Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0142

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1379/2013 en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken

COM/2020/142 final

Brussel, 2.4.2020

COM(2020) 142 final

2020/0059(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1379/2013 en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De uitbraak van COVID-19 heeft de lidstaten op een plotse en dramatische wijze getroffen, met grote gevolgen voor hun samenlevingen en economieën, aangezien de economische activiteit sterk vertraagt. Hierdoor is in de hele EU een uitzonderlijke situatie ontstaan die vereist dat alle beschikbare middelen op het niveau van de Unie en de lidstaten worden ingezet om het hoofd te bieden aan de ongekende uitdagingen als gevolg van de uitbraak van COVID-19.

Op 13 maart 2020 heeft de Commissie een investeringsinitiatief “Coronavirusrespons” voorgesteld, dat erop gericht is investeringen te bevorderen door in de Europese structuur- en investeringsfondsen beschikbare kasreserves vrij te maken voor de onmiddellijke bestrijding van de crisis. Op 19 maart 2020 heeft de Commissie een nieuw staatssteunkader goedgekeurd.

De mogelijkheden waarover de lidstaten beschikken om op visserijgebied op te treden, worden echter beperkt door de bepalingen inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), dat momenteel niet voorziet in steun voor de meest dringende maatregelen die nu moeten worden genomen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak. Hierdoor zijn de lidstaten beperkt in de mate waarin zij een beroep op het EFMZV kunnen doen voor de bestrijding van de crisis.

De visserij- en aquacultuursector is bijzonder hard getroffen door de marktverstoring ten gevolge van een aanzienlijke daling van de vraag. De sluiting van verkoopcentra, markten, detailverkooppunten en distributiekanalen heeft tot een aanzienlijke daling van de prijzen en de volumes geleid. Door de daling van de vraag en de prijzen, in combinatie met de kwetsbaarheid en de complexiteit van de toeleveringsketen (bederfelijke producten, een grote behoefte aan arbeidskrachten), zijn de activiteiten van de vissersvloten en de productie van visserijproducten verliesgevend. Bijgevolg moeten de vissers noodgedwongen in de haven blijven en zullen de aquacultuurproducenten binnen enkele weken producten moeten weggooien of vernietigen of zullen zij uitzonderlijke kosten voor het beheer van de bestanden moeten maken, onder andere om meer ruimte te creëren en voeder aan te kopen voor volgroeide vissen die wegens de daling van de vraag niet kunnen worden geslacht. De snelle achteruitgang treft vooral de exploitanten van de kleinschalige kustvisserij en de viskwekers.

Omdat het einde van de huidige crisis onmogelijk kan worden voorspeld, kan deze crisis snel leiden tot een stopzetting van activiteiten en bedrijven in een sector die zeer gevoelig is voor conjunctuurschommelingen. Deze crisis kan bijgevolg dramatische sociaal-economische gevolgen hebben in bepaalde gemeenschappen waar de visserij en de aquacultuur een essentiële rol spelen. De kleinschalige kustvisserij vertegenwoordigt bijna 75 % van alle actieve vaartuigen en meer dan 55 % van de directe werkgelegenheid; zij vormt de belangrijkste economische activiteit in vele kustgebieden. De viskwekerijsector ondersteunt kustgemeenschappen en plattelandsgebieden. De exploitanten van de visserij- en de aquacultuursector, die meestal micro-ondernemingen zijn, beschikken vaak niet over de financiële middelen om de lopende kosten te dekken. Zodra hun werkzaamheden ophouden, worden de afzetketens onderbroken.

In tegenstelling tot de meeste andere sectoren van de economie valt de visserij onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie en wordt zij op het niveau van de Unie door middel van een gemeenschappelijk beleid gereguleerd, waardoor nationale regelgeving, onder meer inzake financiële steun, grotendeels uitgesloten is. De voorwaarden voor overheidssteun worden bepaald door het EFMZV.

