This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0272
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS European film in the digital era Bridging cultural diversity and competitiveness
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S De Europese film in het digitale tijdperk Een brug slaan tussen culturele diversiteit en concurrentievermogen
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S De Europese film in het digitale tijdperk Een brug slaan tussen culturele diversiteit en concurrentievermogen
/* COM/2014/0272 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S De Europese film in het digitale tijdperk Een brug slaan tussen culturele diversiteit en concurrentievermogen /* COM/2014/0272 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S De Europese film in het digitale tijdperk
Een brug slaan tussen culturele diversiteit en concurrentievermogen De audiovisuele
sector is van grote culturele, sociale en economische betekenis. Hij vormt
identiteiten, projecteert waarden en kan de Europese integratie aanjagen door
een bijdrage te leveren aan onze gezamenlijke Europese identiteit. De sector
draagt bij tot groei en werkgelegenheid in Europa en is een stuwende kracht
voor innovatie. De audiovisuele
sector staat er verder om bekend dat hij sterker gereguleerd is dan andere
creatieve sectoren en grotendeels afhankelijk is van overheidsfinanciering[1]. De Europese filmindustrie
is divers en creatief. Haar cinematografisch erfgoed wordt wereldwijd geprezen
en is een inspiratiebron geweest voor meerdere generaties van filmmakers en hun
producties[2].
Maar hoewel Europa goed is in het produceren van veel verschillende soorten
speelfilms, laat het potentiële publiek in Europa, en zeker wereldwijd, het bij
de meeste van deze films afweten. Voor het grootste deel brengen de films het
niet verder dan de nationale markt, maar zelfs daar worden sommige nooit de
bioscoop vertoond of kunnen er geen andere distributiekanalen voor worden
gevonden. Dit is een
gemiste kans om de diversiteit van de Europese culturen in de hele wereld uit
te dragen, om het concurrentievermogen te verbeteren en om het bestaande
handelstekort met derde landen, in het bijzonder met de Verenigde Staten, aan
te pakken. De digitale
revolutie biedt meer mogelijkheden en grotere flexibiliteit voor distributie en
is van fundamentele invloed op het kijkgedrag. Daarom is het van essentieel
belang om zich aan het digitale tijdperk aan te passen en het potentieel ervan
aan te wenden om het bestaande publiek te behouden en nieuw publiek te
bereiken, en om een brug te slaan tussen culturele diversiteit en
concurrentievermogen. Dit brengt uitdagingen mee: voor de bedrijfstak,
bestaande in het testen van nieuwe bedrijfsmodellen en strategieën om nieuw
publiek te bereiken, en voor het overheidsbeleid op regionaal, nationaal en
Europees niveau. Transnationale
beleidssamenwerking en een gestructureerde dialoog met de sector op Europees
niveau zijn derhalve van cruciaal belang. Deze mededeling
past in het strategische kader dat is gepresenteerd in de Commissiemededeling
inzake steun aan culturele en creatieve sectoren ten behoeve van groei en banen
in de EU[3]
en is in overeenstemming met de digitale agenda voor Europa[4]. In
de mededeling wordt een overzicht van de recente ontwikkelingen in de
filmsector gegeven en worden de actuele uitdagingen voor het overheidsbeleid
met gevolgen voor de filmsector gesignaleerd. Er wordt ook onderstreept welke
bestaande EU-instrumenten zouden kunnen bijdragen tot het proces van aanpassing
aan deze uitdagingen. De mededeling heeft tot doel op alle gebieden die
zij bestrijkt de complementariteit tussen het beleid van de lidstaten en het
beleid van de EU te verbeteren. In de mededeling wordt een lans gebroken voor
een gemeenschappelijke koers om de kansen die de digitale omwenteling biedt
beter te kunnen aangrijpen en in te spelen op de uitdagingen in verband met die
omwenteling, rekening houdend met de culturele en taalkundige verscheidenheid
en de afwisselende nationale audiovisuele landschappen. Daarbij wordt de nadruk
gelegd op de noodzaak van een gezamenlijke inspanning om de bestaande
financieringsinstrumenten voor het concurrentievermogen en de diversiteit van
de Europese filmsector in hun geheel efficiënter te maken. 1.
Stand van zaken in de Europese filmsector 1.1.
Filmproductie versus filmpubliek: een steeds
grotere kloof? Bij een
beschouwing van de Europese filmsector blijkt er een gebrek aan evenwicht te
zijn tussen enerzijds productie en anderzijds distributie en consumptie, dat
wil zeggen tussen het aantal films dat wordt geproduceerd en het aantal films
dat werkelijk zijn doelgroep bereikt. Er zijn beduidend meer Europese dan
Amerikaanse en Canadese producties[5],
maar Europese films worden op kleinere schaal gedistribueerd en hebben
moeilijkheden om op buitenlandse markten, ook binnen de EU, een groter publiek
te bereiken. Succes kan niet
uitsluitend worden afgemeten aan marktaandeel en gegenereerde
bioscoopinkomsten. Films kunnen op een specifiek publiek gericht zijn; dit kan
resulteren in lagere marktaandelen op nationaal/EU- en mondiaal niveau.
Niettemin kunnen ook deze films erin slagen hun doelgroep te bereiken en in
belangrijke mate tot de culturele verscheidenheid bij te dragen. Uit economisch
oogpunt moet het relatieve succes van een film ook qua winstgevendheid worden
nagegaan, dat wil zeggen de verhouding tussen de investeringen in ontwikkeling,
productie en distributie, en de gegenereerde inkomsten[6]. Een
groot aantal in de EU geproduceerde films wordt echter slechts in beperkte mate
of zelfs helemaal niet in de bioscoop vertoond, met name niet buiten de
nationale markt. Bovendien lijken zij ook niet via andere vormen van
distributie een groter publiek te bereiken. De situatie en
de betrokken bedragen kunnen uiteenlopen naargelang de verschillende vormen van
distributie (bioscoop, televisie, dvd, VoD[7]
enz.), en ook tussen de lidstaten kan er sprake zijn van aanzienlijke
verschillen. Wat betreft de
exploitatie van films in bioscopen zijn de belangrijkste trends: ·
In de EU gaat het bij gemiddeld 62,52 % van de
nieuwe films om Europese films, die goed zijn voor 32,9 % van de verkochte
bioscoopkaartjes[8].
De inkomsten uit bioscoopbezoek en de bezoekersaantallen bij Europese films
blijven ver achter bij die van Amerikaanse producties. In 2012 was 19,84 %
van de in de EU nieuw uitgebrachte films van Amerikaanse makelij, goed voor
65,11 % van de verkochte bioscoopkaartjes[9].
