This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0162
Amended proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EC) No 1760/2000 as regards electronic identification of bovine animals and deleting the provisions on voluntary beef labelling
Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees
Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees
/* COM/2012/0162 final - 2011/0229 (COD) */
Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000 wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees /* COM/2012/0162 final - 2011/0229 (COD) */
TOELICHTING In Verordening (EG) nr. 1760/2000 van 17 juli
2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor
runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten[1] is bepaald dat elke lidstaat
overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor
runderen moet vaststellen. Vooraf bestonden reeds EU-regels inzake
identificatie en traceerbaarheid van runderen, namelijk die welke in 1997
werden vastgesteld in het licht van de crisis in verband met boviene
spongiforme encefalopathie (BSE). Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad
voorziet in een regeling inzake de individuele traceerbaarheid van runderen aan
de hand van de volgende elementen: de identificatie van elk afzonderlijk dier
met twee oormerken, een bedrijfsregister op elk bedrijf (bijv. landbouwbedrijf,
markt, slachthuis), individuele paspoorten voor elk dier met gegevens over alle
verplaatsingen, en melding van alle verplaatsingen aan een gecomputeriseerd
gegevensbestand dat bij ziekte-uitbraken snel dieren kan traceren en cohorten
kan identificeren. Deze beginselen werden later overgenomen in Verordening (EG)
nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad. Het uiteindelijke
doel was het vertrouwen van de consument in rundvlees en rundvleesproducten te
herstellen door transparantie en volledige traceerbaarheid van de runderen en
de rundvleesproducten, alsmede de dieren voor veterinaire doeleinden te
lokaliseren en te traceren, wat van cruciaal belang is voor de beheersing van
infectieziekten. Wat deze doelstellingen betreft, kan de regeling vandaag als
een succes worden gezien (in de EU is BSE onder controle en het
consumentenvertrouwen is hersteld[2]);
dit toont aan hoe doeltreffend en efficiënt deze regeling is voor het
verstrekken van gegevens die van belang zijn om infectieziekten (bijv.
mond-en-klauwzeer, bluetongue) te beheersen en de traceerbaarheid van rundvlees
te garanderen. Verordening (EG) nr. 1760/2000 (waarbij een regeling inzake de identificatie en de
registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees en
rundvleesproducten – waaronder facultatieve etikettering – is vastgesteld en
die de elementen “dubbel oormerk”, “bedrijfsregister”, “dierpaspoort” en
“gecomputeriseerd gegevensbestand” omvat) staat in de mededeling van de Commissie aan de
Raad en het Europees Parlement betreffende een “Actieprogramma ter vermindering
van de administratieve lasten in de EU” (COM(2009) 544)[3] vermeld onder de “informatieverplichtingen
van bijzonder belang wat betreft de lasten die aan de bedrijven worden
opgelegd”. Volgens het actieplan van de nieuwe strategie
voor diergezondheid voor de Europese Unie[4]
moet de Commissie bij de invoering van de elektronische identificatie (EID) van
runderen de informatieverplichtingen (bijv. bedrijfsregisters, paspoorten)
vereenvoudigen. In de agendaplanning van de
Commissie voor het eerste halfjaar van 2011 is een wetgevingsvoorstel
opgenomen, dat volgens de gewone wetgevingsprocedure zal worden behandeld. Toen de huidige regels voor de identificatie
van runderen in 1997 werden vastgesteld, was de EID technisch evenwel niet
voldoende ontwikkeld om op dat ogenblik bij runderen te worden toegepast. EID
op basis van radiofrequentie-identificatie (RFID) heeft zich de voorbije 10
jaar sterk ontwikkeld en biedt nu de mogelijkheid individuele diercodes sneller
en nauwkeuriger rechtstreeks in gegevensverwerkingssystemen in te lezen, wat
arbeidskosten voor manuele inlezing bespaart, maar tegelijk de
uitrustingskosten verhoogt. De bestaande wetgeving betreffende de identificatie
van runderen is bijgevolg geen weerspiegeling van de laatste technologische
ontwikkelingen. Elektronische identificatiemiddelen kunnen, bijvoorbeeld
wanneer het bedrijfsregister via de computer wordt bijgehouden (wat op steeds
meer landbouwbedrijven gebeurt), de administratieve lasten en het papierwerk
helpen te verminderen door automatische lezing en automatische invoer in het
register. Bovendien maakt een sneller en betrouwbaarder systeem onder meer een
snellere en meer nauwkeurige lezing mogelijk dan de klassieke oormerken, wat de
procedure om de verplaatsingen van dieren aan het centrale gegevensbestand te
melden vergemakkelijkt en dus voor een betere en snellere traceerbaarheid van
besmette dieren en/of besmet voedsel zorgt. Tal van EU-lidstaten hebben, op basis van de
huidige technologische vooruitgang bij de EID, vrijwillig besloten te beginnen
met de toepassing van EID bij runderen. Ook buiten de EU neemt het gebruik van
EID van runderen toe. Voorts is in de EU reeds voor tal van andere diersoorten
EID ingevoerd (meestal verplicht). Het huidige rechtskader verbiedt de lidstaten
niet om op vrijwillige basis elektronische identificatiemiddelen te gebruiken,
maar dit kan alleen als aanvulling op de officiële, conventionele, zichtbare oormerken.
