EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0701

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017–2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

COM/2015/0701 final - 2015/0263 (COD)

Brussel, 26.11.2015

COM(2015) 701 final

2015/0263(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017–2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

{SWD(2015) 750 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Om in alle lidstaten van de Unie het concurrentievermogen te versterken, investeringen aan te moedigen, de werkgelegenheid te stimuleren, de levensstandaard te verhogen en duurzame groei tot stand te brengen, is het noodzakelijk solide institutionele en regelgevingsstructuren op te zetten en de economie soepel te doen functioneren. Veel economieën in de Unie hebben een aanpassingsproces doorgemaakt, dat nog steeds voortduurt, om in het verleden ontstane macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren. In vele gevallen vormt een geringe potentiële groei een uitdaging. Deze situatie is vaak ontstaan doordat structurele hervormingen in die economieën te lang zijn uitgesteld of onvoldoende stringent zijn doorgevoerd. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

De hervormingen moeten goed zijn opgezet, met wetgeving worden ondersteund en doeltreffend worden uitgevoerd. Voor geslaagde hervormingen is meer nodig dan goede wetgeving: doeltreffende uitvoering is vereist, wat inhoudt dat de structurele problemen van het openbaar bestuur (onder meer competenties, mobiliteit, stimuleringsmaatregelen, aanpassing van werkprocessen) en de uitdagingen op economisch en maatschappelijk vlak worden aangepakt. Het kan enige tijd duren voordat de voordelen van de hervormingen zullen zijn gerealiseerd. Het is daarom cruciaal dat zij snel en efficiënt worden uitgevoerd, zowel in door de crisis getroffen als in structureel zwakke economieën.

Technische bijstand heeft een cruciale rol gespeeld bij de ondersteuning van de economische aanpassingen in Cyprus en Griekenland (via de steungroep voor Cyprus (SGCY) en de taskforce voor Griekenland (TFGR)). Bij de verlening van technische bijstand aan Cyprus en Griekenland is ervaring opgedaan met vrijwel het gehele spectrum van het overheidsbeleid, die in de toekomst van nut kan zijn voor de verlening van technische bijstand aan mogelijk alle lidstaten 1 .

Het is daarom de bedoeling dat de technische ondersteuning wordt uitgebreid tot alle lidstaten die daarom vragen, onder auspiciën van de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen (SRSS). Alle lidstaten kunnen namelijk voordeel ondervinden van steun bij de aanpak van problemen in verband met de opzet en de uitvoering van institutionele, structurele en bestuurlijke hervormingen. Deze kunnen samenhangen met factoren zoals een beperkte bestuurlijke en institutionele capaciteit en een ontoereikende toepassing en uitvoering van de Uniewetgeving.

Ook is verbetering van de uitvoering van het acquis van de Unie een van de prioriteiten van de Commissie 2 . De Commissie heeft in dit verband verklaard dat zij “met de lidstaten [zal] samenwerken om na te gaan welke de beste manieren zijn om ervoor te zorgen dat het EU-recht op nationaal niveau wordt nageleefd”.

Met de lidstaten moet ook worden samengewerkt om lacunes weg te werken die zijn geconstateerd wat de uitvoering van de hervormingen betreft, zoals aanbevolen in de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees semester zijn opgesteld.

Gezien het bovenstaande moet een steunprogramma voor structurele hervormingen worden opgezet met als doel het algemene vermogen van de lidstaten om groeibevorderende institutionele, structurele en bestuurlijke hervormingen voor te bereiden en uit te voeren, te versterken, onder andere door middel van bijstand voor efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie 3 , wanneer de lidstaten de Unie voor dit doel om steun vragen.

De steun in het kader van dit programma wordt door de Commissie verleend op verzoek van een lidstaat en kan dienen ter ondersteuning van de uitvoering van i) hervormingen in het kader van economische beleidsprocessen, met name de landspecifieke aanbevelingen van het Europees semester, en/of andere maatregelen in verband met de uitvoering van het Unierecht, ii) hervormingen die samenhangen met de uitvoering van economische aanpassingsprogramma’s in lidstaten die van de Unie financiële bijstand krijgen en iii) hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen om duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid te creëren.

De steun voor hervormingen – inclusief de bijstand voor de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie (d.w.z. de Europese structuur- en investeringsfondsen zoals gedefinieerd in de verordening gemeenschappelijke bepalingen 4 , het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) 5 en de fondsen op het gebied van asiel, migratie en grenstoezicht 6 ) – heeft betrekking op specifieke beleidsgebieden, in het bijzonder het beheer van de overheidsfinanciën, begrotingsprocessen, schuld- en inkomstenbeheer, institutionele hervormingen en efficiënt en servicegericht functioneren van het overheidsbestuur, doeltreffend functioneren van de rechtsstaat, hervorming van het justitiële stelsel en betere bestrijding van fraude, corruptie en witwassen, verbetering van het ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, toegang tot financiering, investeringen, beleid inzake de financiële sector, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie, overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van innovatie, onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, sociale inclusie, stelsels voor sociale zekerheid, sociale bijstand, volksgezondheid en zorg, beleid inzake asiel, migratie en grenzen en beleid inzake de landbouwsector en duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden.

Samenhang met bestaande beleidsbepalingen op het beleidsterrein

Het programma moet een aanvulling vormen op de bestaande middelen die voor capaciteitsopbouw en technische bijstand beschikbaar zijn in het kader van andere financieringsprogramma’s van de Unie uit hoofde van het meerjarig financieel kader, en op technische bijstand en andere maatregelen die door de fondsen van de Unie worden gefinancierd.

Diverse Unieprogramma’s voorzien immers in de mogelijkheid van technische bijstand aan de lidstaten ten behoeve van de uitvoering van bepaalde overheidsbeleidsmaatregelen op specifieke gebieden. Afhankelijk van het specifieke doel en uitvoeringsgebied zijn deze bedoeld om gunstige voorwaarden te scheppen voor economische groei en sociale en milieubescherming en verbetering. De steun waarin die programma’s voorzien, is gericht op een specifiek thema en draagt bij tot de specifieke doelstellingen van de programma’s.

Het voorgestelde programma moet een meerwaarde bieden voor de bestaande steunmaatregelen en een aanvulling vormen op de reeds gunstige resultaten daarvan. Daartoe richt het zich op de aspecten van bijstand die verband houden met het verstrekken van advies en deskundigheid in de praktijk, wat wil zeggen dat de nationale autoriteiten van de verzoekende lidstaten worden begeleid (zo mogelijk door gedetacheerde deskundigen) tijdens het hele hervormingsproces of in welbepaalde stadia of verschillende fasen daarvan. Daarbij wordt uitgegaan van de meest dringende behoeften van het land, zoals die door de Commissie en het betrokken land zijn vastgesteld.

De efficiëntie van de steun van de Unie kan zo worden vergroot, indien een alomvattende aanpak wordt gevolgd waarbij een breed spectrum van Uniebeleidsterreinen wordt gecoördineerd binnen één platform en desgevraagd technische ondersteuning op maat wordt geleverd door deskundigen van de Commissie en het betrokken land. Deze aanvullende steun heeft de volgende onderscheidende kenmerken: a) de mogelijkheid om binnen één platform technische en financiële ondersteuning te bieden aan alle lidstaten met betrekking tot zeer uiteenlopende hervormingen van het overheidsbeleid, en b) de mogelijkheid om op stabiele basis fysieke aanwezigheid op het terrein te bieden waar dat gewenst is, met de instemming van de betrokken lidstaat.

Dit is in overeenstemming met de praktijk van sommige internationale organisaties, zoals de internationale financiële instellingen, die al jarenlang over de capaciteit beschikken om de landen waar zij actief zijn technische bijstand te bieden in de context van leningverstrekking en andere activiteiten.

Het voorgestelde programma biedt een meer horizontaal perspectief op het gebied van technische ondersteuning. De via het programma verleende steun bestrijkt in dwarsverband meerdere gebieden, maar concentreert zich wel op de meest urgente hervormingsbehoeften van het betrokken land, zoals die in het kader van het macro-economisch toezicht zijn vastgesteld dan wel naar voren zijn gekomen door lacunes en onvolkomenheden bij de uitvoering van de wet- en regelgeving van de Unie. Het programma moet toegevoegde waarde bieden voor de steun die in het kader van de diverse sectorale Unieprogramma’s en de maatregelen van de fondsen van de Unie wordt verleend. Het biedt namelijk een landspecifiek macroperspectief bij de steunverlening voor de belangrijkste structurele hervormingen in de lidstaten, overeenkomstig de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Unie. De meerwaarde van de via dit programma ondersteunde maatregelen ten opzichte van andere Unie-instrumenten wordt met name gewaarborgd doordat het besluit tot verlening van steun aan een daarom verzoekende lidstaat terdege rekening houdt met al bestaande acties en maatregelen die in de betrokken lidstaat worden gefinancierd door de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s.

De Commissie en de begunstigde lidstaten stimuleren in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden het ontstaan van synergieën. Zij zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen het programma en andere Unieprogramma’s en instrumenten en met name door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen. Zij ondernemen passende stappen om in de programmerings- en uitvoeringsfasen de samenhang te waarborgen tussen de steunmaatregelen van dit programma en maatregelen in het kader van andere fondsen van de Unie, en streven ernaar dubbel werk te voorkomen.

Met name zal de Commissie de coördinatie in het kader van de interne werkafspraken versterken door een coördinatiemechanisme op te zetten waaraan vertegenwoordigers van de meest betrokken diensten deelnemen. Dat moet ervoor zorgen dat de in het kader van programma’s en fondsen van de Unie verleende steun consistent is en dat overlapping wordt vermeden.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De Europa 2020-strategie 7 is gericht op het scheppen van de voorwaarden voor slimme, duurzame en inclusieve groei in alle lidstaten. Economische groei is onontbeerlijk voor het terugdringen van werkloosheid, het versterken van de sociale samenhang en het verhogen van de levensstandaard. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

Het hervormingsproces is complex en vaak kostbaar. Het vereist deskundigheid op allerlei gebieden tegelijk en kan grensoverschrijdende effecten hebben. De steun van de Unie moet bijdragen tot een sterker vermogen om diepgaande groeibevorderende hervormingen door te voeren in alle lidstaten, die een effect hebben op de Unie als geheel.

Het programma moet worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de betrokken nationale autoriteiten en zal actief bijdragen tot versterking van de bestuurlijke capaciteit van de lidstaten om de instellingen, het bestuur, de economie en de maatschappelijke sectoren te hervormen en tot eenvoudigere, efficiëntere en modernere structuren te komen die ten dienste staan van burgers en bedrijven.

Tot slot maakt het programma het mogelijk de technische ondersteuning te verlenen die essentieel is voor een geslaagde tenuitvoerlegging van belangrijke nieuwe onderdelen van de eengemaakte markt (waaronder de digitale eengemaakte markt). Het actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie 8 voorziet bijvoorbeeld in technische ondersteuning voor de ontwikkeling van de kapitaalmarkt. Het programma zal voorzien in het noodzakelijke kader en de nodige financiering voor de te verlenen steun.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 175, derde alinea, en artikel 197, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In artikel 175, derde alinea, VWEU is bepaald dat indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s kunnen worden vastgesteld.

In artikel 197, lid 2, VWEU is bepaald dat de Unie de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om het recht van de Unie uit te voeren, kan steunen, onder meer door het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en het ondersteunen van opleidingsregelingen. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure de daartoe noodzakelijke maatregelen vast, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.

Gecombineerd maken artikel 175, derde alinea, en artikel 197, lid 2, een alomvattende aanpak mogelijk voor de opzet van een Unieprogramma ter ondersteuning van het vermogen en de inspanningen van de nationale autoriteiten van de lidstaten om groeibevorderende hervormingen (institutionele, m.i.v. bestuursaspecten, structurele en/of administratieve hervormingen) te implementeren en uit te voeren teneinde duurzame ontwikkeling en innovatie te stimuleren en in dat verband de fondsen van de Unie efficiënter en doeltreffender te benutten.

In artikel 121 wordt voorts bepaald dat coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang is.

Gezien de artikelen 175 en 197 kan het programma een beslissende bijdrage leveren tot: i) versterking van de administratieve capaciteit van de lidstaten voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van het Unierecht door middel van administratieve samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en ii) versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie binnen de Unie, naast de via de structuur- en investeringsfondsen ondernomen maatregelen; deze gecoördineerde actie kan uiteindelijk bijdragen tot iii) betere coördinatie van het economische beleid van de lidstaten.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

De financiering van de voorgestelde activiteiten via het voorgenomen programma is in overeenstemming met het beginsel van Europese meerwaarde en het subsidiariteitsbeginsel. De financiering uit de EU-begroting is gericht op activiteiten waarvan de doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt (de noodzakelijkheidstoetsing) en waarbij het EU-optreden een toegevoegde waarde kan bieden ten opzichte van het optreden van de lidstaten.

