EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0135

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

COM/2022/135 final

Brussel, 23.3.2022

COM(2022) 135 final

2022/0090(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

a)Voorzieningszekerheid

Naar aanleiding van de potentiële bedreigingen voor de gasvoorzieningszekerheid in de EU, die voornamelijk verband houden met haar afhankelijkheid van primaire energie uit derde landen, zijn reeds voorbereidingen getroffen om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen. Met name met de Europese Green Deal, de modernisering en uitbreiding van de LNG-infrastructuur en de diversificatie van bronnen en routes van leidinggas, heeft de EU al belangrijke stappen gezet om huishoudens en ondernemingen te beschermen tegen schokken in de gasvoorziening.

Gezien de internationale spanningen is het duidelijk dat er vaart moet worden gemaakt met plannen en acties die de EU minder afhankelijk moeten maken van derde landen. Een snellere groene transitie zal de emissies verminderen, de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen verkleinen en bescherming bieden tegen prijsstijgingen. De huidige geopolitieke situatie vereist echter dat op korte termijn aanvullende maatregelen worden genomen om de onevenwichtigheden op de energiemarkt aan te pakken en de energievoorziening voor de komende jaren veilig te stellen. Aangezien de levering van leidinggas op elk moment kan worden verstoord, worden er maatregelen ingevoerd om de vullingsgraad van de EU-opslaginstallaties te verzekeren. Een goedgevulde gasopslag zal bijdragen tot de gasvoorzieningszekerheid voor de winter van 2022/2023.

b)Rol van opslag en huidige problemen

De opslag van gas draagt bij tot de voorzieningszekerheid door te zorgen voor extra gaslevering in geval van sterke vraag of verstoring van het aanbod: de voorraden dekken 25-30 % van het gasverbruik in de winter. Tijdens het stookseizoen vermindert door de opslag de noodzaak om extra gas in te voeren. De voorraden dragen ertoe bij dat schokken in de voorziening kunnen worden opgevangen.

De afgelopen zes maanden is de gasmarkt uit balans geraakt, hetgeen heeft geleid tot een sterke stijging van de gasprijzen. De vullingsgraad van de gasopslag in de EU lag deze winter ruim onder het niveau van de voorgaande jaren: 10 procentpunt minder in januari. Dit heeft de bezorgdheid over de voorzieningszekerheid en de volatiliteit van de prijzen vergroot. Met dit voorstel wordt beoogd de hierna genoemde drie specifiekere problemen aan te pakken:

Het verschil in gasprijzen tussen zomer en winter is belangrijk om gas te kunnen opslaan. Gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen en de hoge energieprijzen is een raming van de te verwachten zomer/winterspreiding zeer onbetrouwbaar. De situatie zal naar verwachting bijzonder problematisch worden voorafgaand aan de volgende winter, aangezien de prijzen in de zomer hoger kunnen liggen dan in de winter. Dit zal naar verwachting leiden tot een situatie waarin opslag niet aantrekkelijk is voor marktdeelnemers en de gasvoorziening moet worden gewaarborgd door overheidsingrijpen, met inbegrip van financiële steun om de gasopslag te stimuleren.

De Commissie en de Groep coördinatie gas hebben in februari 2022 in de hele EU een uitgebreide risicoanalyse gemaakt. Die analyse wees uit dat, hoewel de winter van 2021/2022 uiteindelijk geen problemen opleverde, het risico bestaat dat er voorafgaand aan de winter van 2022/2023 onvoldoende gas wordt opgeslagen. Om de opslagcapaciteit tijdens het vulseizoen te optimaliseren, moet vanaf het begin van het vulseizoen (april 2022) onmiddellijk worden geïnjecteerd. Dergelijke vroegtijdige maatregelen zouden het risico verminderen dat knelpunten ontstaan bij het vullen van de opslag tijdens mogelijke verstoringen vanuit het oosten, die het nodig zouden maken om gas naar opslaglocaties te transporteren via andere routes.

De gasopslagniveaus in 2021/2022 zijn bijzonder laag gebleken op locaties die eigendom zijn van entiteiten uit derde landen. Dit heeft voor bijna de helft bijgedragen tot het ongewoon lage gasopslagniveau dit jaar. Opslaginstallaties zijn strategische activa, die cruciaal zijn voor de voorzieningszekerheid in de Unie en haar lidstaten. Door de zeggenschap over en het gebruik van opslaginstallaties door entiteiten uit derde landen kunnen risico’s ontstaan voor de voorzieningszekerheid, die gevolgen hebben voor andere wezenlijke veiligheidsbelangen, en kan de strategische autonomie van de EU verder worden ondermijnd.

c)Doel van het voorstel

Dit voorstel is bedoeld om de zeer aanzienlijke risico’s voor de voorzieningszekerheid en de economie van de Unie, die het gevolg zijn van de dramatisch gewijzigde geopolitieke situatie, aan te pakken. Het voorstel moet er met name voor zorgen dat opslagcapaciteit in de Unie, die van cruciaal belang is om de voorzieningszekerheid te waarborgen, niet onbenut blijft, zodat de opslagfaciliteiten in een geest van solidariteit in de hele Unie kunnen worden gedeeld.

Een verplicht minimumniveau aan gas in de opslaginstallaties zal daartoe de voorzieningszekerheid versterken voor de winter van 2022/2023 en de volgende winterperioden. Verplichte certificering van de opslagsysteembeheerders zal ervoor zorgen dat potentiële risico’s voor de voorzieningszekerheid als gevolg van beïnvloeding van de kritieke opslaginfrastructuur kunnen worden uitgesloten. Ten slotte zal het gebruik van de opslag worden gestimuleerd door opslaggebruikers vrij te stellen van transmissietarieven op de entry- en exitpunten.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strekt tot wijziging van twee verordeningen: Verordening (EU) 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en Verordening (EG) nr. 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten. Het bouwt voort op het bestaande kader voor de gasvoorzieningszekerheid en de regels voor de interne gasmarkt en voegt een aantal maatregelen toe die nodig zijn om de aardgasvoorzieningszekerheid in de Unie veilig te stellen in de context van de ernstige energiecrisis die het gevolg is van de recente geopolitieke ontwikkelingen.

De voorgestelde regels inzake verplichte vuldoelen houden verband met een voorstel inzake het gebruik van opslag dat is opgenomen in artikel 67 van het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof van 15 december 2021 1 . In dit artikel werd voorgesteld een nieuw artikel 7 ter in te voegen in Verordening (EU) 2017/1938 om de lidstaten te stimuleren een aantal opslaggerelateerde maatregelen toe te passen om de voorzieningszekerheid te versterken, zonder een opslagverplichting in te voeren. Aangezien de geopolitieke situatie sinds december 2021 echter aanzienlijk is veranderd, zijn verscherpte maatregelen om de voorzieningszekerheid te waarborgen van cruciaal belang geworden. De Commissie heeft in overleg met de Groep coördinatie gas een specifieke risicoanalyse uitgevoerd, waaruit is gebleken dat het dringend noodzakelijk is striktere regels vast te stellen om het gebruik van de opslaginstallaties in de Unie te verbeteren.

Voor de Green Deal en voor het verminderen van de afhankelijkheid van Europa van fossiel gas is het cruciaal dat snel wordt onderhandeld over het brede voorstel voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof van 15 december 2021. Om te voorkomen dat de onderhandelingen over het voorstel van 15 december 2021 worden verstoord, wordt een afzonderlijk voorstel voor een verordening ingediend inzake regels ter verbetering van de opslagniveaus, dat beperkt blijft tot drie doelgerichte wijzigingen (opslagverplichting, opslagcertificering en tariefkorting). Het beknopte, doelgerichte voorstel zou door de Raad en het Parlement op korte termijn moeten kunnen worden goedgekeurd, want nieuwe regels zijn dringend noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de opslagfaciliteiten in tijden van stijgende energieprijzen worden gevuld.

Om een rechtsconflict tussen artikel 67 van het voorstel voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof van 15 december 2021 en het huidige voorstel te voorkomen, zou de voorgestelde verordening slechts van toepassing moeten zijn tot de inwerkingtreding van de herschikte verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof op basis van het voorstel van de Commissie van 15 december 2021.

De bepalingen van onderhavig voorstel met betrekking tot het vullen van de opslag moeten zo spoedig mogelijk worden aangenomen, zodat zij van kracht zijn voordat in oktober 2022 het stookseizoen begint. Die bepalingen zouden in een later stadium gemakkelijk kunnen worden opgenomen in de verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met een brede reeks initiatieven om de energieweerbaarheid van de Unie te vergroten en voorbereidingen te treffen voor mogelijke noodsituaties. Dit betreft met name de “Fit for 55”-voorstellen van de Commissie, in het bijzonder de herziening van het derde energiepakket voor gas (Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009), die bedoeld zijn om concurrerende koolstofvrije gasmarkten te reguleren en een duurzame energiesector voor de lange termijn tot stand te brengen ten behoeve van de Europese consumenten.

