This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0083
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Towards Social Investment for Growth and Cohesion – including implementing the European Social Fund 2014-2020
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020
/* COM/2013/083 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020 /* COM/2013/083 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar sociale investering voor groei en
cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020 Inleiding In de
Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei[1] worden doelstellingen
geformuleerd om ten minste twintig miljoen mensen een uitweg uit armoede en
sociale uitsluiting te bieden en de arbeidsparticipatie voor 20-64-jarigen tot
75 % op te trekken. De kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie, met
inbegrip van het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting
en de Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen, ondersteunen de
inspanningen om deze doelstellingen te verwezenlijken. Het Europese semester
voorziet in het kader om de economische en sociale hervormingen in de lidstaten
te sturen en te monitoren. De open coördinatiemethode inzake sociale
bescherming en sociale inclusie heeft geholpen om de structurele hervormingen
van de lidstaten op deze gebieden te sturen. De bevordering van de economische,
sociale en territoriale samenhang en de bestrijding van sociale uitsluiting en
discriminatie zijn fundamentele doelstellingen van de Europese Unie die in het
Verdrag[2]
zijn verankerd. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt
dat de EU-instellingen en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van
EU-wetgeving de persoonlijke, burgerlijke, politieke, economische en sociale
rechten moeten respecteren. José Manuel Barroso,
voorzitter van de Europese Commissie, verklaarde in zijn State of the
Union-toespraak 2012 het volgende: "Het zijn precies de Europese landen
met de meest effectieve socialezekerheidsstelsels en met de meest ontwikkelde
sociale partnerschappen die tot de meest succesvolle en concurrerende
economieën ter wereld behoren." De
door de crisis gerezen problemen hebben echter tot gevolg dat het risico op
armoede, sociale uitsluiting en uitsluiting van de arbeidsmarkt in veel landen
steeds groter wordt[3].
De verschillen binnen en tussen de lidstaten worden ook steeds groter. Dit
brengt niet alleen de verwezenlijking van de doelstellingen van
Europa 2020 en het concurrentievermogen van Europa in een geglobaliseerde
wereld in gevaar, maar kan ook verreikende negatieve sociale en economische
gevolgen hebben omdat de sociale en economische kosten van werkloosheid,
armoede en sociale uitsluiting niet alleen door individuele personen, maar door
de samenleving in haar geheel worden gedragen[4].
Welzijnsstelsels hebben ertoe bijgedragen om
de sociale resultaten te verbeteren, maar zij worden geconfronteerd met de
gevolgen van demografische veranderingen en van de financiële en economische
crisis. De daardoor ontstane druk op de overheidsbegrotingen en het risico op structurele
tekorten op de arbeidsmarkt in de toekomst maken het des te noodzakelijker om
het sociale beleid te moderniseren teneinde de effectiviteit en de efficiëntie
ervan alsook de wijze waarop het wordt gefinancierd te optimaliseren. Het is
van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat de bestaande hulpbronnen optimaal
worden gebruikt, en om te voorkomen dat de crisis blijvende negatieve gevolgen
heeft, zowel in landen met ernstige fiscale moeilijkheden als in de lidstaten
die over meer fiscale armslag beschikken. Voor economische groei en
concurrentiekracht in de toekomst is het nodig dat in menselijk kapitaal wordt
geïnvesteerd, waardoor de grondslag voor productiviteit en innovatie wordt
gelegd[5].
Welzijnsstelsels vervullen drie functies:
sociale investering, sociale bescherming en stabilisatie van de economie.
Sociale investering impliceert dat de huidige en toekomstige capaciteiten van
de mensen worden versterkt. Met andere woorden, sociaal beleid heeft niet
alleen onmiddellijke effecten, maar ook een blijvende impact doordat het na
verloop van tijd een economisch en sociaal rendement biedt, met name wat
werkgelegenheidsvooruitzichten of arbeidsinkomen betreft. Sociale investering
helpt de mensen met name zich te "wapenen" om de risico's van het
leven aan te gaan, in plaats van gewoon de gevolgen te "verhelpen".
De modernisering van sociaal beleid vereist de systematische introductie van
ex-ante-resultaatgerichtheid bij financieringsbeslissingen en een systematische
benadering van de rol die sociaal beleid in de verschillende levensfasen
speelt: van onderwijs via werk/werkloosheid tot ziekte en ouderdom. Sociaal beleid vervult
vaak twee of zelfs alle drie de bovengenoemde functies, en die kunnen elkaar
onderling versterken. Doorgaans maakt de beschermingsfunctie het in tijden van
tegenspoed mogelijk om vroeger gemaakte investeringen in menselijk kapitaal te
behouden. Het zou dus misleidend zijn om afzonderlijke delen van een begroting
voor een specifieke functie te bestemmen. De investeringsdimensie van een
specifieke beleidsuitgave hangt in grote mate af van de kenmerken van de opzet
ervan (conditionaliteit, duur, enz.), van de specifieke nationale context
(complementariteit met andere beleidsgebieden) en van de omstandigheden in de
tijd (conjunctuur, groeipad). Kinderopvang heeft bijvoorbeeld een
beschermingsrol, maar heeft ook een belangrijke investeringsdimensie als hij
goed is opgezet, namelijk het vergroten van de vaardigheden en de inclusie van
het individu. Zweden is een van de landen met de hoogste arbeidsparticipatie
van vrouwen in Europa dankzij een gezinsvriendelijk werkgelegenheidsbeleid en
een genereus ouderschapsverlof in combinatie met investeringen in het
universele aanbod van kinderopvang. Goed
opgezette welzijnsstelsels waarin een sterke sociale-investeringsdimensie wordt
gecombineerd met de andere twee functies, bescherming en stabilisatie,
vergroten de effectiviteit en efficiëntie van sociaal beleid, en zorgen
tegelijkertijd voor de permanente ondersteuning van een rechtvaardiger en meer inclusieve
samenleving. De modernisering van sociaal beleid houdt met name in dat
activeringsmaatregelen een prominentere rol gaan spelen. Zo worden mensen in
staat gesteld om naar hun beste vermogen te participeren in de samenleving en
de economie. Ondersteuningsregelingen moeten voorzien in een exitstrategie en
moeten dus in principe tijdelijk zijn. Conditionaliteit om een passend en
specifiek doel te bereiken (bv. deelneming aan opleiding) maakt deel daarvan
uit. De ondersteuning moet beter worden gericht en op het juiste moment gaan
naar degenen die haar nodig hebben. Geïndividualiseerde en geïntegreerde
diensten en uitkeringen (die bv. via één-loket-instanties worden verstrekt)
kunnen de effectiviteit van sociaal beleid vergroten. Mensen in moeilijkheden
kunnen gemakkelijker toegang tot uitkeringen en diensten krijgen als de
procedures zouden worden vereenvoudigd, waardoor ook elkaar overlappende
regelingen en kosten zouden worden vermeden. Deze mededeling gaat
vergezeld van een aanbeveling van de Commissie over "Investeren in
kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken", en van een reeks
werkdocumenten van de diensten van de Commissie. Samen vormen zij het
"pakket sociale-investeringsmaatregelen". Dit biedt een beleidskader
om het beleid van de lidstaten waar nodig bij te sturen in de richting van
sociale investering gedurende het hele leven, met het doel de adequaatheid en
duurzaamheid van begrotingen voor sociaal beleid en voor de overheid en de
particuliere sector in hun geheel te waarborgen, zoals ook het Europees
Parlement tot uitdrukking heeft gebracht in zijn resolutie over het
"sociale investeringspact"[6].
Dit is in overeenstemming met de in de jaarlijkse groeianalyse aan de lidstaten
gerichte aanmoediging om "te investeren in banenrijke en inclusieve
groei" en de oproep om door te gaan met de modernisering van
socialebeschermingsstelsels, waarbij de effectiviteit, de adequaatheid en de
duurzaamheid ervan worden gewaarborgd. Het pakket dient tot leidraad bij de
verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020 doordat het een link
tot stand brengt tussen sociaal beleid, de hervormingen zoals aanbevolen in het
Europese semester om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken, en de
relevante EU-fondsen. In dit verband is er ook behoefte aan een betere meting
van armoede en een grotere actualiteit van de Europese sociale statistieken
waarmee trends en prestaties worden gemonitord[7].
Het pakket is volledig
complementair met het werkgelegenheidspakket[8],
waarin de weg is uitgezet naar een banenrijk herstel, het Witboek over
pensioenen[9],
waarin een strategie voor adequate, veilige en duurzame pensioenen wordt
geformuleerd, en het werkgelegenheidspakket voor jongeren[10], waarin specifiek aandacht
wordt besteed aan de situatie van jongeren. Het bouwt ook voort op het
regelgevingskader dat is voorgesteld voor de uitvoering van het cohesiebeleid
in de volgende financiële periode 2014-2020, en met name de werkingssfeer van
het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het voorstel om in elke lidstaat ten minste
20 % van het ESF uit te trekken voor de bevordering van sociale inclusie
en de bestrijding van armoede.
1.
De uitdagingen
Demografische
veranderingen Vanaf 2013 zal de
bevolking in de werkende leeftijd in Europa voor het eerst dalen, terwijl het
aandeel ouderen snel zal toenemen. Er zijn nu vier mensen om te voorzien in het
levensonderhoud van één persoon ouder dan 65, en die verhouding zal tegen 2040
teruglopen tot de helft. Er zijn verschillen
tussen de landen, regio's en sectoren. Over het geheel beschouwd heeft de EU de
laatste jaren een bescheiden bevolkingsgroei gekend, maar enkele lidstaten,
allemaal in het oostelijke deel van de EU, hebben hun bevolking het afgelopen
decennium gestaag zien krimpen. Sommige achtergebleven regio's waar de bevolking
van gemarginaliseerde gemeenschappen groeit, worden met bijzondere uitdagingen
geconfronteerd. De vergrijzing, de
stijgende afhankelijkheidsratio's en een kleinere productieve bevolking vormen
een bedreiging voor de betaalbaarheid en de duurzaamheid van de
overheidsbegrotingen voor sociaal beleid[11].
Door de economische crisis is de werkloosheid gestegen, zijn de
belastinginkomsten gedaald en is het aantal mensen die uitkeringen nodig hebben
toegenomen, waardoor de duurzaamheid van onze socialebeschermingsstelsels nog
meer in het gedrang komt. De demografische
uitdaging geldt weliswaar voor alle lidstaten, maar er zijn in de EU grote
verschillen in aantal gezonde levensjaren en levensverwachting. Dit is toe te
schrijven aan een aantal factoren die bepalend zijn voor de gezondheid, onder
meer verschillen in levens‑ en arbeidsomstandigheden en in levensstijl.
