This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0213
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directive 2007/36/EC as regards the encouragement of long-term shareholder engagement and Directive 2013/34/EU as regards certain elements of the corporate governance statement
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft
/* COM/2014/0213 final - 2014/0121 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft /* COM/2014/0213 final - 2014/0121 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL In de mededeling "EUROPA 2020"[1], waarin wordt
opgeroepen tot het verbeteren van het ondernemingsklimaat in Europa, erkende de
Commissie het belang van het creëren van een modern en doelmatig kader inzake
corporate governance voor Europese ondernemingen, beleggers en werknemers, dat
is aangepast aan de behoeften van de hedendaagse samenleving en het
veranderende economische klimaat. De afgelopen jaren zijn bij Europese
beursgenoteerde vennootschappen bepaalde tekortkomingen in de corporate
governance aan het licht gekomen. Deze tekortkomingen betreffen verschillende
actoren: vennootschappen en hun directies, aandeelhouders (institutionele
beleggers en vermogensbeheerders) en volmachtadviseurs. De geconstateerde tekortkomingen
worden met name in verband gebracht met de volgende twee problemen: onvoldoende
aandeelhoudersbetrokkenheid en gebrek aan adequate transparantie. De belanghebbende partijen werden geraadpleegd
over twee groenboeken ("Corporate governance in financiële instellingen en
het beloningsbeleid"[2]
en "Het EU-kader inzake corporate governance"[3]) in verband met de
vraag welke kwesties het meest om een aanpak op Europees niveau vroegen. Op basis van deze raadplegingen en van een
nadere analyse heeft de Commissie het "Actieplan: Europees
vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer
betrokken aandeelhouders en duurzamere ondernemingen"[4] opgesteld. Het
actieplan vormt de routekaart van de Commissie voor het bereiken van de twee
doelstellingen van meer transparantie en grotere aandeelhoudersbetrokkenheid.
In het actieplan wordt een aantal initiatieven aangekondigd. Een van die
initiatieven is een herziening van de richtlijn betreffende de uitoefening van
bepaalde rechten door aandeelhouders. Tegen deze achtergrond bestaan de
overkoepelende doelstellingen van het huidige voorstel tot herziening van de
richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten door aandeelhouders,
erin een bijdrage te leveren aan de duurzaamheid op de lange termijn van
EU-ondernemingen, een aantrekkelijk klimaat voor aandeelhouders te creëren en
grensoverschrijdend stemmen te bevorderen door de efficiëntie van de
beleggingsketen te vergroten, teneinde op die manier bij te dragen aan groei,
werkgelegenheid en een groter concurrentievermogen van de EU. Hiermee wordt ook
voldaan aan de verbintenis die ten grondslag ligt aan de vernieuwde strategie
voor de langetermijnfinanciering van de Europese economie[5]: het draagt ertoe bij
dat aandeelhouders meer naar de lange termijn gaan kijken, waardoor
beursgenoteerde vennootschappen beter kunnen functioneren. Daarvoor is het nodig dat de volgende meer
specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt: 1) vergroten van de mate
en kwaliteit van de betrokkenheid van vermogensbezitters en vermogensbeheerders
met de vennootschappen waarin wordt belegd; 2) tot stand brengen van een
sterkere relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders van
vennootschappen; 3) vergroten van de transparantie van transacties met
verbonden partijen en verbeteren van het toezicht van aandeelhouders op
dergelijke transacties; 4) waarborgen van de betrouwbaarheid en kwaliteit van
het advies van volmachtadviseurs; 5) bevorderen van de doorgifte van
grensoverschrijdende informatie (waaronder steminformatie) binnen de gehele
beleggingsketen, in het bijzonder door de identificatie van aandeelhouders. Dit voorstel is
tevens in overeenstemming met het bestaande regelgevingskader. Meer in het
bijzonder is met de nieuwe richtlijn en verordening inzake kapitaalvereisten
(het CRD IV-pakket)[6]
het kader voor de verhouding tussen de variabele component van beloningen
(bonus) en de vaste component van beloningen (salaris) verder versterkt, met
als doel het nemen van buitensporige risico's aan te pakken. Die voorschriften
gelden zowel voor beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen. De voorschriften in het onderhavige voorstel gelden
echter alleen voor beursgenoteerde vennootschappen en zijn erop gericht de transparantie
te vergroten en aandeelhouders het recht te geven om over het beloningsbeleid
en -verslag te stemmen. Ook de vigerende voorschriften voor institutionele
beleggers en vermogensbeheerders, zoals vervat in de Richtlijn betreffende
bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten[7], de Richtlijn inzake
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen[8] en de Richtlijn
betreffende markten voor financiële instrumenten[9],
zijn in overeenstemming met dit voorstel. Wanneer de
Commissie dit voorstel heeft goedgekeurd, heeft zij ook een aanbeveling over de
kwaliteit van de rapportage over corporate governance (“pas toe of leg uit”)
aangenomen. Het Europese kader inzake corporate governance is in de eerste
plaats gebaseerd op de “comply or explain”-aanpak, die lidstaten en
ondernemingen de mogelijkheid biedt een kader te creëren dat overeenstemt met
hun cultuur, traditie en behoeften. Om de goede werking van een dergelijke
aanpak te ondersteunen heeft de Commissie de aanbeveling aangenomen. Niettemin moeten
een aantal elementen op het gebied van corporate governance rekening houdend
met hun grensoverschrijdende relevantie en omvang aan een meer bindende
regeling op Europees niveau worden onderworpen om te zorgen voor een
geharmoniseerde aanpak binnen de EU (bv. identificatie van de aandeelhouders,
transparantie en betrokkenheid van institutionele beleggers en beloning van
directieleden). Het voorgestelde optreden van de EU zorgt voor aanzienlijke toegevoegde
waarde. Niet-nationale aandeelhouders bezitten 44 % van de aandelen van
beursgenoteerde vennootschappen in de Unie. De meeste van deze beleggers zijn
institutionele beleggers en vermogensbeheerders. Alleen EU-optreden kan ervoor
zorgen dat institutionele beleggers en vermogensbeheerders maar ook tussenpersonen
en volmachtadviseurs van andere lidstaten aan de passende regels inzake
transparantie en betrokkenheid worden onderworpen. Bovendien heeft een groot
aantal beursgenoteerde vennootschappen activiteiten in verschillende
EU-lidstaten. Passende normen die een degelijk functionerende corporate
governance van deze vennootschappen kunnen waarborgen met het oog op hun
duurzaamheid op lange termijn, zijn dus niet alleen in het belang van de
lidstaten waar deze vennootschappen gevestigd zijn, maar ook van de lidstaten
waar zij werkzaam zijn. Alleen gemeenschappelijk EU-optreden kan dergelijke
gemeenschappelijke normen verzekeren. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Raadpleging van belanghebbenden en
betrokken partijen De Commissie heeft een aantal openbare
raadplegingen gehouden over de verschillende thema's waarop dit voorstel
betrekking heeft. De eerste stond in het teken van de groenboeken
"Corporate governance in financiële instellingen en het beloningsbeleid"
en "Het EU-kader inzake corporate governance", respectievelijk van
2010 en 2011. Twee andere raadplegingen hadden verder betrekking op wetgeving
inzake rechtszekerheid in verband met het bezit en de vervreemding van
effecten, waarbij vragen aan de orde kwamen in verband met onder meer de
identificatie van aandeelhouders en een doeltreffende grensoverschrijdende
uitwisseling van informatie, onder meer over stemmen, binnen de gehele
beleggingsketen. Voorts hebben de diensten van de Commissie gedurende de procedure
die tot dit voorstel heeft geleid, regelmatig een brede dialoog met
belanghebbende partijen gevoerd. Bij de behandeling van de werking van het
Europees kader inzake corporate governance heeft de Commissie haar voordeel
kunnen doen met het advies van het Europees Forum inzake corporate governance.[10] Daarnaast werd een
vragenlijst gestuurd naar de CLEG (Company Law Expert Group), die is
samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten.[11] Tot slot komen sommige problemen in verband
met corporate governance ook in het groenboek "Langetermijnfinanciering
van de Europese economie"[12]
aan de orde. Dit groenboek heeft een breed debat op gang gebracht over de wijze
waarop het aanbod van langetermijnfinanciering moet worden bevorderd en het
systeem van financiële bemiddeling voor langetermijninvesteringen in Europa
moet worden verbeterd en gediversifieerd. Belanghebbenden en respondenten spraken zich
over het algemeen uit voor meer transparantie over de beloning van
directieleden en voor zeggenschap van aandeelhouders hierover. Zij spraken zich
ook uit voor maatregelen voor het vergroten van het toezicht van
vermogensbezitters op vermogensbeheerders, voor het vergroten van de
transparantie van volmachtadviseurs en voor het versterken van de huidige
voorschriften voor transacties met verbonden partijen. Ook waren zij
voorstander van openbaarmaking van het stembeleid en stemgedrag van
institutionele beleggers. Verder werd een krachtige oproep gedaan om de
efficiëntie van beleggingen te vergroten door ervoor te zorgen dat door middel
van een effectieve communicatie via tussenpersonen, zowel onderling als met
aandeelhouders, relevante informatie wordt doorgegeven en grensoverschrijdend
stemmen wordt vergemakkelijkt. Tot slot was er duidelijk steun voor de
identificatie van aandeelhouders. Effectbeoordeling Bij de effectbeoordeling hebben de diensten
van de Commissie de volgende vijf hoofdproblemen vastgesteld: 1) onvoldoende
betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders, 2)
onvoldoende relatie tussen beloning en prestatie van bestuurders, 3) te
weinig toezicht van aandeelhouders op transacties met verbonden partijen,
4) onvoldoende transparantie van volmachtadviseurs, en 5) het uitoefenen
van rechten die voortvloeien uit effecten, is moeilijk en kostbaar voor
beleggers. Onvoldoende betrokkenheid van
institutionele beleggers en vermogensbeheerders Door de financiële crisis is duidelijk
geworden dat aandeelhouders het nemen van buitensporige kortetermijnrisico's
door bestuurders in veel gevallen hebben ondersteund. Bovendien zijn er
duidelijke aanwijzingen dat het huidige niveau van ”toezicht” op de
vennootschappen waarin is belegd en de betrokkenheid van institutionele
