EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0352

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten

/* COM/2012/0352 final - 2012/0169 (COD) */

52012PC0352

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten /* COM/2012/0352 final - 2012/0169 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel heeft tot doel de transparantie op de markt voor retailbeleggingen te verhogen.

Retailbeleggingsproducten – waaronder investeringsfondsen, gestructureerde retailproducten en bepaalde types verzekeringsovereenkomsten die voor beleggingen worden gebruikt – zijn belangrijk om te voldoen aan de behoeften van de EU-burgers die daarmee spaartegoeden en beleggingen opbouwen. Tegelijkertijd dragen deze producten bij tot efficiënte kapitaalmarkten die de Europese economische groei helpen financieren.

In de informatie over beleggingsproducten bestaat echter een gebrek aan symmetrie tussen de retailbeleggers en de instanties die deze producten ontwerpen en bij het beleggerspubliek aan de man brengen. Retailbeleggers zijn daarbij niet al te goed toegerust om hun eigen belangen optimaal te verdedigen. Deze beleggers krijgen vaak te maken met verwarrende en buitensporig complexe informatie over mogelijke beleggingen en hebben het moeilijk om de risico's en de kosten van de producten te beoordelen of te vergelijken. Daardoor wordt de efficiëntie van de beleggingsmarkten ondermijnd, hetgeen leidt tot hogere prijzen voor beleggers. Er bestaat ook een rechtstreekse invloed omdat retailbeleggers ongeschikte producten aankopen, waardoor zij schade lijden ten gevolge van onverwachte kosten of verliezen, gemiste kansen of, in het ergste geval, door het verlies van vitale spaargelden met dramatische gevolgen voor het individuele of familiale welzijn.

De informatie die nu al wordt verstrekt, varieert naargelang van de wettelijke vorm waarin het product wordt aangeboden, meer dan dat deze te maken zou hebben met de economische aard of de risico’s die eruit voortvloeien voor retailbeleggers. De vergelijkbaarheid, de toegankelijkheid en de wijze van voorstelling van de informatie kunnen verschillen zodat de gewone belegger het lastig krijgt om de nodige vergelijkingen tussen producten te maken. Productinformatie is vaak immers meer afgestemd op het beperken van de wettelijke risico’s voor de productontwikkelaar dan op het verstrekken aan potentiële klanten van daadwerkelijke, open en evenwichtige informatie over het product in een vorm die de klanten kunnen begrijpen en gebruiken. De bestaande informatie is – anders dan de marketing errond – gewoonlijk buitensporig lang en zet de voornaamste kerngegevens of informatie-elementen niet voldoende in de verf.

Hoe belangrijk het is deze zaken te behandelen blijkt nog uit de financiële crisis. Kleine beleggers hebben immers geld verloren met beleggingen waaraan risico's verbonden waren die niet transparant waren of die zij niet begrepen. Retailbeleggingsproducten, waaronder gestructureerde retailproducten of verzekeringsovereenkomsten voor beleggingen, zijn vaak verkocht en worden in die vorm nog steeds verkocht aan kleine beleggers, ter vervanging van gewone producten zoals spaarrekeningen, zelfs al begrijpen deze retailbeleggers niet noodzakelijk de verschillen. In deze context is het vertrouwen van de belegger ineengestort: een recente EU-brede consumentenenquête heeft uitgewezen dat consumenten minder vertrouwen stellen in financiële diensten dan in alle andere bedrijfssectoren.

Het is dus belangrijk het vertrouwen te herstellen. Een essentieel onderdeel daarvan zijn betere regels inzake transparantie die retailbeleggers ten goede moeten komen en rekening moeten houden met hun behoeften.

Door voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) het “UCITS key investor information document” (document inzake de verstrekking van essentiële beleggersinformatie of “UCITS KIID”) op te stellen heeft de EU al innovatieve stappen ondernomen. Deze regeling werd op een nieuwe manier ontwikkeld op basis van solide resultaten waarbij vormen van informatieverstrekking op retailbeleggers zelf werden uitgetest met de bedoeling de verstrekte informatie zoveel mogelijk in te korten, te stroomlijnen en af te stemmen, zodat de informatie begrijpelijk wordt voor de gemiddelde kleine belegger.

Terwijl de informatieverstrekking voor icbe’s reeds is verbeterd, is dat voor het ruimere gamma van retailbeleggingsproducten nog niet het geval. Het is de bedoeling al deze producten hier te behandelen: Europese retailbeleggers moeten altijd korte, vergelijkbare en gestandaardiseerde informatie ontvangen, in een document dat in deze toelichting essentiële-informatiedocument (“key information document” of KID) wordt genoemd, ongeacht het product waarop het document betrekking heeft.

Dit voorstel voor een EU-breed KID gaat terug op een verzoek van de ECOFIN-Raad van mei 2007 aan de Europese Commissie om de samenhang te onderzoeken van het Europese recht dat op verschillende types retailbeleggingsproducten van toepassing is.

Een eerste fase van het werk heeft geleid tot de goedkeuring in april 2009 van een mededeling van de Commissie over pakketproducten voor retailbeleggingen (PRIP's). De Commissie is hierin tot de conclusie gekomen dat een duurzaam en toereikend regelgevingskader voor de verkoop van en de verstrekking van informatie over pakketproducten voor retailbeleggingen alleen tot stand kan komen door een wijziging van de Europese wetgeving, omdat het ontbreken van daadwerkelijke regels op Europees niveau geleid heeft tot onsamenhangende praktijken in verschillende sectoren. Volgens de mededeling zijn ook verdere werkzaamheden vereist op de volgende twee terreinen: voorschriften voor productverkopen en voorschriften voor productinformatie. Dit voorstel spruit voort uit de laatstgenoemde werkzaamheden over productinformatie.

Het voorstel heeft de vorm van een verordening, die moet worden ondersteund door gedetailleerde gedelegeerde/uitvoeringshandelingen. Deze verordening voorziet in de algemene principes voor de aanpak en de inhoud. Met de voorgestelde gedelegeerde/uitvoeringshandelingen wordt de door deze verordening voorgeschreven wijze van voorstelling van de informatie voorzover mogelijk gestandaardiseerd terwijl indien nodig maatregelen worden genomen die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van andere retailbeleggingsproducten en de onderscheiden risicoprofielen daarvan. Zo wordt ervoor gezorgd dat retailbeleggers altijd de essentiële informatie ontvangen die zij nodig hebben om beslissingen met kennis van zaken te nemen. Deze nadere maatregelen zullen uiteindelijk een pakket vormen samen met de voorgestelde verordening. Zij zullen een invloed hebben op de algemene kosten voor de invoering van het KID en de keuzen die daarbij mogelijk zijn, zullen zelf grondig op hun effecten worden beoordeeld.

Dit voorstel maakt deel uit van een ruimer wetgevingspakket dat het herstel van het consumentenvertrouwen in de financiële markten beoogt. Het pakket bevat nog twee andere onderdelen. Het eerste deel bestaat uit een grondige vernieuwing van Richtlijn 2002/92/EG inzake verzekeringsbemiddeling, die ervoor moet zorgen dat de klant een hoog niveau van bescherming geniet wanneer hij verzekeringsproducten afneemt. Het tweede onderdeel van het pakket beoogt een versterking van de functie van bewaarder voor icbe’s, hetgeen een essentiële bouwsteun is in de bescherming van de belegger waarin de icbe-richtlijn voorziet. Om het blijvende effect van deze bouwsteun te garanderen worden doelgerichte wijzigingen in Richtlijn 2009/65/EG voorgesteld.

De in deze verordening voorgestelde maatregelen inzake productinformatie vormen met name een aanvulling op de maatregelen ter bescherming van de belegger met betrekking tot beleggingsadvies en verkoopsdiensten. Wat de verkoop van gestructureerde deposito’s betreft, deze is behandeld in het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG[1]. De herziening van de richtlijn verzekeringsbemiddeling zal meer in het bijzonder tot doel hebben de regels voor de verkoop van producten voor beleggingsverzekering te verbeteren.

2.           Resultaten van de raadpleging van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling

Dit initiatief spruit voort uit een brede dialoog en een diepgaand overleg met alle betrokken belanghebbenden.

Er hebben twee raadplegingen plaatsgevonden: de eerste volgde op het verzoek van de Raad en ging vooraf aan de publicatie van de mededeling van de Commissie in 2009. In oktober 2007 een oproep gedaan om materiaal te verzamelen, waarover in maart 2008 feedback is gegeven, en in mei 2008 heeft een technische workshop met vertegenwoordigers van de sector plaatsgevonden, gevolgd in juli 2008 door een open hoorzitting op hoog niveau. De tweede fase van de raadpleging was meer toegespitst op concrete elementen van het werkschema voor informatieverstrekking en volgde op de mededeling. In oktober 2009 vond een verdere technische workshop plaats en een update van het werk werd gepubliceerd in december 2009.

Naast deze inspanningen werkten de drie comités van nationale toezichthouders van niveau 3 (CEBS, CEIOPS en CESR) samen om hun zienswijze dienaangaande verder te ontwikkelen. Het eerste resultaat was de gezamenlijke indiening bij de Commissie van drie sectorale verslagen op 18 november 2009. Aangezien deze activiteiten sectoroverschrijdend zijn, werd in 2009 een gezamenlijke task force van niveau 3 over PRIP's opgericht, die één jaar later zijn eindverslag aan de Commissie voorlegde.

De Commissie heeft in november 2010 een openbare raadpleging over concrete opties gehouden. Zij heeft ongeveer 140 bijdragen ontvangen, die op haar website zijn gepubliceerd. Uit de antwoorden op deze raadpleging is gebleken dat de sector, de consumenten en de belanghebbenden uit de lidstaten het initiatief en de voorgestelde ruime aanpak ondersteunen. Meningsverschillen hadden meestal betrekking op de vraag hoe ruim het toepassingsgebied van de regeling moet worden opgevat en in welke mate de aanpak door middel van essentiële beleggersinformatie voor icbe's kan worden overgenomen voor andere retailbeleggingen.

Deze raadplegingen zijn aangevuld met een reeds besprekingen met consumentenorganisaties (FIN-USE, Consumentengroep financiële diensten en Gebruikersgroep financiële diensten), regelgevende instanties (Comité Financiële Diensten, Europees Comité voor het effectenbedrijf, Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.

Dit voorstel bouwt voort op de werkzaamheden van de drie comités van niveau 3 (CEBS, CEIOPS en CESR[2]); meningen die tijdens de raadplegingen, onder meer in workshops, naar voren zijn gekomen, vergaderingen met belanghebbenden alsmede de ervaring met de regeling inzake essentiële beleggersinformatie die voor icbe’s is opgedaan.