De Unie is beter dan de lidstaten in staat om de beste beschikbare expertise te identificeren, mobiliseren en coördineren (die expertise kan worden geleverd door de Europese instellingen en diensten van andere landen of door internationale organisaties). Zij verkeert in een betere positie om de uitvoering van gerichte groeibevorderende hervormingen in de lidstaten te ondersteunen door de uitwisseling van beste praktijken te stimuleren en voor consistente verspreiding ervan in de hele Unie te zorgen.

De Unie kan bovendien succesvoller te werk gaan bij het mobiliseren van deskundigheid, doordat zij schaalvoordelen kan benutten die ontstaan door de opbouw van een Uniebreed platform voor het creëren en delen van goede praktijken.

De uit te voeren maatregelen moeten in dit verband dienen ter begeleiding van de inspanningen van de lidstaten en ter aanvulling op andere programma’s en ander beleid op nationaal, internationaal en EU-niveau. Dit kan voor het merendeel gebeuren door steunmaatregelen die de hervormingsinspanningen van de nationale autoriteiten in de praktijk begeleiden (waar mogelijk door gedetacheerde deskundigen) in de verschillende stadia of fasen van het hervormingsproces. Een en ander moet met name gericht zijn op optreden waarvoor nog geen steunmaatregelen bestaan in het kader van andere programma’s van de fondsen van de Unie of nationale initiatieven.

De maatregelen in het kader van het programma moeten met name mogelijk maken dat oplossingen worden ontwikkeld en uitgevoerd die nationale problemen aanpakken maar ook een grensoverschrijdend en Uniebreed effect kunnen hebben en bijdragen tot het verspreiden van goede praktijken en het opbouwen van een netwerk van beschikbare expertise. Uiteindelijk moeten de maatregelen in het kader van het programma ertoe bijdragen dat het wederzijds vertrouwen tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie verder wordt versterkt.

Het voorgestelde programma is de meest geschikte methode om lidstaten die groeibevorderende hervormingen uitvoeren praktische steun te bieden, aangezien de Unie beter dan de lidstaten in staat is om de beste beschikbare expertise te identificeren, te mobiliseren en te coördineren en een gecoördineerde aanpak te bieden van technische steun aan lidstaten die daarom vragen.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Aan een lidstaat wordt bijstand verleend naar aanleiding van een door die lidstaat zeff ingediend steunverzoek. Het toepassingsgebied van de steun wordt door de Commissie en de betrokken lidstaat gezamenlijk vastgesteld.

3.RESULTATEN VAN DE EVALUATIE VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE TFGR EN EVALUATIE VOORAF VAN HET VOORGESTELDE PROGRAMMA

Evaluatie van de activiteiten van de taskforce voor Griekenland (TFGR)

De technische ondersteuning die de diensten van de Commissie aan Griekenland hebben verleend (gecoördineerd door de taskforce voor Griekenland) om het land bij de uitvoering van het economische aanpassingsprogramma te bij te staan, is in juli 2014 geëvalueerd door een onafhankelijk adviesbureau 9 . Bij de evaluatie is de technische bijstand beoordeeld die de nationale autoriteiten hebben ontvangen op twee belangrijke gebieden, namelijk de hervorming van de belastingdienst en de hervorming van de centrale overheid. Daartoe zijn meer dan veertig gesprekken gevoerd met belangrijke verstrekkers en ontvangers van technische bijstand, onder wie politieke leiders, leden van het hogere management en het middenmanagement en lagere personeelsleden van Griekenland, andere betrokken lidstaten en internationale organisaties.

De algemene conclusie van deze evaluatie luidde dat de door de TFGR verleende en gecoördineerde technische bijstand heeft bijgedragen tot de uitvoering van het Griekse hervormingsprogramma voor de belastingdienst en de centrale overheid in de periode 2011–2013. Die conclusie was gebaseerd op een beoordeling van de effectiviteit, efficiëntie, relevantie en duurzaamheid van de verleende bijstand en werd grotendeels bevestigd door de antwoorden van de meeste betrokkenen. Deze gaven aan dat de hervormingen zonder de technische bijstand van de TFGR niet zouden zijn doorgevoerd.

Over de toekomst van de technische bijstand stond in het verslag het volgende: “Technische bijstand moet niet alleen worden verleend als een EU-lidstaat in een crisis verkeert, maar moet een normale activiteit binnen de EU zijn. De Europese Commissie kan samen met de lidstaten een permanente structuur opzetten, met een eigen budget, om samenwerking en uitwisseling van deskundigen tussen lidstaten mogelijk te maken en de verlening van technische bijstand aan alle lidstaten te coördineren, zodat goede praktijken kunnen worden gedeeld en overgenomen. De uitwisseling van beste praktijken, niet alleen wat betreft ideeën maar ook de uitvoering daarvan, wordt in de feedback die wij hebben ontvangen als belangrijk aangemerkt.”

Gezien het bovenstaande zal het voorgestelde programma verbetering van de verlening van technische steun mogelijk maken en erop zijn gericht mogelijk te maken dat de Unie concreet samenwerkt met de lidstaten en hun praktische technische steun biedt bij de inspanningen van hun nationale autoriteiten op het gebied van de opzet en uitvoering van groeibevorderende structurele hervormingen, buiten de landen die financiële bijstand van de Unie ontvangen en onder een economisch aanpassingsprogramma vallen.

Evaluatie vooraf van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP)

De diensten van de Commissie hebben in de tweede helft van 2015 een evaluatie vooraf van het voorgestelde programma uitgevoerd 10 .

De evaluatie vooraf steunt het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) voor de periode 2017-2020. De evaluatie vooraf is in overeenstemming met artikel 30, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (Financieel reglement betreffende de uitvoering van de begroting van de Unie)

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Een evaluatie van de technische bijstand die de TFGR heeft verleend op het gebied van de hervorming van de belastingdienst en de centrale overheidsdiensten is als externe expertise gebruikt ter ondersteuning van dit voorstel. Ook is rekening gehouden met feedback van de lidstaten die in het verleden betrokken zijn geweest bij de verlening van technische bijstand aan Griekenland en Cyprus.

Beoordeling van de beleidsopties

In de evaluatie vooraf die aan dit voorstel is gehecht, heeft de Commissie twee beleidsopties onderzocht: een basisoptie waarbij de status quo ongewijzigd blijft en een tweede optie waarbij een specifiek financieringsprogramma wordt opgezet.

Bij de basisoptie blijft het zo dat technische steun wordt verleend: a) via een aantal financieringsprogramma’s van de Unie (die voor alle lidstaten openstaan) voor specifieke beleidsgebieden in het kader van het meerjarig financieel kader; en b) via “extensieve” technische steun (d.w.z. steun die is toegesneden op de behoefte van het land, die betrekking heeft op verschillende beleidsgebieden en op brede basis wordt verleend, uitgaande van een visie voor het hele land) die gekoppeld is aan de uitvoering van hervormingen in het kader van een economisch aanpassingsprogramma voor lidstaten die financiële bijstand van de Unie ontvangen (momenteel Griekenland en Cyprus).

Dergelijke steun wordt verleend in overeenstemming met de doelstellingen van het Unieprogramma in kwestie en – wat de “extensieve” technische steun betreft – volgens de doeleinden van de specifieke bepaling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor lidstaten in financiële moeilijkheden 11 .

De tweede beleidsoptie houdt in dat een specifiek financieringsprogramma wordt opgezet en op verzoek van een lidstaat technische steun wordt verleend. Die steun is voor alle lidstaten beschikbaar ten behoeve van de uitvoering van groeibevorderende hervormingen in de context van economische bestuursprocessen. Die processen vinden met name plaats naar aanleiding van landspecifieke aanbevelingen en maatregelen die met de uitvoering van het Unierecht samenhangen. De steun kan ook worden verleend om lidstaten te helpen bij de uitvoering van hervormingen op eigen initiatief, met name om duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid te creëren. Via het programma moet het mogelijk blijven om bijstand te verlenen aan lidstaten die van de Unie financiële bijstand krijgen op grond van een economisch aanpassingsprogramma.

Op basis van de evaluatie vooraf wordt de voorkeur gegeven aan de tweede beleidsoptie, aangezien die het mogelijk maakt om op georganiseerde en stelselmatige wijze alle lidstaten steun te bieden.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Het voorstel hangt niet samen met de activiteiten inzake gezonde regelgeving en vereenvoudiging en leidt niet tot nalevingskosten voor het midden- en kleinbedrijf of andere belanghebbenden.

Grondrechten

Het voorstel kan gunstige gevolgen hebben voor de instandhouding en ontwikkeling van de grondrechten van de Unie, indien de lidstaten technische bijstand vragen en ontvangen op daarmee verband houdende gebieden. Technische bijstand op gebieden als migratie, arbeidsmarkt en sociale verzekering, gezondheidszorg, onderwijs, milieu, eigendom, openbaar bestuur en justitie kan ondersteuning bieden inzake EU-grondrechten zoals waardigheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit, burgerrechten en justitie.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor de uitvoering van het SRSP in de periode van vier jaar van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 bedragen ten hoogste 142 800 000 EUR (huidige prijzen). In het financieel memorandum is de nodige uitleg opgenomen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en rapportage

De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma wordt gemonitord en geëvalueerd aan de hand van een aantal met de activiteiten op het gebied van technische steun verbonden indicatoren 12 . Deze omvatten: aantal en soort nationale autoriteiten waaraan steun is verleend, aantal en soort steunverleners, aantal en soort uitgevoerde subsidiabele maatregelen (zoals terbeschikkingstelling van deskundigen, opleidingen, seminars enz.), aantal beleidsinitiatieven (zoals actieplannen, stappenplannen, richtsnoeren, aanbevelingen, aanbevolen of goedgekeurde wetgevingshandelingen). Deze kwantitatieve gegevens worden verzameld betreffende landspecifieke aanbevelingen, maatregelen in verband met de uitvoering van het Unierecht, economische aanpassingsprogramma’s en hervormingen die een lidstaat op eigen initiatief uitvoert. De indicatoren die verband houden met verwachte resultaten worden afgeleid van de relevante maatregelen die de begunstigde lidstaten nemen naar aanleiding van steunmaatregelen waar het programma in voorziet; deze gegevens worden ook opgesplitst in landspecifieke aanbevelingen, maatregelen in verband met de uitvoering van het Unierecht, economische aanpassingsprogramma’s en hervormingen die een lidstaat op eigen initiatief uitvoert. Kwalitatieve indicaties van de verwachte resultaten worden daarnaast ook verkregen uit de feedback van de nationale autoriteiten die steun ontvangen en de feedback van andere steunverleners over de impact en/of de resultaten van de steun per beleidsterrein en per lidstaat. Een belangrijke indicator is ook de ontwikkeling van de standpunten van de betrokkenen over de bijdrage die het programma levert tot de verwezenlijking van de hervormingen. Met het oog op de evaluatie zal ook gebruik worden gemaakt van passende kwantitatieve of empirische gegevens, waar die beschikbaar zijn.

De bovenstaande indicatoren kunnen worden gebruikt in overeenstemming met de beschikbare gegevens. De Commissie kan de indicatoren tijdens de uitvoering van het programma zo nodig aanpassen op basis van een haar te verlenen gedelegeerde bevoegdheid.

Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot hervormingen in de lidstaten door de nationale autoriteiten steun te verlenen voor maatregelen die gericht zijn op de hervorming van instellingen, bestuur, overheidsdiensten, economische en maatschappelijke sectoren, als antwoord op de economische en sociale problemen, om zo te komen tot een groter concurrentievermogen en meer groei, banen en investeringen, in het bijzonder in het kader van economische beleidsprocessen, inclusief de bijstand voor de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie (artikel 4).

De specifieke doelstellingen van het programma zijn steun voor de initiatieven van nationale overheden om hun hervormingen af te stemmen op prioriteiten, versterking van hun vermogen om hervormingsbeleid en strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren en een geïntegreerde aanpak te hanteren die voor alle sectoren een consistentie van doelen en middelen garandeert, ondersteuning van hun inspanningen om passende processen en methoden vast te stellen en uit te voeren, en bijstand aan de nationale autoriteiten om de efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer te versterken. De genoemde steun heeft betrekking op specifieke beleidsgebieden, zoals het beheer van de overheidsfinanciën, begrotingsprocessen, schuld- en inkomstenbeheer, institutionele hervormingen en efficiënt en servicegericht functioneren van het overheidsbestuur, doeltreffend functioneren van de rechtsstaat, hervorming van het justitiële stelsel en betere bestrijding van fraude, corruptie en witwassen, verbetering van het ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, toegang tot financiering, investeringen, beleid inzake de financiële sector, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie, overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van innovatie, onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, sociale inclusie, stelsels voor sociale zekerheid, sociale bijstand, volksgezondheid en zorg, beleid inzake asiel, migratie en grenzen en beleid inzake de landbouwsector en duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden (artikel 5).

