EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0650

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking)

COM/2022/650 final

Brussel, 27.4.2022

COM(2022) 650 final

2022/0134(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking)

{SEC(2022) 200 final} - {SWD(2022) 650 final} - {SWD(2022) 651 final}


TOELICHTING

1.    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

   Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van een pakket maatregelen dat is voorgesteld als follow-up van de mededeling van de Commissie over een nieuw migratie- en asielpact 1 , die op 23 september 2020 is aangenomen en waarin werd benadrukt dat de belangrijkste tekortkomingen van het EU-beleid inzake legale migratie moeten worden aangepakt met het oog op de verwezenlijking van de algemene doelstelling ervan, namelijk geschoolde en getalenteerde arbeidskrachten aantrekken die de EU nodig heeft. Als een van de maatregelen van dit “vaardigheden- en talentenpakket” werd in het pact een herschikking van Richtlijn 2003/109/EG betreffende langdurig ingezetenen aangekondigd, met als doel een echte status van langdurig ingezetene van de EU te creëren, met name door het recht van langdurig ingezetenen om in andere lidstaten te reizen en te werken, te versterken. Het pakket omvat ook de herschikking van de Richtlijn 2011/98/EU betreffende een gecombineerde vergunning 2 en een begeleidende mededeling waarin een nieuwe aanpak voor een ambitieus en duurzaam EU-beleid inzake legale migratie wordt uiteengezet, waarbij getalenteerde arbeidskrachten naar onze arbeidsmarkten worden aangetrokken en er veilige kanalen worden gecreëerd om naar Europa te komen 3 .

Veruit de meeste migranten komen legaal in Europa aan en verblijven daar ook legaal. In totaal verblijven er 23 miljoen onderdanen van derde landen legaal in de EU, wat neerkomt op 5,1 % van de EU-bevolking 4 . Meer dan 10 miljoen 5  van deze onderdanen is in het bezit van een vergunning voor langdurig of permanent verblijf. Dit is de doelgroep van Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen 6 (hierna “de richtlijn” genoemd).

In de richtlijn worden de voorwaarden vastgesteld waaronder onderdanen van derde landen die gedurende ten minste vijf jaar legaal en ononderbroken in een lidstaat hebben verbleven, de “status van langdurig ingezetene van de EU” kunnen verkrijgen. Er zijn talrijke voordelen verbonden aan deze status: hij is permanent, verleent op vele gebieden rechten inzake gelijke behandeling (waaronder volledige toegang tot activiteiten als werknemer of als zelfstandige) en biedt een versterkte bescherming tegen uitzetting. Hoewel deze voordelen ook verbonden kunnen zijn aan permanente verblijfsstatussen die onder het nationaal recht vallen (de richtlijn staat deze parallelle nationale regelingen toe), biedt de status van langdurig ingezetene van de EU daarnaast de mogelijkheid om in andere lidstaten te reizen en te verblijven, op basis van drie brede gronden: uitoefening van een economische activiteit (als werknemer of als zelfstandige), studie of beroepsopleiding en andere redenen. Dit recht op mobiliteit binnen de EU is echter geen automatisch recht, maar is onderworpen aan een aantal voorwaarden.

Bij de evaluatie van de richtlijn in het kader van de geschiktheidscontrole inzake legale migratie 7 , die in 2019 werd afgerond, en in de verslagen over de uitvoering van de richtlijn 8 , werd een aantal tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen, alsook praktische problemen die voortvloeien uit de toepassing van de richtlijn door de lidstaten.

Met dit voorstel wordt beoogd een doeltreffender, samenhangender en eerlijker systeem tot stand te brengen voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU. Dit systeem moet een belangrijk instrument zijn om de integratie te bevorderen van onderdanen van derde landen die zich legaal en duurzaam in de EU hebben gevestigd.

Met het voorstel wordt beoogd het gemakkelijker te maken de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen, met name door onderdanen van derde landen toe te staan verblijfsperioden in verschillende lidstaten te cumuleren teneinde te voldoen aan het vereiste inzake de verblijfsduur; en door te verduidelijken dat alle perioden van legaal verblijf volledig in aanmerking moeten worden genomen, met inbegrip van verblijfsperioden als student of als persoon die tijdelijke bescherming geniet alsook verblijfsperioden die aanvankelijk op tijdelijke gronden waren gebaseerd. Perioden van legaal verblijf op grond van een visum voor kort verblijf worden niet beschouwd als verblijfsperioden en mogen niet worden meegerekend.

Het voorstel heeft ook tot doel de rechten van langdurig ingezetenen en hun gezinsleden te versterken. Dit omvat het recht om in andere lidstaten te reizen en te werken, dat nauw moet aansluiten op het recht dat EU-burgers genieten. Door onderdanen van derde landen die al langdurig in een EU-lidstaat verblijven toe te staan van baan te veranderen en naar een andere lidstaat te verhuizen voor werk, kan de doeltreffendheid van de arbeidsmarkt in de hele EU worden verbeterd, waarbij tekorten aan vaardigheden worden aangepakt en regionale onevenwichtigheden worden gecompenseerd. Zo kan ook de algemene aantrekkelijkheid van de EU voor buitenlands talent worden verbeterd.

Het voorstel voorziet bovendien in een mechanisme dat een gelijk speelveld tot stand moet brengen tussen de EU-vergunning voor langdurig verblijf en de nationale vergunningen voor permanent verblijf wat betreft procedures, recht op gelijke behandeling en toegang tot informatie, zodat onderdanen van derde landen een echte keuze hebben tussen de twee soorten vergunningen. Het voorstel faciliteert ook circulaire migratie door het voor langdurig ingezetenen gemakkelijker te maken om naar hun land van herkomst terug te keren zonder hun rechten te verliezen, wat zowel de landen van herkomst als de landen van verblijf ten goede komt.

In zijn resolutie van 21 mei 2021 over nieuwe wegen voor legale arbeidsmigratie 9 toonde het Europees Parlement zich verheugd over de door de Commissie geplande herziening van de richtlijn en stelde het dat dit “de kans biedt de mobiliteit te vergroten en de procedures te vereenvoudigen en te harmoniseren”. In zijn resolutie van 25 november 2021 met aanbevelingen aan de Commissie over beleid en wetgeving inzake legale migratie 10 verzocht het Europees Parlement de Commissie de richtlijn te wijzigen teneinde langdurig ingezetenen van de EU een daadwerkelijk recht op mobiliteit binnen de EU te verlenen en het aantal verblijfsjaren dat vereist is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de Unie, te verminderen van vijf naar drie jaar.

Sinds de inwerkingtreding van de richtlijn in 2003 heeft de Commissie een groot aantal klachten ontvangen (met name van aanvragers of houders van de status van langdurig ingezetene van de EU), waarvan sommige hebben geleid tot inbreukprocedures, en het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna “HvJ-EU”genoemd) heeft zich in meerdere arresten gebogen over tal van kwesties. Deze herschikking heeft ook tot doel de belangrijkste tekortkomingen die uit de inbreukprocedures naar voren zijn gekomen aan te pakken en de jurisprudentie van het HvJ-EU te codificeren.

   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is in overeenstemming met het nieuwe migratie- en asielpact van de Commissie 11 , dat op 23 september 2020 is aangenomen en waarin werd benadrukt dat de belangrijkste tekortkomingen van het EU-beleid inzake legale migratie moeten worden aangepakt, teneinde tegemoet te komen aan de algemene doelstelling om geschoolde en getalenteerde arbeidskrachten aan te trekken die de EU nodig heeft.

Dit voorstel vormt een aanvulling op andere EU-instrumenten op het gebied van legale migratie en asiel, en met name op de richtlijnen die betrekking hebben op verblijfsstatussen die tot langdurig verblijf kunnen leiden: de EU-blauwekaartrichtlijn 2009/50/EG betreffende hooggekwalificeerde werknemers 12 ; Richtlijn 2011/98/EU betreffende een gecombineerde vergunning 13 , Richtlijn (EU) 2016/801 betreffende studenten en onderzoekers 14 ; Richtlijn 2003/86/EG inzake gezinshereniging 15 (hierna de “richtlijnen inzake legale migratie” genoemd); de terugkeerrichtlijn 2008/115/EG 16 , en Richtlijn 2011/95/EU inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten 17 .

Dit voorstel is in overeenstemming met het actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027 18 , dat voorziet in een gemeenschappelijk beleidskader om de lidstaten te helpen bij de verdere ontwikkeling en versterking van hun nationale integratiebeleid voor onderdanen van derde landen, waaronder langdurig ingezetenen van de EU.

   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met en biedt ondersteuning aan de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” 19 , waarin de weg van de Unie wordt uitgestippeld naar herstel in de richting van een groenere, digitale en veerkrachtigere economie en samenleving, waarin de behoefte aan betere en aangepaste vaardigheden, kennis en competenties des te groter wordt. Maatregelen ter verbetering van de integratie en de mobiliteit binnen de EU van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen moeten in die ruimere context worden gezien.

Het voorstel is ook in overeenstemming met de Europese vaardighedenagenda 20 , waarin werd opgeroepen tot een meer strategische aanpak van legale migratie, die gericht is op een beter aantrekken en behouden van talent, en met name op de noodzaak van een betere matching, duidelijke procedures en de erkenning van de competenties van onderdanen van derde landen op de arbeidsmarkt van de EU.

2.    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

   Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 79, lid 2, VWEU, dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid verleent om volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast te stellen betreffende: a) de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, en b) de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten.

   Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing, aangezien het om een gebied gaat dat onder gedeelde bevoegdheid valt 21 . De behoefte aan een gemeenschappelijk EU-kader voor legale migratie houdt verband met de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen in de EU en de totstandbrenging van het Schengengebied. In dit verband hebben het migratiebeleid en de migratiebesluiten van de ene lidstaat gevolgen voor de andere lidstaten, zodat het noodzakelijk wordt geacht te beschikken over een reeks gemeenschappelijke EU-regels met betrekking tot de voorwaarden en procedures voor de toegang en het verblijf van onderdanen van derde landen in de lidstaten, en hun rechten na toelating vast te stellen 22 .

Uit de geschiktheidscontrole is gebleken dat de richtlijnen inzake legale migratie, met inbegrip van de richtlijn langdurig ingezetenen, een aantal positieve gevolgen hebben gehad die de lidstaten afzonderlijk niet zouden hebben kunnen bewerkstelligd, zoals een zekere mate van harmonisatie van voorwaarden, procedures en rechten, hetgeen heeft bijgedragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld in alle lidstaten; vereenvoudigde administratieve procedures; meer rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor onderdanen van derde landen, werkgevers en overheden; betere erkenning van de rechten van onderdanen van derde landen (namelijk het recht om op voet van gelijkheid met eigen onderdanen te worden behandeld op een aantal belangrijke gebieden, zoals arbeidsvoorwaarden, toegang tot onderwijs en socialezekerheidsuitkeringen, en procedurele rechten), en betere mobiliteit binnen de EU.

Met de herschikking van de richtlijn langdurig ingezetenen wordt gestreefd naar verdere harmonisatie en vereenvoudiging. Betere rechten zouden met name ten goede komen aan onderdanen van derde landen en een vlottere toegang tot de status van langdurig ingezetene van de EU zou zorgen voor een veilige en stabiele verblijfsstatus voor onderdanen van derde landen die anders niet zouden voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de burgerschapsstatus. Voorts kunnen doeltreffende regels voor mobiliteit binnen de EU alleen op EU-niveau worden vastgesteld, aangezien het migratiebeleid op nationaal niveau nooit voorziet in het faciliteren van aanvragen van onderdanen van derde landen die in een andere lidstaat verblijven. Bovendien heeft het recht van de lidstaten om zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen er tot hun grondgebied worden toegelaten om werk te zoeken, alleen betrekking op onderdanen van derde landen die van buiten de EU komen en geldt het niet voor de mobiliteit van deze onderdanen binnen de EU. Bijgevolg hebben de EU-regels een grote impact op de efficiënte mobiliteit van onderdanen van derde landen tussen de lidstaten.

   Evenredigheid

De wijzigingen die door dit voorstel in de richtlijn langdurig ingezetenen worden aangebracht, zijn beperkt en doelgericht en hebben tot doel de belangrijkste tekortkomingen die bij de uitvoering en de evaluatie van de richtlijn zijn vastgesteld, doeltreffend aan te pakken. Volgens de effectbeoordeling blijven de voorgestelde wijzigingen beperkt tot de aspecten die niet op bevredigende wijze door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden geregeld, en zouden de administratieve lasten voor de belanghebbenden niet onevenredig zijn ten opzichte van de te bereiken doelstellingen, ook omdat deze maatregelen de reeds bestaande procedures alleen maar zouden actualiseren of aanvullen. Met name de vereiste aanpassingen van de administratieve procedures door de lidstaten worden evenredig geacht in het licht van de verwachte verbeteringen in de situatie van onderdanen van derde landen, de toegenomen kansen voor werkgevers en de vereenvoudigingen voor de nationale overheden.

Gezien het bovenstaande gaat het voorstel niet verder dan wat nodig is om de genoemde doelstellingen te verwezenlijken.

   Keuze van het instrument

Met dit voorstel wordt beoogd gerichte wijzigingen in de richtlijn aan te brengen met het oog op de aanpak van de lacunes, inconsistenties en tekortkomingen die bij de uitvoering en de evaluatie van de richtlijn zijn vastgesteld. Aangezien dit voorstel een herschikking van de richtlijn langdurig ingezetenen betreft, is hetzelfde rechtsinstrument het meest geschikt.

3.    EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

   Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In het eerste uitvoeringsverslag van 2011 werd nagegaan of de nationale wetgevingen in overeenstemming waren met de bepalingen van de richtlijn en werd vastgesteld dat onderdanen van derde landen over het algemeen niet voldoende geïnformeerd waren over de status van langdurig ingezetene van de EU en de daaraan verbonden rechten, en dat de omzetting van de richtlijn vele tekortkomingen vertoonde. In het tweede uitvoeringsverslag van 2019 werd erop gewezen dat de situatie was verbeterd, maar dat enkele onopgeloste problemen nog steeds een belemmering vormen voor de volledige verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van de richtlijn.

De geschiktheidscontrole inzake legale migratie van 2019 bevat een grondige evaluatie van het algemene EU-kader voor legale migratie teneinde te beoordelen of dat kader nog steeds geschikt is voor het beoogde doel. Wat met name de richtlijn langdurig ingezetenen betreft, is uit de geschiktheidscontrole gebleken dat er een aantal inconsistenties zijn met andere EU‑richtlijnen inzake legale migratie die later zijn aangenomen, met name wat betreft de rechten die aan langdurig ingezetenen en hun gezinsleden worden toegekend, onder meer op het gebied van mobiliteit binnen de EU. Ook werd er geconstateerd dat er een gebrek is aan coördinatie en samenhang tussen de status van langdurig ingezetene van de EU en de parallelle nationale regelingen voor permanent verblijf, en dat de nationale regelingen vaker worden gebruikt dan de EU-regeling.

Op basis van de uitvoeringsverslagen en de geschiktheidscontrole zijn de in het voorstel geconstateerde problemen in zes hoofdcategorieën gegroepeerd: i) er wordt te weinig gebruik gemaakt van de status van langdurig ingezetene van de EU; ii) het is te moeilijk om aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU te voldoen; iii) langdurig ingezetenen worden geconfronteerd met talrijke belemmeringen bij het uitoefenen van hun recht op mobiliteit binnen de EU; iv) er is een gebrek aan duidelijkheid en samenhang met betrekking tot de rechten van langdurig ingezetenen en hun gezinsleden; v) de mogelijkheden voor circulaire migratie voor langdurig ingezetenen zijn beperkt; vi) het risico bestaat dat de status van langdurig ingezetene van de EU op onrechtmatige wijze wordt verkregen op grond van verblijfsregelingen voor investeerders, waarbij de afgifte van verblijfsvergunningen niet onderworpen is aan het vereiste van voortdurende fysieke aanwezigheid in de lidstaat of slechts onderworpen is aan het vereiste dat de investeerder gedurende een beperkte periode in de lidstaat aanwezig is.

   Raadpleging van belanghebbenden

Er is een brede raadpleging, waaronder een openbare raadpleging, gehouden in het kader van de geschiktheidscontrole inzake legale migratie 23 . Tussen 23 september en 30 december 2020 werd via de portaalsite van de Commissie “Geef uw mening” 24 nog een online openbare raadpleging gehouden over de toekomst van legale migratie. In de eerste helft van 2021 vonden er gerichte raadplegingen plaats over meer technische kwesties in verband met de herziening van de richtlijn. Sommige van deze raadplegingen zijn door de Commissie zelf uitgevoerd, andere in het kader van een studie waartoe opdracht werd gegeven aan een externe contractant. In het kader van deze effectbeoordeling werden er ook ad-hocvragen gesteld aan de leden van het Europees migratienetwerk.

De reacties op de twee bovenvermelde openbare raadplegingen waren afkomstig van uniale burgers, organisaties en onderdanen van derde landen (van binnen en buiten de EU), bedrijfsverenigingen en -organisaties, niet-gouvernementele organisaties, academische/onderzoeksinstellingen, vakbonden, ministeries en overheidsinstanties. De gerichte raadplegingen omvatten de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, bedrijfsverenigingen en -organisaties, niet-gouvernementele organisaties, de academische wereld, rechtsbeoefenaars, denktanks en overheidsinstanties.