In overeenstemming met haar beleid voor een betere regulering heeft de Commissie een effectbeoordeling van beleidsalternatieven uitgevoerd. De beleidsalternatieven hadden betrekking op het toepassingsgebied van de nieuwe regeling, het niveau van standaardisering, de vraag wie verantwoordelijk moet worden geacht voor de productinformatie en het probleem hoe kan worden gezorgd voor de daadwerkelijke verstrekking van informatie aan retailbeleggers. Deze effectbeoordeling was gegrond op een aantal studies, waaronder een innovatieve studie die specifiek inzicht verschafte over de gedragingen van kleine beleggers.

Het ontwerp van effectbeoordelingsverslag werd door de dienst voor effectbeoordelingen onderzocht en herzien in overeenstemming met zijn positief advies van 15 april 2011. Naast andere verbeteringen werd verduidelijking aangebracht met betrekking tot de interactie tussen het voorstel en andere maatregelen inzake bescherming van beleggers, alsmede inzake verkoopspraktijken, de concrete werkingssfeer met betrekking tot de onder het voorstel vallende producten en entiteiten werd verder verduidelijkt, de mogelijke interactie tussen de voorstellen en andere beleidsdomeinen van de Unie werd verder verhelderd, de analyse van de beleidsopties werd verruimd en verdiept en de ramingen van kosten en baten werden aangepast om rekening te houden met de stappen die reeds voor icbe’s waren ondernomen. Daarnaast werd de analyse van de andere factoren die meespelen in beleggingsbeslissingen, uitgediept om uitdrukkelijker aan te geven dat het verstrekken van productinformatie aan beleggers slechts één van die factoren is en dat adviseurs of verhandelaars in de verkoopspraktijk in vele gevallen een doorslaggevende rol kunnen spelen bij het bepalen of beïnvloeden van beleggingskeuzen.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.        Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het VWEU. Het bevat uniforme regels inzake het verstrekken van informatie over beleggingsproducten aan retailbeleggers. Het moet retailbeleggers in staat stellen de belangrijkste kenmerken en risico’s van retailbeleggingsproducten te begrijpen en de eigenschappen van verschillende producten te vergelijken. Tegelijkertijd beoogt het voorstel ook gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen voor de verschillende productontwikkelaars en de verhandelaars van deze beleggingsproducten. Het is de bedoeling op eenvormige wijze te regelen hoe beleggers in de Unie geïnformeerd moeten worden over beleggingsproducten door middel van een kort document en op welke wijze deze informatie hun wordt verstrekt. Het voorstel harmoniseert derhalve de bedrijfsomstandigheden waarin informatie over beleggingsproducten wordt verstrekt, en dit voor alle betrokken partijen op de markt van retailbeleggingsproducten, productontwikkelaars, productverhandelaars en beleggers.

Uiteenlopende regels naargelang van de bedrijfssector die de beleggingsproducten aanbiedt, en nationale regelgeving dienaangaande brengen ongelijke concurrentievoorwaarden tussen verschillende producten en distributiekanalen teweeg, waardoor bijkomende belemmeringen worden opgeworpen voor de interne markt van financiële diensten en producten. Lidstaten hebben reeds divergerende en ongecoördineerde maatregelen genomen om tekortkomingen in de bescherming van de beleggers te verhelpen, en dergelijke ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk blijven voortdoen. Terwijl de handel in retailbeleggingsproducten steeds meer grensoverschrijdend verloopt, leiden de verschillen in de nationale regelingen tot uiteenlopende niveaus van bescherming voor de belegger, hogere kosten en meer onzekerheid voor zowel aanbieders als distributeurs van producten, hetgeen de verdere grensoverschrijdende ontwikkeling van de markt van retailbeleggingen in de weg staat. Wil deze markt zich verder kunnen ontwikkelen, dan moet het mogelijk zijn producten van verschillend type gemakkelijk te vergelijken in heel de Unie. Divergerende eisen ten aanzien van informatieverstrekking aan de belegger maakt het moeilijk dergelijke vergelijkingen te maken. Deze verschillen in regelgeving kunnen de fundamentele vrijheden in de weg staan en hebben dus een rechtstreekse invloed op de werking van de interne markt. De ervaring op het gebied van icbe’s leert ook dat divergerende nationale regelingen inzake informatieverstrekking aanleiding kunnen geven tot aanzienlijke concurrentieverstoringen. Bijgevolg is de passende rechtsgrondslag artikel 114 VWEU.

Het wordt passend en noodzakelijk geacht dit voorstel in te dienen in de vorm van een verordening, zodat het initiatief aan zijn doel kan beantwoorden. Deze maatregel is alleen van toepassing op informatieverstrekking aan retailbeleggers. Hij heeft geen betrekking op andere rechten of verplichtingen van productontwikkelaars, verhandelaars van beleggingsproducten of beleggers. In dat geval zou een richtlijn de geschikte rechtsvorm kunnen zijn. Uit ervaring is gebleken dat indien productinformatie gestandaardiseerde informatie bevat waarmee beleggers verschillende beleggingsproducten kunnen vergelijken, dit alleen kan worden bereikt met rechtstreeks toepasselijke bepalingen die geen verdere uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten behoeven. Mochten de voorschriften inzake inhoud en vorm van de informatie van lidstaat tot lidstaat verschillen ten gevolge van de omzetting van een richtlijn, dan zou dit voor marktdeelnemers ongelijke concurrentievoorwaarden meebrengen en bijgevolg een ongelijk niveau van bescherming voor beleggers. Het is belangrijk dat deze verordening rechtstreekse verplichtingen aan privé-partijen oplegt wat betreft het opstellen van de productinformatie of de informatieverstrekking, en het toepassingsgebied van deze verplichtingen mag niet afhankelijk zijn van nationale uitvoeringsmaatregelen.

3.2.        Subsidiariteit en evenredigheid

Volgens het subsidiariteitsbeginsel bedoeld in artikel 5, lid 3, van het VEU mag slechts op EU-niveau worden opgetreden wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de EU kunnen worden bereikt.

De doelstellingen van dit voorstel, namelijk zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden in de EU tussen productontwikkelaars en personen die beleggingsproducten verhandelen alsmede aan beleggers een uniform niveau van bescherming verlenen door middel van geharmoniseerde regels inzake transparantie, kan niet worden verwezenlijkt door optreden op het niveau van de lidstaten alleen. Nationale regelingen kunnen een gunstige invloed hebben op het niveau van bescherming binnen de desbetreffende lidstaat. Toch blijven nationale regels per definitie beperkt tot het desbetreffende nationale grondgebied. Bovendien bestaat het risico dat de informatieverstrekking op uiteenlopende wijze wordt aangepakt. Op die manier is het niet mogelijk over heel de Unie te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor productontwikkelaars en verhandelaars van beleggingsproducten alsmede een gelijk beschermingsniveau tot stand te brengen op het gebied van informatieverstrekking voor beleggers. Derhalve is Europees optreden noodzakelijk.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel (artikel 5, lid 4, VEU) is het voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit initiatief noodzakelijk en passend beginselen vast te stellen met betrekking tot de inhoud en de vorm van de informatieverstrekking voor retailbeleggingsproducten alsmede regels te bepalen met betrekking tot het opstellen en het verstrekken van deze productinformatie aan retailbeleggers. Deze voorschriften moeten verder worden ontwikkeld op niveau 2 zodat de maatregelen een dergelijke mate van consistentie bereiken dat het gemakkelijker wordt vergelijkingen te maken tussen beleggingsproducten uit verschillende bedrijfssectoren.

3.3.        Inachtneming van de artikelen 290 en 291 VWEU

Sinds 1 januari 2011 zijn de verordeningen tot oprichting van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten EBA, EIOPA en ESMA van toepassing[3]. In dit verband herinnert de Commissie aan haar verklaringen bij de vaststelling van de verordeningen op 23 september 2009, met betrekking tot de artikelen 290 en 291 VWEU : "Wat het proces voor de vaststelling van de reguleringsnormen betreft, benadrukt de Commissie het unieke karakter van de financiëledienstensector, dat voortvloeit uit de Lamfalussy-structuur en expliciet erkend wordt in verklaring 39 bij het VWEU. De Commissie twijfelt er evenwel sterk aan of de beperkingen van haar rol bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 VWEU.”

3.4.        Nadere uitleg van het voorstel

3.4.1.     Beleggingsproducten die bij de verkoop aan retailbeleggers vergezeld moeten zijn van een KID

Wanneer beleggingsproducten worden ontwikkeld, kunnen zij uiteenlopende wettelijke vormen aannemen zodat hetzelfde beleggingsvoorstel in een aantal bedrijfssectoren kan worden aangeboden. Dit soort productontwikkeling kan de indruk wekken dat de producten erg verschillen ook al zijn de onderliggende economische doelstellingen gelijk (bijvoorbeeld een fonds, een deposito en een aan een belegging gekoppelde verzekeringsovereenkomst kunnen er heel anders uitzien maar kunnen wel op dezelfde wijze worden gebruikt zodat zij hetzelfde beleggingsvoorstel opleveren). Al deze producten beogen te voldoen aan een vrij eenvoudige behoefte: kapitaalaccumulatie met een rendement dat hoger ligt dan een risicovrij rendement. Hoewel deze producten variëren in hun aanbod – sommige combineren het vooruitzicht van kapitaalaccumulatie met een kapitaalgarantie, terwijl dat bij andere niet het geval is; andere combineren een beleggingselement met een ander element (zoals het aanbieden van uitkeringen van een levensverzekering) – worden zij verkocht aan retailbeleggers die zich tot financiële intermediairs of rechtstreeks tot productontwikkelaars wenden voor producten die in behoeften van kapitaalaccumulatie voorzien.