De bezoekersaantallen voor niet-nationale EU-films op de EU-markt zijn met
gemiddeld ongeveer 12 % stabiel[10]. ·
Slechts een gering aantal Europese films wordt
uitgebracht in bioscopen buiten Europa (8 % in 2010), waar zij een
niet-verwaarloosbaar, maar al met al klein publiek bereiken qua marktaandeel
voor bioscoopinkomsten[11].
In feite werd in 2010 voor Europese producties meer dan 19 % van alle
bioscoopkaartjes verkocht (en 16 % van de bioscoopinkomsten behaald)
buiten Europa[12].
De – hierboven
geschetste – situatie van Europese films in bioscopen weerspiegelt zich in
andere kijkersplatforms. Televisie is nog
steeds het meest gebruikte platform voor het bekijken van films. In 2011 was
41 % van de bijna 122 000 in Europa op televisie vertoonde speelfilms
van Europese makelij (bij 7,7 % ging het om nationale producties, bij
14,5 % om in andere Europese landen geproduceerde films en bij 18,7 %
geheel of gedeeltelijk om Europese coproducties)[13]. Terwijl het
aandeel van dvd's kleiner wordt, is VoD een betrekkelijk nieuwe vorm van
distributie die naar verwachting de komende jaren aanzienlijk zal groeien[14]. In
2012 gaf de VoD-markt in Duitsland een groei van 59 % en in Frankrijk van
14,7 % te zien[15].
Veel VoD-dienstverleners bieden hun diensten uitsluitend aan en gebruiken hun
merk uitsluitend op één territoriale markt, terwijl er slechts weinig
dienstverleners zijn die hun werkzaamheden onder hetzelfde merk wereldwijd
aanbieden. Terwijl VoD in theorie een onbeperkte distributiecapaciteit biedt
(in tegenstelling tot andere afzetmogelijkheden), zijn er weinig gegevens
voorhanden over de beschikbaarheid en het marktaandeel van Europese films op
VoD-platforms. Eerste studies wijzen erop dat de meeste door VoD-platforms
gegenereerde inkomsten afkomstig kunnen zijn van niet-Europese films, net zoals
het geval is voor de dvd-markt[16].
Wat de aanwezigheid van Europese films betreft, blijkt uit de beschikbare
gegevens dat een wereldspeler (die in 26 landen van de EU actief is) in de
grootste nationale winkels meer EU-kassuccessen en winnaars van Europese
filmprijzen aanbiedt dan nationale aanbieders van VoD[17]. In
het licht hiervan is er in alle distributiekanalen – zowel binnen als buiten
Europa – ruimte om meer Europese films te distribueren. 1.2.
Potentieel publiek en veranderende
gedragspatronen Volgens een
onlangs gehouden enquête onder Europeanen in de leeftijd van 4 tot en met
50 jaar[18]
kijkt 97 % van de Europeanen naar films van ongeacht welke oorsprong en
kijkt 54 % zelfs elke dag[19].
Ongeveer 27 % van de kijkers zijn "verstokte" filmfans die naar
eigen zeggen meer dan 11 films per maand zien[20].
Terwijl het bioscoopbezoek in de afgelopen jaren stabiel is gebleven[21],
blijkt uit de enquête dat dit bezoek minder dan één keer per maand bedraagt en
dat 39 % nooit naar de bioscoop gaat[22].
Behalve in de bioscoop bekijken Europeanen films op de vrij te ontvangen
televisie (79 % van de bevolking), op dvd's (67 %) en via
on-demanddiensten (56 %)[23].
Thuiskijken of mobiel kijken vertegenwoordigt derhalve een belangrijke markt,
vooral omdat kijkers steeds vaker verwachten altijd, overal en op elk toestel
inhoud te kunnen bekijken. In de studie wordt evenwel bevestigd dat ook
illegale inhoud wordt gebruikt en dat een deel van het publiek, naast het
kijken, steeds meer wenst te interageren met de inhoud en mee te werken aan de
totstandkoming of programmering ervan, bv. via apps of sociale media. Wat de aan de
media bestede tijd betreft, is tv nog steeds het meest gebruikte medium voor
het bekijken van audiovisuele inhoud, met zo'n 4 uur per dag in de gehele
EU[24]. Deze
cijfers zijn over het geheel genomen in de EU stabiel en lopen soms terug voor
jongere generaties wat betreft het bekijken van lineaire inhoud[25].
Anderzijds is het aandeel van het online video kijken per kijker op de
voornaamste EU-markten weliswaar gemiddeld nog altijd relatief gering, maar is
het in de periode 2008-2011 met tussen de 155 % en 200 % gestegen[26]. 1.3.
Structurele gebreken van de Europese
filmsector bij het bereiken van potentieel publiek in de Europese Unie en
wereldwijd De situatie van
de audiovisuele sector varieert aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Niet
alleen lopen de omvang van de sector, het productievolume en de taalkundige
omgeving uiteen, maar ook de wijze van financiering van films, het bedrag en de
structuur van de overheidsfinanciering voor de filmindustrie, de deelneming van
omroeporganisaties of andere belanghebbenden aan het financieringsstelsel en de
strategieën in het kader van het nationale en regionale filmbeleid. Aangezien elke
film een uniek prototype is, ligt bij elke poging om een model voor
succesfactoren op te zetten het gevaar voor een te eenvoudige voorstelling van
zaken op de loer. Het is echter duidelijk dat bepaalde structurele gebreken een
aanzienlijke impact hebben op het vermogen van Europese films om zowel in eigen
land als in het buitenland hun potentiële publiek te bereiken. ·
Versnippering van productie en financiering De Europese
filmsector bestaat grotendeels uit kleine en micro-ondernemingen die steunen op
beperkte immateriële activa. Het wordt voor hen steeds moeilijker om kapitaal
van betekenis aan te trekken en zij zijn voor een groot deel afhankelijk van
overheidsfinanciering. Het gemiddelde
productiebudget varieert aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. In het Verenigd
Koninkrijk bedraagt het 10,9 miljoen EUR, in Duitsland en Frankrijk
ongeveer 5 miljoen EUR en in Zweden 2,6 miljoen EUR.
Daarentegen worden films in Hongarije of Estland geproduceerd met een gemiddeld
budget van 300 000 EUR[27].
Volgens de Motion Picture Association of America ligt het gemiddelde budget
voor Amerikaanse filmproducties op 15 miljoen USD[28]. Wat
de Amerikaanse filmproducties van de grote filmstudio's betreft, laten de meest
recente cijfers zien dat het gemiddelde budget in 2006
106,6 miljoen USD beliep. Gezien de hoge
kosten die gemoeid zijn met de productie van films, blijven hoge inkomsten uit
met name de verkoop van bioscoopkaartjes noodzakelijk om rendabel te worden.