Via het programma worden maatregelen gefinancierd van onder meer het volgende type: seminars, conferenties en workshops, werkbezoeken, studies, onderzoek, analyses en enquêtes, evaluaties en effectbeoordelingen, voorbereiding, uitvoering en beoordeling van projecten, opbouw van IT-capaciteit, expertise op het gebied van beleidsadvies, beleidswijziging, wetgevende, institutionele, structurele en/of bestuurlijke hervormingen en terbeschikkingstelling van (gedetacheerde) deskundigen, organisatie van operationele steun op praktisch niveau inzake onder meer asiel, migratie en grenstoezicht (artikel 6). Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op verschillende stadia van het hervormingsproces.

De Commissie en de betrokken lidstaten zien toe op de consistentie en complementariteit van de maatregelen in het kader van dit programma en de maatregelen die via andere Unie-instrumenten in de betrokken lidstaat worden uitgevoerd en zorgen voor synergie. Dit geldt met name voor maatregelen die door de fondsen van de Unie worden gefinancierd (artikel 13), waarbij dubbele financiering van dezelfde uitgaven wordt vermeden (artikel 11).

Een lidstaat die steun van dit programma wenst te ontvangen, moet daartoe een verzoek indienen. Dat verzoek kan worden ingediend in het kader van de dialoog van het Europees semester, maar in ieder geval uiterlijk op 31 oktober van het lopende kalenderjaar. Het verzoek om steun kan op drie omstandigheden betrekking hebben: a) de uitvoering van hervormingen in het kader van economische beleidsprocessen, met name de landspecifieke aanbevelingen van het Europees semester, of de uitvoering van andere maatregelen in verband met de uitvoering van het Unierecht, b) de uitvoering van hervormingen die samenhangen met economische aanpassingsprogramma’s in lidstaten die van de Unie financiële bijstand krijgen via de al bestaande instrumenten en c) de uitvoering van hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen, met name om duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid te creëren.

Met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer zal de Commissie het steunverzoek van de lidstaat beoordelen op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde problemen, de steunbehoeften voor elk beleidsterrein, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de algemene bestuurlijke capaciteit van de lidstaat. Aan de hand daarvan zal de Commissie, rekening houdende met de acties en maatregelen die al via de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s worden uitgevoerd, en in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat, de prioriteitsgebieden en de werkingssfeer van de te verlenen steun en de algemene financiële bijdrage vaststellen.

Ter uitvoering van deze verordening zal de Commissie meerjarige werkprogramma’s opstellen, waarin de met de te verlenen steun beoogde beleidsdoelstellingen en de te verwachten resultaten worden vastgesteld, alsmede de financieringsprioriteiten van de betrokken beleidsgebieden. De meerjarige werkprogramma’s zullen nader worden uitgewerkt door middel van jaarlijkse werkprogramma’s die door middel van uitvoeringsbesluiten zullen worden vastgesteld (artikel 12).

De financiële middelen voor de uitvoering van het programma worden vastgesteld op ten hoogste 142 800 000 EUR (artikel 9). Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op de middelen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1305/2013 die naar behoren zijn toegewezen voor gebruik binnen het toepassingsgebied en overeenkomstig de doelstellingen van het programma. Hiertoe wordt voorgesteld artikel 91, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2015 te wijzigen (artikelen 17 en 18).

Daarnaast kunnen aan het programma op initiatief van de lidstaten op vrijwillige basis aanvullende financiële middelen worden toegewezen uit de financiële middelen die bestemd zijn voor technische bijstand. Daartoe wordt voorgesteld artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 te wijzigen om mogelijk te maken dat alle lidstaten (dus niet uitsluitend de lidstaten die financiële moeilijkheden doormaken, zoals momenteel het geval is) bijdragen aan de financiële middelen voor het programma door overschrijving van een deel van de middelen voor technische bijstand op initiatief van de lidstaten die beschikbaar zijn op grond van artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 (artikel 17). Deze aanvullende financiële middelen kunnen worden ingezet ter ondersteuning van maatregelen die bijdragen tot de uitvoering van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, uitsluitend in de begunstigde lidstaten (artikel 10).

2015/0263 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017–2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 197, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Overeenkomstig artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening te houden met de eisen die samenhangen met het bevorderen van een hoog niveau van werkgelegenheid, het waarborgen van een adequate sociale bescherming, het bestrijden van sociale uitsluiting en het bevorderen van een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid. Bovendien moeten, zoals bepaald in artikel 11 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in het beleid van de Unie met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.

(2)In de artikelen 120 en 121 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat de lidstaten hun economisch beleid voeren teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie en in het kader van de door de Raad vast te stellen richtsnoeren. De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten is derhalve een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.

(3)Verschillende lidstaten hebben een aanpassingsproces doorgemaakt, dat nog steeds voortduurt, om in het verleden ontstane macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren. In vele gevallen vormt een geringe potentiële groei een uitdaging. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

(4)Hervormingen zijn naar hun aard complexe processen waarvoor een complete keten van zeer gespecialiseerde kennis en vaardigheden vereist is. De aanpak van structurele hervormingen op een verscheidenheid van beleidsterreinen is een uitdaging, doordat de voordelen vaak pas na enige tijd merkbaar worden. Het is daarom cruciaal dat zij snel en efficiënt worden gepland en uitgevoerd, zowel in door de crisis getroffen als in structureel zwakke economieën. De steunverlening door de Unie in de vorm van technische bijstand is in dit verband de afgelopen jaren essentieel gebleken voor de ondersteuning van de economische aanpassingen in Griekenland en Cyprus.

(5)Alle lidstaten kunnen voordeel ondervinden van steun bij de aanpak van problemen in verband met de opzet en de uitvoering van structurele hervormingen. Deze problemen kunnen samenhangen met allerlei factoren, waaronder een beperkte bestuurlijke of institutionele capaciteit of een ontoereikende toepassing en uitvoering van de Uniewetgeving.

(6)De Unie heeft veel ervaring met het verlenen van specifieke steun aan nationale overheden en andere autoriteiten van de lidstaten op het gebied van capaciteitsopbouw en soortgelijke maatregelen in bepaalde sectoren (bijv. belastingheffing, douane, steun voor het midden- en kleinbedrijf) en in verband met de uitvoering van het cohesiebeleid. De ervaring die de Unie heeft opgedaan met het ondersteunen van nationale autoriteiten bij de uitvoering van hervormingen moet worden benut om de Unie beter in staat te stellen steun te verlenen aan de lidstaten. Brede, geïntegreerde actie is noodzakelijk om lidstaten te steunen die groeibevorderende hervormingen doorvoeren en daarvoor steun van de Unie vragen.

(7)Gezien het bovenstaande moet een steunprogramma voor structurele hervormingen (hierna “het programma” genoemd) worden opgezet met als doel het vermogen van de lidstaten om groeibevorderende bestuurlijke en structurele hervormingen voor te bereiden en uit te voeren, te versterken, onder andere door middel van bijstand voor efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie. Het programma moet bijdragen tot de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen, namelijk het bewerkstelligen van economisch herstel, het scheppen van werkgelegenheid, het versterken van het concurrentievermogen van Europa en het stimuleren van investeringen in de reële economie.

(8)De steun in het kader van het programma moet op verzoek van een lidstaat worden verleend door de Commissie op gebieden zoals begroting en belastingheffing, het overheidsapparaat, institutionele en bestuurlijke hervormingen, het justitiële stelsel, bestrijding van fraude, corruptie en witwassen, het ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, investeringen, concurrentie, overheidsopdrachten, privatiseringsprocessen, toegang tot financiering, investeringen, handel, duurzame ontwikkeling, innovatie, onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, volksgezondheid, asiel- en migratiebeleid, landbouw en plattelandsontwikkeling en beleid voor de financiële sector.

(9)De lidstaten moeten de Commissie om steun in het kader van het programma kunnen verzoeken wanneer zij hervormingen uitvoeren in de context van economische beleidsprocessen, in het bijzonder de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester, wanneer zij maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging van het Unierecht en wanneer zij economische aanpassingsprogramma’s uitvoeren. Zij moeten tevens om steun kunnen verzoeken in verband met hervormingen die zij op eigen initiatief uitvoeren teneinde duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid te creëren.

(10)Na een dialoog met de verzoekende lidstaat, die ook in de context van het Europees semester kan plaatsvinden, en met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer, dient de Commissie het steunverzoek te beoordelen en vast te stellen welke steun moet worden verleend op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde problemen, de steunbehoeften voor elk beleidsterrein, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de algemene bestuurlijke capaciteit van de lidstaat. De Commissie dient tevens in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat de prioriteitsgebieden vast te stellen, de reikwijdte van de uit te voeren steunmaatregelen en de algemene financiële bijdrage aan de steun, waarbij rekening wordt gehouden met al bestaande acties en maatregelen die door de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s worden gefinancierd.

(11)In de mededelingen van de Commissie Evaluatie van de EU-begroting 13 en Een begroting voor Europa 2020 14 wordt onderstreept dat het van belang is dat de financiering wordt geconcentreerd op activiteiten met een duidelijke Europese toegevoegde waarde, dat wil zeggen dat het optreden van de Unie een meerwaarde moet bieden ten opzichte van maatregelen die de lidstaten alleen uitvoeren. Bij de in het kader van het programma uit te voeren steunmaatregelen moet in dit verband worden gezorgd voor complementariteit en synergie met andere programma’s en ander beleid op nationaal, internationaal en EU-niveau. De maatregelen in het kader van het programma moeten de mogelijkheid bieden om oplossingen uit te werken en uit te voeren die een antwoord geven op nationale problemen met een grensoverschrijdend effect of problemen voor de hele Unie, en moeten leiden tot een consistente en coherente uitvoering van het Unierecht. Bovendien moeten de maatregelen bijdragen tot een versterking van het vertrouwen en de samenwerking met de Commissie en tussen de lidstaten onderling bevorderen. De Unie verkeert daarnaast in een betere positie dan de lidstaten om een platform te bieden voor het uitvoeren en uitwisselen van goede praktijken met anderen en het ter beschikking stellen van expertise.

(12)Voor het programma dienen financiële middelen te worden vastgesteld die een periode van vier jaar bestrijken, teneinde de looptijd ervan af te stemmen op die van het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad 15 .

(13)De voor het programma beschikbare financiële middelen dienen te bestaan uit financiële middelen die in mindering worden gebracht op de toewijzing voor technische bijstand op initiatief van de Commissie uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 16 en Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad 17 . Om die mindering mogelijk te maken, moeten die verordeningen worden gewijzigd.

(14)Lidstaten die om steun verzoeken, moeten een aanvullende bijdrage kunnen leveren aan de voor het programma beschikbare financiële middelen. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 is de mogelijkheid om middelen over te schrijven die bestemd zijn voor technische bijstand op initiatief van een lidstaat momenteel beperkt tot lidstaten met tijdelijke begrotingsproblemen. Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet derhalve worden gewijzigd om mogelijk te maken dat alle lidstaten financieel aan het programma bijdragen. De naar de begroting van de Unie overgeschreven middelen moeten worden ingezet voor steunmaatregelen die bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei of fondsspecifieke doeleinden in de betrokken lidstaten.

(15)Deze verordening moet worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie 18 . De Commissie moet meerjarige werkprogramma’s opstellen waarin de beoogde politieke doelstellingen en de te verwachten resultaten worden vastgesteld, alsmede de financieringsprioriteiten voor de betrokken beleidsgebieden. Deze punten moeten nader worden uitgewerkt in jaarlijkse werkprogramma’s die bij uitvoeringshandelingen worden vastgesteld.

(16)Aangezien het van belang is om de inspanningen te steunen van lidstaten die structurele, institutionele en bestuurlijke hervormingen nastreven en uitvoeren, dient een medefinancieringspercentage van 100% van de subsidiabele kosten te worden toegestaan teneinde de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en tegelijkertijd de inachtneming van de beginselen van medefinanciering en het winstverbod te waarborgen.