Uit het raadplegingsproces is in het algemeen gebleken dat migranten die reeds in de EU verblijven of overwegen naar de EU te verhuizen, negatieve gevolgen ondervinden van de tekortkomingen van de huidige richtlijn. Het kan daarbij gaan om administratieve lasten, lange wachttijden, onzekerheid en verwarring over de toepasselijke regels en resultaten. Dit kan migranten ervan weerhouden de status van langdurig ingezetene van de EU aan te vragen. Beperkingen van de rechten in verband met de status van langdurig ingezetene van de EU, met name wat betreft gezinshereniging en mobiliteit binnen de EU, kunnen de EU minder aantrekkelijk maken voor onderdanen van derde landen en hun integratie in de gastsamenleving belemmeren. Dit heeft ook indirecte gevolgen voor de landen van herkomst, aangezien ontoereikende integratie van hun onderdanen in de gastlanden ertoe kan leiden dat er minder geldovermakingen worden gedaan.

Alle belangrijke problemen die tijdens de raadplegingen aan het licht zijn gekomen, zijn in het voorstel in aanmerking genomen en aangepakt.

   Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling van de herziening van de richtlijn werd ondersteund door een studie van een externe contractant 25 . Voorts werd een aantal deskundigengroepen geraadpleegd over de herziening van de richtlijn: de deskundigengroep voor de standpunten van migranten op het gebied van migratie, asiel en integratie op 2 maart 2021, het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening op 10 maart 2021, de informele deskundigengroep over economische migratie van de Commissie op 14 april 2021 en het EU-netwerk van beroepsbeoefenaars op het gebied van legale migratie op 29 april 2021. Ook het Europees migratienetwerk werd geraadpleegd in het kader van een “Ad Hoc Query 26 .

   Effectbeoordelingen

In de effectbeoordeling die ter voorbereiding van het voorstel is uitgevoerd, zijn vier beleidsopties geëvalueerd, die een reeks steeds ambitieuzere beleidsmaatregelen behelzen.

Optie 1: maatregelen ter verbetering van de doeltreffendheid van de richtlijn. Deze beleidsoptie omvat niet-wetgevende maatregelen ter verbetering van de tenuitvoerlegging van de richtlijn en ter bevordering van de status van langdurig ingezetene van de EU, zonder enige wijziging van de wetgeving.

Optie 2: gerichte herziening van de richtlijn. Deze beleidsoptie omvat een aantal gerichte wijzigingen van de richtlijn, die tot doel hebben een efficiënter, coherenter en eerlijker systeem tot stand te brengen voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU, met name door een gelijk speelveld met de parallelle nationale statussen te waarborgen en de rechten van langdurig ingezetenen en hun gezinsleden te verbeteren, met inbegrip van een versterkt recht op mobiliteit binnen de EU.

Optie 3: een ruimere herziening van de richtlijn. Deze beleidsoptie omvat de gerichte wijzigingen van optie 2, maar ook versoepelingen met betrekking tot de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU. Deze optie zou de lidstaten met name de mogelijkheid bieden om de verblijfsduur die vereist is om de status van langdurig ingezetene van de EU aan te vragen, te verkorten van vijf tot drie jaar (zonder dat burgers van de Unie - en hun gezinsleden - die krachtens het EU-recht het recht van vrij verkeer genieten, in een minder gunstige positie komen te verkeren dan onderdanen van derde landen), en zou het voorts mogelijk maken om de verblijfsperioden in verschillende lidstaten te cumuleren. Ook de voorwaarden in verband met de economische middelen en integratie zouden worden verduidelijkt.

Optie 4: ingrijpende herziening van de richtlijn, met één enkele permanente verblijfsstatus voor de EU. Deze optie behelst een volledig geharmoniseerde permanente verblijfsstatus voor de EU, met afschaffing van parallelle nationale regelingen, een verkorte verblijfsperiode voor het verkrijgen van de status (die door alle lidstaten moet worden toegepast), en een automatisch recht om in een tweede lidstaat te reizen en te verblijven, met soortgelijke voorwaarden als die welke gelden voor EU-burgers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen.

Op basis van de beoordeling van de sociale en economische effecten, de doeltreffendheid en de efficiëntie is de beleidsoptie die de voorkeur geniet, optie 3 - een ruimere herziening van de richtlijn. De voorkeursoptie omvat een breed scala aan beleidsmaatregelen die de meeste in de richtlijn vastgestelde tekortkomingen zouden verhelpen.

De voorkeursoptie zal naar verwachting zeer positieve sociale en economische effecten hebben. De economische effecten zijn gebaseerd op de verwachting dat er meer onderdanen van derde landen toegang zouden hebben tot de status van langdurig ingezetene van de EU en de daaraan verbonden rechten, en dat er meer onderdanen van derde landen naar een tweede lidstaat zouden verhuizen. Dit zou vervolgens leiden tot hogere belastinginkomsten, een hogere productiviteit en consumptie, en een sterkere economische groei. Bovendien wordt verwacht dat hogere lonen ertoe zullen leiden dat er meer inkomsten van langdurig ingezetenen zullen worden overgemaakt.

Voorts zou de voorkeursoptie volledig in overeenstemming zijn met de beleidsdoelstellingen van het nieuwe migratie- en asielpact van de Commissie. Dit zou ook zorgen voor meer samenhang met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De voorkeursoptie wordt ook geacht een optimaal evenwicht tot stand te brengen tussen de uiteenlopende verwachtingen van de belanghebbenden, en is derhalve politiek gezien het meest haalbaar. In dit verband bleek uit de effectbeoordeling dat er specifieke meningsverschillen bestaan over de meerwaarde van het verkorten van de verblijfsduur die vereist is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU van vijf naar drie jaar. Aangezien het in dit stadium niet mogelijk is om definitief vast te stellen in hoeverre een dergelijke verkorting daadwerkelijk positieve gevolgen zou hebben voor het integratieproces van onderdanen van derde landen die zich duurzaam in de EU willen vestigen, behelst dit voorstel geen wijziging van de vereiste verblijfsduur, die nog steeds vijf jaar bedraagt.

Het is met name duidelijk dat onderdanen van derde landen nog steeds diverse moeilijkheden ondervinden bij het integratieproces in de lidstaten, afhankelijk van de manier waarop zij zijn binnengekomen, hun vaardigheden, talenkennis en achtergrond, maar ook van het niveau van de door de lidstaten getroffen ondersteunende maatregelen 27 . Daarom is er momenteel geen sprake van een gelijk speelveld in de EU-lidstaten met betrekking tot de integratie van onderdanen van derde landen, die een geharmoniseerde aanpak zou vergen waarbij de verblijfsduur die vereist is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU zou worden verkort. Hoewel in de effectbeoordeling de mogelijkheid werd overwogen om de lidstaten toe te staan de verblijfsduur in het kader van een facultatieve aanpak te verkorten tot drie jaar, heeft de Commissie deze optie terzijde geschoven teneinde versnippering bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn die daarvan het gevolg zou kunnen zijn te voorkomen.

Voortbouwend op het kader dat op EU-niveau is vastgesteld in het actieplan voor integratie en inclusie 2021-27, voeren de EU en haar lidstaten talrijke maatregelen uit om de integratie en inclusie van onderdanen van derde landen te vergemakkelijken en te versnellen, en de Commissie monitort de vooruitgang die op dit gebied wordt geboekt 28 . Op basis van deze monitoring en een grondige beoordeling van de manier waarop de aan verblijfsvergunningen verbonden rechten van invloed zijn op de integratie van onderdanen van derde landen in de lidstaten, zal de Commissie de kwestie van de verblijfsduur die vereist is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU opnieuw bekijken teneinde meer informatie te verzamelen over een mogelijke verlaging van de drempel van vijf jaar. Deze beoordeling zal worden gepresenteerd in het eerste verslag over de toepassing van de herschikte richtlijn, dat binnen twee jaar na afloop van de omzettingstermijn moet worden aangenomen.

Hoewel de vereiste verblijfsperiode van vijf jaar als algemene regel behouden blijft, bevat het voorstel echter twee belangrijke wijzigingen die een Europese meerwaarde zouden creëren en die het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU in het geval van mobiliteit tussen de lidstaten aanzienlijk zouden vergemakkelijken. Ten eerste stelt de Commissie voor toe te staan dat verblijfsperioden in verschillende lidstaten worden gecumuleerd om de drempel van vijf jaar te bereiken. Ten tweede zouden personen die in een lidstaat reeds de status van langdurig ingezetene van de EU hebben verworven, deze status in een tweede lidstaat moeten kunnen verkrijgen na het verstrijken van een periode van slechts drie jaar.

Advies van de Raad voor regelgevingstoetsing

Op 22 september 2021 werd de effectbeoordeling voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing en op 20 oktober 2021 werd er een vergadering gehouden. De raad heeft op 25 oktober 2021 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. De raad wees op een aantal elementen van de effectbeoordeling dat voor verbetering vatbaar was. De raad verzocht met name om verdere verduidelijking over de werkingssfeer van dit initiatief en over de wijze waarop het zich verhoudt tot de herziening van de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning. Voorts verzocht de raad de belangrijkste verschillen in beleidskeuzes tussen de opties beter aan te geven, en beter te analyseren of er alternatieve benaderingen met betrekking tot de voorgestelde maatregelen mogelijk zijn. De raad verzocht ook om verduidelijking over de wijze waarop de facultatieve maatregelen voor de lidstaten van invloed zullen zijn op de doeltreffendheid van de richtlijn. Tot slot verzocht de raad om aanvullende analyses en bewijselementen met betrekking tot de mogelijke gevolgen van de afschaffing van de arbeidsmarkttoets in het geval van een verhuizing naar een tweede lidstaat.

Met deze en andere meer gedetailleerde opmerkingen van de raad is rekening gehouden in de definitieve versie van de effectbeoordeling, waarin met name de probleemstelling en de doelstellingen van het initiatief duidelijker zijn beschreven en is aangegeven hoe de verschillende beleidsopties zullen helpen deze problemen aan te pakken en de doelstellingen te verwezenlijken. De opmerkingen van de raad zijn ook verwerkt in het voorstel voor een richtlijn.

   Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief is opgenomen in bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie voor 2021 29 en maakt derhalve deel uit van het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Refit-kostenbesparingen – voorkeursoptie

Beschrijving

Bedrag (gemiddelde jaarlijkse besparing)

Opmerkingen

Kostenbesparingen door de vereenvoudiging van de huidige procedures van de richtlijn langdurig ingezetenen

24 500 EUR

Nationale autoriteiten van de lidstaten

Kostenbesparingen door lagere leges voor langdurig ingezetenen van de EU, kortere procedures en betere informatie over de status van langdurig ingezetene van de EU, waardoor de kosten voor juridische bijstand zullen dalen

1 145 000 EUR

 

Onderdanen van derde landen

Kostenbesparingen door lagere administratieve leges en kortere procedures

113 000 EUR

Werkgevers

De vermelde bedragen zijn het gemiddelde van alle gemiddelde jaarlijkse kostenbesparingen in verband met alle maatregelen waarin de voorkeursoptie voorziet

   Grondrechten

Dit initiatief is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten en versterkt een aantal van de daarin verankerde rechten. Het draagt bij tot de versterking van specifieke grondrechten, met name: non-discriminatie (artikel 21), gezins- en beroepsleven (artikel 33) en sociale zekerheid en sociale bijstand (artikel 34).

4.    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5.    OVERIGE ELEMENTEN

   Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezien op de correcte en doeltreffende omzetting van de herschikte richtlijn in de nationale wetgeving van alle deelnemende lidstaten. Tijdens de uitvoeringsfase zal de Commissie regelmatig vergaderingen van het contactcomité met alle lidstaten organiseren. De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad op gezette tijden een verslag voorleggen met een evaluatie van de uitvoering, de werking en het effect van de richtlijn langdurig ingezetenen.

De toepassing van de richtlijn zal worden getoetst aan de belangrijkste operationele doelstellingen aan de hand van een reeks relevante en meetbare indicatoren die zijn gebaseerd op gemakkelijk toegankelijke, algemeen erkende en betrouwbare gegevensbronnen. Krachtens de herziene richtlijn moeten er nog andere soorten gegevens worden meegedeeld teneinde de tijdige verstrekking en betrouwbaarheid ervan te verbeteren. De officiële Europese en nationale statistieken die door Eurostat en de bevoegde nationale statistische autoriteiten worden gepubliceerd, moeten zoveel mogelijk worden gebruikt om het aantal afgegeven verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen van de EU te monitoren (ook in vergelijking met het aantal nationale verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen) en om, waar mogelijk, het aantal onderdanen van derde landen dat gebruik maakt van mobiliteit binnen de EU en circulaire migratie te monitoren. Daarnaast zal de Commissie zich ook in de toekomst laten bijstaan door de bestaande EU-agentschappen en -netwerken, zoals het Bureau voor de grondrechten en het Europees migratienetwerk. De Commissie zal ook gebruik blijven maken van de bestaande deskundigengroepen die aan de effectbeoordeling hebben bijgedragen.

   Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Aangezien het voorstel een groter aantal wettelijke verplichtingen bevat dan de bestaande richtlijn, moeten er bij de kennisgeving van de omzettingsmaatregelen toelichtende stukken worden gevoegd, waaronder een concordantietabel ter weergave van het verband tussen de nationale bepalingen en de richtlijn, zodat de omzettingsmaatregelen die de lidstaten aan de bestaande wetgeving hebben toegevoegd, duidelijk aanwijsbaar zijn.

   Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikelen 1, 2 en 3

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het doel, de definities en de werkingssfeer van het voorstel. De belangrijkste wijziging in het voorstel voor een herschikking betreft de werkingssfeer van de richtlijn door het schrappen van de uitsluiting van “gevallen waarin (de) (...) verblijfsvergunning formeel beperkt is”, omdat de interpretatie daarvan tot rechtsonzekerheid bij de omzetting en de tenuitvoerlegging door de lidstaten heeft geleid.

HOOFDSTUK II - DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE IN EEN LIDSTAAT

Artikel 4

In dit artikel zijn de regels vastgesteld voor de berekening van de verblijfsperiode die vereist is om de status van langdurig ingezetene van de EU aan te vragen. In het voorstel voor een herschikking wordt een belangrijke wijziging aangebracht die het mogelijk maakt dat onderdanen van derde landen perioden van verblijf in verschillende lidstaten cumuleren, mits zij twee jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de lidstaat van aanvraag hebben verbleven. Deze nieuwe bepaling zal de mobiliteit binnen de EU bevorderen van onderdanen van derde landen, die zich zullen kunnen beroepen op hun verblijf in verschillende lidstaten en die in een kortere periode de status van langdurig ingezetene van de EU zullen kunnen verkrijgen.

In het voorstel wordt verduidelijkt dat alle verblijfsperioden van een houder van een visum voor langdurig verblijf of een verblijfsvergunning afgegeven op grond van het Unierecht of het nationaal recht volledig moeten worden meegeteld voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU, met inbegrip van verblijfsperioden in een hoedanigheid of status die momenteel is uitgesloten van de werkingssfeer van de richtlijn, zoals verblijf voor studiedoeleinden of beroepsopleiding, verblijf als begunstigde van nationale of tijdelijke bescherming, of verblijf dat aanvankelijk uitsluitend op tijdelijke gronden was gebaseerd. Deze bepaling is bedoeld voor de gevallen waarin een onderdaan van een derde land eerst in een lidstaat verblijft in een hoedanigheid of een status die is uitgesloten van de werkingssfeer van de richtlijn (bijvoorbeeld als student) en vervolgens in een hoedanigheid of een status die wel binnen die werkingssfeer valt (bijvoorbeeld als werknemer). In die gevallen kunnen de perioden van verblijf, bijvoorbeeld als student, volledig worden meegeteld voor de vereiste periode van vijf jaar, mits het totale verblijf legaal en ononderbroken is geweest.

Het verblijf moet legaal en ononderbroken zijn geweest. Om het risico van misbruik bij het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU te voorkomen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de naleving van het vereiste van legaal en ononderbroken verblijf voor alle categorieën onderdanen van derde landen naar behoren wordt gecontroleerd. Dit risico is met name relevant voor de onderdanen van derde landen die houder zijn van een verblijfsvergunning die is verleend op basis van enigerlei investering in een lidstaat, aangezien de afgifte van deze verblijfsvergunningen niet altijd afhankelijk is van het vereiste van een ononderbroken fysieke aanwezigheid in de lidstaat of slechts afhankelijk is van het vereiste dat de investeerder gedurende een beperkte periode in de lidstaat aanwezig is.