Verschillen in de toegankelijkheid en de kwaliteit van gezondheidszorg spelen
hierin ook een rol. Ruimte voor
efficiëntiewinst in sociaal beleid De uitdagingen die
voortvloeien uit de demografische veranderingen zijn door de crisis nog groter
geworden, waardoor de begrotingen van de lidstaten onder druk komen te staan op
een moment dat grotere inspanningen nodig zijn om de doelstellingen van
Europa 2020 te halen. Aangezien de
overheidsuitgaven voor sociaal beleid, die de uitgaven voor pensioenen en
gezondheidszorg grotendeels dekken, in de EU gemiddeld ongeveer 29,5 % van
het bbp voor hun rekening nemen, worden zij bij consolidatiemaatregelen
zorgvuldig onder de loep genomen. Veel hervormingen moeten gericht zijn op
efficiëntiewinst, waarbij erop wordt toegezien dat de hervormingen goed
doordacht zijn om te voorkomen dat zij negatieve gevolgen hebben voor de
armoedecijfers, de productiviteit, de economische groei, de volksgezondheid en
de sociale cohesie. Om de duurzaamheid en
de adequaatheid van sociaal beleid te kunnen waarborgen, moeten de lidstaten
nagaan hoe zij de efficiëntie en de effectiviteit kunnen vergroten, waarbij zij
rekening houden met belangrijke demografische en maatschappelijke veranderingen[12]. In sommige gevallen leidt de
veelheid van uitkeringen, instanties en voorwaarden voor het recht op
uitkeringen tot extra administratiekosten en een lage gebruiksgraad bij degenen
die de uitkeringen het meest nodig hebben. Ook ontoereikende monitoring leidt
tot onnodige uitgaven. Sommige uitkeringen en sociale diensten zijn ook slecht
gericht en bereiken de mensen niet die bijstand nodig hebben[13]. Lidstaten met uitgaven
van vergelijkbare omvang voor sociaal beleid boeken uiteenlopende resultaten
wat armoede, werkgelegenheid en gezondheid betreft. Dit wijst erop dat er
ruimte is voor verbetering in de wijze waarop middelen worden gebruikt[14]. In de Jaarlijkse groeianalyse (JGA), waarmee
het Europese semester 2013 van start gaat, staat dat het voortdurende proces
van herstructurering van onze economieën verstorend werkt, in politiek opzicht
een uitdaging vormt en in sociaal opzicht moeilijk is, maar dat het
noodzakelijk is om de grondslagen te leggen voor toekomstige groei en
concurrentiekracht die slim, duurzaam en inclusief zullen zijn. In de JGA werd
er ook op gewezen dat er hervormingen in de gezondheidszorgstelsels nodig zijn
met het tweeledige doel de toegang tot hoogwaardige gezondheidszorg te waarborgen
en de overheidsmiddelen efficiënter te gebruiken. Met de noodzaak om de
hervormingen te intensiveren is al rekening gehouden in de landenspecifieke
aanbevelingen (LSA's) voor 2012, waarin wordt opgeroepen het actieve leven te
verlengen en te voorzien in stimulansen om te werken, vrouwen en jongeren
betere kansen (op werk) te bieden, de effectiviteit van sociale overdrachten en
bijstandsstelsels te vergroten, en te zorgen voor toegang tot hoogwaardige
diensten. Particuliere
middelen en middelen van de derde sector als aanvulling op de inspanningen van
de overheid De middelen voor
sociaal beleid zijn niet beperkt tot overheidsmiddelen. Een niet te
verwaarlozen deel komt van de mensen en de gezinnen. Bovendien dragen
non-profitorganisaties in aanzienlijke mate bij tot de verlening van sociale
diensten. Het gaat daarbij onder meer om onderdak voor daklozen, steun voor
ouderen en mensen met een handicap, en centra voor advies over sociale
uitkeringen in het algemeen. Sociale ondernemingen[15] kunnen de inspanningen van de
overheid aanvullen en een voortrekkersrol vervullen bij de ontwikkeling van
nieuwe markten, maar zij hebben meer ondersteuning nodig dan zij nu krijgen[16]. De winstgerichte delen van de
particuliere sector zouden verder moeten worden aangemoedigd het potentieel van
sociale investering te benutten door middel van bijvoorbeeld een gezonde en
veilige sociale en werkomgeving. Dit is niet beperkt tot alleen maar
maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar omvat bijvoorbeeld ook opleiding
op de werkplek, interne voorzieningen voor kinderopvang,
gezondheidsbevordering, en toegankelijke en gezinsvriendelijke werkplekken. Op sociaal gebied maken
de lidstaten nog steeds onvoldoende gebruik van meer innovatieve benaderingen
van financiering, waaronder participatie door de particuliere sector en
financiële instrumentering door middel van instrumenten zoals
microfinanciering, op beleid gebaseerde garanties, en obligaties voor sociale
investering[17],
waarmee moet worden gestreefd naar besparingen op de begrotingen. Noodzaak om gedurende het hele leven in menselijk kapitaal te
investeren en adequate bestaansmiddelen te waarborgen Met het oog op de
verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020 zijn over een breed
front remediërende maatregelen nodig waarmee de uitdagingen worden aangegaan
die zich in de verschillende stadia van een mensenleven voordoen. Kinderen die in armoede
opgroeien, blijven vaak hun hele leven vastzitten in armoede. Bijvoorbeeld
kinderen met een aanzienlijke achterstand op het gebied van onderwijs[18] en gezondheid zien die
achterstand in de loop van hun leven vaak nog groter worden. Daarom is het
belangrijk bepalende factoren voor de gezondheid van een mens gedurende heel
zijn leven in het oog te houden. Slechte schoolprestaties hebben later directe
gevolgen in de vorm van beperkte kansen op werk en inkomen. Romakinderen
bijvoorbeeld lopen meer dan anderen het risico dat zij sociaal en economisch
worden gemarginaliseerd en gediscrimineerd. Slechts de helft van hen heeft
toegang tot onderwijs en opvang voor jonge kinderen (OOJK), dit is ongeveer de
helft van het EU-gemiddelde, en in verschillende lidstaten maakt minder dan
10 % de middelbare school af, wat leidt tot een lage arbeidsparticipatie.
In Tsjechië hebben slechts twee van de tien Roma die in gemarginaliseerde
buurten wonen, enige vorm van formele opleiding of middelbaar onderwijs die
bepalend zijn voor hun loopbaantraject[19].
Investeren in menselijk
kapitaal is al op zeer vroege leeftijd nodig en blijft nodig gedurende de hele
levensloop. De jeugdwerkloosheid bedraagt momenteel 23,4 % en loopt verder
op. Tegelijkertijd wordt weinig vooruitgang geboekt bij het terugdringen van
voortijdig schoolverlaten en uitval in het hoger onderwijs. Bovendien behoort
een zorgwekkend hoog percentage jongeren tot de zogenaamde NEET-groep (geen
werk, geen onderwijs, geen opleiding): 12,9 % van de Europese jongeren
(15-24 jaar) of in totaal 7,5 miljoen jongeren in 2011. Dit heeft tot gevolg
dat in sommige lidstaten jongeren relatief meer gevaar beginnen te lopen om in
de armoede terecht te komen dan ouderen. Deze risico's en het gebrek aan
werkgelegenheid zijn ook een serieuze reden tot bezorgdheid in veel
plattelandsgebieden in de EU, waar jongeren het moeilijker hebben om tot de
arbeidsmarkt toe te treden of werk te vinden dan hun leeftijdgenoten die in
stedelijk gebied en grote steden wonen[20].
Werknemers in de meest
actieve leeftijdsgroep en oudere werknemers worden getroffen door de snelle
toename van de langdurige werkloosheid. Daardoor dreigen zij in de armoede
terecht te komen en worden hun inzetbaarheid, de stabiliteit van hun gezin, en
hun geestelijke en lichamelijke gezondheid in gevaar gebracht. Behalve jongeren,
beleven ook (oudere) vrouwen, werklozen, gehandicapten alsook migranten die in
Europa wonen barre tijden. Voor deze groepen zijn de werkloosheidscijfers zeer
hoog (19,6 % in 2011 vergeleken met gemiddeld 9,7 %). De
arbeidsparticipatie van mensen met een handicap ligt ongeveer 25 % onder
die van mensen zonder handicap. Bovendien ligt het risico op armoede en sociale
uitsluiting van in het buitenland geboren mensen in de leeftijdsgroep van
25-54-jarigen voor de EU in haar geheel gemiddeld tien procentpunten hoger dan
dat van andere mensen[21].
Het verschil in kans op armoede, na sociale overdracht, tussen migranten en
EU-burgers is met acht procentpunten ook aanzienlijk[22]. Verder is bij kinderen met
migrantenachtergrond het risico groter dat zij voortijdig de school verlaten. Bovendien zijn de
arbeidsmarkten nog niet inclusief. In sommige landen neemt het aantal
vrouwen en personen met migrantenachtergrond die de weg naar de arbeidsmarkt
vinden, maar zeer langzaam toe en blijft het aantal gewerkte uren laag. De segmentatie en
polarisatie van de arbeidsmarkten leiden tot aanzienlijke marktongelijkheden in
een aantal landen, en de belasting‑ en uitkeringsstelsels kunnen mensen
ertoe aanzetten om niet te werken, vooral degenen met een laag inkomen en
tweede verdieners. Regelingen voor vervroegde uittreding en verschillen tussen
de daadwerkelijke en de wettelijke pensioenleeftijd zorgen voor een
vermindering van de economische activiteit. Voor veel mensen
volstaat hun huidige baan niet om hun gezin uit de armoede te tillen. Werkende
armen vormen een derde van de volwassenen van beroepsactieve leeftijd die
risico lopen in de armoede te belanden[23].
Ondanks inspanningen om
welzijnsstelsels te moderniseren, is de vooruitgang in de EU ongelijkmatig, en
in een aantal lidstaten slaagt het sociale beleid er maar al te vaak niet in te
voorkomen dat delen van hun bevolking afglijden naar armoede en sociale
uitsluiting, en/of langdurig werkloos worden. Zonder sociale bescherming zouden
de armoedecijfers dubbel zo hoog kunnen zijn; niettemin zijn er steeds meer
mensen die ofwel inadequate uitkeringen ontvangen, ofwel helemaal niet
verzekerd zijn. Steeds meer huishoudens hebben met financiële moeilijkheden te
kampen[24].
De ongelijkheden in het
beschikbare inkomen zijn in sommige landen groter geworden, terwijl
tegelijkertijd de absolute levensstandaard voor velen die reeds in een
kwetsbare positie verkeerden, onevenredig gedaald is. Dit is in strijd met de
sociale rechten van de burgers om een waardig leven te leiden[25]. Zo kunnen er bijvoorbeeld,
volgens een schatting voor 2009[26],
in een willekeurige nacht in de EU wel 410 000 daklozen zijn. Dit cijfer
stijgt in de meeste lidstaten en nog veel meer mensen dreigen uit hun huis te
worden gezet[27].
Aandacht voor de
genderdimensie De specifieke
uitdagingen die verband houden met nog steeds bestaand gendernadeel, moeten op
een coherentere manier worden aangepakt[28].
In de EU leven in totaal twaalf miljoen meer vrouwen dan mannen in armoede.
Niet alleen krijgen vrouwen lagere lonen, maar bovendien is hun
arbeidsparticipatie lager en werken zij minder uren, wat deels is toe te
schrijven aan onbetaalde taken in het huishouden, in kinderopvang en langdurige
zorg. Enkele feiten op een rijtje: ·
de participatiegraad van vrouwen is nog steeds
16,4 % lager dan die van mannen, wat wijst op aanhoudende
genderverschillen in de verdeling van huishoudelijke taken (64,9 %
tegenover 77,6 % voor de leeftijdsgroep van 15-64-jarigen in 2011); ·
door het grotere aandeel vrouwen die deeltijds
werken ligt het aantal door vrouwen gewerkte uren per week gemiddeld
17,0 % lager (33,7 uren tegenover 40,6 in 2011); ·
de genderloonkloof van 16,2 % (2010, in
gemiddeld uurloon), die deels toe te schrijven is aan het feit dat vrouwen
minder loon voor werk van gelijke waarde krijgen, en deels aan het feit dat
slechter betaalde banen vooral door vrouwen worden uitgeoefend. Rekening houdend met
deze gegevens kan worden geraamd dat de lonen van vrouwen in totaal gemiddeld
40 % onder die van mannen liggen[29].