(17)Bij onvoorziene en naar behoren gemotiveerde urgentie die tot een onmiddellijke respons noopt, zoals een ernstige verstoring van de economie of significante omstandigheden die de economische of sociale voorwaarden van een lidstaat ernstig aantasten en die deze lidstaat niet kan beheersen, dient de Commissie op verzoek van een lidstaat, voor een beperkt deel van het jaarlijkse werkprogramma en in overeenstemming met de doelstellingen en de subsidiabele maatregelen van het programma, speciale maatregelen te kunnen vaststellen om de nationale autoriteiten te steunen bij de aanpak van de urgente behoeften.

(18)Met het oog op efficiënte en coherente toewijzing van de begrotingsmiddelen van de Unie en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer dienen maatregelen in het kader van het programma een aanvulling te vormen op de lopende programma’s van de Unie, terwijl dubbele financiering van dezelfde uitgaven moet worden vermeden. In het bijzonder dienen de Commissie en de betrokken lidstaat er overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden op toe te zien dat op het niveau van de Unie en dat van de lidstaat in alle stadia van het proces doeltreffende coördinatie plaatsvindt, teneinde de consistentie, complementariteit en synergie te waarborgen van de financieringsbronnen van nauw met het programma samenhangende maatregelen in de betrokken lidstaten, met name wat betreft maatregelen die in de lidstaten worden gefinancierd door de fondsen van de Unie.

(19)De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd met evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, met sancties.

(20)Teneinde de evaluatie van het programma te vergemakkelijken, moet vanaf het begin een passend kader voor het toezicht op de door middel van het programma bereikte resultaten tot stand worden gebracht. Halverwege de looptijd moeten de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de efficiëntie en de toegevoegde waarde op Europees niveau ervan worden geëvalueerd. Een eindevaluatie moet daarnaast betrekking hebben op het langetermijneffect en de duurzaamheidseffecten van het programma. Die evaluaties moeten gebaseerd zijn op de indicatoren aan de hand waarvan het effect van het programma wordt gemeten.

(21)Teneinde de lijst van indicatoren aan de hand waarvan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma kan worden gemeten, te kunnen aanpassen in het licht van de bij de uitvoering van het programma opgedane ervaring, dient de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, tot wijziging van de lijst. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. De Commissie dient er bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten, tijdig en op gepaste wijze, gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(22)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, dienen voor de vaststelling van de meerjarige en jaarlijkse werkprogramma’s aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend.

(23)Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten het leveren van een bijdrage aan institutionele, bestuurlijke en structurele hervormingen in de lidstaten door de nationale autoriteiten steun te verlenen ten behoeve van hervormingsmaatregelen op institutioneel, bestuurlijk, administratief, economisch en sociaal gebied, onder meer door bijstand te verlenen met het oog op het efficiënt en doeltreffend gebruik van de fondsen van de Unie, niet in voldoende mate door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de beoogde schaal en de beoogde effecten beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, aangezien de omvang van de steun in overleg met de betrokken lidstaat wordt overeengekomen.

(24)Om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin deze verordening voorziet direct kunnen worden toegepast, moet de verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Vaststelling en looptijd van het programma

Bij deze verordening wordt het steunprogramma voor structurele hervormingen (hierna “het programma” genoemd) ingesteld voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.“begunstigde lidstaat”: een lidstaat die in het kader van het programma steun van de Unie ontvangt;

2.“fondsen van de Unie”: de in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde Europese structuur- en investeringsfondsen, het bij Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad 19 ingestelde Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, het bij Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad 20 ingestelde Fonds voor asiel, migratie en integratie, en het bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad 21 , als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, ingestelde instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer, en het bij Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad 22 , als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, ingestelde instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa.

Artikel 3
Europese meerwaarde

1.In het kader van het programma worden maatregelen met een Europese meerwaarde gefinancierd. De Commissie ziet er met dat doel op toe dat voor financiering maatregelen worden geselecteerd die waarschijnlijk resultaten met een Europese meerwaarde opleveren en gaat na of de Europese meerwaarde daadwerkelijk is gerealiseerd.

2.Bij de maatregelen en activiteiten in het kader van het programma wordt de Europese meerwaarde met name op de volgende wijze gewaarborgd:

a)door oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren die gericht zijn op nationale uitdagingen die gevolgen hebben voor grensoverschrijdende of Uniebrede uitdagingen;

b)door toe te zien op complementariteit en synergie met andere programma’s en beleid op nationaal, internationaal en Unieniveau;

c)door erop toe te zien dat wordt bijgedragen tot een consistente en coherente uitvoering van het Unierecht;

d)door erop toe te zien dat goede praktijken worden gedeeld en een Uniebreed platform en netwerk van expertise tot stand komen;

e)door bevordering van het wederzijdse vertrouwen tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie en de samenwerking tussen de lidstaten.

Artikel 4
Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot de institutionele, administratieve en structurele hervormingen in de lidstaten door de nationale autoriteiten steun te verlenen voor maatregelen die gericht zijn op de hervorming van instellingen, bestuur, overheidsdiensten, economische en sociale sectoren, als antwoord op de economische en sociale problemen, om zo te komen tot een beter concurrentievermogen en meer groei, banen en investeringen, in het bijzonder in het kader van economische beleidsprocessen, inclusief de bijstand voor de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie.

Artikel 5
Specifieke doelstellingen en toepassingsgebied van het programma

1.Om de in artikel 4 genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen:

a)steun verlenen aan initiatieven van nationale autoriteiten om hun hervormingen af te stemmen op prioriteiten, rekening houdend met de beginsituatie en de verwachte sociaal-economische effecten;

b)de nationale autoriteiten ondersteunen bij het versterken van hun vermogen om hervormingsbeleid en strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren en een geïntegreerde aanpak te hanteren die voor alle sectoren consistentie van doelen en middelen garandeert;

c)de nationale autoriteiten ondersteunen bij het vaststellen en uitvoeren van geschikte processen en methoden, rekening houdend met de goede praktijken en lessen die andere landen in soortgelijke situaties al hebben geleerd;

d)de nationale autoriteiten ondersteunen om de efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer waar nodig te versterken, door duidelijk de verantwoordelijkheden te bepalen en de professionele kennis en vaardigheden te verbeteren.

Deze doelstellingen worden nagestreefd in nauwe samenwerking met de begunstigde lidstaten.

2.De in lid 1 vastgestelde specifieke doelstellingen hebben betrekking op beleidsgebieden die samenhangen met concurrentievermogen, groei, werkgelegenheid en investeringen, en met name de volgende:

a)beheer van de overheidsfinanciën, het begrotingsproces, schuldbeheer en inkomstenbeheer;

b)institutionele hervorming en efficiënt, servicegericht functioneren van het overheidsbestuur, een doeltreffende rechtsstaat, hervorming van het justitiële stelsel en versterking van de bestrijding van fraude, corruptie en witwassen;

c)het ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, investeringen, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie en overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van innovatie;

d)onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, sociale inclusie, stelsels voor sociale zekerheid en sociale bijstand, volksgezondheid en zorg en beleid voor asiel, migratie en grenzen;

e)beleid voor de landbouwsector en duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden;

f)beleid voor de financiële sector en toegang tot financiering.

Artikel 6
Subsidiabele maatregelen

Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 4 en 5 genoemde doelstellingen kunnen via het programma in het bijzonder de volgende soorten maatregelen worden gefinancierd:

a)deskundigheid op het gebied van beleidsadvies, beleidsaanpassing en wetgevende, institutionele, structurele en bestuurlijke hervormingen;

b)terbeschikkingstelling van deskundigen (inclusief gedetacheerde deskundigen) voor korte of langere tijd voor het uitvoeren van taken op specifieke gebieden of operationele activiteiten, waar nodig met ondersteuning voor vertolking, vertaling en samenwerking, administratieve bijstand en faciliteiten op het gebied van infrastructuur en apparatuur;

c)versterking van de institutionele, bestuurlijke of sectorale capaciteit en daarmee samenhangende steunmaatregelen, zoals:

i)seminars, conferenties en workshops;

ii)werkbezoeken van ambtenaren aan relevante lidstaten of derde landen om deskundigheid of kennis op relevante gebieden op te doen of te versterken;

iii)opleidingsactiviteiten en ontwikkeling van opleidingsmodules (al dan niet online) ter ondersteuning van de nodige beroepsvaardigheden en kennis in verband met de hervormingen;

d)verzameling van gegevens en statistieken; ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en, waar van toepassing, indicatoren of benchmarks;

e)organisatie van lokale operationele steun op gebieden als asiel, migratie en grenstoezicht;

f)IT-capaciteitsopbouw: ontwikkeling, onderhoud, werking en kwaliteitscontrole van de IT-infrastructuur en toepassingen die voor de uitvoering van de relevante hervormingen noodzakelijk zijn;

g)studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties en effectbeoordelingen; opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal;

h)communicatieprojecten: activiteiten op het gebied van scholing, samenwerking, bewustmaking en verspreiding en uitwisseling van goede praktijken; organisatie van bewustmakings- en voorlichtingscampagnes, mediacampagnes en events, met inbegrip van bedrijfscommunicatie;

i)samenstelling en publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van systemen en instrumenten op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

j)overige activiteiten ter ondersteuning van de in de artikelen 4 en 5 vermelde algemene en specifieke doelstellingen.

Artikel 7
Verzoek om steun

1.Een lidstaat die steun wenst te ontvangen in het kader van het programma dient daartoe bij de Commissie een verzoek in, waarin hij de beleidsgebieden en prioriteiten voor de steun aanduidt die binnen het in artikel 5, lid 2, vermelde toepassingsgebied van het programma vallen. Dit verzoek kan in ieder kalenderjaar uiterlijk op 31 oktober worden ingediend.

2.Met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer beoordeelt de Commissie, na een dialoog met de lidstaat die ook in de context van het Europees semester kan plaatsvinden, het in lid 1 bedoelde verzoek om steun op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde problemen, de steunbehoeften voor de betrokken beleidsterreinen, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de algemene bestuurlijke capaciteit van de lidstaat. Rekening houdende met de acties en maatregelen die al via de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s worden uitgevoerd, en in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat, stelt de Commissie de prioriteitsgebieden voor de steun, het toepassingsgebied van de uit te voeren steunmaatregelen en de algemene financiële bijdrage voor de steun vast.

3.Het verzoek om steun kan worden ingediend voor:

a)de uitvoering van hervormingen in het kader van economische beleidsprocessen, met name de landspecifieke aanbevelingen die in de context van het Europees semester zijn vastgesteld of relevante maatregelen die verband houden met de uitvoering van het Unierecht;

b)de uitvoering van economische aanpassingsprogramma’s in lidstaten die van de Unie financiële bijstand krijgen op grond van reeds bestaande programma’s, met name overeenkomstig Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 , wat lidstaten van de eurozone betreft, en Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad 24 , wat lidstaten buiten de eurozone betreft;

c)de uitvoering van hervormingen door lidstaten op eigen initiatief, met name om duurzame investeringen, groei en werkgelegenheid te creëren.

Artikel 8
Organisatie van de steun

1.De Commissie kan de voorgenomen steun aan begunstigde lidstaten vaststellen in samenwerking met andere lidstaten of internationale organisaties.

2.In coördinatie met de Commissie kan de begunstigde lidstaat een partnerschap aangaan met een of meer andere lidstaten, die ten aanzien van specifieke hervormingsgebieden als hervormingspartners optreden. Een hervormingspartner verleent in coördinatie met de Commissie hulp bij het formuleren van de strategie, het opzetten van stappenplannen voor de hervormingen, het uitstippelen van hoogwaardige bijstand of het toezicht op de uitvoering van de strategie en projecten.

Artikel 9
Financiële middelen

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma worden vastgesteld op ten hoogste 142 800 000 EUR.

2.De financiële toewijzing voor het programma kan ook uitgaven dekken voor voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan, met name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, waaronder bedrijfscommunicatie over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en uitwisseling, en alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het programma doet.

3.De begrotingsautoriteit keurt de beschikbare jaarlijkse kredieten goed binnen de beperkingen van het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013.

Artikel 10
Andere financiële bijdragen aan het budget van het programma

1.Ter aanvulling van de in artikel 9 genoemde financiële middelen kan het programma worden gefinancierd door aanvullende bijdragen van de lidstaten.

2.De in lid 1 bedoelde aanvullende bijdragen kunnen bestaan in bijdragen uit de middelen die verstrekt zijn ten behoeve van technische bijstand op initiatief van de lidstaten uit hoofde van artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 die overeenkomstig artikel 25 van die verordening zijn overgeschreven.

3.De in lid 1 bedoelde aanvullende bijdragen worden gebruikt ter ondersteuning van maatregelen die bijdragen tot de uitvoering van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Bijdragen die een begunstigde lidstaat levert overeenkomstig lid 2 worden uitsluitend gebruikt in die lidstaat.