Ondanks het grote marktaandeel van Amerikaanse producties, kenden verscheidene
recente Amerikaanse kaskrakers problemen om de hoge investeringen terug te
verdienen. Terwijl sommige Europese films – met hun lagere budget – zelfs met
een betrekkelijk gering aantal bioscoopbezoekers kostendekkend zouden kunnen
zijn, blijkt uit de beperkte beschikbare gegevens dat verreweg de meeste Europese
films niet winstgevend zijn en de investeringen niet worden terugverdiend[29]. Dit
maakt het voor Europese ondernemingen moeilijk om vastere grond onder de voeten
te krijgen, de aanpak van één project tegelijk vaarwel te zeggen en te groeien. Het complexe systeem
voor financiering van filmproducties komt op losse schroeven te staan door de
veranderingen in distributie en consumptie, waartoe digitale technologieën de
aanzet hebben gegeven. De vele nieuwe kanalen en de versnippering van het
publiek kunnen gevolgen hebben voor de tv-inkomsten; hoewel de online-inkomsten
een dynamische groei doormaken, compenseren zij nog niet het verlies van
inkomsten uit dvd's[30].
Het blijkt ook dat zowel bij het tv-publiek als bij het VoD-publiek
televisieseries, met inbegrip van Europese producties, bijzonder goed scoren en
hoge kijkcijfers halen[31].
De distributie van films via de bioscoop kampt met de kosten van digitalisering
van de bioscopen en veranderingen van het kijkgedrag. De rol van nieuwe spelers
(bv. VoD-platforms, telecommunicatie-exploitanten) bij de distributie wordt
steeds groter, zonder dat zij in belangrijke mate betrokken zijn bij de
productie of de financiering van films. ·
Beperkt aantal mogelijkheden en stimulansen
om projecten te internationaliseren en vizier op verschillende markten te
richten Er zijn maar een
paar Europese filmproducenten op meer dan één markt actief. Meer in het
algemeen trekt de filmsector geen passende financiële middelen aan voor
projecten met een internationale dimensie of bedoeld voor een internationaal
publiek, noch uit de subsidiepot van de overheid noch van investeerders in de
traditionele waardeketen of nieuwe investeerders. Een aanzienlijk deel van de
financiële middelen is veelal afkomstig uit nationale of regionale overheidssubsidies
en dient ter ondersteuning van de productie van projecten met een nationale of
regionale dimensie. Bij slechts een zeer klein deel van de
overheidsfinanciering gaat het om supranationale middelen (zo was in 2009
1 919 miljoen EUR afkomstig uit nationale en subnationale
fondsen in Europa, vergeleken met 144 miljoen EUR uit supranationale
fondsen)[32].
Derhalve richten projecten zich doorgaans op het binnenlandse publiek. Dit
blijkt nog te worden versterkt door onvoldoende aandacht voor de
ontwikkelingsfase, wanneer het potentiële publiek van een productie op
doeltreffende wijze kan worden vastgesteld en geoptimaliseerd. Hoewel bovendien
coproducties een grotere omloop dan zuiver nationale producties hebben[33],
lijken zij evenwel doorgaans met name te worden gebruikt om de financiering
veilig te stellen, met name in landen met een geringe productiecapaciteit. Het
potentieel van coproducties om een bepaalde film meer uitstraling te geven, kan
beter worden benut; bij te veel coproducties ontbreekt nog steeds een duidelijke
strategie voor de distributie ervan in de betrokken landen en daarbuiten. ·
Nadruk op productie en weinig aandacht voor
distributie en promotie De nadruk die in
het filmbeleid op steun voor de productie wordt gelegd, gaat niet gepaard met
soortgelijke inspanningen waar het de vertoning aan het publiek betreft. De
actuele regeling voor overheidssteun strekt hoofdzakelijk ter ondersteuning van
de filmproductie, zonder voldoende aandacht voor de distributie. In 2009 gaven
de Europese openbare organen voor de financiering van filmproducties gemiddeld
69 % van hun budget uit aan de totstandkoming van films, en slechts
8,4 % aan de distributie en 3,6 % aan de promotie daarvan. Op
supranationaal niveau opererende fondsen kennen doorgaans meer prioriteit toe
aan distributie (33,6 % tegen 35,7 % voor uitgaven voor
totstandkoming van films) dan nationale fondsen (7,4 % voor distributie
tegen 70,4 % voor totstandkoming) en subnationale fondsen (3,5 % voor
distributie tegen 75,5 % voor totstandkoming). Zoals reeds hierboven
vermeld, is echter slechts een zeer klein deel van de overheidsfinanciering
afkomstig uit supranationale fondsen. In de VS worden aanzienlijke bedragen
uitgetrokken voor de marketing van films[34],
wat in het algemeen in Europa niet het geval is Door de nadruk
op vertoning in de bioscoop en uitzending op televisie, van fundamenteel belang
om de investeringen terug te verdienen, is er relatief weinig aandacht voor het
distributiepotentieel via alle mogelijke platforms. Het actuele systeem van mediavensters[35] komt
in toenemende mate onder druk te staan door veranderingen van het kijkgedrag[36].
Starre regels op dit gebied en de neiging van gevestigde marktspelers om de
status quo te behouden, kunnen eraan in de weg staan dat nieuwe, innovatieve
releasestrategieën en bedrijfsmodellen worden ontwikkeld en gebruikt. Hierdoor
kan het ook zo zijn dat kleine nicheproducties – die moeite hebben om de weg
naar de bioscoop te vinden en daar slechts gedurende korte tijd, indien al
überhaupt, worden vertoond – wordt belet hun publiek via andere
distributieplatforms, bv. VoD, te bereiken[37].
VoD biedt grote
mogelijkheden, maar vereist aangepaste investeringen en de ontwikkeling van
nieuwe vaardigheden. Bij het beschikbaar stellen van films op VoD-platforms
krijgen exploitanten te maken met nieuwe technische en transactiekosten. Kosten
in verband met het coderen van digitale masters en het voorbereiden van
verschillende taalversies (nagesynchroniseerd of met ondertiteling) vormen voor
elke film een investering. De transactiekosten zijn in Europa bijzonder hoog,
gezien de versnippering van de rechten en de geringe ontwikkeling van
aggregatieactiviteiten[38]
in de filmsector. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van Europese catalogi
voor nieuwe actoren beperkt. Zodra de films beschikbaar zijn op VoD, zijn
daarvoor bovendien extra investeringen in redactionele activiteiten en
weldoordachte instrumenten voor promotie en vindbaarheid nodig. Alles bij
elkaar kunnen al deze kosten alleen worden terugverdiend bij een aanzienlijk aantal
kijkers en dus een mogelijk lange periode. Financieringsinstrumenten moeten de
doeltreffendheid van de uitgaven waarborgen door met deze kosten rekening te
houden. Wat het Europees
cinematografisch erfgoed betreft, loopt Europa enigszins achter op het gebied
van digitalisering, die een noodzakelijke voorwaarde is voor digitale toegang.