beleggers en vermogensbeheerders niet optimaal zijn. Institutionele beleggers
en hun vermogensbeheerders richten zich onvoldoende op de werkelijke prestaties
(op lange termijn) van een vennootschap en zijn vaak alleen geïnteresseerd in
de ontwikkeling van aandelenprijzen en de opbouw van kapitaalmarktindexen. Dit
leidt tot een suboptimaal rendement voor de eindbegunstigden en zet
vennootschappen op korte termijn onder druk. Dit kortetermijndenken lijkt voort te komen
uit het feit dat de belangen van vermogensbezitters en vermogensbeheerders niet
overeenstemmen. Hoewel grote aandeelhouders in de regel langetermijnbelangen
hebben – hun verplichtingen hebben immers een langetermijnkarakter – vertrouwen
zij voor de selectie en beoordeling van vermogensbeheerders toch vaak op
benchmarks, zoals marktindexen. Bovendien worden de prestaties van een vermogensbeheerder
vaak op kwartaalbasis beoordeeld. Hierdoor zijn veel vermogensbeheerders op de
eerste plaats geïnteresseerd in hun prestaties op de korte termijn, zoals die
naar voren komen uit een vergelijking met een benchmark of met de prestaties
van andere vermogensbeheerders. Kortetermijnprikkels leiden de aandacht af en
halen de middelen weg die nodig zijn voor investeringen op basis van de
economische fundamentals (strategie, prestaties en bestuur) en
langetermijnvooruitzichten, alsmede om de werkelijke waarde en het vermogen van
vennootschappen tot creatie van waarde op langere termijn te kunnen beoordelen
en om de waarde van aandelenbeleggingen te vergroten door middel van
aandeelhoudersbetrokkenheid. Onvoldoende relatie tussen beloning en
prestaties van bestuurders De beloning van bestuurders speelt een
sleutelrol om de belangen van bestuurders en aandeelhouders op elkaar af te
stemmen en om te waarborgen dat bestuurders in het belang van de vennootschap
handelen. Controle van aandeelhouders voorkomt dat bestuurders een
beloningsbeleid toepassen dat gunstig is voor hen persoonlijk, maar niet
bijdraagt aan de langetermijnprestaties van de vennootschap. In het huidige
kader zijn verscheidene tekortkomingen geconstateerd. Ten eerste is de
informatie die vennootschappen openbaar maken, niet allesomvattend, niet
duidelijk en ook niet vergelijkbaar. Ten tweede beschikken aandeelhouders vaak
over onvoldoende middelen om hun mening over de beloning van bestuurders
kenbaar te maken. Als gevolg hiervan bestaat momenteel onvoldoende relatie
tussen de beloning en de prestaties van bestuurders van beursgenoteerde
vennootschappen. Te weinig toezicht van aandeelhouders op
transacties met verbonden partijen Transacties met verbonden partijen, dat wil
zeggen transacties tussen een vennootschap en haar management, bestuurders,
controlerende instanties of aandeelhouders, stellen de verbonden partij in de
gelegenheid om zich ten koste van aandeelhouders, in het bijzonder
aandeelhouders met een minderheidsbelang, aan de vennootschap toebehorende
waarde toe te eigenen. Aandeelhouders worden op dit moment onvoldoende
geïnformeerd over geplande transacties en beschikken niet over de middelen om
laakbare transacties tegen te houden. Aangezien institutionele beleggers en
vermogensbeheerders in de meeste gevallen minderheidsaandeelhouders zijn,
zouden zeggenschapsrechten ten aanzien van transacties met verbonden partijen
hen beter in staat stellen hun beleggingen te beschermen. Onvoldoende transparantie van
volmachtadviseurs De structuur van de huidige aandelenmarkt, die
zich kenmerkt door een groot aantal (grensoverschrijdend) aangehouden aandelen,
en de complexiteit van de kwesties waarmee rekening moet worden gehouden, maken
het gebruik van volmachtadviseurs in veel gevallen onvermijdelijk.
Volmachtadviseurs hebben bijgevolg een aanzienlijke invloed op het stemgedrag
van deze beleggers. Er zijn twee tekortkomingen geconstateerd: 1) de methoden
die volmachtadviseurs bij het maken van hun aanbevelingen gebruiken, houden
niet altijd voldoende rekening met lokale marktomstandigheden en regelgeving en
2) volmachtadviseurs verlenen ook diensten aan uitgevende instellingen, wat hun
onafhankelijkheid en vermogen tot het geven van objectief en betrouwbaar advies
kan aantasten. Moeilijke en kostbare uitoefening van
uit effecten voortvloeiende rechten door beleggers Beleggers ondervinden moeilijkheden bij het
uitoefenen van de rechten die uit hun effecten voortvloeien, vooral als die
effecten grensoverschrijdend worden aangehouden. Bij houderschapsketens die
lopen via tussenpersonen, vooral als er veel tussenpersonen bij zijn betrokken,
wordt informatie niet rechtstreeks van de vennootschap aan aandeelhouders
doorgegeven en kunnen stemmen van aandeelhouders verloren gaan. Ook is er dan
een grotere kans dat stemrechten door tussenpersonen worden misbruikt. De
systemen kampen in hoofdzaak met de volgende drie tekortkomingen: gebrekkige
identificatie van beleggers, te late doorgifte van informatie en rechten binnen
de beleggingsketen en prijsdiscriminatie ten aanzien van grensoverschrijdend
aandelenbezit. De genoemde tekortkomingen leiden over het
algemeen tot een minder optimale corporate governance en het risico van
suboptimale en/of extreem op de korte termijn gerichte managementbeslissingen, waardoor
mogelijkheden verloren gaan om te komen tot betere financiële prestaties en
minder grensoverschrijdende beleggingen worden aangetrokken. Voor de aanpak van elk van de beschreven
problemen is een reeks opties overwogen, waaronder de optie om het beleid
ongewijzigd te laten. Na een zorgvuldige beoordeling van de verschillende
beleidsopties kwamen de volgende naar voren als de opties die het beste
beantwoorden aan de gestelde doelen zonder tot onevenredig grote lasten te
leiden: 1) verplichte transparantie van institutionele
beleggers en vermogensbeheerders over hun stemgedrag en betrokkenheid, alsook
over bepaalde aspecten van hun overeenkomsten inzake vermogensbeheer; 2) openbaarmaking van het beloningsbeleid en
de beloningen van individuele bestuurders, in combinatie met stemrecht voor
aandeelhouders; 3) meer transparantie en een onafhankelijk
advies over grotere transacties met verbonden partijen alsmede de verplichting
om de belangrijkste transacties ter goedkeuring aan de aandeelhouders voor te
leggen; 4) bindende voorschriften voor openbaarmaking
van de methoden en belangenconflicten van volmachtadviseurs; 5) creëren van een kader dat beursgenoteerde
vennootschappen de mogelijkheid biedt om hun aandeelhouders te identificeren en
dat tussenpersonen verplicht om informatie met betrekking tot aandeelhouders
snel door te geven en de uitoefening van aandeelhoudersrechten te bevorderen. Na een aanvankelijk negatief advies heeft de
raad voor effectbeoordeling op 22 november 2013 een positief advies over de
herziene effectbeoordeling aangenomen. Opgemerkt moet worden dat het deel van
de effectbeoordeling dat betrekking heeft op de identificatie van
aandeelhouders, de doorgifte van informatie en het bevorderen van de
uitoefening van aandeelhoudersrechten, aanvankelijk in een afzonderlijke
effectbeoordeling werd behandeld, die door de Raad voor Effectbeoordeling werd
goedgekeurd en pas later in het definitieve effectbeoordelingsverslag is
opgenomen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Rechtsgrond, subsidiariteit en
evenredigheid Het voorstel is gebaseerd op artikel 50,
lid 2, onder g), en artikel 114 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU), die de rechtsgrond voor Richtlijn
2007/36/EG vormen. Artikel 50, lid 2, onder g), voorziet in de bevoegdheid
van de EU om op te treden op het gebied van corporate governance. Deze bepaling
voorziet in het bijzonder in coördinerende maatregelen betreffende de
bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en andere
belanghebbenden, zoals schuldeisers, teneinde die bescherming overal in de EU
gelijkwaardig te maken. Artikel 114 is de
rechtsgrond voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking
van de interne markt betreffen. Op grond van het subsidiariteitsbeginsel dient
de EU in beginsel alleen op te treden wanneer daarmee betere resultaten kunnen
worden behaald dan met een optreden op het niveau van de lidstaten, en dient
het optreden van de EU niet verder te gaan dan wat nodig en evenredig is om de
beoogde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. In dit verband moet worden
opgemerkt dat er sterke aanwijzingen zijn dat de aandelenmarkt van de EU in
zeer hoge mate een Europese/internationale markt is geworden. Gezien het internationale karakter van de
activiteiten van institutionele beleggers, vermogensbeheerders en
volmachtadviseurs, kunnen de doelstellingen die verband houden met de
betrokkenheid van institutionele beleggers en de betrouwbaarheid van het advies
van volmachtadviseurs, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
Actie op het niveau van de lidstaten zou slechts enkele van de betrokken
instellingen bereiken en er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat in elke
lidstaat andere regels gaan gelden, waardoor op de interne markt een ongelijk
speelveld ontstaat. Wat betreft de doelstelling om de beloning van
bestuurders en transacties met verbonden partijen voldoende transparant te
maken en aandeelhouders in staat te stellen hier voldoende toezicht op te
houden, verschillen de vigerende voorschriften van de lidstaten op die
terreinen sterk van elkaar en is daardoor sprake van een ongelijke mate van
transparantie en bescherming voor beleggers. Zowel wat transparantie als wat
toezicht betreft, is het gevolg van onderling afwijkende voorschriften dat
beleggers zich met name in het geval van grensoverschrijdende beleggingen voor
moeilijkheden en kosten zien gesteld wanneer zij toezicht willen houden op de
vennootschappen waarin zij hebben belegd, en bij die vennootschappen betrokken
willen zijn en geen effectieve middelen hebben om hun beleggingen te
beschermen. Zonder EU-normen zouden in elke lidstaat
andere voorschriften gelden en zouden die voorschriften ook in elke lidstaat
anders worden toegepast, waardoor een ongelijk speelveld zou ontstaan. Zonder
actie op EU-niveau blijven de problemen waarschijnlijk bestaan en worden op
nationaal niveau vermoedelijk slechts gedeeltelijke en onsamenhangende
oplossingen voorgesteld. De doelstellingen van deze wijziging kunnen bijgevolg
niet door eenzijdige maatregelen op het niveau van de lidstaten worden
verwezenlijkt. Een gerichte verdere ontwikkeling van het
wettelijk kader van de EU inzake corporate governance zal een beter raamwerk
voor de betrokkenheid van aandeelhouders creëren. EU-voorschriften zorgen
ervoor dat overal in de EU dezelfde transparantieverplichtingen gelden.