Aangezien genderongelijkheid een leven lang doorwerkt en de negatieve gevolgen
met de tijd groter worden, resulteert dit bijvoorbeeld in een lager bbp, lagere
socialezekerheidspremies en meer armoede onder oudere vrouwen: 18 % van de
vrouwen van 65 jaar en ouder loopt risico op armoede vergeleken met 13 %
van de mannen. Deze genderongelijkheden worden nog schrijnender als de
betrokkenen uit een kansarm milieu komen of tot een etnische minderheid
behoren.
2.
Wat is nodig? Het accent op eenvoudige, doelgerichte en
voorwaardelijke sociale investering
Ondanks
de grote verschillen tussen de lidstaten worden zij allemaal geconfronteerd met
structurele, sociale en demografische uitdagingen. De lidstaten die zich
ontwikkelden naar een groeimodel waarbij in hun sociaal beleid reeds vroeg, op
consistente wijze en voordat de crisis toesloeg, werd gekozen voor een aanpak
van sociale investering, hebben meer inclusieve groei dan de andere lidstaten[30]. De modernisering van sociaal
beleid is een punt van gemeenschappelijk belang op EU-niveau, omdat ineffectief
sociaal beleid in het ene land gevolgen kan hebben voor andere landen, met name
binnen de eurozone. Als onvoldoende wordt geïnvesteerd in sociaal beleid dat de
ontwikkeling van menselijk kapitaal versterkt, bijvoorbeeld in onderwijs en
opvang voor jonge kinderen, komt dat in sommige lidstaten tot uiting in lagere
onderwijsniveaus en een in het algemeen minder goede ontwikkeling van
vaardigheden[31].
Dat kan een deel van de verklaring zijn voor verschillen in economische
concurrentiekracht tussen de lidstaten en voor de huidige in de EMU waargenomen
onevenwichten, daar slecht onderwijs en gebrekkige vaardigheden resulteren in
minder goede en minder productieve arbeidskrachten. In lidstaten met een
verminderd economisch concurrentievermogen kan dit er ook toe leiden dat
hoogopgeleide arbeidskrachten de neiging hebben hun land van oorsprong te verlaten
om elders werk te zoeken, waardoor het productieve potentieel nog verder wordt
verkleind. De lidstaten worden
geconfronteerd met structurele uitdagingen op lange termijn en zullen zich
moeten aanpassen om de adequaatheid en de duurzaamheid van hun sociale stelsels
en de bijdrage ervan tot de stabilisatie van de economie te waarborgen. Als
mensen tijdelijk geen werk kunnen vinden, moet de aandacht uitgaan naar het
verbeteren van hun capaciteiten met het oog op hun terugkeer op de
arbeidsmarkt. Daarvoor is een doelgerichte aanpak nodig die op de individuele
behoeften is afgestemd en op de meest kosteneffectieve wijze wordt
gerealiseerd. Mensen in staat stellen
om ten volle gebruik te maken van hun mogelijkheden om deel te nemen aan het
sociale en economische leven in de maatschappij houdt in dat mensen op
belangrijke keerpunten in hun leven de nodige steun krijgen. Dit begint met
investeren in kinderen en jeugd en wordt daarna voortgezet. Sociale innovatie
moet een integrerend deel uitmaken van noodzakelijke aanpassingen in die zin
dat nieuwe beleidsbenaderingen worden uitgetest en vervolgens de meeste
effectieve worden geselecteerd.
2.1.
De duurzaamheid en adequaatheid van sociale
stelsels vergroten door vereenvoudiging en grotere doelgerichtheid
Als de EU de doelstellingen van Europa 2020
wil realiseren, moet worden gekozen voor een nieuwe aanpak waarin de
budgettaire beperkingen en de demografische uitdagingen van de lidstaten worden
erkend. Sociaal beleid moet zowel adequaat als fiscaal duurzaam zijn; dit zijn
immers twee kanten van dezelfde medaille. Dit impliceert ten eerste dat alle
beschikbare middelen efficiënter en effectiever worden gebruikt door bij het
ontwerpen van beleid zaken te vereenvoudigen, maatregelen beter te richten en
conditionaliteit in overweging te nemen. Er moet op een intelligente wijze
gebruik worden gemaakt van zowel universalisme als selectiviteit. Peuter‑
en kleuteronderwijs bijvoorbeeld dat algemeen toegankelijk is, zoals onder meer
in Frankrijk het geval is, heeft bewezen dat het een aanzienlijk en blijvend
positief effect heeft in die zin dat kinderen er beter in slagen om goede
schoolresultaten te behalen en op lange termijn op de arbeidsmarkt een hoger
loon te krijgen. In het werkdocument van
de diensten van de Commissie over investeren in gezondheid[32] wordt uiteengezet hoe slimme
investeringen in gezondheid kunnen leiden tot betere gezondheidsresultaten,
productiviteit, inzetbaarheid, sociale inclusie en het kostenefficiënte gebruik
van overheidsmiddelen, waardoor zij bijdragen tot de fiscale duurzaamheid van
gezondheidsstelsels[33],
investeringen in menselijk kapitaal en rechtvaardigheid in de gezondheidszorg[34]. Het effect van uitgaven
moet verder worden geoptimaliseerd door grotere inspanningen om fraude en
administratieve lasten voor gebruikers en verstrekkers te verminderen. De
financieringsstructuur kan worden versterkt door de inning van belastingen te
verbeteren, de belastinggrondslagen te verbreden, belastingfaciliteiten aan een
kritisch onderzoek te onderwerpen, en de belastingstructuur groeivriendelijker
te maken, bv. door middel van milieubelastingen. Ten slotte moet sociaal beleid
beter worden gericht op degenen die het meest behoefte hebben aan bijstand,
teneinde een hogere gebruiksgraad te bereiken en op die manier zowel de
adequaatheid als de duurzaamheid te vergroten. De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan om: ·
Sociale investering meer tot haar recht te laten
komen in de bestemming van middelen en de algemene opzet van sociaal beleid.
Dit betekent dat meer de nadruk wordt gelegd op beleidsaspecten zoals
(kinder)opvang, onderwijs, opleiding, actief arbeidsmarktbeleid,
huisvestingssteun, herintegratie en gezondheidsdiensten. De duurzaamheid van de
gezondheidsstelsels te verbeteren[35].
Financieringsstructuren moeten worden verbeterd, bijvoorbeeld door inkomsten op
efficiënte wijze te innen, belastinggrondslagen te verbreden, de
belastingstructuur groeivriendelijker te maken, en negatieve effecten op de
vraag naar arbeidskrachten te voorkomen. Over de geboekte vooruitgang moet
verslag worden uitgebracht in de nationale hervormingsprogramma's (NHP's). ·
Uitkeringsstelsels en het beheer ervan voor
gebruikers en verstrekkers te vereenvoudigen, de administratieve lasten en
fraude te verminderen, en de gebruiksgraad te verhogen. Dit is te realiseren
door bijvoorbeeld één-loket-instanties op te richten en te voorkomen dat voor
dezelfde eventualiteit verschillende soorten uitkeringen worden gecreëerd.
Sociaal beleid beter te richten zodat adequate steun wordt verleend aan degenen
die er het meest behoefte aan hebben, en tegelijkertijd de druk op de
overheidsfinanciën wordt verlicht. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen door: ·
In het kader van het Europese semester toezicht te
houden op de efficiëntie en effectiviteit van sociale stelsels en op de mate
waarin daarin de nadruk wordt gelegd op sociale investering, teneinde ook de
adequaatheid en de duurzaamheid te vergroten. Overeenkomstig het door de Raad
verleende mandaat[36]
zal het Comité voor sociale bescherming (SPC), zoals aangekondigd in zijn
werkprogramma voor 2013, zich bezighouden met de financiering van de
socialebeschermingsstelsels en met de efficiëntie en de effectiviteit van de
uitgaven voor sociale bescherming. Uiterlijk 2013 zal een methodologie worden
ontwikkeld om hierbij te helpen. Deze werkzaamheden zullen worden gebaseerd op
de analyse en uitwisseling van beste praktijken in het kader van de open
coördinatiemethode inzake sociale bescherming en sociale inclusie (sociale
OCM). ·
In 2013 een panel van deskundigen op te richten
voor het verstrekken van onafhankelijk advies over doeltreffende manieren om te
investeren in gezondheid[37].
2.2.
Een activerend en capaciteitsversterkend beleid
voeren door doelgerichte, voorwaardelijke en effectievere steun
Er zijn zowel van de
overheid als de werkgevers in de lidstaten maatregelen nodig om de
arbeidsparticipatie verder te vergroten, met name door de resterende
belemmeringen voor volledige arbeidsmarktparticipatie uit de weg te ruimen, en
om meer banen en vraag naar arbeid te creëren. Dit betekent dat, naast
de beleidslijnen die zijn aangegeven in het werkgelegenheidspakket en het
"Een andere kijk op onderwijs"-pakket[38], waarin de nadruk op de vraag‑
en de aanbodzijde van de arbeidsmarkt ligt, moet worden geïnvesteerd in sociaal
beleid, diensten en uitkeringen die zowel activerend als capaciteitsversterkend
werken. Sociale investering moet gericht zijn op het resultaat voor de
betrokkene en voor de samenleving in het algemeen. Steun moet de betrokkenen
een exitstrategie bieden, worden verleend zolang als nodig is en bijgevolg in
principe tijdelijk van aard zijn. In sommige gevallen is de door sociale
diensten geboden ondersteuning sterker dan die van uitkeringen. Bovendien
moeten bepaalde soorten steun wederzijds zijn: afhankelijk van de
verwezenlijking van een passend en specifiek doel door de betrokkene naar
zijn/haar beste vermogen, zoals vaak het geval is met betrekking tot bv.
werkloosheidsuitkeringen. De uitvoering van de
aanbeveling inzake actieve inclusie[39]
en van de in dit pakket gegeven richtsnoeren[40]
is in dit verband van cruciaal belang. De maatregelen moeten afgestemd zijn op
de behoeften van de betrokkene, in plaats dat zij gerelateerd zijn aan de aard
van de uitkering of de "doelgroep" waarvan iemand toevallig deel uitmaakt.
Eén-loket-instanties en individuele contracten zijn voorbeelden van een
vereenvoudigde aanpak die op de behoeften van de mensen is toegesneden. Door
het vaststellen van referentiebegrotingen kan de uitvoering van deze
aanbeveling worden ondersteund[41].