Slechts 1,5 % van het cinematografisch erfgoed is gedigitaliseerd[39]. Dit
wordt verklaard door het gebrek aan financiering en de hoge kosten, zowel
financieel als qua tijd, voor rechtenvereffening. De vereenvoudiging van de
rechtenvereffening zou het proces kunnen vergemakkelijken, ook door een
verlaging van de kosten. ·
Te weinig ondernemersvaardigheden en
sectoroverschrijdende partnerschappen In de
basisopleiding voor filmmakers worden de noodzakelijke commerciële en
ondernemersvaardigheden vaak niet bijgebracht. De betrekkingen tussen
filmscholen en bedrijfsleven zijn zwak, en in de opleiding bestaan nog steeds
niet voldoende mogelijkheden om een internationaal perspectief te verwerven en
internationale contacten aan te knopen. In de Europese
filmsector is geen sprake van aanzienlijke betrokkenheid van of samenwerking
met potentiële partners, zoals adverteerders en de ICT-sector, die een cruciale
bijdrage zouden kunnen leveren om voor zijn VoD-producties een zo groot
mogelijk publiek te bereiken. 2.
Actuele uitdagingen Er zou een
gezamenlijke inspanning op alle niveaus nodig zijn om deze structurele gebreken
te verhelpen. De volgende gebieden zouden moeten worden aangepakt om de rijke
verscheidenheid aan Europese films voor een breder publiek toegankelijk en
aantrekkelijk en om Europese films en filmmaatschappijen winstgevender te maken. 2.1.
Evaluatie van het financieringskader Voor een
succesvolle Europese filmindustrie moet het evenwicht tussen de uitgaven voor
productie, distributie en promotie van films worden hersteld, en moet op de
volgende drie gebieden vooruitgang worden geboekt: ·
Regelingen voor overheidsfinanciering Nationale
steunmechanismen voor de productie, ontwikkeling en distributie van films
hebben – direct of indirect – gevolgen voor de structuur en de praktijken van
de industrie en voor het soort films dat wordt geproduceerd en gedistribueerd.
Europese steun kan slechts een aanvulling op deze mechanismen op nationaal niveau
zijn, maar niet het fundament daarvoor leggen. In het licht van de
veranderingen als gevolg van de digitale omgeving en de veranderingen in het
verwachtingspatroon van de kijkers, moet opnieuw worden nagedacht over de
openbare steunregelingen, in overeenstemming met de regels inzake staatssteun[40]. In
het geheel genomen bestaat de uitdaging er niet in het niveau van
overheidssteun in deze sector te verhogen, maar veeleer de algehele toegevoegde
waarde ervan te optimaliseren en een zo groot mogelijke complementariteit
tussen instrumenten en beleidsmaatregelen op diverse niveaus te
bewerkstelligen. De volgende
kwesties verdienen in dit verband bijzondere aandacht: –
meer nadruk op de ontwikkelingsfase leggen om de
kwaliteit en de winstgevendheid van de gefinancierde projecten te verbeteren.
Erop toezien dat het project zodanig wordt ontwikkeld dat de doelgroep wordt
bereikt, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het project in
kwestie op nationaal niveau, maar ook op EU- en mondiaal niveau; –
een passend evenwicht tussen steun voor productie
en steun voor distributie en promotie vinden, en die vormen van steun
doeltreffender met elkaar verbinden. Bijvoorbeeld ervoor zorgen dat door de
overheid gefinancierde projecten vergezeld gaan van een goed doordachte
distributie- en marketingstrategie, of producenten en productiebedrijven ertoe
aansporen meer nadruk te leggen op producties voor een breder publiek; –
ervoor zorgen dat met overheidssteun gefinancierde
films op effectieve wijze worden geëxploiteerd en voor het publiek toegankelijk
worden gemaakt; –
zorgen voor meer transparantie met betrekking tot
de resultaten van met overheidssteun gefinancierde films. Er zou bijvoorbeeld
kunnen worden verlangd gegevens te verstrekken over de kijkcijfers voor deze films
voor de verschillende distributiekanalen. Hierdoor zouden voor elke film
waarvoor overheidssteun wordt ontvangen de kijkcijfers voor alle
distributieplatforms kunnen worden gepubliceerd; –
de algehele complementariteit en samenhang van de
overheidssteun versterken om de efficiëntie ervan in het algemeen te
verbeteren. Dit zou de regionale, nationale en supranationale
financieringsniveaus omvatten en leiden tot financiering van alle verschillende
activiteiten (ontwikkeling, productie, distributie, promotie en marketing); –
producenten en andere marktdeelnemers in staat
stellen om van benaderingen op projectbasis over te schakelen op strategieën
voor ondernemingsgroei; –
erop toezien dat films waarvoor financiering wordt
ontvangen contractueel worden gedeponeerd, en mechanismen ontwikkelen om het
gebruik ervan voor educatieve doeleinden na afloop van de commerciële
levenscyclus te vergemakkelijken, in overeenstemming met de
intellectuele-eigendomsrechten[41].
In het
kader van het nieuwe programma Creatief Europa zal het subprogramma Media
voortbouwen op de ervaring die is opgedaan met de programma's Media 2007 en
Media Mundus. Via dat programma zal steun worden verleend voor de ontwikkeling,
distributie en bioscoopvertoning, maar zal de sector tevens worden ondersteund
bij het verkennen van de mogelijkheden die de digitale omgeving biedt, met name
om het publiek te bereiken. Ook zal in het programma aandacht worden besteed
aan gebieden met een duidelijke toegevoegde waarde voor de EU en aan de
complementariteit met de instrumenten van de lidstaten. Het zal in het
bijzonder on-demanddiensten ondersteunen waarmee bijzondere inspanningen zijn
verbonden op het gebied van de beschikbaarheid en bekendheid van Europese
films, marktdeelnemers ondersteunen die zich bezighouden met de samenstelling
van redactioneel bewerkte pakketten van Europese films die gereed zijn voor
online-exploitatie alsmede steun bieden voor nieuwe vormen van synergiën in de
verschillende exploitatieplatforms. ·
De betrokkenheid van nieuwkomers in de waardeketen Met de opkomst
van nieuwe distributievormen, met name VoD, is een van de belangrijkste
vraagstukken met betrekking tot het veranderende medialandschap hoe het actuele
financieringsmodel zich zal ontwikkelen en welke rol nieuwe actoren zullen
spelen bij de financiering van nieuwe inhoud. Er is sprake van een trend bij
mondiale VoD-platforms zoals Netflix om te investeren in originele inhoud –
voornamelijk in series, maar in toenemende mate ook in andere genres zoals
documentaires en stand-upcomedy. Het valt nog te bezien of dergelijke actoren
in het algemeen een commercieel belang aan de dag zullen leggen om meer
betrokken te worden bij de productie van andere soorten audiovisuele inhoud,
met inbegrip van cinematografische werken. De dynamische groei van VoD-diensten
en de actuele bijdrage van de omroeporganisaties aan de productie van Europese
werken in bepaalde landen – met inbegrip van de wettelijke voorschriften
waarbij dergelijke verplichtingen worden opgelegd – hebben tot discussies in de
betrokken lidstaten geleid. In sommige gevallen roept dit vragen op over de
toepassing van nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot in andere
lidstaten of buiten de Europese Unie gevestigde actoren. ·
Toegang tot particuliere financiering via
financiële instrumenten van de EU Door de
bijzondere risico's en onzekerheden die verband houden met de productie van
films, is het voor ondernemingen in de sector vaak moeilijk om bankleningen te
krijgen[42].