Met dergelijke beleggingsproducten is de belegger blootgesteld aan schommelingen in de marktwaarde of in de uitkeringen die met deze activa kunnen worden gerealiseerd. Deze blootstelling aan risico’s geschiedt echter niet rechtstreeks zoals in het geval waarin de belegger bepaalde activa aanschaft. De producten en de personen door wie zij worden ontwerpen, spelen integendeel een bemiddelende rol tussen de belegger en de markten door middel van het verpakken van deze activa of door andere mechanismen die verschillen van een directe participatie (“packaging”). Het kan daarbij gaan om technieken zoals het samenvoegen van kapitaal van een aantal beleggers om collectieve beleggingen mogelijk te maken of het construeren van risico’s door het gebruik van derivaten. Deze technieken kunnen bijkomende complexiteit, kosten en ondoorzichtigheid opleveren ten aanzien van het product. Zij maken het echter ook mogelijk de risico's te spreiden en andere voordelen te verkrijgen waarover de belegger niet zou kunnen beschikken als hij alleen stond; zij stellen gewone beleggers in staat op efficiëntere wijze deel te nemen aan investeringsmarkten, hetgeen leidt tot diepere kapitaalmarkten en betere opties voor beleggers die hun beleggingsrisico’s wensen te diversifiëren. Om al deze producten te kunnen omvatten verwijst de definitie van beleggingsproducten in deze verordening rechtstreeks naar deze ‘verpakte’ vorm. In de mededeling van de Commissie van april 2009 wordt specifiek melding gemaakt van pakketproducten voor retailbeleggingen (“packaged retail investment products” of PRIP’s); naar aanleiding van de raadplegingen wordt dit specifieke aspect van pakketproducten voor beleggingen in deze verordening operationeel gemaakt door een verwijzing naar de niet-rechtstreekse aard van de participatie.

Een dergelijke definitie omvat producten met kapitaalgaranties en producten waarin naast het kapitaal een aandeel in de opbrengst wordt gegarandeerd; investeringsfondsen, van het closed-end-type of het open-ended-type, met inbegrip van icbe’s; alle gestructureerde producten, ongeacht hun vorm (bv. verpakt als verzekeringspolissen, fondsen, effecten of bankproducten), verzekeringsproducten waarvan de afkoopwaarde indirect wordt bepaald door het rendement op de eigen beleggingen van de verzekeringsonderneming of zelfs door de rendabiliteit van de verzekeringsonderneming zelf of door derivaten. Sommige van deze producten kunnen worden gebruikt als individuele pensioenproducten op retailniveau, dit zijn accumulatie-instrumenten ten behoeve van pensioenplanning.

Door het gebruik van deze definitie vallen de volgende producten niet onder deze verordening:

- producten waarvan het precieze rendement vooraf voor de gehele levensduur van het product is vastgesteld, aangezien het betaalbare bedrag hier niet gebonden is aan waardeschommelingen van andere activa (er is geen beleggingsrisico);

- zuivere aandelen en obligaties, voorzover deze niet een ander mechanisme bevatten dan een rechtstreekse participatie in de desbetreffende activa;

- deposito’s die niet ‘gestructureerd’ zijn, dit zijn deposito’s die bepaald worden door een rentetarief zoals bv. EURIBOR of LIBOR;

- verzekeringsproducten die alleen verzekeringsuitkeringen bieden, zoals verzekeringsproducten die zuiver bescherming bieden of producten die geen levensverzekering inhouden, wanneer zij geen afkoopwaarde opleveren die blootgesteld is aan schommelingen in de prestaties van een of meerdere onderliggende activa of referentiewaarden;

- regelingen voor bedrijfspensioenvoorziening als bedoeld in Richtlijn 2003/41/EG of Richtlijn 2009/138/EG;

- pensioenproducten waarvoor naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en waarbij de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van de aanbieder van het pensioenproduct.

De mechanismen op basis waarvan de uitkeringen worden betaald, hebben geen belang voor de afbakening van het toepassingsgebied: producten die een inkomen opleveren, of die voorzien in één uitbetaling op de vervaldag, of die enige andere regeling bevatten, vallen allemaal binnen de werkingssfeer voorzover zij voldoen aan de algemene definitie.

De definitie bevat geen verwijzing naar een voor retailgebruik bedoeld product, zelfs indien tal van beleggingsproducten ontworpen zijn met retailgebruikers voor ogen. Dit is te wijten aan het feit dat het retailelement pas kan worden vastgesteld op het verkoopspunt, wanneer de distributeur een bepaald beleggingsproduct aan een retailklant verkoopt of advies daarover verstrekt. De productinformatie moet echter worden verstrekt telkens wanneer een binnen het toepassingsgebied vallend product aan retailbeleggers wordt verkocht.

3.4.2.     Verantwoordelijkheid voor het verstrekken van het KID – artikel 5

Het voorstel legt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van het KID uitdrukkelijk bij de ontwikkelaar van het beleggingsproduct, in de zin van de verordening: de persoon die een beleggingsproduct ontwerpt maar ook de persoon die het risico of de kostenstructuur van een bestaand beleggingsproduct substantieel heeft veranderd. (Een entiteit die andere producten combineert, zou een productontwikkelaar zijn.) Deze definitie slaat op een situatie waarin de oorspronkelijke ontwikkelaar van een bijzonder financieel product geen controle uitoefent over het uiteindelijke product. Niet elke verandering in het oorspronkelijke product verlegt de verantwoordelijkheid. Veranderingen die hoofdkenmerken van het beleggingsproduct zoals het risicovergoedingsprofiel of de kosten ervan in aanzienlijke mate wijzigen, worden echter beschouwd als het herontwerpen van het product zoals toegelicht in artikel 4. Wanneer het opstellen van de informatie geheel of gedeeltelijk aan derden wordt gedelegeerd, hetgeen zich kan voordoen wanneer er sprake is van samenwerking met distributeurs, heeft dit geen gevolgen voor de algemene verantwoordelijkheid van de productontwikkelaar met betrekking tot het KID.

3.4.3.     Vorm en inhoud van het KID – artikelen 6 tot en met 11

Dit voorstel voert de beginselen van de icbe-KIID-regeling in voor alle andere retailbeleggingsproducten – alle KID's moeten een gestandaardiseerd uitzicht krijgen en een inhoud die zodanig ontworpen zijn dat de aandacht gevestigd wordt op de eenvormig aangeboden kerninformatie, zodat de informatie voor retailbeleggers beter vergelijkbaar en gemakkelijker te begrijpen wordt.

Het KID moet worden gezien als een gelegenheid om daadwerkelijk en openlijk te communiceren met potentiële beleggers. Daarom bevat het voorstel duidelijke aanwijzingen wat de vorm en het taalgebruik betreft: het moet gaan om een kort document, dat in bondige bewoordingen, in een niet-technische taal, wars van jargon, is geschreven, en dat derhalve begrijpelijk is voor de gemiddelde of de gewone retailbelegger, en op eenvormige wijze is opgesteld zodat beleggers gemakkelijk kunnen vergelijken tussen verschillende beleggingsproducten. Het KID moet een op zichzelf staand document zijn, in die zin dat retailbeleggers geen andere documenten moeten lezen om de essentiële kenmerken van het beleggingsproduct te begrijpen en een doordachte beleggingsbeslissing te nemen, en het moet duidelijk te onderscheiden zijn van marketingmaterialen.

Het voorstel omschrijft de essentiële onderdelen van het beleggingsproduct die in het KID moeten worden vermeld: de identiteit van het product en de ontwikkelaar ervan, de aard en de voornaamste kenmerken van het product, met vermelding of de belegger zijn kapitaal kan verliezen, zijn risicovergoedingsprofiel, de kosten en de voorbije prestaties indien van toepassing. Voor specifieke producten kan andere informatie worden opgenomen terwijl voor producten op het gebied van privé-pensioenen informatie over mogelijke toekomstige resultaten moet worden vermeld. Dit voorstel voorziet in een gemeenschappelijk formaat en een reeks hoofdstukken om de vergelijkbaarheid te bevorderen. Het is zeer belangrijk dat de in het document vermelde informatie tot een minimum beperkt blijft, zo niet wordt het document te ingewikkeld voor de retailbelegger. Om het document kort te houden, mag er geen andere informatie in het KID worden opgenomen.

Deze voorschriften moeten worden aangevuld bij gedelegeerde handelingen en er moeten methodologieën worden opgesteld voor de berekening van de samenvattende productinformatie over kosten en risico’s gespecificeerd in technische normen. Deze aanpak moet zorgen voor een zo groot mogelijke coherentie en vergelijkbaarheid van productinformatie die overeenstemt met het gamma producten waarop de regeling van toepassing is. Voorts kan aanvullende ondersteuning worden overwogen om het succes van dit initiatief nog te verhogen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van gemeenschappelijke glossaria of de uitwisseling van beste praktijken in het gebruik van eenvoudige taal.

Het voorstel bevat daarnaast maatregelen om het KID up-to-date te houden en ervoor te zorgen dat de begeleidende marketinginformatie passende referenties bevat.

Het voorstel verduidelijkt de aansprakelijkheid van de ontwikkelaar van het beleggingsproduct op basis van het KID en de bewijslast dienaangaande: in geval van klacht door de retailbelegger moet de ontwikkelaar van het product aantonen dat hij aan de verordening heeft voldaan.

3.4.4.     Verplichting tot het verstrekken van het KID – artikelen 12 en 13

Volgens het voorstel moet het KID aan retailbeleggers worden verstrekt (en mag het niet gewoonweg een aanbod zijn). Ongeacht wie het retailbeleggingsproduct verhandelt (de distributeur of de productontwikkelaar in geval van directe verkoop), hij moet de productinformatie tijdig en vóór de sluiting van de koop verstrekken. Het tijdstip van informatieverstrekking is van vitaal belang: om doeltreffend te zijn moet het document worden verstrekt voordat de beslissing tot beleggen wordt genomen. De voorgestelde verordening laat voor bepaalde vormen van distributie echter enige flexibiliteit met betrekking tot het tijdstip waarop de informatie moet worden verstrekt. Zo bevat het voorstel voorwaarden met betrekking tot de media die voor het verstrekken van het KID aan de retailbelegger worden gebruikt, waaronder voorwaarden met betrekking tot het gebruik van andere dan de papieren media. Deze voorschriften moeten ervoor zorgen dat deze media geschikt zijn voor de verhandeling en voor de voortdurende toegang van de retailbeleggers tot de informatie in de toekomst. Om te komen tot coherente resultaten zullen de nadere uitwerking van de methode, de timing en de voorwaarden voor de verstrekking van informatie aan retailbeleggers worden verduidelijkt bij gedelegeerde handeling.

3.4.5.     Klachten, beroep en samenwerking – Artikelen 14 tot en met 17

Dit voorstel bevat maatregelen om effectieve klachtenprocedures mogelijk te maken zowel voor de ontwikkelaar van het beleggingsproduct als op het niveau van de lidstaten. Daarnaast voorziet het voorstel in maatregelen om daadwerkelijke toegang tot geschillenbeslechtingsprocedures en beroepsprocedures te verzekeren.