Aangezien geen geharmoniseerde technische EU-normen zijn vastgesteld, kunnen op
verschillende plaatsen verschillende soorten elektronische
identificatiemiddelen en leestoestellen met verschillende RFID-frequenties
worden gebruikt. Zo kan elke lidstaat de normen kiezen die hij wil en zal deze
aanpak wellicht tot een gebrek aan harmonisatie
leiden, wat de elektronische uitwisseling van gegevens in het gedrang kan
brengen; hierdoor zouden de voordelen van de EID-systemen verloren gaan. Wat de facultatieve etikettering van rundvlees
betreft, moeten de buitensporige administratieve lasten die de huidige
facultatieve regeling met zich brengt, worden verminderd. De regeling inzake de
identificatie en registratie van runderen en inzake de etikettering van rundvlees
en rundvleesproducten is bij Verordening (EG) nr. 820/97 vastgesteld en
bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 aangescherpt. Deze regeling betreft de
verplichte vermelding van de oorsprong van de runderen waarvan het rundvlees
afkomstig is (de plaats waar de dieren zijn geboren, gemest en geslacht) (het
voorliggende voorstel bevat geen nieuwe voorschriften met betrekking tot de
verplichte etikettering van rundvlees), de verplichte vermelding van het
identificatiecodenummer van het geslachte dier en van de inrichting waar het
vlees is verwerkt (slachthuis of uitsnijderij), alsook een formele
goedkeuringsprocedure van de Commissie, met inbegrip van verplichte
kennisgeving, voor op het etiket aangebrachte aanvullende gegevens, andere dan
de verplichte. Reeds in 2004 heeft de Commissie bij de Raad en het Europees
Parlement een verslag over het onderdeel “etikettering van rundvlees” van
Verordening (EG) nr. 1760/2000[5] ingediend, waarin
zij op de gebreken van de facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees
wees. Aangehaald werd dat de regeling niet in alle lidstaten op uniforme wijze
wordt toegepast (zo zijn de administratieve praktijken van de lidstaten
sterk verschillend) en dat alle op het etiket vermelde gegevens (ook die
welke geen verband houden met de oorsprong, de traceerbaarheid of de
kwaliteitskenmerken van het vlees) formeel door de bevoegde autoriteit moeten
worden goedgekeurd. In het werkdocument van de diensten van de Commissie
over vereenvoudiging van het GLB[6] wordt verwezen
naar de suggestie van de “Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog
niveau inzake administratieve lasten” (de Stoiber-groep). De Stoiber-groep
suggereerde de intrekking van de verplichte kennisgeving voor facultatieve etiketteringsgegevens
die ter aanvulling van de voor rundvlees verplichte gegevens worden gebruikt[7].