In oktober 2021 heeft de Europese Commissie een mededeling gepresenteerd met een voorstel voor passende maatregelen om de gevolgen van de stijgende energieprijzen te mitigeren. De mededeling bevat ook maatregelen om betaalbare energie en een toereikend opslagniveau te waarborgen en de EU zo beter bestand te maken tegen toekomstige schokken.

Naar aanleiding van de recente geopolitieke ontwikkelingen verscheen in maart 2022 de mededeling REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie van de Commissie. Volgens de REPowerEU-mededeling zal de Commissie uiterlijk volgende winter een wetgevingsvoorstel indienen om jaarlijks een passend opslagniveau te garanderen. In de mededeling werd niet alleen gewezen op de dringende noodzaak van goed gevulde opslaginstallaties in de Unie, maar werd ook verduidelijkt dat staatssteun kan worden gebruikt om het vullen van de opslaginstallaties te ondersteunen 2 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938, waarvan de rechtsgrondslag artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie was. Het wijzigt ook Verordening (EG) nr. 715/2009, die, aangezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toentertijd nog niet van kracht was, gebaseerd was op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit voorstel is gebaseerd op artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De in het kader van dit initiatief geplande maatregelen zijn volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Gezien het risico van mogelijke onderbreking van de gasvoorziening en de aanzienlijke gevolgen daarvan voor de hele Unie is optreden op EU-niveau noodzakelijk.

De ongekende aard van de gasvoorzieningscrisis en de grensoverschrijdende effecten ervan, en het feit dat de EU-landen op een gemeenschappelijk gasnet zijn aangesloten, rechtvaardigen optreden op EU-niveau, aangezien de lidstaten alleen het risico van ernstige economische problemen als gevolg van aanzienlijke verstoringen van de gasvoorziening niet afdoende en op gecoördineerde wijze kunnen aanpakken. Alleen een EU-optreden dat is ingegeven door een geest van solidariteit tussen de lidstaten maakt het mogelijk doeltreffende voorbereidingen te treffen voor een verstoring van de voorziening die tot blijvende schade voor de burgers en de economie zou leiden.

Evenredigheid

Het initiatief is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Gezien de ongekende geopolitieke situatie en de aanzienlijke bedreiging voor de consumenten en de economie van de EU in geval van verstoring van de gasvoorziening, is er duidelijk behoefte aan gecoördineerde spoedmaatregelen. Hoewel de situatie urgent is, houdt het voorstel er rekening mee dat de lidstaten enige tijd nodig zullen hebben om de maatregelen te treffen voor het bijvullen van de opslagfaciliteiten. Het voorstel voorziet daarom in een “infaseringsmechanisme”, dat wil zeggen dat de regels voor het jaar 2022 minder stringent zullen zijn dan die voor de volgende jaren (bv. lagere vuldoelen, minder tussentijdse doelen en een verplichting voor de Commissie om bij de handhaving rekening te houden met de beperkte tijd die beschikbaar is voor het toepassen van de maatregelen). Het voorstel gaat dus niet verder dan wat nodig is om de reeds in het huidige instrument vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken. De voorgestelde maatregelen worden evenredig geacht en bouwen zoveel mogelijk voort op de bestaande aanpak. Door ondersteuning van solidariteitsmaatregelen en de verplichting om de opslagfaciliteiten bij te vullen, worden de risico’s voor de voorzieningszekerheid op regionaal niveau tot een minimum beperkt. De keuze van de vereiste vullingsgraad is zorgvuldig overwogen. Er is gesproken met belanghebbenden in het kader van de Groep coördinatie gas en er is intensief overleg met deskundigen uit de sector en de lidstaten aan voorafgegaan. Op basis van dit overleg is de voorgestelde vullingsgraad van 90 % noodzakelijk en passend om de voorzieningszekerheid in de winter in geval van ernstige verstoringen van het aanbod te waarborgen, zonder buitensporige lasten voor de lidstaten, energiebedrijven of burgers.

Keuze van het instrument

Dit voorstel strekt tot wijziging van twee verordeningen: Verordening (EU) 2017/1938 en Verordening (EG) nr. 715/2009. Het gekozen instrument is derhalve een wijzigingsverordening. Aangezien geen van beide verordeningen volledig wordt herzien, wordt een herschikking niet passend geacht.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Gezien de urgentie van het voorstel, dat is opgesteld in reactie op een onverwachte geopolitieke crisis en met spoed moet worden aangenomen om ervoor te zorgen dat de opslagfaciliteiten vóór het stookseizoen gevuld worden, moesten belanghebbenden op minder formeel niveau worden geraadpleegd. Niettemin heeft er gericht overleg met belanghebbenden plaatsgevonden, onder meer via de Groep coördinatie gas, en uitgebreid bilateraal overleg met cruciale belanghebbenden, deskundigen uit de sector en de lidstaten.

De Commissie heeft op 8 maart 2022 de mededeling “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” (COM(2022) 108 final) gepubliceerd. Daarin kwam de belangrijkste materie van het huidige voorstel over het aanvullen van de gasvoorraden aan bod en werd reeds voorzien in overleg met belanghebbenden over de voorgestelde maatregelen. Op basis van dit document kregen alle geïnteresseerden – onder wie autoriteiten, belanghebbenden en burgers – de gelegenheid opmerkingen te maken over de wetgevingsbenadering van de Commissie, zoals uiteengezet in de mededeling.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Vanwege het politiek gevoelige en spoedeisende karakter van het voorstel is, afgezien van de uitgebreide raadpleging van belanghebbenden, geen opdracht gegeven tot externe expertise.

Effectbeoordeling

Vanwege het politiek gevoelige en dringende karakter van het voorstel is geen effectbeoordeling uitgevoerd, maar er is wel een versterkte EU-brede risicoanalyse uitgevoerd (zie hierboven) en er hebben gerichte raadplegingen plaatsgevonden.

De maatregelen voor het vullen van de opslagfaciliteiten en mogelijke alternatieven zijn voorafgaand aan het opstellen van dit voorstel geëvalueerd en intensief besproken met belanghebbenden, met name in de Groep coördinatie gas 3 .

Tijdens de vergadering van de Groep coördinatie gas van 23 februari 2022 benadrukten de deelnemers dat er zo spoedig mogelijk maatregelen moeten worden getroffen om de opslagfaciliteiten vóór de volgende winter bij te vullen. De maatregelen waren gericht op methoden om het bijvullen te bevorderen, waar mogelijk met gebruikmaking van marktmechanismen, de te realiseren vullingsgraad, de wijze van financiering van de opslag (ook met mogelijke staatssteun), en de wijze van coördinatie tussen de lidstaten.

Tijdens de vergadering van de Groep coördinatie gas van 11 maart 2022 heeft de Commissie de opslagmaatregelen gepresenteerd die met dit voorstel worden beoogd en in de mededeling over REPowerEU zijn uiteengezet. De groep was ingenomen met de mededeling en becommentarieerde de streefdatum voor het bijvullen van de opslag, de mate van flexibiliteit die elke lidstaat krijgt om de doelstelling te bereiken, de mogelijke stimulansen voor marktdeelnemers en methoden om de samenwerking te verbeteren.

Grondrechten

De maatregel maakt ondersteuning mogelijk van een aantal van de meest kwetsbare afnemers, en met name afnemers die reeds met energiearmoede kampen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen van dit voorstel voor de EU-begroting hebben betrekking op de personele middelen en andere administratieve uitgaven van het directoraat-generaal (DG) Energie van de Europese Commissie.

Het voorstel voorziet in een nieuwe, verbeterde architectuur voor de veiligstelling van de gasvoorziening, met nieuwe verplichtingen voor de lidstaten en dienovereenkomstig een grotere rol voor DG Energie op een groot aantal gebieden, namelijk:

·algemeen beheer en uitvoering van de verordening: 1 vte;

·beheer van de versterkte rol van de Groep coördinatie gas: 0,5 vte;

·monitoring van de vullingsgraad en vaststelling van technische uitvoeringselementen, zoals de vultrajecten (met inbegrip van economische en technische analyse en gegevensbeheer) (1,5 vte);

·juridische uitvoering van de maatregelen waarin het nieuwe artikel 6 quinquies, lid 7, voorziet (geraamd jaargemiddelde: vijf waarschuwingsbesluiten en twee besluiten inzake maatregelen als uiterste middel): 2 vte;

·beheer van het LNG-platform als bedoeld in het nieuwe artikel 6 ter, lid 1: 5 vte;

·beoordeling van de kennisgevingen inzake lastenverdeling als bedoeld in artikel 6 quater: 1 vte;

·advies over de certificering van opslagsysteembeheerders: 3 vte;

·administratieve ondersteuning: 1 vte.