Wegens de sectoroverschrijdende aard van dit voorstel, dat betrekking heeft op producten van banken, verzekeringen, effecten en fondsen, is sterkere en effectieve samenwerking nodig tussen de bevoegde autoriteiten in alle sectoren.

3.4.6.     Administratieve sancties en maatregelen – Artikelen 18 tot en met 22

Volgens de mededeling van de Commissie over sancties[4] is het in de eerste plaats “de taak van nationale autoriteiten om voor de correcte toepassing van de EU-voorschriften te zorgen”. Zij hebben de verantwoordelijkheid om financiële instellingen ervan te weerhouden de EU-voorschriften te schenden en om schendingen binnen hun rechtsgebied te bestraffen. Tegelijkertijd wordt in de mededeling beklemtoond dat de nationale autoriteiten op een gecoördineerde en geïntegreerde wijze moeten handelen.

Overeenkomstig deze mededeling en op basis van andere Europese initiatieven in de financiële sector voorziet dit voorstel in sancties en maatregelen om ter wille van de samenhang te komen tot een geharmoniseerde sanctieregeling. Het is belangrijk dat administratieve sancties en maatregelen worden opgelegd indien fundamentele bepalingen van dit voorstel niet worden nagekomen, en deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

3.4.7.     Overgangsbepaling voor icbe's en herzieningsbepaling – Artikelen 23 en 25

Gelet op de recente invoering van het KIID voor icbe’s zou het niet evenredig zijn de KID-voorschriften van deze verordening in dit stadium op icbe’s toe te passen. Om die reden is een overgangsbepaling opgenomen zodat icbe’s het KIID overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG verder kunnen gebruiken gedurende vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

Op dat ogenblik zal de Commissie in staat zijn te evalueren hoe icbe’s moeten worden behandeld en of het bestaande UCITS KIID moet worden gewijzigd om te zorgen voor een zo hoog mogelijke graad van vergelijkbaarheid van informatie tussen de icbe’s en de andere beleggingsproducten waarop overeenkomstig deze verordening het KID van toepassing is. Naast het aanwijzen van mogelijke aanpassingen in de inhoud van het UCITS KIID zijn een aantal opties denkbaar voor een evenredige invoering van wijzigingen. Een van de opties kan bestaan in de verlenging van de overgangsregeling van deze verordening zodat icbe’s alleen aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG onderworpen blijven – met een mogelijke aanpassing van deze voorschriften met het oog op de vergelijkbaarheid van informatie. Een andere optie is de wijziging van Richtlijn 2009/65/EG door het intrekken van de bepalingen inzake het UCITS KIID en het overhevelen van de inhoudelijke regeling over informatieverstrekking voor icbe's naar deze verordening. Een laatste optie zou erin bestaan de inhoudelijke regels over het UCITS KIID in het kader van de regeling voor icbe’s te laten bestaan maar voor te schrijven dat dit document gelijkwaardig is aan het essentiële-informatiedocument voor pakketproducten voor retailbeleggingen krachtens deze verordening. Bij de beoordeling van de opties kan indien noodzakelijk worden nagegaan of in deze verordening wijzigingen moeten worden aangebracht wat het KID betreft.

Deze verordening voorziet in een evaluatie van de doeltreffendheid van de maatregelen na vier jaar. Dit tijdstip is gepland vóór het einde van de voormelde overgangsperiode zodat reeds conclusies kunnen worden getrokken over de passende behandeling van icbe's. In de evaluatie moet ook worden nagegaan of het toepassingsgebied van de verordening al dan niet moet worden verruimd om nieuwe of innovatieve beleggingsproducten die in de Unie worden aangeboden, erin op te nemen.

3.4.8.     Werking ten aanzien van andere wettelijke regelingen van de Unie met betrekking tot informatieverstrekking aan consumenten

Wat andere informatieverplichtingen in het recht van de Unie betreft, kan worden vermeld dat het krachtens deze verordening vereiste KID een nieuw informatiedocument is dat qua inhoud en vorm zo ontworpen is dat het uitsluitend afgestemd is op de behoeften van gewone retailbeleggers welke, voordat zij een belegging verrichten, verschillende beleggingsproducten bekijken en vergelijken. Het formaat en de doelstellingen ervan lopen daarom niet volledig gelijk met die van andere informatievereisten zoals die welke krachtens de prospectusrichtlijn of krachtens solvabiliteit II gelden. Deze informatieverplichtingen beogen naast het verstrekken van essentiële informatie aan beleggers andere doeleinden, zoals transparantie ten aanzien van financiële markten of een volledige presentatie van alle bijzonderheden met betrekking tot een voorgesteld contract. Het KID kan deze andere informatieverplichtingen derhalve niet zo gemakkelijk vervangen en zal dus parallel met deze voorschriften bestaan. Uit de ervaring met de voorschriften van deze verordening zal echter blijken of de KID-regels in de praktijk verder moeten worden ontwikkeld, bijvoorbeeld om bepaalde informatieverplichtingen krachtens andere wettelijke regelingen van de Unie te vervangen.

Daarnaast gelden de KID-voorschriften parallel met de voorschriften van de richtlijn inzake verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en de richtlijn inzake elektronische handel (e-commerce). De verplichtingen van de richtlijn inzake verkoop op afstand zijn gerelateerd aan een dienst en de verplichtingen van de e-commercerichtlijn vullen andere informatieverplichtingen uit hoofde van het EU-recht aan. Daarom zal deze verordening geen invloed hebben op die richtlijnen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de EU-begroting omdat er geen extra middelen en geen extra posten vereist zijn om deze taken uit te voeren. De taken die voor de Europese toezichtsinstanties bedoeld zijn, vallen binnen het bestaande takenpakket van deze instanties. De toewijzing van middelen en personeel waarin de goedgekeurde financiële memoranda voor deze instanties voorziet, zal toereikend zijn om de uitvoering van deze taken mogelijk te maken.

2012/0169 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[5],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[6],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Retailbeleggers kunnen steeds meer kiezen uit een ruim gamma van uiteenlopende beleggingsproducten wanneer zij een belegging overwegen. Deze producten bieden in vele gevallen specifieke oplossingen voor beleggingen die afgestemd zijn op de behoeften van retailbeleggers, maar zijn vaak complex en moeilijk te begrijpen. De informatie die voor beleggers bestaat over deze beleggingsproducten, is niet gecoördineerd en blijkt vaak ontoereikend om de retailbeleggers te helpen de verschillende producten te vergelijken en de kenmerken ervan te doorgronden. Bijgevolg hebben retailbeleggers vaak beleggingen verricht met risico’s en met kosten die zij niet volledig begrepen, en soms hebben zij daarbij onvoorziene verliezen geleden.

(2)       Het verbeteren van transparantieregelingen voor beleggingsproducten voor retailbeleggers is een belangrijke maatregel ter bescherming van de belegger en een voorwaarde om het vertrouwen van beleggers in de financiële markt te herstellen. De eerste stappen in die richting heeft de Unie reeds ondernomen door de invoering van de regeling inzake essentiële beleggersinformatie bij Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)[8].

(3)       Uiteenlopende regels naargelang van de bedrijfssector die de beleggingsproducten aanbiedt, en nationale regelgeving dienaangaande brengen ongelijke concurrentievoorwaarden tussen verschillende producten en distributiekanalen teweeg, waardoor bijkomende belemmeringen worden opgeworpen voor de interne markt van financiële diensten en producten. Lidstaten hebben reeds divergerende en ongecoördineerde maatregelen genomen om tekortkomingen in de bescherming van de beleggers te verhelpen, en dergelijke ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk blijven voortdoen. Afwijkende benaderingen van de informatieverstrekking over beleggingsproducten staan gelijke concurrentievoorwaarden tussen verschillende ontwikkelaars van beleggingsproducten en verhandelaars van deze producten in de weg en verstoren derhalve de mededinging. Hierdoor ontstaat bovendien ongelijkheid in het niveau van bescherming van de belegger in de Unie. Deze verschillen vormen een obstakel voor de instelling en de vlotte werking van de interne markt. Bijgevolg is de passende rechtsgrondslag artikel 114 VWEU, zoals geïnterpreteerd in overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(4)       Om verschillen tegen te gaan moeten op het niveau van de Europese Unie eenvormige regels inzake transparantie worden ingevoerd en moeten deze worden toegepast op alle partijen die betrokken zijn bij de markt van het beleggingsproduct. Daarbij is een verordening vereist die ervoor moet zorgen dat de gemeenschappelijke vereisten voor essentiële-informatiedocumenten op zodanige wijze eenvormig worden dat het formaat en de inhoud van deze documenten kan worden geharmoniseerd. De rechtstreeks toepasselijke regels van een verordening moeten ervoor zorgen dat alle deelnemers die bij de markt van beleggingsproducten betrokken zijn, aan dezelfde voorwaarden worden onderworpen. Dit moet eveneens eenvormige informatieverstrekking garanderen doordat voorkomen wordt dat nationale voorschriften onderling verschillen als gevolg van de omzetting van een richtlijn. Het gebruik van een verordening is eveneens geschikt om ervoor te zorgen dat degenen die beleggingsproducten verhandelen, aan eenvormige voorschriften worden onderworpen wat het verstrekken van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers betreft.

(5)       De informatieverstrekking over beleggingsproducten dient te worden verbeterd om het vertrouwen van de beleggers in de financiële markten te herstellen. Het is echter ook van belang dat de verhandelingsprocessen daadwerkelijk gereglementeerd worden. Deze verordening vormt een aanvulling op de maatregelen inzake distributie van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad[9]. Zij is eveneens complementair met de maatregelen inzake distributie van verzekeringsproducten van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad[10].

(6)       Deze verordening moet van toepassing zijn op alle producten ongeacht hun vorm of opbouw die door de financiëledienstensector zijn ontworpen om retailbeleggers beleggingskansen te verschaffen en daarbij is het aan de belegger geboden rendement afhankelijk van de prestaties van een of meerdere activa of referentiewaarden die geen rentevoeten zijn. Hieronder vallen beleggingsproducten zoals beleggingsfondsen, levensverzekeringsovereenkomsten met een beleggingselement en gestructureerde retailproducten. Bij deze producten gaat het niet om beleggingen die rechtstreeks worden verricht door middel van de aankoop of het bezit van de activa zelf. Deze producten positioneren zich veeleer tussen de belegger en de markten door een proces van “packaging’, namelijk het inpakken of het bundelen van activa waarbij andere vormen van risicoblootstelling en andere productkenmerken tot stand worden gebracht of andere kostenstructuren worden opgebouwd in vergelijking met een rechtstreekse participatie. Door middel van deze “packaging” kunnen retailbeleggers zich wagen aan beleggingsstrategieën die anders ontoegankelijk of onuitvoerbaar zouden zijn. Tegelijkertijd moet ook meer informatie worden verschaft, in het bijzonder om vergelijkingen mogelijk te maken tussen de verschillende manieren waarop deze beleggingen in een pakket worden opgenomen.