Hierdoor wordt gegarandeerd dat er in de EU sprake is van een gelijk speelveld
en wordt het gemakkelijker grensoverschrijdend te beleggen. Een van de grootste
onderliggende problemen is informatieasymmetrie. Dat probleem kan alleen worden
aangepakt met eenvormige transparantiemaatregelen. Harmonisering van publicatievoorschriften op
EU-niveau zou een oplossing zijn voor deze informatieasymmetrie, die nadelig is
voor aandeelhouders, en speelt daarom een sleutelrol bij het minimaliseren van
de bemiddelingskosten. Het zou gunstig zijn voor grensoverschrijdende
beleggingen, omdat het vergelijken van informatie daardoor gemakkelijker wordt
en het ook eenvoudiger en minder duur wordt om betrokken te zijn bij een
vennootschap. Bovendien moeten vennootschappen daardoor ook meer verantwoording
afleggen aan andere belanghebbenden zoals werknemers. Gemeenschappelijke normen
op EU-niveau zijn nodig om een goed functionerende interne markt te bevorderen
en te voorkomen dat in de lidstaten verschillende voorschriften en praktijken
worden ontwikkeld. Toch dienen de lidstaten ten aanzien van de in dit voorstel opgenomen
transparantie- en informatieplicht een zekere mate van flexibiliteit te hebben,
met name om de desbetreffende regels te kunnen inpassen in de verschillende
nationale kaders voor corporate governance. Met het oog daarop zijn in dit
voorstel slechts enkele basisbeginselen voor de identificatie van
aandeelhouders, de doorgifte van informatie door tussenpersonen en het
bevorderen van de uitoefening van rechten neergelegd. Bovendien geldt voor
enkele van de in dit voorstel neergelegde verplichtingen voor institutionele
beleggers en vermogensbeheerders het beginsel "naleven of motiveren"
en bevat dit voorstel wat de beloning van bestuurders betreft alleen bepalingen
inzake de noodzakelijke transparantie hierover en inzake het recht van
aandeelhouders om hierover te stemmen, terwijl de opbouw en hoogte van
beloningen een zaak van de vennootschappen blijft. Verder hoeven
volmachtadviseurs zich slechts aan enkele basisbeginselen te houden, die de
nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van hun aanbevelingen moeten verzekeren. Een wijziging van de richtlijn betreffende de uitoefening
van bepaalde rechten door aandeelhouders is hiervoor het meest geschikte
wettelijke instrument, omdat het de lidstaten een zekere flexibiliteit geeft en
tegelijkertijd zorgt voor de noodzakelijke harmonisatie. De wijziging van de
richtlijn zorgt er ook voor dat de inhoud en vorm van de voorgestelde EU-actie
niet verder gaan dan wat nodig en evenredig is om de doelstelling van de
regelgeving te verwezenlijken. Identificatie van aandeelhouders raakt aan de grondrechten
die met name in het VWEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie ("het Handvest") zijn neergelegd, in het bijzonder het recht op
de bescherming van persoonsgegevens (artikel 16 VWEU en artikel 8 van
het Handvest). In het licht hiervan en gezien Richtlijn 95/46/EG van het
Europees Parlement en de Raad[13]
is het noodzakelijk om een evenwicht te bereiken tussen enerzijds het
bevorderen van de uitoefening van rechten van aandeelhouders en anderzijds het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van
persoonsgegevens. Daarom dienen de identificatiegegevens over aandeelhouders
beperkt te blijven tot hun naam en contactgegevens en mogen die gegevens
uitsluitend worden gebruikt om de uitoefening van hun rechten als aandeelhouder
te bevorderen. Uitgebreide toelichting op het voorstel Verbetering
van de betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders Artikel 3
septies, artikel 3 octies en artikel 3 nonies beogen de transparantie
van institutionele beleggers en vermogensbeheerders te vergroten. Ingevolge
deze artikelen moeten institutionele beleggers en vermogensbeheerders een
beleid inzake aandeelhoudersbetrokkenheid ontwikkelen, dat moet bijdragen aan
het beheersen van feitelijke en potentiële belangenconflicten in verband met
aandeelhoudersbetrokkenheid. De inhoud van dit beleid, de wijze waarop het
wordt uitgevoerd en de resultaten ervan zouden in beginsel openbaar moeten
worden gemaakt. Wanneer institutionele beleggers of vermogensbeheerders
besluiten om een dergelijk beleid niet te ontwikkelen of de wijze van
uitvoering of resultaten ervan niet openbaar te maken, dienen zij dat duidelijk
te motiveren. Institutionele
beleggers zullen openbaar moeten maken hoe hun beleggingsstrategie is afgestemd
op het profiel en de looptijd van hun verplichtingen en bijdraagt aan de
middellange- tot langetermijnprestaties van hun portefeuille. Wanneer
institutionele beleggers gebruik maken van een vermogensbeheerder, zullen zij
de onderdelen van de overeenkomst met de vermogensbeheerder die betrekking
hebben op een aantal van de in artikel 3 octies genoemde elementen, in
hoofdlijnen openbaar moeten maken. Wanneer de overeenkomst met de
vermogensbeheerder bedoelde informatie niet bevat, dient de institutionele
belegger duidelijk en gemotiveerd aan te geven waarom deze informatie
ontbreekt. De
vermogensbeheerder zal de institutionele belegger halfjaarlijks bekend moeten
maken hoe zijn beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan in overeenstemming
zijn met de overeenkomst en hoe de beleggingsstrategie en -besluiten bijdragen
aan de middellange- tot langetermijnprestaties van de portefeuille van de
institutionele belegger. Daarnaast zal hij de institutionele belegger
halfjaarlijks een aantal belangrijke aspecten met betrekking tot de uitvoering
van de overeenkomst bekend moeten maken. Versterking
van de relatie tussen beloning en prestaties van bestuurders Het voorstel beoogt
meer transparantie in het beloningsbeleid en de feitelijke beloning van
bestuurders te brengen alsmede de relatie tussen beloning en prestaties van
bestuurders te versterken door het toezicht van aandeelhouders op de beloning
te vergroten. Het voorstel regelt niet de hoogte van de beloningen. Dat is een
zaak van de vennootschappen en hun aandeelhouders. Artikel 9 bis en artikel 9 ter
verplichten beursgenoteerde vennootschappen om zowel over hun beloningsbeleid
als over de beloning van individuele bestuurders gedetailleerde en
gebruikersvriendelijke informatie te publiceren en artikel 9 ter
verleent de Commissie de bevoegdheid om een gestandaardiseerde presentatie van
bepaalde informatie bij uitvoeringshandeling vast te stellen. Zoals
verduidelijkt wordt in artikel 9 bis, lid 3, en artikel 9 ter, lid 1,
moeten alle bonussen voor bestuurders in ongeacht welke vorm in het beloningsbeleid
en in het beloningsverslag aan bod komen. Deze artikelen geven aandeelhouders
stemrecht ten aanzien van het beloningsbeleid en het beloningsverslag, waarin
wordt beschreven hoe het beloningsbeleid het voorafgaande jaar is uitgevoerd.
Het beloningsverslag maakt het gemakkelijker voor aandeelhouders om hun rechten
uit te oefenen en dwingt bestuurders om verantwoording af te leggen. Er zijn grote verschillen tussen
bestuursstructuren naargelang van de lidstaat. In lidstaten met een duaal
bestuursmodel speelt de raad van toezicht een zeer belangrijke rol en is deze
verantwoordelijk voor de beloning van de leden van de raad van bestuur. Dit
voorstel tast de sleutelrol van de raad van toezicht in een duale
bestuursstructuur niet aan. De raad van toezicht blijft belast met de
ontwikkeling van het beloningsbeleid, dat ter bekrachtiging aan de
aandeelhouders moet worden voorgelegd. Het belangrijkste is dat de bestuurders
op basis van het vastgestelde beleid blijven beslissen welke beloning in
werkelijkheid moet worden betaald. De voorwaarde van de stemming door de
aandeelhouders zal overeenkomstig de algemene doelstellingen van het voorstel
ertoe leiden dat de bestuurders meer betrokkenheid van de aandeelhouders
nastreven. Verbetering
van het toezicht van de aandeelhouders op transacties met verbonden partijen Het nieuwe artikel 9 quater bepaalt dat een beursgenoteerde
vennootschap transacties met verbonden partijen die meer dan 5 % van de
activa van deze vennootschap vertegenwoordigen of transacties die aanzienlijke
gevolgen voor de winst of omzet kunnen hebben, ter goedkeuring aan de
aandeelhouders moet voorleggen en dergelijke transacties zonder hun goedkeuring
niet onvoorwaardelijk mag aangaan. Kleinere transacties met verbonden partijen
die meer dan 1 % van de activa vertegenwoordigen, moeten door
beursgenoteerde vennootschappen openbaar worden gemaakt op het moment dat zij
worden aangegaan. De mededeling dient vergezeld te gaan van een verslag van een
onafhankelijke derde waarin wordt beoordeeld of de transactie volgens
marktvoorwaarden verloopt en wordt bevestigd dat deze uit het oogpunt van de
aandeelhouders eerlijk en redelijk is. Om alleen transacties aan te pakken die
uiterst nadelig voor minderheidsaandeelhouders kunnen uitvallen, en om de administratieve
lasten te beperken, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen transacties
tussen de vennootschap en leden van de groep die volledig in handen van de
beursgenoteerde vennootschap zijn, uit te sluiten. Om dezelfde reden moeten
lidstaten ook de mogelijkheid hebben te bepalen dat vennootschappen voor
bepaalde duidelijk omschreven soorten herhaaldelijk terugkerende transacties
over meer dan 5 % van de activa voorafgaande toestemming van de
aandeelhouders kunnen vragen en van de aandeelhouders onder bepaalde
voorwaarden voorafgaande vrijstelling kunnen vragen van de verplichting om een
verslag van een onafhankelijke derde over herhaaldelijk terugkerende
transacties boven 1 % van de activa in te dienen. Volgens de
effectbeoordeling zou de verklaring van getrouwheid van een
onafhankelijke adviseur de hoogste kostenpost vormen. Afhankelijk van de
complexiteit van een transactie zou een ervaren adviseur echter in staat moeten
zijn om in vijf tot tien uur de getrouwheid ervan te beoordelen. Als het advies
door een accountant wordt opgesteld, zouden de kosten maximaal 2 500 tot
5 000 EUR bedragen. Vergroting
van de transparantie van volmachtadviseurs Artikel 3 decies bepaalt dat
volmachtadviseurs adequate maatregelen moeten vaststellen en uitvoeren om te
waarborgen dat hun stemadviezen juist en betrouwbaar zijn, op een gedegen
analyse van alle beschikbare informatie zijn gebaseerd en niet door bestaande
of potentiële belangenconflicten of zakelijke relaties zijn beïnvloed.
