds in te dienen om de IT-werkzaamheden van de douane te ondersteunen, hoewel niet veel lidstaten van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt.
De Commissie heeft de lidstaten aanvullende richtsnoeren verstrekt voor de uitvoering van de nationale projecten, bijvoorbeeld door een documentatiepakket uit te brengen over het hergebruik van CCI-specificaties voor de nationale invoersystemen en door bij de DG TAXUD een helpdesk op te zetten voor het behandelen van vragen over juridische, procedurele en technische kwesties.
De Commissie heeft tijdens elke bilaterale bijeenkomst ook aanvullende steun aan de lidstaten voorgesteld. Het antwoord van de lidstaten op dergelijke voorstellen luidde systematisch dat hun situatie bijzonder is, dat de betrokken systemen nationale systemen zijn met hun specifieke nationale kenmerken en dat steun van de Commissie daarom niet echt nodig is. Als meer belanghebbenden bij de bestaande nationale projecten worden betrokken, kan dit zelfs tot extra vertragingen leiden. De steun die de lidstaten van de Commissie verwachten, heeft uitsluitend betrekking op de herziening van de relevante geplande uitroldata voor het DWU, naar aanleiding van hun officiële verzoeken om afwijkingen. Ondanks deze feedback zal de Commissie in de periode 2023-2025 de mogelijkheid blijven onderzoeken om aanvullende steun te verlenen aan lidstaten die dit wensen, door eventueel advies te verstrekken via deskundigen op gebieden als governance, projectmanagement, veranderingsbeheer van bedrijfsprocessen, aanbesteding, communicatie enz. De lidstaten die mogelijk geïnteresseerd zijn in dergelijk advies of dergelijke ondersteuning worden verzocht relevante verzoeken bij de Commissie in te dienen.
De lidstaten hebben aangegeven dat zij de volgende soorten ondersteunende maatregelen nemen: het gebruik van een wendbare ontwikkelingsaanpak, het uitbesteden van meer ontwikkelingsactiviteiten of het gelijktijdig uitvoeren van verschillende activiteiten, het mobiliseren van extra middelen, het opsplitsen van de projecten in verschillende fasen, het geven van prioriteit aan een belangrijk toepassingsgebied en het mogelijk veranderen van de organisatiestructuur met hun leveranciers om een efficiënter ontwikkelingsproces te realiseren. Naar deze maatregelen werd verwezen voor nationale en trans-Europese projecten.
Wat de projecten in verband met trans-Europese systemen betreft, heeft de Commissie haar steun aan de lidstaten voortgezet en versterkt door innovatieve ontwikkelings- en uitrolmechanismen op te zetten, de governance-aanpak te verfijnen en trans-Europese coördinatie- en monitoringprogramma’s te verstrekken. Dit wordt hieronder nader beschreven.
Om het risico op vertragingen te beperken, hanteert de Commissie een wendbare aanpak in verband met de ontwikkeling en uitrol van de elektronische systemen van het DWU, met name tijdens de softwareontwikkelingsfase van elk project. Dit maakt prototypeontwikkeling en snellere oplossingen mogelijk en zorgt voor een evenwichtigere werklast voor de Commissie en de lidstaten. Deze methode werd eerst uitgetest in de projecten AES, NCTS — fase 5 en ICS2 en is door de lidstaten en bedrijven gunstig onthaald. Voorts heeft de Commissie vanaf het begin van de projecten een mechanisme vastgesteld voor betere samenwerking tussen alle belanghebbenden, om de kwaliteit van de voorbereidende activiteiten te verhogen en moeilijkheden bij de besluitvorming en aanvullende vereisten in latere projectstadia te voorkomen.
Het dashboard van het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C) wordt nog steeds gebruikt om de voortgang te volgen, zodat de Commissie potentiële vertragingen in een vroeg stadium kan vaststellen. Het MASP-C 2019 en het DWU/WP 2019 dienen als basis voor de mijlpalen op het dashboard. Het dashboard wordt elk kwartaal ter informatie en sturing aan de lidstaten (Electronic Customs Coordination Group) en het bedrijfsleven (Trade Contact Group) gepresenteerd.
De Commissie volgt niet alleen de vorderingen bij de belangrijkste projectmijlpalen, zoals aangegeven in het DWU/WP en het MASP-C, maar legt ook specifieke tussentijdse mijlpalen per project vast (bv. mijlpalen voor de voltooiing van de conformiteitstests door alle lidstaten). Dit strakke toezicht is noodzakelijk om de uitrol van de gedecentraliseerde trans-Europese systemen beheersbaar te houden en extra kosten te vermijden voor de exploitatie van oude en nieuwe systemen in het geval van een verlengde uitroltermijn.
Voor de uitvoering van het ICS2-programma is, na de succesvolle uitrol van ICS2 – release 1, de focus verschoven naar een soepele ontwikkeling van release 2 en release 3. De lidstaten zetten zich nu in voor de tijdige uitvoering van release 2.