Dit voorstel houdt rekening met de resultaten
van het overleg met de belanghebbenden en met het resultaat van de
effectbeoordeling. De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat invoering op
vrijwillige basis van de EID van runderen als instrument voor officiële
identificatie, de actoren de tijd zou geven om zich met het EID-systeem vertrouwd te maken en na te gaan welke
meerwaarde EID in specifieke omstandigheden kan bieden. Deze optie
verdient de voorkeur aangezien de EU-lidstaten en alle betrokken particuliere
actoren de mogelijkheid krijgen zich te organiseren, waardoor zij de voordelen
kunnen evalueren met aandacht voor de regionale verschillen en de verschillende
productietypen; voorts is deze optie soepel genoeg om de steun te krijgen van
de autoriteiten en de belanghebbenden, die baat zullen hebben bij de handhaving
van de regels. Vrijwillige invoering van EID
impliceert dat voor EID zal worden gekozen door houders die daarvan wellicht
rechtstreekse voordelen ondervinden voor hun bedrijfsvoering. Dit is een
individuele beslissing, die elke marktdeelnemer om economische redenen (ingegeven
door de markt) neemt. In het kader van de vrijwillige regeling
kunnen runderen worden geïdentificeerd met twee conventionele oormerken
(huidige regeling) of met één conventioneel, zichtbaar oormerk en één
elektronisch identificatiemiddel (d.i. een elektronisch oormerk of een bolus)
die aan geharmoniseerde EU-normen voldoen en officieel zijn goedgekeurd. De voorgestelde
invoering van EID op vrijwillige basis laat de EU-lidstaten ook vrij om te
kiezen voor een verplichte regeling op hun grondgebied. Als een lidstaat
voor de verplichte regeling kiest, moet elk rund worden geïdentificeerd met één
conventioneel, zichtbaar oormerk en één elektronisch identificatiemiddel. Op
dit ogenblik is een verplichte EU-regeling mogelijk niet de beste aanpak,
aangezien sommige belanghebbenden (bijv. kleine landbouwers) economisch
benadeeld zouden worden. Maar afgezien van de kostenoverwegingen zou een
dergelijke regeling in het ideale geval de meest efficiënte optie zijn om de
consument te beschermen (traceerbaarheid), de administratieve lasten te
verminderen en niet de risico’s te lopen die verbonden zijn aan het naast
elkaar bestaan van twee identificatiesystemen. Deze optie is ook
gedeeltelijk te verantwoorden door de grotere coherentie met het EU-beleid
inzake EID voor andere diersoorten (bijv. schapen). Aangezien de verplichte toepassing van EID
sommige marktdeelnemers economisch kan benadelen, is de voorkeursoptie voor de
invoering van EID bijgevolg een vrijwillige regeling waarbij EID wordt gezien
als een aanvaardbaar en passend rechtsmiddel voor de identificatie van runderen
en waarbij de lidstaten de mogelijkheid krijgen om op nationaal niveau een
verplichte regeling in te voeren. Voorts moet Verordening (EG)
nr. 1760/2000 worden aangepast aan het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie. De inwerkingtreding van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) heeft geleid tot grote
wijzigingen in het kader voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen en
uitvoeringshandelingen. Het VWEU maakt tussen beide handelingen een duidelijk
onderscheid wat betreft de vaststelling ervan. –
Op grond van artikel 290 VWEU inzake gedelegeerde
handelingen kan de wetgever de uitoefening van de bevoegdheden door de
Commissie controleren door een intrekkingsrecht en/of een recht van bezwaar. –
Op grond van artikel 291 VWEU inzake
uitvoeringshandelingen controleren de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie. Een rechtskader tot vaststelling van
de mechanismen voor die controle is vastgesteld in Verordening (EU)
nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[8]. Met betrekking
tot de vaststelling van Verordening (EU) nr. 182/2011 heeft de Commissie
de volgende verklaring afgelegd: “De Commissie zal
alle vigerende wetgevingshandelingen onderzoeken die niet vóór de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werden aangepast aan de
regelgevingsprocedure met toetsing, teneinde te beoordelen of deze instrumenten
moeten worden aangepast aan de bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie ingevoerde regeling voor gedelegeerde handelingen.