De belasting‑ en
uitkeringsstelsels moeten werk lonend maken en het sociale beleid moet ook
adequate bestaansmiddelen garanderen. De belemmeringen voor de participatie van
vrouwen en andere ondervertegenwoordigde werknemers in de arbeidsmarkt moeten worden
weggewerkt. Er moet in een vroeg stadium worden opgetreden, en dit moet worden
aangevuld met het mogelijk maken van toegang tot basisdiensten zoals
elementaire betaalrekeningen, internet, vervoer[42], kinderopvang, onderwijs en
gezondheidszorg. Voorts kunnen deze inspanningen worden gericht op de
stimulering van "beste aanbod"-prijsopties[43] voor consumentenproducten en
-diensten en de verbetering van de financiële inclusie. De uitvoering
van het wetgevingspakket "bankrekening", dat maatregelen omvat betreffende
het aanbod van een betaalrekening met basiskenmerken aan alle consumenten in de
EU, en waarmee gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling van 2011 betreffende
toegang tot een elementaire betaalrekening[44],
zal van cruciaal belang zijn. Sociale investering
speelt een bijzondere rol voor mensen die op onevenredige wijze worden
getroffen door werkloosheid, armoede, slechte huisvesting, een slechte
gezondheidssituatie en discriminatie. Veel Roma bijvoorbeeld leven in een
situatie van buitengewone marginalisatie en in zeer slechte sociaal-economische
omstandigheden. Dit vereist een beleid dat op hun behoeften is afgestemd en dat
geïntegreerde steun biedt. Het zoeken naar een oplossing voor het
daklozenprobleem waarbij het accent ligt op preventie en vroegtijdige
interventie, kan leiden tot aanzienlijke besparingen op het gebied van
noodwoningvoorziening, gezondheidszorg en misdaadpreventie Dit houdt ook in dat
voorschriften en praktijken inzake uithuiszetting opnieuw moeten worden
bekeken. Innovatie is een essentieel
element van een beleid van sociale investering, daar sociaal beleid voortdurend
aan nieuwe uitdagingen moet worden aangepast. Dit betekent dat nieuwe
producten, diensten en modellen moeten worden ontwikkeld en in praktijk
gebracht, en dat de meest efficiënte en effectieve worden geselecteerd nadat
zij zijn uitgetest. De innovators van sociaal beleid hebben een stimulerend
kader nodig om bijvoorbeeld nieuwe financieringsmechanismen uit te testen en te
bevorderen en om het effect van hun activiteiten te meten en te beoordelen. De innovatie van
sociaal beleid moet worden opgeschaald, in de beleidsvorming worden
geïntegreerd en gerelateerd aan prioriteiten zoals de uitvoering van
landenspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van het gebruik van het ESF. Sociale ondernemingen
kunnen, samen met de derde sector, de inspanningen van de overheid aanvullen en
een voortrekkersrol vervullen bij de ontwikkeling van nieuwe diensten en
markten voor burgers en overheidsinstanties, maar zij moeten daarvoor de nodige
vaardigheden ontwikkelen en ondersteuning krijgen. Het is belangrijk dat de
lidstaten voorzien in steunregelingen voor sociale ondernemers, stimulansen
geven om een bedrijf te starten, en een stimulerend regelgevingsklimaat creëren[45]. In dit pakket zijn voorbeelden
van succesvolle projecten en richtsnoeren voor het verdere gebruik van de
EU-fondsen, met name het ESF, opgenomen[46].
De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan om: ·
Zonder verder uitstel de aanbeveling van de
Commissie over actieve inclusie (2008) volledig uit te voeren, waar van
toepassing met gebruikmaking van het ESF en het EFRO, en daarbij de drie
pijlers ervan te integreren: passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten
en ondersteunende diensten. Wetgevingskaders tot stand te brengen die toegang
garanderen tot efficiënte, hoogwaardige en betaalbare sociale diensten die de
EU-voorschriften respecteren. Op basis van de methodologie die de Commissie in
samenwerking met het SPC zal ontwikkelen, referentiebegrotingen vast te stellen
om efficiënte en adequate inkomenssteun te helpen ontwerpen waarbij rekening
wordt gehouden met de sociale behoeften die op lokaal, regionaal en nationaal
niveau zijn onderkend[47].
De op al deze punten geboekte vooruitgang moet in de NHP's tot uiting komen. ·
De genderloonkloof te dichten en andere
belemmeringen voor de participatie van vrouwen en andere ondervertegenwoordigde
werknemers in de arbeidsmarkt op te heffen, onder meer door werkgevers aan te
moedigen discriminatie op het werk tegen te gaan en te voorzien in
combineerbaarheidsmaatregelen (zoals kinderopvang), aangepaste werkplekken, met
inbegrip van op ICT gebaseerde oplossingen, e‑toegankelijkheid,
diversiteitsmanagement, programma's voor opleiding en bijscholing, en voor de
erkenning van vaardigheden en kwalificaties, alsook in mobiliteit en de
ontwikkeling van vervolgloopbanen. Dit moet worden gerealiseerd onder meer door
middel van arbeidsmarktregelgeving, regelgeving inzake ouderschapsverlof, en
fiscale stimulansen. Er moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen
dat de belasting‑ en uitkeringsstelsels erop gericht zijn om werk lonend
te maken (degressieve uitkeringsmaxima of gerichte arbeidsgebonden fiscale
stimulansen). Om dit te verwezenlijken moet gebruik worden gemaakt van het ESF,
het EFRO, het Europees Integratiefonds (EIF) en het Fonds voor asiel en
migratie. ·
Het daklozenprobleem aan te pakken door middel van
omvattende strategieën die gebaseerd zijn op preventie, benaderingen waarin
huisvesting prioritair is, en de herziening van voorschriften en praktijken
inzake uithuiszetting, waarbij rekening wordt gehouden met de belangrijkste
bevindingen in de in dit pakket gegeven richtsnoeren betreffende de aanpak van
het daklozenprobleem. ·
Gebruik te maken, voor zover nodig, van het Fonds
voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) om te werken aan oplossingen
voor materiële deprivatie en gebrek aan onderdak, onder meer door de
ondersteuning van begeleidende maatregelen ter bevordering van sociale
inclusie. ·
De aanbeveling van de Commissie betreffende toegang
tot een elementaire betaalrekening[48]
uit te voeren. "Beste aanbod"-prijsopties voor consumentenproducten
en -diensten te stimuleren en de financiële inclusie te verbeteren. ·
Concrete strategieën voor sociale innovatie te
ontwikkelen, zoals partnerschappen tussen openbare, particuliere en derde
sector, passende en voorspelbare financiële steun te verlenen, met inbegrip van
microfinanciering, en te voorzien in opleiding, netwerkvorming en mentoring
teneinde empirisch onderbouwd beleid te ondersteunen. Ten volle te profiteren
van de financieringsmogelijkheden van het ESF, het EFRO, het Elfpo, het EIF en
het PSCI om dat te verwezenlijken en om succesvolle projecten op te schalen.
Prioriteit te geven aan innovatie van het sociale beleid bij de uitvoering van
relevante LSA's en daarover verslag uit te brengen via de NHP's. ·
Sociale ondernemers[49] te ondersteunen door
stimulansen te geven voor het starten en de verdere ontwikkeling van een
bedrijf, hun kennis en netwerken uit te breiden, en een stimulerend
regelgevingsklimaat voor hen te creëren in overeenstemming met het initiatief
voor sociaal ondernemerschap[50]
en het actieplan ondernemerschap 2020[51].
·
Innovatieve manieren voor de beschikbaarstelling
van aanvullende particuliere financiering te onderzoeken en te ontwikkelen,
bijvoorbeeld door middel van publiek-private partnerschappen. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen door: ·
In het kader van het Europese semester toezicht te
houden op hervormingen met het oog op actieve inclusie[52], in 2013 een methodologie voor
referentiebegrotingen te ontwikkelen, en toezicht te houden op de adequaatheid
van inkomenssteun door middel van de bovengenoemde referentiebegrotingen zodra
deze in samenwerking met de lidstaten zijn ontwikkeld. ·
Overheidsinstanties en dienstverleners door middel
van een geactualiseerde gids[53]
en regelmatige uitwisselingen van informatie met de belanghebbenden duidelijk
te maken hoe de EU-voorschriften inzake staatssteun, de interne markt en
overheidsopdrachten[54]
van toepassing zijn op sociale diensten. ·
Voortbouwend op de ervaring van de lidstaten een
aanbeveling inzake beste praktijken voor de inclusie van Roma op te stellen, en
in het kader van het Europese semester jaarlijks verslag uit te brengen over de
voortgang bij de uitvoering van nationale strategieën voor de integratie van
Roma. De inclusie van Roma te vergemakkelijken door de uitwisseling van goede
praktijken en de ontwikkeling van transnationale samenwerking via het netwerk
van nationale Romacontactpunten. ·
Een wetgevingsinitiatief te presenteren om de
toegang tot elementaire betaalrekeningen te verbeteren, de transparantie en
vergelijkbaarheid van bankkosten te vergroten, en het gemakkelijker te maken om
van bankrekening te veranderen. ·
De mensen beter voor te lichten over hun sociale
rechten door middel van meer gebruikersvriendelijke gidsen op het gebied van
sociale bescherming, en te helpen bij het opzetten van diensten die mensen
kunnen raadplegen in verband met de stand van hun pensioenrechten. Bovendien
zal de Commissie helpen om discriminatie op grond van nationaliteit te
voorkomen, en de belemmeringen voor mobiele werknemers verminderen door middel
van een richtlijn die tot doel heeft de rechten inzake vrij verkeer beter toe
te passen en te handhaven. ·
De lidstaten in 2013 richtsnoeren te geven over hoe
de innovatie van sociaal beleid in praktijk kan worden gebracht bij de
uitvoering van LSA's. In deze richtsnoeren zullen voorbeelden worden gegeven
van de wijze waarop de Europese structuur‑ en investeringsfondsen (ESI)
kunnen worden gebruikt. ·
In 2013 een verslag te presenteren over de
uitvoering van de mededeling "Solidariteit in de gezondheidszorg:
verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU"[55].
2.3.
Sociale investering gedurende het hele leven
Steun moet gericht zijn
op de specifieke behoeften die in de loop van het leven ontstaan: in de
kinderjaren en de jeugdjaren, bij de overgang van school naar werk, tijdens het
ouderschap, van het begin tot het einde van iemands loopbaan, en op oudere
leeftijd. Dit betekent dat geïntegreerde diensten, uitkeringen en bijstand
worden aangepast aan de kritieke momenten in iemands leven, en dat wordt
voorkomen dat zich later nijpende situaties voordoen. De aanbeveling van de
Commissie over "Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand
doorbreken"[56],
die deel uitmaakt van dit pakket, is een duidelijke illustratie van hoe
gerichte sociale investering onderdeel kan zijn van een op rechten gebaseerd
beleid dat stoelt op universaliteit, en de kansengelijkheid kan vergroten. De aandacht richten op
kinderen is van vitaal belang voor een duurzame, efficiënte en concurrerende
kenniseconomie en een intergenerationele rechtvaardige samenleving. De
adequaatheid van de toekomstige pensioenen hangt af van het menselijke kapitaal
van de kinderen van vandaag. Als de stijgende levensverwachting en de krimpende
beroepsbevolking niet met elkaar in evenwicht worden gebracht, kan dit leiden
tot een scheefgetrokken uitgavenstructuur waarin ouderdomsuitkeringen
overwegen, tot in het algemeen hogere overheidsbegrotingen en tot een
vermindering van de middelen voor kinderen en jongeren. Men is het er in brede
kring over eens dat hoogwaardig onderwijs en opvang voor jonge kinderen (OOJK)
een doeltreffend middel zijn om voortijdig schoolverlaten te voorkomen en
toekomstige schoolprestaties, gezondheid, toekomstige arbeidsresultaten en
sociale mobiliteit te verbeteren. Om de van generatie tot
generatie voortbestaande vicieuze cirkel van achterstand te kunnen doorbreken,
moet een aantal beleidsmaatregelen worden genomen waardoor kinderen zelf, maar
ook hun gezin en gemeenschap worden ondersteund. Dit omvat een combinatie van
uitkeringen en verstrekkingen, gelijke toegang tot hoogwaardig onderwijs, het
terugdringen van voortijdig schoolverlaten, de afschaffing van schoolsegregatie
en de beëindiging van het verkeerde gebruik van onderwijs voor leerlingen met
specifieke behoeften. Investeren in
gezondheid, vanaf jonge leeftijd, stelt mensen in staat om langer en in betere
gezondheid actief te blijven, verhoogt de productiviteit van de arbeidskrachten
en vermindert de financiële druk op de gezondheidsstelsels.
Gezondheidsbevordering en preventieve gezondheidszorg zijn bijzonder belangrijk
gedurende het hele leven. In dit verband is het ook belangrijk te wijzen op de
voordelen die verbonden zijn aan investeren in gezondheid en veiligheid op het
werk[57].