Daarom stelt de Commissie een wetgevingsvoorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (de EFMZV-verordening) en Verordening (EU) nr. 1379/2013 (de GMO-verordening) vast om specifieke maatregelen in het EFMZV in te voeren die de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector moeten beperken.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, en artikel 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De bepalingen van het voorstel worden uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement.

Evenredigheid

De voorgestelde bepalingen zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij passend en noodzakelijk zijn en de nagestreefde beleidsdoelstellingen niet kunnen worden bereikt met andere maatregelen die minder restrictief zijn.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3.INHOUD VAN HET VOORSTEL

De voorgestelde specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken, bestaan uit:

steun aan vissers voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de uitbraak van COVID-19;

steun aan aquacultuurexploitanten voor de tijdelijke stillegging of de vermindering van de productie als gevolg van de uitbraak van COVID-19;

steun aan producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties voor de opslag van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de gemeenschappelijke marktordening.

Voorgesteld wordt dat deze maatregelen subsidiabel zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2020 en beschikbaar zijn tot en met 31 december 2020.

Aanvullende wijzigingen in de EFMZV-verordening zijn bedoeld om een flexibele hertoewijzing van de financiële middelen binnen de operationele programma’s mogelijk te maken:

een schrapping van de in artikel 13 geoormerkte bedragen, met uitzondering van de bedragen voor visserijcontrole, de verzameling van wetenschappelijke gegevens en de compensatie van extra kosten in de ultraperifere gebieden;

een wijziging van de vereenvoudigde procedure voor het wijzigen van operationele programma’s met het oog op de invoering van de specifieke maatregelen en de hertoewijzing van de financiële middelen daaraan.

De specifieke EFMZV-maatregelen worden aangevuld met een wijziging van de GMO-verordening om:

het mogelijk te maken dat een beroep op het opslagmechanisme wordt gedaan als lidstaten geen drempelprijzen hebben vastgesteld en gepubliceerd;

de producentenorganisaties in de aquacultuursector in staat te stellen van het opslagmechanisme gebruik te maken.

4. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

De Commissie heeft als volgt met de belanghebbenden overleg gepleegd: zij heeft de producentenorganisaties van de visserij- en aquacultuursector en de adviesraden om input verzocht en heeft feedback over marktontwikkelingen en mogelijke steunmaatregelen gekregen van brancheorganisaties, individuele exploitanten en lidstaten. De beoordeling door de belanghebbenden van de crisissituatie en de wijze waarop de gevolgen ervan moeten worden bestreden, is bijna geheel coherent en unaniem. De Commissie heeft bij de opstelling van dit voorstel rekening gehouden met die feedback.

5.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1311/2013. De jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het EFMZV blijft ongewijzigd.

Aangezien de visserij- en aquacultuuractiviteiten in lockdown zijn gegaan of aanzienlijk zijn verminderd, is er weinig ruimte voor de normale uitvoering van de huidige maatregelen en operationele programma’s van het EFMZV. Zonder doeltreffende tegenmaatregelen tegen de crisis is er weinig kans dat het EFMZV tegen het einde van de huidige programmeringsperiode volledig zal zijn uitgevoerd. De lidstaten moeten daarom de mogelijkheid krijgen om op korte termijn de bestaande financiële middelen binnen hun operationeel programma toe te wijzen aan de specifieke maatregelen. Die mogelijkheid wordt beperkt door de begrotingstoewijzingen die de lidstaten reeds hebben ontvangen en die zij niet mogen overschrijden.

De betalingskredieten die in de begroting 2020 voor het EFMZV beschikbaar zijn, zijn van dien aard dat een verschuiving tussen de prioriteiten van de Unie binnen de operationele programma’s mogelijk is. De nieuwe maatregelen zullen immers voor een groot deel in de plaats komen van de aanvankelijk geplande initiatieven, die nu worden stopgezet wegens de algemene achteruitgang van de economische activiteit. Bijgevolg hebben de voorgestelde maatregelen tot doel te zorgen voor een efficiënte uitvoering van de begroting 2020 en de toewijzing voor het EFMZV voor de periode 2014-2020.