Om dit risico te voorkomen, moeten de lidstaten de controles op het vereiste inzake verblijf verscherpen, met name met betrekking tot aanvragen voor de status van langdurig ingezetene van de EU die worden ingediend door onderdanen van derde landen die houder zijn en/of zijn geweest van een verblijfsvergunning die is verleend op basis van een investering, in gevallen waarin de afgifte van dergelijke vergunningen niet afhankelijk is gesteld van het vereiste van een ononderbroken fysieke aanwezigheid in de betrokken lidstaat of slechts afhankelijk is gesteld van het vereiste dat de investeerder gedurende een beperkte periode in de betrokken lidstaat aanwezig is. Het voorstel bevat ook een bepaling op grond waarvan de lidstaten voor de cumulatie van verblijfsperioden in verschillende lidstaten geen rekening mogen houden met verblijfsperioden als houder van een verblijfsvergunning die is verleend op grond van enigerlei investering in een andere lidstaat. Deze bepaling is ingevoerd om de aantrekkelijkheid van dergelijke regelingen te beperken en houdt rekening met het feit dat niet alle lidstaten deze categorie verblijfsvergunningen hebben geregeld 30 .

Artikel 5

In dit artikel worden de voorwaarden vastgesteld voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU. Aanvragers moeten aantonen dat zij over voldoende inkomsten en een ziektekostenverzekering beschikken, om te voorkomen dat zij ten laste komen van de lidstaat, en er kan worden verlangd dat zij aan integratievoorwaarden voldoen. Het voorstel bevat aanvullende bepalingen ter verduidelijking van deze voorschriften en ter beperking van de beoordelingsvrijheid van de lidstaten, waarbij de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt gecodificeerd.

Wat het vereiste inzake inkomsten betreft, kunnen de lidstaten, conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (Chakroun, C-578/08, en X/Belgische Staat, C-302/18), een bepaald bedrag als referentiebedrag opgeven, maar kunnen zij niet een minimuminkomen bepalen waaronder alle aanvragen voor de status van langdurig ingezetene van de EU worden afgewezen, zonder enige concrete beoordeling van de situatie van iedere aanvrager. Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van vaste en regelmatige inkomsten, kunnen de lidstaten rekening houden met factoren zoals bijdragen aan het pensioenstelsel en het vervullen van de fiscale verplichtingen. Het begrip “inkomsten” mag niet alleen betrekking hebben op de “eigen inkomsten” van de aanvrager van de status van langdurig ingezetene van de EU, maar kan ook de inkomsten omvatten die door een derde ter beschikking zijn gesteld aan deze aanvrager, mits deze inkomsten, rekening houdend met de individuele situatie van de aanvrager, worden beschouwd als vast, regelmatig en toereikend.

De lidstaten moeten kunnen eisen dat aanvragers van de status van langdurig ingezetene van de EU voldoen aan integratievoorwaarden, bijvoorbeeld door te verlangen dat zij slagen voor een inburgerings- of taalexamen. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (P & S, C-579/13) mag de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze verplichting, echter geen afbreuk doen aan de doelstelling om de integratie van onderdanen van derde landen te bevorderen, met name gelet op het kennisniveau dat vereist is om te slagen voor een inburgeringsexamen, de toegankelijkheid tot de cursussen en tot het ter voorbereiding op dat examen benodigde materiaal, de hoogte van de door onderdanen van derde landen voor dat examen verschuldigde inschrijvingskosten, of de inachtneming van bijzondere specifieke individuele omstandigheden, zoals leeftijd, analfabetisme of opleidingsniveau.

Artikel 6

In dit artikel wordt bepaald dat de lidstaten de toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU kunnen weigeren om redenen van openbare orde en openbare veiligheid, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG.

Artikel 7

In dit artikel worden de administratieve procedures voor het verkrijgen van de status vastgesteld, die vergelijkbaar zijn met die welke reeds zijn vervat in Richtlijn 2003/109/EG. Het voorstel voor een herschikking bevat een bepaling die meer in detail de situaties regelt waarin de ter staving van de aanvraag verstrekte documenten of gegevens ontoereikend of onvolledig zijn, vergelijkbaar met wat reeds is bepaald in andere recentere EU-richtlijnen inzake legale migratie.

Artikel 8

In dit artikel worden de regels vastgesteld voor de afgifte van de verblijfsvergunning waaruit de status van langdurig ingezetene van de EU blijkt. In het voorstel voor een herschikking wordt de vergunning omgedoopt tot “EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen”.

Artikel 9

In dit artikel worden de verplichte en facultatieve gronden voor intrekking en verlies van de status vastgesteld, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG. In het voorstel voor een herschikking wordt de mogelijkheid voor langdurig ingezetenen van de EU om van het grondgebied van de Unie afwezig te zijn zonder hun status van langdurig ingezetene te verliezen, uitgebreid van de huidige 12 maanden tot 24 maanden. Met deze wijziging wordt beoogd de circulaire migratie van langdurig ingezetenen van de EU te bevorderen, met name om hen in staat te stellen in hun land van herkomst te investeren en de in de Unie verworven kennis en vaardigheden te delen, en tijdelijk terug te keren naar hun land van herkomst in verband met persoonlijke en gezinsomstandigheden.

In het geval van langere afwezigheden moeten de lidstaten voorzien in een vereenvoudigde procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU. Om de rechtszekerheid te verbeteren en circulaire migratie te bevorderen, zijn in het voorstel voor een herschikking de belangrijkste voorwaarden voor een dergelijke procedure vastgesteld, die volgens Richtlijn 2003/109/EG door het nationaal recht worden geregeld. Volgens het voorstel kunnen de lidstaten besluiten geen voorwaarden op te leggen met betrekking tot de verblijfsduur, de inkomsten en de ziektekostenverzekering. In ieder geval mogen de lidstaten van onderdanen van derde landen die een aanvraag indienen om opnieuw de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen, niet verlangen dat zij aan integratievoorwaarden voldoen.

Tot slot wijzigt het voorstel de formulering van dit artikel om de samenhang met de terugkeerrichtlijn 2008/115/EG te waarborgen.

Artikel 10

Dit artikel bevat de procedurele waarborgen in verband met de weigering, de intrekking of het verlies van de status, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG.

Artikel 11

Dit artikel bevat een nieuwe bepaling die in overeenstemming is met de meest recente EU‑richtlijnen inzake legale migratie en met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Commissie/Nederland, C-508/10), op grond waarvan de lidstaten leges in rekening mogen brengen voor de behandeling van aanvragen en de hoogte van die leges niet tot doel en evenmin tot gevolg mag hebben dat het verkrijgen van de door deze richtlijn verleende status van langdurig ingezetene wordt belemmerd, aangezien anders afbreuk wordt gedaan aan zowel de doelstelling als de geest van die richtlijn.



Artikel 12

Dit artikel bevat de rechten inzake gelijke behandeling voor langdurig ingezetenen van de EU, die vergelijkbaar zijn met de rechten die reeds in Richtlijn 2003/109/EG zijn vastgesteld. In het voorstel voor een herschikking worden drie belangrijke wijzigingen ingevoerd om de rechten van langdurig ingezetenen van de EU te versterken en het integratieproces te verbeteren.

Ten eerste wordt verduidelijkt dat langdurig ingezetenen van de EU bij het verkrijgen van een particuliere woning dezelfde rechten moeten hebben als nationale onderdanen. Het verkrijgen van een particuliere woning is bijzonder relevant in het licht van de hoofddoelstelling van deze richtlijn, namelijk de integratie van langdurig ingezetenen van de EU in de gastsamenleving. De mogelijkheid om een eigen woning te bezitten is een element dat kan bijdragen tot de integratie van onderdanen van derde landen die ervoor hebben gekozen om sterke banden te hebben in een EU-lidstaat.

Ten tweede brengt dit artikel de definitie van sociale zekerheid en het recht op de export van pensioenen en gezinsbijslagen in overeenstemming met de bepalingen van de meest recente richtlijnen inzake legale migratie. Wat met name de definitie van sociale zekerheid betreft, wordt verwezen naar Verordening (EG) nr. 883/2004 (punt 1, d)); langdurig ingezetenen van de EU of hun nabestaanden die naar een derde land verhuizen, moeten conform andere richtlijnen inzake legale migratie wettelijke pensioenen ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als de onderdanen van de betrokken lidstaten die naar een derde land verhuizen (lid 6).

Tot slot wordt de gelijke toegang van langdurig ingezetenen van de EU tot sociale bescherming en sociale bijstand door het voorstel uitgebreid, door de lidstaten de mogelijkheid te ontnemen om deze toegang te beperken tot de “belangrijkste prestaties”.

Artikel 13

Dit artikel bevat regels die een betere bescherming bieden tegen besluiten tot beëindiging van het legaal verblijf van langdurig ingezetenen van de EU. De formulering van het artikel moet worden gewijzigd om rekening te houden met het feit dat er sinds de aanneming van Richtlijn 2008/115/EG gemeenschappelijke regels zijn inzake normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven. De versterkte bescherming houdt in dat de mogelijkheid om het legaal verblijf van langdurig ingezetenen van de EU te beëindigen, wordt beperkt tot gevallen waarin zij een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormen. Voorts is bepaald dat besluiten tot beëindiging van het legaal verblijf van langdurig ingezetenen van de EU niet op economische overwegingen mogen worden gebaseerd.

Artikel 14

In dit artikel wordt bepaald dat de lidstaten het recht hebben om, naast de EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen af te geven. Het voorstel voor een herschikking bevat echter nieuwe bepalingen die moeten zorgen voor een gelijk speelveld tussen de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en de nationale permanente verblijfsvergunningen, zodat onderdanen van derde landen een echte keuze hebben tussen de twee soorten vergunningen. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat: de vereisten inzake integratie en inkomsten voor het verkrijgen van de EU-status niet strenger zijn dan de vereisten voor het verkrijgen van de nationale status (artikel 5, lid 3); aanvragers van een EU‑verblijfsvergunning voor de behandeling van hun aanvraag dezelfde leges betalen als aanvragers van nationale verblijfsvergunningen (artikel 11); houders van de status van langdurig ingezetene van de EU niet minder procedurele waarborgen en rechten genieten dan houders van nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen (artikel 10, lid 3; artikel 12, lid 8, en artikel 15, lid 6). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er met betrekking tot de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen evenveel voorlichtings‑, promotie- en advertentieactiviteiten worden verricht als met betrekking tot de nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen (artikel 27) en dat houders van nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen die een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen aanvragen in aanmerking komen voor een vereenvoudigde procedure (artikel 7, lid 4).

Artikel 15

Dit artikel bevat nieuwe bepalingen om gezinshereniging voor langdurig ingezetenen van de EU te vergemakkelijken, waarbij wordt afgeweken van de algemene regels van Richtlijn 2003/86/EG. De lidstaten mogen met name geen integratievoorwaarden opleggen met betrekking tot gezinshereniging, aangezien langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden worden geacht te zijn geïntegreerd in de gastsamenleving, en mogen evenmin voorzien in een wachttermijn voor de toegang van gezinsleden tot de arbeidsmarkt.

Voorts bevat dit artikel specifieke regels voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU door kinderen van langdurig ingezetenen van de EU die zijn geboren of geadopteerd op het grondgebied van de lidstaat die de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, hetgeen momenteel nog niet door een EU-rechtsinstrument is geregeld. Aangezien het gezinsleven moet worden geëerbiedigd en de bescherming ervan een essentieel element is van de integratie van langdurig ingezetenen van de EU, moeten hun kinderen die geboren of geadopteerd zijn op het grondgebied van de EU‑lidstaat die de betrokken EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, automatisch de status van langdurig ingezetene van de EU in die lidstaat verkrijgen, zonder te worden onderworpen aan het vereiste van voorafgaand verblijf.

HOOFDSTUK III - VERBLIJF IN DE ANDERE LIDSTATEN

Artikelen 16, 17 en 18

In deze artikelen zijn de belangrijkste regels en voorwaarden vastgesteld voor de mobiliteit binnen de EU van langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden. Dit voorstel voor een herschikking heeft tot doel de mobiliteit binnen de EU te vergemakkelijken door een aantal belemmeringen die deze mobiliteit tot dusver hebben verhinderd, weg te nemen. Met name mag de tweede lidstaat niet langer het recht hebben om een arbeidsmarkttoets uit te voeren bij de behandeling van aanvragen die door langdurig ingezetenen van de EU zijn ingediend met het oog op de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, en moeten alle reeds bestaande quota voor langdurig ingezetenen van de EU die in andere lidstaten verblijven, worden afgeschaft. Bovendien moeten langdurig ingezetenen van de EU het recht hebben om een aanvraag in te dienen terwijl zij nog in de eerste lidstaat verblijven, alsook het recht om uiterlijk 30 dagen na de indiening van hun aanvraag te beginnen met werken of studeren. Tot slot: wanneer een langdurig ingezetene van de EU een aanvraag voor verblijf in een tweede lidstaat indient met het oog op de uitoefening van een gereglementeerd beroep, moeten zijn of haar beroepskwalificaties op dezelfde wijze worden erkend als die van burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, conform Richtlijn 2005/36/EG en ander toepasselijk Unierecht en nationaal recht.

Artikelen 19 en 20

In deze artikelen wordt bepaald dat de tweede lidstaat verblijfsaanvragen kan afwijzen om redenen die verband houden met de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG. Artikel 20 brengt de definitie van bedreiging van de volksgezondheid in overeenstemming met de bepalingen van de meest recente richtlijnen inzake legale migratie, door middel van een verwijzing naar de Schengengrenscode.

Artikel 21

In dit artikel worden de administratieve procedures voor de verkrijging van het verblijfsrecht in de tweede lidstaat vastgesteld, die vergelijkbaar zijn met die welke reeds zijn vervat in Richtlijn 2003/109/EG. Het voorstel voor een herschikking voorziet in een kortere termijn (90 dagen + 30 dagen in uitzonderlijke omstandigheden), conform de meest recente richtlijnen inzake legale migratie, en biedt gezinsleden de mogelijkheid om, in afwijking van Richtlijn 2003/86/EG, verblijfsperioden in verschillende lidstaten te cumuleren voor het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning.



Artikelen 22 en 23

Deze artikelen bevatten de regels inzake de wijziging van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die internationale bescherming genieten, en inzake procedurele waarborgen in verband met mobiliteit, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2011/51/EU.

Artikel 24

In dit artikel wordt bepaald dat zodra langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden het recht van verblijf in de tweede lidstaat hebben verkregen, zij op de gebieden en onder de voorwaarden die worden genoemd in artikel 12 van het voorstel, op dezelfde wijze moeten worden behandeld als de onderdanen van de tweede lidstaat. Deze laatste bepaling verbetert de toegang tot de arbeidsmarkt van de tweede lidstaat voor langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden die in een tweede lidstaat verblijven, doordat de lidstaten niet langer de mogelijkheid hebben om deze toegang gedurende de eerste twaalf maanden te beperken. Om ervoor te zorgen dat de criteria voor verblijf in de tweede lidstaat blijvend in acht worden genomen, moet de tweede lidstaat echter kunnen eisen dat langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van elke verandering van werkgever of economische activiteit.

Artikel 25

Dit artikel bevat regels inzake de intrekking van de verblijfsstatus in de tweede lidstaat en inzake de terugnameverplichting in de eerste lidstaat, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG, met een aantal wijzigingen om te zorgen voor samenhang met de terugkeerrichtlijn 2008/115/EG, waarin gemeenschappelijke normen en procedures zijn vastgesteld die in de lidstaten moeten worden toegepast bij de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.

Artikel 26

In dit artikel wordt bepaald dat langdurig ingezetenen van de EU die in een tweede lidstaat verblijven, de mogelijkheid moeten krijgen om in de tweede lidstaat de status van langdurig ingezetene van de EU te verwerven onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de verwerving ervan in de eerste lidstaat. Teneinde de integratie in de tweede lidstaat te bespoedigen voor personen die reeds in een andere EU-lidstaat zijn geïntegreerd, wordt in het voorstel voor een herschikking bepaald dat de vereiste verblijfsduur in de tweede lidstaat drie jaar moet bedragen. Met het oog op de verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU in een tweede lidstaat, mogen de perioden van verblijf in verschillende lidstaten niet worden gecumuleerd.

In dat geval moet het echter aan de tweede lidstaat worden overgelaten om te beslissen of hij sociale bijstand of steun voor levensonderhoud in de vorm van een studiebeurs of ‑lening voor studies, beroepsopleiding inbegrepen, toekent aan langdurig ingezetenen van de EU die geen werknemer of zelfstandige zijn, of aan hun gezinsleden, voordat de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied is verstreken, rekening houdend met het feit dat ook aan burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend in een andere hoedanigheid dan die van werknemer of zelfstandige overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU, of aan hun gezinsleden, dergelijke voordelen kunnen worden geweigerd voordat zij het permanente verblijfsrecht hebben verkregen na vijf jaar legaal en ononderbroken verblijf.

De tweede lidstaat kan beslissen dergelijke bijstand toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf, mits deze lidstaat dezelfde behandeling waarborgt voor burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer uitoefenen overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU (en die niet de hoedanigheid hebben van werknemer of zelfstandige of persoon die deze status heeft behouden) en voor hun gezinsleden, alsook voor onderdanen van derde landen die uit hoofde van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan dat van burgers van de Unie, en voor hun gezinsleden.