Volmachtadviseurs zijn ingevolge dit artikel gehouden om bepaalde essentiële
informatie over de totstandkoming van hun stemadviezen openbaar te maken en hun
cliënten en de betrokken beursgenoteerde vennootschappen te informeren over
feitelijke of potentiële belangenconflicten of zakelijke relaties die daarop
van invloed kunnen zijn. Bevordering
van de uitoefening van uit effecten voortvloeiende rechten door beleggers Ingevolge artikel 3 bis van het voorstel moeten lidstaten
ervoor zorgen dat tussenpersonen beursgenoteerde vennootschappen de mogelijkheid
bieden om hun aandeelhouders te identificeren. Op verzoek van een
beursgenoteerde vennootschap dienen tussenpersonen haar de naam en
contactgegevens van de aandeelhouders onverwijld mee te delen. Wanneer zich in
de houderschapsketen meer dan een tussenpersoon bevindt, dienen de
tussenpersonen het verzoek van de vennootschap en de identiteit en
contactgegevens van de aandeelhouders onverwijld aan elkaar door te geven. In
het geval van rechtspersonen dient ook, voor zover beschikbaar, de unieke identificatiecode
van die rechtspersonen te worden doorgegeven. Deze identificatiecode maakt het mogelijk
om een rechtspersoon te identificeren aan de hand van een nummer dat uniek is
in de EU. Op internationaal niveau heeft de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) met steun van de G20
voorgesteld de identificatie van juridische entiteiten (Legal Entity Identifier
– LEI) in te voeren, hetgeen moet zorgen voor consistente en vergelijkbare
gegevens. Dit is een
noodzakelijk onderdeel van dit project, waardoor het gemakkelijker wordt
gemaakt om vennootschappen in grensoverschrijdende situaties via
gecentraliseerde elektronische zoekprocedures op te sporen. Ingevolge de
Verordening betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de
Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central
Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG,
zullen de aandelen van beursgenoteerde vennootschappen giraal moeten worden
weergegeven. Om de persoonsgegevens van aandeelhouders zo veel mogelijk te
beschermen, dienen tussenpersonen hen ervan in kennis te stellen dat hun naam
en contactgegevens kunnen worden doorgegeven voor identificatiedoeleinden, en
mag deze informatie alleen gebruikt worden om de uitoefening van de rechten van
die aandeelhouders te bevorderen. Bovendien zullen aandeelhouders de
mogelijkheid hebben om onvolledige of onjuiste gegevens te corrigeren of te
wissen en mag de informatie niet langer dan 24 maanden worden bewaard. Artikel 3 ter bepaalt dat wanneer een beursgenoteerde
vennootschap ervoor kiest om niet rechtstreeks met haar aandeelhouders te
communiceren, zij de informatie in kwestie van de tussenpersoon ontvangt.
Beursgenoteerde vennootschappen zullen gehouden zijn om informatie in verband
met de uitoefening van rechten die voortvloeien uit aandelen tijdig en op een
gestandaardiseerde wijze aan de tussenpersoon te verstrekken. Wanneer zich in
de houderschapsketen meer dan een tussenpersoon bevindt, dienen de
tussenpersonen de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie onverwijld aan
elkaar door te geven. Artikel 3
quater bepaalt dat tussenpersonen de uitoefening van de rechten van
aandeelhouders, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op de
algemene vergaderingen, moeten bevorderen, en vereist dat vennootschappen de
stemmen bevestigen die op de algemene vergaderingen door of namens
aandeelhouders zijn uitgebracht. In het geval dat de tussenpersoon de stem
uitbrengt, dient hij de aandeelhouder de stembevestiging te sturen. De
artikelen 3 bis, 3 ter en 3 quater verlenen de Commissie de bevoegdheid
tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen om te zorgen voor een doelmatig
en doeltreffend systeem voor de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte
van informatie en het bevorderen van de uitoefening van aandeelhoudersrechten. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 5. TOELICHTENDE STUKKEN Overeenkomstig de gezamenlijke politieke
verklaring van 28 september 2011 mag de Commissie alleen om toelichtende
stukken vragen wanneer zij "per geval de noodzaak en de evenredigheid [kan
verantwoorden] van het verstrekken van toelichtende stukken, rekening houdend
met, met name en respectievelijk, de complexiteit van de richtlijn en van de
omzetting ervan, alsook de mogelijke extra administratieve lasten." De Commissie is van oordeel dat de
uitvoeringsproblemen die in de context van dit voorstel zullen ontstaan, het in
dit specifieke geval rechtvaardigen om de lidstaten om toelichtende stukken te
vragen. Het voorstel beoogt de regulering van een aantal aspecten van corporate
governance en bestrijkt verschillende actoren op dit gebied, zoals
beursgenoteerde vennootschappen, institutionele beleggers en hun
vermogensbeheerders, volmachtadviseurs en tussenpersonen. Vandaar dat de
bepalingen van de richtlijn waarschijnlijk in meerdere wetten op nationaal
niveau zullen worden omgezet. In deze context is kennisgeving van
omzettingsmaatregelen absoluut noodzakelijk voor de Commissie om duidelijkheid
te verkrijgen over het verband tussen de bepalingen van de richtlijn en de
nationale omzettingsmaatregelen en om vast te kunnen stellen of die maatregelen
in overeenstemming zijn met de richtlijn. Een simpele kennisgeving van afzonderlijke
omzettingsmaatregelen zonder verdere toelichting zou echter niet toereikend
zijn en de Commissie niet in staat stellen om zich ervan te verzekeren dat alle
EU-bepalingen getrouw en volledig zijn omgezet. De toelichtende stukken zijn
nodig om een duidelijk en volledig beeld van de omzetting te krijgen. De
lidstaten worden aangemoedigd om de toelichtende stukken te presenteren in de
vorm van gemakkelijk leesbare concordantietabellen. Gezien het bovenstaande bevat het voorstel de
volgende overweging: "Overeenkomstig de gezamenlijke politieke
verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over
toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in
gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen
vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de
onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale
omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht
de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd." 2014/0121 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat
het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en
van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake
corporate governance betreft (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name de artikelen 50 en 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van de
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité,[14]
Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de
Raad[15] zijn voorschriften vastgesteld voor de uitoefening van bepaalde aan
aandelen met stemrecht verbonden rechten van aandeelhouders in verband met
algemene vergaderingen van vennootschappen die hun statutaire zetel in een
lidstaat hebben en waarvan de aandelen tot de handel op een in een lidstaat
gelegen of werkzame gereglementeerde markt zijn toegelaten. (2) Door de financiële crisis is
duidelijk geworden dat aandeelhouders het nemen van buitensporige
kortetermijnrisico's door bestuurders in veel gevallen hebben ondersteund.
Bovendien zijn er duidelijke aanwijzingen dat het huidige niveau van 'toezicht'
op de vennootschappen waarin is belegd en de betrokkenheid van institutionele
beleggers en vermogensbeheerders onvoldoende is, hetgeen kan leiden tot minder
optimale corporate governance en prestaties van beursgenoteerde
vennootschappen. (3) In het actieplan betreffende
Europees vennootschapsrecht en corporate governance[16]
heeft de Commissie een aantal acties op het gebied van corporate governance
aangekondigd, die met name zijn gericht op het bevorderen van de
langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders en het creëren van meer transparantie
tussen vennootschappen en beleggers. (4) Teneinde de uitoefening van
aandeelhoudersrechten verder te bevorderen en de betrokkenheid van
aandeelhouders bij beursgenoteerde vennootschappen te vergroten, dienen
beursgenoteerde vennootschappen de mogelijkheid te krijgen om hun
aandeelhouders te identificeren en rechtstreeks met hen te communiceren. Deze
richtlijn dient derhalve te voorzien in een kader dat de identificatie van
aandeelhouders mogelijk maakt. (5) De vraag of aandeelhouders
hun rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen, is voor een groot deel afhankelijk
van de efficiëntie van de keten van tussenpersonen die de effectenrekeningen
voor de aandeelhouders aanhouden, vooral in een grensoverschrijdende context.
Deze richtlijn is gericht op verbetering van de doorgifte van informatie door
tussenpersonen via de aandeelhouderschapsketen om de uitoefening van
aandeelhoudersrechten te bevorderen. (6) Gezien hun belangrijke rol
moeten tussenpersonen ertoe verplicht worden om de uitoefening van rechten door
de aandeelhouder te bevorderen, zowel in de gevallen waarin deze zijn rechten
zelf wil uitoefenen als wanneer hij daarvoor een derde willen aanwijzen.
Wanneer de aandeelhouder zijn rechten niet zelf wil uitoefenen maar daarvoor de
tussenpersoon als derde heeft aangewezen, moet laatstgenoemde gehouden zijn om
die rechten uit te oefenen met de uitdrukkelijke machtiging en in opdracht van
de aandeelhouder en ten behoeve van hem. (7) Teneinde overal in de Unie
beleggingen in aandelen en de uitoefening van de daaraan verbonden rechten te
bevorderen, dient prijsdiscriminatie tussen grensoverschrijdende en zuiver
binnenlandse participaties te worden voorkomen door te zorgen voor een betere
informatieverstrekking over de prijzen en vergoedingen voor de door tussenpersonen
verstrekte diensten. De voorschriften inzake de identificatie van
aandeelhouders, de doorgifte van informatie, de bevordering van de uitoefening
van aandeelhoudersrechten en de transparantie van prijzen en vergoedingen
dienen ook van toepassing te zijn op tussenpersonen in derde landen die een
bijkantoor in de EU hebben, zodat de bepalingen inzake aandelen die via
dergelijke tussenpersonen worden aangehouden, effectief kunnen worden
toegepast. (8) Een effectieve en duurzame
aandeelhoudersbetrokkenheid is een van de hoekstenen van het
corporategovernancemodel van beursgenoteerde vennootschappen, dat is gebaseerd
op controlemechanismen tussen de verschillende organen en belanghebbenden. (9) Institutionele beleggers en
vermogensbeheerders zijn belangrijke aandeelhouders van beursgenoteerde
vennootschappen in de EU en kunnen daarom een belangrijke rol vervullen in de
corporate governance van deze vennootschappen, maar ook meer in het algemeen
met betrekking tot de strategie en de langetermijnprestaties van deze
vennootschappen. De ervaring van de afgelopen jaren leert echter dat
institutionele beleggers en vermogensbeheerders vaak niet betrokken zijn bij de
vennootschappen waarvan zij aandelen bezitten, en vennootschappen blijken zich
onder druk van de kapitaalmarkten vooral op de korte termijn te richten,
hetgeen kan leiden tot een minder optimaal investeringsniveau, bijvoorbeeld
voor onderzoek en ontwikkeling, wat niet alleen de langetermijnprestatie van de
vennootschappen maar ook die van de beleggers schaadt. (10) Institutionele beleggers en
vermogensbeheerders zijn vaak niet transparant over hun beleggingsstrategie en
betrokkenheidsbeleid en de uitvoering daarvan. Openbaarmaking van dergelijke
informatie zou een positief effect hebben op het bewustzijn van beleggers, de
uiteindelijke begunstigden, zoals toekomstige gepensioneerden, in staat stellen
om de beste beleggingsbeslissingen te nemen, de dialoog tussen vennootschappen
en aandeelhouders bevorderen, de betrokkenheid van aandeelhouders bevorderen en
de verantwoordingsplicht van vennootschappen jegens het maatschappelijk
middenveld uitbreiden. (11) Derhalve moeten institutionele
beleggers en vermogensbeheerders een beleid inzake aandeelhoudersbetrokkenheid
ontwikkelen waarin onder meer wordt vastgelegd hoe deze in hun
beleggingsstrategie is geïntegreerd, hoe toezicht wordt gehouden op en een
dialoog wordt gevoerd met de vennootschappen waarin is belegd, en hoe
stemrechten worden uitgeoefend. Het betrokkenheidsbeleid dient ook een beleid
te omvatten voor het beheersen van feitelijke of potentiële belangenconflicten,
zoals wanneer de institutionele belegger of de vermogensbeheerder of een
vennootschap die daarmee verbonden is, financiële diensten verricht voor de
vennootschap waarin is belegd. De inhoud, de uitvoering en de resultaten van
dit beleid dienen jaarlijks openbaar te worden gemaakt. Wanneer institutionele
beleggers of vermogensbeheerders besluiten om een dergelijk beleid niet te
ontwikkelen en/of de wijze van uitvoering of resultaten ervan niet openbaar te
maken, dienen zij dat duidelijk te motiveren. (12) Institutionele beleggers
dienen jaarlijks openbaar te maken hoe hun beleggingsstrategie is afgestemd op
het profiel en de looptijd van hun verplichtingen en hoe deze bijdraagt aan de
middellange- en langetermijnprestatie van hun portefeuille. Wanneer zij
gebruikmaken van vermogensbeheerders, hetzij door middel van een discretionair
mandaat waarbij een individuele portefeuille wordt beheerd of via gepoolde
fondsen, dienen de voornaamste onderdelen van de overeenkomst met de
vermogensbeheerder die betrekking hebben op een aantal specifieke kwesties,
openbaar te worden gemaakt. Daarbij gaat het onder meer om de vraag of de
vermogensbeheerder ertoe wordt aangezet om zijn beleggingsstrategie en
-beslissingen aan te passen aan het profiel en de looptijd van de
verplichtingen van de institutionele belegger, en om zijn
beleggingsbeslissingen te nemen op basis van de middellange- tot
langetermijnprestatie van vennootschappen en betrokken te zijn bij
vennootschappen, alsook om de wijze waarop de prestatie van de
vermogensbeheerder wordt beoordeeld, de opbouw van de vergoeding voor de
vermogensbeheerdiensten en de beoogde omloopsnelheid van de portefeuille.