De Commissie zal het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2020 nauwlettend monitoren, rekening houdend met zowel de uitvoering van de begroting als de herziene prognoses van de lidstaten.

2020/0059 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1379/2013 en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 175,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De visserij- en aquacultuursector is bijzonder hard getroffen door de marktverstoring die is veroorzaakt door een aanzienlijke daling van de vraag als gevolg van de uitbraak van COVID-19. De sluiting van verkoopcentra, markten, detailverkooppunten en distributiekanalen heeft tot een aanzienlijke daling van de prijzen en de volumes geleid. Door de daling van de vraag en de prijzen, in combinatie met de kwetsbaarheid en de complexiteit van de toeleveringsketen, zijn de activiteiten van de vissersvloten en de productie van visserijproducten verliesgevend. Bijgevolg moeten de vissers noodgedwongen in de haven blijven en zullen de viskwekers binnen enkele weken producten moeten weggooien of vernietigen.

(2)Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), dat bij Verordening (EU) nr. 508/2014 2 is ingesteld, zou tot en met 31 december 2020 steun moeten kunnen verlenen voor specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken. Deze maatregelen moeten steun omvatten voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten, ook voor de binnenvisserij, en voor de tijdelijke stillegging of de vermindering van de aquacultuurproductie, mits zij het gevolg zijn van de uitbraak van COVID-19. Deze specifieke maatregelen moeten ook steun omvatten aan producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties voor de opslag van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1379/2013 3 . De uitgaven voor concrete acties die in het kader van deze maatregelen worden ondersteund, moeten met ingang van 1 februari 2020 subsidiabel zijn.

(3)De EFMZV-middelen die voor vastleggingen onder gedeeld beheer beschikbaar zijn, moeten zodanig worden uitgesplitst dat vaste bedragen worden vastgesteld voor visserijcontrole, de verzameling van wetenschappelijke gegevens en de compensatie van extra kosten in de ultraperifere gebieden. De overige onder gedeeld beheer vallende middelen moeten door de lidstaten worden toegewezen op basis van hun behoeften.

(4)Gezien de grote sociaal-economische gevolgen van de uitbraak van COVID-19 en de behoefte aan liquide middelen in de economie, moet het mogelijk zijn de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de COVID-19-crisis te ondersteunen met een maximale medefinanciering van 75 % van de subsidiabele overheidsuitgaven.

(5)Gezien de behoefte aan flexibiliteit bij de hertoewijzing van de financiële middelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 te ondervangen, mag steun voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van deze uitbraak niet worden onderworpen aan een financiële aftopping. Hiermee mag geen afbreuk worden gedaan aan de bestaande financiële aftopping voor de andere gevallen van tijdelijke stopzetting. De verplichting om steun voor tijdelijke stopzetting in mindering te brengen op de steun voor de definitieve stopzetting van de visserijactiviteiten van eenzelfde vaartuig, moet blijven gelden.

(6)Gezien de urgentie van de benodigde steun moet het mogelijk zijn het toepassingsgebied van de vereenvoudigde procedure uit te breiden tot wijzigingen van de operationele programma’s die verband houden met de specifieke maatregelen en de hertoewijzing van de financiële middelen daaraan om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 te ondervangen. Deze vereenvoudigde procedure moet gelden voor alle wijzigingen die nodig zijn voor de volledige uitvoering van de betrokken maatregelen, met inbegrip van de invoering ervan en van de beschrijving van de methoden voor de berekening van de steun.

(7)Gezien de belangrijke rol die de producentenorganisaties spelen bij het beheer van de crisis, moet het plafond voor de steun voor productie- en afzetprogramma’s worden verhoogd tot 12 % van de gemiddelde jaarwaarde van de afgezette productie. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid hebben de producentenorganisaties voor deze steun voorschotten te verlenen tot 100 % van de financiële steun.