Financieringsinstrumenten (met name garantiefondsen) hebben hun nut bewezen
waar het gaat om het verschaffen van toegang tot particuliere financiering. Ook
voor het bijeenbrengen van kapitaal voor infrastructuurprojecten (bv.
bioscopen, erfgoed en nieuwe technologische platforms) zou van een dergelijk
garantie-instrument kunnen worden geprofiteerd. Tegelijkertijd is het voor de
ontsluiting van de toegang tot leningen op dat gebied van essentieel belang dat
het algemene concurrentievermogen van de Europese filmindustrie wordt
versterkt. Met ingang van
2016 zal de garantiefaciliteit voor culturele en creatieve sectoren in het
kader van het programma Creatief Europa aan dit proces bijdragen. Het is de
bedoeling dat de toegang tot particuliere financiering in de vorm van leningen
wordt vergemakkelijkt. De filmsector zal ook kunnen terugvallen op meer
horizontale instrumenten voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven
(beleidsinstrumenten ten behoeve van het mkb in het kader van het
Cosme-programma[43]),
investeringen (Cohesiefonds, financieringsinstrumenten in het kader van het
Cosme-programma en het Horizon 2020-programma), schepping en levering van
inhoud met gebruikmaking van nieuwe technologieën, sociale media en
convergentie (LEIT in het kader van het Horizon 2020-programma)[44] en
bevordering van het innovatieve hergebruik van filmarchiefmateriaal[45]. 2.2.
Vormgeving van een innovatief
ondernemingsklimaat Het
regelgevingskader speelt een belangrijke rol bij de vormgeving van het
ondernemingsklimaat voor de filmsector. Het kader voor auteursrechten en de
regulering van media en inhoud komt in dit verband bijzonder belang toe. Het auteursrecht
is zowel de belangrijkste prikkel voor investeringen in films als de basis voor
de inkomsten van alle bijdragers aan de waardeketen, om te beginnen met de
auteurs. Films worden vaak gefinancierd via de verkoop van exclusieve rechten
voor een beperkt grondgebied, een zakelijke praktijk waardoor het verlenen van
licenties voor multiterritoriale onlinediensten binnen de digitale interne
markt moeilijker en duurder wordt. In dit verband voert de Commissie thans,
naast de inmiddels afgeronde "Licenties voor Europa"-dialoog met
belanghebbenden[46],
een herziening van het EU-kader voor auteursrechten uit, zoals zij heeft
aangekondigd in haar mededeling over inhoud in de digitale interne markt[47]. Dit
debat zal van groot belang zijn voor de filmsector. De snelle
ontwikkelingen in de sector vereisen voldoende flexibiliteit om de exploitanten
in staat te stellen te experimenteren en nieuwe benaderingen en
bedrijfsmodellen uit te testen. Met name met betrekking tot de mediavensters is
flexibiliteit nodig[48]
om alternatieve, aan verschillende soorten films aangepaste releasestrategieën
te kunnen testen, ontwikkelen en gebruiken, en om ervoor te zorgen dat de
verschillende platforms elkaar optimaal aanvullen teneinde het publiek te
bereiken. Het testen en ontwikkelen van exploitatietrajecten als respons op het
veranderde verwachtingspatroon van het publiek zal de kijkers helpen om snel
toegang tot films te hebben zodra zij hiervan kennis krijgen. Hierdoor zouden extra
kijkers kunnen worden aangesproken voor die Europese films die zich beter lenen
voor nieuwe distributiemethoden, bv. VoD, en zouden tevens de
marketinginspanningen een zo groot mogelijk effect kunnen sorteren; dit zou
voorts een doeltreffend instrument ter bestrijding van piraterij kunnen zijn,
doordat het legale aanbod wordt uitgebreid. Er zou kunnen worden overwogen
bioscoopfilms in verschillende landen gelijktijdig of op beter gecoördineerde
wijze uit te brengen of snellere toegang tot onlinediensten te bieden. Het vraagstuk
van de vaststelling van een specifiek tijdschema voor elk soort venster voor
het vertonen van cinematografisch werk moet in de eerste plaats door middel van
overeenkomsten tussen de belanghebbende partijen of de betrokken vakkringen
worden geregeld. In dit verband zouden de voorschriften inzake mediavensters
kunnen worden getoetst in het licht van de technologische en
marktontwikkelingen. Hierdoor zouden de houders van de rechten in staat worden
gesteld om nieuwe en innovatieve strategieën voor de promotie en distributie
van hun films te ontwikkelen en te gebruiken, met inbegrip van de mogelijkheid
om films (nagenoeg) gelijktijdig in de bioscoop en via VoD uit te brengen. Wat deze kwestie
betreft, zullen de resultaten van de lopende voorbereidende actie over de
circulatie van Europese films – die betrekking heeft op de combinatie van
verschillende mediavensters – in de lente van 2014 met de sector worden gedeeld[49]. De
ervaringen die zijn opgedaan met en de gegevens over de gefinancierde projecten
kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van innovatievere releasestrategieën en
bedrijfsmodellen. De richtlijn
audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn)[50],
die op EU-niveau sturing geeft aan de coördinatie van nationale wetgeving
inzake alle audiovisuele media, zowel traditionele tv-uitzendingen als
on-demanddiensten, legt een minimumreeks gemeenschappelijke regels vast. De
richtlijn staat vrij verkeer van audiovisuele mediadiensten binnen de EU toe en
beschermt tegelijkertijd belangrijke beleidsdoelstellingen. Het groenboek
"Voorbereiding op een volledig geconvergeerde audiovisuele wereld: Groei,
creatie en waarden"[51]
gaf het startschot voor een openbare raadpleging over een breed scala van
kwesties betreffende de lopende transformatie van het audiovisuele
medialandschap. De raadpleging is erop gericht feedback te verkrijgen over de
vraag of de huidige eisen van de AMVD-richtlijn de beste oplossing zijn om de
productie, distributie, beschikbaarheid en aantrekkingskracht voor de markt van
Europese werken in de digitale interne markt te bevorderen. 2.3.