(7)       Om te verzekeren dat deze verordening alleen wordt toegepast op dergelijke pakketproducten voor beleggingen, moeten verzekeringsproducten die geen beleggingskansen bieden en producten die alleen aan rentetarieven gebonden zijn, daarom van het toepassingsgebied van de verordening worden uitgesloten. Activa die rechtstreeks in eigendom zijn genomen, zoals bedrijfsaandelen of overheidsobligaties, zijn geen pakketproducten voor beleggingen en moeten dan ook worden uitgesloten. Aangezien deze verordening specifiek tot doel heeft de beleggingsproducten die op de markt aan retailbeleggers worden aangeboden, beter vergelijkbaar en begrijpelijk te maken, moeten regelingen voor bedrijfspensioenvoorziening die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening[11] of van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)[12], niet aan deze verordening worden onderworpen. Op dezelfde wijze moeten een aantal producten voor bedrijfspensioenvoorziening die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG vallen, worden uitgesloten van de werkingssfeer van deze verordening, op voorwaarde dat naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en de werknemer de aanbieder van het pensioenproduct niet zelf kan kiezen. Beleggingsfondsen die zich tot institutionele beleggers richten, vallen evenmin binnen het toepassingsgebied van deze verordening omdat zij niet voor verhandeling aan retailbeleggers in aanmerking komen. Beleggingsproducten die voor het opbouwen van spaartegoeden voor een individueel privé-pensioen worden gebruikt, moeten echter binnen de toepassingssfeer van deze verordening vallen omdat zij vaak concurreren met de andere producten die onder deze verordening vallen en op soortgelijke wijze aan de retailbelegger worden aangeboden.

(8)       Om duidelijkheid te scheppen over de relatie tussen de verplichtingen uit hoofde van deze verordening en die welke zijn opgelegd krachtens Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG[13] en Richtlijn 2009/138/EG, moet worden bepaald dat deze richtlijnen toepasselijk blijven naast deze verordening.

(9)       Ontwikkelaars van beleggingsproducten – zoals fondsbeheerders, verzekeringsondernemingen, emittenten van effecten, kredietinstellingen of beleggingsondernemingen – moeten de essentiële-informatiedocumenten opstellen voor de beleggingsproducten die zij ontwikkelen, omdat zij zich in de beste positie bevinden qua kennis van het product en er verantwoordelijkheid voor dragen. Het document moet door de ontwikkelaar van beleggingsproducten worden opgesteld voordat het product aan retailbeleggers kan worden verkocht. Wanneer een product niet aan retailbeleggers wordt verkocht, hoeft echter geen informatiedocument te worden opgesteld en wanneer het voor de ontwikkelaar van het beleggingsproduct niet praktisch is dit document op te stellen, kan hij dit delegeren aan anderen. Met het oog op een wijde verspreiding en beschikbaarheid van essentiële-informatiedocumenten moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid deze documenten door de ontwikkelaar van de beleggingsproducten te laten publiceren op een website van zijn keuze.

(10)     Om te voldoen aan de behoeften van retailbeleggers moet de informatie over beleggingsproducten juist, eerlijk en duidelijk zijn en mag deze niet misleidend zijn voor deze beleggers. Deze verordening moet ervoor zorgen dat het informatiedocument door retailbeleggers kan worden begrepen en moet derhalve voorzien in gemeenschappelijke normen voor het opstellen van het document. Aangezien een groot aantal retailbeleggers moeilijkheden ondervindt bij het begrijpen van gespecialiseerde financiële terminologie, moet bijzondere aandacht uitgaan naar het woordgebruik en de redactionele stijl van het document. Er moeten ook regels worden opgesteld voor de taal waarin het document moet worden opgemaakt. Bovendien moeten retailbeleggers in staat zijn het informatiedocument op zichzelf te begrijpen zonder dat naar andere informatie wordt verwezen.

(11)     Retailbeleggers moeten beschikken over de nodige informatie om een doordachte beleggingsbeslissing te nemen en om verschillende beleggingsproducten te vergelijken. Als deze informatie niet kort en bondig is, bestaat het gevaar dat zij er geen gebruik van maken. Het essentiële-informatiedocument moet daarom alleen de belangrijke informatie bevatten, met name over de aard en de kenmerken van het product, alsook betreffende de mogelijkheid van verlies van kapitaal, de kosten en het risicoprofiel van het product, alsmede relevante informatie over prestaties en andere specifieke gegevens die nodig zijn om de eigenschappen te begrijpen van individuele soorten producten, waaronder de producten die bedoeld zijn voor pensioenvoorziening.

(12)     Het essentiële-informatiedocument moet worden opgesteld in een vorm die retailbeleggers toestaat verschillende beleggingsproducten te vergelijken. Het gedrag en de capaciteiten van de consument zijn immers van die aard dat de vorm, de presentatie en de inhoud van de informatie zorgvuldig daarop moeten worden afgestemd zodat een maximaal begrip en gebruik van informatie mogelijk wordt. Voor elk document moet dezelfde volgorde worden aangenomen voor de rubrieken en de titels waaronder deze rubrieken verschijnen. Daarnaast moeten de detailgegevens die voor verschillende producten in het essentiële-informatiedocument worden vermeld, alsmede de presentatie daarvan verder worden geharmoniseerd door middel van gedelegeerde handelingen. Hierbij moet rekening worden gehouden met bestaande en lopende onderzoeken naar het gedrag van de consumenten, inclusief door de verschillende manieren waarop de informatie aan de consument wordt gepresenteerd, te toetsen op hun doeltreffendheid. Sommige beleggingsproducten bieden de retailbelegger bovendien keuze tussen een aantal onderliggende beleggingen. Met deze producten moet rekening wordt gehouden bij het kiezen van de vormgeving.

(13)     Het gebeurt steeds vaker dat retailbeleggers in hun beleggingsbeslissingen niet alleen op zoek gaan naar financieel rendement. Vaak hebben zij andere doelen voor ogen zoals sociale doeleinden of milieuaspecten. Daarnaast kan informatie over niet-financiële aspecten van beleggingen belangrijk zijn voor personen die duurzame langetermijnbeleggingen nastreven. Informatie over maatschappelijke resultaten, realisaties op het gebied van het milieu of met betrekking tot het beheer, zoals door de ontwikkelaar van het beleggingsproduct nagestreefd, kan echter moeilijk vergelijkbaar zijn of gewoon ontbreken. Daarom moet worden gestreefd naar verdere harmonisering van de detailinformatie, met name betreffende de vraag of milieu-, sociale of beheersaspecten in aanmerking zijn genomen en op welke wijze.

(14)     Het essentiële-informatiedocument moet duidelijk te onderscheiden zijn van elke andere publicitaire communicatie. Het belang daarvan mag niet worden aangetast door andere documenten.

(15)     Om te verzekeren dat het essentiële-informatiedocument betrouwbare informatie bevat, moeten ontwikkelaars van beleggingsproducten bij deze verordening verplicht worden het essentiële-informatiedocument up-to-date te houden. Derhalve moeten nadere regels worden voorgeschreven met betrekking tot de voorwaarden en de frequentie voor het bijwerken van deze informatie. De herziening van het essentiële-informatiedocument moet worden geregeld bij een door de Commissie vast te stellen gedelegeerde handeling.

(16)     Essentiële-informatiedocumenten zijn de grondslag waarop retailbeleggers hun investeringsbeslissingen nemen. Om deze reden dragen ontwikkelaars van beleggingsproducten een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van retailbeleggers wat de naleving van de voorschriften van deze verordening betreft. Er moet dan ook voor worden gezorgd dat retailbeleggers die voor hun investeringsbeslissing op het essentiële-informatiedocument hebben vertrouwd, over een effectieve beroepsmogelijkheid beschikken. Voorts moeten alle retailbeleggers in de Unie hetzelfde recht krijgen om vergoed te worden voor schade die zij kunnen lijden wanneer ontwikkelaars van beleggingsproducten niet voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Daarom moeten de regels aangaande de aansprakelijkheid van ontwikkelaars van beleggingsproducten worden geharmoniseerd. Deze verordening moet bepalen dat de retailbelegger de ontwikkelaar van beleggingsproducten aansprakelijk kan stellen voor een inbreuk op deze verordening in geval van verliezen die te wijten zijn aan het gebruik van het essentiële-informatiedocument.

(17)     Aangezien retailbeleggers in het algemeen geen duidelijk inzicht hebben in de interne procedures van de ontwikkelaars van beleggingsproducten, moet worden voorzien in een omkering van de bewijslast. De ontwikkelaar van beleggingsproducten moet dan bewijzen dat het essentiële-informatiedocument was opgesteld in overeenstemming met deze verordening. De retailbelegger moet echter bewijzen dat zijn verliezen te wijten zijn aan het gebruik van de gegevens in het essentiële-informatiedocument omdat dergelijke aangelegenheden binnen de directe persoonlijke sfeer van de retailbelegger vallen.

(18)     Aangelegenheden die betrekking hebben op de civiele aansprakelijkheid van de ontwikkelaar van beleggingsproducten en die niet onder deze verordening vallen, moeten worden geregeld volgens de toepasselijke nationale wet overeenkomstig de desbetreffende internationaalprivaatrechtelijke regels. Het rechtsorgaan dat bevoegd is om zich uit te spreken over een aansprakelijkheidsvordering van een retailbelegger, dient te worden aangewezen volgens de toepasselijke regels inzake internationale jurisdictie.

(19)     De retailbelegger moet in staat zijn de beleggingsbeslissing met kennis te zaken te nemen. Personen die beleggingsproducten verhandelen, moeten derhalve worden verplicht het essentiële-informatiedocument tijdig te verstrekken voordat de transactie wordt gesloten. Dit is een algemene verplichting ongeacht waar of hoe de transactie plaatsvindt. Tot de verhandelaars van beleggingsproducten behoren zowel de distributeurs als de ontwikkelaars zelf van deze producten wanneer zij ervoor kiezen het product rechtstreeks aan retailbeleggers te verkopen. Om de nodige flexibiliteit en evenredigheid te verzekeren, moet het mogelijk zijn dat retailbeleggers die een transactie wensen te sluiten met gebruik van een techniek voor communicatie op afstand, het essentiële-informatiedocument ontvangen na het sluiten van de transactie. Zelfs in dat geval blijft het essentiële-informatiedocument nuttig voor de belegger, bijvoorbeeld om hem in staat te stellen het aangekochte product te vergelijken met de beschrijving in het essentiële-informatiedocument. Deze verordening doet geen afbreuk aan Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad[14].