Met het
werkgelegenheidspakket voor jongeren van de Europese Commissie[58] wordt gereageerd op de huidige
situatie van hoge jeugdwerkloosheid. Het pakket stelt regelingen voor om ervoor
te zorgen dat elke jongere een deugdelijk aanbod krijgt voor werk, voortgezet
onderwijs en opleiding, en een plaats in het leerlingstelsel of een stage
binnen vier maanden nadat hij werkloos is geworden of het formele onderwijs
heeft verlaten. Deze "jongerengarantie" verbetert de werkzekerheid op
jonge leeftijd doordat speciale aandacht wordt besteed aan de overgang van
school naar werk. Naast die garantie moet een beleid voor een leven lang leren
aan jongeren mogelijkheden bieden om hun vaardigheden te verbeteren. Het
voorgestelde programma "Erasmus voor iedereen"[59] zal er ook toe bijdragen dat
jongeren de opleiding krijgen en de vaardigheden verwerven die hun persoonlijke
ontwikkeling kunnen bevorderen, nieuwe vaardigheden en talenkennis verwerven,
en hun kansen op werk in het algemeen verbeteren. Op latere leeftijd
worden mensen door beleidsmaatregelen voor gezond leven en actief ouder worden
in staat gesteld hun mogelijkheden optimaal te benutten. De bijdragen van
ouderen aan de maatschappij als mantelzorgers voor anderen of als vrijwilligers
worden vaak over het hoofd gezien; zij zouden de passende ondersteuning moeten
krijgen om hiermee door te gaan. Het Europees Jaar voor actief ouder worden en
solidariteit tussen de generaties (2012) heeft gezorgd voor een sterkere
bewustwording van de bijdrage die ouderen kunnen leveren aan de samenleving, en
heeft een politieke impuls gegeven aan beleidsinitiatieven, bijvoorbeeld het
nieuwe federale plan voor oudere burgers in Oostenrijk. In dit pakket worden
voorbeelden gegeven van hoe in de behoefte aan langdurige zorg kan worden
voorzien door preventie, revalidatie en het creëren van meer
ouderenvriendelijke omgevingen, en door de ontwikkeling van efficiëntere
manieren om zorg te verstrekken[60].
Het algemene tekort aan gezondheidswerkers en personeel voor langdurige zorg
moet ook worden verholpen door middel van stimulansen voor het aannemen van
werk in de "witte sector" en door de verbetering van de
arbeidsvoorwaarden in deze sector. Toegankelijk en betaalbaar vervoer en
aangepaste woonmogelijkheden stellen ouderen en gehandicapten ook in staat om
zolang mogelijk zelfstandig te wonen en te leven, en verminderen de behoefte
aan langdurige zorg. De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan
om: ·
De aanbeveling over "Investeren in kinderen:
de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken" op geïntegreerde wijze uit
te voeren door een combinatie van uitkeringen en verstrekkingen, en toegang tot
vroegtijdig hoogwaardig onderwijs, gezondheidszorg en sociale diensten.
Ongelijkheden op kinderleeftijd op te heffen door schoolsegregatie af te
schaffen en een eind te maken aan het verkeerde gebruik van onderwijs voor
leerlingen met specifieke behoeften. Onderwijs en opvang voor jonge kinderen
(OOJK) zichtbaarder en beter beschikbaar te maken in overeenstemming met de
doelstellingen van Barcelona[61]
inzake kinderopvang en de EU-doelstellingen inzake OOJK[62]. In de NHP's verslag uit te
brengen over de gemaakte vorderingen. Gebruik te maken van het ESF, het EFRO en
het Elfpo om de toegang tot gezondheidszorg en sociale diensten en tot OOJK te
bevorderen. ·
De aanbeveling over beleid ter bestrijding van
voortijdig schoolverlaten[63]
uit te voeren, en empirisch onderbouwd en omvattend beleid ter bestrijding van
voortijdig schoolverlaten te ontwikkelen dat preventie‑, interventie‑
en compensatiemaatregelen omvat. ·
Gebruik te maken van de Richtsnoeren voor actief
ouder worden en solidariteit tussen de generaties[64] en de index voor actief ouder
worden[65],
die de situatie van ouderen op de arbeidsmarkt, hun sociale participatie en de
mate waarin zij zelfstandig wonen en leven monitort, alsook van de
mogelijkheden die het Europees innovatiepartnerschap voor actief en gezond
ouder worden[66]
biedt om te beoordelen in welke mate ouderen hun potentieel kunnen realiseren. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen door: ·
De longitudinale gegevensverzameling te verbeteren
en daarbij speciaal aandacht te besteden aan kinderen, teneinde betere
informatie beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling en monitoring van
sociaal beleid met een levensloopbenadering. De geboekte vooruitgang toe
te lichten in het verslag over Werkgelegenheid en sociale ontwikkelingen in
Europa. ·
De effectiviteit van voorwaardelijke geldelijke
overdrachten ter ondersteuning van OOJK te testen middels een door Progress
gefinancierd onderzoeksproject. ·
In 2013 met het SPC samen te werken bij het
opstellen van een verslag over beleid inzake langdurige zorg teneinde gezond en
actief ouder worden te ondersteunen en mensen van alle leeftijden beter in
staat te stellen om zelfstandig te wonen en te leven, waarbij gebruik wordt
gemaakt van alle door de nieuwe technologieën geboden mogelijkheden, onder meer
e-gezondheid, en door de vooruitgang op weg naar een duurzame en adequate
sociale bescherming tegen risico's op het gebied van langdurige zorg te
monitoren. Voorts zal de Commissie ten behoeve van de lidstaten een
"handboek voor beleidsmakers" opstellen om strategieën op het gebied
van langdurige zorg te helpen ontwerpen op basis van de werkzaamheden die in
2013‑2014 zullen worden uitgevoerd door het Instituut voor technologische
prognose (IPTS) van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de
Europese Commissie.
3.
Richtsnoeren voor het gebruik van EU-fondsen 2014-2020
De EU-begroting moet "een
katalysator zijn voor groei en banen in geheel Europa, met name door de
hefboomwerking van productieve investeringen en investeringen in menselijk
kapitaal te benutten"[67].
Het aandeel van de EU-middelen die door de lidstaten worden uitgetrokken voor
werkgelegenheid, ontwikkeling van menselijk kapitaal en sociaal beleid – met
name via het ESF – is sinds 1989 kleiner geworden. Daarom heeft de Commissie
voor de periode 2014‑2020 voorgesteld dat ten minste 25 % van de
financiële middelen voor het cohesiebeleid wordt bestemd voor menselijk
kapitaal en sociale investering, d.w.z. investeringen in mensen door het ESF.
Bovendien heeft zij voorgesteld dat ten minste 20 % van de totale
ESF-middelen in elke lidstaat wordt toegewezen aan de thematische doelstelling
"bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede". In de
programmeringsperiode 2007-2013 heeft het Europees Sociaal Fonds tot dusver
meer dan 50 miljoen mensen bereikt, onder wie alleen al in 2011 meer dan
4,5 miljoen werklozen en 5 miljoen inactieven. Daarbij heeft het 75 miljard EUR
beschikbaar gesteld om mensen te helpen hun potentieel te realiseren door hun
betere vaardigheden bij te brengen en betere kansen op werk te bieden. De
ESF-programma's hebben geholpen om de negatieve gevolgen van de crisis te
verzachten, banen te redden en de nodige voorbereidingen te treffen voor het
moment waarop de economie weer aantrekt. Uit het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling is een bedrag van 18 miljard EUR beschikbaar gesteld
voor sociale-inclusiemaatregelen, waarmee hoofdzakelijk investeringen in
onderwijs, gezondheidszorg en sociale infrastructuur zullen worden ondersteund.
De Europese structuur‑
en investeringsfondsen (ESI)[68],
met name het ESF, alsook Progress 2007-2013, het programma voor sociale
verandering en innovatie (PSCI) 2014-2020 en het Fonds voor Europese hulp aan
de meest behoeftigen (FEAD) zijn belangrijke instrumenten voor de lidstaten bij
de uitvoering van de strategie die in het pakket sociale-investeringsmaatregelen
is uitgetekend. De financiële steun van het cohesiebeleid, dat tot doel heeft
de economische, sociale en territoriale samenhang in de hele Unie te
versterken, zal gedurende de programmeringsperiode 2014-2020 een belangrijk
instrument blijven om de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken,
samen met de noodzakelijke hervormingen en modernisering die in deze mededeling
zijn beschreven. Om inclusieve groei te
ondersteunen heeft de Commissie er bij de lidstaten op aangedrongen ervoor te
zorgen dat in hun beleid inzake werkgelegenheid, ontwikkeling van menselijk
kapitaal, modernisering van overheidsdiensten, territoriale investeringen en
sociale inclusie rekening wordt gehouden met de LSA's en de onderliggende
analyse van de belangrijkste uitdagingen die zijn aangegeven in de
werkdocumenten van de diensten van de Commissie die de nationale
hervormingsprogramma's en de stabiliteitsprogramma's evalueren[69]. De financiering in het kader
van het Europees Sociaal Fonds[70]
kan worden aangevuld met financiering uit het EFRO, met name voor investeringen
in infrastructuur voor gezondheidszorg, sociale voorzieningen, kinderopvang,
huisvesting en onderwijs, en voor de ondersteuning van de fysieke en
economische sanering van achtergestelde gemeenschappen in stedelijke en rurale
gebieden. Deze investeringen kunnen van
invloed zijn op de hervorming van het sociale beleid, onder meer wat betreft de
desegregatie van onderwijsvoorzieningen, de verschuiving naar gemeenschapszorg,
en een geïntegreerd huisvestingsbeleid. In de verordening
houdende gemeenschappelijke bepalingen[71]
(VGB) zijn de prioriteiten aangegeven die uit de ESI-fondsen moeten worden
gefinancierd. De ESI-fondsen zullen de uitvoering van de desbetreffende LSA's
en van de nationale hervormingsprogramma's ondersteunen. De follow-up van de
vooruitgang die bij de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen wordt
geboekt, zal gebeuren in het kader van het Europese semester. De lidstaten kunnen van
de ESI-fondsen gebruikmaken om de uitvoering van de in deze mededeling
geformuleerde beleidsoriëntaties te ondersteunen, onder meer via sociale
innovatie, de sociale economie en sociaal ondernemerschap[72]. Doordat het ESF – in
combinatie met EFRO-steun – specifiek gericht is op sociale innovatie[73] om het uittesten van
innovatieve benaderingen en de toepassing ervan op grotere schaal te
ondersteunen, zal worden bijgedragen aan de ontwikkeling van effectiever
sociaal beleid. De Commissie zal meer
gedetailleerde oriëntaties presenteren in het kader van de medio 2013 te
publiceren operationele richtsnoeren over hoe de lidstaten de ESI-fondsen het
best kunnen gebruiken om de overeengekomen thematische doelstellingen te
verwezenlijken. Met deze richtsnoeren zal worden bijgedragen tot de
totstandbrenging van beleidshervorming en van duurzame en efficiënte
overheidsdiensten. Op het gebied van kinderarmoede bijvoorbeeld zal zij
aangeven welke maatregelen nodig zouden zijn in een land met een grote
Romabevolking, een gering aanbod van kinderopvang en grote ongelijkheden in de
onderwijsresultaten. Andere thema's zullen bijvoorbeeld zijn: innovatie,
kinderopvang, gezondheidszorg, deïnstitutionalisering, en actieve inclusie. Naast de ESI-fondsen
bevatten ook het PSCI, Horizon 2020, Cosme[74] en het Gezondheidsprogramma
specifieke bepalingen om de innovatie van het sociale beleid te ondersteunen.