Tot slot: wanneer een langdurig ingezetene van de EU zijn of haar activiteit als werknemer of als zelfstandige heeft beëindigd vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf in die lidstaat en hij of zij niet beschikt over toereikende bestaansmiddelen voor zichzelf en zijn of haar gezinsleden noch over een verzekering die alle ziektekosten dekt, teneinde te voorkomen dat hij of zij een onredelijke belasting zou vormen voor het socialebijstandsstelsel van de tweede lidstaat, kan zijn of haar legaal verblijf om die reden worden beëindigd, rekening houdend met het feit dat ook burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend en hun gezinsleden in een dergelijke situatie kunnen worden verwijderd voordat zij het permanente verblijfsrecht hebben verkregen na vijf jaar legaal en ononderbroken verblijf.

HOOFDSTUK IV - SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Dit nieuwe artikel voorziet in een verplichting voor de lidstaten om de toegang van aanvragers tot informatie over de verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU en de daaraan verbonden rechten te vergemakkelijken, in overeenstemming met de meest recente richtlijnen inzake legale migratie.

Artikelen 28 tot en met 33

Deze artikelen bevatten de regels inzake verslaglegging, contactpunten, omzetting, inwerkingtreding en adressaten, zoals reeds is bepaald in Richtlijn 2003/109/EG. Artikel 31 bepaalt dat Richtlijn 2003/109/EG wordt ingetrokken zodra de omzettingstermijn voor de herschikte richtlijn is verstreken.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

2022/0134 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking)

 HET EUROPEES PARLEMENT EN  DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Gelet op het Verdrag  betreffende de werking van de Europese Unie  tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op  79, lid 2, ,  punten a) en b)  artikel 63, punten 3 en 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 nieuw

(1)Richtlijn 2003/109/EG van de Raad 31 is ingrijpend gewijzigd 32 . Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn worden overgegaan.

🡻 2003/109/EG overweging 1 (aangepast)

Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaald dat enerzijds maatregelen moeten worden aangenomen die erop zijn gericht het vrije verkeer van personen te waarborgen, in samenhang met begeleidende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie, en anderzijds maatregelen op het gebied van asiel, immigratie en de bescherming van de rechten van onderdanen van derde landen.

🡻 2003/109/EG overweging 2 (aangepast)

Tijdens de buitengewone bijeenkomst in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad verklaard dat de juridische status van onderdanen van derde landen meer in overeenstemming moet worden gebracht met die van de onderdanen van de lidstaten, en dat iemand die gedurende een nader te bepalen periode legaal in een lidstaat heeft verbleven en een vergunning tot langdurig verblijf heeft, in deze lidstaat een aantal uniforme rechten zou moeten verkrijgen die zo dicht mogelijk bij de rechten van EU-burgers liggen.

🡻 2003/109/EG overweging 3

(2)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

🡻 2003/109/EG overweging 4 (aangepast)

(3)De integratie  in de lidstaten  van onderdanen van derde landen die  langdurig ingezetenen van de EU zijn  duurzaam in een lidstaat zijn gevestigd is van wezenlijk belang voor de bevordering van de economische en sociale samenhang, een fundamentele doelstelling van de Gemeenschap  Unie , die is opgenomen in het Verdrag.

🡻 2003/109/EG overweging 5

(4)De lidstaten passen deze richtlijn toe zonder onderscheid te maken naar met name geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

🡻 2011/51/EU overwegingen 2 en 4 (aangepast)

(5)Voor de volledige integratie van personen die internationale bescherming genieten in een lidstaat is het van belang dat zij in de lidstaat van verblijf na verloop van tijd uitzicht hebben op het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene  van de EU  in de lidstaat. Personen die internationale bescherming genieten moeten derhalve de status van langdurig ingezetene  van de EU  kunnen verwerven in de lidstaat die hun internationale bescherming heeft verleend, onder dezelfde voorwaarden als andere onderdanen van derde landen.

 nieuw

(6)Onderdanen van derde landen die overeenkomstig het Unierecht rechten inzake vrij verkeer genieten, moeten toegang krijgen tot de status van langdurig ingezetene van de EU volgens dezelfde regels als alle andere onderdanen van derde landen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen. De rechten die deze onderdanen van derde landen verwerven als houders van de status van langdurig ingezetene van de EU moeten de rechten onverlet laten die zij kunnen genieten uit hoofde van Richtlijn 2004/38/EG 33 . Alle bepalingen in deze richtlijn betreffende de personen die het recht van vrij verkeer genieten, moeten ook gelden voor onderdanen van derde landen die op grond van overeenkomsten tussen de Unie en de lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds dan wel tussen de Unie en derde landen rechten inzake vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die welke burgers van de Unie genieten.

🡻 2003/109/EG overweging 6 (aangepast)

(7)Het belangrijkste criterium voor de verwerving van de status van langdurig ingezetene  van de EU  is de duur van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat. Het moet gaan om een langdurig en ononderbroken verblijf, waaruit blijkt dat de betrokkene sterke banden met het land heeft gekregen. Daarbij moet een zekere flexibiliteit mogelijk zijn om rekening te houden met omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat de betrokkene het grondgebied van de lidstaat tijdelijk verlaat.

 nieuw

(8)Ter voorkoming van het risico van misbruik bij het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de naleving van het vereiste van legaal en ononderbroken verblijf naar behoren wordt gecontroleerd voor alle categorieën onderdanen van derde landen. Dit risico is met name relevant voor de onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning die is verleend op basis van enigerlei investering in een lidstaat, aangezien de afgifte van deze verblijfsvergunningen niet altijd afhankelijk is van het vereiste van een ononderbroken fysieke aanwezigheid in de lidstaat of slechts afhankelijk is van het vereiste dat de investeerder gedurende een beperkte periode in de lidstaat aanwezig is. Ter voorkoming van dit risico moeten de lidstaten de controles inzake het vereiste van legaal en ononderbroken verblijf verscherpen, met name met betrekking tot aanvragen voor de status van langdurig ingezetene van de EU die door in een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen worden ingediend in ruil voor enigerlei investering, zoals kapitaaloverdrachten, de aankoop of huur van onroerend goed, investeringen in overheidsobligaties, investeringen in vennootschappen, een schenking of donatie ten gunste van een activiteit die bijdraagt aan het algemeen belang of bijdragen aan de staatsbegroting.

(9)De verblijfsperiode die vereist is voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU moet worden doorgebracht in dezelfde lidstaat als die waar de aanvraag is ingediend. Om de mobiliteit van onderdanen van derde landen binnen de EU te bevorderen, moeten de lidstaten onderdanen van derde landen echter toestaan perioden van verblijf in verschillende lidstaten te cumuleren. Teneinde de aantrekkelijkheid van verblijfsregelingen voor investeerders te beperken en rekening houdend met het feit dat niet alle lidstaten deze categorie verblijfsvergunningen hebben geregeld, mogen de lidstaten met het oog op de cumulatie van verblijfsperioden geen rekening houden met verblijfsperioden als houder van een verblijfsvergunning die is verleend op basis van enigerlei investering in een andere lidstaat.

(10)Alle verblijfsperioden van een houder van een visum voor langdurig verblijf of een verblijfsvergunning afgegeven op grond van het Unierecht of het nationaal recht moeten worden meegeteld voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU, met inbegrip van verblijfsperioden op grond van een status of in een hoedanigheid die is uitgesloten van de werkingssfeer van de richtlijn, zoals verblijf voor studiedoeleinden of beroepsopleiding, verblijf als begunstigde van nationale of tijdelijke bescherming, of verblijf dat aanvankelijk uitsluitend op tijdelijke gronden was gebaseerd. Wanneer de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfstitel heeft verkregen op grond waarvan hem of haar de status van langdurig ingezetene van de EU kan worden verleend, moeten deze perioden volledig in aanmerking worden genomen bij de berekening van de periode die vereist is om de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen, mits het totale verblijf legaal en ononderbroken is geweest.

🡻 2003/109/EG overweging 7 (aangepast)

 nieuw

(11)Om de status van langdurig ingezetene  van de EU  te verkrijgen, moeten onderdanen van derde landen aantonen dat zij over voldoende inkomsten en een ziektekostenverzekering beschikken, om te voorkomen dat zij ten laste komen van de lidstaat. De lidstaten kunnen een bepaald bedrag als referentiebedrag opgeven, maar zij kunnen niet een minimuminkomen bepalen waaronder alle aanvragen voor de status van langdurig ingezetene van de EU worden afgewezen, zonder enige concrete beoordeling van de situatie van iedere aanvrager.  De lidstaten kunnen bij Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van vaste en regelmatige inkomsten,  kunnen de lidstaten  rekening houden met factoren zoals bijdragen aan het pensioenstelsel en het vervullen van de fiscale verplichtingen.  Het begrip “inkomsten” mag niet alleen betrekking hebben op de “eigen inkomsten” van de aanvrager van de status van langdurig ingezetene van de EU, maar kan ook de inkomsten omvatten die door een derde ter beschikking zijn gesteld aan deze aanvrager, mits deze inkomsten, rekening houdend met de individuele situatie van de aanvrager, worden beschouwd als vast, regelmatig en toereikend

 nieuw

(12)De lidstaten moeten kunnen eisen dat aanvragers van de status van langdurig ingezetene van de EU voldoen aan integratievoorwaarden, bijvoorbeeld door te verlangen dat zij slagen voor een inburgerings- of taalexamen. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze verplichting, mag echter geen afbreuk doen aan de doelstelling om de integratie van onderdanen van derde landen te bevorderen, met name gelet op het kennisniveau dat vereist is om te slagen voor een inburgeringsexamen, de toegankelijkheid tot de cursussen en tot het ter voorbereiding op dat examen benodigde materiaal, de hoogte van de door onderdanen van derde landen voor dat examen verschuldigde inschrijvingskosten, of de inachtneming van bijzondere specifieke individuele omstandigheden, zoals leeftijd, analfabetisme of opleidingsniveau.

🡻 2003/109/EG overweging 8 (aangepast)

(13)Onderdanen van derde landen die de status van langdurig ingezetene  van de EU  willen verkrijgen en behouden mogen geen bedreiging vormen voor de openbare orde en de openbare veiligheid. Het begrip openbare orde kan een veroordeling voor het plegen van een ernstig misdrijf omvatten.

🡻 2003/109/EG overweging 9 (aangepast)

(14)Economische gronden zijn geen reden om de status van langdurig ingezetene  van de EU  te weigeren en  mogen  worden niet  worden  gezien als strijdig met de relevante voorwaarden.

🡻 2003/109/EG overweging 10 (aangepast)

(15)Er moeten procedurevoorschriften worden vastgesteld voor het onderzoeken van de aanvraag  aanvragen  voor  het verkrijgen van  de status van langdurig ingezetene van de EU . Deze procedures moeten niet alleen doelmatig zijn en kunnen worden afgewikkeld naast de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten, maar ook doorzichtig en billijk zijn, om de betrokken personen voldoende rechtszekerheid te bieden. Zij mogen niet worden gebruikt als middel om de uitoefening van het recht van verblijf door de rechthebbenden te belemmeren.

🡻 2003/109/EG overweging 11 (aangepast)

(16)Bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU moet een  EU- verblijfsvergunning  voor langdurig ingezetenen worden afgegeven waarmee de betrokkene gemakkelijk en onmiddellijk zijn  of haar  juridische status kan aantonen. Deze verblijfsvergunning moet tevens aan strenge technische eisen voldoen, met name wat de beveiliging tegen vervalsing en namaak betreft, om misbruik in de lidstaat die de status heeft toegekend of in de lidstaten waar het recht van verblijf wordt uitgeoefend, te voorkomen.

 nieuw

(17)Ter bevordering van de circulaire migratie van langdurig ingezetenen van de EU, en om hen met name in staat te stellen in hun land van herkomst te investeren en de in de Unie verworven kennis en vaardigheden te delen, en tijdelijk terug te keren naar hun land van herkomst in verband met persoonlijke en gezinsomstandigheden, moet worden toegestaan dat langdurig ingezetenen van de EU gedurende maximaal 24 opeenvolgende maanden afwezig zijn van het grondgebied van de Unie zonder hun status van langdurig ingezetene van de EU te verliezen. In het geval van langere afwezigheden moeten de lidstaten een vereenvoudigde procedure invoeren voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU.

🡻 2003/109/EG overweging 12 (aangepast)

(18)Om effect te sorteren als instrument voor de maatschappelijke integratie van langdurig ingezetenen van de EU moet de status van langdurig ingezetene  van de EU  waarborgen dat de betrokkene op een groot aantal economische en sociale gebieden op dezelfde wijze wordt behandeld als burgers van de lidstaat, onder de relevante voorwaarden die in deze richtlijn worden gesteld.

🡻 2011/51/EU overweging 7 (aangepast)

(19)De gelijke behandeling van personen die internationale bescherming genieten in de lidstaat die hun internationale bescherming verleende, geldt onverminderd de rechten en voordelen uit hoofde van Richtlijn 2004/83/EG  2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad  34 en van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (“het Verdrag van Genève”).

🡻 2003/109/EG overweging 13 (aangepast)

Wat betreft sociale bijstand kunnen uitkeringen voor langdurig ingezetenen worden beperkt tot de meest fundamentele zaken; hieronder vallen ten minste inkomenssteun voor de minima en steun bij ziekte, bij zwangerschap, bij hulpverlening aan ouders en bij langdurige verzorging. De wijze van toekenning van deze uitkeringen wordt bij nationale wet vastgesteld.

🡻 2003/109/EG overweging 14 (aangepast)

De lidstaten blijven verplicht om minderjarige kinderen toegang tot het onderwijs te verschaffen onder analoge voorwaarden als voor hun nationale onderdanen gelden.

🡻 2003/109/EG overweging 15 (aangepast)

Onder de begrippen studietoelage en studiebeurs voor beroepsopleiding vallen geen maatregelen die worden gefinancierd uit hoofde van de sociale bijstand. Bovendien kan de toegang tot een studietoelage afhankelijk zijn van het feit dat degene die een dergelijke toelage aanvraagt, op zichzelf voldoet aan de voorwaarden voor het verwerven van de status van langdurig ingezetene. Bij toekenning van een studiebeurs kunnen de lidstaten rekening houden met het feit dat burgers van de Unie in het land van herkomst hetzelfde voordeel genieten.

 nieuw

(20)Beroepskwalificaties die onderdanen van derde landen in een andere lidstaat hebben verworven, moeten op dezelfde manier worden erkend als die van burgers van de Unie. Met beroepskwalificaties die in een derde land zijn verworven, moet rekening worden gehouden overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 35 . Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de in het nationaal recht neergelegde voorwaarden voor de uitoefening van gereglementeerde beroepen.

(21)In deze richtlijn moet rekening worden gehouden met de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, die zijn ingevoerd bij Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 36 .

🡻 2003/109/EG overweging 16 (aangepast)

(22)Langdurig ingezetenen van de EU moeten hogere bescherming tegen uitzetting  besluiten tot beëindiging van hun legaal verblijf genieten. Deze bescherming is gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De bescherming tegen uitzetting houdt in dat de procedures  De lidstaten moeten de mogelijkheid van beroep tegen dergelijke besluiten bieden.

 nieuw

(23)Besluiten tot beëindiging van het legaal verblijf van langdurig ingezetenen van de EU mogen niet op economische overwegingen worden gebaseerd.

🡻 2011/51/EU overweging 10 (aangepast)

(24)Wanneer een lidstaat van plan is om op een in deze richtlijn vermelde grond het legaal verblijf te beëindigen van een persoon die internationale bescherming geniet en die in die lidstaat de status van langdurige ingezetene van de EU heeft verworven, op een in Richtlijn 2003/109/EG vermelde grond te verwijderen dient, en voorts van plan is om die persoon terug te leiden, moet die persoon de door Richtlijn 2004/83/EG  2011/95/EU  en artikel 33 van het Verdrag van Genève geboden bescherming tegen refoulement te genieten. Daartoe dient moet, indien die persoon in een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij  of zij  nu als langdurige ingezetene verblijft, internationale bescherming geniet, te worden bepaald dat hij  van hem of haar  slechts mag worden verwijderd  verlangd dat hij of zij zich begeeft naar de lidstaat die hem  of haar  internationale bescherming heeft verleend, en dat die lidstaat verplicht is hem  of haar  terug te nemen, tenzij refoulement is toegestaan overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG  2011/95/EU . Dezelfde waarborgen dienen te moeten gelden voor een persoon die internationale bescherming geniet en die zich in een tweede lidstaat heeft gevestigd doch aldaar de status van langdurig ingezetene van de EU nog niet heeft verworven.

🡻 2011/51/EU overweging 11 (aangepast)

(25)Indien de verwijdering  refoulement van een persoon die internationale bescherming geniet buiten het grondgebied van de Unie is toegestaan uit hoofde van Richtlijn 2004/83/EG  2011/95/EU , moeten de lidstaten verplicht worden ervoor te zorgen dat alle informatie van de relevante bronnen wordt verkregen, met inbegrip, waar nodig, van de lidstaat die internationale bescherming heeft verleend, en dat deze informatie terdege wordt geëvalueerd teneinde te waarborgen dat het besluit tot verwijdering  refoulement  van die persoon strookt met artikel 4 en artikel 19, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

 nieuw

(26)Om een betere integratie van langdurig ingezetenen van de EU te bevorderen, moeten er regels worden ingevoerd inzake gunstige voorwaarden voor gezinshereniging en toegang tot werk voor echtgenoten. Derhalve moet worden voorzien in specifieke afwijkingen van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad. Gezinshereniging mag niet afhankelijk worden gesteld van integratievoorwaarden, aangezien langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden worden geacht te zijn geïntegreerd in de gastsamenleving.