Voor de uitvoering van de bovengenoemde nieuwe taken moet het personeelsbestand van DG Energie derhalve worden versterkt met 12 extra vte op permanente basis plus 3 tijdelijke vte specifiek voor de certificering totdat dat proces is afgerond.

Bovendien zullen voor de uitvoering, coördinatie en follow-up van deze wijzigingsverordening door de lidstaten de volgende extra administratieve kredieten nodig zijn: 150 000 EUR per jaar voor dienstreizen en vergaderingen van deskundigen, met name de Groep coördinatie gas.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 wijzigt Verordening (EU) 2017/1938.

Artikel 1, punt 1, voegt aan artikel 2 van Verordening (EU) 2017/1938 definities toe van de termen “vultraject”, “vuldoel”, “strategische opslag” en “strategische voorraad”.

Artikel 1, punt 2, voegt de nieuwe artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies in.

Artikel 6 bis verplicht de lidstaten ertoe te verzekeren dat de opslaginfrastructuur op hun grondgebied uiterlijk op 1 november van elk jaar voor ten minste 90 % van de capaciteit op lidstaatniveau is gevuld, met tussentijdse doelen waaraan elke lidstaat in februari, mei, juli en september moet voldoen. Voor 2022 gelden een lagere doelstelling en een ander vultraject, omdat er rekening mee wordt gehouden dat de lidstaten beperkte tijd hebben om de verordening uit te voeren. De Commissie krijgt de opdracht ervoor te zorgen dat de vuldoelen ook worden gerealiseerd als de tussentijdse doelen niet worden gehaald.

Artikel 6 ter bepaalt welke maatregelen de lidstaten moeten treffen om ervoor te zorgen dat de verplichte vuldoelen van artikel 6 bis worden bereikt.

Artikel 6 quater voert een lastenverdelingsmechanisme in. Niet alle lidstaten beschikken namelijk over opslaginstallaties op hun grondgebied, maar zij profiteren alle van een gegarandeerd hoge vullingsgraad, in die zin dat die garanties biedt tegen de risico’s op het gebied van de voorzieningszekerheid en prijsmatigende effecten ervan in de winterperiode.

Artikel 6 quinquies voorziet in doeltreffende instrumenten voor het monitoren van de nieuwe verplichte vuldoelen. Het versterkt de rol van de Groep coördinatie gas, die een expliciet mandaat krijgt om de prestaties van de lidstaten op het gebied van de gasvoorzieningszekerheid te monitoren en op basis daarvan beste praktijken te ontwikkelen. De geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen en de geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat die zijn vastgesteld op grond van artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999, geven de vooruitgang weer die is geboekt met de vultrajecten en de vuldoelen, alsook de geplande beleidsmaatregelen om die te behalen.

Artikel 2 wijzigt Verordening (EG) nr. 715/2009.

Artikel 2, punt 1, voegt een nieuw artikel 3 bis in over de certificering van opslagsysteembeheerders, op grond waarvan de lidstaten alle ondernemingen die eigenaar zijn van een opslagsysteembeheerder, met inbegrip van transmissiesysteembeheerders, moeten certificeren om te waarborgen dat de eigenaar van de opslagsysteembeheerder de energievoorzieningszekerheid in de Unie of een lidstaat niet in gevaar brengt.

Artikel 2, punt 2, voegt een nieuw laatste lid toe aan artikel 13, dat een korting van 100 % toepast op capaciteitsgebaseerde transmissietarieven op entry- en exitpunten van de opslaginstallaties.

Artikel 3 heeft betrekking op de inwerkingtreding.

2022/0090 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Hoewel het in het verleden is voorgekomen dat de gasvoorziening voor korte tijd werd onderbroken, zijn er verschillende factoren die de huidige situatie onderscheiden van eerdere crises op het gebied van de voorzieningszekerheid. De escalatie van het gewapende conflict in Oekraïne sinds februari 2022 heeft tot ongekende prijsstijgingen geleid. Deze prijsstijgingen zullen de prikkels om de opslaginstallaties in de Unie te vullen waarschijnlijk ingrijpend veranderen. In de huidige geopolitieke context kunnen verdere verstoringen van de gasvoorziening niet langer worden uitgesloten. Dit kan aan burgers en de economie van de Unie ernstige schade toebrengen, aangezien de Unie nog steeds in aanzienlijke mate afhankelijk is van externe gasleveringen waarvoor het conflict gevolgen kan hebben.

(2)De aard en de gevolgen van deze gebeurtenissen zijn grootschalig en in de hele Unie merkbaar, en vereisen derhalve een alomvattende respons. Bij de respons moet prioriteit worden gegeven aan maatregelen die de voorzieningszekerheid op het niveau van de Unie kunnen versterken, met name ten aanzien van beschermde consumenten. Het is daarom essentieel dat de Unie op gecoördineerde wijze optreedt om potentiële risico’s als gevolg van een eventuele onderbreking van de gasvoorziening te voorkomen.

(3)De opslag van gas draagt bij tot de voorzieningszekerheid omdat in geval van sterke verstoringen van de vraag of het aanbod extra gas kan worden geleverd, en goedgevulde opslagfaciliteiten zorgen voor meer zekerheid in de gasvoorziening. Aangezien de levering van leidinggas op elk moment kan worden verstoord, moeten maatregelen met betrekking tot de vullingsgraad van de opslaglocaties in de Unie worden ingevoerd teneinde de gasvoorziening in de winter van 2022/2023 zeker te stellen.

(4)Bij Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad 4 zijn solidariteitsmechanismen ingevoerd om extreme situaties op te vangen waarbij de levering aan beschermde afnemers, die geldt als een essentiële voorziening en een noodzakelijke prioriteit, in het gedrang is in een lidstaat. In geval van een noodsituatie in de Unie moet een onmiddellijke respons ervoor zorgen dat de lidstaten consumenten betere bescherming kunnen bieden.

(5)De gevolgen van het gewapende conflict aan de buitengrenzen van de Unie hebben echter aangetoond dat de bestaande regels inzake voorzieningszekerheid niet goed functioneren bij plotselinge grote geopolitieke ontwikkelingen, waarbij voorzieningstekorten en prijspieken zich niet alleen door het uitvallen van infrastructuur of door extreme weersomstandigheden kunnen voordoen, maar bijvoorbeeld ook het gevolg kunnen zijn van opzettelijke ingrijpende gebeurtenissen en langdurigere of plotseling optredende onderbrekingen van de voorziening. Het is daarom noodzakelijk de onverwachte sterk toegenomen risico’s als gevolg van de huidige veranderingen in de geopolitieke situatie op te vangen.

(6)Op basis van de analyse van de Commissie van passende maatregelen om de gasvoorziening veilig te stellen, onder meer de versterkte risicoanalyse die de Commissie en de Groep coördinatie gas in februari 2022 in de hele EU hebben uitgevoerd, is het passend om te bepalen dat de lidstaten er in beginsel voor moeten zorgen dat de opslaginfrastructuurvoorzieningen op hun grondgebied op lidstaatniveau uiterlijk op 1 november tot ten minste 90 % van hun capaciteit zijn gevuld, met tussentijdse doelen waaraan elke lidstaat in mei, juli, september en februari van het jaar daarop moet voldoen. Dit is noodzakelijk om te garanderen dat de Europese consumenten adequaat worden beschermd tegen voorzieningstekorten. Voor 2022 zal een lager vuldoel gelden, namelijk 80 %, en zal een beperkt aantal tussentijdse doelen van kracht zijn (augustus, september en oktober), aangezien de verordening pas van toepassing zal worden nadat het vulseizoen al is begonnen en de lidstaten beperkte tijd hebben om deze verordening uit te voeren.

(7)Een systeem van vultrajecten moet permanente monitoring mogelijk maken gedurende het volledige vulseizoen (van 1 april tot en met 30 september). Vanaf het jaar 2023 wordt ook op de opslag in februari specifiek toezicht gehouden (het “controlepunt februari”) om te voorkomen dat gas in het midden van de winter onverwachts aan de opslag wordt onttrokken, wat tot het einde van de winter tot problemen voor de voorzieningszekerheid zou kunnen leiden.

(8)De Commissie kan de vuldoelen en het vultraject vanaf 2023 aanpassen door middel van een gedelegeerde handeling, waarbij rekening wordt gehouden met de jaarlijkse simulaties door het ENTSB-G-en de gemeenschappelijke analyse die door de in Verordening (EU) 2017/1938 gedefinieerde regionale risicogroepen moet worden uitgevoerd. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van de vultrajecten zal worden genomen na raadpleging van de Groep coördinatie gas.