(20)     Er moeten eenvormige regels worden vastgesteld om de persoon die het beleggingsproduct verhandelt, enige keuzevrijheid te laten met betrekking tot de drager waarop het essentiële-informatiedocument aan de retailbelegger wordt verstrekt. De mogelijkheid moet bestaan om elektronische communicatie te gebruiken wanneer dit passend is wegens de omstandigheden van de transactie. De retailbelegger moet echter de keuze worden gelaten het essentiële-informatiedocument op papier te ontvangen. In het belang van de toegang tot informatie voor de consument moet het essentiële-informatiedocument altijd gratis worden verstrekt.

(21)     Het vertrouwen van retailbeleggers in beleggingsproducten moet worden gegarandeerd. Daarom moeten regels worden bepaald voor passende interne procedures waarmee retailbeleggers antwoord op hun klachten ontvangen van de ontwikkelaar van beleggingsproducten.

(22)     Dankzij procedures voor alternatieve geschillenbeslechting kunnen geschillen sneller en goedkoper worden afgehandeld dan voor de rechtbank en wordt de druk op het gerechtelijk stelsel verlicht. Om die reden moeten ontwikkelaars en verhandelaars van beleggingsproducten ertoe worden verplicht, onder voorbehoud van een aantal waarborgen overeenkomstig het beginsel van daadwerkelijke rechtsbescherming, hun medewerking te verlenen aan deze procedures die retailbeleggers kunnen instellen met betrekking tot de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De procedure voor alternatieve geschillenbeslechting mag echter niet afdoen aan het recht van partijen bij deze procedure om de zaak voor te leggen aan de rechtscolleges.

(23)     Aangezien het essentiële-informatiedocument voor beleggingsproducten moet worden opgesteld door instanties die actief zijn in de sector van de banken, verzekeringen, effecten en fondsen van de financiële markten, moet er absoluut voor worden gezorgd dat de verschillende autoriteiten die toezicht houden op de ontwikkelaars van beleggingsproducten, soepel samenwerken om te komen tot een gemeenschappelijke aanpak bij de uitvoering van deze verordening.

(24)     Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector[15] en ter waarborging van de nakoming van de in deze verordening gestelde voorschriften moeten de lidstaten de nodige stappen ondernemen om overtredingen van deze verordening te onderwerpen aan passende administratieve sancties en maatregelen. Sancties moeten een ontradend effect hebben en beleggers moeten beter worden beschermd door waarschuwingen wanneer beleggingsproducten in strijd met deze verordening op de markt worden gebracht. Daarom moeten deze sancties en maatregelen normalerwijze worden gepubliceerd, uitgezonderd in welbepaalde omstandigheden.

(25)     Om te voldoen aan de doelstellingen van deze verordening moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om andere bepalingen vast te stellen met betrekking tot de presentatie en de vorm van het essentiële-informatiedocument, de inhoud van de in het essentiële-informatiedocument op te nemen informatie, alsmede om voorschriften te bepalen inzake de termijnen voor de verstrekking van het essentiële-informatiedocument en inzake de bijwerking en de herziening daarvan. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt. Zij moet bij het voorbereiden en het opstellen van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(26)     De Commissie moet bij gedelegeerde handelingen krachtens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in overeenstemming met de respectieve artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nrs. 1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010, ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen die uit hoofde van artikel 8 door de ESMA, de EBA en de EIOPA zijn ontwikkeld met betrekking tot de methodologie voor de presentatie van de risicovergoeding en de berekening van de kosten.

(27)     Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[16] regelt de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten in de context van deze verordening en onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[17] regelt de verwerking van persoonsgegevens door de Europese toezichthoudende autoriteiten            overeenkomstig deze verordening en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, zoals de uitwisseling van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG en elke uitwisseling of doorgifte van informatie door de Europese toezichthoudende autoriteiten moet voldoen aan Verordening (EG) nr. 45/2001.

(28)     Hoewel icbe’s beleggingsproducten zijn in de zin van deze verordening, is het ten gevolge van de recente invoering van de voorschriften inzake essentiële beleggersinformatie overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG evenredig dat aan deze icbe’s na de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsperiode van 5 jaar wordt verleend. Tijdens deze periode zijn icbe’s niet onderworpen aan deze verordening. Na deze termijn zullen zij aan deze verordening worden onderworpen indien de overgangsperiode niet verder wordt verlengd.

(29)     Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet een herziening daarvan plaatsvinden om rekening te houden met marktontwikkelingen, zoals de opkomst van nieuwe soorten beleggingsproducten of ontwikkelingen in andere gebieden van het recht van de Unie en de ervaringen van lidstaten. Bij deze herziening moet worden nagegaan of het begrip dat de gemiddelde retailbelegger heeft van de beleggingsproducten, door de ingevoerde maatregelen is verbeterd en of de producten beter vergelijkbaar zijn geworden. Voorts moet worden nagegaan of de overgangsperiode voor de icbe’s moet worden verlengd dan wel of andere opties voor de behandeling van icbe’s kunnen worden overwogen. Op basis van deze evaluatie dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen dat, zo nodig, vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.

(30)     Om de ontwikkelaars van beleggingsproducten en de personen die deze producten verhandelen, voldoende tijd te verlenen voor de voorbereiding van de praktische uitvoering van de verordening, dienen de voorschriften van deze verordening niet vroeger dan twee jaar na de inwerkingtreding ervan te worden toegepast.

(31)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(32)     Aangezien de doelstelling van de te ondernemen maatregelen, te weten een betere bescherming van de retailbeleggers en een groter vertrouwen van deze beleggers in beleggingsproducten, inclusief in het geval van grensoverschrijdende verhandeling van deze producten, niet voldoende door de onafhankelijk van elkaar optredende lidstaten kan worden verwezenlijkt en de vastgestelde gebreken alleen door optreden op Europees niveau kunnen worden verholpen, en deze doelstelling wegens de gevolgen van het optreden derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Bij deze verordening worden uniforme regels vastgesteld inzake de vorm en de inhoud van het door ontwikkelaars van beleggingsproducten op te stellen essentiële-informatiedocument alsmede inzake de verstrekking van dit document aan retailbeleggers.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op het ontwikkelen en verhandelen van beleggingsproducten.

Zij is echter niet van toepassing op de volgende producten:

(a) verzekeringsproducten die geen afkoopwaarde opleveren of waarvan deze afkoopwaarde niet geheel of gedeeltelijk, direct of indirect aan marktschommelingen is blootgesteld;

(b) deposito's met een rendement dat door een rentetarief wordt bepaald;

(c) effecten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b) tot en met g), i) en j), van Richtlijn 2003/71/EG;

(d) andere effecten die geen derivaat inhouden;

(e) regelingen voor bedrijfspensioenvoorziening die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG of Richtlijn 2009/138/EG vallen; en

(f) pensioenproducten waarvoor naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en waarbij de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van de aanbieder van het pensioenproduct.

Artikel 3

1.           Wanneer ontwikkelaars van beleggingsproducten die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2003/71/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2003/71/EG beide van toepassing.

2.           Wanneer ontwikkelaars van beleggingsproducten die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2009/138/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2009/138/EG beide van toepassing.

Artikel 4

In deze verordening wordt verstaan onder:

(a) “beleggingsproducten”: beleggingen waarbij ongeacht de rechtsvorm het aan de belegger terugbetaalbare bedrag is blootgesteld aan schommelingen in referentiewaarden of in de prestaties van een of meer activa die niet rechtstreeks door de belegger zijn aangekocht;

(b) een “ontwikkelaar van beleggingsproducten”:

i)        elke natuurlijke of rechtspersoon die een beleggingsproduct ontwikkelt;

ii)       elke natuurlijke of rechtspersoon die in een bestaand beleggingsproduct veranderingen aanbrengt door het risicovergoedingsprofiel ervan of de aan de investering in het beleggingsproduct verbonden kosten te wijzigen;

(c) "retailbeleggers":

i)        niet-professionele cliënten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 12), van Richtlijn 2004/39/EG;

ii)       cliënten in de zin van Richtlijn 2002/92/EEG;

(d) “pensioenproducten”: producten die naar nationaal recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger te voorzien van een inkomen bij pensionering, en die de belegger het recht geven op bepaalde voordelen;

(e) “duurzame drager": een duurzaam hulpmiddel zoals omschreven in artikel 2, onder m), van Richtlijn 2009/65/EG;

(f) “bevoegde autoriteiten”: de nationale autoriteiten van lidstaten die wettelijk gemachtigd zijn toezicht te houden op ontwikkelaars van beleggingsproducten of op personen die beleggingsproducten aan retailbeleggers verkopen.

HOOFDSTUK II ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENTEN

Afdeling 1 Opstellen van het essentiële-informatiedocument

Artikel 5

De ontwikkelaar van beleggingsproducten stelt in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde voorschriften voor elk beleggingsproduct dat hij ontwikkelt, een document met essentiële informatie op en publiceert het document op een website van zijn keuze vooraleer het product aan retailbeleggers kan worden verkocht.

Afdeling II Vorm en inhoud van het essentiële-informatiedocument

Artikel 6

1.           Het essentiële-informatiedocument moet juist, eerlijk en duidelijk en niet misleidend zijn.

2.           Het essentiële-informatiedocument is een op zichzelf staand document dat duidelijk verschilt van marketingmaterialen.

3.           Het essentiële-informatiedocument wordt opgesteld als een kort document dat:

(a) is gepresenteerd en op zodanige wijze is vormgegeven dat het gemakkelijk leesbaar is, met gebruik van tekens van leesbare grootte;

(b) op duidelijke wijze is verwoord en geschreven in een taal die de boodschap op zodanige wijze overbrengt dat de retailbelegger de meegedeelde informatie gemakkelijk kan begrijpen, waarbij met name:

(i) de gebruikte taal duidelijk, bondig en begrijpelijk is;

(ii) het gebruik van jargon wordt vermeden;

(iii) indien mogelijk technische termen worden vermeden en woorden uit de omgangstaal worden gebruikt.

4.           Wanneer in het essentiële-informatiedocument kleuren worden gebruikt, doen deze geen afbreuk aan de begrijpelijkheid van de informatie ingeval het essentiële-informatiedocument in zwart-wit wordt afgedrukt of gefotokopieerd.