(8)Wegens de plotse verstoring van de visserij en aquacultuuractiviteiten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en het daaruit voortvloeiende risico dat de markten voor visserij- en aquacultuurproducten in gevaar komen, is het passend een mechanisme in te stellen voor de opslag van visserij- en aquacultuurproducten voor menselijke consumptie. Hiermee wordt het volgende beoogd: de markten stabieler maken, het risico beperken dat die producten worden verspild of voor andere doeleinden dan menselijke voeding worden aangewend, en het effect van de crisis op het rendement van de producten helpen opvangen. Dat mechanisme moet de producenten van visserij- en aquacultuurproducten in staat stellen om gebruik te maken van dezelfde bewarings of conserveringstechnieken voor soortgelijke soorten, zodat eerlijke concurrentie tussen de producenten wordt behouden.

(9)Gezien de plotse, enorme krimp van de vraag naar visserij- en aquacultuurproducten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 moet het mogelijk zijn de hoeveelheden waarvoor opslagsteun mag worden verleend, te verhogen tot 25 % van de jaarlijkse hoeveelheden van de desbetreffende producten die door de betrokken producentenorganisatie te koop worden aangeboden.

(10)Om de lidstaten in staat te stellen snel te reageren op de plotselinge en onvoorspelbare aard van de uitbraak van COVID-19, moeten zij het recht hebben om voor hun producentenorganisaties drempelprijzen vast te stellen om het opslagmechanisme in werking te stellen. Die drempelprijzen moeten op zodanige wijze worden vastgesteld dat eerlijke concurrentie tussen de marktdeelnemers wordt behouden.

(11)Aangezien de steun dringend nodig is, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden.

(12)Verordening (EU) nr. 1379/2014 en Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 508/2014

Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13
Begrotingsmiddelen onder gedeeld beheer

1.De voor de periode van 2014 tot en met 2020 voor vastleggingen onder gedeeld beheer beschikbare EFMZV-middelen bedragen 5 749 331 600 EUR, in lopende prijzen, overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde jaarlijkse verdeling.

2.Van de in lid 1 vermelde begrotingsmiddelen wordt 580 000 000 EUR toegewezen voor in artikel 76 bedoelde controle- en handhavingsmaatregelen.

3.Van de in lid 1 vermelde begrotingsmiddelen wordt 520 000 000 EUR toegewezen voor in artikel 77 bedoelde maatregelen inzake gegevensverzameling.

4.Van de in lid 1 vermelde begrotingsmiddelen wordt 192 500 000 EUR toegewezen voor de in titel V, hoofdstuk V, bedoelde compensatie ten bate van de ultraperifere gebieden. Die compensatie bedraagt jaarlijks niet meer dan:

(a)6 450 000 EUR voor de Azoren en Madeira;

(b)8 700 000 EUR voor de Canarische Eilanden;

(c)12 350 000 EUR voor de Franse ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU.

5.De lidstaten kunnen de op grond van de leden 2 en 3 beschikbare middelen door elkaar gebruiken.”.

2)In artikel 16 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

“1. De in artikel 13, lid 1, genoemde en in de tabel in bijlage II opgenomen bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode van 2014 tot en met 2020, worden vastgesteld op basis van onderstaande objectieve criteria:”.

3)Aan artikel 22, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e) wijzigingen van operationele programma’s die betrekking hebben op de in de artikelen 33, lid 1, onder d), artikel 35, artikel 44, lid 4 bis, artikel 55, lid 1, onder b), en de artikelen 57, 66 en 67 bedoelde steun, met inbegrip van de hertoewijzing van de financiële middelen daaraan om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 te ondervangen.”.

4)In artikel 22 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

“3. Lid 2 is niet van toepassing op de in artikel 33, lid 1, onder a) tot en met c), artikel 34 en artikel 41, lid 2, bedoelde steun.”.

5)In artikel 25 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

“3. Onverminderd lid 5, mag de totale financiële bijdrage uit het EFMZV aan de in artikel 33, lid 1, onder a) tot en met c), en artikel 34 bedoelde maatregelen en aan de vervanging of modernisering van in artikel 41 bedoelde hoofd- of hulpmotoren niet hoger zijn dan de hoogste van de volgende twee drempels:”.