Openbaarmaking van informatie hierover draagt ertoe bij dat de belangen van de
eindbegunstigden van de institutionele beleggers, de vermogensbeheerders en de
vennootschappen waarin is belegd, beter op elkaar worden afgestemd, en kan ook
bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van strategieën voor langetermijnbelegging
en langetermijnrelaties met de vennootschappen waarin is belegd, waarbij de
aandeelhouders dan betrokken worden. (13) Vermogensbeheerders moeten
worden verplicht om aan institutionele beleggers bekend te maken hoe hun
beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan in overeenstemming zijn met de
vermogensbeheerovereenkomst en hoe de beleggingsstrategie en -besluiten
bijdragen aan de middellange- tot langetermijnprestatie van de portefeuille van
de institutionele belegger. Verder dienen zij bekend te maken of hun
beleggingsbeslissingen zijn gebaseerd op een beoordeling van de middellange-
tot langetermijnprestatie van de vennootschap waarin wordt belegd, hoe hun
portefeuille werd samengesteld en wat de omloopsnelheid daarvan was, of er
sprake is van feitelijke of potentiële belangenconflicten en of zij voor hun
betrokkenheidsactiviteiten gebruik maken van volmachtadviseurs. Aan de hand van
deze informatie kan de institutionele belegger beter toezicht houden op de
vermogensbeheerder en hem ertoe aanzetten de belangen onderling af te stemmen
en de betrokkenheid van de aandeelhouders te vergroten. (14) Teneinde de informatie binnen
de participatieketen te verbeteren, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat
volmachtadviseurs adequate maatregelen vaststellen en uitvoeren om te
waarborgen dat hun stemadviezen juist en betrouwbaar zijn, op een gedegen
analyse van alle beschikbare informatie zijn gebaseerd en niet door bestaande
of potentiële belangenconflicten of zakelijke relaties zijn beïnvloed. Volmachtadviseurs
dienen bepaalde essentiële informatie over de totstandkoming van hun
stemadviezen openbaar te maken, alsook feitelijke of potentiële
belangenconflicten of zakelijke relaties die daarop van invloed kunnen zijn. (15) Aangezien het beleid inzake beloningen
voor vennootschappen een van de sleutelinstrumenten is om hun belangen in
overeenstemming te brengen met die van haar bestuurders en gezien de cruciale
rol van bestuurders in vennootschappen, is het belangrijk dat dit beleid op
passende wijze wordt vastgesteld. Onverlet de bepalingen inzake beloning van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad[17] moeten
beursgenoteerde vennootschappen en hun aandeelhouders de mogelijkheid hebben om
het beleid inzake het belonen van de bestuurders van de vennootschap vast te
stellen. (16) Teneinde te waarborgen dat
aandeelhouders daadwerkelijk zeggenschap verkrijgen over het beloningsbeleid,
dient hun het recht te worden verleend om dit goed te keuren op basis van een
duidelijk, begrijpelijk en allesomvattend overzicht van het beleid, dat in
overeenstemming moet zijn met de ondernemingsstrategie, de doelstellingen, de
waarden en de langetermijnbelangen van de vennootschap en maatregelen voor de
preventie van belangenconflicten moet bevatten. De beloning die door de
vennootschap aan de bestuurders wordt betaald, moet steeds in overeenstemming
zijn met het beloningsbeleid dat door de aandeelhouders is goedgekeurd. Het
goedgekeurde beloningsbeleid moet onverwijld openbaar worden gemaakt. (17) Teneinde te waarborgen dat het
beloningsbeleid wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde beleid, dient
de aandeelhouders het recht te worden verleend om over het beloningsverslag van
de vennootschap te stemmen. Teneinde bestuurders te dwingen om rekenschap af te
leggen, dient te worden voorgeschreven dat het beloningsverslag duidelijk en
begrijpelijk is en een uitgebreid overzicht bevat van de beloningen die het
afgelopen boekjaar aan individuele bestuurders zijn toegekend. Wanneer de
aandeelhouders tegen het beloningsverslag stemmen, dient de vennootschap in het
eerstvolgende beloningsverslag uit te leggen op welke wijze hiermee rekening is
gehouden. (18) Teneinde aandeelhouders
gemakkelijk toegang te verschaffen tot alle relevante informatie met betrekking
tot corporate governance, dient het beloningsverslag onderdeel te zijn van de
verklaring inzake corporate governance die beursgenoteerde vennootschappen
ingevolge artikel 20 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013[18]
moeten publiceren. (19) Transacties met verbonden
partijen kunnen een vennootschap en haar aandeelhouders schade toebrengen omdat
de verbonden partij mogelijk de gelegenheid krijgt om zich aan de vennootschap
toebehorende waarde toe te eigenen. Vandaar dat adequate waarborgen voor de
bescherming van de belangen van aandeelhouders belangrijk zijn. De lidstaten
dienen er derhalve voor te zorgen dat transacties met verbonden partijen die
meer dan 5 % van de activa van een vennootschap vertegenwoordigen of die
aanzienlijke gevolgen voor de winst of de omzet kunnen hebben, op een algemene
vergadering ter goedkeuring aan de aandeelhouders worden voorgelegd. Indien bij
de transactie met de verbonden partij een aandeelhouder is betrokken, moet deze
van de stemming worden uitgesloten. De vennootschap kan de transactie niet
aangaan voordat de aandeelhouders hun goedkeuring hebben gegeven. Transacties
met verbonden partijen die meer dan 1 % van de activa vertegenwoordigen,
moeten door de vennootschap openbaar worden gemaakt op het moment dat deze
worden aangegaan. De mededeling dient vergezeld te gaan van een verslag van een
onafhankelijke derde waarin wordt beoordeeld of de transactie volgens
marktvoorwaarden verloopt en wordt bevestigd dat de transactie uit het oogpunt
van de aandeelhouders, waaronder begrepen minderheidsaandeelhouders, eerlijk en
redelijk is. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben transacties tussen de
vennootschap en haar volle dochtermaatschappijen uit te sluiten. Zij moeten ook
kunnen bepalen dat vennootschappen voor bepaalde duidelijk omschreven soorten
herhaaldelijk terugkerende transacties over meer dan 5 % van de activa
voorafgaande toestemming van de aandeelhouders kunnen vragen en van de
aandeelhouders onder bepaalde voorwaarden voorafgaande vrijstelling kunnen
vragen van de verplichting om een verslag van een onafhankelijke derde over
herhaalde transacties boven 1 % van de activa voor te leggen, teneinde de
sluiting van dergelijke transacties door vennootschappen te vergemakkelijken. (20) Gezien Richtlijn 95/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995[19] is het noodzakelijk om een evenwicht te bereiken tussen het bevorderen
van de uitoefening van rechten van aandeelhouders en het recht op eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens. De
identificatiegegevens over aandeelhouders dienen beperkt te blijven tot hun
naam en contactgegevens. Deze informatie moet juist en up-to-date zijn en
tussenpersonen en vennootschappen dienen de mogelijkheid te bieden om
onvolledige of onjuiste gegevens te corrigeren of te wissen. De
identificatiegegevens mogen uitsluitend worden gebruikt om de uitoefening van
aandeelhoudersrechten te bevorderen. (21) Teneinde eenvormige
voorwaarden voor de uitvoering van de bepalingen inzake de identificatie van
aandeelhouders, de doorgifte van informatie, het bevorderen van de uitoefening
van aandeelhoudersrechten en het beloningsverslag te waarborgen, moeten aan de
Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten
worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.[20] (22) Teneinde te waarborgen dat de
in deze richtlijn vervatte voorschriften en de maatregelen tot uitvoering van
de richtlijn in de praktijk worden toegepast, dienen bij overtreding van deze
voorschriften sancties te worden opgelegd. Deze sancties moeten voldoende
ontmoedigend en evenredig zijn. (23) Aangezien de doelstellingen
van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt
vanwege het internationale karakter van de aandelenmarkt van de EU en omdat
maatregelen van de lidstaten alleen waarschijnlijk resulteren in onderling
verschillende voorschriften, hetgeen een ondermijnend effect kan hebben op of
nieuwe hinderpalen kan opwerpen voor de werking van de interne markt, en deze
doelstellingen op grond van hun omvang en effecten beter op het niveau van de
Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het
in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn
niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (24) Overeenkomstig de gezamenlijke
politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september
2011 over toelichtende stukken[21]
hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de
kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of
meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de
overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke
stukken gerechtvaardigd, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Artikel 1
Wijzigingen in Richtlijn 2007/36/EG Richtlijn 2007/36/EG wordt als volgt
gewijzigd: (1)
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: (a)
In lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd: “Tevens
stelt deze richtlijn voorschriften vast voor door aandeelhouders gebruikte
tussenpersonen die ervoor zorgen dat aandeelhouders kunnen worden
geïdentificeerd, zorgt deze richtlijn voor transparantie
over het betrokkenheidsbeleid van bepaalde typen beleggers en creëert deze
richtlijn aanvullende rechten voor aandeelhouders van overzeese
vennootschappen.” (b)
Het volgende lid 4 wordt toegevoegd: “4. Hoofdstuk I ter is van
toepassing op institutionele beleggers en vermogensbeheerders, laatstgenoemde
voor zover zij direct of via een instelling voor collectieve belegging namens
institutionele beleggers beleggen, voor zover zij in aandelen beleggen.” (2)
In artikel 2 worden de volgende punten d) tot
en met j) toegevoegd: “d)
“tussenpersoon”: rechtspersoon die zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of
hoofdvestiging in the Europese Unie heeft en voor zijn cliënten