Artikel 11
Geen dubbele financiering

Maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, komen ook in aanmerking voor steun uit hoofde van andere programma’s of instrumenten van de Unie of uit de begroting van de Unie gefinancierde fondsen, mits de steun niet dezelfde kostenposten dekt.

Artikel 12
Uitvoering van het programma

1.De Commissie voert het programma uit overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

2.De maatregelen van het programma kunnen direct door de Commissie worden uitgevoerd of indirect door andere entiteiten en personen dan lidstaten, overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De financiële steun van de Unie voor de maatregelen waarin in artikel 6 van deze verordening is voorzien, neemt met name de vorm aan van:

a)subsidies (met inbegrip van subsidies aan nationale autoriteiten van lidstaten);

b)overeenkomsten voor overheidsopdrachten;

c)vergoeding van kosten gemaakt door externe deskundigen;

d)bijdragen aan trustfondsen;

e)acties die in het kader van indirect beheer worden uitgevoerd.

3.Subsidies kunnen worden toegekend aan de nationale autoriteiten van de lidstaten, de Europese Investeringsbankgroep, internationale organisaties en openbare en/of particuliere organen en entiteiten gevestigd in:

a)lidstaten; of

b)landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

Het medefinancieringspercentage voor subsidies bedraagt tot 100% van de subsidiabele kosten, zonder afbreuk te doen aan de beginselen van medefinanciering en het winstverbod.

4.Steun kan tevens worden verleend door afzonderlijke deskundigen die kunnen worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan bepaalde activiteiten die in het kader van het programma worden georganiseerd, wanneer dat nodig is om de in artikel 5 vermelde specifieke doelstellingen te verwezenlijken.

5.Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen meerjarige werkprogramma’s vast. In die meerjarige werkprogramma’s worden de met de te verlenen steun beoogde beleidsdoelstellingen en de te verwachten resultaten vastgesteld, alsmede de financieringsprioriteiten voor de betrokken beleidsgebieden. De meerjarige werkprogramma’s worden nader uitgewerkt in jaarlijkse werkprogramma’s, die worden vastgesteld bij uitvoeringshandelingen, waarin de voor de uitvoering ervan benodigde maatregelen worden vastgesteld, alsmede alles wat overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vereist is.

6.Om te waarborgen dat middelen tijdig beschikbaar zijn, kan in het jaarlijkse werkprogramma worden bepaald dat bij onvoorziene en naar behoren gemotiveerde urgentie die tot een onmiddellijke respons noopt, zoals een ernstige verstoring van de economie of significante omstandigheden die de economische of sociale voorwaarden van een lidstaat ernstig aantasten en die deze lidstaat niet kan beheersen, de Commissie op verzoek van een lidstaat, in overeenstemming met de doelstellingen en de subsidiabele maatregelen van het programma, speciale maatregelen kan vaststellen om de nationale autoriteiten te steunen bij de aanpak van de urgente behoeften. Dergelijke speciale maatregelen kunnen betrekking hebben op slechts een beperkt deel van het jaarlijkse werkprogramma en zijn niet onderworpen aan de voorwaarden van artikel 7.

Artikel 13
Coördinatie en complementariteit

De Commissie en de begunstigde lidstaten stimuleren in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden het ontstaan van synergieën. Zij zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen het programma en andere Unieprogramma’s en instrumenten en met name de door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen. Daartoe zien zij toe op:

a)complementariteit en synergie tussen verschillende instrumenten op Unieniveau en op nationaal niveau, met name wat door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen betreft, zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering;

b)optimalisering van de coördinatiemechanismen die ervoor zorgen dat geen dubbel werk wordt verricht;

c)nauwe samenwerking tussen degenen die op Unieniveau en nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van coherente en gestroomlijnde steunmaatregelen.

De relevante meerjarige en jaarlijkse werkprogramma’s kunnen dienen als coördinatiekader indien op een of meer van de in artikel 5, lid 2, genoemde gebieden steunverlening wordt voorgenomen.

Artikel 14
Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2.De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van de Unie hebben ontvangen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 25 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Onverminderd de eerste en de tweede alinea wordt in uit deze verordening voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verleend om dergelijke audits, controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

Artikel 15
Monitoring en evaluatie

1.De Commissie monitort de uitvoering van de uit hoofde van het programma gefinancierde maatregelen en meet aan de hand van de in de bijlage opgenomen indicatoren in hoeverre de in artikel 5, lid 1, bedoelde specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt.

De Commissie krijgt overeenkomstig artikel 16 de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende wijziging van de in de bijlage opgenomen lijst van indicatoren.

2.De Commissie brengt aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk medio 2019 een tussentijds evaluatieverslag uit en uiterlijk eind december 2021 een ex-postevaluatieverslag.

3.In het tussentijdse evaluatieverslag wordt informatie opgenomen over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen en de Europese meerwaarde van het programma, om te beoordelen of de financiering op de door het programma bestreken terreinen na 2020 moet worden verlengd of gewijzigd. In het tussentijdse verslag wordt tevens beoordeeld of alle doelstellingen en maatregelen nog relevant zijn. Het ex-postevaluatieverslag bevat informatie over de langeretermijneffecten van het programma.

Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 15, lid 1, tweede alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vier jaar met ingang van 1 januari 2017.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 15, lid 1, tweede alinea, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.Een gedelegeerde handeling uit hoofde van artikel 15, lid 1, tweede alinea, treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft aangetekend of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen aantekenen. De termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 17
Wijziging van Verordening (EU) 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1.Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a) de titel wordt vervangen door:

“Beheer van technische bijstand voor lidstaten”;

b) lid 1 wordt vervangen door:

“1.Op verzoek van een lidstaat uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EU) 2015/XXX van het Europees Parlement en de Raad(*) kan een deel van de middelen waarin is voorzien in artikel 59 van deze verordening en die geprogrammeerd zijn overeenkomstig fondsspecifieke voorschriften, met instemming van de Commissie worden overgeschreven naar technische bijstand op initiatief van de Commissie, voor de tenuitvoerlegging van maatregelen met betrekking tot de lidstaat in kwestie, overeenkomstig artikel 58, lid 1, derde alinea, onder l), van deze verordening via direct of indirect beheer.

(*) PB […]”

c) lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door:

“Een lidstaat verzoekt om de in lid 1 bedoelde overschrijving voor een kalenderjaar uiterlijk op 31 januari van het jaar waarin een overschrijving moet worden uitgevoerd. Het verzoek gaat vergezeld van een voorstel om het programma of de programma’s waaruit de overschrijving zal worden verricht, te wijzigen. Overeenkomstig artikel 30, lid 2, worden overeenkomstige wijzigingen aangebracht in de partnerschapovereenkomst, met vaststelling van het totaalbedrag dat jaarlijks naar de Commissie wordt overgeschreven.”

d) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4.Middelen die door een lidstaat overeenkomstig lid 1 worden overgeschreven, zijn onderworpen aan de vrijmakingsregel van artikel 136.”

2.Artikel 58, lid 1, derde alinea, onder l), wordt vervangen door:

“l)uit hoofde van Verordening (EU) 2015/XXX gefinancierde maatregelen die bijdragen tot de uitvoering van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.”

3.Artikel 91, lid 3, wordt vervangen door:

“3.0,35% van de totale middelen wordt, na aftrek van de steun aan de in artikel 92, lid 6, bedoelde Connecting Europe Facility en aan de in artikel 92, lid 7, bedoelde hulp voor de meest hulpbehoevenden, toegewezen aan technische bijstand op initiatief van de Commissie, waarvan ten hoogste 112 233 000 EUR wordt toegewezen aan het steunprogramma voor structurele hervormingen met het oog op gebruik ervan overeenkomstig het toepassingsgebied en het doel van dat programma.”

Artikel 18
Wijziging van Verordening (EU) 1305/2013

Artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt vervangen door:

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan het ELFPO ten hoogste 0,25% van zijn jaarlijkse toewijzing gebruiken om op initiatief van en/of namens de Commissie de in artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, bedoelde taken te financieren, inclusief de kosten voor de oprichting en de werking van het in artikel 52 bedoelde Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en het in artikel 53 bedoelde EIP-netwerk, waarvan ten hoogste 30 567 000 EUR wordt toegewezen aan het steunprogramma voor structurele hervormingen met het oog op gebruik ervan overeenkomstig het toepassingsgebied en het doel van dat programma.”

Artikel 19
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 26

Beleidsterrein: Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

ABB-activiteit: steunprogramma voor structurele hervormingen

Voor een gedetailleerd overzicht van de ABB-activiteit, zie punt 3.2.

Beleidsterrein: Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

Beleidsterrein: Regionaal beleid en stadsontwikkeling

Beleidsterrein: Landbouw en plattelandsontwikkeling

Beleidsterrein: Asiel en migratie

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 27 28

Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

De algemene doelstelling van het programma is bij te dragen tot de institutionele, bestuurlijke en structurele hervormingen in de lidstaten door de nationale autoriteiten steun te verlenen voor maatregelen die gericht zijn op de hervorming van instellingen, bestuur, overheidsdiensten, economische en sociale sectoren, als antwoord op de economische en sociale problemen, om zo te komen tot een beter concurrentievermogen en meer groei, banen en investeringen, in het bijzonder in het kader van economische beleidsprocessen, inclusief de bijstand voor de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie.

Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

Specifieke doelstelling nr. 1

Steun verlenen voor de initiatieven van nationale autoriteiten om hun hervormingen af te stemmen op prioriteiten, rekening houdend met de beginsituatie en verwachte sociaal-economische effecten.

Specifieke doelstelling nr. 2

De nationale autoriteiten ondersteunen bij het versterken van hun vermogen om hervormingsbeleid en strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren en een geïntegreerde aanpak te hanteren die voor alle sectoren consistentie van doelen en middelen garandeert.

Specifieke doelstelling nr. 3

De nationale autoriteiten ondersteunen bij het vaststellen en uitvoeren van geschikte processen en methoden, rekening houdend met de goede praktijken en lessen die andere landen in soortgelijke situaties al hebben geleerd.

Specifieke doelstelling nr. 4

De nationale autoriteiten ondersteunen om de efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer te versterken waar nodig, door duidelijk de verantwoordelijkheden te bepalen en de professionele kennis en vaardigheden te verbeteren.

Deze doelstellingen worden nagestreefd in nauwe samenwerking met de begunstigde lidstaten.

De steun voor hervormingen – inclusief de bijstand voor de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie (d.w.z. de Europese structuur- en investeringsfondsen zoals gedefinieerd in de verordening gemeenschappelijke bepalingen, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) en de fondsen op het gebied van asiel, migratie en grenstoezicht) – heeft betrekking op specifieke beleidsgebieden, in het bijzonder het beheer van de overheidsfinanciën, begrotingsprocessen, schuld- en inkomstenbeheer, institutionele hervormingen en efficiënt en servicegericht functioneren van het openbaar bestuur, doeltreffend functioneren van de rechtsstaat, hervorming van het justitiële stelsel en betere bestrijding van fraude, corruptie en witwassen, verbetering van het ondernemingsklimaat, ontwikkeling van de particuliere sector, toegang tot financiering, investeringen, beleid inzake de financiële sector, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie, overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van innovatie, onderwijs en opleiding, arbeidsmarktbeleid, sociale inclusie, stelsels voor sociale zekerheid, sociale bijstand, volksgezondheid en zorg, beleid inzake asiel, migratie en grenzen en beleid inzake de landbouwsector en duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

REGIO, EMPL, MARE, AGRI, TAXUD, JUST, HOME, GROW, MARKT, RTD, CNECT, COMP.



1.4.2.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Versterking van de bestuurlijke capaciteit in de lidstaten voor de hervorming van instellingen, openbaar bestuur, economische en sociale sectoren, ook door de efficiënte en doeltreffende inzet van de fondsen van de Unie om tot eenvoudigere, efficiëntere en modernere structuren te komen die ten dienste staan van burgers en bedrijven:

   sterker vermogen van nationale autoriteiten van lidstaten om economische en structurele zwaktes op te sporen en aan te pakken;

   betere vaardigheden en beter vermogen van nationale autoriteiten van lidstaten om hervormingsbeleid uit te werken, te ontwikkelen en uit te voeren op basis van prioriteiten;

   sterker vermogen van nationale autoriteiten van lidstaten om een geïntegreerde aanpak te hanteren die voor alle sectoren een consistentie van doelen en middelen garandeert;

   sterker vermogen van nationale autoriteiten van lidstaten om processen en methoden vast te stellen op nationaal niveau, om steun te verlenen aan de ontwikkeling, het beheer en de uitvoering van hervormingen als gevolg van de uitwisseling van goede praktijken en lessen die andere landen al hebben geleerd;

   meer efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer van nationale autoriteiten van lidstaten door meer professionele kennis en vaardigheden, en een beter aanpassingsvermogen bij veranderingsmanagementprocessen;

   betere communicatiekanalen met de Commissie, de lidstaten en internationale organisaties, om de communicatie over en de coördinatie van hervormingsinspanningen te verbeteren; en

   sterker vermogen van nationale autoriteiten van lidstaten om voortgang te maken met de hervormingen die worden aanbevolen in de cyclus van het Europees semester, economische-aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen, en om te zorgen dat de Uniewetgeving consistent en coherent wordt uitgevoerd.