(27)Aangezien het gezinsleven moet worden geëerbiedigd en de bescherming ervan een essentieel element is van de integratie van langdurig ingezetenen van de EU, moeten kinderen van langdurig ingezetenen van de EU die geboren of geadopteerd zijn op het grondgebied van de EU-lidstaat die de betrokken EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, automatisch de status van langdurig ingezetene van de EU in die lidstaat verkrijgen, met name zonder te worden onderworpen aan het vereiste van voorafgaand verblijf.

🡻 2003/109/EG overweging 17 (aangepast)

 nieuw

(28)Harmonisatie van de voorwaarden voor de verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU bevordert het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten.  Deze richtlijn mag echter geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om andere permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen dan de EUverblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af te geven.  Sommige lidstaten stellen gunstiger voorwaarden voor de afgifte van permanente verblijfstitels of verblijftitels met een onbeperkte geldigheidsduur dan deze richtlijn. De mogelijkheid om nationale bepalingen toe te passen die gunstiger zijn, wordt niet uitgesloten door het Verdrag. In het kader van deze richtlijn is het echter van belang te bepalen dat aan verblijfstitels die onder gunstiger voorwaarden worden verstrekt,  Aan dergelijke nationale verblijfsvergunningen mag  niet het recht van verblijf in een andere lidstaat is  zijn verbonden.

 nieuw

(29)De lidstaten moeten een gelijk speelveld creëren tussen EU-verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen en nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen, wat betreft procedurele rechten, het recht op gelijke behandeling, procedures en toegang tot informatie. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat het niveau van de procedurele waarborgen en rechten voor langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden niet lager is dan het niveau van de procedurele waarborgen en rechten voor houders van nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen voor de behandeling van hun aanvraag geen hogere leges hoeven te betalen dan aanvragers van een nationale verblijfsvergunning. Tot slot moeten de lidstaten met betrekking tot de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen evenveel voorlichtings-, promotie- en advertentieactiviteiten verrichten als met betrekking tot de nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen, bijvoorbeeld wat betreft informatie op nationale websites over legale migratie, voorlichtingscampagnes en opleidingsprogramma’s voor de bevoegde migratieautoriteiten.

🡻 2003/109/EG overweging 18 (aangepast)

 nieuw

(30) Het verblijf van langdurig ingezetenen van de EU in andere lidstaten moet worden gefaciliteerd.  Het vaststellen van de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen die langdurig in een lidstaat verblijven  langdurig ingezetenen van de EU zijn , gebruik kunnen maken van het recht van verblijf in een andere lidstaat, draagt bij aan de totstandbrenging van de interne markt als ruimte waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Het zou ook een belangrijke mobiliteitsfactor kunnen zijn, met name op de arbeidsmarkt van de Unie.  De arbeids- en geografische mobiliteit van onderdanen van derde landen die in een lidstaat al een langdurig ingezetene van de EU zijn, moet worden beschouwd als een belangrijk instrument om de arbeidsmarkt in de hele Unie efficiënter te maken, vaardigheidstekorten aan te vullen en regionale onevenwichtigheden te compenseren.  

🡻 2011/51/EU overweging 5

(31)Indien personen die internationale bescherming genieten het recht krijgen om in andere lidstaten dan de lidstaat die hun internationale bescherming heeft verleend te verblijven, is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat deze andere lidstaten op de hoogte zijn van de beschermingsachtergrond van de betrokken personen, zodat zij hun verplichtingen in verband met het beginsel van non-refoulement kunnen naleven.

🡻 2011/51/EU overweging 9

(32)De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de bescherming van personen die internationale bescherming genieten, valt buiten de werkingssfeer van deze richtlijn.

🡻 2003/109/EG overweging 19

(33)Langdurig ingezetenen moeten gebruik kunnen maken van het recht van verblijf in een andere lidstaat om daar te werken als werknemer of als zelfstandige, om er een studie te volgen, of om zich daar te vestigen zonder een economische activiteit uit te oefenen.

 nieuw

(34)Teneinde de mobiliteit binnen de EU van langdurig ingezetenen van de EU te faciliteren met het oog op de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, mag er bij het onderzoek van de aanvraag voor verblijf in een tweede lidstaat geen arbeidsmarkttoets meer worden verricht.

(35)Zodra een langdurig ingezetene van de EU binnen de in deze richtlijn vastgestelde uiterste termijn een volledige aanvraag voor verblijf in een tweede lidstaat heeft ingediend, moet die lidstaat de langdurig ingezetene van de EU kunnen toestaan te beginnen met werken of studeren. Langdurig ingezetenen van de EU moeten het recht hebben om uiterlijk 30 dagen na de indiening van de aanvraag voor verblijf in de tweede lidstaat te beginnen met werken of studeren.

(36)Wanneer een langdurig ingezetene van de EU voornemens is een aanvraag voor verblijf in een tweede lidstaat in te dienen met het oog op de uitoefening van een gereglementeerd beroep, moeten zijn of haar beroepskwalificaties op dezelfde wijze worden erkend als die van burgers van de Unie die het recht van vrij verkeer uitoefenen, conform Richtlijn 2005/36/EG en ander toepasselijk Unierecht en nationaal recht.

🡻 2003/109/EG overweging 20 (aangepast)

 nieuw

(37)Gezinsleden moeten zich eveneens in een tweede  de andere lidstaat kunnen vestigen, samen met de langdurig ingezetene van de EU , zodat het gezinsverband gehandhaafd blijft en de uitoefening van het recht van verblijf voor langdurig ingezetenen van de EU niet wordt belemmerd. Met betrekking tot de gezinsleden die toestemming kunnen krijgen om langdurig ingezetenen  van de EU  te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de situatie van gehandicapte meerderjarige kinderen en van eerstegraads verwanten in rechtstreekse opgaande lijn die ten laste van deze gezinsleden komen.

🡻 2003/109/EG overweging 21 (aangepast)

(38)De lidstaat waarin de langdurig ingezetene  van de EU zijn  of haar  recht van verblijf wil uitoefenen, moet kunnen nagaan of de betrokkene voldoet aan de voorwaarden waaraan een verblijf op zijn grondgebied is gebonden. Bovendien moet deze lidstaat kunnen nagaan of de betrokkene geen bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

🡻 2003/109/EG overweging 22 (aangepast)

(39)Om ervoor te zorgen dat het recht van verblijf geen dode letter wordt, moeten langdurig ingezetenen van de EU in de tweede lidstaat dezelfde rechten genieten als in de lidstaat waarin zij de status hebben verworven, onder de in deze richtlijn omschreven voorwaarden. Lidstaten behouden de mogelijkheid om de verblijfsvergunning in te trekken indien de betrokkene niet langer aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, ook indien een uitkering uit hoofde van de sociale bijstand is toegekend.

 nieuw

(40)Om ervoor te zorgen dat de criteria voor verblijf in de tweede lidstaat blijvend in acht worden genomen, moet de tweede lidstaat kunnen eisen dat langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van elke verandering van werkgever of economische activiteit. De kennisgevingsprocedure mag niet leiden tot een opschorting van het recht van de betrokkene om de economische activiteit als werknemer of als zelfstandige uit te oefenen, en er mag geen arbeidsmarkttoets worden uitgevoerd.

🡻 2003/109/EG overweging 23 (aangepast)

 nieuw

(41)Indien onderdanen van derde landen verhuizen naar een andere lidstaat en besluiten zich aldaar te vestigen, dienen moeten zij in die lidstaat de mogelijkheid te krijgen om de status van langdurig ingezetene van de EU te verwerven, onder dezelfde voorwaarden vergelijkbaar met  als  die van de eerste lidstaat. De vereiste periode van verblijf in de tweede lidstaat moet echter drie jaar bedragen en het mag niet mogelijk zijn perioden van verblijf in verschillende lidstaten te cumuleren. In dat geval moet het aan de tweede lidstaat worden overgelaten om te beslissen of hij sociale bijstand of levensonderhoud voor studies, beroepsopleiding inbegrepen, toekent aan langdurig ingezetenen van de EU die geen werknemer of zelfstandige zijn, of aan hun gezinsleden, voordat de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied is verstreken, rekening houdend met het feit dat ook aan burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend in een andere hoedanigheid dan die van werknemer of zelfstandige overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU, of aan hun gezinsleden, dergelijke voordelen kunnen worden geweigerd voordat de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf is verstreken. De tweede lidstaat kan beslissen dergelijke bijstand toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf, mits deze lidstaat dezelfde behandeling waarborgt voor burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer uitoefenen overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU en die niet de hoedanigheid hebben van werknemer of zelfstandige of persoon die deze status heeft behouden, en voor hun gezinsleden, alsook voor onderdanen van derde landen die op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan dat van burgers van de Unie, en voor hun gezinsleden. Wanneer een langdurig ingezetene van de EU zijn of haar activiteit als werknemer of als zelfstandige heeft beëindigd vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf in die lidstaat en hij of zij niet beschikt over toereikende bestaansmiddelen voor zichzelf en zijn of haar gezinsleden noch over een verzekering die alle ziektekosten dekt, teneinde te voorkomen dat hij of zij een onredelijke belasting zou vormen voor het socialebijstandsstelsel van de tweede lidstaat, kan zijn of haar legaal verblijf bovendien om die reden worden beëindigd, rekening houdend met het feit dat ook burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend en hun gezinsleden in een dergelijke situatie kunnen worden verwijderd. 

🡻 2003/109/EG overweging 24 (aangepast)

(42)Aangezien de doelstellingen van het voorgenomen optreden  deze richtlijn , namelijk de vaststelling van de voorwaarden voor de verlening en de intrekking van de status van langdurig ingezetene  van de EU , de vaststelling van de rechten die daaraan zijn verbonden, en de vaststelling van de voorwaarden waaronder langdurig ingezetenen  van de EU  gebruik kunnen maken van hun recht van verblijf in de andere lidstaten, niet voldoende door de lidstaten  kunnen  worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap  Unie  kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap  Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag  betreffende de Europese Unie . Overeenkomstig het in hetzelfde artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om dit doel te bereiken.

🡻 2003/109/EG overweging 25 (aangepast)

 nieuw

(43)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 21  betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht , gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie  (VEU)  en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap  betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) , en onverminderd  de artikelen 3 en  artikel 4 van genoemd  dat protocol, nemen deze lidstaten  neemt Ierland  niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten  lidstaat .

[OF]

[Overeenkomstig artikel 4 bis  de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht , gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap  betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) , en onverminderd artikel 4 van genoemd  dat  protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten  heeft Ierland [bij brief van …] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wenst deel te nemen. ]

🡻 2003/109/EG overweging 26 (aangepast)

(44)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap  betreffende de werking van de Europese Unie , neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat,.

 nieuw

(45)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht moet worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die vorige richtlijn.

(46)Deze richtlijn moet de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet laten,

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

HEEFT  HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I    

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn heeft ten doel:

a)de voorwaarden vast te stellen waaronder een lidstaat aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken op zijn grondgebied verblijven, de status van langdurig ingezetene van de EU kan toekennen, of deze status kan intrekken, en te bepalen welke rechten aan deze status verbonden zijn, en

b)de voorwaarden voor toegang en verblijf, alsook de rechten, vast te stellen waaronder onderdanen van derde landen aan wie door een lidstaat de status van langdurig ingezetene is toegekend, in andere lidstaten mogen verblijven  van de in punt a) bedoelde onderdanen van derde landen en hun gezinsleden in andere lidstaten dan de lidstaat die als eerste de status van langdurig ingezetene van de EU heeft toegekend .

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)“onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17  20 , lid 1, van het Verdrag;

b)“langdurig ingezetene van de EU ”: iedere onderdaan van een derde land die de in de artikelen 4 tot en met 7 bedoelde status van langdurig ingezetene van de EU bezit;

c)“eerste lidstaat”: de lidstaat die als eerste de status van langdurig ingezetene van de EU heeft toegekend aan de betrokken onderdaan van een derde land;

d)“tweede lidstaat”: de lidstaat waarin een onderdaan van een derde land zijn  of haar  recht van verblijf uitoefent en die niet de lidstaat is die hem  of haar  als eerste de status van langdurig ingezetene  van de EU  heeft toegekend;

e)“gezinsleden”: onderdanen van een derde land die in de betrokken lidstaat verblijven overeenkomstig Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging 37 ;

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 1

f)“internationale bescherming”: internationale bescherming zoals omschreven in artikel 2, onder punt a), van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming 38 .;

🡻 2003/109/EG (aangepast)

g)“EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van de EU ”: verblijfsvergunning die door de betrokken lidstaat wordt afgegeven bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene  van de EU .

Artikel 3

Werkingssfeer

1.    Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

2.    Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:

a)in een lidstaat verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;

b)toestemming hebben in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een tijdelijke bescherming of op diezelfde grond toestemming om aldaar te verblijven hebben aangevraagd en een beslissing over hun status afwachten;

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 2, a)

c)toestemming hebben om in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een andere vorm van bescherming dan internationale bescherming of op deze grond toestemming hebben aangevraagd om aldaar te verblijven en een beslissing over hun status afwachten;

d)een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;

🡻 2003/109/EG (aangepast)

e)in een lidstaat verblijven uitsluitend om redenen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld als au pair of seizoensarbeider, of als gedetacheerd werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of als verlener van grensoverschrijdende diensten , of in gevallen waarin hun verblijfsvergunning formeel beperkt is;

f)een juridische status hebben die valt onder de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963, het Verdrag van New York inzake speciale missies van 1969, of het Verdrag van Wenen inzake de vertegenwoordiging van staten in hun betrekkingen met internationale organisaties met een universeel karakter van 1975.

3.    Deze richtlijn geldt onverminderd de gunstiger bepalingen van:

a)bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap  Unie  of de Gemeenschap  Unie en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds;

b)reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn tussen een lidstaat en een derde land gesloten bilaterale overeenkomsten;

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 2, b)

c)het Europees Vestigingsverdrag van 13 december 1955, het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961, het gewijzigd Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1987, het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977, punt 11 van de bijlage bij het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en het Europees Verdrag inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

HOOFDSTUK II    

DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE IN EEN LIDSTAAT

Artikel 4

Verblijfsduur

1.     Niettegenstaande lid 3 van dit artikel,  kennen de De lidstaten kennen de status van langdurig ingezetene  van de EU  toe aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken sedert de vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het de desbetreffende verzoek aanvraag op hun grondgebied verblijven.

 nieuw

2.    De lidstaten stellen passende controlemechanismen in om ervoor te zorgen dat de naleving van het vereiste inzake legaal en ononderbroken verblijf naar behoren wordt gecontroleerd, met name met betrekking tot aanvragen die worden ingediend door onderdanen van derde landen die houder zijn en/of zijn geweest van een verblijfsvergunning die is verleend op grond van enigerlei investering in een lidstaat.

3.    De lidstaten staan onderdanen van derde landen toe perioden van verblijf in verschillende lidstaten te cumuleren om aan het vereiste inzake de verblijfsduur te voldoen, mits deze onderdanen twee jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de lidstaat waar de aanvraag voor de status van langdurig ingezetene van EU wordt ingediend, hebben verbleven onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van die aanvraag. Voor de cumulatie van verblijfsperioden in verschillende lidstaten houden de lidstaten geen rekening met verblijfsperioden als houder van een verblijfsvergunning die is verleend op grond van enigerlei investering in een andere lidstaat.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 3, a) (aangepast)

1 bis4.    De lidstaten kennen de status van langdurig ingezetene van de EU niet toe op basis van internationale bescherming, indien de internationale bescherming is ingetrokken of beëindigd, of indien is geweigerd deze te verlengen, overeenkomstig artikel 14, lid 3, en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2011/95/EU2004/83/EG.

 nieuw

5. Alle verblijfsperioden van een houder van een visum voor langdurig verblijf of een verblijfsvergunning afgegeven op grond van het Unierecht of het nationaal recht, met inbegrip van de in artikel 3, lid 2, punten a), b), c) en e), bedoelde gevallen, worden in aanmerking genomen voor de berekening van de in lid 1 bedoelde periode, wanneer de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfstitel heeft verkregen die hem of haar in staat stelt de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen.

🡻 2003/109/EG

2. Perioden van verblijf voor de in artikel 3, lid 2, onder e) en f), vermelde redenen worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde verblijf.