effectenrekeningen aanhoudt; e) “tussenpersoon in een derde land”:
rechtspersoon die zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging niet in
de Europese Unie heeft en voor zijn cliënten effectenrekeningen aanhoudt; f) “institutionele belegger”: een onderneming
die werkzaamheden verricht op het gebied van levensverzekering in de zin van
artikel 2, lid 1, onder a), en die niet is uitgesloten van het
toepassingsgebied van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en
de Raad[22]
ingevolge artikel 3 daarvan, of een instelling voor
bedrijfspensioenvoorziening die binnen het toepassingsgebied van
Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad[23], ingevolge
artikel 2 daarvan valt, tenzij de lidstaat er overeenkomstig
artikel 5 van deze richtlijn voor heeft gekozen om de richtlijn geheel of
gedeeltelijk niet toe te passen op instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening; g) “vermogensbeheerder”: een beleggingsonderneming,
zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van
Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad[24], die voor
institutionele beleggers vermogensbeheerdiensten verricht, een beheerder van
alternatieve beleggingsinstellingen, zoals gedefinieerd in artikel 4,
lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees
Parlement en de Raad[25],
die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van die richtlijn om in
aanmerking te komen voor vrijstelling, een beheermaatschappij, zoals
gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder b), van
Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad[26], of een
beleggingsmaatschappij waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een
vergunning is verleend, mits deze beleggingsmaatschappij voor het vermogensbeheer
geen beheermaatschappij heeft aangewezen waaraan overeenkomstig die richtlijn
een vergunning is verleend; h) “aandeelhoudersbetrokkenheid”: het
uitoefenen van toezicht door een aandeelhouder, alleen of samen met andere
aandeelhouders, op vennootschappen met betrekking tot aspecten als strategie,
prestaties, risico, vermogensstructuur en corporate governance, het voeren van
een dialoog met vennootschappen over deze aspecten en het stemmen op de
algemene vergadering; i)
“volmachtadviseur”: rechtspersoon die aandeelhouders beroepshalve adviseert
over de uitoefening van hun stemrechten; l)
“bestuurder”: lid van een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan
van een vennootschap; j) “verbonden partij”: heeft dezelfde
betekenis als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement
en de Raad[27]
zijn goedgekeurd." (3)
Na artikel 3 worden de volgende
hoofdstukken I bis en I ter ingevoegd: “Hoofdstuk I bis
Identificatie van aandeelhouders, doorgifte van informatie en bevordering van
de uitoefening van aandeelhoudersrechten Artikel 3 bis
Identificatie van aandeelhouders 1. De lidstaten zorgen ervoor dat tussenpersonen
vennootschappen diensten aanbieden om hun aandeelhouders te identificeren. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat een tussenpersoon een vennootschap op haar verzoek onverwijld de naam en
contactgegevens van de aandeelhouders meedeelt en, voor aandeelhouders die
rechtspersoon zijn, hun unieke identificatiecode, voor zover beschikbaar.
Wanneer zich in de houderschapsketen meer dan één tussenpersoon bevindt, geven
de tussenpersonen het verzoek van de vennootschap en de identiteit en
contactgegevens van de aandeelhouders onverwijld aan elkaar door. 3. Aandeelhouders worden er door
hun tussenpersonen naar behoren van in kennis gesteld dat overeenkomstig dit
artikel hun naam en contactgegevens kunnen worden doorgegeven voor
identificatiedoeleinden. Deze gegevens mogen alleen worden gebruikt om de
uitoefening van de rechten van de aandeelhouders te bevorderen. De vennootschap
en de tussenpersoon zorgen ervoor dat natuurlijke personen de mogelijkheid
hebben om onvolledige of onjuiste gegevens te corrigeren of te wissen, en
bewaren de gegevens van een aandeelhouder niet langer dan 24 maanden nadat zij
deze gegevens hebben ontvangen. 4. De lidstaten zorgen ervoor
dat een tussenpersoon die de naam en contactgegevens van een aandeelhouder
doorgeeft, niet wordt geacht enige bij overeenkomst of bij wettelijke of
bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake openbaarmaking te
overtreden. 5. De Commissie is bevoegd om
uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de in de
leden 2 en 3 neergelegde voorschriften betreffende de doorgifte van
informatie, onder meer met betrekking tot de informatie die moet worden
doorgegeven, de vorm van het verzoek en van de doorgifte en de termijnen die in
acht moeten worden genomen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de in artikel 14 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 3 ter
Doorgifte van informatie 6. De lidstaten zorgen ervoor
dat wanneer een vennootschap ervoor kiest om niet rechtstreeks met haar
aandeelhouders te communiceren, de aan hun aandelen gerelateerde informatie
onverwijld aan hen of, overeenkomstig de aanwijzingen van de aandeelhouder,
door de tussenpersoon aan een derde wordt meegedeeld, in de volgende gevallen: (a)
de informatie is nodig voor het uitoefenen van een
recht van de aandeelhouder dat voortvloeit uit zijn aandelen; (b)
de informatie is gericht aan alle houders van
aandelen van een bepaalde categorie. 7. De lidstaten verplichten
vennootschappen om informatie in verband met de uitoefening van rechten die uit
aandelen voortvloeien, overeenkomstig lid 1 tijdig en op gestandaardiseerde
wijze aan de tussenpersoon te verstrekken. 8. De lidstaten verplichten
tussenpersonen om informatie die zij van aandeelhouders hebben ontvangen met
betrekking tot de uitoefening van rechten die voortvloeien uit hun aandelen,
overeenkomstig de aanbevelingen van de aandeelhouders onverwijld aan de
vennootschap door te geven. 9. Wanneer zich in de
houderschapsketen meer dan één tussenpersoon bevindt, geven de tussenpersonen
de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie onverwijld aan elkaar door. 10. De Commissie is bevoegd om
uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de in de
leden 1 tot en met 4 neergelegde voorschriften betreffende de doorgifte
van informatie, onder meer met betrekking tot de inhoud van die informatie, het
type informatie dat moet worden doorgegeven, de vorm waarin die informatie moet
worden doorgeven en de termijnen die in acht moeten worden genomen. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14 bis,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 3 quater
Bevordering van de uitoefening van aandeelhoudersrechten 11. De lidstaten zorgen ervoor dat
de tussenpersoon de uitoefening bevordert van de aandeelhoudersrechten,
waaronder begrepen het recht om deel te nemen aan en te stemmen op de algemene
vergaderingen, ten minste in de volgende gevallen: (c)
de tussenpersoon treft de nodige regelingen om te
zorgen dat de aandeelhouder of een door hem aangewezen derde in staat is om
deze rechten zelf uit te oefenen; (d)
de tussenpersoon oefent de rechten in verband met de
aandelen met de uitdrukkelijke machtiging en in opdracht van de aandeelhouder
ten behoeve van die laatste uit. 12. De lidstaten zorgen ervoor dat
vennootschappen de stemmen bevestigen die op een algemene vergadering door of
namens een aandeelhouder zijn uitgebracht. In het geval dat de tussenpersoon de
stem uitbrengt, stuurt hij de aandeelhouder de stembevestiging. Wanneer zich in
de houderschapsketen meer dan één tussenpersoon bevindt, geven de
tussenpersonen de stembevestiging onverwijld aan elkaar door. 13. De Commissie is bevoegd om
uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de in de
leden 1 en 2 neergelegde voorschriften voor het bevorderen van de
uitoefening van aandeelhoudersrechten, onder meer met betrekking tot het soort
maatregel en wijze waarop de uitoefening van rechten wordt bevorderd, de vorm
waarin de stembevestiging wordt gegeven en de termijnen die in acht moeten
worden genomen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 14 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 3 quinquies
Transparantie inzake kosten 14. De lidstaten bieden
tussenpersonen de mogelijkheid om een prijs of vergoeding in rekening te
brengen voor de dienst die ingevolge dit hoofdstuk moet worden verricht. De
tussenpersonen maken voor elke in dit hoofdstuk genoemde dienst bekend welke
afzonderlijke prijs of vergoeding zij daarvoor in rekening brengen. 15. De lidstaten zorgen ervoor dat
kosten die door een tussenpersoon bij aandeelhouders, vennootschappen of andere
tussenpersonen in rekening worden gebracht, niet-discriminatoir en evenredig
zijn. Verschillen in aangerekende kosten voor binnenlandse en
grensoverschrijdende uitoefening van rechten worden naar behoren gemotiveerd. Artikel 3 sexies
Tussenpersonen in derde landen Een tussenpersoon in een derde land die een
bijkantoor in de EU heeft, is onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk. Hoofdstuk I ter
Transparantie van institutionele beleggers, vermogensbeheerders en
volmachtadviseurs Artikel 3 septies
Betrokkenheidsbeleid 16. De lidstaten zorgen ervoor dat
institutionele beleggers en vermogensbeheerders een beleid inzake
aandeelhoudersbetrokkenheid (hierna: “betrokkenheidsbeleid”) ontwikkelen.
Hierin leggen beleggers en vermogensbeheerders vast hoe zij de volgende acties
uitvoeren: (b)
integreren van aandeelhoudersbetrokkenheid in de
beleggingsstrategie; (c)
uitoefenen van toezicht op de vennootschappen
waarin is belegd, waaronder toezicht op niet-financiële prestaties; (d)
voeren van een dialoog met de vennootschappen
waarin is belegd; (e)
uitoefenen van stemrechten; (f)
gebruikmaken van de diensten van volmachtadviseurs; (g)
samenwerken met andere aandeelhouders. 17. De lidstaten zorgen ervoor dat
het betrokkenheidsbeleid ook beleid voor de beheersing van feitelijke en
potentiële belangenconflicten in verband met aandeelhoudersbetrokkenheid omvat.