(9)Het is mogelijk dat de lidstaten door technische problemen, zoals problemen met de pijpleidingen die de opslaglocatie voeden of met de injectiefaciliteiten, niet altijd tijdig aan de vuldoelen voldoen. In dergelijke gevallen is het passend dat er voor de lidstaten voldoende flexibiliteit is om het vuldoel in een later stadium te halen. De vuldoelen moeten echter zo snel als technisch mogelijk is, maar uiterlijk op 1 december, worden gehaald om de voorzieningszekerheid voor de winterperiode zeker te stellen.

(10)Het is mogelijk dat de lidstaten niet in staat zijn de vuldoelen te verwezenlijken doordat zich een noodsituatie in de hele EU voordoet, zoals in tijden van extreme gasschaarste. Daarom moeten de vuldoelen niet van toepassing zijn wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2017/1938 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd en zolang die situatie voortduurt.

(11)De bevoegde instanties moeten het vullen van de ondergrondse opslaginstallaties voortdurend monitoren om te waarborgen dat hun nationale vultrajecten worden gehaald. De nationale vultrajecten worden vastgesteld met een bandbreedte van twee procentpunten. Indien de vullingsgraad in een lidstaat meer dan 2 procentpunten lager ligt dan de vuldoelen, moeten de bevoegde instanties onmiddellijk doeltreffende maatregelen nemen om de vullingsgraad te verhogen. De lidstaten moeten de Commissie en de Groep coördinatie gas van de genomen maatregelen in kennis stellen.

(12)Indien aanhoudend en in aanzienlijke mate van de vultrajecten wordt afgeweken, bestaat het risico dat de opslagniveaus die noodzakelijk zijn om de voorzieningszekerheid in de Unie in een geest van solidariteit te waarborgen, niet worden bereikt. Voor het geval dat zich dergelijke aanhoudende aanzienlijke afwijkingen voordoen, moet de Commissie derhalve de bevoegdheid krijgen om doeltreffende maatregelen te nemen om problemen met de voorzieningszekerheid als gevolg van onvoldoende gevulde opslagfaciliteiten te voorkomen. Wanneer de Commissie een beslissing neemt over passende maatregelen, houdt zij rekening met de specifieke situatie van de betrokken lidstaat, zoals de capaciteit van de opslaginstallaties in verhouding tot het binnenlandse gasverbruik en het belang van de opslaginstallaties voor de voorzieningszekerheid in de regio. Aangezien het vulseizoen van 2022 al zal zijn begonnen wanneer deze verordening in werking treedt, moet de Commissie bij de maatregelen die zij neemt om afwijkingen van het vultraject voor het jaar 2022 aan te pakken, rekening houden met de beperkte tijd die voor de uitvoering van deze verordening op nationaal niveau beschikbaar is. De Commissie moet ervoor zorgen dat de maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om de voorzieningszekerheid veilig te stellen. Zij mag geen onevenredige lasten opleggen aan de lidstaten, de gasmarktdeelnemers, de opslagsysteembeheerders of de burgers.

(13)De lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om te zorgen dat de verplichte vuldoelen worden gehaald. Aangezien er in de lidstaten al veel verschillende regelgevingsstelsels ter ondersteuning van het vullen van de opslagfaciliteiten bestaan, wordt er geen specifiek instrument voorgeschreven om het vultraject uit te voeren en de vuldoelen te behalen, en hebben de lidstaten de vrijheid om het instrument te kiezen dat in hun nationale systeem het meest geschikt is, mits aan de voorwaarden van artikel 6 ter, leden 2 en 3, wordt voldaan. De lidstaten kunnen dus zelf kiezen welke marktdeelnemer(s) het vullen van de opslagfaciliteiten moet(en) uitvoeren. Zij kunnen ook zelf beslissen of regulerende middelen, zoals maatregelen die capaciteithouders verplichten ongebruikte capaciteit vrij te maken, die op grond van de bestaande marktregels van de EU zijn toegestaan, voldoende zijn om de vuldoelen te halen, of dat er financiële stimulansen, die wellicht als staatssteun moeten worden aangemerkt, noodzakelijk zijn. De lidstaten moeten gebruikmaken van met andere lidstaten gecoördineerde instrumenten, zoals platformen voor de aankoop van LNG, teneinde het gebruik van LNG voor het vullen van opslagfaciliteiten te maximaliseren en de infrastructuur- en regelgevingsbelemmeringen voor het gedeelde gebruik van LNG voor het vullen van opslagfaciliteiten te verminderen.

(14)In de mededeling “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” (COM(2022) 108 final) van 8 maart 2022 heeft de Commissie al verduidelijkt dat, om ervoor te zorgen dat de opslagfaciliteiten gevuld raken, het Unierecht de lidstaten toestaat staatssteun aan leveranciers te verlenen op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, bijvoorbeeld in de vorm van garanties (“tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen”).

(15)De voor het vullen van de opslagfaciliteiten te nemen maatregelen moeten noodzakelijk, duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en verifieerbaar zijn, en mogen niet leiden tot onnodige verstoringen van de mededinging of de goede werking van de interne gasmarkt en de gasvoorzieningszekerheid van andere lidstaten of de Unie in gevaar brengen. Dergelijke maatregelen mogen met name niet leiden tot versterking van een machtspositie of tot meevallers voor ondernemingen die zeggenschap hebben over opslaginstallaties of die opslagcapaciteit hebben gereserveerd maar niet gebruikt.

(16)Efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, met inbegrip van grensoverschrijdende transmissiecapaciteit, opslaginstallaties en LNG-installaties, is een belangrijke factor die de voorzieningszekerheid in een geest van solidariteit kan waarborgen. Open energiegrenzen zijn essentieel voor de voorzieningszekerheid, ook in tijden dat de gasvoorziening op nationaal, regionaal of Unieniveau is verstoord. Daarom mogen maatregelen die worden genomen om de vulling van de gasopslagfaciliteiten te waarborgen, de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie toegewezen grensoverschrijdende capaciteit niet blokkeren of beperken.

(17)De opslagverplichting zal leiden tot financiële lasten voor de betrokken actoren in lidstaten die over relevante opslaginstallaties op hun grondgebied beschikken, terwijl de hogere voorzieningszekerheid ten goede zal komen aan alle lidstaten, met inbegrip van de lidstaten die niet over opslaginstallaties beschikken. Om in een geest van solidariteit de lasten te delen en ervoor te zorgen dat de opslaginstallaties in de Unie voldoende gevuld zijn om de voorzieningszekerheid te waarborgen, moeten lidstaten zonder opslaginstallaties voldoen aan de verplichting om gebruik te maken van opslag in andere lidstaten. Indien er geen interconnectie met andere lidstaten is of indien het gebruik van opslaginstallaties in andere lidstaten wegens een beperkte grensoverschrijdende transmissiecapaciteit of een andere technische reden onmogelijk is, moet de verplichting dienovereenkomstig worden verlaagd.

(18)Lidstaten mogen echter niet aan een dergelijke verplichting worden onderworpen indien zij samen met een of meer lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken, een alternatieve lastenverdelingsregeling ontwikkelen. Een dergelijke alternatieve regeling kan onder meer rekening houden met reeds bestaande gelijkwaardige wettelijke verplichtingen om alternatieve brandstoffen op te slaan. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van dergelijke alternatieve lastenverdelingsregelingen.

(19)De maatregelen waarmee lidstaten zonder opslaginstallaties de lasten van de opslagverplichting delen met lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken, kunnen op hun beurt financiële gevolgen hebben voor de betrokken marktdeelnemers. Lidstaten zonder opslaginstallaties kunnen marktdeelnemers daarom financiële stimulansen of compensatie bieden voor de inkomstenderving of voor de kosten die uit de hun opgelegde verplichtingen voortvloeien en niet door inkomsten kunnen worden gedekt. Indien de maatregel met een heffing wordt gefinancierd, wordt die heffing niet aan grensoverschrijdende interconnectiepunten toegewezen.

(20)Doeltreffende monitoring en verslaglegging zijn essentieel, zowel voor de beoordeling van de aard en de omvang van de risico’s in verband met de voorzieningszekerheid, als voor de keuze van passende maatregelen om dergelijke risico’s te bestrijden. Exploitanten van opslaginstallaties moeten over de vulniveaus tijdens de vulperiode maandelijks verslag uitbrengen aan de nationale bevoegde instanties. Eigenaars en exploitanten van opslaginstallaties worden ook aangemoedigd om gegevens over de capaciteit en het vulniveau voor elke opslaglocatie regelmatig in te voeren op een centraal rapportageplatform.

(21)De regulerende instanties moeten een belangrijke rol spelen bij het toezicht op de voorzieningszekerheid (een van de taken die door de wetgeving inzake de interne energiemarkt aan de regulerende instanties zijn opgedragen), en moeten zorgen voor een evenwicht tussen zekerheid en de kosten van de maatregelen voor de consument. De Commissie zal samen met de bevoegde instanties van de lidstaten toezicht houden op de vulniveaus.