6)In artikel 33 worden de leden 1 en 2 als volgt gewijzigd:

“1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor maatregelen voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten in de volgende gevallen:

a) de uitvoering van maatregelen van de Commissie of noodmaatregelen van de lidstaten als bedoeld in respectievelijk de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 van die verordening, met inbegrip van biologische herstelperioden;

b) een niet-verlenging van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of van protocollen daarbij;

c) in het geval dat in de tijdelijke stopzetting is voorzien in een beheerplan vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad of in een meerjarenplan vastgesteld op grond van de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, wanneer, op basis van wetenschappelijk advies, een vermindering van de visserijinspanning noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, en artikel 2, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

d) in het geval dat de tijdelijke stopzetting tussen 1 februari en 31 december 2020 plaatsvindt als gevolg van de uitbraak van COVID-19, ook wanneer het gaat om vaartuigen die actief zijn in het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij.

In afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van punt d) steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.

2. De in lid 1, onder a) tot en met c), bedoelde steun mag gedurende ten hoogste zes maanden per vaartuig, in de periode van 2014 tot en met 2020, worden verleend. Deze maximumduur geldt niet voor de in dat lid, onder d), bedoelde steun.”.

7) Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:

“4 bis. Uit het EFMZV kan onder de in artikel 33 vastgestelde voorwaarden steun worden verleend voor maatregelen voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 als vastgesteld in artikel 33, lid 1, onder d).”;

b) lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

“5. Voor de toepassing van de leden 1 en 4 bis:

a)    gelden verwijzingen die in de artikelen 30, 32, 33, 38, 39, 41 en 42 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn;

b) gelden verwijzingen die in artikel 38 naar het mariene milieu worden gemaakt, als verwijzingen naar het milieu waarin het binnenvissersvaartuig actief is.”.

8) Artikel 55 wordt vervangen door:

“Artikel 55
Maatregelen op het gebied van de volksgezondheid

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende compensatieregelingen:

a) compensatie voor weekdierkwekers die de oogst van kweekweekdieren uitsluitend om volksgezondheidsredenen tijdelijk moeten stilleggen;

b) compensatie voor aquacultuurexploitanten voor de tijdelijke stillegging of de vermindering van de productie tussen 1 februari en 31 december 2020 als gevolg van de uitbraak van COVID-19.

2.De in lid 1, onder a), bedoelde steun mag slechts worden verleend indien de oogst tijdelijk wordt stilgelegd omdat de weekdieren verontreinigd zijn als gevolg van de groei van toxineproducerend plankton of als gevolg van de aanwezigheid van biotoxinehoudend plankton, en op voorwaarde dat:

a) de verontreiniging langer duurt dan vier opeenvolgende maanden; of

b) het verlies als gevolg van de stillegging van de oogst meer bedraagt dan 25 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de oogst is stilgelegd.

Voor de toepassing van punt b), van de eerste alinea, kunnen de lidstaten speciale berekeningsregels vaststellen met betrekking tot bedrijven die minder dan drie jaar actief zijn.

3.De in lid 1, onder a), bedoelde compensatie kan in de programmeringsperiode gedurende maximaal twaalf maanden worden verleend. Deze periode kan in terdege gemotiveerde gevallen eenmalig met twaalf maanden worden verlengd, tot een gecombineerd maximum van 24 maanden.

In afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van lid 1, onder b), steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.”.

9) In artikel 66 worden de leden 3 en 4 als volgt gewijzigd:

“3. De op grond van dit artikel aan een producentenorganisatie verleende steun bedraagt jaarlijks niet meer dan 12 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de betrokken producentenorganisatie de voorgaande drie kalenderjaren heeft afgezet. De aan een recentelijk erkende producentenorganisatie verleende steun bedraagt niet meer dan 12 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden van die producentenorganisatie de voorafgaande drie kalenderjaren hebben afgezet.

4. De betrokken lidstaat kan 50 % tot 100 % van de financiële steun voorschieten nadat het productie- en afzetprogramma is goedgekeurd overeenkomstig artikel 28, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1379/2013.”.