De Commissie heeft de nationale overheden en marktdeelnemers de volgende steun verleend bij hun ontwikkelingsactiviteiten in het kader van ICS2 - release 2:
·Oprichting van een specifiek forum en organisatie van webinars, ondersteuning via veel gestelde vragen en organisatie van regelmatige plenaire trans-Europese coördinatievergaderingen in verband met ICS2 met deelname van alle lidstaten, individuele marktdeelnemers, bedrijfsverenigingen en internationale organisaties.
·Nauwgezette en voortdurende monitoring, planning van nationale en handelsprojecten om te garanderen dat ze zijn afgestemd op de centrale planning van de Commissie en de relevante mijlpalen voor de IT-oplevering. Communicatiecampagnes, waarbij verschillende activiteiten werden uitgevoerd tijdens de uitrol van het ICS2-programma, waaronder de aanmaak van specifieke inhoud over het ICS2-programma op de webpagina van DG TAXUD, een socialemediacampagne en rechtstreekse communicatie met belanghebbenden.
·Online opleidingssessies en opleidingsmateriaal.
·Publicatie van factsheets die specifiek zijn opgesteld voor marktdeelnemers uit derde landen, presentaties tijdens door DG TAXUD of handelsactoren georganiseerde evenementen, waarbij de documentatie over de ICS2 - release 2 beschikbaar is in de openbare bibliotheek op CIRCABC.
Voor de trans-Europese systemen NCTS — fase 5 en AES zet de Commissie het “driemaandelijks monitoringprogramma van nationale overheden” voort, waarbij gebruik wordt gemaakt van kernprestatie-indicatoren om regelmatig de voortgang te beoordelen en ruim op tijd voor eventuele problemen te waarschuwen. Om de lidstaten te ondersteunen bij de ontwikkeling en de uitrol van hun nationale componenten voor de trans-Europese systemen heeft de Commissie bovendien een “programma voor de coördinatie van nationale overheden” opgezet met de volgende activiteiten:
·speciale helpdesk.
·Er vonden honderden virtuele bijeenkomsten plaats met deskundigen en managers op operationeel, midden- en seniormanagementniveau om de risico’s van vertragingen in de lidstaten te beperken. Individuele steun aan elke lidstaat om hen een naadloze testervaring te bieden, hun paraatheid te versnellen en hun technische risico’s te beperken.
·Opleidingsprogramma met de nadruk op het instappen van de eerste reeks lidstaten die in 2022 met de conformiteitstests beginnen.
·Informatie aan de handel over de voortgang en de plannen van de lidstaten.
·De Commissie heeft aan de ECCG en de douanebeleidsgroep (CPG) verslag uitgebracht over de voortgang van de lidstaten en andere ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer en het huidige verslag verstrekt met het overzicht van de kernprestatie-indicatoren van de geaggregeerde nationale plannen. De Commissie heeft een driemaandelijks geconsolideerd voortgangsverslag uitgebracht over de overgang van zowel NCTS – fase 5 als AES vanaf het eerste kwartaal van 2021.
Wat CCI – fase 1 betreft, worden de lidstaten, na de resultaten van de door de Commissie georganiseerde periodieke vergaderingen, aangemoedigd om hun IT-aanbieder tijdig te selecteren en de interne middelen vooraf te plannen zodat er voldoende tijd is voor ontwikkeling, tests en uitrol. Tegelijkertijd beveelt de Commissie aan dat de connectiviteitstests met CCN2 gelijktijdig met of voorafgaand aan de ontwikkeling worden uitgevoerd en dat de pre-conformiteitstests gelijktijdig met de ontwikkelingsactiviteiten worden uitgevoerd.
De meeste lidstaten zullen hun gehele IT-douanesysteem moeten vernieuwen om dit aan te passen aan de nieuwe douaneprocessen zoals voorgeschreven door het DWU. Een meerderheid van de lidstaten is echter van plan de uiterste termijn van 1 december 2023 voor de trans-Europese systemen te halen. De lidstaten hebben vooruitgang geboekt met hun specificaties en ontwikkeling, sommige door conformiteitstests en andere door hun connectiviteit met de centrale diensten. Voor CCI – fase 1, AES en NCTS – fase 5 zijn de meeste lidstaten van plan pas in de laatste twee kwartalen van 2023 operationeel te worden (duidelijke verschuiving naar het einde van de uitroltermijn).Vanuit dit perspectief zullen de lidstaten buitengewone inspanningen moeten leveren en tijdig moeten reageren om de vertragingen in te lopen. De lidstaten worden verzocht transparant te zijn met hun nationale projectplannen, deze projecten meer prioriteit te geven en een “plan B” op te stellen om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen.