De Commissie zal zo snel mogelijk en niet later dan op de data die worden
genoemd in de bij deze verklaring gevoegde indicatieve tabel, passende
voorstellen doen.”[9] Verordening (EG) nr. 1760/2000 is één van
de wetgevingshandelingen die in het verleden niet aan de regelgevingsprocedure
met toetsing werden aangepast; daarom moet zij in overeenstemming worden
gebracht met het nieuwe rechtskader voor gedelegeerde handelingen en
uitvoeringshandelingen. Bijgevolg moet Verordening (EG)
nr. 1760/2000 opnieuw worden bekeken en dienovereenkomstig worden
gewijzigd met betrekking tot de vereenvoudiging en de vermindering van de
administratieve lasten en tot de invoering van nieuwe bepalingen inzake de
identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees. Dit voorstel vervangt het
voorstel dat op 30 augustus 2011 door de Commissie is goedgekeurd (COM
2011(525) definitief). De enige wijzigingen die in dit nieuwe voorstel zijn
aangebracht, betreffen de bepalingen van artikel 22 die moeten zorgen voor
uniforme voorwaarden voor het opleggen van sancties bij niet-naleving van de
relevante voorschriften inzake de identificatie van dieren en de etikettering
van rundvlees en rundvleesproducten. Dit ontwerpvoorstel voor een verordening van
het Europees Parlement en de Raad heeft geen financiële gevolgen voor de
begroting van de Europese Unie. 2011/0229 (COD) Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1760/2000
wat betreft de elektronische identificatie van runderen en tot schrapping van
de bepalingen inzake de facultatieve etikettering van rundvlees HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 168, lid 4,
onder b), Gezien het voorstel van de Europese Commissie[10], Na toezending van
het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[11], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[12], Handelend volgens
de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) In 1997 werden de EU-regels
inzake identificatie en traceerbaarheid van runderen aangescherpt in verband
met de epidemie van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en de toegenomen
behoefte die daaruit voortvloeide om de verplaatsingen en de oorsprong van de
dieren met behulp van “conventionele oormerken” te traceren. (2) In Verordening (EG) nr.
1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot
vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en
inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten[13] is bepaald dat elke lidstaat
overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor
runderen moet vaststellen. (3) Verordening (EG)
nr. 1760/2000 voorziet in een identificatie‑ en registratieregeling
voor runderen met de volgende elementen: oormerken die op beide oren van elk
dier worden aangebracht, gecomputeriseerde gegevensbestanden, dierpaspoorten en
individuele registers op elk bedrijf. (4) De tracering van rundvlees
tot aan de bron via identificatie en registratie is een eerste vereiste voor
oorsprongsetikettering in de hele voedselketen, wat bescherming biedt voor de
consument en de volksgezondheid waarborgt. (5) Verordening (EG)
nr. 1760/2000, en meer in het bijzonder de bepalingen inzake de
identificatie van runderen en de facultatieve etikettering van rundvlees, zijn
in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement
betreffende een “Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten
in de EU”[14]
vermeld onder de “informatieverplichtingen van bijzonder belang wat betreft de
lasten die aan de bedrijven worden opgelegd”. (6) Het gebruik van elektronische
identificatiesystemen kan de procedés voor de traceerbaarheid stroomlijnen door
de automatische en nauwkeuriger lezing en registratie in het bedrijfsregister.