10) In artikel 67 worden de leden 1 en 2 als volgt gewijzigd:

“1. Wanneer dit nodig is om te kunnen reageren op de uitbraak van COVID-19, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de compensatie van erkende producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties die in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 vermelde visserij‑ en aquacultuurproducten of in bijlage I, onder a), bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 vermelde producten van GN-code 0302 opslaan, mits die producten worden opgeslagen overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van Verordening (EU) nr. 1379/2013, en onder de volgende voorwaarden:

a)    de opslagsteun mag niet meer bedragen dan de technische en financiële kosten van de maatregelen die vereist zijn voor de stabilisatie en de opslag van de betrokken producten;

b) de hoeveelheden waarvoor opslagsteun kan worden verleend, mogen niet meer bedragen dan 25 % van de hoeveelheden van de betrokken producten die jaarlijks door de producentenorganisatie te koop worden aangeboden;

c) de jaarlijks verleende steun bedraagt niet meer dan 20 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die door de leden van de producentenorganisatie is afgezet in de periode 2017-2019.

Voor de toepassing van punt c), van de eerste alinea wordt, indien een lid van de producentenorganisatie in de periode van 2017 tot en met 2019 geen productie heeft afgezet, de gemiddelde jaarwaarde van de productie die dat lid in de eerste drie productiejaren heeft afgezet, in aanmerking genomen.

2. De in lid 1 bedoelde steun eindigt op 31 december 2020.

In afwijking van artikel 65, lid 9, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van dit artikel steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020.”.

11) In artikel 79 wordt lid 2 geschrapt.

12) In artikel 94, lid 3, wordt punt c) als volgt gewijzigd:

“c) 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 33, lid 1, onder a) tot en met c), artikel 34 en artikel 41, lid 2;”.

Artikel 2
Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1379/2013

Verordening (EU) nr. 1379/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1) Aan artikel 8, lid 3, wordt het volgende punt f) toegevoegd:

“f) de tijdelijke opslag van aquacultuurproducten beheren overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van deze verordening.”.

2) Artikel 30 wordt vervangen door:

“Artikel 30
Opslagmechanisme

Producentenorganisaties in de visserij‑ en aquacultuursector kunnen financiële steun ontvangen voor de opslag van in bijlage II vermelde producten of van producten van GN-code 0302 die in bijlage I, onder a), bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 zijn vermeld, op voorwaarde dat:

a)    aan de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde voorwaarden voor opslagsteun is voldaan;

b)    de producten door de producentenorganisaties op de markt zijn gebracht, en er tegen de in artikel 31 bedoelde drempelprijs geen koper te vinden bleek;

c)    de producten, indien van toepassing, aan de overeenkomstig artikel 33 vastgestelde gemeenschappelijke handelsnormen voldoen en een voor menselijke consumptie geschikte kwaliteit hebben;

d)    de producten door invriezen, hetzij aan boord, hetzij in inrichtingen aan land, zouten, drogen, marineren of in voorkomend geval koken en pasteuriseren, verduurzaamd of verwerkt zijn en zijn opgeslagen in tanks of kooien, ongeacht of de producten zijn gefileerd, in moten gesneden of, in voorkomend geval, gekopt;

e)    de aquacultuurproducten niet levend worden opgeslagen;

f)    de producten vanuit de opslag weer op de markt worden gebracht voor menselijke consumptie in een latere fase, en

g)    de producten ten minste vijf dagen worden opgeslagen.”.

3) Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

“Vóór het begin van elk jaar kan elke producentenorganisatie individueel een drempelprijs voor toepassing van het in artikel 30 bedoelde opslagmechanisme voorstellen voor de in bijlage II vermelde producten of de producten van GN-code 0302 die in bijlage I, onder a), bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 zijn vermeld.”;

b) het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. Indien een lidstaat vóór de uitbraak van COVID-19 geen drempelprijzen overeenkomstig lid 4 had vastgesteld, stelt deze lidstaat de betrokken drempelprijzen onverwijld vast op basis van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde criteria. De prijzen worden bekendgemaakt.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    PB C van , blz. .
(2)    Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(3)    Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
Top