Dit beleid wordt in het bijzonder ontwikkeld voor de volgende situaties: (h)
de institutionele belegger c.q. vermogensbeheerder
of daaraan verbonden vennootschappen bieden de vennootschap waarin is belegd
financiële producten aan of hebben andere zakelijke relaties met deze
vennootschap; (i)
een bestuurder van de institutionele belegger of de
vermogensbeheerder is ook bestuurder van de vennootschap waarin is belegd; (j)
een vermogensbeheerder die het vermogen van een
instelling voor bedrijfspensioenvoorziening beheert, belegt in een vennootschap
die premies aan die instelling betaalt; (k)
de institutionele belegger of de vermogensbeheerder
is verbonden aan een vennootschap, terwijl er een overnamebod is gedaan op de
aandelen van die vennootschap. 18. De lidstaten zorgen ervoor dat
institutionele beleggers en vermogensbeheerders hun betrokkenheidsbeleid, de
wijze waarop dit wordt uitgevoerd en de resultaten ervan jaarlijks openbaar
maken. De in de eerste zin bedoelde informatie is ten minste beschikbaar op de
website van de institutionele beleggers of vermogensbeheerders. Institutionele
beleggers en vermogensbeheerders maken bekend voor elke vennootschap waarvan
zij aandelen bezitten, of en hoe zij op de algemene vergaderingen van die
vennootschap stemmen en geven een toelichting op hun stemgedrag. Wanneer een
vermogensbeheerder namens een institutionele belegger stemt, verwijst
laatstgenoemde naar de plaats waar de vermogensbeheerder bedoelde
steminformatie heeft gepubliceerd. 19. Wanneer institutionele
beleggers of vermogensbeheerders besluiten om geen betrokkenheidsbeleid op te
stellen of de wijze van uitvoering of resultaten ervan niet openbaar te maken,
geven zij een duidelijke en gemotiveerde toelichting waarom zij dit niet doen. Artikel 3 octies
Beleggingsstrategie van institutionele beleggers en overeenkomsten met
vermogensbeheerders 20. De lidstaten zorgen ervoor dat
institutionele beleggers openbaar maken hoe hun strategie voor beleggingen in
aandelen (hierna: "beleggingsstrategie") is afgestemd op het profiel
en de looptijd van hun verplichtingen en bijdraagt aan de middellange- tot
langetermijnprestatie van hun portefeuille. De in de eerste zin bedoelde
informatie is ten minste beschikbaar op de website van de institutionele
beleggers en zolang als die informatie van toepassing is. 21. Wanneer een vermogensbeheerder
namens een institutionele belegger belegt, hetzij op basis van een
discretionair mandaat waarbij een individuele portefeuille wordt beheerd hetzij
via een instelling voor collectieve belegging, maakt de institutionele belegger
jaarlijks de voornaamste onderdelen van de overeenkomst met de
vermogensbeheerder openbaar, die betrekking hebben op het volgende: (l)
de vraag of en in hoeverre de vermogensbeheerder
ertoe wordt aangezet zijn beleggingsstrategie en -beslissingen aan te passen
aan het profiel en de looptijd van de verplichtingen van de institutionele
belegger; (m)
de vraag of en in hoeverre de vermogensbeheerder
ertoe wordt aangezet zijn beleggingsbeslissingen te nemen op basis van de
middellange- tot langetermijnprestaties, waaronder de niet-financiële
prestaties, van vennootschappen en wordt aangezet tot betrokkenheid bij
vennootschappen als middel om de prestaties van vennootschappen te verbeteren ter
verhoging van het beleggingsrendement; (n)
de methode en tijdshorizon die voor de evaluatie
van de prestaties van de vermogensbeheerder wordt gebruikt, en in het bijzonder
de vraag of en in hoeverre bij deze evaluatie absolute langetermijnprestaties
in aanmerking worden genomen, in tegenstelling tot prestaties die voortspruiten
uit een benchmarkindex of prestaties van andere vermogensbeheerders die
soortgelijke beleggingsstrategieën volgen; (o)
de vraag hoe de opbouw van de vergoeding voor de
vermogensbeheerdiensten ertoe bijdraagt dat de vermogensbeheerder zijn
beleggingsbeslissingen afstemt op het profiel en de looptijd van de
verplichtingen van de institutionele belegger; (p)
de beoogde omloopsnelheid van de portefeuille, de
wijze waarop de omloopsnelheid wordt berekend en de vraag of een procedure is
vastgesteld voor het geval dat de beoogde omloopsnelheid wordt overschreden; (q)
de looptijd van de overeenkomst. Wanneer de overeenkomst met de
vermogensbeheerder een of meer van de onder a) tot en met f) genoemde
elementen niet bevat, geeft de institutionele belegger een duidelijke en
gemotiveerde toelichting waarom dit het geval is. Artikel 3 nonies
Transparantie van vermogensbeheerders 22. De lidstaten zorgen ervoor dat
vermogensbeheerders aan de institutionele belegger waarmee zij de in
artikel 3 octies, lid 2, bedoelde overeenkomst zijn aangegaan,
halfjaarlijks bekendmaken hoe hun beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan
in overeenstemming zijn met deze overeenkomst en hoe deze bijdragen aan de
middellange- tot langetermijnprestaties van de portefeuille van de
institutionele belegger. 23. De lidstaten zorgen ervoor dat
vermogensbeheerders aan de institutionele belegger halfjaarlijks de volgende
informatie bekendmaken: (r)
of en hoe de beleggingsbeslissingen zijn genomen op
basis van een beoordeling van de middellange- tot langetermijnprestaties,
waaronder de niet-financiële prestaties, van de vennootschappen waarin is
belegd; (s)
hoe de portefeuille werd samengesteld en, indien in
de voorgaande periode aanzienlijke wijzigingen in de portefeuille zijn
aangebracht, de redenen daarvoor; (t)
de omloopsnelheid van de portefeuille en de voor de
berekening daarvan gebruikte methode en, indien de beoogde omloopsnelheid werd
overschreden, de redenen daarvoor; (u)
de aan de omloopsnelheid van de portefeuille
verbonden kosten; (v)
het beleid inzake effectenleningen en de uitvoering
daarvan; (w)
of en welke feitelijke of potentiële
belangenconflicten in verband met betrokkenheidsactiviteiten zijn ontstaan en
hoe daarmee is omgegaan; (x)
of en hoe de vermogensbeheerder voor
betrokkenheidsactiviteiten gebruik maakt van volmachtadviseurs. 24. De ingevolge lid 2
bekendgemaakte informatie wordt gratis verstrekt en wordt indien de
vermogensbeheerder de portefeuille niet op basis van een discretionair mandaat
beheert, op verzoek ook aan andere beleggers verstrekt. Artikel 3 decies
Transparantie van volmachtadviseurs 25. De lidstaten zorgen ervoor dat volmachtadviseurs adequate
maatregelen vaststellen en uitvoeren om te waarborgen dat hun stemadviezen
juist en betrouwbaar zijn en op een gedegen analyse van alle beschikbare
informatie zijn gebaseerd. 26. Volmachtadviseurs maken
jaarlijks de volgende informatie over de totstandkoming van hun stemadviezen
openbaar: (y)
de hoofdkenmerken van de gebruikte methoden en
modellen; (z)
de belangrijkste informatiebronnen; (aa)
of en hoe met nationale marktomstandigheden en wet-
en regelgeving rekening wordt gehouden; (bb)
of een dialoog wordt gevoerd met de vennootschappen
waarop de stemadviezen betrekking hebben, en zo ja, de omvang en aard van die
dialoog; (cc)
het totale aantal medewerkers dat bij de
totstandkoming van de stemadviezen is betrokken; (dd)
het totale aantal stemadviezen dat het afgelopen
jaar is gegeven. Deze informatie wordt op de website van de
volmachtadviseurs gepubliceerd en blijft ten minste drie jaar beschikbaar, te
rekenen vanaf de dag van publicatie. 27. De lidstaten zorgen ervoor dat
volmachtadviseurs feitelijke of potentiële belangenconflicten of zakelijke
relaties die de totstandkoming van de stemadviezen kunnen beïnvloeden, onverwijld
vaststellen en aan hun cliënten en de betrokken vennootschap bekendmaken, onder
vermelding van de maatregelen die zijn genomen om de vastgestelde feitelijke of
potentiële belangenconflicten weg te nemen of te beperken.” (4)
De volgende artikelen 9 bis, 9 ter en 9 quater
worden ingevoegd: “Artikel 9 bis
Recht om te stemmen over het beloningsbeleid 1. De lidstaten zorgen ervoor dat aandeelhouders het recht
hebben om over het beloningsbeleid met betrekking tot bestuurders te stemmen.