Voorts maken deze middelen de automatische melding van de verplaatsingen van de
dieren aan het gecomputeriseerde gegevensbestand mogelijk, wat de snelheid, de
betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van het systeem ten goede komt. (7) De elektronische
identificatiesystemen op basis van radiofrequentie-identificatie zijn de
voorbije tien jaar aanzienlijk verbeterd. Die technologie maakt het nu mogelijk
de identiteitscode van elk dier sneller en nauwkeuriger rechtstreeks in
gegevensverwerkingssystemen in te lezen, waardoor minder tijd nodig is om
mogelijk besmette dieren of besmet voedsel te traceren, wat resulteert in
lagere arbeidskosten, maar tegelijk de uitrustingskosten verhoogt. (8) Deze verordening is coherent
met de elektronische identificatie (EID) die reeds in de Unie is ingevoerd voor
andere soorten dieren dan runderen, zoals het verplichte systeem voor kleine
herkauwers. (9) Gezien de technologische
vooruitgang bij de EID hebben tal van lidstaten besloten van start te gaan met
de vrijwillige toepassing van de EID van runderen. Wellicht zullen deze
initiatieven ertoe leiden dat in de afzonderlijke lidstaten of door
belanghebbenden uiteenlopende systemen zullen worden ontwikkeld. Dit zou de
latere harmonisering van de technische normen in de Unie in de weg staan. (10) De conclusie van een verslag
van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de mogelijke
invoering van elektronische identificatie van runderen[15] luidt dat is gebleken dat
radiofrequentie-identificatie zo ver ontwikkeld is dat zij in de praktijk kan
worden toegepast. Voorts concludeert het verslag dat het bijzonder wenselijk is
over te schakelen naar EID van runderen in de EU, aangezien die onder meer
bijdraagt tot de vermindering van de administratieve lasten. (11) Volgens de mededeling van de
Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende een “Actieplan voor de
uitvoering van de EU-strategie voor diergezondheid”[16] moet de Commissie bij de
invoering van de EID de informatieverplichtingen, bijv. bedrijfsregisters en
paspoorten, vereenvoudigen. (12) In de mededeling van de
Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio´s over een nieuwe strategie voor
diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): “Voorkomen is beter dan
genezen”[17]
wordt voorgesteld na te gaan of de EID van runderen de bestaande identificatie-
en registratieregeling van de EU niet kan verbeteren met het oog op de
vereenvoudiging van de informatieverplichtingen
(bijv. bedrijfsregister en paspoorten), en zit een initiatief vervat tot
invoering van de elektronische uitwisseling van runderpaspoorten. Die
uitwisseling zou leiden tot de invoering van de elektronische identificatie met
realtimeregistratie van de gegevens. Een dergelijke uitwisseling zou voor de
bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de andere belanghebbenden aanzienlijke
besparingen qua kosten en inspanningen opleveren en de werklast die het
overbrengen van gegevens uit de dierpaspoorten naar de gecomputeriseerde
gegevensbestanden met zich brengt, verminderen. Deze verordening strookt met
dat initiatief. (13) Naar verwachting zal deze
verordening dus tot een aantal hoofddoelstellingen van de grote strategieën van
de EU, waaronder EU 2020, bijdragen door de verbetering van de economische
groei, de cohesie en het concurrentievermogen. (14) Sommige derde landen hebben
reeds regels vastgesteld die het mogelijk maken geavanceerde EID-technologieën
toe te passen. De Unie moet soortgelijke regels vaststellen om de handel te
vergemakkelijken en het concurrentievermogen van de sector te vergroten. (15) Om elk dier afzonderlijk te identificeren
kunnen, als aanvulling op de conventionele oormerken waarin is voorzien bij
Verordening (EG) nr. 1760/2000, verschillende soorten elektronische
identificatiemiddelen worden gebruikt, zoals bolustransponders, elektronische
oormerken en injecteerbare transponders. Bijgevolg dient de reikwijdte van de
identificatiemiddelen waarin bij die verordening is voorzien, te worden
uitgebreid om het gebruik van elektronische identificatie mogelijk te maken. (16) Het opleggen van EID in de
hele Unie kan voor bepaalde marktdeelnemers economisch nadelige effecten
hebben. Het is derhalve dienstig een vrijwillige regeling voor de invoering van
EID in te stellen. In het kader van een dergelijke regeling zou voor EID worden
gekozen door houders die daar wellicht rechtstreeks economisch voordeel bij
hebben. (17) De lidstaten hebben zeer
uiteenlopende veehouderijsystemen, landbouwpraktijken en sectororganisaties.
Daarom moet worden toegestaan dat de lidstaten EID op hun grondgebied
uitsluitend verplicht maken als zij die identificatie, na afweging van al die
factoren, geschikt achten. (18) Voor dieren uit derde landen
die de Unie worden binnengebracht, moeten dezelfde identificatievoorschriften
gelden als voor dieren die in de Unie zijn geboren. (19) In Verordening (EG)
nr. 1760/2000 is bepaald dat de bevoegde autoriteit een paspoort moet
afgeven voor elk dier dat overeenkomstig die verordening moet worden
geïdentificeerd. Dit levert de lidstaten heel wat administratieve rompslomp op.