5.           Wanneer de bedrijfsnaam of het logo van de ontwikkelaar van beleggingsproducten of de groep waarvan hij deel uitmaakt, in het essentiële-informatiedocument wordt gebruikt, leidt dit de aandacht van de retailbelegger niet af van de informatie in de tekst en verbergt dit geen deel van de tekst.

Artikel 7

Het essentiële-informatiedocument wordt opgesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar het beleggingsproduct wordt verhandeld, of in een taal die door de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat wordt aanvaard, of indien het in een andere taal is opgesteld, wordt het vertaald in een van deze talen.

Artikel 8

1.           De titel "essentiële-informatiedocument" staat duidelijk zichtbaar bovenaan de eerste bladzijde van het essentiële-informatiedocument. Onmiddellijk onder de titel staat een toelichting, die luidt als volgt:

“Dit document verstrekt u essentiële informatie over dit beleggingsproduct. Het is geen marketingmateriaal. Deze informatie is wettelijk voorgeschreven om u te helpen de aard van dit beleggingsproduct en de aan de belegging verbonden risico’s te begrijpen. Het is raadzaam deze informatie te lezen zodat u uw besluit om te beleggen met kennis van zaken kunt nemen.”

2.           Het essentiële-informatiedocument bevat de volgende gegevens:

(a) onder een titel aan het begin van het document, de naam van het beleggingsproduct en de identiteit van de ontwikkelaar van het beleggingsproduct;

(b) onder de titel “waar gaat het om bij deze belegging?” de aard en de voornaamste kenmerken van het beleggingsproduct, waaronder:

i) het type beleggingsproduct;

ii) de doelstellingen en de middelen om deze te bereiken;

iii) een vermelding of de ontwikkelaar van het beleggingsproduct specifieke milieu-, sociale of beheersresultaten beoogt, met betrekking tot zijn bedrijfsvoering dan wel met betrekking tot het beleggingsproduct, en zo ja, een vermelding van de nagestreefde resultaten en hoe deze moeten worden bereikt;

iv) indien het beleggingsproduct verzekeringsuitkeringen biedt, nadere gegevens over deze verzekeringsuitkeringen;

v) de termijn van het beleggingsproduct, indien bekend;

vi) prestatieverwachtingen, indien relevant gelet op de aard van het product;

(c) onder de titel “kan ik geld verliezen?” een korte vermelding of verlies van kapitaal mogelijk is, waaronder

i) verstrekte waarborgen of kapitaalbescherming, alsmede beperkingen daarop;

ii) een vermelding of het beleggingsproduct wordt gedekt door een vergoedings- of waarborgregeling;

(d) onder de titel “waarvoor is het product bestemd?”een vermelding van de aanbevolen minimumperiode van bezit en het verwachte liquiditeitsprofiel van het product, waaronder de mogelijkheid en de voorwaarden tot desinvestering vóór het einde van de looptijd, rekening houdende met het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct en de marktontwikkelingen die hiermee worden beoogd;

(e) onder de titel “welke zijn de risico’s en wat kan ik daarvoor verwachten?” het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct, waaronder een samenvattende indicator van dit profiel en waarschuwingen met betrekking tot specifieke risico’s die mogelijk niet volledig in de samenvattende indicator zijn weergegeven;

(f) onder de titel “wat zijn de kosten?” de kosten die aan de belegging in het beleggingsproduct zijn verbonden, waaronder de door de belegger te dragen directe en indirecte kosten, met een samenvattende indicator van deze kosten;

(g) onder de titel “wat heeft het in het verleden opgeleverd?” de resultaten in het verleden van het beleggingsproduct, indien dit relevant is gelet op de aard van het product en de duur van de voorbije resultaten;

(h) voor pensioenproducten, onder de titel “wat krijg ik wanneer ik met pensioen ga?” projecties van mogelijke toekomstige resultaten.

3.           De ontwikkelaar van beleggingsproducten mag andere informatie alleen opgeven indien dit voor de retailbelegger noodzakelijk is om met kennis van zaken een besluit tot belegging in een specifiek beleggingsproduct te nemen.

4.           De in lid 2 bedoelde informatie wordt in een gemeenschappelijke vorm aangeboden, met inbegrip van de gewone titels en volgens de in lid 2 omschreven gestandaardiseerde volgorde zodat het voor elk ander beleggingsproduct mogelijk wordt te vergelijken met het essentiële-informatiedocument. Het essentiële-informatiedocument zal op opvallende wijze een gemeenschappelijk symbool dragen zodat het document kan worden onderscheiden van andere documenten.

5.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere omschrijving van de voorstellingswijze en de inhoud van elk van de in lid 2 bedoelde gegevens, de voorstellingswijze en de inhoud van de andere gegevens die de ontwikkelaar van het product in het essentiële-informatiedocument kan opnemen als bedoeld in lid 3, en het gemeenschappelijke formaat en het gemeenschappelijke symbool als bedoeld in lid 4. De Commissie houdt rekening met de verschillen tussen beleggingsproducten en de capaciteiten van de retailbeleggers alsmede met de kenmerken van de beleggingsproducten op basis waarvan de retailbelegger een keuze kan maken tussen verschillende onderliggende beleggingen of andere opties waarin het product voorziet, onder meer wanneer de keuze op verschillende tijdstippen kan worden uitgeoefend of in de toekomst kan worden gewijzigd.

6.           De Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) stellen ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot vaststelling van:

(a) de methodologie waarop de presentatie van de risicovergoeding als bedoeld in lid 2, onder e), van dit artikel berust, en

(b) de kostenberekening als bedoeld in lid 2, onder f), van dit artikel.

In de ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt rekening gehouden met verschillende types beleggingsproducten. De Europese toezichthoudende autoriteiten dienen deze technische reguleringsnormen bij de Commissie in vóór […].

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend tot vaststelling van de technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening 1094/2010 en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 9

Publicitaire mededelingen die specifieke informatie met betrekking tot het beleggingsproduct verstrekken, bevatten geen uitspraken die in strijd zijn met de informatie van het essentiële-informatiedocument of die de betekenis van het essentiële-informatiedocument aantasten. In publicitaire mededelingen wordt vermeld dat er een essentiële-informatiedocument beschikbaar is en wordt aangegeven hoe dit kan worden verkregen.

Artikel 10

1.           De ontwikkelaar van beleggingsproducten herziet op gezette tijdstappen de in het essentiële-informatiedocument vermelde informatie en past het document aan wanneer uit de herziening blijkt dat veranderingen moeten worden aangebracht.

2.           De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te voorzien in nadere regels voor de herziening van de in het essentiële-informatiedocument vervatte informatie en de aanpassing van dit document met betrekking tot:

(a) de voorwaarden en de frequentie voor de herziening van de informatie in het essentiële-informatiedocument;

(b) de voorwaarden waaronder de informatie in het essentiële-informatiedocument moet worden herzien, alsmede met betrekking tot de verplichting of de mogelijkheid het herziene essentiële-informatiedocument opnieuw te publiceren;

(c) de specifieke voorwaarden waaronder de informatie in het essentiële-informatiedocument moet worden aangepast of het essentiële-informatiedocument moet worden herzien wanneer een beleggingsproduct op niet-permanente wijze ter beschikking wordt gesteld van retailbeleggers;

(d) de omstandigheden waarin retailbeleggers voor een door hen aangekocht beleggingsproduct moeten worden geïnformeerd over de herziening van een essentiële-informatiedocument.

Artikel 11

1.           Wanneer een ontwikkelaar van beleggingsproducten een essentiële-informatiedocument heeft opgesteld dat niet voldoet aan de voorschriften van de artikelen 6, 7 en 8, waarop een retailbelegger zich heeft gebaseerd bij het nemen van een beleggingsbeslissing, kan deze retailbelegger ten aanzien van de ontwikkelaar van het beleggingsproduct vergoeding vorderen voor de schade die hem is berokkend ten gevolge van het gebruik van het essentiële-informatiedocument.

2.           Wanneer een retailbelegger blijk geeft van een verlies ten gevolge van het gebruik van de informatie in het essentiële-informatiedocument, moet de ontwikkelaar van het beleggingsproduct bewijzen dat het essentiële-informatiedocument is opgesteld in overeenstemming met de artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening.

3.           De in lid 2 bedoelde verdeling van de bewijslast kan niet vooraf bij overeenkomst worden gewijzigd. Elk beding in deze vooraf gesloten overeenkomsten is niet verbindend voor de retailbelegger.

Afdeling III Verstrekking van het essentiële-informatiedocument

Artikel 12

1.           Een verhandelaar van beleggingsproducten voor retailbeleggers verstrekt hen tijdig het essentiële-informatiedocument voordat de transactie met betrekking tot het beleggingsproduct wordt verricht.

2.           In afwijking van lid 1 kan een verhandelaar van beleggingsproducten de retailbelegger het essentiële-informatiedocument onmiddellijk na de verrichting van de transactie verstrekken wanneer:

(a) de retailbelegger ervoor kiest de transactie te verrichten door middel van een techniek voor communicatie op afstand;

(b) het niet mogelijk is het essentiële-informatiedocument overeenkomstig lid 1 te verstrekken, en

(c) de verhandelaar van het beleggingsproduct de retailbelegger daarvan op de hoogte heeft gebracht.

3.           Wanneer opeenvolgende transacties met betrekking tot hetzelfde beleggingsproduct namens een retailbelegger worden verricht overeenkomstig instructies die deze belegger aan de verhandelaar van het beleggingsproduct heeft gegeven vóór de eerste transactie, is de verplichting inzake het verstrekken van het in lid 1 bedoelde essentiële-informatiedocument alleen van toepassing op de eerste transactie.

4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere omschrijving van:

(a) de voorwaarden om te voldoen aan de verplichting tot het tijdig verstrekken van het essentiële-informatiedocument als bedoeld in lid 1;

(b) de methode en de termijn voor het verstrekken van het essentiële-informatiedocument overeenkomstig lid 2.

Artikel 13

1.           De verhandelaar van het beleggingsproduct verstrekt het essentiële-informatiedocument kosteloos aan retailbeleggers.

2.           De verhandelaar van het beleggingsproduct verstrekt de retailbelegger het essentiële-informatiedocument op een van de volgende dragers:

(a) op papier;

(b) op een andere duurzame drager dan papier, wanneer is voldaan aan de in lid 4 bedoelde voorwaarden; of

(c) via een website wanneer is voldaan aan de in lid 5 bedoelde voorwaarden.