(22)De Groep coördinatie gas moet een grotere rol krijgen en een expliciet mandaat om de prestaties van de lidstaten op het gebied van de gasvoorzieningszekerheid te monitoren en op basis daarvan beste praktijken op dat gebied te ontwikkelen. De Commissie moet daarom regelmatig verslag uitbrengen aan de Groep coördinatie gas, die de Commissie zal ondersteunen bij het toezicht op de verwezenlijking van de vuldoelen en bij maatregelen om ervoor te zorgen dat die doelen worden bereikt.

(23)De Unie is van oordeel dat de opslagsysteemsector van groot belang is voor de Unie, haar energievoorzieningszekerheid en haar andere wezenlijke veiligheidsbelangen. De opslaginstallaties worden dan ook aangemerkt als kritieke infrastructuur in de zin van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren. De lidstaten moeten in hun nationale energie- en klimaatplannen en de krachtens Verordening (EU) 2018/1999 vastgestelde voortgangsverslagen rekening houden met de maatregelen uit hoofde van deze verordening.

(24)De Unie is van oordeel dat in het netwerk van opslagsystemen aanvullende waarborgen nodig zijn om bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Unie en voor het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De lidstaten moeten erop toezien dat alle opslagsysteembeheerders, met inbegrip van door transmissiesysteembeheerders gecontroleerde opslagsysteembeheerders, overeenkomstig deze verordening worden gecertificeerd door de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie die door de lidstaat is aangewezen om te waarborgen dat door beïnvloeding van opslagsysteembeheerders de energievoorzieningszekerheid of andere essentiële veiligheidsbelangen in de Unie of een lidstaat niet in gevaar wordt gebracht. Voor het analyseren van mogelijke risico’s op het gebied van de voorzieningszekerheid in andere lidstaten is coördinatie tussen de lidstaten bij de beoordeling van de voorzieningszekerheid belangrijk; daarbij mag geen onderscheid worden gemaakt tussen marktdeelnemers en moeten de beginselen van een goed functionerende interne markt volledig in acht worden genomen. Om het gevaar van te lage gasopslagniveaus snel te verminderen, moet certificering voorrang krijgen en sneller worden uitgevoerd voor grotere opslagfaciliteiten en voor opslagfaciliteiten die tot voor kort steeds op lage niveaus werden gevuld, zodat mogelijke problemen met de voorzieningszekerheid als gevolg van de controle over dergelijke grote opslagplaatsen kunnen worden uitgesloten.

(25)De regulerende instanties moeten certificering weigeren indien een persoon die direct of indirect zeggenschap of rechten uitoefent over de opslagsysteembeheerder, de energievoorzieningszekerheid of een ander essentieel veiligheidsbelang op lidstaatniveau, regionaal niveau of Unieniveau in gevaar kan brengen. Bij deze beoordeling moeten de regulerende instanties rekening houden met commerciële betrekkingen die de prikkels voor en het vermogen van de opslagbeheerder om de opslaginstallatie te vullen, negatief kunnen beïnvloeden, alsmede met de internationale verplichtingen van de Unie, en andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Om te waarborgen dat deze regels in de hele Unie consistent worden toegepast, dat de internationale verplichtingen van de Unie worden nagekomen en dat de solidariteit en energiezekerheid in de Unie worden verzekerd, moeten de regulerende instanties bij het nemen van certificeringsbesluiten zoveel mogelijk rekening houden met het advies van de Commissie. Wanneer een regulerende instantie de certificering weigert, moet zij de bevoegdheid hebben om te eisen dat een persoon die aandelen van of rechten op de opslagsysteembeheerder bezit, deze van de hand doet, en daarvoor een termijn te stellen, alsook alle andere passende maatregelen te gelasten om ervoor te zorgen dat die persoon of personen geen zeggenschap of rechten over die opslagsysteembeheerder kunnen uitoefenen, en te beslissen over passende compenserende maatregelen. Maatregelen die op grond van het certificeringsbesluit worden genomen om risico’s op het gebied van voorzieningszekerheid of andere wezenlijke veiligheidsbelangen aan te pakken, moeten noodzakelijk, duidelijk omschreven, transparant, evenredig en niet-discriminerend zijn.

(26)Als ondernemingen meer gas moeten kopen wanneer dat gas duur is, zou dit de prijzen nog verder kunnen opdrijven. Daarom worden als begeleidende maatregel bij deze verordening de entry- en exittarieven voor transmissiecapaciteit van en naar de opslag afgeschaft, waardoor opslag voor marktdeelnemers aantrekkelijker wordt. Regulerende instanties en mededingingsautoriteiten moeten ook gebruikmaken van hun bevoegdheden om onnodige verhogingen van opslagtarieven doeltreffend uit te sluiten.

(27)Gezien de huidige uitzonderlijke situatie en de onzekerheden over de toekomstige geopolitieke ontwikkelingen, worden de lidstaten aangemoedigd om zo snel mogelijk en in elk geval binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen de vuldoelen te behalen.

(28)Gezien het dreigende gevaar voor de voorzieningszekerheid als gevolg van het huidige gewapende conflict, moet deze verordening in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad. Om de samenhang met voorstel COM(2021) 804 final van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof (herschikking) te verzekeren, mag deze verordening slechts van toepassing zijn totdat naar aanleiding van genoemd Commissievoorstel COM(2021) 804 final een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof is vastgesteld en in werking is getreden, en waarin de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen zijn verwerkt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1938

Verordening (EU) 2017/1938 wordt als volgt gewijzigd:

(1)Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

“27.“vultraject”: verscheidene tussentijdse streefcijfers voor elke lidstaat, zoals vermeld in de bijlagen I bis en I ter;

28. “vuldoel”: een bindend streefcijfer voor de vullingsgraad van opslaginstallaties voor niet-vloeibaar aardgas;

29. “strategische opslag”: de opslag van niet-vloeibaar aardgas voor de vrijgave waarvan een overheidsvergunning vereist is en die niet op de markt kan worden verkocht, maar alleen mag worden vrijgegeven in geval van voorzieningsschaarste, verstoring van de voorziening of een noodsituatie;

30.“strategische voorraad”: door transmissiesysteembeheerders aangekocht, beheerd en opgeslagen gas, dat uitsluitend bedoeld is voor de uitvoering van hun functies als transmissiesysteembeheerder en met het oog op het veiligstellen van de leveringszekerheid. Gas dat als onderdeel van een strategische voorraad is opgeslagen, wordt alleen ingezet om het systeem onder veilige en betrouwbare voorwaarden operationeel te houden overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG, of in geval van een overeenkomstig artikel 11 afgekondigde noodsituatie, en mag in andere gevallen niet op de groothandelsmarkten voor gas worden verkocht.”.

(2)De volgende artikelen 6 bis tot en met 6 sexies worden ingevoegd:

“Artikel 6 bis

Verplicht vuldoel en vultraject

1.Elke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 2 vastgestelde vuldoelen voor de geaggregeerde capaciteit van alle opslaginstallaties op zijn grondgebied uiterlijk op 1 november van elk jaar worden bereikt.

2.Voor 2022 wordt het vuldoel vastgesteld op 80 % van de capaciteit van alle opslaginstallaties op het grondgebied van de respectieve lidstaten. Tenzij de Commissie overeenkomstig lid 4 anders besluit, wordt het vuldoel voor de volgende jaren vastgesteld op 90 %.

3.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de in de bijlagen I bis en I ter voor elke lidstaat vermelde tussentijdse vuldoelen te bereiken. Voor 2022 worden tussentijdse vuldoelen alleen vastgesteld voor de maanden augustus, september en oktober. Vanaf 2023 zorgen de lidstaten ervoor dat de tussentijdse vuldoelen voor de maanden februari, mei, juli en september worden bereikt.

4.De Commissie is bevoegd om, na raadpleging van de Groep coördinatie gas, overeenkomstig artikel 19 een gedelegeerde handeling tot wijziging van bijlage I ter vast te stellen teneinde het vuldoel en het vultraject vanaf 2023 te bepalen. Die gedelegeerde handeling wordt vastgesteld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het nieuwe vuldoel wordt bepaald. Het door de Commissie bepaalde vuldoel en vultraject wordt gebaseerd op een beoordeling van de algemene situatie van de leveringszekerheid en de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van gas in de Unie en de afzonderlijke lidstaten, en wordt zodanig vastgesteld dat de leveringszekerheid wordt gewaarborgd en onnodige lasten voor de lidstaten, de gasmarktdeelnemers, de opslagsysteembeheerders of de burgers worden voorkomen.

5.Wanneer een lidstaat wegens specifieke technische kenmerken van een of meer opslaginstallaties op zijn grondgebied, zoals uitzonderlijk lage injectiesnelheden, het vuldoel niet kan behalen, wordt het die lidstaat toegestaan het vuldoel pas op 1 december te bereiken. De betrokken lidstaat stelt de Commissie vóór 1 november in kennis van de redenen voor de vertraging.