In de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde gevallen waarin de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfsvergunning heeft verkregen die hem in staat stelt de status van langdurig ingezetene te verkrijgen, mogen de perioden van verblijf in verband met een studie of een beroepsopleiding slechts voor de helft meegerekend worden bij de berekening van de duur van het in lid 1 bedoelde verblijf.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 3, b)

Voor personen aan wie internationale bescherming is verleend, wordt ten minste de helft van de periode tussen de datum van indiening van het verzoek om internationale bescherming op grond waarvan die internationale bescherming is verleend, en de datum van afgifte van de in artikel 24 van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU bedoelde verblijfsvergunning, of de gehele periode indien die 18 maanden overschrijdt, in aanmerking genomen bij de berekening van de duur van de in lid 1 bedoelde periode.

🡻 2003/109/EG

36.    De perioden van afwezigheid van het grondgebied van de betrokken lidstaat vormen geen onderbreking van het in lid 1 bedoelde verblijf en tellen mee bij de berekening van de duur van dat verblijf, indien zij minder dan zes achtereenvolgende maanden duren en binnen de in lid 1 bedoelde periode niet langer zijn dan in totaal tien maanden.

In gevallen van specifieke of buitengewone redenen van tijdelijke aard en overeenkomstig hun nationale recht, mogen lidstaten ermee akkoord gaan dat een langere dan de in de eerste alinea bedoelde periode van afwezigheid geen onderbreking vormt van het in lid 1 bedoelde verblijf. In dergelijke gevallen houden de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van het verblijf geen rekening met deze periode.

In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten bij de berekening van de in lid 1 bedoelde totale duur van het verblijf wel rekening houden met perioden van afwezigheid in verband met beroepsmatige detachering, ook als dat in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening is.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 5

Voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene  van de EU  

1.    De lidstaten verlangen van onderdanen van derde landen het bewijs dat zij voor zichzelf en de gezinsleden te hunnen laste beschikken over:

a)vaste en regelmatige inkomsten , inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld, die voldoende zijn om zichzelf en hun gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene werd ingediend;

b)een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de betrokken lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.

 nieuw

2.Voor de toepassing van lid 1, punt a), beoordelen de lidstaten de vaste en regelmatige inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene werd ingediend. De lidstaten kunnen een bepaald bedrag als referentiebedrag opgeven, maar zij kunnen niet een minimuminkomen bepalen waaronder alle aanvragen om toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU worden afgewezen, zonder enige concrete beoordeling van de situatie van iedere aanvrager.

🡻 2003/109/EG

32.    De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.

 nieuw

4.    Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, mogen zij niet verlangen dat de aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen voldoen aan strengere voorwaarden inzake inkomsten en integratie dan die welke gelden voor aanvragers van dergelijke nationale verblijfsvergunningen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

Artikel 6

Openbare orde en binnenlandse veiligheid

1.    De lidstaten mogen om redenen van openbare orde of openbare veiligheid weigeren de status van langdurig ingezetene van de EU toe te kennen.

De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat, en let daarbij tevens terdege op de duur van het verblijf en het bestaan van banden met het land van verblijf.

2.    De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.

Artikel 7

Verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU

1.    Om de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen dient de betrokken onderdaan van een derde land een verzoek aanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij  of zij  verblijft. Het verzoek De aanvraag gaat vergezeld van in de nationale wet te bepalen bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene aan de in de artikelen 4 en 5 geformuleerde voorwaarden voldoet en, indien nodig, van een geldig reisdocument of een gewaarmerkt afschrift ervan.

De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie bevatten met betrekking tot passende huisvesting.

2.    Zo spoedig mogelijk doch in geen geval later dan zes maanden nadat de volledige aanvraag  het verzoek is ingediend, doen de bevoegde nationale autoriteiten aan de betrokkene schriftelijk mededeling van de genomen beslissing. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven.

In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek, kan de in de eerste alinea bedoelde termijn worden verlengd.

 nieuw

Indien de ter staving van de aanvraag verstrekte documenten of gegevens ontoereikend of onvolledig zijn, delen de bevoegde autoriteiten de aanvrager mee welke aanvullende documenten of gegevens er vereist zijn en stellen zij voor de verstrekking daarvan een redelijke termijn vast. De in de eerste alinea bedoelde termijn wordt opgeschort totdat de autoriteiten de gevraagde aanvullende documenten of gegevens hebben ontvangen. Indien de vereiste aanvullende documenten of gegevens niet binnen die termijn zijn verstrekt, kan de aanvraag worden afgewezen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

Bovendien wordt de De betrokkene wordt meegedeeld welke rechten en plichten hij  of zij  krachtens deze richtlijn heeft.

De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in deze bepaling bedoelde termijn worden bij de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.

3.    Indien de voorwaarden van de artikelen 4 en 5 vervuld zijn en de betrokkene geen bedreiging vormt in de zin van artikel 6, kent de lidstaat de status van langdurig ingezetene van de EU toe aan de betrokken onderdaan van een derde land.

 nieuw

4.    Indien een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen betrekking heeft op een onderdaan van een derde land die houder is van een nationale verblijfsvergunning die door dezelfde lidstaat conform artikel 14 is afgegeven, verlangt die lidstaat niet dat de aanvrager aantoont dat hij of zij aan de in artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde voorwaarden voldoet, indien de inachtneming van die voorwaarden reeds werd gecontroleerd in het kader van de aanvraag voor de nationale verblijfsvergunning.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

Artikel 8

EG EU -verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

1.    De status van langdurig ingezetene van de EU is permanent, onverminderd artikel 9.

2.    De lidstaten verstrekken aan langdurig ingezetenen een EG  EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De verblijfsvergunning is ten minste vijf jaar geldig. De vergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van die periode automatisch verlengd.

3.    Een EG  EU -verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen mag worden afgegeven in de vorm van een sticker of van een afzonderlijk document. De vergunning wordt afgegeven volgens de voorschriften en het standaardmodel van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfsvergunningen voor onderdanen van derde landen 39 . In de rubriek “soort vergunning” vermelden de lidstaten “EG-langdurig ingezetene  van de EU ”.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 4 (aangepast)

4.    Wanneer een lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land aan wie hij internationale bescherming heeft verleend, brengt hij op die EU-verblijfsvergunning de volgende opmerking in de rubriek “opmerkingen” aan: “Internationale bescherming verleend op [datum] door [naam van de lidstaat]”.

5.    Wanneer een tweede lidstaat een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft aan een onderdaan van een derde land die reeds een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen bezit die door een andere lidstaat is afgegeven en die de in lid 4 bedoelde opmerking bevat, brengt de tweede lidstaat dezelfde opmerking aan op de door hem afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen aan.

Voordat de tweede lidstaat de in lid 4 bedoelde opmerking aanbrengt, verzoekt hij de in die opmerking vermelde lidstaat informatie te verschaffen over de vraag of de langdurig ingezetene van de EU nog steeds internationale bescherming geniet. De in de opmerking vermelde lidstaat antwoordt op het verzoek om informatie uiterlijk één maand na de ontvangst van het verzoek om informatie. Indien de internationale bescherming bij een definitief besluit is ingetrokken, brengt de tweede lidstaat die opmerking niet aan.

6.    Indien de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van de langdurig ingezetene van de EU overeenkomstig de desbetreffende internationale instrumenten of het nationaal recht aan de tweede lidstaat werd overgedragen na de afgifte van de in lid 5 bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, wijzigt de tweede lidstaat uiterlijk drie maanden na de overdracht van verantwoordelijkheid de in lid 4 bedoelde opmerking in overeenkomstige zin.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 9

Intrekking of verlies van de status

1.    Langdurig ingezetenen van de EU mogen de status van langdurig ingezetene  van de EU  niet langer behouden indien:

a)wordt vastgesteld dat de status van langdurig ingezetene van de EU op frauduleuze wijze is verkregen;

b)een verwijderingsmaatregel  besluit tot beëindiging van het legaal verblijf  wordt genomen onder de voorwaarden van artikel 1312;

c)zij gedurende een aaneengesloten periode van twaalf  24  maanden niet op het grondgebied van de Gemeenschap  Unie verblijven.

2.    De lidstaten mogen, in afwijking van lid 1, punt onder c), bepalen dat afwezigheid van meer dan twaalf  24  aaneensluitende maanden of afwezigheid om specifieke of uitzonderlijke redenen, niet leidt tot intrekking of verlies van de status.

3.    De lidstaten mogen bepalen dat de langdurig ingezetene van de EU zijn  of haar  status van langdurig ingezetene niet langer mag behouden wanneer hij  of zij , gelet op de ernst van de feiten die hij  of zij  heeft gepleegd, een bedreiging vormt voor de openbare orde; dit is evenwel geen reden voor verwijdering  de beëindiging van zijn of haar legaal verblijf in de zin van artikel 1312.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 5 (aangepast)

43 bis.    De lidstaten kunnen een op grond van internationale bescherming verkregen status van langdurig ingezetene van de EU intrekken indien de internationale bescherming is ingetrokken of beëindigd of indien is geweigerd deze te verlengen, overeenkomstig artikel 14, lid 3, en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

54.    De langdurig ingezetene die overeenkomstig hoofdstuk III in een andere lidstaat heeft verbleven, mag zijn  of haar  in de eerste lidstaat verkregen status van langdurig ingezetene van de EU niet langer behouden indien een dergelijke status overeenkomstig artikel 2623 in een andere lidstaat is verleend.

Wanneer de betrokkene zes jaar afwezig is geweest van het grondgebied van de lidstaat die de status van langdurig ingezetene van de EU heeft verstrekt, mag hij  of zij  zijn  of haar  status in deze lidstaat in geen geval meer behouden.

In afwijking van de tweede alinea mag de betrokken lidstaat bepalen dat de langdurig ingezetene van de EU zijn  of haar  status in deze lidstaat om specifieke redenen mag behouden ofschoon hij  of zij  langer dan zes jaar afwezig is geweest.

 nieuw

De betrokken lidstaten kunnen informatie uitwisselen met het oog op de verificatie van het verlies of de intrekking van de status in de in dit lid bedoelde gevallen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

65.    Voor de in lid 1, punt onder c), en in lid 4 bedoelde gevallen zorgen de lidstaten die de status hebben verleend, voor een vereenvoudigde procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU .

Deze procedure geldt in het bijzonder voor personen die om studieredenen in een tweede lidstaat hebben verbleven.

De voorwaarden en de procedure voor het opnieuw verkrijgen van de status van langdurig ingezetene worden door de nationale wet bepaald.

 nieuw

In die gevallen kunnen de lidstaten beslissen niet te eisen dat aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, wordt voldaan.

De lidstaten verlangen van onderdanen van derde landen die een aanvraag indienen om opnieuw de status van langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen, niet dat zij aan integratievoorwaarden voldoen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

76.    Het feit dat de geldigheidsduur van de EG EU -verblijfsvergunning van een langdurig ingezetene is verstreken, mag in geen geval leiden tot intrekking of verlies van de status van langdurig ingezetene van de EU .

87.    Wanneer de intrekking of het verlies van de status van langdurig ingezetene van de EU niet leidt tot verwijdering  de beëindiging van het legaal verblijf , staat de lidstaat de betrokken persoon toe op zijn grondgebied te blijven, indien hij  of zij  voldoet aan de voorwaarden die in de wetgeving van deze lidstaat worden gesteld en/of indien hij  of zij  geen gevaar vormt voor de openbare orde of veiligheid.

Artikel 10

Procedurele waarborgen

1.    Beslissingen tot afwijzing van een verzoek aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU of tot intrekking van deze status moeten met redenen worden omkleed. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.

2.    Indien het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU wordt afgewezen, of indien deze status wordt ingetrokken of verloren dan wel de verblijfsvergunning niet wordt verlengd, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.

 nieuw

3.    Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de houders en aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dezelfde procedurele waarborgen als die welke in hun nationale regelingen zijn opgenomen, indien de procedurele waarborgen uit hoofde van die nationale regelingen gunstiger zijn dan die waarin de leden 1 en 2 van dit artikel en artikel 7, lid 2, voorzien.

Artikel 11

Leges

De lidstaten kunnen de betaling van leges verlangen voor de behandeling van aanvragen overeenkomstig deze richtlijn. De door een lidstaat in rekening gebrachte leges voor de behandeling van aanvragen mogen niet onevenredig of buitensporig zijn.

Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, mogen zij van de aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen geen hogere leges verlangen dan van de aanvragers van nationale verblijfsvergunningen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1211

Gelijke behandeling

1.    Langdurig ingezetenen van de EU genieten op de volgende gebieden dezelfde behandeling als de eigen onderdanen:

a)werk als werknemer of zelfstandige, mits dit werk niet impliceert dat, al is het maar incidenteel, wordt deelgenomen aan de uitoefening van het openbaar gezag; hierbij is inbegrepen de toegang tot de arbeidsvoorwaarden, ook wat betreft salariëring en ontslag;

b)onderwijs en beroepsopleiding, met inbegrip van studietoelagen en -beurzen, overeenkomstig het nationale recht;

c)erkenning van beroepsdiploma's, -certificaten en andere titels, overeenkomstig de van toepassing zijnde nationale procedures;

d) de takken van sociale zekerheid,  als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad 40 , en  sociale bijstand en sociale bescherming zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving;

e)fiscale voordelen;

f)toegang tot goederen en diensten en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, met inbegrip van toegang tot particuliere huisvesting, alsmede tot procedures voor het verkrijgen van openbare huisvesting;

g)vrijheid van vereniging en aansluiting bij of participatie in een werkgevers- of werknemersorganisatie of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en binnenlandse veiligheid;

h)vrije toegang tot het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat, binnen de beperkingen die om redenen van veiligheid door de nationale wetgeving worden opgelegd.

2.    De betrokken lidstaat mag de gelijke behandeling ten aanzien van de punten b), d), e), f) en g), van lid 1 beperken tot gevallen waarin de geregistreerde of gebruikelijke verblijfplaats van de langdurig ingezetene  van de EU  of van de gezinsleden voor wie hij voordelen opeist, op het grondgebied van de lidstaat in kwestie is gelegen.

3.    De lidstaten mogen de gelijke behandeling volgens onderstaande bepalingen beperken:

a)de lidstaten mogen beperkingen inzake de toegang tot werk als werknemer of als zelfstandige handhaven indien deze activiteiten, overeenkomstig bestaande nationale of communautaire wetgeving  Uniewetgeving , voorbehouden zijn aan eigen onderdanen, aan burgers van de EU of van de EER;

b)de lidstaten mogen voor toegang tot onderwijs en opleiding een bewijs van een passende taalvaardigheid eisen. Voor toegang tot de universiteit kan worden verlangd dat aan specifieke onderwijsvoorwaarden wordt voldaan.

4. De lidstaten kunnen, als het om sociale bijstand en sociale bescherming gaat, de gelijke behandeling beperken tot de belangrijkste prestaties.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 6

44 bis.    Met betrekking tot de lidstaat die internationale bescherming heeft verleend, gelden de leden 3 en 4 onverminderd Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.

 nieuw

5.    Langdurig ingezetenen van de EU die naar een derde land verhuizen, of hun nabestaanden die in een derde land verblijven en rechten aan een langdurig ingezetene van de EU ontlenen, ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen, bij ouderdom, invaliditeit of overlijden, wettelijke prestaties die gebaseerd zijn op de vroegere arbeid van de langdurig ingezetene van de EU en die verworven werden overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wetgeving.

🡻 2003/109/EG

56.    De lidstaten mogen besluiten toegang te verlenen tot bijkomende voordelen op de in lid 1 bedoelde gebieden.

De lidstaten mogen ook besluiten tot gelijke behandeling op niet door lid 1 bestreken gebieden.

 nieuw

7.    Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de houders van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dezelfde rechten inzake gelijke behandeling als die welke worden verleend aan de houders van nationale verblijfsvergunningen, indien die rechten inzake gelijke behandeling gunstiger zijn dan die waarin dit artikel voorziet.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

Artikel 1312

Bescherming tegen verwijdering  besluiten tot beëindiging van legaal verblijf  

1.    De lidstaten mogen uitsluitend een besluit tot verwijdering  beëindiging van het legaal verblijf ten aanzien van een langdurig ingezetene van de EU nemen, wanneer hij  of zij  een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.

2.    Het in lid 1 bedoelde besluit mag niet op economische gronden berusten.

3.    Alvorens tot verwijdering  beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU wordt besloten, houden de lidstaten rekening met de volgende elementen:

a)de duur van het verblijf op het grondgebied,

b)de leeftijd van de betrokkene,

c)de gevolgen voor de betrokkene en de leden van zijn  of haar  gezin,

d)het bestaan van banden met het land van verblijf of het ontbreken van banden met het land van herkomst.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 7, a) (aangepast)

3 bis4.    Indien een lidstaat een besluit neemt tot verwijdering  beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU van wie de  wiens EUverblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking bevat, verzoekt die lidstaat de in die opmerking vermelde lidstaat te bevestigen of de betrokkene aldaar nog steeds internationale bescherming geniet. De in de opmerking vermelde lidstaat antwoordt uiterlijk één maand na ontvangst van het verzoek om informatie.

3 ter5.    Indien de langdurig ingezetene van de EU in de in de opmerking vermelde lidstaat nog steeds internationale bescherming geniet, wordt hij  van hem of haar  verwijderd  verlangd dat hij of zij zich overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG begeeft naar deze lidstaat, die de langdurig ingezetene en zijn  of haar  gezinsleden onmiddellijk, zonder formaliteiten, terugneemt, onverminderd het toepasselijke Unie- of nationaal recht en het beginsel van de eenheid van het gezin.