3.           Wanneer het essentiële-informatiedocument echter op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, wordt op verzoek kosteloos een papieren versie daarvan aan de retailbelegger verstrekt.

4.           Het essentiële-informatiedocument kan op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) het gebruik van de duurzame drager is aangepast aan het kader waarin de zakelijke activiteiten tussen de verhandelaar van het beleggingsproduct en de retailbelegger plaatsvinden; en

(b) de retailbelegger heeft kunnen kiezen tussen informatie op papier of op een duurzame drager en heeft gekozen voor de andere drager.

5.           Het essentiële-informatiedocument kan via een website worden verstrekt indien het persoonlijk tot de retailbelegger wordt gericht of indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) het verstrekken van het essentiële-informatiedocument via een website is aangepast aan het kader waarin de zakelijke activiteiten tussen de verhandelaar van het beleggingsproduct en de retailbelegger plaatsvinden;

(b) de retailbelegger heeft ingestemd met de verstrekking van het essentiële-informatiedocument via een website;

(c) de retailbelegger is elektronisch op de hoogte gebracht van het adres van de website en van de plaats op de website waar toegang tot de informatie kan worden verkregen;

(d) wanneer het essentiële-informatiedocument overeenkomstig artikel 10 is herzien, worden alle herziene versies ter beschikking gesteld van de retailbelegger;

(e) er wordt voor gezorgd dat het essentiële-informatiedocument op de website toegankelijk blijft voor een termijn die de retailbelegger redelijkerwijs nodig heeft om het te raadplegen.

6.           Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt het verstrekken van informatie via een andere duurzame drager dan papier passend geacht in het kader waarin de zakelijke activiteiten tussen de verhandelaar van het beleggingsproduct en de retailbelegger plaatsvinden, indien is bewezen dat de belegger regelmatig toegang tot internet heeft. De opgave door de belegger van een e-mailadres ten behoeve van deze zakelijke activiteiten wordt geacht een bewijs daarvoor te vormen.

HOOFDSTUK III KLACHTEN, BEROEP, SAMENWERKING

Artikel 14

De ontwikkelaar van beleggingsproducten voert passende procedures en regelingen in om ervoor te zorgen dat retailbeleggers die een klacht met betrekking tot het essentiële-informatiedocument hebben ingediend, een tijdig en passend antwoord krijgen.

Artikel 15

1.           Wanneer een retailbelegger tegen een ontwikkelaar van beleggingsproducten of een verhandelaar van beleggingsproducten een procedure voor alternatieve geschillenbeslechting naar nationaal recht instelt met betrekking tot rechten en verplichtingen uit hoofde van deze verordening, neemt de ontwikkelaar van beleggingsproducten of de verhandelaar van deze producten deel aan de procedure voorzover deze voldoet aan de volgende eisen:

(a) de procedure leidt tot beslissingen die niet verbindend zijn;

(b) de termijn om het geschil bij de rechtbank aanhangig te maken wordt geschorst voor de duur van de procedure voor alternatieve geschillenbeslechting;

(c) de verjaringstermijn van de vordering wordt geschorst voor de duur van de procedure;

(d) de procedure verloopt kosteloos of tegen billijke kosten, zoals nader bepaald in de nationale wetgeving;

(e) elektronische middelen zijn voor de partijen niet de enige manier om toegang te krijgen tot de procedure;

(f) tijdelijke maatregelen zijn in uitzonderlijke gevallen mogelijk wanneer de spoed van de situatie dit vereist.

2.           De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [voeg de concrete datum in 6 maanden na de inwerkingtreding/toepassing van deze verordening] in kennis van de instanties die bevoegd zijn om de in lid 1 bedoelde procedures af te handelen. Zij delen de Commissie onverwijld alle latere wijzigingen mee met betrekking tot deze instanties.

3.           De instanties die bevoegd zijn om de in lid 1 bedoelde procedures af te handelen, werken onderling samen voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 16

Voor de toepassing van deze verordening werken de bevoegde autoriteiten onderling samen alsmede met de instanties als bedoeld in artikel 15 die belast zijn met de buitengerechtelijke klacht- en beroepsprocedures.

In het bijzonder bezorgen de bevoegde autoriteiten elkaar onverwijld de informatie die relevant is voor de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening.

Artikel 17

1.           De lidstaten passen Richtlijn 94/46/EG toe op de verwerking van persoonsgegevens die in deze lidstaat plaatsvindt overeenkomstig deze verordening.

2.           Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de EBA, de EIOPA en de ESMA.

HOOFDSTUK IV ADMINISTRATIEVE SANCTIES EN MAATREGELEN

Artikel 18

1.           De lidstaten stellen regels vast voor de invoering van passende administratieve sancties en maatregelen welke van toepassing zijn op situaties die een schending van deze verordening vormen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Vóór [24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie en het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten in kennis van de in de eerste alinea bedoelde regels. Zij stellen de Commissie en het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten onverwijld in kennis van alle daaropvolgende wijzigingen.

2.           Bij de uitoefening van de in artikel 19 bedoelde bevoegdheden werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de administratieve maatregelen en sancties leiden tot de beoogde resultaten van deze verordening en coördineren zij hun optreden om mogelijke duplicering of overlapping bij het opleggen van administratieve maatregelen en sancties in grensoverschrijdende gevallen te voorkomen.

Artikel 19

1.           Dit artikel is van toepassing op de volgende inbreuken:

(a) het essentiële-informatiedocument is niet in overeenstemming met artikel 6, leden 1 tot en met 3, en artikel 7;

(b) het essentiële-informatiedocument bevat niet de in artikel 8, leden 1 en 2, bedoelde informatie of wordt niet voorgesteld in overeenstemming met artikel 8, lid 4;

(c) een publicitaire mededeling bevat in strijd met artikel 9 informatie met betrekking tot het beleggingsproduct die in tegenspraak is met de informatie van het essentiële-informatiedocument;

(d) het essentiële-informatiedocument is niet aangepast en herzien in overeenstemming met artikel 10;

(e) het essentiële-informatiedocument is niet tijdig verstrekt in overeenstemming met artikel 12, lid 1;

(f) het essentiële-informatiedocument is niet kosteloos verstrekt in overeenstemming met artikel 13, lid 1.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten gemachtigd zijn ten minste de volgende administratieve maatregelen en sancties op te leggen:

(a) een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt verboden;

(b) een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt opgeschort;

(c) een waarschuwing die openbaar wordt gemaakt en waarin de verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden bekendgemaakt;

(d) een bevel tot publicatie van een nieuwe versie van het essentiële-informatiedocument.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de bevoegde autoriteiten krachtens lid 2 een of meerdere administratieve maatregelen en sancties hebben opgelegd, deze gemachtigd zijn de ontwikkelaar of de verhandelaar van het beleggingsproduct ertoe te verplichten een rechtstreekse mededeling tot de betrokken retailbelegger te richten waarin hem informatie over de administratieve maatregel of sanctie wordt verstrekt en hem wordt meegedeeld waar klachten of schadevorderingen kunnen worden ingediend.

Artikel 20

De bevoegde autoriteiten passen de in artikel 19, lid 2, bedoelde administratieve maatregelen en sancties toe rekening houdend met alle relevante omstandigheden, waaronder:

(a) de ernst en de duur van de inbreuk;

(b) de mate waarin de betrokken persoon verantwoordelijk kan worden gesteld;

(c) de impact van de inbreuk op de belangen van retailbeleggers;

(d) de wil tot samenwerking van de persoon die verantwoordelijk is voor de inbreuk;

(e) eerdere inbreuken door de verantwoordelijke persoon.

Artikel 21

1.           Wanneer de bevoegde autoriteit administratieve maatregelen en sancties openbaar heeft gemaakt, doet zij van deze administratieve maatregelen en sancties gelijktijdig verslag bij de EBA, de EIOPA en de ESMA.

2.           De lidstaten verstrekken de EBA, de EIOPA en de ESMA jaarlijks eenmaal geaggregeerde informatie met betrekking tot alle administratieve maatregelen en sancties die in overeenstemming met artikel 18 en artikel 19, lid 2, zijn opgelegd.

3.           De EBA, de EIOPA en de ESMA publiceren deze informatie in een jaarverslag.

Artikel 22

De sancties en maatregelen die voor de in artikel 19, lid 1, bedoelde inbreuken worden opgelegd, worden onverwijld aan het publiek bekendgemaakt en bevatten ten minste informatie over het soort inbreuk op deze verordening en de identiteit van de verantwoordelijke personen, tenzij openbaarmaking hiervan de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen.

Wanneer bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maken de bevoegde autoriteiten de sancties of maatregelen bekend zonder vermelding van namen.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.           De bevoegdheid om de in artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 2, en artikel 12, lid 4, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van [4 jaar] vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 2, en artikel 12, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.           Een overeenkomstig artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 2, en artikel 12, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [2 maanden] verlengd.

Artikel 24

Beheermaatschappijen en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 2, lid 1, en artikel 27 van Richtlijn 2009/65/EG en personen die icbe’s in de zin van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn verhandelen, zijn van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening vrijgesteld tot [PB: voeg de datum 5 jaar vanaf de inwerkingtreding in].

Artikel 25

1.           Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie een evaluatie ervan. De evaluatie omvat een algemeen overzicht betreffende de praktische toepassing van de in deze verordening vastgestelde regels rekening houdend met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten. Met betrekking tot icbe’s als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt in de evaluatie nagegaan of de overgangsregeling krachtens artikel 24 van deze verordening wordt verlengd dan wel of de bepalingen inzake essentiële beleggersinformatie in Richtlijn 2009/65/EG na de vaststelling van eventuele noodzakelijke aanpassingen kunnen worden vervangen of gelijkwaardig kunnen worden geacht aan het essentiële-informatiedocument als bedoeld in deze verordening. In de evaluatie wordt eveneens onderzocht of het toepassingsgebied van deze verordening tot andere financiële producten kan worden verruimd.

2.           Na raadpleging van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 26

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [twee jaar na de inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               COM(2011) 656 definitief.

[2]               CEBS, CEIOPS en CESR zijn de voorgangers van respectievelijk de EBA, de EIOPA en de ESMA.

[3]               Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010; PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

[4]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector, van 8 december 2010 ((COM(2010) 716 definitief).

[5]               PB , blz.

[6]               PB , blz.

[7]               PB C , blz.

[8]               PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

[9]               PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[10]             PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3.

[11]             PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10.

[12]             PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

[13]             PB L 345 van 21.12.2003, blz. 64.

[14]             PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16.

[15]             COM(2010) 716.

[16]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[17]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

Top