6.Het vuldoel is niet van toepassing wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 12 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd, zolang die situatie voortduurt.

7.De bevoegde instanties houden elk jaar continu toezicht op het vultraject en brengen regelmatig verslag uit aan de Groep coördinatie gas. Indien de vullingsgraad in een lidstaat meer dan 2 procentpunten lager ligt dan aangegeven in het vultraject in bijlage I ter, nemen de bevoegde instanties onverwijld doeltreffende maatregelen om de vullingsgraad te verhogen. De lidstaten stellen de Commissie en de Groep coördinatie gas in kennis van de genomen maatregelen.

8.Wanneer zich aanhoudend een substantiële afwijking van de vultrajecten voordoet, worden de volgende maatregelen genomen:

a)na raadpleging van de Groep coördinatie gas en de betrokken lidstaat geeft de Commissie de lidstaat een waarschuwing en doet zij aanbevelingen voor onmiddellijk te nemen maatregelen;

b)indien de afwijking van het traject niet binnen een maand na de waarschuwing is verminderd, neemt de Commissie, na raadpleging van de Groep coördinatie gas en de betrokken lidstaat, als uiterste middel een besluit om de lidstaat te verplichten maatregelen te nemen om het verschil met het traject effectief weg te werken, alsmede in voorkomend geval een of meer van de in artikel 6 ter, lid 1, genoemde maatregelen, of een andere maatregel die ervoor zorgt dat het overeenkomstig deze verordening verplichte vuldoel wordt bereikt;

c)wanneer de Commissie overeenkomstig punt b) een besluit neemt over passende maatregelen, houdt zij rekening met de specifieke situatie van de betrokken lidstaat, zoals de capaciteit van de opslaginstallaties in verhouding tot het binnenlandse gasverbruik en het belang van de opslaginstallaties voor de leveringszekerheid in de regio. Bij maatregelen die de Commissie neemt naar aanleiding van afwijkingen van het vultraject voor het jaar 2022, wordt rekening gehouden met het korte tijdschema voor de uitvoering van dit artikel op nationaal niveau, dat mogelijk heeft bijgedragen tot de afwijking van het vultraject voor 2022;

d)de Commissie ziet erop toe dat de maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om de leveringszekerheid veilig te stellen; zij legt geen onevenredige lasten op aan de lidstaten, de gasmarktdeelnemers, de opslagsysteembeheerders of de burgers.

Artikel 6 ter

Verwezenlijking van het vuldoel

1.De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van financiële stimulansen of compensatie voor marktdeelnemers, om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig artikel 6, punt a), verplichte vuldoelen worden bereikt. Deze maatregelen kunnen met name omvatten:

a)opleggen van een verplichting aan gasleveranciers om minimumvolumes gas in opslaginstallaties op te slaan;

b)opleggen van een verplichting aan opslageigenaars om hun capaciteiten aan marktdeelnemers aan te bieden;

c)opleggen van een verplichting aan transmissiesysteembeheerders om strategische gasvoorraden aan te kopen en te beheren, uitsluitend voor de uitvoering van hun taken als transmissiesysteembeheerder en met het oog op de leveringszekerheid in noodsituaties;

d)gebruikmaken van met andere lidstaten gecoördineerde instrumenten, zoals platformen voor de aankoop van LNG, teneinde het gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties te maximaliseren en de infrastructuur- en regelgevingsbelemmeringen voor het gedeelde gebruik van LNG voor het vullen van opslaginstallaties te verminderen;

e)verstrekken aan marktdeelnemers van financiële stimulansen of compensatie voor mogelijke inkomstenderving of voor kosten die voortvloeien uit aan marktdeelnemers opgelegde verplichtingen en niet door inkomsten kunnen worden gedekt;

f)vaststellen van doeltreffende instrumenten om houders van opslagcapaciteit te verplichten om gereserveerde maar niet gebruikte capaciteit ofwel te gebruiken ofwel vrij te geven.

2.De op grond van dit artikel vastgestelde maatregelen blijven beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de vuldoelen te bereiken, worden duidelijk omschreven en zijn transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar. Zij verstoren niet onnodig de mededinging of de goede werking van de interne gasmarkt en brengen de gasleveringszekerheid in andere lidstaten of in de Unie niet in gevaar.

3.De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om het gebruik van de bestaande infrastructuur op nationaal en regionaal niveau te waarborgen, teneinde de leveringszekerheid op efficiënte wijze te bevorderen. Deze maatregelen blokkeren of beperken in geen geval het grensoverschrijdende gebruik van opslag- of LNG-faciliteiten en leiden niet tot beperking van de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie toegewezen grensoverschrijdende transmissiecapaciteit.

Artikel 6 quater
Lastenverdeling

1.Lidstaten die niet over opslaginstallaties beschikken, zorgen ervoor dat binnenlandse marktdeelnemers regelingen treffen met opslagsysteembeheerders in lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken, zodanig dat wordt gewaarborgd dat uiterlijk op 1 november in die lidstaten opslagvolumes worden gebruikt die overeenkomen met ten minste 15 % van het jaarlijkse gasverbruik van de lidstaat die niet over opslaginstallaties beschikt. Wanneer het wegens de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit of andere technische beperkingen niet mogelijk is een niet-binnenlands opslagvolume ter grootte van 15 % van het jaarlijkse gasverbruik van de lidstaat volledig te benutten, wordt buiten de lidstaat die niet over opslagfaciliteiten beschikt, slechts een zodanig volume opgeslagen als technisch mogelijk is.

2.Lidstaten die niet over opslaginstallaties beschikken, kunnen in afwijking van lid 1 gezamenlijk een lastenverdelingsmechanisme opzetten met een of meer lidstaten die over opslaginstallaties beschikken. Het lastenverdelingsmechanisme is gebaseerd op de relevante gegevens van de meest recente risico-evaluatie overeenkomstig artikel 7 en houdt rekening met de volgende factoren:

a)de kosten van financiële steunverlening om de vuldoelen te halen, zonder rekening te houden met de kosten voor het vervullen van strategische opslagverplichtingen;

b)de gasvolumes die nodig zijn om te voldoen aan de vraag van beschermde afnemers overeenkomstig artikel 6, lid 1;

c)technische beperkingen, zoals de beschikbare opslagcapaciteit, de grensoverschrijdende technische capaciteit en de onttrekkingspercentages.

3.Het gezamenlijk ontwikkelde mechanisme wordt uiterlijk één maand na de inwerkingtreding van dit artikel ter kennis van de Commissie gebracht.

4.Lidstaten die niet over opslaginstallaties beschikken, kunnen marktdeelnemers stimulansen of financiële compensatie bieden voor de derving van inkomsten of voor kosten die voortvloeien uit de hun opgelegde verplichtingen die niet door inkomsten kunnen worden gedekt, zulks met het oog op de uitvoering van de verplichting om gas op te slaan in andere lidstaten overeenkomstig lid 1, of de uitvoering van het gezamenlijk ontwikkelde mechanisme overeenkomstig lid 2. Indien de maatregel met een heffing wordt gefinancierd, wordt die heffing niet aan grensoverschrijdende interconnectiepunten toegewezen.

Artikel 6 quinquies

Monitoring en handhaving

1.De opslagsysteembeheerders melden het vulniveau op elk van de overeenkomstig bijlage I bis en I ter vastgestelde controlepunten aan de bevoegde instanties in de lidstaten waar zij zich bevinden.

2.De bevoegde instanties van de lidstaten monitoren de vullingsgraad van de opslaginstallaties op hun grondgebied aan het einde van elke maand en delen de resultaten onverwijld aan de Commissie mee.

3.Op basis van de door de bevoegde instanties van de lidstaten verstrekte informatie brengt de Commissie regelmatig verslag uit aan de Groep coördinatie gas.

4.De Groep coördinatie gas ondersteunt de Commissie bij het monitoren van de vuldoelen en vultrajecten en ontwikkelt richtsnoeren voor de Commissie met betrekking tot passende maatregelen om de naleving te waarborgen wanneer de lidstaten de vuldoelen niet halen of de vultrajecten niet naleven.

5.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het vultraject na te leven en het vuldoel te bereiken, en om ten aanzien van de marktdeelnemers de opslagverplichtingen die nodig zijn om het vultraject te bereiken te handhaven, onder meer door aan de marktdeelnemers voldoende afschrikkende sancties en boetes op te leggen.

6.De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van de uit hoofde van deze verordening getroffen handhavingsmaatregelen.

7.Indien commercieel gevoelige informatie moet worden uitgewisseld, kan de Commissie vergaderingen van de Groep coördinatie gas bijeenroepen die uitsluitend door de lidstaten worden bijgewoond.