Welke resultaten worden verwacht hangt in zeer grote mate af van het land en het project; welke resultaten worden bereikt zal afhangen van het beleidsdomein en de omvang en diepte van de geboden steun. Bovendien worden zij geacht gebaseerd te zijn op de maatregelen die per beleidsdomein en door begunstigde lidstaten worden uitgevoerd als resultaat van steunmaatregelen waarin het programma voorziet.

1.4.3.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen zal worden gemeten aan de hand van onderstaande indicatoren; deze zullen worden gebruikt naar gelang de gegevens en de informatie die beschikbaar is (met inbegrip van de gepaste kwantitatieve of empirische gegevens) en kunnen in de loop van het programma worden aangepast door de Commissie, waar nodig, op basis van artikel 15 van de verordening:

a)    aantal en soort nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties zoals nationale ministeries of regelgevende instanties, per lidstaat waaraan in het kader van het programma steun werd verleend;

b)    aantal en soort steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, internationale organisaties, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

c)    aantal en soort krachtens artikel 6 uitgevoerde subsidiabele maatregelen (zoals terbeschikkingstelling van deskundigen, opleidingen, seminars), als volgt uitgesplitst:

i.    landspecifieke aanbevelingen of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

ii.    specifieke doelstelling, beleidsdomein en begunstigde lidstaat;

iii.    steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, internationale organisaties;

iv.    begunstigden van steun in de begunstigde lidstaat, zoals nationale autoriteiten;

d)    aantal en soort beleids- en wettelijke regelingen zoals politieke memoranda van overeenstemming of intentieverklaringen, overeenkomsten, contracten, die zijn gesloten tussen de Commissie, de partners bij de hervorming (naargelang het geval) en steunverleners voor activiteiten in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

e)    het aantal beleidsinitiatieven (actieplannen, stappenplannen, richtsnoeren, aanbevelingen, aanbevolen wetgeving) dat is goedgekeurd per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat na relevante acties die door het programma werden ondersteund;

f)    het aantal maatregelen dat per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat wordt uitgevoerd als resultaat van steunmaatregelen waarin het programma voorziet, opgesplitst per landenspecifieke aanbeveling of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

g)    feedback van de nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties waaraan in het kader van het programma steun werd verleend en feedback van andere belanghebbenden of deelnemers (indien die er zijn) over de impact en/of de resultaten van de maatregelen in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

h)    feedback van steunverleners over de impact en/of de resultaten van de steun die zij in het kader van het programma hebben verleend op het vlak van de specifieke doelstelling en het beleidsdomein waarin zij actief zijn, per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

i)    de evolutie van de standpunten van de belanghebbenden over welke bijdrage het programma heeft geleverd aan het bereiken van de hervormingen, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Om in de hele Unie het concurrentievermogen te versterken, investeringen aan te moedigen, de werkgelegenheid te stimuleren, de levensstandaard te verhogen en duurzame groei tot stand te brengen, is het noodzakelijk solide institutionele en regelgevingsstructuren op te zetten en de economie soepel te doen functioneren. Veel economieën in de Unie hebben een aanpassingsproces doorgemaakt, dat nog steeds voortduurt, om de in het verleden ontstane macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren. In vele gevallen vormt een geringe potentiële groei een uitdaging. Deze situatie is vaak ontstaan doordat structurele hervormingen in die economieën te lang zijn uitgesteld of onvoldoende stringent zijn doorgevoerd. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

De hervormingen moeten goed zijn opgezet, met wetgeving worden ondersteund en doeltreffend worden uitgevoerd. Voor geslaagde hervormingen is meer nodig dan goede wetgeving: doeltreffende uitvoering is vereist, wat inhoudt dat de structurele problemen van het openbaar bestuur (onder meer competenties, mobiliteit, stimuleringsmaatregelen, aanpassing van werkprocessen) en de uitdagingen op economisch en maatschappelijk vlak worden aangepakt. Het kan enige tijd duren voordat de voordelen van de hervormingen voelbaar zullen worden. Het is daarom cruciaal dat zij snel en efficiënt worden uitgevoerd, zowel in door de crisis getroffen als in structureel zwakke economieën.

Ook is verbetering van de uitvoering van het acquis van de Unie een van de prioriteiten van de Commissie. De Commissie heeft in dit verband verklaard dat zij “met de lidstaten [zal] samenwerken om na te gaan welke de beste manieren zijn om ervoor te zorgen dat het EU-recht op nationaal niveau wordt nageleefd”.

De steun die in het kader van het programma wordt verleend, is aldus beschikbaar voor alle 28 lidstaten van de EU.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De Unie is beter dan de lidstaten in staat om de beste beschikbare expertise te identificeren, mobiliseren en coördineren (die expertise kan worden geleverd door de Europese instellingen en diensten van andere landen of door internationale organisaties). Zij verkeert in een betere positie om de uitvoering van gerichte groeibevorderende hervormingen in de lidstaten te ondersteunen door de uitwisseling van beste praktijken te stimuleren en voor consistente verspreiding ervan in de hele Unie te zorgen.

De Unie kan bovendien succesvoller te werk gaan bij het mobiliseren van deskundigheid, doordat zij schaalvoordelen kan benutten die ontstaan door de opbouw van een Uniebreed platform voor het creëren en delen van goede praktijken.

De uit te voeren maatregelen moeten in dit verband dienen ter begeleiding van de inspanningen van de lidstaten en ter aanvulling op andere programma’s en ander beleid op nationaal, internationaal en EU-niveau. Dit kan voor het merendeel gebeuren door steunmaatregelen die de hervormingsinspanningen van de nationale autoriteiten in de praktijk begeleiden (waar mogelijk door gedetacheerde deskundigen) in de verschillende stadia of fasen van het hervormingsproces. Een en ander moet met name gericht zijn op optreden waarvoor nog geen steunmaatregelen bestaan in het kader van andere programma’s van de fondsen van de Unie of nationale initiatieven.

De maatregelen in het kader van het programma moeten met name mogelijk maken dat oplossingen worden ontwikkeld en uitgevoerd die nationale problemen aanpakken maar ook een grensoverschrijdend en Uniebreed effect kunnen hebben en bijdragen tot het verspreiden van goede praktijken en het opbouwen van een netwerk van beschikbare expertise. Uiteindelijk moeten de maatregelen in het kader van het programma ertoe bijdragen dat het wederzijds vertrouwen tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie verder wordt versterkt.

Het voorgestelde programma is de meest geschikte methode om lidstaten die groeibevorderende hervormingen uitvoeren praktische steun te bieden, aangezien de Unie beter dan de lidstaten in staat is om de beste beschikbare expertise te identificeren, te mobiliseren en te coördineren en een gecoördineerde aanpak te bieden van technische steun aan lidstaten die daarom vragen.

De toegevoegde waarde die de Europese Unie biedt door het programma in te voeren, is als volgt te omschrijven:

   met maatregelen in het kader van het programma wordt gezorgd voor complementariteit en synergie met andere programma's en beleid op nationaal niveau, op het niveau van de Unie en op internationaal niveau; er wordt ook bijgedragen aan de verdere versterking van wederzijds vertrouwen en verdere samenwerking tussen de begunstigde lidstaten en de Commissie, en er wordt gezorgd voor een consistente en coherente uitvoering van de wetgeving van de Unie. Bovendien wordt het dankzij maatregelen in het kader van dit programma mogelijk oplossingen uit te werken en uit te voeren die een antwoord geven op nationale problemen, maar tegelijk ook een positief grensoverschrijdend effect hebben of een positief effect voor de Unie als geheel. Dankzij dit initiatief kan de coördinatie van het economische en sociale beleid van de lidstaten worden versterkt en kan de tenuitvoerlegging van wetgeving van de Unie worden verbeterd. Daarnaast ondersteunt het programma het "samenwerkingsaspect" van de efficiënte tenuitvoerlegging van wetgeving en beleid van de Unie door de lidstaten en de Unie: voor de uitvoering van een bepaald beleid of een bepaalde hervorming in een specifiek land kan de ervaring die een soortgelijk land al heeft immers erg nuttig zijn (en ook weer voordeel opleveren voor anderen);

   steun aan de lidstaten wordt geboden op een gecoördineerde manier voor alle beleidsdomeinen. De inspanningen van nationale autoriteiten ter versterking van hun vermogen om hervormingsbeleid en -strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren, worden voortgezet in een geïntegreerde aanpak die voor alle sectoren een consistentie van doelen en middelen garandeert.

De meerwaarde van de via dit programma ondersteunde maatregelen ten opzichte van andere Unie-instrumenten wordt met name gewaarborgd doordat het besluit tot verlening van steun aan een daarom verzoekende lidstaat terdege rekening houdt met al bestaande acties en maatregelen die in de betrokken lidstaat worden gefinancierd door de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s.

Om de verzoeken om technische bijstand goed te beheren en tot consistentie en synergie te komen bij maatregelen op het vlak van technische bijstand, streeft het programma naar een soortgelijke geïntegreerde aanpak als in de gevallen van Griekenland en Cyprus werd gehanteerd: technische bijstand werd over verschillende sectoren heen gecoördineerd door de Commissie (via de TFGR en de SGCY) en op het niveau van de lidstaten werd de coördinatie uitgevoerd door een specifiek orgaan (bv. de SGCO in Griekenland en het DGEPCD in Cyprus) binnen de nationale overheidsdiensten;

   steun aan de lidstaten wordt versterkt doordat een platform wordt gebruikt voor het delen van goede praktijken tussen lidstaten en internationale organisaties. De Unie verkeert in een betere positie dan gelijk welke lidstaat op zichzelf om goede praktijken op te sporen. Hierdoor kan ook de efficiëntie worden verhoogd doordat deskundigheid snel kan worden gemobiliseerd en goede praktijken kunnen worden gedeeld via een groep deskundigen, die makkelijk en vlot kan worden geactiveerd om bijstand te bieden op verzoek van een lidstaat.

   dankzij het programma kunnen schaalvoordelen worden benut. Lidstaten krijgen bij de uitvoering van hervormingen ook vaak te maken met soortgelijke kwesties en praktische problemen. De maatregelen van de Unie kunnen ertoe bijdragen dat verschillende lidstaten niet los van elkaar dezelfde inspanningen moeten leveren en dat samenwerking tussen de lidstaten en coördinatie met internationale organisaties worden bevorderd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij de verlening van technische bijstand aan Cyprus en Griekenland is ervaring opgedaan met vrijwel het gehele spectrum van het overheidsbeleid, die in de toekomst van nut kan zijn voor de verlening van technische bijstand aan mogelijk alle lidstaten. Technische bijstand heeft een cruciale rol gespeeld bij de ondersteuning van de economische aanpassingen in Cyprus en Griekenland (via de steungroep voor Cyprus (SGCY) en de taskforce voor Griekenland (TFGR)).

Toen zij zich bewust werden van de toegevoegde waarde die de bijstand heeft voor de hervormingen, vroegen en kregen Griekenland en Cyprus (dus de twee landen die in aanmerking komen om via TFGR en SGCY technische bijstand te vragen) technische bijstand voor een groot aantal beleidsdomeinen die veel verder gaan dan hun economische aanpassingsprogramma's. In het geplande programma zou dit soort "extensieve" technische bijstand ter beschikking staan van alle lidstaten, ongeacht hun status van "programmaland".

De technische bijstand die door de TFGR werd geboden aan Griekenland werd onderworpen aan een onafhankelijke externe beoordeling, waarin werd geoordeeld dat de technische bijstand bijdroeg aan de uitvoering van het hervormingsprogramma in Griekenland op de beoordeelde gebieden, namelijk de hervorming van de belastingdienst en de centrale overheidsdiensten tijdens de periode 2011-2013.