Versterking van de creatieve omgeving Europa moet
talenten koesteren en professionele vaardigheden in de Europese filmindustrie
ontwikkelen. Dit is cruciaal voor de kwaliteit, de diversiteit en de originaliteit
van de Europese film, de belangrijkste troeven om publiek aan te trekken en het
concurrentievermogen te versterken. De samenwerking
tussen Europese filmscholen (met betrekking tot leerplannen of mobiliteit) en
creatieve partnerschappen tussen scholen en bedrijven moeten worden
aangemoedigd. De doelstelling moet zijn te bevorderen dat de opleidingen en
vaardigheden beter aansluiten op de behoeften van de sector (waaronder
vaardigheden op het gebied van ondernemerschap, ICT, reclame en marketing). Ook
moet ernaar worden gestreefd dat het creatieve deel van de sector zich sterker
richt op het internationale en wereldwijde publiek. Creatieve
samenwerking moet ook tussen de filmsector en andere sectoren worden
aangemoedigd, niet alleen met aanverwante sectoren (bv. tv-series, videospellen
en multimedia) of spelers in de digitale omgeving (bv.
telecommunicatie-exploitanten of fabrikanten van consumentenelektronica), maar
ook met andere creatieve sectoren of de onderwijssector. Behalve het
programma Creatief Europa, en met name het sectoroverschrijdende onderdeel
daarvan, dat tot de verwezenlijking van deze doelstelling zal bijdragen, zal
ook het Erasmus+‑programma
ondersteuning bieden voor samenwerking en mobiliteit bij de basisopleiding
alsmede voor kennispartnerschappen en allianties voor vaardigheden tussen de
sector voor filmeducatie en het bedrijfsleven. 2.4.
Toegankelijkheid en het bereiken van nieuw
publiek Samen met de
creatieve input moet het publiek – ongeacht of het om het massapubliek dan wel
het nichepubliek gaat – in alle stadia, van ontwikkeling tot exploitatie,
centraal staan in het filmbeleid. Hiertoe moeten – zoals in andere culturele
sectoren – strategieën en instrumenten worden ontwikkeld die zowel meer
mogelijkheden van toegang tot Europese films, met name niet-nationale films,
bieden als zorgen voor een grotere vraag naar die films. Het is van cruciaal
belang om in alle stadia van productie en distributie contact met het publiek
te houden. Informatie over de voorkeuren van het publiek en het gedrag van
consumenten zou kunnen helpen om de factoren die kunnen bijdragen tot het
succes van een film, nauwkeuriger te bepalen en te sturen. De ontwikkelingsfase
zou van dergelijke informatie kunnen profiteren. Daarnaast moeten
de zichtbaarheid en vindbaarheid van Europese films worden verbeterd, en moet
contact met het publiek worden gehouden. De wijzen van aanpak moeten aan elk
project worden aangepast, maar het behoeft geen betoog dat door de uitwisseling
van ervaringen en de ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten (bv. apps
of webdiensten, evenementen en activiteiten op het gebied van branding) de
doeltreffendheid van de inspanningen om het Europese bioscooppubliek
nauwkeuriger in kaart te brengen en beter te bereiken, kan worden vergroot. Het bestaan van
audiovisuele mediadiensten die tegen een redelijke prijs op rechtmatige wijze
toegang bieden tot een groot en rijk aanbod van Europese films, hangt af van
een aantal factoren. Door de samenvoeging van rechten en door een meer
gecoördineerde aanpak bij de mastering en het beheer van de taalversies zouden
de technische en transactiekosten, die anders toegangsbelemmeringen voor
VoD-diensten kunnen vormen, aanzienlijk kunnen worden verlaagd. Zo zou
bijvoorbeeld voor elke film een unieke digitale referentiemastertape van
voldoende kwaliteit beschikbaar kunnen worden gesteld, waarvan vervolgens alle
specifieke, voor de verschillende VoD-diensten geschikte versies kunnen worden
afgeleid. Hiermee zou worden voorkomen dat er evenveel mastertapes moeten
worden gefinancierd als er landen of VoD-platforms zijn waar de film wordt
vertoond. Filmeducatie
vormt eveneens een grote investering voor het publiek van morgen. Europese
films bedienen zich in de regel van een complexe visuele en narratieve
grammatica, waarvan de rijkdom alleen met bepaalde analytische vaardigheden ten
volle kan worden gewaardeerd. Het publiek toont belangstelling voor
filmeducatie[52]
en de filmsector zou hierin moeten investeren. Activiteiten
waarmee nieuw publiek wordt bereikt, nemen eveneens een centrale plaats in
binnen het programma Creatief Europa. De
"Licenties voor Europa"-dialoog met belanghebbenden[53]
heeft ook belangrijke resultaten opgeleverd die van belang zijn voor de
filmsector en waaraan een vervolg moet worden gegeven[54].
In het bijzonder hebben vertegenwoordigers van de audiovisuele sector een
gezamenlijke verklaring uitgegeven waarin zij zich bereid verklaren te blijven
werken aan de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende overdraagbaarheid
van online-abonneediensten, en hebben, op het gebied van het cinematografisch
erfgoed, filmproducenten, filmauteurs en erfgoedinstellingen overeenstemming
bereikt over een reeks beginselen en procedures om de digitalisering van en de
toegang tot het Europese cinematografische erfgoed te vergemakkelijken en de
belangstelling van de Europese burgers voor dat erfgoed aan te wakkeren. Tevens
kwam de vraag aan de orde hoe de beschikbaarheid van meer of alle taalversies
van films in een bepaald land kan worden verbeterd. 3.