8.De uitgewisselde informatie blijft beperkt tot hetgeen nodig is om de naleving van de voorschriften van deze verordening te monitoren. De Commissie, de regulerende instanties en de lidstaten eerbiedigen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie die zij in het kader van deze verordening ontvangen.

Artikel 6 sexies

Toepassingsgebied

De bepalingen van de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies zijn niet van toepassing op delen van LNG-installaties die voor opslag worden gebruikt.”

(3)De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig de tekst van bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 715/2009

(1)Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

Artikel 3 bis

Certificering van opslagsysteembeheerders

1.De lidstaten zien erop toe dat alle opslagsysteembeheerders, met inbegrip van opslagsysteembeheerders die onder zeggenschap staan van transmissiesysteembeheerders, worden gecertificeerd door de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel of een andere bevoegde instantie die door de betrokken lidstaat is aangewezen, overeenkomstig de procedure van dit artikel. De verplichting om opslagbeheerders te certificeren uit hoofde van dit artikel geldt ook voor opslagsysteembeheerders die onder zeggenschap staan van transmissiesysteembeheerders die reeds gecertificeerd zijn op grond van de ontvlechtingsvoorschriften van de artikelen 9 tot en met 11 van Richtlijn 2009/73/EG.

2.Met betrekking tot opslagsysteembeheerders die opslaginstallaties met een capaciteit van meer dan 3,5 TWh beheren die op 31 maart 2021 en 31 maart 2022 gevuld waren tot een niveau dat gemiddeld minder dan 30 % van hun maximumcapaciteit bedroeg, stelt de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie binnen 100 werkdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening of de ontvangst van een kennisgeving overeenkomstig lid 8 een ontwerpbesluit vast inzake de certificering van de opslagsysteembeheerders. Met betrekking tot alle andere opslagsysteembeheerders wordt een ontwerpbesluit vastgesteld binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening of de ontvangst van een kennisgeving overeenkomstig lid 7 of lid 8. Bij het beoordelen van het risico voor de energievoorzieningszekerheid houdt de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie rekening met elk risico voor de voorzieningszekerheid op nationaal, regionaal of Unieniveau dat bijvoorbeeld voortvloeit uit:

a)de eigendom, de voorziening of andere commerciële relaties die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de stimulansen voor de opslagbeheerder of diens vermogen om de opslaginstallatie te vullen;

b)de rechten en verplichtingen van de Unie jegens een derde land of derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van overeenkomsten die gesloten zijn met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin de energievoorzieningszekerheid aan de orde komt;

c)de rechten en verplichtingen van de betrokken lidstaat of lidstaten ten aanzien van een derde land of derde landen, die voortvloeien uit daarmee gesloten overeenkomsten, voor zover deze in overeenstemming zijn met het recht van de Unie; of

d)andere specifieke feiten en omstandigheden die aan de orde zijn.

3.De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie weigert de certificering, indien wordt aangetoond dat de energievoorzieningszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat of de Unie in gevaar kunnen worden gebracht door een persoon die direct of indirect zeggenschap of rechten uitoefent over de opslagsysteembeheerder in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2009/73/EG. De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie kan er in plaats daarvan voor kiezen de certificering te verlenen onder voorwaarden die waarborgen dat alle risico’s die een negatieve invloed kunnen hebben op het vullen van de opslagfaciliteiten, zoals bepaald in deze verordening, in voldoende mate worden gemitigeerd, en mits de werkbaarheid ervan ten volle kan worden gewaarborgd door effectieve uitvoering en monitoring.

4.Wanneer de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie tot de conclusie komt dat de risico’s voor de voorzieningszekerheid niet kunnen worden weggenomen door voorwaarden te stellen overeenkomstig lid 3 en derhalve de certificering weigert:

a)eist zij van elke persoon of alle personen die naar haar inzicht de energievoorzieningszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat of de Unie in gevaar kan of kunnen brengen, dat afstand wordt gedaan van de aandelen of rechten waarover die persoon of personen beschikt of beschikken ten aanzien van de opslagsysteembeheerder, en stelt zij een termijn vast binnen welke daarvan afstand moet worden gedaan;

b)gelast zij in voorkomend geval voorlopige maatregelen om te waarborgen dat die persoon of personen geen zeggenschap of rechten over die opslagsysteembeheerder kan of kunnen uitoefenen totdat van de aandelen of rechten afstand is gedaan; en

c)neemt zij een besluit over passende compenserende maatregelen.

5.De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van het ontwerpbesluit, onder vermelding van alle relevante informatie met betrekking tot dat besluit. De Commissie brengt binnen 50 werkdagen advies uit over het ontwerpbesluit aan de nationale regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie. De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van de Commissie.

6.De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie neemt uiterlijk 25 werkdagen na ontvangst van het advies van de Commissie een besluit over de certificering van opslagsysteembeheerders.

7.Voordat een nieuw aangelegde opslaginstallatie in gebruik wordt genomen, wordt de opslagsysteembeheerder gecertificeerd overeenkomstig de leden 1 tot en met 6. De opslagsysteembeheerder stelt de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie in kennis van zijn voornemen om de opslaginstallatie in gebruik te nemen.

8.Opslagsysteembeheerders stellen de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie in kennis van elke geplande transactie die een herbeoordeling van hun naleving van de in de leden 1 en 2 neergelegde certificeringsvoorschriften vereist.

9.De regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie ziet erop toe dat de opslagsysteembeheerders voortdurend voldoen aan de eisen van de leden 1 en 2. Zij start een certificeringsprocedure om die naleving te waarborgen:

a)wanneer zij van de transmissiesysteembeheerder een kennisgeving als bedoeld in lid 7 of lid 8 ontvangt;

b)op eigen initiatief, wanneer het haar bekend is dat een geplande wijziging van rechten of beïnvloeding op een opslagsysteembeheerder ertoe kan leiden dat niet aan de vereisten van de leden 1 en 2 wordt voldaan;

c)na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

10.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat de opslaginstallaties op hun grondgebied blijven functioneren. Buitengebruikstelling van deze opslaginstallaties nadat de regulerende instantie of de uit hoofde van lid 1 aangewezen instantie, rekening houdend met een advies van ENTSB-G, een beoordeling heeft verricht waarvan de conclusie luidt dat de buitengebruikstelling de gasvoorzieningszekerheid op nationaal of Unieniveau niet vermindert. In voorkomend geval worden passende compenserende maatregelen genomen indien buitengebruikstelling niet wordt toegestaan.

11.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 19 een gedelegeerde handeling vast te stellen waarin de voor de toepassing van dit lid te volgen procedure nader wordt omschreven.

12.De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op delen van LNG-installaties die voor opslag worden gebruikt.”

(2)Aan artikel 13 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.Er wordt een korting van 100 % toegepast op capaciteitsgebaseerde transmissietarieven op entrypunten van en exitpunten naar opslaginstallaties, tenzij en voor zover een opslaginstallatie die met meer dan één transmissie- of distributienet is verbonden, wordt gebruikt om te concurreren met een interconnectiepunt. De Commissie onderzoekt deze tariefkorting opnieuw vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening. Zij beoordeelt of het in dit artikel vastgestelde verminderingsniveau nog toereikend is met het oog op de opslagverplichting uit hoofde van artikel 6 bis van Verordening (EU) 2017/1938.”

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing tot de datum waarop Verordening (EU) […/…] van het Europees Parlement en de Raad inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof, gebaseerd op het voorstel van de Commissie van 15 december 2021, in werking treedt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

1.1.Betrokken beleidsterrein(en)

Europese Green Deal — Energie — Energievoorzieningszekerheid

1.2.Het voorstel/initiatief betreft:

een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 5

 de verlenging van een bestaande actie

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.3.Doelstelling(en)

1.3.1.Algemene doelstelling(en)

Dit voorstel is bedoeld om de zeer aanzienlijke risico’s voor de voorzieningszekerheid en de economie van de Unie, die het gevolg zijn van de dramatisch gewijzigde geopolitieke situatie, aan te pakken. Het voorstel moet er met name voor zorgen dat opslagcapaciteit in de Unie, die van cruciaal belang is om de voorzieningszekerheid te waarborgen, niet onbenut blijft, zodat de opslagfaciliteiten in een geest van solidariteit in de hele Unie kunnen worden gedeeld.

Een verplicht minimumniveau aan gas in de opslaginstallaties zal daartoe de voorzieningszekerheid versterken voor de winter van 2022/2023 en de volgende winterperioden. Verplichte certificering van de opslagsysteembeheerders zal ervoor zorgen dat potentiële risico’s voor de voorzieningszekerheid als gevolg van beïnvloeding van de kritieke opslaginfrastructuur kunnen worden uitgesloten. Ten slotte zal het gebruik van de opslag worden gestimuleerd door opslaggebruikers vrij te stellen van transmissietarieven op de entry- en exitpunten.