Het is daarom de bedoeling dat de technische ondersteuning wordt uitgebreid tot alle lidstaten onder auspiciën van de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen (SRSS). Alle lidstaten kunnen namelijk te kampen hebben met problemen bij de opzet en de uitvoering van structurele en bestuurlijke hervormingen. Deze kunnen samenhangen met factoren zoals een beperkte administratieve en institutionele capaciteit en een ontoereikende toepassing en uitvoering van de Uniewetgeving.

In het licht van deze ervaring wordt met het voorgestelde steunprogramma voor structurele hervormingen gestreefd naar een uitbreiding van de technische bijstand zodat alle lidstaten er op hun verzoek gebruik van kunnen maken. Meer specifiek zou de Commissie - op verzoek - technische bijstand verlenen.

1.5.4.Verenigbaarheid en mogelijke synergie met andere passende instrumenten

Het programma moet een aanvulling vormen op de bestaande middelen die voor capaciteitsopbouw en technische bijstand beschikbaar zijn in het kader van andere financieringsprogramma’s van de Unie uit hoofde van het meerjarig financieel kader, en op technische bijstand en andere maatregelen die door de fondsen van de Unie worden gefinancierd.

Het programma moet toegevoegde waarde bieden voor de steun die in het kader van de diverse sectorale Unieprogramma’s en de maatregelen van de fondsen van de Unie wordt verleend. Het biedt namelijk een landenspecifiek macroperspectief bij de steunverlening voor de belangrijkste structurele hervormingen in de lidstaten, overeenkomstig de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Unie.

Daarnaast moet de Commissie ook zorgen voor de nodige coördinatie binnen haar interne regelingen voor samenwerking, in het bijzonder tijdens de voorbereiding die zal leiden tot de goedkeuring van het werkprogramma. De betrokken diensten moeten samenwerken zodat de maatregelen die in het werkprogramma van het programma worden voorgesteld, daadwerkelijk een aanvulling vormen op en niet overlappen met de maatregelen in andere programma's van de Unie en fondsen (met inbegrip van de fondsen van de Unie, in het bijzonder de Europese structuur- en investeringsfondsen). In dit kader wordt, zoals eerder al aangehaald, bij het besluit om bijstand te verlenen aan een lidstaat onder meer rekening gehouden met al bestaande maatregelen die worden gefinancierd via fondsen van de Unie of andere programma's van de Unie.

Diverse programma’s van de Unie voorzien immers in de mogelijkheid van technische bijstand aan de lidstaten ten behoeve van de uitvoering van bepaalde overheidsbeleidsmaatregelen op specifieke gebieden. Afhankelijk van het specifieke doel en uitvoeringsgebied zijn deze bedoeld om gunstige voorwaarden te scheppen voor economische groei en sociale en milieubescherming en verbetering. De steun waarin die programma’s voorzien, is gericht op een specifiek thema en draagt bij tot de specifieke doelstellingen van de programma’s.

De Europa 2020-strategie is gericht op het scheppen van de voorwaarden voor slimme, duurzame en inclusieve groei in alle lidstaten. Economische groei is onontbeerlijk voor het terugdringen van werkloosheid, het versterken van de sociale samenhang en het verhogen van de levensstandaard. De uitvoering van structurele hervormingen is een van de beleidsprioriteiten van de Unie, met als doel op duurzame wijze tot herstel te komen, het groeipotentieel te ontsluiten teneinde het aanpassingsvermogen te vergroten en het convergentieproces te ondersteunen.

Het hervormingsproces is complex en vaak kostbaar. Het vereist deskundigheid op allerlei gebieden tegelijk en kan grensoverschrijdende effecten hebben. De steun van de Unie moet bijdragen tot een sterker vermogen om diepgaande groeibevorderende hervormingen door te voeren in alle lidstaten, die een effect hebben op de hele Unie.

Het programma moet worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de betrokken nationale autoriteiten en zal actief bijdragen tot versterking van de bestuurlijke capaciteit van de lidstaten om de instellingen, het bestuur, de economie en de maatschappelijke sectoren te hervormen en tot eenvoudigere, efficiëntere en modernere structuren te komen die ten dienste staan van burgers en bedrijven.

Tot slot maakt het programma het mogelijk de technische ondersteuning te verlenen die essentieel is voor een geslaagde tenuitvoerlegging van belangrijke nieuwe onderdelen van de eengemaakte markt (waaronder de digitale eengemaakte markt). Het actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie voorziet bijvoorbeeld in technische ondersteuning voor de ontwikkeling van de kapitaalmarkt. Het programma zal voorzien in het noodzakelijke kader en de nodige financiering voor de te verlenen steun.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Dit vloeit voort uit het feit dat de bijstand die wordt verleend aan de nationale autoriteiten van de lidstaat (met inbegrip van diens nationale autoriteiten) moet worden gebaseerd op een verzoek om bijstand ingediend door de lidstaat zelf, en eveneens uit het feit dat over de reikwijdte van de bijstand wederzijdse overeenstemming tussen de Commissie en de lidstaat moet worden bereikt.

1.6.Duur en financiële gevolgen

⌧Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1/1/2017 tot en met 31/12/2020.

   Financiële gevolgen vanaf 1/1/2017 tot 31/12/2020 en daarna.

◻Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 29

Direct beheer door de Commissie

⌧ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

Gedeeld beheer met de lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

⌧ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

⌧ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

⌧ publiekrechtelijke organen;

⌧ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

⌧ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel bevat verplichtingen inzake toezicht en evaluatie. De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen zal worden gecontroleerd op basis van de in het voorstel genoemde indicatoren.

De Commissie overhandigt het Europees Parlement en de Raad een tussentijds evaluatieverslag, ten laatste midden 2019, en een ex-post-evaluatieverslag ten laatste eind december 2021.

In het tussentijdse evaluatieverslag wordt een beoordeling gegeven van de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen en de Europese meerwaarde van het programma, om te beoordelen of de financiering op de door het programma bestreken terreinen na 2020 moet worden verlengd of gewijzigd. Het heeft eveneens betrekking op de blijvende relevantie van alle doelstellingen en maatregelen. Het ex-postevaluatieverslag bevat informatie over de langeretermijneffecten van het programma.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Het programma kan direct door de Commissie worden uitgevoerd of indirect door andere entiteiten en personen dan lidstaten, overeenkomstig artikel 60 van het Financieel Reglement. De financiële steun van de Unie voor activiteiten wordt met name verstrekt in de vorm van:

i.    subsidies (ook aan nationale autoriteiten van lidstaten)

ii.    overeenkomsten voor overheidsopdrachten

iii.    vergoeding van kosten gemaakt door externe deskundigen

iv.    bijdrage aan trustfondsen

v.    acties die in het kader van indirect beheer worden uitgevoerd

Het medefinancieringspercentage voor subsidies bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, zonder afbreuk te doen aan de beginselen van medefinanciering en het winstverbod.

De voornaamste risico's die worden genoemd door de Rekenkamer en de audits achteraf door de Commissie voor programma's met soortgelijke uitvoeringsmaatregelen zijn:

- het risico dat de geselecteerde projecten van slechte kwaliteit zijn en het project technisch niet goed wordt uitgevoerd, waardoor het effect van de programma’s wordt verkleind, als gevolg van gebrekkige selectieprocedures, gebrek aan deskundigheid of ontoereikend toezicht;

- het risico dat de middelen inefficiënt of op niet-economische wijze worden toegewezen:

   * voor subsidies kan de uitvoering van de subsidiabiliteitsregels er toe leiden dat kosten niet correct worden gedeclareerd;

   * voor overheidsopdrachten kunnen niet-opgespoorde fouten of niet-gecorrigeerde onnauwkeurigheden in aanbestedingen of in de specificaties van aanbestedingen leiden tot een slechte uitvoering van het contract;

   * risico’s die te maken hebben met de geschiktheid (van de internationale financiële intermediairs en de eindbegunstigden), de naleving van de contracten (omzetting van de vereisten van de Commissie in de contractuele documentatie), de naleving van de processen (niet-naleving van de processen zoals voorgeschreven door de Commissie) en de prestaties (niet-bereiken van de vooraf gedefinieerde doelen/doelstellingen).

De geldende kaderovereenkomsten met internationale organisaties en de op zeven pijlers beoordeelde agentschappen van de lidstaten bieden echter een stabiel wettelijk kader, met een systeem voor beoordeling en evaluatie vooraf en achteraf dat strookt met de verplichtingen van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften;

- reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten worden ontdekt.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Het voorgestelde controlesysteem voor het toekomstige programma bestaat uit verschillende onderdelen: toezicht op operaties door de eenheid operationeel beheer, controle vooraf (financiële verificatie) door een centrale eenheid begroting en controle, controles achter en/of audits voor subsidies.

Alle transacties worden vooraf geverifieerd door de eenheid programmabeheer; de eenheid begroting en controle voert een financiële verificatie uit (behalve voor voorfinancieringen met een laag risico).

Voor subsidies worden financiële verslagen grondig gecontroleerd, net als de uitvoeringsverslagen, met een beoordeling van zowel de financiële als de operationele resultaten: om aanvullende informatie en bewijsstukken zal worden verzocht waar nodig, op basis van een risicobeoordeling. Alle openbare en niet-openbare aanbestedingsprocedures, en alle onderhandelingsprocedures waarmee meer dan 60 000 euro is gemoeid, worden, voordat het gunningsbesluit wordt genomen, voorgelegd voor interne controle op aanbestedingen.

Voor de controles achteraf wordt een "opsporingsstrategie" toegepast om zoveel mogelijk anomalieën vast te stellen en onterechte betalingen terug te vorderen. Op basis van deze strategie worden de audits verricht op een steekproef van projecten die bijna volledig op basis van een risicoanalyse is geselecteerd.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Ongeveer 70% van het personeel dat betrokken is bij het programmabeheer zal een of andere controlefunctie uitoefenen (van de selectie van begunstigden/contractanten tot de tenuitvoerlegging van de auditresultaten). Bovendien kunnen sommige externe audits worden gefinancierd met kredieten voor administratieve ondersteuning.

Door de vermindering van het aantal procedures zullen geharmoniseerde regels en procedures worden toegepast, waardoor het risico op fouten zal afnemen. Daarnaast zullen de instrumenten van het nieuwe Financieel Reglement om de zaken te vereenvoudigen, een stabieler kader bieden voor de uitvoering van de verschillende maatregelen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Verschillende maatregelen worden ingevoerd om fraude en onregelmatigheden te voorkomen; in artikel 14 van het voorstel wordt een bepaling ingevoerd over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie.

In overeenstemming met de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie over de hele uitgavencyclus wordt voor deze uitgaven een specifiek fraudebestrijdingsactieplan opgesteld door de eenheid voor tenuitvoerlegging, met betrekking tot de evenredigheid en de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen.

Deze actie wordt gebaseerd op preventie, uitvoering van effectieve controles en passende maatregelen wanneer fraude en onregelmatigheden worden ontdekt, namelijk de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en zo nodig doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

Het actieplan voor fraudebestrijding behelst een systeem van controles vooraf en achteraf, dat is gebaseerd op een systeem van waarschuwingsindicatoren en omvat de procedures die het personeel moet volgen wanneer fraude en onregelmatigheden worden ontdekt. Het bevat ook informatie over de regeling voor samenwerking met OLAF.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
Rubriek ...............…]

GK/ NGK 30 .

van EVA-landen 31

van kandidaat-lidstaten 32

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

XX.YY.YY.YY]

GK/ NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

1b Economische, sociale en territoriale cohesie / 2 Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1.b

13.01.04.04

NGK

JA

NEE

NEEN

NEE

1.b

13.08.01

GK

JA

NEE

NEE

NEE

2

13.08.02

GK

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

1b/2

Economische, sociale en territoriale cohesie/ Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

DG: SG / SRSS

Jaar
2017 33

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaren
2021 & 2022

TOTAAL

Beleidskredieten

13.08.01

Vastleggingen

(1)

17,443

23,645

29,847

34,498

0,000

105,433

Betalingen

(2)

8,721

17,055

25,505

30,932

23,218

105,433

13.08.02

Vastleggingen

(1)

5,057

6,855

8,653

10,002

30,567

Betalingen

(2)

2,529

4,945

7,395

8,968

6,732

30,567

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 34

13.01.04.04

(3)

1,125

1,525

1,925

2,225

6,800

TOTAAL kredieten
voor 13

Vastleggingen

=1+1a +3

23,625

32,025

40,425

46,725

142,800

Betalingen

=2+2a

+3

12,375

23,525

34,825

42,125

29,950

142,800



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

22,500

30,500

38,500

44,500

0,000

136,000

Betalingen

(5)

11,250

22,000

32,900

39,900

29,950

136,000

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

1,125

1,525

1,925

2,225

6,800

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1b/2
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

(4+6)