Het ESF kan succesvol sociaal beleid dat in zowel de openbare als de
particuliere sector is uitgetest, opschalen tot mainstreambeleid. Het FEAD zal
de lidstaten helpen om adequate bestaansmiddelen te waarborgen door te werken
aan oplossingen voor voedselgebrek, gebrek aan onderdak en materiële deprivatie
bij kinderen. Ten slotte kunnen de EU-middelen worden aangevuld met middelen
van bijvoorbeeld de Wereldbank, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa en
de Europese Investeringsbank. De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan
om: ·
Voor het cohesiebeleid en plattelandsontwikkeling
beschikbaar gestelde middelen te bestemmen voor de ontwikkeling van menselijk
kapitaal, onder meer voor werkgelegenheid, sociale inclusie, vermindering van
territoriale ongelijkheden, actief en gezond ouder worden, toegankelijkheid van
sociale, onderwijs‑ en gezondheidsdiensten, en een leven lang leren. De
middelen moeten toereikend zijn om de structurele veranderingen zoals
voorgesteld door de LSA's uit te voeren, rekening houdend met de doelstellingen
van Europa 2020. Ervoor te zorgen dat in de door de fondsen gesteunde
maatregelen terdege rekening wordt gehouden met de desbetreffende LSA's en
wordt gekozen voor een sociale-investeringsaanpak. ·
Aan de diverse behoeften van mensen met een
achterstand, ook in arme en afgelegen gebieden, tegemoet te komen met
gecoördineerde maatregelen van de ESI-fondsen. ·
Na te gaan hoe de EU-middelen kunnen worden
aangevuld met financiering door de Wereldbank, de Ontwikkelingsbank van de Raad
van Europa en de Europese Investeringsbank. ·
Nieuwe benaderingen (zoals door ICT mogelijk
gemaakte innovatie) op het gebied van sociaal beleid uit te testen, onder meer
door middel van het PSCI, en vervolgens de meest effectieve innovaties op
grotere schaal toe te passen onder gebruikmaking van de ESI-fondsen. ·
De belanghebbenden, met name de organisaties uit
het maatschappelijk middenveld die dicht bij de doelgroepen voor sociale
steunmaatregelen staan, te betrekken bij de programmering en uitvoering en hun
toegang tot financiële middelen te vergemakkelijken. De Commissie zal de inspanningen van de lidstaten
ondersteunen door: ·
Uiterlijk medio 2013 operationele
beleidsrichtsnoeren voor de ESI-fondsen te ontwikkelen waarin ten volle
rekening wordt gehouden met een sociale-investeringsaanpak. Aan de hand van de
informatie die de lidstaten overeenkomstig de in de verordeningen betreffende
de structuurfondsen opgenomen regelingen indienen, zal de Commissie de bij de
uitvoering van de programma's geleverde prestaties en verkregen resultaten
monitoren. Als de uitvoering aanleiding geeft tot bezorgdheid, zal de Commissie
binnen het procedurele kader van de VGB met de lidstaten in overleg treden. ·
Meer uitwisseling van kennis mogelijk te maken.
Meer bepaald zal de Commissie in samenwerking met de lidstaten en Eurofound een
kennisbank ontwikkelen om de getrokken lering te helpen uitwisselen, zowel de
uit het beleid getrokken lering als de uit de ESI-fondsen afgeleide goede
praktijken. Zij zal via het ESF de ontwikkeling van "armoedekaarten"
steunen waarop lokale gebieden met meervoudige en ernstige achterstand worden
aangegeven om ervoor te zorgen dat de steunverlening ten goede komt aan de mensen
voor wie zij bedoeld is. ·
Via het ESF steun te verlenen voor de opbouw van
capaciteit bij de nationale en regionale autoriteiten voor de uitvoering van
effectief beleid, onder meer ter bevordering van sociaal ondernemerschap.
4.
Doelgerichte EU-initiatieven
In dit deel presenteert de Commissie een
aantal initiatieven die in deze mededeling ter sprake zijn gekomen en die van
cruciaal belang zijn om te zorgen voor een gerichte en geïntegreerde aanpak van
sociale investeringen.
4.1.
Maatregelen om de financiering van sociale
investering te stimuleren
De Commissie zal verder steun verlenen uit de
structuurfondsen, met name het ESF, maar er kan en moet gebruik worden gemaakt
van nieuwe financieringsinstrumenten teneinde de begrotingsconsolidatie te
vergemakkelijken door een grotere inbreng van particuliere financiering. ·
Ondersteunen van de toegang van sociale
ondernemingen tot financiële middelen: Europese sociaalondernemerschapsfondsen Zoals in het initiatief voor sociaal
ondernemerschap is uiteengezet, spelen sociale ondernemers een cruciale rol bij
de bevordering van sociale inclusie en investering in menselijk kapitaal.
Sociale ondernemingen moeten echter gemakkelijker toegang krijgen tot
particuliere financiering; op die manier kunnen zij de nodige ondersteuning
krijgen voor hun activiteiten en kunnen zij deze uitbreiden. De Commissie
heeft, naast haar voorstel voor een steunfonds voor sociale ondernemingen als
onderdeel van het programma voor sociale verandering en innovatie dat in 2014
van start gaat, ook een verordening[75]
voorgesteld waarin een keurmerk voor Europese sociaalondernemerschapsfondsen
wordt geïntroduceerd dat investeerders moet helpen om gemakkelijk fondsen te
vinden die Europese sociale ondernemingen ondersteunen, en toegang te krijgen
tot belangrijke informatie over de sociaalondernemerschapsfondsen. De
voorgestelde verordening zal in heel Europa belemmeringen voor het
bijeenbrengen van financiële middelen uit de weg ruimen en investeringen
eenvoudiger en efficiënter maken. Voorts zal de Commissie een methodologie
ontwikkelen voor het meten van de sociaaleconomische voordelen die door sociale
ondernemingen worden gecreëerd, en begin 2014 een conferentie op hoog niveau
organiseren om goede praktijken voor de ondersteuning van sociaal
ondernemerschap te verspreiden. ·
Het gebruik van nieuwe financiële instrumenten
onderzoeken De innovatieve financiering van sociale
investering met middelen uit de particuliere en de derde sector is van cruciaal
belang om de inspanningen van de overheid aan te vullen. Microfinanciering kan hierbij een belangrijke rol spelen. De oprichting van nieuwe kleine ondernemingen is
van groot belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de
Europa 2020-strategie op het gebied van werkgelegenheid en inclusie. Een van de grote hinderpalen voor de oprichting van
ondernemingen is de gebrekkige toegang tot financiering, vooral microkrediet. De Commissie heeft voorgesteld de
Progress-microfinancieringsfaciliteit voort te zetten in het kader van het
programma voor sociale verandering en innovatie met een budget van ongeveer 92 miljoen EUR,
dat in 2014 van start gaat. Daarmee zal de
capaciteitsopbouw voor de verstrekkers van microkrediet worden gefinancierd en
zal gemakkelijker financiële steun kunnen worden verleend aan mensen die hun
eigen kleine onderneming willen starten, maar moeilijkheden ondervinden om een
traditionele lening te verkrijgen. ·
Obligaties met sociale impact Obligaties met sociale impact, die voor
particuliere investeerders een stimulans zijn om sociale programma's te financieren
omdat er een door de overheid geboden rendement aan vastzit als de programma's
positieve sociale resultaten opleveren, zijn een van de overige mogelijkheden
die moeten worden onderzocht. De Commissie zal
de lidstaten ondersteunen door de uitwisseling van ervaringen te
vergemakkelijken.
4.2.
Steun voor adequate bestaansmiddelen / Sterkere
bewustmaking van sociale rechten
De Commissie zal erop toezien dat de
bepalingen ter bescherming van degenen die het meest hulp nodig hebben, worden
uitgevoerd, zal de verstrekking van informatie aan kwetsbare consumenten
verbeteren en zal mensen in achterstandssituaties doelgerichte bijstand
verlenen zodat zij geïnformeerde keuzen kunnen maken. ·
Zorgen voor adequate bestaansmiddelen De meeste lidstaten hebben een vorm van
minimuminkomensregeling. De adequaatheid van deze regelingen kan echter vaak
worden vergroot. Het inkomensniveau moet hoog genoeg zijn om een fatsoenlijk
leven te kunnen leiden en moet de mensen tegelijkertijd motiveren en stimuleren
om werk te zoeken. De Commissie zal in het kader van het Europese semester de
adequaatheid van inkomenssteun monitoren en daartoe gebruikmaken van
referentiebegrotingen zodra deze in samenwerking met de lidstaten zijn
ontwikkeld. ·
Opbouw en stroomlijning van administratieve
capaciteit om te voorzien in één-loket-instanties Het model van de één-loket-instantie vergroot
de efficiëntie en effectiviteit van socialebeschermingsstelsels.
"Eén-loket-instanties" vereenvoudigen de organisatie, verbeteren de
dienstverlening en zorgen ervoor dat meer gebruik wordt gemaakt van diensten.
Met deze aanpak wordt de toegankelijkheid van gebruikersvriendelijke informatie
vergroot, wordt de coördinatie tussen verschillende overheidsniveaus bevorderd,
en worden de administratieve lasten voor zowel de klant als de verstrekker
verlicht. De Commissie zal de lidstaten ondersteunen door de uitwisseling van
goede praktijken te vergemakkelijken, onder meer via de "kennisbank"
die samen met Eurofound zal worden ontwikkeld. Er zal financiering uit het ESF
beschikbaar zijn in het kader van de thematische doelstelling "Vergroting
van de institutionele capaciteit en een efficiënte
overheidsadministratie". De Commissie zal bijzondere aandacht aan deze
benaderingen besteden wanneer zij de uitvoering van strategieën voor actieve
inclusie door de lidstaten verder evalueert. ·
Financiële inclusie bevorderen Betaalrekeningen
zijn een hulpmiddel van vitaal belang om mensen te laten participeren in de
economie en de samenleving. Salarissen, uitkeringen en rekeningen van
nutsbedrijven worden steeds meer via bankrekeningen betaald. Een bankrekening
is ook van wezenlijk belang voor toegang tot andere elementaire financiële
diensten zoals consumentenleningen, hypotheken, levensverzekeringen,
elektronische betalingen en beleggingen. Daarom stelt de Commissie een
richtlijn betreffende toegang tot betaalrekeningen met basiskenmerken voor. ·
Mensen beschermen tegen financiële moeilijkheden De financiële crisis heeft getoond welke
schade onverantwoordelijke praktijken op het gebied van het verstrekken en
aangaan van leningen kunnen toebrengen aan consumenten en leningverstrekkers.
Consumenten die een onroerend goed kopen of een lening aangaan waarvoor hun
huis als zekerheid wordt gesteld, moeten degelijk worden voorgelicht over de mogelijke
risico's, en de instellingen die zich met deze activiteiten bezighouden, moeten
daarbij op een verantwoordelijke manier te werk gaan. De Commissie heeft een
werkdocument gepubliceerd over nationale maatregelen en praktijken om
executieprocedures te voorkomen[76].