Conclusie De Europese
filmindustrie heeft behoefte aan een stimulerende omgeving om haar volledige
culturele en economische potentieel te kunnen verwezenlijken. Om deze omgeving
te creëren, moeten op alle niveaus de betrokken actoren worden gemobiliseerd:
in de sector zelf en in de lidstaten, van lokaal tot nationaal niveau. De
Europese Unie kan eveneens een bijdrage aan dit proces leveren, met volledige
inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Bovenstaande
uiteenzettingen maken duidelijk welke brede bijdrage de EU, naast de bestaande
netwerken van publieke middelen en regionale partnerschappen tussen
bijvoorbeeld de Noordse landen, kan leveren aan de gezamenlijke doelstelling om
de uitdagingen aan te gaan die de culturele diversiteit en de economische
ontwikkeling in de filmsector bieden. Het is echter duidelijk dat het de
overheden in de lidstaten en de exploitanten en belanghebbenden in de sector
zelf zijn waar de voornaamste verantwoordelijkheden liggen en die de
krachtigste instrumenten in handen hebben. In het licht van
de snelle ontwikkeling die de sector doormaakt, moet een Europees debat worden
gestimuleerd en een dialoog met alle belanghebbenden – publieke en private
sector – over het filmbeleid in Europa worden aangegaan. Daarbij moet de nadruk
worden gelegd op de gezamenlijke doelstellingen om de rijke verscheidenheid aan
Europese films voor het publiek toegankelijker en de filmsector concurrerender
en winstgevender te maken. Daartoe is de
Commissie voornemens om, voortbouwend op bestaande instrumenten, een Europees
Filmforum te lanceren, waarmee zij de uitwisseling van ervaringen en praktijken
alsmede de bestudering en uitwisseling van kennis over vraagstukken van
gemeenschappelijk belang wil bevorderen. Het belangrijkste aandachtspunt van
het forum moet het debat over het overheidsbeleid in de filmsector zijn. Er zal
naar worden gestreefd dat de belanghebbenden op Europees niveau – op
vrijwillige basis – bij dit proces worden betrokken, en er zal volledige
transparantie ten behoeve van de gehele sector vooropstaan. [1] Jaarlijks wordt 2,1 miljard EUR aan steun
verstrekt door de Europese filmfondsen (Europees Waarnemingscentrum voor de
audiovisuele sector, Public Funding for Film and Audiovisual Works in Europe -
2011). [2] Recente films zoals "Intouchables" hebben wegens
hun originaliteit wereldwijd grote aantallen bezoekers naar de bioscoop gelokt
en zijn als kaskraker ook winstgevend gebleken. [3] COM(2012) 537 final. [4] COM(2010) 245 definitief/2. [5] Het aantal in de Europese Unie geproduceerde speelfilms
is gestegen van 1 159 in 2008 tot 1 336 in 2011. In dezelfde periode
is het aantal Amerikaanse en Canadese producties toegenomen van 773 tot 818
films (EAO Focus 2013). [6] Geschat wordt dat "Intouchables" wereldwijd
309 189 989 EUR aan bioscoopinkomsten heeft opgeleverd bij een
productiebudget van ongeveer 7 miljoen EUR, terwijl volgens schattingen
die inkomsten voor "The Artist" wereldwijd
96 718 509 EUR bedroegen bij een productiebudget van ongeveer
11 miljoen EUR. [7] Video on demand. [8] Periode: 2008-2012. De gegevens gelden niet voor Malta.
Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector. [9] Periode: 2008-2012. Bron: Europees Waarnemingscentrum
voor de audiovisuele sector. [10] Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector, Jaarboek 2012, deel 2, blz. 234. [11] In 2012 bijvoorbeeld was er van EU-films op de Amerikaanse
markt nauwelijks sprake, met een marktaandeel van amper 8 %, terwijl
Amerikaanse films meer dan 90 % voor hun rekening namen. Bron: Europees
Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, databank Focus, 2013. [12] Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector – studie over "Uitvoer van Europese films voor bioscoopvertoning in
2010", die de volgende landen omvat: Argentinië, Australië, Brazilië,
Chili, Colombia, Mexico, Nieuw-Zeeland, Venezuela, Verenigde Staten en Canada,
Zuid-Korea. In dezelfde periode genereerden Amerikaanse producties 66 %
van hun bioscoopinkomsten in het buitenland. [13] Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector, Jaarboek 2012, blz. 150-155. [14] In tegenstelling tot dvd's valt VoD onder de richtlijn inzake
audiovisuele mediadiensten en de bepalingen daarvan ter bevordering van
Europese producties. [15] In 2011 namen de consumentenuitgaven voor audiovisuele
inhoud via digitale en onlineplatforms en ‑diensten met 20,1 % toe
tot een totaal van 1,2 miljard EUR, terwijl de Europese
consumentenuitgaven voor dvd's voor het zevende opeenvolgende jaar terugliepen
met 10 %, naar in totaal 9,4 miljard EUR. Voor de nabije
toekomst wordt voor de Europese videosector een aanhoudende groei van digitale
en onlineleveringsvormen verwacht. Zo zullen de totale inkomsten die worden
gegenereerd door de levering van VoD via beschermde netwerken (zogeheten
"walled garden"-diensten) hoger zijn dan de inkomsten van de
distributie via internet. In Europa zullen deze inkomsten naar verwachting
toenemen van 850 miljoen EUR in 2011 tot 1,5 miljard EUR in
2017. Voor de uitgaven voor dvd's/Blue Ray wordt een daling verwacht. Bronnen:
Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, jaarboek 2012;
databank Screen Digest 2013. [16] IPTS-studie: "Statistical, ecosystems and
competitiveness analysis of the media and content industries – the film
sector", Sophie de Vinck, Sven Lindmark, 2012, punt 3.4.3. [17] Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector. In Duitsland bood iTunes uit een selectie van 50 films, die was
samengesteld uit de 25 winnaars van Europese filmprijzen (1988-2012) en de
25 succesvolste Europese kaskrakers (1996-2012), 36 films aan, terwijl de
nationale VoD-diensten maximaal 29 films aanbieden. Voor Frankrijk waren die
cijfers 30-21 en voor Italië 2-8. [18] De enquête is gehouden onder 4 550 Europese
consumenten in de leeftijd tussen 4 en 50 jaar in 10 landen: "A
profile of current and future audiovisual consumers", eindverslag,
EAC/08/2012, blz. 10. [19] "A profile of current and future audiovisual
consumers", eindverslag, EAC/08/2012, blz. 55. [20] "A profile of current and future audiovisual
consumers", eindverslag, EAC/08/2012, blz. 77. [21] Zie het jaarboek 2012 van het Europees Waarnemingscentrum
voor de audiovisuele sector – deel 2, blz. 222
(966 miljoen EUR in 2011). Het bezoek is evenwel teruggelopen in
enkele lidstaten zoals Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Bulgarije, Slovenië
en Slowakije. [22] "A profile of current and future audiovisual
consumers", eindverslag, EAC/08/2012, blz. 60. [23] Dit laatste cijfer omvat ook "gratis" streaming
of downloading, in het merendeel van de gevallen waarschijnlijk via illegale
platforms. [24] Groenboek "Voorbereiding op een volledig
geconvergeerde audiovisuele wereld: groei, creatie en waarden", met
verwijzing naar het jaarboek van het Europees Waarnemingscentrum voor de
audiovisuele sector, deel II, blz. 171. [25] In het Verenigd Koninkrijk blijkt uit een recente analyse
dat de kijktijd voor lineaire televisie voor de generatie in de leeftijd van 16
tot en met 24 jaar is teruggelopen van 168 minuten per dag in 2010
tot 142 minuten per dag in 2013, en naar verwachting nog verder zal
teruglopen tot 119 minuten per dag in 2020; voor de generatie in de
leeftijd van 25 tot en met 34 jaar is de kijktijd gedaald van
200 minuten per dag in 2010 naar 183 minuten per dag in 2013, en zal
die naar verwachting nog verder dalen naar 148 minuten per dag in 2020.