3 quater6.    In afwijking van lid 3 ter5 en met inachtneming van zijn internationale verplichtingen behoudt de lidstaat die het besluit tot verwijdering  beëindiging van het legaal verblijf heeft vastgesteld, het recht de langdurig ingezetene te verwijderen  terug te leiden naar een ander land dan de lidstaat die de internationale bescherming heeft verleend indien de langdurig ingezetene voldoet aan de voorwaarden, zoals gespecificeerd in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

47.    Wanneer een besluit tot verwijdering  beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU is genomen, kan de langdurig ingezetene  van de EU  zich in de betrokken lidstaat tot de rechter wenden.

58.    Aan de langdurig ingezetene  van de EU  die niet over voldoende middelen beschikt, wordt rechtsbijstand verleend onder dezelfde voorwaarden als aan de eigen onderdanen van de staat waar hij  of zij  verblijft.

 🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 7, b)

69.    Dit artikel geldt onverminderd artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1413

Gunstiger nationale bepalingen  Nationale permanente of onbeperkte verblijfsvergunningen 

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de  De lidstaten mogen  om andere  permanente verblijfstitels of onbeperkte verblijfsvergunningen of verblijfstitels van onbeperkte duur afgeven af te geven  dan de overeenkomstig deze richtlijn afgegeven EU‑verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen  onder gunstiger voorwaarden dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Deze verblijfstitels geven geen toegang tot het recht van verblijf in de andere lidstaten zoals bepaald in hoofdstuk III van deze richtlijn.

 nieuw

Artikel 15 
Gezinsleden 

1.    De kinderen van een langdurig ingezetene van de EU die zijn geboren of geadopteerd op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft verleend, verkrijgen automatisch de status van langdurig ingezetene van de EU, zonder dat zij aan de voorwaarden van de artikelen 4 en 5 hoeven te voldoen. De langdurig ingezetene van de EU dient bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij of zij verblijft een aanvraag in om voor zijn of haar kind de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen te verkrijgen.

2.    In afwijking van artikel 4, lid 1, derde alinea, en artikel 7, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2003/86/EG kunnen de daarin bedoelde integratievoorwaarden en -maatregelen alleen worden toegepast nadat aan de betrokken personen gezinshereniging is toegestaan.

3.    In afwijking van artikel 5, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2003/86/EG wordt, indien aan de voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan, het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 90 dagen na de datum van indiening van het verzoek tot gezinshereniging, vastgesteld en meegedeeld. Artikel 7, lid 2, en artikel 10 van deze richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing.

4.    In afwijking van artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2003/86/EG voeren de lidstaten geen arbeidsmarkttoets uit.

5.    Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, verlenen zij de gezinsleden van langdurig ingezetenen van de EU dezelfde rechten als die welke worden verleend aan de gezinsleden van houders van dergelijke nationale verblijfsvergunningen, indien deze rechten gunstiger zijn dan die waarin de leden 1 tot en met 4 van dit artikel voorzien.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

HOOFDSTUK III    

VERBLIJF IN DE ANDERE LIDSTATEN

Artikel 1614

Principe

1.    Een langdurig ingezetene van de EU krijgt het recht om  in een tweede lidstaat te verblijven  gedurende een periode van meer dan drie maanden te verblijven in een andere lidstaat dan die welke hem de status van langdurig ingezetene heeft toegekend, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.

2.    Een langdurig ingezetene van de EU mag om onderstaande redenen in een tweede lidstaat verblijven:

a)om een economische activiteit uit te oefenen als werknemer of als zelfstandige,

b)om een studie of beroepsopleiding te volgen,

c)om andere redenen.

3.    Wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige, zoals bedoeld in lid 2, onder a), mogen de lidstaten de situatie van hun arbeidsmarkt bezien en hun nationale procedures hanteren ten aanzien van de vereisten voor, respectievelijk, het vervullen van een vacature en het hebben van toegang tot de arbeidsmarkt.

Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten de voorkeur geven aan EU-burgers, aan onderdanen van derde landen — indien de communautaire wetgeving hierin voorziet — en aan onderdanen van derde landen die legaal in de betrokken lidstaat verblijven en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen.

4.    In afwijking van lid 1, mogen de lidstaten grenzen stellen aan het totale aantal personen dat een verblijfsrecht kan krijgen, mits deze grenzen voor de toelating van onderdanen van derde landen op het tijdstip van de vaststelling van deze richtlijn reeds vastgelegd zijn in de bestaande wetgeving.

53.    Dit hoofdstuk heeft geen betrekking op het verblijf van een langdurig ingezetene op het grondgebied van de lidstaten:

a)als gedetacheerd werknemer van een dienstenverstrekker in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening;

b)als verlener van grensoverschrijdende diensten.

De lidstaten kunnen in overeenstemming met hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder langdurig ingezetenen die zich naar een tweede lidstaat willen verplaatsen teneinde daar een economische activiteit als seizoenwerker uit te oefenen, in die lidstaat mogen verblijven. Ook voor grensarbeiders kunnen in de nationale wetgeving specifieke bepalingen worden vastgesteld.

64.    Het bepaalde in dit hoofdstuk laat de Gemeenschapswetgeving  Uniewetgeving inzake sociale zekerheid voor onderdanen van derde landen onverlet.

Artikel 1715

Voorwaarden voorVerblijf in een tweede lidstaat

1.    Zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na aankomst op het grondgebied van de tweede lidstaat vraagt de langdurig ingezetene van de EU een verblijfsvergunning aan bij de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

De lidstaten mogen aanvaarden dat de langdurig ingezetene de aanvraag voor een verblijfsvergunning richt tot de bevoegde autoriteiten van de tweede lidstaat terwijl hij  of zij  nog op het grondgebied van de eerste lidstaat verblijft.

2.    De lidstaten kunnen de betrokkene vragen bewijzen over te leggen waaruit blijkt dat hij  of zij  beschikt over:

a)vaste en regelmatige inkomsten , inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld, die voldoende zijn om zichzelf en zijn  of haar  gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. Voor elke van de overeenkomstig lid 2 van artikel 1416 ingedeelde categorieën beoordelen de lidstaten deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen;

b)een ziektekostenverzekering voor alle risico's die in de tweede lidstaat normaliter voor de eigen onderdanen zijn gedekt.

3.    De lidstaten mogen eisen dat onderdanen van derde landen voldoen aan integratievoorwaarden overeenkomstig het nationaal recht.

Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de betrokken onderdanen van derde landen aan integratievoorwaarden hebben moeten voldoen om de status van langdurig ingezetene te verwerven overeenkomstig artikel 5, lid 2.

Onverminderd de tweede alinea, mag van de betrokkenen worden verlangd dat zij deelnemen aan taalcursussen.

4.    De aanvraag gaat vergezeld van overeenkomstig de nationale wetgeving vereiste bewijsstukken waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de desbetreffende voorwaarden, alsmede van diens verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan.

De in de eerste alinea bedoelde bewijsstukken kunnen tevens documentatie omvatten met betrekking tot passende huisvesting.

In het bijzonder:

a)wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit mag de tweede lidstaat van de betrokkene onderstaand bewijs verlangen:

i)wanneer hij  of zij  werknemer is, het bewijs dat hij  of zij  beschikt over een arbeidsovereenkomst, een door de werkgever verstrekte verklaring van indienstneming of tewerkstelling of een voorstel voor een arbeidscontract, onder de voorwaarden die zijn vervat in de nationale wetgeving. De lidstaten bepalen welk van deze bewijzen wordt verlangd;

ii)wanneer het gaat om de uitoefening van een economische activiteit als zelfstandige, het bewijs dat hij  of zij  beschikt over de volgens het nationale recht noodzakelijke middelen om een dergelijke economische activiteit uit te oefenen, waarbij hij  of zij  de vereiste documenten en vergunningen overlegt;

b)wanneer het gaat om het volgen van een studie of een beroepsopleiding mag de tweede lidstaat de betrokkene vragen om het bewijs dat hij  of zij  ingeschreven is bij een erkende instelling om een studie of een beroepsopleiding te volgen.

 nieuw

Met betrekking tot de uitoefening van een economische activiteit in een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), van Richtlijn 2005/36/EG, genieten langdurig ingezetenen van de EU bij het aanvragen van een verblijfsvergunning in een tweede lidstaat wat betreft de erkenning van beroepskwalificaties dezelfde behandeling als burgers van de Unie, conform het toepasselijke Unierecht en nationaal recht.

5.    De langdurig ingezetene van de EU mag uiterlijk 30 dagen na de datum van indiening van de volledige aanvraag in de tweede lidstaat beginnen met werken of studeren.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1816

 Verblijf in de tweede lidstaat voor  Ggezinsleden

1.    Wanneer de langdurig ingezetene van de EU zijn  of haar  verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, krijgen de leden van zijn  of haar  gezin die zijn bedoeld in  voldoen aan de voorwaarden van lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/86/EG toestemming om de langdurig ingezetene  van de EU  te vergezellen of zich bij hem  of haar  te voegen.

2.    Wanneer de langdurig ingezetene van de EU zijn  of haar  verblijfsrecht uitoefent in een tweede lidstaat en het gezin reeds was gevormd in de eerste lidstaat, kunnen andere leden van zijn  of haar  gezin dan bedoeld in lid 1 van artikel 4 van Richtlijn 2003/86/EG toestemming krijgen om de langdurig ingezetene van de EU te vergezellen of zich bij hem  of haar  te voegen.

3.    Voor de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning geldt artikel 1517, lid 1.

4.    De tweede lidstaat kan een gezinslid van een langdurig ingezetene vragen om samen met de aanvraag de volgende documenten over te leggen:

a)zijn  of haar  EGEU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een andere verblijfsvergunning en een geldig reisdocument of gewaarmerkte afschriften ervan;

b)het bewijs dat hij  of zij  als gezinslid van een langdurig ingezetene  van de EU  in de eerste lidstaat heeft verbleven;

c)een bewijs dat de langdurig ingezetene financieel voor hem  of haar  instaat of dat hijzelf  of zij zelf  beschikt over vaste en regelmatige inkomsten  , inclusief die welke door een derde ter beschikking zijn gesteld,  die voldoende zijn om zichzelf te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat, alsmede dat hij  of zij  beschikt over een — eventueel via de langdurig ingezetene lopende — ziektekostenverzekering die alle risico's in de tweede lidstaat dekt. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en het minimumpensioen.

5.    Wanneer het gezin nog niet was gevormd in de eerste lidstaat, is Richtlijn 2003/86/EG van toepassing.

Artikel 1917

Openbare orde en veiligheid

1.    De lidstaten kunnen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU of aan hun gezinsleden indien de betrokkene een bedreiging voor de openbare orde of de openbare veiligheid vormt.

De lidstaat houdt bij zijn besluitvorming mede rekening met de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk dat door de langdurig ingezetene of zijn  of haar  gezinslid/gezinsleden op de openbare orde of de openbare veiligheid is gepleegd, respectievelijk met het gevaar dat van de persoon in kwestie uitgaat.

2.    De in lid 1 bedoelde weigering berust niet op economische gronden.

Artikel 2018

Volksgezondheid

1.    De lidstaten mogen weigeren een verblijfsvergunning toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU of hun gezinsleden indien de persoon in kwestie een bedreiging vormt voor de volksgezondheid  , zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 21, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 41  .

2.    De enige ziekten uit hoofde waarvan de binnenkomst of het recht van verblijf op het grondgebied van de tweede lidstaat kan worden geweigerd, zijn de ziekten als omschreven in de relevante toepasselijke instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie, alsmede andere besmettelijke, door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voorzover zij in het ontvangende land onder preventieve bepalingen ten aanzien van de eigen onderdanen vallen. De lidstaten voeren geen nieuwe strengere bepalingen of praktijken in.

3.    Ziekten die na afgifte van de eerste verblijfsvergunning in de tweede lidstaat zijn ontstaan, kunnen op zichzelf geen grond zijn voor weigering van verlenging van de verblijfsvergunning of voor verwijdering van het grondgebied.

4.    Een lidstaat kan van de onder deze richtlijn vallende personen een medisch onderzoek eisen, zodat kan worden aangetoond dat zij niet aan een van de in lid 2 bedoelde ziekten lijden. Een dergelijk, eventueel gratis, onderzoek wordt niet systematisch verricht.

Artikel 2119

Onderzoek van de aanvraag en afgifte van de verblijfsvergunning

1.    De bevoegde nationale autoriteiten  nemen een besluit over de aanvraag en stellen de aanvrager zo spoedig mogelijk en uiterlijk 90 dagen na de datum waarop de aanvraag is ingediend, schriftelijk in kennis van het besluit  beschikken voor de behandeling van de aanvraag over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening ervan.

Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van de bewijsstukken die in de artikelen 15 17 en 1618 worden genoemd of die in uitzonderlijke gevallen verband houden met de complexiteit van de aanvraag, mag de in de eerste alinea gestelde termijn met ten hoogste drie maanden  30 dagen  worden verlengd. In dergelijke gevallen stellen de bevoegde nationale autoriteiten de aanvrager hiervan in kennis.

2.    Indien aan de in de artikelen 1416, 15 17 en 16 18 gestelde voorwaarden is voldaan, en onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17 19 en 1820 betreffende de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, verstrekt de tweede lidstaat aan de langdurig ingezetene van de EU een verblijfsvergunning die kan worden verlengd. Deze verblijfsvergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van de geldigheidsperiode verlengd. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.

3.    De tweede lidstaat verstrekt aan de gezinsleden van de langdurig ingezetene van de EU een verblijfsvergunning die kan worden verlengd en die dezelfde geldigheidsduur heeft als die welke hij aan de langdurig ingezetene van de EU heeft verstrekt.

 nieuw

4.    In afwijking van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2003/86/EG wordt voor de berekening van de verblijfsduur die vereist is voor het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning, het verblijf in verschillende lidstaten gecumuleerd. De lidstaten kunnen een legaal en ononderbroken verblijf van twee jaar vereisen op het grondgebied van de lidstaat waar de aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning wordt ingediend, onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 8 (aangepast)

Artikel 2219 bis

Wijzigingen van EU-verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen

1.    Indien de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking bevat, en indien de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van de langdurig ingezetene van de EU overeenkomstig de desbetreffende internationale instrumenten of het nationaal recht aan een tweede lidstaat is overgedragen voordat die lidstaat de in artikel 8, lid 5, bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afgeeft, verzoekt de tweede lidstaat de lidstaat die de EUverblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, die opmerking dienovereenkomstig te wijzigen.

2.    Indien een langdurig ingezetene in de tweede lidstaat internationale bescherming wordt verleend voordat die lidstaat de in artikel 8, lid 5, bedoelde EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, verzoekt die lidstaat de lidstaat die de EUverblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft afgegeven, deze te wijzigen teneinde de in artikel 8, lid 4, bedoelde opmerking aan te brengen.

3.    Na het in de leden 1 en 2 bedoelde verzoek geeft de lidstaat die de EUverblijfsvergunning van de langdurig ingezetene heeft afgegeven, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek van de tweede lidstaat de gewijzigde EUverblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen af.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2320

Procedurele waarborgen

1.    Beslissingen tot afwijzing van een verzoek aanvraag om een verblijfsvergunning moeten met redenen worden omkleed. Een dergelijke beslissing wordt aan de betrokken onderdaan van een derde land, meegedeeld conform de kennisgevingsprocedures die hiervoor in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven. In deze kennisgeving worden de beroepsmogelijkheden vermeld die openstaan voor de betrokkene, en binnen welke termijn daarvan gebruik moet worden gemaakt.

De gevolgen van het uitblijven van een beslissing bij het verstrijken van de in artikel 1921, lid 1, bedoelde termijn worden in de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat geregeld.

2.    Indien de verblijfsvergunning wordt geweigerd, niet wordt verlengd of wordt ingetrokken, kan de betrokkene in de desbetreffende lidstaat beroep instellen.

Artikel 2421

Behandeling in de tweede lidstaat

1.    Zodra de langdurig ingezetene van de EU de in artikel 19 21 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat heeft verkregen, komt komen hij  of zij   en zijn of haar gezinsleden  in deze lidstaat in aanmerking voor gelijke behandeling op de gebieden en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 1112.

2.    Langdurig ingezetenen van de EU   en hun gezinsleden hebben toegang tot de arbeidsmarkt overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

De lidstaten kunnen bepalen dat de krachtens artikel 14, lid 2, onder a), op hun grondgebied verblijvende personen beperkte toegang hebben tot andere als werknemer uit te oefenen economische activiteiten dan die waarvoor zij een verblijfsvergunning hebben gekregen, zulks onder de voorwaarden als gesteld in de nationale wetgeving en voor een periode van ten hoogste twaalf maanden.

 nieuw

De lidstaten kunnen bepalen dat langdurig ingezetenen van de EU en hun gezinsleden die een economische activiteit uitoefenen als werknemer of als zelfstandige, de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van elke verandering van werkgever of economische activiteit. Dit vereiste doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken personen om de nieuwe activiteit te aanvaarden en uit te oefenen.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving de voorwaarden vaststellen waaronder de krachtens artikel 1416, lid 2, onder punt b) of c), op hun grondgebied verblijvende personen en hun gezinsleden toegang hebben tot een economische activiteit als werknemer of als zelfstandige.