Bovendien wil de Commissie de bescherming van de consumenten verbeteren met een
voorgestelde richtlijn betreffende woningkredietovereenkomsten. Zij zal begin
2013 ook een studie publiceren waarin een overzicht wordt gegeven en een
analyse wordt gemaakt van de verschillende wetgevingstechnieken en beste
praktijken om de bescherming van de consumenten te verbeteren. Al deze
initiatieven maken deel uit van een preventieve aanpak om financiële
moeilijkheden te lenigen en een oplossing te bieden voor het daklozenprobleem. ·
Energie-efficiëntie De nieuwe richtlijn betreffende
energie-efficiëntie[77]
moedigt de lidstaten aan in hun nationale regelingen sociaal gerichte vereisten
op te nemen, houdt rekening met de specifieke behoeften van mensen in een achterstandspositie,
en helpt het probleem van de energiearmoede aan te pakken door te voorzien in
slimme meters en informatieve rekeningen waarmee aan kwetsbare consumenten
duidelijke, geloofwaardige en actuele informatie wordt verstrekt over hun
energieverbruik en over concrete mogelijkheden om het te verminderen. ·
De toegang tot informatie voor de burgers
verbeteren Toegankelijke informatie, onder meer
betreffende arbeidsbemiddelingsdiensten, werkloosheidsuitkeringen,
kinderbijslag, gezondheidszorg of studiebeurzen, is van essentieel belang voor
gelijke kansen en voor de participatie van de burgers in de economie en de
samenleving. Om de toegang van de burgers tot dergelijke informatie te
vergemakkelijken, zal de voorgestelde richtlijn betreffende de toegankelijkheid
van de websites van overheidsinstanties[78]
de volledige toegankelijkheid garanderen van een aantal websites van
overheidsinstanties voor alle burgers, inclusief mensen met een handicap en
ouderen. Voorts zal de Commissie de mensen toegankelijker informatie over hun
sociale rechten verstrekken door middel van gebruikersvriendelijke gidsen op
het gebied van sociale bescherming, en zal zij helpen bij het opzetten van
diensten die mensen kunnen raadplegen in verband met de stand van hun
pensioenrechten. Bovendien zal de Commissie, door middel van een voorstel voor
een richtlijn dat in de eerste helft van 2013 zal worden ingediend,
ondersteuning verlenen voor een betere toepassing en handhaving van de rechten
inzake vrij verkeer.
4.3.
Investeren in kinderen / Onderwijs en opvang voor
jonge kinderen
Verdere ontwikkeling van het potentieel van
onderwijs en opvang voor jonge kinderen (OOJK) door het te benutten als sociale
investering om ongelijkheid en problemen waarmee kinderen worden
geconfronteerd, te bestrijden door vroegtijdige interventie. ·
De toegang tot kinderopvang te verbeteren Toegang tot onderwijs en opvang voor jonge
kinderen (OOJK) heeft positieve effecten gedurende het hele leven, bijvoorbeeld
om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, arbeidsresultaten te verbeteren, en
sociale mobiliteit te vergemakkelijken. OOJK is van cruciaal belang om door
vroegtijdige interventie de problemen aan te pakken waarmee kansarme kinderen
te kampen hebben. Bovendien speelt OOJK een essentiële rol bij de opheffing van
de belemmeringen voor de arbeidsmarktparticipatie van ouders. In de aanbeveling
over investeren in kinderen wordt opgeroepen OOJK toegankelijker te maken als
onderdeel van een geïntegreerde strategie om kinderen betere kansen te bieden,
teneinde de doelstellingen van Barcelona te verwezenlijken. Hierop inhakend zet
de Commissie een studie op om uit te zoeken hoe regelingen inzake
voorwaardelijke geldelijke overdrachten het gebruik van OOJK kunnen
ondersteunen. De Europese Commissie en de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) intensiveren hun samenwerking inzake
beleidsinitiatieven om de kwaliteit en de toegankelijkheid van onderwijs en
opvang voor jonge kinderen in heel Europa te verbeteren door de beste
praktijken in kaart te brengen. ·
Voortijdig schoolverlaten terugdringen Voortijdige
schoolverlaters lopen veel meer risico werkloos te worden of in armoede en
sociale uitsluiting te belanden. Met de Europa 2020-strategie wordt ernaar
gestreefd voortijdig schoolverlaten terug te dringen tot onder 10 %.
Momenteel verlaat echter nog steeds 13,5 % van de jongeren voortijdig de
school. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten is een van de
investeringsprioriteiten van het Europees Sociaal Fonds, waarvan de lidstaten
gebruik kunnen maken om beleid te ontwikkelen in overeenstemming met de
geïntegreerde strategie die is uitgezet in de aanbeveling van de Raad[79] van 2011, onder meer door
preventiemaatregelen, interventiemaatregelen en maatregelen om mensen die het
onderwijs hebben verlaten, weer op te nemen. Het nieuwe programma "Erasmus
voor iedereen"[80]
voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport, waarin rekening wordt gehouden
met de noodzaak van meer EU-investeringen in onderwijs en opleiding, en de
verdere uitvoering ervan kunnen initiatieven voor inclusief onderwijs
ondersteunen.
5.
Conclusie – De koers voor de toekomst
De crisis heeft niet
alleen de aandacht gevestigd op de onderlinge afhankelijkheid van de
EU-economieën, maar ook op het grote verschil in het vermogen van
arbeidsmarktinstellingen en welzijnsstelsels om schokken op te vangen. Zij
heeft ook de rol van sociaal beleid en sociale begrotingen voor de algehele
stabiliteit van de EU bevestigd. Hoewel de bevoegdheid voor sociaal beleid
hoofdzakelijk bij de lidstaten berust, steunt en complementeert de EU de
activiteiten van de lidstaten. Er is nu voorzien in
een sterkere economische governance en een strenger fiscaal toezicht in de
lidstaten. Dit moet gepaard gaan met een beter beleidstoezicht op sociaal
gebied, wat mettertijd zal bijdragen tot crisisbeheer, opvanging van schokken
en een adequaat niveau van sociale investering in heel Europa. Daaraan moet ook
aandacht worden besteed tijdens de lopende besprekingen over de sociale
dimensie van de EMU. Het pakket sociale-investeringsmaatregelen
heeft tot doel het beleid van de lidstaten waar nodig te heroriënteren naar
sociale investering teneinde de adequaatheid en de duurzaamheid van sociale
stelsels te waarborgen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat optimaal gebruik wordt
gemaakt van de EU-fondsen, met name het ESF. De Commissie roept de lidstaten op
de in dit pakket geformuleerde acties en richtsnoeren uit te voeren in
overeenstemming met de volgende drie krachtlijnen: 1.
Versterking van sociale investering als onderdeel van het Europese semester ·
De lidstaten wordt met aandrang verzocht de
relevante belanghebbenden op alle niveaus, met name de sociale partners en de
organisaties uit het maatschappelijk middenveld, sterker te betrekken bij de
modernisering van het sociale beleid als onderdeel van de
Europa 2020-strategie. ·
De lidstaten wordt met aandrang verzocht in hun
nationale hervormingsprogramma’s rekening te houden met de in dit pakket
sociale-investeringsmaatregelen gegeven richtsnoeren en daarbij met name
aandacht te besteden aan: ·
de vorderingen die zij maken bij hun inspanningen
om in hun sociaal beleid meer de nadruk te leggen op sociale investering, in
het bijzonder op beleidsaspecten zoals (kinder)opvang, onderwijs, opleiding,
actief arbeidsmarktbeleid, huisvestingssteun, herintegratie en
gezondheidsdiensten; ·
de uitvoering van geïntegreerde strategieën voor
actieve inclusie, onder meer door de ontwikkeling van referentiebegrotingen,
een grotere dekking van uitkeringen en diensten, en de vereenvoudiging van
sociale stelsels door bijvoorbeeld te kiezen voor één-loket-instanties en te
voorkomen dat een veelheid aan uitkeringen ontstaat. ·
De Commissie zal in landenspecifieke aanbevelingen
en in de komende Europese semesters aandacht besteden aan de hervorming van de
sociale bescherming en aan de sterkere oriëntatie op sociale investering en
actieve inclusie. Bovendien zal de Commissie de lidstaten steunen door middel
van een sterker toezicht op de resultaten, en zij zal deze monitoring in
samenwerking met het Europees statistisch systeem een steviger grondslag geven
door middel van betere en actuelere statistieken[81] over armoede en de resultaten
van sociaal en gezondheidsbeleid[82].
2. Optimale
gebruikmaking van de EU-fondsen ter ondersteuning van sociale investering ·
De lidstaten wordt met aandrang verzocht terdege
rekening te houden met de sociale-investeringsdimensie in de programmering van
de EU-fondsen, en van het ESF in het bijzonder, voor de periode 2014-2020. Dit
impliceert dat innovatieve benaderingen van financiering en financiële
instrumentering worden onderzocht en lering wordt getrokken uit ervaringen,
onder meer op het gebied van obligaties voor sociale investering,
microfinanciering en ondersteuning van sociale ondernemingen. ·
De Commissie zal de lidstaten actief steunen bij
hun programmering op basis van de in dit pakket vervatte richtsnoeren en nog
andere operationele thematische richtsnoeren, bv. inzake sociale innovatie,
deïnstitutionalisering en gezondheidszorg. 3. Stroomlijning van governance en
rapportage ·
De lidstaten wordt met aandrang verzocht via de
desbetreffende comités voorstellen te doen voor de versterking van de sociale
dimensie van de Europa 2020-strategie door de totstandbrenging van een
betere band met bestaande processen, zoals de open coördinatiemethode, en door
betere rapportage over de prestaties van de sociale stelsels van de lidstaten.