5.Samenvatting en conclusies
Na een zorgvuldige evaluatie van de voortgang van de IT-uitvoering van het DWU, met behulp van verschillende instrumenten (enquêtes, bilaterale bijeenkomsten, virtuele gesprekken, nationale planning enz.), kan worden vastgesteld dat de lidstaten te maken hebben met vertragingen en uitdagingen bij het uitrollen van de elektronische systemen van het DWU binnen de vastgestelde termijnen. In 2022 lag de nadruk vooral op de nationale projecten inzake kennisgeving van aankomst, tijdelijke opslag, kennisgeving van aanbrengen, upgrade van nationale invoersystemen en bijzondere regelingen – component 2, waarvoor de wettelijke termijn van het DWU is vastgesteld voor het einde van het verslagjaar.
In het licht van de in het vorige verslag vastgestelde risico’s heeft de Commissie stappen ondernomen om de voortgang van de nationale projecten nauwkeuriger te monitoren en de lidstaten steun te verlenen met betrekking tot de nationale invoerprocessen en -systemen. Een meerderheid van de lidstaten is er echter niet in geslaagd de in de vorige verslagen beschreven risico’s naar behoren te beperken en er hebben zich daadwerkelijk vertragingen voorgedaan bij de nationale invoerprojecten met uitroldatum 31 december 2022. Gezien de tegenslag in de voortgang van de uitvoering hebben veel lidstaten vertragingen voor deze projecten gemeld en overeenkomstig artikel 6, lid 4, van het DWU een formeel verzoek om afwijking bij de Commissie ingediend om een verlenging te vragen van de uitroltermijnen van de systemen. De lidstaten hebben gemeld dat de beperkte middelen, de complexiteit van de projecten en de integratie ervan, de talrijke verplichtingen die via de douanesystemen moeten worden ingevoerd, de contractuele kwesties en enkele externe factoren zoals de gevolgen voor de douane van de COVID-19-pandemie, de brexit en de oorlog in Oekraïne de belangrijkste oorzaken van deze vertragingen zijn. De Commissie heeft de verzoeken om afwijking en de door elke lidstaat verstrekte motiveringen zorgvuldig beoordeeld in termen van specifieke omstandigheden. Dit heeft geleid tot de aanvaarding van een aantal (niet alle) verzoeken om afwijkingen van de lidstaten, zoals blijkt uit de desbetreffende uitvoeringsbesluiten van de Commissie voor de nationale aangifte- en/of invoersystemen. De vertragingen bij de uitrol van die nationale systemen brengen de tijdige uitrol van de resterende trans-Europese systemen in gevaar, aangezien de diverse uitvoeringen in een korter tijdsbestek moeten plaatsvinden, waarbij de uiterste termijn dichterbij komt.
In vergelijking met vorig jaar worden bovendien ook de trans-Europese systemen getroffen, omdat meer lidstaten vertragingen melden bij hun ontwikkelingen voor ICS2 – release 2, CCI – fase 1, AES en NCTS – fase 5. In dit verband dreigen de overgangsperioden die de lidstaten aan hun handelsgemeenschappen bieden, steeds meer te worden ingekort of dreigen ze zelfs regelrecht te worden afgeschaft door een ingrijpende overgang (“big bang”) op te leggen. Dit heeft gevolgen voor de lopende voorbereidingen van de handelsgemeenschap om de nieuwe systemen en hun interfaces met de douane in te voeren, terwijl de werkelijke voordelen voor de handel die deze digitalisering van het DWU en projecten zoals de CCI opleveren, pas in een later stadium, tegen het einde van de algemene overgangsperiode van het DWU, zullen worden verwezenlijkt. De langere overgangsperiode zal ook negatieve gevolgen hebben voor de lidstaten die op tijd klaar zijn en voor handelaren die in verschillende lidstaten actief zijn en langer te maken krijgen met niet-geharmoniseerde procedures.
De lidstaten zullen hun strategieën, middelen en governance-benaderingen opnieuw moeten beoordelen om verdere neveneffecten van de vertragingen op andere projecten te voorkomen.
Meer details over de planning en de status van elk project zijn te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd. In figuur 4 hieronder staat een beknopt overzicht van de planning en de voortgang, met de risico’s gemarkeerd in het rood.
Figuur 4 – Planning van DWU/WP-projecten
De lidstaten en de Commissie blijven werken aan de wettelijke termijnen, waarbij beide partijen elkaar en de handelssector regelmatig op de hoogte houden van hun vorderingen. Er moet worden opgemerkt dat de lidstaten ondanks de opgelopen vertragingen blijk geven van een grote bereidheid en grote inspanningen om aanvullende ondersteunende maatregelen te nemen om de problemen aan te pakken.
De Commissie zal de situatie regelmatig blijven opvolgen door middel van de aangescherpte rapportagevereisten van het DWU, via de driemaandelijkse monitoring- en coördinatieprogramma’s van de nationale overheden voor de trans-Europese systemen en door middel van plenaire en bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten, om de IT-uitvoering van het DWU te sturen in de richting van een succesvolle voltooiing tegen eind 2025.
De Commissie zal zich ook buigen over andere specifieke maatregelen om haar steun aan de lidstaten in de komende jaren te versterken, bijvoorbeeld door het verlenen van technische bijstand.