3.    Zodra zij de in artikel 19 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat hebben verkregen, komen de gezinsleden van de langdurig ingezetene in deze lidstaat in aanmerking voor de in artikel 14 van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging bedoelde rechten.

Artikel 2522

Intrekking van de verblijfsvergunning en terugnameverplichting

1.    Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene  van de EU heeft verkregen, kan de tweede lidstaat beslissen de verblijfsvergunning niet te verlengen of de vergunning in te trekken en de betrokkene en de leden van zijn gezin verplichten, overeenkomstig de procedures van de nationale wetgeving, verwijderingsprocedures daaronder begrepen, het grondgebied te verlaten. Dit geldt in de onderstaande gevallen:

   a)    om redenen die verband houden met de openbare orde of de openbare veiligheid , zoals bepaald in artikel 1719;

   b)    wanneer niet meer aan de voorwaarden van de artikelen 1416, 1517 en 1618 wordt voldaan;.

c)wanneer de onderdaan van een derde land niet legaal in de betrokken lidstaat verblijft.

2.    Indien de tweede lidstaat een van de in lid 1 bedoelde maatregelen treft,  verlangt hij van de betrokkene en zijn of haar gezinsleden dat zij zich naar het grondgebied van de eerste lidstaat begeven overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG.  neemt dDe eerste lidstaat neemt de langdurig ingezetene en zijn  of haar  gezinsleden onmiddellijk en zonder formaliteiten terug. De tweede lidstaat stelt  deelt zijn beslissing mee aan de eerste lidstaat in kennis   van de toepassing van de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/115/EG vastgestelde procedure .

3.    Totdat de onderdaan van een derde land de status van langdurig ingezetene heeft verkregen, en onverminderd de in lid 2 bedoelde terugnameverplichting, kan de tweede lidstaat om ernstige redenen in verband met de openbare orde of de openbare veiligheid besluiten tot verwijdering van de onderdaan van het derde land van het grondgebied van de Unie, overeenkomstig en met toepassing van de waarborgen van artikel 12.

De tweede lidstaat raadpleegt de eerste lidstaat wanneer hij een dergelijk besluit neemt.

Wanneer de tweede lidstaat besluit de betrokken onderdaan van een derde land te verwijderen, neemt hij alle maatregelen die nodig zijn voor de effectieve uitvoering van dit besluit. De tweede lidstaat verstrekt de eerste lidstaat alle nodige informatie met betrekking tot de uitvoering van het verwijderingsbesluit.

🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 9

 nieuw

33 bis.    Tenzij de internationale bescherming inmiddels is ingetrokken, of indien de persoon behoort tot een van de in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU bepaalde categorieën, is lid 3 van dit artikel niet van toepassing op  leidt de tweede lidstaat  onderdanen van derde landen wier door de eerste lidstaat afgegeven EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen de in artikel 8, lid 4, van deze richtlijn bedoelde opmerking bevat,  niet terug .

Dit lid geldt onverminderd artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/83/EG2011/95/EU.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

4.    De beslissing tot verwijdering mag niet gepaard gaan met een permanent verblijfsverbod in de gevallen genoemd in lid 1, onder b) en c).

45.    De in lid 2 bedoelde terugnameverplichting doet geen afbreuk aan de mogelijkheid die aan de langdurig ingezetene van de EU en zijn  of haar  gezinsleden wordt geboden om zich naar een derde lidstaat te begeven.

Artikel 2623

Verwerving van de status van langdurig ingezetene van de EU in de tweede lidstaat

1.    De tweede lidstaat kent de langdurig ingezetene van de EU op verzoek de in artikel 7 bedoelde status toe met inachtneming van de artikelen 3, 4, 5 en 6. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.

 nieuw

2.    In afwijking van artikel 4, leden 1 en 3, kent de tweede lidstaat de status van langdurig ingezetene van de EU toe aan onderdanen van derde landen die, na overeenkomstig dit hoofdstuk het recht van verblijf te hebben verkregen, legaal en ononderbroken op zijn grondgebied hebben verbleven gedurende de drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de desbetreffende aanvraag.

3.    De tweede lidstaat is niet verplicht het recht op sociale bijstand of op steun voor levensonderhoud in de vorm van een studiebeurs of lening voor studies, beroepsopleiding inbegrepen, toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU die geen werknemer of zelfstandige zijn, en aan hun gezinsleden, voordat de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied is verstreken.

De tweede lidstaat kan beslissen dergelijke bijstand toe te kennen aan langdurig ingezetenen van de EU vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf, mits deze lidstaat dezelfde behandeling waarborgt voor burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer uitoefenen overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of artikel 21 VWEU en die niet de hoedanigheid hebben van werknemer of zelfstandige of persoon die deze status heeft behouden, en voor hun gezinsleden, alsook voor onderdanen van derde landen die op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan dat van burgers van de Unie, en voor hun gezinsleden.

4.    In afwijking van artikel 13, lid 2, en uitsluitend vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar van legaal en ononderbroken verblijf op zijn grondgebied, kan de tweede lidstaat een besluit nemen tot beëindiging van het legaal verblijf van een langdurig ingezetene van de EU die zijn of haar activiteit als werknemer of als zelfstandige heeft beëindigd, indien deze ingezetene niet beschikt over voldoende bestaansmiddelen voor zichzelf en zijn of haar gezinsleden noch over een verzekering die alle ziektekosten dekt, teneinde te voorkomen dat hij of zij een onredelijke belasting zou vormen voor het socialebijstandsstelsel van de tweede lidstaat.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

25.    Op de indiening en het onderzoek van het verzoek de aanvraag om toekenning van de status van langdurig ingezetene van de EU in de tweede lidstaat is de procedure van artikel 7 van toepassing. Op de afgifte van de verblijfsvergunning zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing. Wanneer het verzoek de aanvraag wordt afgewezen gelden de in artikel 10 bedoelde procedurele waarborgen.

HOOFDSTUK IV    

SLOTBEPALINGEN

 nieuw

Artikel 27 
Toegang tot informatie 

1.    De lidstaten zorgen ervoor dat aanvragers van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen gemakkelijk toegang hebben tot informatie over

(a)de bewijsstukken die bij een aanvraag moeten worden gevoegd;

(b)de voorwaarden voor het verkrijgen van de status en het verblijf die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen en hun gezinsleden, met inbegrip van hun rechten en verplichtingen en de procedurele waarborgen.

2.    Wanneer de lidstaten conform artikel 14 nationale verblijfsvergunningen afgeven, zorgen zij voor dezelfde toegang tot informatie over de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als die welke met betrekking tot dergelijke nationale verblijfsvergunningen wordt geboden.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

Artikel 2824

Verslag en rendez-vous-clausule

Op gezette tijden en voor het eerst uiterlijk op 23 januari 2011  [twee jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn] , legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en dient  stelt zij eventueel noodzakelijk geachte voorstellen  wijzigingen  in  voor . Deze eventuele wijzigingsvoorstellen hebben bij voorrang betrekking op de artikelen 4, 5, 9, 11 12 en op hoofdstuk III.

 nieuw

In het bovenbedoelde verslag beoordeelt de Commissie specifiek de gevolgen van de in artikel 4, lid 1, vastgestelde verblijfsduur die vereist is voor de integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van de mogelijke voordelen van een verkorting van deze verblijfsduur, waarbij zij onder meer rekening houdt met de verschillende factoren die relevant zijn voor de integratie van onderdanen van derde landen in de lidstaten.

 🡻 2011/51/EU artikel 1, punt 10

 nieuw

Artikel 2925

Contactpunten

De lidstaten wijzen contactpunten aan die verantwoordelijk zijn voor het ontvangen en toezenden van de in de artikelen 8,  9,  1213, 1921, 19 bis22, 22 25 en 2326 bedoelde informatie en documenten.

🡻 2003/109/EG (aangepast)

 nieuw

De lidstaten zorgen voor passende samenwerking in het kader van de in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van informatie en van documentatie.

Artikel 3026

Omzetting in nationaal recht

1.    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 23 januari 2006  […]  aan deze richtlijn te voldoen aan artikel 1, punt b), artikel 4, leden 1, 2, 3 en 5, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 7, leden 1, 2 en 4, artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 1, punt c), en leden 2, 5 en 6, artikel 10, lid 3, artikel 11, artikel 12, lid 1, punten d) en f), en leden 2, 5 en 7, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, lid 1, artikel 17, leden 1, 2, 4 en 5, artikel 18, lid 1, artikel 20, artikel 21, leden 1 en 4, artikel 24, artikel 25, leden 1, 2 en 3, artikel 26, leden 2, 3 en 4, artikel 27, artikel 28, en artikel 29 . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis  delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee .

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen.  In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.  De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.  De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

 2.    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. 

 Artikel 31 

 Intrekking 

Richtlijn 2003/109/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijn, wordt met ingang van [de dag volgende op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 3227

Inwerkingtreding  en toepassing 

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt a), artikel 3, artikel 4, leden 4 en 6, artikel 5, leden 1 en 2, artikel 6, artikel 7, lid 3, artikel 8, leden 2, 4, 5 en 6, artikel 9, lid 1, punten a) en b), en leden 2, 3, 4, 7 en 8, artikel 10, leden 1 en 2, artikel 12, lid 1, punten a), b) en c), en punten e) tot en met h), en leden 3, 5 en 7, artikel 13, lid 1 en leden 3 tot en met 9, artikel 16, leden 2, 3 en 4, artikel 17, leden 2 en 3, artikel 18, leden 2 tot en met 5, artikel 19, artikel 20, artikel 21, leden 2 en 3, artikel 22, artikel 23, artikel 25, leden 3 en 4, artikel 26, leden 1 en 3, zijn van toepassing met ingang van [de dag volgend op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum].

Artikel 3328

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen  het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)     COM(2020) 609 final
(2)    COM(2022) 655.
(3)    COM(2022) 657.
(4)     https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Migration_and_migrant_population_statistics#Migrant_population:_23_million_non-EU_citizens_living_in_the_EU_on_1_January_2020  
(5)     http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=migr_reslong&lang=en  
(6)    Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44).
(7)     https://ec.europa.eu/home-affairs/what-we-do/policies/legal-migration/fitness-check_en#:~:text =
(8)     COM(2011) 585 , eerste uitvoeringsverslag, en COM(2019) 161 , tweede uitvoeringsverslag.
(9)    Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2021 over nieuwe wegen voor legale arbeidsmigratie (2020/2010 (INI)) .
(10)    Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2021 met aanbevelingen aan de Commissie over beleid en wetgeving inzake legale migratie (2020/2255 (INL)) .
(11)     COM(2020) 609 final
(12)    Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PB L 155 van 18.6.2009, blz. 17), herzien bij Richtlijn (EU) 2021/1883 van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PB L 382 van 28.10.2021, blz. 1).
(13)    Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 1). De herschikking van de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning maakt ook deel uit van het vaardigheden- en talentenpakket.
(14)    Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21).
(15)    Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12).
(16)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(17)    Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
(18)    COM(2020) 758 final.
(19)    COM(2020) 456 final.
(20)    COM(2020) 274 final.
(21)    Alle voorgestelde maatregelen op het gebied van legale migratie laten echter “het recht van de lidstaten onverlet zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten” (artikel 79, lid 5, VWEU).
(22)    Zie de geschiktheidscontrole, blz. 3.
(23)     https://ec.europa.eu/home-affairs/system/files/2019-03/201903_legal-migration-check-annex-3aii-icf_201806.pdf  
(24)     https://ec.europa.eu/home-affairs/content/public-consultation-future-eu-legal-migration_en  
(25)    ICF, studie ter ondersteuning van de effectbeoordelingen van de herziening van Richtlijn 2003/109/EG en Richtlijn 2011/98/EU.
(26)    EMN (2021) Ad Hoc Query 2021.36 ter ondersteuning van een effectbeoordelingsstudie over de herziening van de richtlijn betreffende een gecombineerde vergunning.
(27)    Zie het actieplan van de Europese Commissie voor integratie en inclusie 2021-2027.
(28)    Eind 2024 zal er een tussentijdse evaluatie van het actieplan van de Commissie worden uitgevoerd.
(29)     https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/2021_commission_work_programme_annexes_en.pdf  
(30)    Verslag van de Commissie over burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders in de Europese Unie, COM(2019) 12 final.
(31)    Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44).
(32)    Zie bijlage I, deel A.
(33)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77). 
(34)    Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
(35)    Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(36)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(37)    Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12).
(38)    Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
(39)    Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1).
(40)    Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).
(41)    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
Top

Brussel, 27.4.2022

COM(2022) 650 final

BIJLAGEN

bij het

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (herschikking)

















{SEC(2022) 200 final} - {SWD(2022) 650 final} - {SWD(2022) 651 final}


🡹 

BIJLAGE I

Deel A

Ingetrokken richtlijn met een overzicht van de wijziging ervan 
(zoals bedoeld in artikel 31)

Richtlijn 2003/109/EG van de Raad
(PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44)

Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad
(PB L 132 van 19.5.2011, blz. 1)

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht 
(zoals bedoeld in artikel 31)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

2003/109/EG

23 januari 2006

2011/51/EU

20 mei 2013

_____________

BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 2003/109/EG

Deze richtlijn

Artikelen 1 en 2

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

-

-

Artikel 4, lid 1 bis

Artikel 4, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 4, lid 2, derde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 5, lid 1

-

Artikel 5, lid 2

-

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

-

Artikel 7, lid 2, derde alinea

Artikel 7, lid 2, vierde alinea

Artikel 7, lid 3

-

Artikel 8

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, lid 3 bis

Artikel 9, lid 4

-

Artikel 9, lid 5, eerste alinea

Artikel 9, lid 5, tweede alinea

Artikel 9, lid 5, derde alinea

-

-

Artikel 9, leden 6 en 7

Artikel 10, leden 1 en 2

-

-

Artikel 11, leden 1, 2 en 3

Artikel 11, lid 4

-

Artikel 11, lid 4 bis

-

Artikel 11, lid 5

-

Artikel 12, lid 1

Artikel 12, lid 2, eerste alinea

-

Artikel 12, lid 3

Artikel 12, leden 3 bis, 3 ter en 3 quater

Artikel 12, leden 4, 5 en 6

Artikel 13

-

Artikel 14, leden 1 en 2

Artikel 14, leden 3 en 4

Artikel 14, lid 5

Artikel 14, lid 6

Artikel 15, leden 1 tot en met 4

-

-

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, leden 2, 3 en 4

Artikel 19, leden 1, 2 en 3

-

Artikel 19 bis

Artikel 20

Artikel 21, lid 1

Artikel 21, lid 2, eerste alinea

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

-

Artikel 21, lid 2, derde alinea

Artikel 21, lid 3

Artikel 22, lid 1

Artikel 22, lid 2

Artikel 22, lid 3

Artikel 22, lid 3 bis

Artikel 22, lid 4

Artikel 22, lid 5

Artikel 23, lid 1

-

Artikel 23, lid 2

-

Artikel 24, eerste alinea

-

Artikel 25

Artikel 26

-

Artikel 27

Artikel 28

Artikelen 1 en 2

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 5, tweede alinea

Artikel 4, lid 6

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

-

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

-

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

Artikel 7, lid 2, derde alinea

Artikel 7, lid 2, vierde alinea

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 8

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, lid 4

Artikel 9, lid 5, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 9, lid 5, vierde alinea

Artikel 9, lid 6, eerste alinea

-

-

Artikel 9, lid 6, tweede alinea

Artikel 9, lid 6, derde alinea

Artikel 9, leden 7 en 8

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 11

Artikel 12, leden 1, 2 en 3

-

Artikel 12, lid 4

Artikel 12, lid 5

Artikel 12, lid 6

Artikel 12, lid 7

Artikel 12, lid 8

Artikel 13, lid 1

Artikel 13, lid 2, eerste alinea

Artikel 13, lid 2, tweede alinea

Artikel 13, lid 3

Artikel 13, leden 4, 5 en 6

Artikel 13, leden 7, 8 en 9

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16, leden 1 en 2

-

Artikel 16, lid 3

Artikel 16, lid 4

Artikel 17, leden 1 tot en met 4

Artikel 17, lid 4, vierde alinea

Artikel 17, lid 5

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

-

Artikel 21, leden 1, 2 en 3

Artikel 21, lid 4

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24, lid 1

Artikel 24, lid 2, eerste alinea

-

Artikel 24, lid 2, tweede alinea

Artikel 24, lid 2, derde alinea

-

Artikel 25, lid 1

Artikel 25, lid 2

-

Artikel 25, lid 3

-

Artikel 25, lid 4

Artikel 26, lid 1

Artikel 26, leden 2, 3 en 4

Artikel 26, lid 5

Artikel 27

Artikel 28, eerste alinea

Artikel 28, tweede alinea

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Bijlage I

Bijlage II

_________

Top