1.3.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling 1:

Adequate niveaus van gasopslag in de EU in november 2022

Specifieke doelstelling 2:

Adequate niveaus van gasopslag in de EU in november 2023 en daarna

Specifieke doelstelling 3:

Certificering van EU-opslagsysteembeheerders binnen 18 maanden

1.3.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

Sterkere strategische autonomie van de EU

Grotere energievoorzieningszekerheid in de EU

Stabiliteit/verminderde volatiliteit op de gasmarkten

1.3.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

Vullingsgraad van de gasopslag in november vanaf 2022

Aantal gecertificeerde EU-opslagsysteembeheerders

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het voorstel komt tegemoet aan het verzoek dat de staatshoofden en regeringsleiders in Versailles tot uiting hebben gebracht en moet onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd, onder meer door middel van een overeenkomst met de medewetgevers om het medebeslissingsproces sneller te laten verlopen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante):

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post):

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De ervaring van dit jaar heeft uitgewezen dat de gasopslag tegen het begin van het stookseizoen adequaat moet worden gevuld, en dat het uit de markt nemen van gas zodanig moet gebeuren dat de voorzieningszekerheid van de EU niet in gevaar wordt gebracht. Dit is essentieel om Europese burgers en bedrijven te beschermen tegen mogelijke verstoringen en om de strategische autonomie van de EU in stand te houden.

1.4.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het initiatief valt onder de Europese Green Deal, waarvan voorzieningszekerheid een belangrijke pijler is.

1.4.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Voor de uitvoering van deze wetgeving zijn extra personele middelen en een zekere mate van administratieve uitgaven nodig.

1.5.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode van 2022 tot en met 2027,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 6

   Direct beheer door de Commissie

   door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen.

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

   derde landen of de door hen aangewezen organen;

   internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

   de EIB en het Europees Investeringsfonds;

   de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

   publiekrechtelijke organen;

   privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

   privaatrechtelijke organen van een lidstaat waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

   personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Niet van toepassing

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Dit financieel memorandum vermeldt de personeelsuitgaven en eventueel administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

In het algemeen vereist het initiatief personeelsuitgaven en eventueel administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

In het algemeen vereist het initiatief personeelsuitgaven en eventueel administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

In het algemeen vereist het initiatief personeelsuitgaven en eventueel administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 7

van EVA-landen 8

van kandidaat-lidstaten 9

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Nummer

Niet van toepassing

DG: <…>

Jaar 
N 10

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 11

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 12

Begrotingsonderdeel

3

TOTAAL kredieten
voor DG <…>

Vastleggingen

=1a+1b+3

Betalingen

=2a+2b+3



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4

Betalingen

5

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

6

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK <….> van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

• TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

4

Betalingen

5

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

6

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot 6 
van het meerjarig financieel kader 
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6





Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (Bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: ENER

• Personele middelen

2,355

2,355

2,355

2,198

2,041

1,884

13,188

• Andere administratieve uitgaven

0,080

0,150

0,150

0,150

0,150

0,150

0,830

TOTAAL DG <….>

Kredieten

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader 

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 13

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot 7 
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

Betalingen

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten. Niet van toepassing

Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 14

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING 1 15

– Output

– Output

– Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING 2

– Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling 2

TOTAAL

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 16

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

2,355

2,355

2,355

2,198

2,041

1,884

13,188

Andere administratieve uitgaven

0,080

0,150

0,150

0,150

0,150

0,150

0,830

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

Buiten RUBRIEK 7 17  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0

0

0

0

0

0

0

Andere administratieve uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Subtotaal buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL

2,455

2,505

2,505

2,384

2,191

2,304

14,018

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

15

15

15

14

13

12

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek door derden)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten (vte)) 18

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz 19

– zetel

– delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

15

15

15

14

13

12

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Het voorstel voorziet in een nieuwe, verbeterde architectuur voor de veiligstelling van de gasvoorziening, met nieuwe verplichtingen voor de lidstaten en dienovereenkomstig een grotere rol voor DG Energie op een groot aantal gebieden, namelijk:

·algemeen beheer en uitvoering van de verordening: 1 vte;

·beheer van de versterkte rol van de Groep coördinatie gas: 0,5 vte;

·monitoring van de vullingsgraad en vaststelling van technische uitvoeringselementen, zoals de vultrajecten (met inbegrip van economische en technische analyse en gegevensbeheer): 1,5 vte;

·juridische uitvoering van de maatregelen waarin het nieuwe artikel 6 quinquies, lid 7, voorziet (geraamd jaargemiddelde: vijf waarschuwingsbesluiten en twee besluiten inzake maatregelen als uiterste middel): 2 vte;

·beheer van het LNG-platform als bedoeld in het nieuwe artikel 6 ter, lid 1: 5 vte;

·beoordeling van de kennisgevingen inzake lastenverdeling als bedoeld in artikel 6 quater: 1 vte;

·advies over de certificering van opslagsysteembeheerders: 3 vte;

·administratieve ondersteuning: 1 vte.

Extern personeel

Niet van toepassing

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

   vereist dat een beroep wordt gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   vereist een herziening van het MFK.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 20

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 21

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Niet van toepassing

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

Niet van toepassing

(1)    COM(2021) 804 final.
(2)    COM(2022) 108 final, punt 1.2: Om het navullen te stimuleren, kunnen de lidstaten de leveranciers steun verlenen op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, bijvoorbeeld in de vorm van garanties (“tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen”).
(3)     Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen (europa.eu) .
(4)    Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
(5)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(6)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/Pages/budgpedia.aspx  
(7)    GK = gesplitste kredieten, NGK = niet-gesplitste kredieten.
(8)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(9)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(10)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021. Hetzelfde voor de volgende jaren.
(11)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(12)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(13)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021. Hetzelfde voor de volgende jaren.
(14)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(15)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en) …”.
(16)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021. Hetzelfde voor de volgende jaren.
(17)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(18)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(19)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(20)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021. Hetzelfde voor de volgende jaren.
(21)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 23.3.2022

COM(2022) 135 final

BIJLAGE

bij

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten


BIJLAGE I

De bijlagen bij Verordening (EU) 2017/1938 worden als volgt gewijzigd:

1)    De volgende bijlage I bis wordt ingevoegd:

“Bijlage I bis

Indicatieve vultrajecten voor 2022

Land

Vuldoel controlepunt 1 augustus

Vuldoel controlepunt 1 september

Vuldoel controlepunt 1 oktober

Vuldoel 1 november

AT

57 %

65 %

72 %

80 %

BE

75 %

77 %

78 %

80 %

BG

59 %

66 %

73 %

80 %

CZ

62 %

68 %

74 %

80 %

DE

62 %

68 %

74 %

80 %

DK

68 %

72 %

76 %

80 %

ES

76 %

77 %

79 %

80 %

FR

60 %

67 %

73 %

80 %

HR

58 %

65 %

73 %

80 %

HU

60 %

67 %

73 %

80 %

IT

66 %

71 %

75 %

80 %

LV

64 %

69 %

75 %

80 %

NL

60 %

67 %

73 %

80 %

PL

78 %

79 %

79 %

80 %

PT

80 %

80 %

80 %

80 %

RO

61 %

67 %

74 %

80 %

SE

54 %

63 %

71 %

80 %

SK

61 %

67 %

74 %

80 %

EU-gemiddelde

63 %

68 %

74 %

80 %”

2)    De volgende bijlage I ter wordt ingevoegd:

“Bijlage I ter

Indicatieve vultrajecten na 2022

Land

Vuldoel controlepunt 1 februari

Vuldoel controlepunt 1 mei

Vuldoel controlepunt 1 juli

Vuldoel controlepunt 1 september

Vuldoel 1 november

AT

47 %

39 %

56 %

73 %

90 %

BE

43 %

37 %

65 %

82 %

90 %

BG

40 %

24 %

46 %

73 %

90 %

CZ

39 %

29 %

49 %

70 %

90 %

DE

47 %

39 %

56 %

73 %

90 %

DK

42 %

23 %

45 %

68 %

90 %

ES

66 %

64 %

72 %

81 %

90 %

FR

30 %

19 %

43 %

66 %

90 %

HR

32 %

23 %

45 %

68 %

90 %

HU

52 %

46 %

61 %

75 %

90 %

IT

41 %

33 %

52 %

74 %

90 %

LV

49 %

36 %

54 %

72 %

90 %

NL

38 %

27 %

48 %

69 %

90 %

PL

41 %

33 %

52 %

71 %

90 %

PT

68 %

72 %

78 %

84 %

90 %

RO

41 %

33 %

52 %

71 %

90 %

SE

60 %

55 %

67 %

78 %

90 %

SK

46 %

37 %

54 %

72 %

90 %

EU-gemiddelde

43 %

33 %

52 %

72 %

90 %”

BIJLAGE […]

BIJLAGE […]

Top