De Commissie zal de oriëntatie‑ en monitoringinstrumenten verder
versterken, rekening houdend met de bestaande instrumenten voor
macro-economische, fiscale en werkgelegenheidsgovernance teneinde verschillen
op het gebied van sociaal beleid te beperken en op te heffen. Benchmarking en
prestatiemonitoring zullen deel uitmaken van deze exercitie, waarbij zal worden
voortgebouwd op de prestatiemonitor sociale bescherming[83]. ·
De Commissie zal nauw samenwerken met de lidstaten
in het kader van de desbetreffende Raadsformaties, het SPC en andere relevante
comités om deze reflecties te ondersteunen, en zal de dialoog met alle
relevante belanghebbenden voortzetten, met name in het kader van de jaarlijkse
conventie van het platform tegen armoede en sociale uitsluiting. [1] Mededeling van de Commissie, Europa 2020 – Een strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010) 2020 van 3 maart 2010;
conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010. [2] Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. [3] Het aantal mensen met risico op armoede en sociale
uitsluiting is sinds 2008 gestegen in 18 van de 26 lidstaten waarvoor gegevens
voor 2011 beschikbaar zijn (Eurostat). [4] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [5] Zoals onderstreept in de mededeling van de Commissie,
Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch
herstel, COM(2012) 582 van 10 oktober 2012. [6] Resolutie van het Europees Parlement van 20 november
2012 over het sociale investeringspact – een reactie op de crisis. [7] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [8] Mededeling van de Commissie, Naar een banenrijk herstel,
COM(2012) 173 van 18 april 2012. [9] Witboek van de Commissie, Een agenda voor adequate,
veilige en duurzame pensioenen, COM(2012) 55 van 16 februari 2012. [10] Mededeling van de Commissie, Jongeren aan het werk helpen,
COM(2012) 727 van 5 december 2012. [11] Voor een gedetailleerde evaluatie van de budgettaire
gevolgen van een vergrijzende bevolking, zie "The 2012 Ageing Report"
op
http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2012/pdf/ee-2012-2_en.pdf
[12] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [13] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – Report
on Follow-up on the Implementation by the Member States of the 2008 European
Commission Recommendation on Active Inclusion of People Excluded from the
Labour Market – Towards a social investment approach, SWD(2013) 39. [14] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [15] Met de sociale economie, ook de "derde sector"
genoemd, worden niet-overheidsactoren bedoeld zoals gemeenschapsorganisaties,
vrijwilligersorganisaties, en sociale ondernemingen die activiteiten voor
sociale doeleinden ondernemen. Sociale ondernemingen zijn bedrijven die
hoofdzakelijk sociale doelstellingen nastreven en waarbij overschotten
doorgaans opnieuw in het bedrijf of in de gemeenschap worden geïnvesteerd, in
plaats dat naar een zo groot mogelijke winst voor de eigenaars en
aandeelhouders wordt gestreefd. [16] Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie,
Initiatief voor sociaal ondernemerschap – Bouwen aan een gezonde leefomgeving
voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie,
COM(2011) 682 van 25 oktober 2011. [17] Met een obligatie met sociale impact verstrekt een
particuliere investeerder doorgaans aan een socialedienstverlener de nodige
financiële middelen om een sociaal programma uit te voeren, in ruil voor een
belofte ("obligatie") van de overheid om de oorspronkelijke
investering te restitueren en een rendement te betalen als het programma vooraf
vastgestelde sociale resultaten oplevert. [18] Bijvoorbeeld beperkte toegang tot hoogwaardig onderwijs,
beperkte toegang tot steun voor aanvullend leren, gebrek aan steun van ouders,
of beperkte toegang tot aanvullende (niet-formele) leermogelijkheden. [19] World Bank, Human Development Sector Unit, Europe and
Central Asia Region: Europe and Central Asia Roma Inclusion: An Economic
Opportunity for Bulgaria, Czech Republic, Romania and Serbia (beleidsnota, 30
september 2010). [20] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie
SWD(2012) 44 final van 7.3.2012. [21] Bron: Eurostat, EU-SILC 2008. [22] Bron: Eurostat, EU-SILC 2008. [23] EU Employment and Social Situation Quarterly Review,
december 2012. [24] Financiële moeilijkheden worden gedefinieerd als de situatie
waarin een huishouden gebruik moet maken van spaargeld of schulden moet aangaan
om de lopende uitgaven te dekken. [25] Zie ook het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie, dat in hoofdstuk III over gelijkheid de rechten van het kind (art. 24) en
de rechten van ouderen (art. 25) vaststelt en waarin ook de gelijkheid van
mannen en vrouwen (art. 23) en de integratie van personen met een handicap
(art. 26) aan bod komen. [26] Volgens de definitie van ETHOS:
http://www.feantsa.org/files/freshstart/Toolkits/Ethos/Leaflet/EN.pdf [27] "A social inclusion roadmap for Europe 2020",
H. Frazer, E. Marlier, I. Nicaise, 2010. [28] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [29] Op basis van berekeningen van de Commissie. [30] Zie werkdocument van de diensten van de Europese
Commissie – Evidence on Demography and Social Trends – Social Policies'
Contribution to Inclusion, Employment and the Economy, SWD(2013) 38. [31] Zie "Starting Strong III: A quality toolbox for Early
Childhood Education and Care", OESO (2012), Parijs – voor informatie
waaruit blijkt hoe een beleid inzake preprimair onderwijs van invloed was op de
PISA-resultaten (2009), en voor gegevens over de verschillen tussen de
lidstaten wat investeringen in dat beleid betreft. [32] Zie werkdocument van de diensten van de Europese Commissie
– Investing in Health, SWD(2013) 43. [33] Conclusies van de Raad, 3054e zitting van de
Raad Economische en Financiële Zaken, Brussel, 7 december 2010. [34] Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke
waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (2006/C
146/01). [35] Dit moet worden gebaseerd op het gezamenlijke verslag over
de gezondheidszorgstelsels van het Comité voor de economische politiek en de
Commissie, en op de samenwerking van de lidstaten in de reflectieprocessen van
de Raad over de gezondheidszorgstelsels en chronische ziekten. [36] Raad EPSCO van 17.2.2012: "zich bezig te houden met
de financiering van de socialebeschermingsstelsels en andere bevoegde comités
uit te nodigen om deel te nemen aan deze belangrijke werkzaamheden". [37] Besluit
van de Commissie 2012/C 198/06 van 5 juli 2012
tot oprichting van een multisectoraal en onafhankelijk panel van deskundigen
voor het verstrekken van advies over doeltreffende manieren om te investeren in
gezondheid. [38] Mededeling van de Commissie, "Een andere kijk op
onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaaleconomische
resultaten", COM(2012) 669 final van 20 november 2012. [39] Aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de
actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten
(2008/867/EG), PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11. [40] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – Report
on Follow-up on the Implementation by the Member States of the 2008 European
Commission Recommendation on Active Inclusion of People Excluded from the
Labour Market – Towards a social investment approach, SWD(2013) 39. [41] Referentiebegrotingen bevatten een lijst van goederen en
diensten die een gezin van een bepaalde grootte en samenstelling nodig heeft om
op een vastgesteld welzijnsniveau te kunnen leven, samen met de geraamde
maandelijkse of jaarlijkse kosten daarvan. Bron: European
Consumer Debt Network (2009). Handbook of reference budgets, blz. 5. [42] Zie ook het EU-regelgevingskader betreffende de rechten
van passagiers en openbaarvervoersdiensten, Verordening (EU) nr. 1177/2010. [43] De laagste prijs die een consument kan betalen voor een
bepaald product of een bepaalde dienst, onder meer, in voorkomend geval, door
de aankoop van "gebundelde" producten of diensten. [44] Aanbeveling 2011/442/EU van de Commissie van 18 juli 2011
betreffende toegang tot een elementaire betaalrekening. [45] De EU-voorschriften inzake staatssteun moeten worden
gerespecteerd (en de mogelijkheden die worden geboden door bv. de algemene
groepsvrijstellingsverordening nr. 800/2008 of de de-minimissteunverordening
nr. 1998/2006, kunnen worden gebruikt). [46] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – Social
Investment through the European Social Fund, SWD(2013) 44. [47] Zoals bepaald in de gemeenschappelijke beginselen inzake
actieve inclusie die op 12 december 2008 door de Raad zijn vastgesteld. [48] Aanbeveling 2011/442/EU van de Commissie betreffende
toegang tot een elementaire betaalrekening, 18.7.2011,
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:190:0087:01:NL:HTML [49] De "pijler sociaal ondernemerschap" van het
programma voor sociale verandering en innovatie (met een budget van 90 miljoen
EUR) ondersteunt de ontwikkeling van de markt voor sociale investering en
vergemakkelijkt de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen door
aandelenkapitaal, quasiaandelenkapitaal, leningsinstrumenten en subsidies
beschikbaar te stellen. [50] Mededeling van de Commissie, Initiatief voor sociaal
ondernemerschap – Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale
ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie, COM(2011) 682 van
25 oktober 2011. [51] Mededeling van de Commissie, Actieplan ondernemerschap
2020, COM(2012) 795 van 9 januari 2013. [52] Zie voetnoten 38 en 39. [53] Gids voor de toepassing van de voorschriften van de
Europese Unie inzake staatssteun, overheidsopdrachten en de interne markt op
diensten van algemeen economisch belang, en met name sociale diensten van
algemeen belang. [54] Over de voorstellen van de Commissie voor een richtlijn
betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM(2011) 896 definitief) en
voor een richtlijn betreffende het gunnen van opdrachten in de sectoren water‑
en energievoorziening, vervoer en postdiensten (COM(2011) 895 definitief) wordt
momenteel onderhandeld. [55] Mededeling van de Commissie, Solidariteit in de
gezondheidszorg: verkleining van de ongelijkheid op gezondheidsgebied in de EU,
COM(2009) 567 definitief. [56] Zie aanbeveling van de Commissie, Investeren in kinderen:
de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken, C(2013) 778. [57] COM(2007) 62 definitief van 21 februari 2007. [58] Mededeling van de Commissie, Jongeren aan het werk helpen,
COM(2012) 727 van 5 december 2012. [59] Mededeling van de Commissie, Erasmus voor iedereen: Het
EU-programma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport, COM(2011) 787 van 23
november 2011. [60] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – "Long-Term
Care in Ageing Societies - Challenges and Policy Options", SWD(2013)
41. [61] In 2002 heeft de Europese Raad tijdens de top van
Barcelona de doelstellingen geformuleerd om uiterlijk in 2010 te voorzien in
kinderopvang voor 1) ten minste 90 % van de kinderen tussen drie jaar en
de leerplichtleeftijd, en 2) ten minste 33 % van de kinderen onder drie
jaar. [62] Uiterlijk in 2020 moet minstens 95 % van de kinderen
tussen vier jaar en de leerplichtleeftijd voor het lager onderwijs deelnemen
aan onderwijs in de vroege kinderjaren. Conclusies van de Raad van 12 mei 2009
betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van
onderwijs en opleiding (ET 2020), bijlage I bij de conclusies (PB C 119 van
28.5.2009, blz. 7). [63] Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter
bestrijding van voortijdig schoolverlaten, PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1. [64] Conclusies van de Raad van 6 december 2012. [65] Beleidsnota van de Europese Commissie en de UNECE
(aangekondigd voor 2013), Active Ageing Index, beschikbaar op:
http://europa.eu/ey2012 [66] Het doel van het Europees innovatiepartnerschap voor
actief en gezond ouder worden is de gemiddelde gezonde levensduur van de
EU-burgers tegen 2020 met twee jaar te verlengen. Het maakt deel uit van het
kerninitiatief Innovatie-Unie van de Europa 2020-strategie. [67] Conclusies van de Europese Raad (7-8 februari 2013). [68] Europees Sociaal Fonds (ESF), Europees Fonds voor
regionale ontwikkeling (EFRO), Cohesiefonds, Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo), Europees Fonds voor maritieme zaken en
visserij. [69] http://ec.europa.eu/europe2020/index_nl.htm
[70] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – Social
Investment through the European Social Fund, SWD(2013) 44. [71] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het
Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het
gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen
inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal
Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1083/2006. [72] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie – Social
Investment through the European Social Fund, SWD(2013) 44. [73] De Commissie heeft in de verordening betreffende het
cohesiebeleid 2014-2020 een investeringsprioriteit voor de sociale economie en
sociale ondernemingen voorgesteld. [74] Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen
en kleine en middelgrote ondernemingen. [75] Wetgevingsvoorstel van de Commissie, "Voorstel voor
een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese
sociaalondernemerschapsfondsen", COM(2011) 862 van 7 december 2011. [76] Werkdocument van de diensten van de Commissie,
"National measures and practices to avoid foreclosure procedures for
residential mortgage loans", SEC(2011) 357 van 31 maart 2011. [77] Artikel 7, lid 7, onder a), en artikel 10 van Richtlijn
2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende
energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en
houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG. [78] Wetgevingsvoorstel van de Commissie, "Voorstel voor
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegankelijkheid
van de websites van overheidsinstanties", COM(2012) 721 final van 3
december 2012. [79] Aanbeveling
van de Raad (2011/C 191/01) inzake beleid ter bestrijding van voortijdig
schoolverlaten. [80] Mededeling
van de Commissie, Erasmus voor iedereen: Het EU-programma voor onderwijs,
opleiding, jongeren en sport, COM(2011) 787 definitief van 23 november 2011. [81] Verbetering van de levering van SILC-standaardgegevens,
levering van variabelen voor de beoordeling van deprivatie en financiële
situatie aan het eind van het referentiejaar, snellere verzameling, zo mogelijk
binnen het jaar, van gegevens over het maandinkomen van huishoudens, en
onderzoek naar de mogelijkheid om een jaarlijkse module over copingstrategieën
te ontwikkelen. [82] Door gebruik te maken van de gezondheidsindicatoren van de
Europese Gemeenschap (ECHI). [83] Document 13723/12 van de Raad: De prestatiemonitor sociale
bescherming registreert statistisch significante jaarlijkse afwijkingen
("in het oog te houden maatschappelijke trends") in
sleutelindicatoren die zijn overeengekomen als onderdeel van een dashboard met
socialebeschermingsindicatoren, en activeert thematisch toezicht betreffende in
het oog te houden maatschappelijke trends.