Analyse Enders, Where have all the young viewers gone? (Waar zijn alle jonge
kijkers naar toe?), januari 2014. [26] In 2011 werd in het Verenigd Koninkrijk 20,5 minuten
per maand online gekeken. Voor Frankrijk en Duitsland was dit respectievelijk
15 en 22 minuten. [27] Zie het jaarboek 2012 van het Europees Waarnemingscentrum
voor de audiovisuele sector – deel 2, blz. 206. [28] Motion Pictures Association of America: http://www.mpaa.org/Resources/3037b7a4-58a2-4109-8012-58fca3abdf1b.pdf, blz. 21. [29] Zie de studie "Rentabilité des investissements dans
les films français", O. Bomsel en C. Chamaret, 2008. Deze studie toont aan dat voor slechts 15 van de 162 films die in
2005 in Frankrijk zijn geproduceerd, de productie- en distributiekosten zijn
terugverdiend. http://crg.polytechnique.fr/fichiers/crg/perso/fichiers/chamaret_728_RentabContango2.pdf. [30] Op consumentenniveau is de videomarkt in 2012 in de
17 belangrijkste Europese landen in totaal met 1,1 % gekrompen in
vergelijking met 2011, terwijl de verkoop van digitale video en "walled
garden"-VoD (op tv) met respectievelijk 71 % en 26 % is gestegen.
Bron: International Video Federation, jaarboek 2013, blz.17 en 18. [31] Uit statistische gegevens over de 100 meest bekeken
programma's in 6 lidstaten (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk,
Italië, Spanje en Portugal) blijkt dat tv-series in december 2012 het
populairste genre waren, met in totaal 62 % van alle kijkers. Bron:
lesaudiencestv.com; http://www.lesaudiencestv.com/categorie-12499478.html.
Europese producties van tv-series winnen in de nationale en internationale
programmering terrein; zo wordt bijvoorbeeld de serie "Real Humans"
(Zweden/Denemarken/Finland) binnenkort bewerkt voor het Verenigd Koninkrijk,
en is de serie al naar 53 landen uitgevoerd. Bron: Médiamétrie, Scripted
Series Report 02, oktober 2013. [32] Bron: Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector: Public Funding for Film and Audiovisual Works in Europe, 2011. [33] Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele
sector: "The circulation of European co-productions and entirely national
films in Europe 2001 to 2007"
http://www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/culture/film/paperEAO_en.pdf [34] In de VS bedroeg het gemiddelde budget in 2006
106,6 miljoen USD, waarvan 70,8 miljoen USD productiekosten
en 35,9 miljoen USD marketingkosten. Bronnen: Motion Picture
Association of America, Theatrical Market Statistics 2007. [35] Systeem waarbij films achtereenvolgens op verschillende
exploitatieplatforms worden uitgebracht. Dergelijke vensters of schema's
variëren van lidstaat tot lidstaat, maar de standaardvolgorde voor een
speelfilm is bijvoorbeeld: bioscoopvertoning, video/dvd/Blue Ray, VoD,
betaaltelevisie en ten slotte vrij te ontvangen televisie. [36] Zie punt 1.2. hierboven. [37] Er dient te worden opgemerkt dat veel Europese films die
op de binnenlandse markt met succes worden vertoond, in sommige andere landen
ook vaak nichefilms worden. [38] Diensten van tussenpersonen die zijn gericht op
onderhandelingen met de houders van de rechten op verschillende films teneinde
een catalogus samen te stellen die aantrekkelijk is voor VoD-platforms; deze
activiteit kan worden aangevuld met een actieve redactionele component
(beheerdersactiviteiten). [39] Volgens een schatting van de European Association of Film
Archives (ACE). [40] Hierbij dient
met name te worden opgemerkt dat in de op 15 november door de Commissie
goedgekeurde mededeling betreffende staatssteun voor films en andere
audiovisuele werken de staatssteuncriteria die worden gebruikt voor de
beoordeling van de steunregelingen van de lidstaten zijn bijgewerkt; die
mededeling gaat over staatssteun voor een ruimer aantal activiteiten,
beklemtoont het subsidiariteitsbeginsel op het gebied van cultuurbeleid en de
inachtneming van de beginselen van de interne markt, voert een hogere maximale
steunintensiteit in voor grensoverschrijdende producties en biedt
ook ruimte voor de bescherming van en de toegang tot cinematografisch erfgoed. [41] Zoals bijvoorbeeld in Denemarken, Spanje, Zweden en
Letland het geval is. Zie het "Third Implementation
Report on the Film Heritage Recommendation",https://ec.europa.eu/digital-agenda/sites/digital-agenda/files/swd_2012_431_en.pdf [42] Zie "Study on the Role of Banks in the European
Film Industry", Peacefulfish, mei 2009,
http://ec.europa.eu/culture/media/media-content/documents/about/filmbanking.pdf [43] Cosme is het EU-programma
voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen
(kmo's) voor de periode 2014-2020. [44] Horizon 2020 is het onderzoeksprogramma van de Europese
Unie voor de periode 2014-2020. LEIT maakt deel uit van het Horizon
2020-programma: leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële
technologieën (Leadership in Enabling and Industrial Technologies). [45] Maatschappelijke uitdaging 6 in het kader van Horizon
2020. [46] http://ec.europa.eu/licences-for-europe-dialogue/en/content/about-site. [47] COM(12) 789 van 18 december 2012. [48] Vooral met betrekking tot de releasecyclus van films:
bioscoop, betaaltelevisie, koopfilm, huurfilm, vrij te ontvangen televisie en
video on demand. [49] C(2012) 1890 van 27 maart 2012. [50] Richtlijn 2010/13/EU, PB L 95 van 15.4.2010,
blz. 1. [51] COM(2013) 231 final. [52] "A profile of current and future audiovisual
consumers", eindverslag, EAC/08/2012, blz. 72 e.v. [53] http://ec.europa.eu/licences-for-europe-dialogue/en/content/about-site [54] Zie het document "Ten pledges to bring more
content online",
http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/licences-for-europe/131113_ten-pledges_en.pdf