23,625

32,025

40,425

46,725

142,800

Betalingen

(5+6)

12,375

23,525

34,825

42,125

29,950

142,800

in miljoen EUR (3 decimalen)



Rubriek van het meerjarige financiële kader

5

'Administratieve uitgaven'

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

TOTAAL

DG: SG / SRSS

•Personele middelen

1,336

1,600

2,004

2,004

6,944

•Andere administratieve uitgaven

0,110

0,155

0,200

0,230

0,695

TOTAAL DG SG/SRSS

Kredieten

1,446

1,755

2,204

2,234

7,639

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,446

1,755

2,204

2,234

7,639

in miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

 Jaar
2021 & 2022

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEKEN 1b/2 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

25,071

33,780

42,629

48,959

150,439

Betalingen

13,821

25,280

37,029

44,359

29,950

150,439

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in miljoen EUR

Vermeld doelstellingen en outputs

 

 

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar

TOTAAL

 

2017

2018

2019

2020

 

OUTPUTS

 

type

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totale kosten

 

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1

Steun verlenen voor de initiatieven van nationale autoriteiten om hun hervormingen af te stemmen op prioriteiten, rekening houdend met de beginsituatie en verwachte sociaal-economische effecten

- Output A

Aantal analyses ter ondersteuning van de te hervormen nationale sector

0,06

25-35

1,800

40-50

2,520

50-60

3,360

60-65

3,840

11,520

- Output B

Aantal deskundigen

0,00115

80

0,092

80

0,092

80

0,092

80

0,092

0,368

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

 

1,892

 

2,612

 

3,452

 

3,932

11,888



SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2

De nationale autoriteiten ondersteunen bij het versterken van hun vermogen om hervormingsbeleid en -strategieën te formuleren, te ontwikkelen en uit te voeren en een geïntegreerde aanpak te hanteren die voor alle sectoren een consistentie van doelen en middelen garandeert

- Output C

Aantal deskundigen

0,00115

60-80

0,086

90-100

0,115

100-150

0,141

100-150

0,147

0,490

- Output D

Aantal stappenplannen, actieplan, voorbereid en uitgevoerd per sector en per land

0,125

15-20

2,125

15-20

2,125

25-30

3,125

35-45

5,25

12,625

- Output E

Aantal specifieke dienstdeskundigen

0,015

15-20

0,225

20-25

0,300

25-30

0,390

30-40

0,450

1,365

- Output F

Aantal gesteunde projecten

0,900

4

3,600

5

4,500

6

5,400

6

5,400

18,900

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

 

6,036

 

7,040

 

9,056

 

11,247

33,380

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3

De nationale autoriteiten ondersteunen bij het vaststellen en uitvoeren van geschikte processen en methoden, rekening houdend met de goede praktijken en lessen die andere landen in soortgelijke situaties al hebben geleerd

- Output G

Aantal deskundigen

0,00115

180-200

0,230

200-220

0,246

220-240

0,276

220-240

0,276

1,028

- Output H

Aantal gesteunde projecten

0,900

5

4,500

8

7,200

8

7,200

9

8,100

27,000

- Output I

Aantal gesteunde projecten

0,150

12

1,800

14

2,100

18

2,700

18

2,700

9,300

- Output J

Aantal specifieke dienstdeskundigen

0,015

70-80

1,065

80-90

1,320

90-95

1,380

95-100

1,500

5,265

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3

 

 

7,595

 

10,866

 

11,556

 

12,576

42,593

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4

De nationale autoriteiten ondersteunen om de efficiëntie en effectiviteit van het personeelsbeheer waar nodig te versterken, door duidelijk de verantwoordelijkheden te bepalen en de professionele kennis en vaardigheden te verbeteren

- Output K

Aantal opleidingen/seminars

0,08

25-30

2,320

30-35

2,400

40-50

3,600

50-60

4,400

12,72

- Output L

Aantal deskundigen

0,00115

60-80

0,082

90-100

0,107

100-150

0,161

100-150

0,170

0,519

- Output M

Aantal gesteunde projecten

0,900

5

4,500

8

7,200

10-12

9,900

12-14

11,700

33,300

- Output N

Aantal gesteunde projecten

0,150

8

1,200

12

1,800

18

2,700

18

2,700

8,400

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4

 

 

8,102

 

11,507

 

16,361

 

18,970

54,939

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

1,336

1,600

2,004

2,004

6,944

Andere administratieve uitgaven

0,110

0,155

0,200

0,230

0,695

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

1,446

1,755

2,204

2,234

7,639

Buiten RUBRIEK 5 35
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

1,125

1,525

1,925

2,225

6,800

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

1,125

1,525

1,925

2,225

6,800

TOTAAL

2,571

3,280

4,129

4,459

14,439

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

8

10

12

12

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

 Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 36

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

4

4

6

6

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

10 01 04 yy 37

- zetel

- delegaties

TOTAAL

12

14

18

18

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De uit te voeren taken zijn alle taken die nodig zijn voor het financiële en contractuele beheer van het programma, namelijk:

input leveren voor de begrotingsprocedure en het beheersplan

jaarlijkse werkprogramma's/financiële beslissingen voorbereiden, jaarlijks prioriteiten bepalen

oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen beheren, evenals de bijhorende selectieprocedures, in overleg met de operationele diensten

communiceren met belanghebbenden over contractuele en financiële kwesties

voorbereiden en organiseren van vergaderingen van de groep op hoog niveau met de desbetreffende DG, lidstaten en andere belanghebbenden.

projecten beheren (op financieel en contractueel vlak): vastleggingen, betalingen, invorderingen, ...

controles uitvoeren zoals hierboven beschreven (verificatie vooraf, aanbestedingsdienst, controle achteraf of interne controle)

beheren van IT-instrumenten

bijdragen aan en opvolgen van de jaarlijkse DAS-procedure

evalueren en rapporteren over de bereikte doelstellingen, met inbegrip van de begrotingsprocedure, het beheersplan, de tussentijdse evaluatie, jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen van gesubdelegeerde ordonnateurs

Extern personeel

Ondersteuning bij financiële en administratieve taken.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

Nieuw onderdeel in rubriek 1b/2 met de volgende bedragen in miljoen EUR (3 decimalen):

2017. 23,625

2018: 32,025

2019: 40,425

2020: 46,725

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

Totaal

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten


Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 38

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

xx.01.04.xx en xx.xx.xx

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

Vast te stellen in de specifieke kaderovereenkomsten met de contribuanten.

(1) Met de term “lidstaat” worden ook de nationale autoriteiten bedoeld.
(2) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda” van 19 mei 2015 (COM(2015) 215 final).De Commissie stelt in deze mededeling dat zij “met de lidstaten [zal] samenwerken om na te gaan welke de beste manieren zijn om ervoor te zorgen dat het EU-recht op nationaal niveau wordt nageleefd” en dat zij “er nauwlettend [op zal] blijven toezien dat de EU-richtlijnen duidelijk, correct en tijdig worden omgezet en dat de EU-regels naar behoren worden uitgevoerd en gehandhaafd in alle lidstaten, waardoor de rechtszekerheid wordt bevorderd en burgers en ondernemingen kunnen profiteren van de voordelen van de interne markt.”
(3) Met “fondsen van de Unie” worden de Europese structuur- en investeringsfondsen, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF) bedoeld.
(4) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad.
(5) Verordening (EU) nr. 223/2014 van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).
(6) Vgl. Verordening (EU) nr. 516/2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en Verordening (EU) nr. 513/2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer, en Verordening (EU) nr. 515/2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa.
(7) Mededeling van de Commissie “Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, Brussel 3 maart 2010, COM(2010) 2020 final.
(8) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie”, Brussel 30 september 2015, COM(2015) 468 final.
(9) Eindverslag, juni 2014: VC/2014/0002 Preliminary Evaluation of the Technical Assistance provided to Greece in 2011-2013 in the areas of Tax Administration and Central Administration Reform. Opgesteld voor de Europese Commissie door Alvarez & Marsal Taxand en Adam Smith International.
http://ec.europa.eu/about/taskforce-greece/pdf/tfgr/evaluation_report_alvarez_july_2014_en.pdf
(10) Werkdocument van de diensten van de Commissie: Evaluatie vooraf bij het voorstel voor een Verordening (EU) nr. XXX/XXX van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017–2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013, Brussel XXX, COM(2015) XXX final.
(11) Vgl. artikel 58, lid 1, onder l), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
(12) Zie de bijlage bij het wetgevingsvoorstel.
(13) COM(2010) 700 van 19 oktober 2010.
(14) COM(2011) 500 final van 29 juni 2011.
(15) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014–2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(16) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(17) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(18) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(19) Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 11.3.2014, blz. 1).
(20) Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).
(21) Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).
(22) Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).
(23) Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).
(24) Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
(25) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(26) ABM: activity-based management ABB: activity-based budgeting.
(27) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(28) Voorbereidende actie goedgekeurd in de ontwerpbegroting 2016 in begrotingsonderdeel 01 02 77 01, waarmee "wordt beoogd de steunverlening aan de lidstaten te financieren voor de implementatie van belangrijke hervormingen op het gebied van budgettaire verantwoordelijkheid, groeibevorderend openbaar bestuur en concurrentievermogen. Deze steun zal gericht zijn op het vergroten van de capaciteit van de lidstaten om hervormingen door te voeren en hun openbare instellingen te versterken. Hij dient met name te worden toegespitst op budgettaire, structurele en institutionele hervormingen die in het kader van de periodieke cyclus van macro-economisch toezicht van de EU, van een economisch aanpassingsprogramma, van de uitoefening van versterkt toezicht, of van postprogrammatoezicht als prioriteiten zijn aangemerkt. De steun zal op verzoek van de betrokken lidstaat door de Commissie worden toegekend en staat open voor alle lidstaten."
(29) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(30) GK = gesplitste kredieten, NGK = niet-gesplitste kredieten.
(31) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(32) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(33) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(34) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(35) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(36) AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(37) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(38) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 26.11.2015

COM(2015) 701 final

BIJLAGEN

bij Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013

{SWD(2015) 750 final}


BIJLAGE

Indicatoren

De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen bedoeld in artikel 5, lid 1, zal worden gemeten aan de hand van de volgende indicatoren:

(a)aantal en soort nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties als nationale ministeries of regelgevende instanties, per lidstaat, waaraan in het kader van het programma steun werd verleend;

(b)aantal en soort steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, internationale organisaties, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

(c)aantal en soort krachtens artikel 6 uitgevoerde subsidiabele maatregelen (zoals terbeschikkingstelling van deskundigen, opleidingen, seminars), opgedeeld in:

(a)landenspecifieke aanbevelingen of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

(b)specifieke doelstelling, beleidsdomein en begunstigde lidstaat;

(c)steunverleners, zoals overheidsinstanties, publiekrechtelijke organen en privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, internationale organisaties;

(d)begunstigden van steun in de begunstigde lidstaat, zoals nationale autoriteiten;

(d)aantal en soort beleids- en wettelijke regelingen zoals politieke memoranda van overeenstemming of intentieverklaringen, overeenkomsten, contracten, tussen de Commissie, de partners bij de hervorming (naargelang het geval) en steunverleners voor activiteiten in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat;

(e)het aantal beleidsinitiatieven (actieplannen, stappenplannen, richtsnoeren, aanbevelingen, aanbevolen wetgeving) dat is goedgekeurd per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat na relevante acties die door het programma werden ondersteund;

(f)het aantal maatregelen dat per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat wordt uitgevoerd als resultaat van steunmaatregelen waarin het programma voorziet, opgesplitst per landenspecifieke aanbeveling of relevante acties in verband met de uitvoering van de Uniewetgeving, economische aanpassingsprogramma's en hervormingen die de lidstaten op eigen initiatief ondernemen;

(g)feedback van de nationale autoriteiten, overheidsdiensten en andere openbare instanties waaraan in het kader van het programma steun werd verleend en feedback van andere belanghebbenden of deelnemers (indien die er zijn) over de impact en/of de resultaten van de maatregelen in het kader van het programma, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

(h)feedback van steunverleners over de impact en/of de resultaten van de steun die zij in het kader van het programma hebben verleend op het vlak van de specifieke doelstelling en het beleidsdomein waarin zij actief zijn, per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens;

(i)de evolutie van de standpunten van de belanghebbenden over welke bijdrage het programma heeft geleverd aan het bereiken van de hervormingen, per specifieke doelstelling, per beleidsdomein en per begunstigde lidstaat, indien mogelijk gestaafd met kwantitatieve of empirische gegevens.

Deze indicatoren worden gebruikt naargelang de beschikbare gegevens en informatie (waaronder geschikte kwantitatieve en empirische gegevens).

Top