De beloning van bestuurders is steeds in overeenstemming met het door de
aandeelhouders goedgekeurde beloningsbeleid. Het beleid wordt ten minste om de
drie jaar ter goedkeuring aan de aandeelhouders voorgelegd. Bij het werven van
nieuwe leden van de raad van bestuur kunnen vennootschappen besluiten om een
individuele bestuurder niet overeenkomstig het goedgekeurde beleid te belonen
als het beloningspakket van deze bestuurder vooraf door de aandeelhouders is
goedgekeurd op basis van informatie over de in lid 3 genoemde punten. De
beloning kan voorlopig worden toegekend in afwachting van goedkeuring door de
aandeelhouders. 2. De lidstaten zorgen ervoor
dat het beleid duidelijk en begrijpelijk is en in overeenstemming met de
ondernemingsstrategie, doelstellingen, waarden en langetermijnbelangen van de
vennootschap, en dat het maatregelen ter preventie van belangenconflicten
bevat. 3. In het beleid wordt
toegelicht hoe hiermee wordt bijgedragen aan de langetermijnbelangen en de
duurzaamheid van de vennootschap. Het voorziet in duidelijke criteria voor de
toekenning van vaste en variabele beloningen, met inbegrip van bonussen in
ongeacht welke vorm. Het beleid bevat de maximumbedragen voor de totale
beloning die kan worden toegekend en het overeenstemmende relatieve aandeel van
de verschillende componenten van vaste en variabele beloning. Het verklaart hoe
rekening is gehouden met de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers van
de onderneming bij de vaststelling van het beleid of de beloning van de
bestuurders, door toelichting van de ratio tussen de gemiddelde beloning van
bestuurders en de gemiddelde beloning van andere voltijdwerknemers dan
bestuurders, en de reden waarom deze ratio passend wordt geacht. In
uitzonderlijke omstandigheden kan het beleid geen ratio bevatten. In dat geval
wordt toegelicht waarom er geen ratio voorhanden is en welke maatregelen met
hetzelfde effect zijn genomen. Voor de variabele beloning bevat het beleid de te
gebruiken financiële en niet-financiële prestatiecriteria en een toelichting
over de wijze waarop deze criteria bijdragen aan de langetermijnbelangen en de
duurzaamheid van de vennootschap, alsmede de te gebruiken methoden om te
bepalen in hoeverre de prestatiecriteria zijn vervuld; het beschrijft de
uitstelperioden, de wachtperioden voor op aandelen gebaseerde beloning en het
aanhouden van onvoorwaardelijk geworden aandelen en bevat informatie over de
mogelijkheid voor de vennootschap om een variabele beloning terug te vorderen. Het beleid omschrijft de voornaamste voorwaarden
van de contracten met bestuurders, waaronder de looptijd en toepasselijke
opzegtermijnen alsmede de betalingen met betrekking tot de beëindiging van
contracten. Het beleid omschrijft het besluitvormingsproces
dat tot de vaststelling ervan leidt. In geval van herziening van het beleid,
wordt toegelicht welke belangrijke veranderingen zich hebben voorgedaan en hoe
rekening is gehouden met de standpunten van aandeelhouders over het
beloningsbeleid en het beloningsverslag in de voorgaande jaren. 28. De lidstaten zorgen ervoor dat
het beleid na goedkeuring door de aandeelhouders onverwijld op de website van
de vennootschap openbaar wordt gemaakt en daar ten minste beschikbaar blijft
zolang het van toepassing is. Artikel 9 ter
Informatie die in het beloningsverslag moet worden opgenomen en het recht om
te stemmen over het beloningsverslag 29. De lidstaten zorgen ervoor dat
de vennootschap een duidelijk en begrijpelijk beloningsverslag opstelt met een
uitgebreid overzicht van de beloningen, met inbegrip van bonussen in ongeacht
welke vorm, die het afgelopen boekjaar aan individuele bestuurders en aan nieuw
aangeworven of vroegere bestuurders zijn toegekend. Het bevat, voor zover van
toepassing, de volgende elementen: (a)
het totale bedrag aan toegekende of uitgekeerde
beloningen, uitgesplitst naar onderdeel, het relatieve aandeel van vaste en
variabele beloningen, een toelichting van de relatie tussen het totale bedrag
aan beloningen en de langetermijnprestaties alsmede informatie over de wijze
van toepassing van de prestatiecriteria; (b)
de relatieve verandering in de beloning van
bestuurders over de laatste drie boekjaren, de relatie met de ontwikkeling van
de waarde van de vennootschap en met de verandering in de gemiddelde beloning
van andere voltijdwerknemers dan de bestuurders; (c)
de beloning van bestuurders van de vennootschap van
andere ondernemingen die deel uitmaken van hetzelfde concern; (d)
het aantal toegekende en aangeboden aandelen en
aandelenopties en de belangrijkste voorwaarden voor de uitoefening van de
rechten, met inbegrip van de prijs en datum van uitoefening en eventuele
verandering daarvan; (e)
informatie over het gebruik van de mogelijkheid om
een variabele beloning terug te vorderen; (f)
informatie over de wijze waarop de beloning van
bestuurders is vastgesteld, waaronder informatie over de functie van de
beloningscommissie. 30. De lidstaten zorgen ervoor dat
bij de verwerking van de persoonsgegevens van bestuurders het recht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt beschermd overeenkomstig
Richtlijn 95/46/EG. 31. De lidstaten zorgen ervoor dat
aandeelhouders het recht hebben om op de jaarlijkse algemene vergadering over
het beloningsverslag voor het afgelopen boekjaar te stemmen. Wanneer de
aandeelhouders tegen het beloningsverslag stemmen, legt de vennootschap in het
volgende beloningsverslag uit of en hoe rekening is gehouden met de stemming
van de aandeelhouders. 32. De Commissie is bevoegd om
uitvoeringshandelingen vast te stellen ter nadere bepaling van de
gestandaardiseerde presentatie van de in lid 1 van dit artikel genoemde
informatie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 14 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 9 quater
Het recht om te stemmen over transacties met verbonden partijen 33. De lidstaten zorgen ervoor dat
vennootschappen transacties met verbonden partijen die meer dan 1 % van
hun activa vertegenwoordigen, openbaar maken op het moment dat zij deze
aangaan, en laten de mededeling vergezeld gaan van een verslag van een
onafhankelijke derde waarin wordt beoordeeld of de transactie volgens
marktvoorwaarden verloopt en wordt bevestigd dat zij uit het oogpunt van de
aandeelhouders, waaronder minderheidsaandeelhouders, eerlijk en redelijk is. De
mededeling bevat informatie over de aard van de relatie met de verbonden partij,
de naam van de verbonden partij, het bedrag van de transactie en alle andere
informatie die nodig is om de transactie te beoordelen. De lidstaten kunnen bepalen dat vennootschappen
hun aandeelhouders kunnen verzoeken vrijstelling te verlenen van de in de
eerste alinea bedoelde verplichting tot indiening, bij de mededeling van de
transactie met de verbonden partij, van een verslag van een onafhankelijke
derde in het geval van duidelijk omschreven soorten herhaaldelijk terugkerende
transacties met een aangewezen verbonden partij over een periode van niet meer
dan 12 maanden na verlening van de vrijstelling. Indien bij de transactie met
de verbonden partij een aandeelhouder betrokken is, wordt deze van de stemming
over de voorafgaande vrijstelling uitgesloten. 34. De lidstaten zorgen ervoor dat
transacties met verbonden partijen die meer dan 5 % van de activa van de
vennootschap vertegenwoordigen, of transacties die aanzienlijke gevolgen voor
de winst of de omzet kunnen hebben, op een algemene vergadering ter goedkeuring
aan de aandeelhouders worden voorgelegd. Indien bij de transactie met een
verbonden partij een aandeelhouder is betrokken, wordt deze van de stemming
uitgesloten. De transactie wordt pas aangegaan nadat de aandeelhouders hun
goedkeuring hebben gegeven. De vennootschap kan de transactie echter aangaan
onder voorwaarde van goedkeuring door de aandeelhouders. De lidstaten kunnen bepalen dat vennootschappen
hun aandeelhouders kunnen verzoeken om voorafgaande goedkeuring van de in lid 1
bedoelde transacties in geval van duidelijk omschreven soorten herhaaldelijk
terugkerende transacties met een aangewezen verbonden partij over een periode
van niet meer dan 12 maanden na de voorafgaande goedkeuring van de
transacties. Indien bij de transactie met de verbonden partij een aandeelhouder
betrokken is, wordt deze van de stemming over de voorafgaande vrijstelling
uitgesloten 35. Transacties die in een periode
van 12 maanden met dezelfde verbonden partij zijn aangegaan en niet door de
aandeelhouders zijn goedgekeurd, worden voor de toepassing van lid 2
samengevoegd. Indien deze samengevoegde transacties een waarde van meer dan
5 % van de activa van de vennootschap vertegenwoordigen, worden de
transactie waarmee deze drempel wordt overschreden, en alle daaropvolgende
transacties met dezelfde verbonden partij ter goedkeuring aan de aandeelhouders
voorgelegd en kunnen deze transacties pas onvoorwaardelijk worden aangegaan na
goedkeuring door de aandeelhouders. 36. De lidstaten kunnen
transacties tussen de vennootschap en een of meer leden van het concern
vrijstellen van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorschriften indien deze
leden van het concern volledige eigendom van de vennootschap zijn.” (5)
Na artikel 14 wordt het volgende
hoofdstuk II bis ingevoegd: “Hoofdstuk II bis
Uitvoeringshandelingen en sancties Artikel 14 bis
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door
het Europees Comité voor het effectenbedrijf, dat is ingesteld bij
Besluit 2001/528/EG van de Commissie[28].
Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van
toepassing. Artikel 14 ter
Sancties De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die
van toepassing zijn op inbreuken op de ingevolge deze richtlijn vastgestelde
nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat
deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en
ontmoedigend te zijn. De lidstaten stellen de Commissie
uiterlijk op [datum
van omzetting] van deze bepalingen
in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen in die bepalingen
mee.” Artikel 2
Wijzigingen in
Richtlijn 2013/34/EU Artikel 20 van Richtlijn 2013/34/EU wordt als volgt
gewijzigd: (a)
In lid 1 wordt het volgende punt h)
toegevoegd: “h) het in artikel 9 ter van Richtlijn 2007/36/EG bedoelde
beloningsverslag.” (b)
Lid 3 wordt vervangen door het volgende: “3.
De wettelijke auditor of het auditkantoor geeft overeenkomstig artikel 34,
lid 1, tweede alinea, een oordeel over de krachtens lid 1,
punten c) en d), van het onderhavige artikel opgestelde informatie en
controleert of de in lid 1, punten a), b), e), f), g) en h), van het
onderhavige artikel bedoelde informatie is verstrekt.” (c)
Lid 4 wordt vervangen door het volgende: “4. De lidstaten kunnen in lid 1 bedoelde
ondernemingen die alleen effecten, andere dan aandelen, hebben uitgegeven die
zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van
artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG, vrijstelling
verlenen van de toepassing van lid 1, punten a), b), e), f), g) en
h), van het onderhavige artikel, tenzij die ondernemingen aandelen hebben
uitgegeven die worden verhandeld in een multilaterale handelsfaciliteit in de
zin van artikel 4, lid 1, punt 15), van
Richtlijn 2004/39/EG." Artikel 3
Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op
[18 maanden na inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de
Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2. De lidstaten delen de
Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij
op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 4
Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 5
Adressaten Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
voorzitter De voorzitter [1] Mededeling van de Commissie: "EUROPA 2020: Een
strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei";
COM(2010) 2020 final. [2] COM(2010) 284 final. [3] COM(2011) 164 final. [4] COM(2012) 740 final. [5] Mededeling inzake langetermijnfinanciering COM(2014)… [6] Richtlijn 2013/36/EU
en Verordening (EU) nr. 575/2013. [7] Richtlijn 2009/65/EG. [8] Richtlijn 2011/61/EU. [9] Richtlijn 2004/39/EG. [10] Het forum is in 2004 opgericht om onderzoek te doen naar
goede praktijken in de lidstaten. Doel van dit onderzoek is om de convergentie
van nationale codes voor corporate governance te bevorderen en de Commissie te
kunnen adviseren. [11] De CLEG is een deskundigengroep van de Commissie die haar
adviseert over het opstellen van maatregelen in verband met vennootschapsrecht
en corporate governance. [12] COM(2013) 150 final. [13] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995,
blz. 31). [14] PB C ... van ..., blz. .... [15] Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten
van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PB L 184 van
14.7.2007, blz. 17). [16] COM/2012/0740 final. [17] Richtlijn 2013/36/EU
van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang
tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG
en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
(PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338). [18] Richtlijn 2013/34/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de
jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en
aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van
Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot
intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad
(PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19). [19] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995,
blz. 31). [20] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [21] PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14. [22] Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering
(PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1). [23] Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op
instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van
23.9.2003, blz. 10). [24] Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten,
tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van
Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende
intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van
30.4.2004, blz. 1). [25] Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve
beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en
2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU)
nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1). [26] Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor
collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009,
blz. 32). [27] Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees
Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van
internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van
11.9.2002, blz. 1). [28] Besluit van de Commissie van 6 juni 2001 tot
instelling van het Europees Comité voor het effectenbedrijf
(PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45). PB L 191 van 13.7.2001,
blz. 45