De door de lidstaten opgezette gecomputeriseerde gegevensbestanden garanderen
voldoende de traceerbaarheid van de verplaatsingen van runderen binnen een
lidstaat. Daarom hoeven alleen paspoorten te worden afgegeven voor dieren die
bestemd zijn voor het intra-uniale handelsverkeer. Zodra de uitwisseling
van gegevens tussen de nationale gecomputeriseerde gegevensbestanden
operationeel is, is het niet langer nodig te eisen dat voor dieren die voor het
intra-uniale handelsverkeer zijn bestemd, dergelijke paspoorten worden
afgegeven. (20) Deel II van titel II van
Verordening (EG) nr. 1760/2000 omvat voorschriften voor een facultatieve
etiketteringsregeling voor rundvlees, in het kader waarvan de bevoegde
autoriteit van de lidstaat bepaalde specificaties moet goedkeuren. De
administratieve lasten en de kosten voor de lidstaten en de marktdeelnemers met
betrekking tot de toepassing van deze regeling staan niet in verhouding tot de
voordelen van de regeling. Daarom moet dat deel worden geschrapt. (21) Als gevolg van de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de in het kader van
Verordening (EG) nr. 1760/2000 aan de Commissie verleende
bevoegdheden worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag). (22) Om te garanderen dat de nodige
regels voor een goede functionering van de identificatie, de registratie en de
traceerbaarheid van runderen en rundvlees worden toegepast, moet de bevoegdheid
om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag
aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van de vereisten voor
alternatieve identificatiemiddelen voor runderen, de bijzondere omstandigheden
waarin lidstaten de termijnen voor het aanbrengen van identificatiemiddelen
mogen verlengen, de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden
van de lidstaten moeten worden uitgewisseld, de termijn voor sommige
rapporteringsverplichtingen, de vereisten voor de identificatiemiddelen, de
gegevens die moeten worden opgenomen in de paspoorten en in de afzonderlijke
registers die op elk bedrijf moeten worden gehouden, het minimumniveau van de
officiële controles, de identificatie en registratie van de verplaatsingen van
runderen die naar zomerweiden in bergstreken worden overgebracht, de
etiketteringsvoorschriften voor bepaalde producten die gelijkwaardig moeten
zijn aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1760/2000, de
definities van gehakt rundvlees, afsnijdsels van rundvlees en uitgesneden
rundvlees, de specifieke gegevens die op de etiketten mogen worden vermeld, de
etiketteringsvoorschriften met betrekking tot de vereenvoudiging van de
oorsprongsaanduiding, de maximumomvang en de samenstelling van bepaalde groepen
dieren, en de procedures voor de goedkeuring van de
etiketteringsvoorschriften voor verpakkingen van uitgesneden vlees en de door de lidstaten toe te passen administratieve sancties bij niet-naleving
van Verordening (EG) nr. 1760/2000. Het is van bijzonder belang dat de
Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, ook
op deskundigenniveau.
Bij het voorbereiden en opstellen van die gedelegeerde handelingen dient de
Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig,
tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden
ingediend. (23) Om uniforme voorwaarden voor
de tenuitvoerlegging van deze Verordening (EG) nr. 1760/2000 te waarborgen ten aanzien van de registratie van de
bedrijven die alternatieve identificatiemiddelen toepassen, de technische
kenmerken en modaliteiten waaraan de uitwisseling van gegevens tussen de
gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moet voldoen, het formaat
en het ontwerp van de identificatiemiddelen, de technische procedures en normen
voor de tenuitvoerlegging van de EID, het formaat van de paspoorten en van het
register dat op elk bedrijf moet worden gehouden, en de
regels betreffende de wijze waarop de sancties die de lidstaten krachtens
Verordening (EG) nr. 1760/2000 aan de houders opleggen, moeten worden
toegepast en de door de lidstaten te nemen corrigerende acties
om te zorgen voor de behoorlijke uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000
wanneer controles ter plekke dit rechtvaardigen, moeten
uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de
algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop
de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[18].
(24) Verordening (EG)
nr. 1760/2000 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1760/2000 wordt als volgt
gewijzigd: 1) In artikel 1 wordt de tweede zin van
lid 2 geschrapt. 2) In artikel 3, eerste alinea, wordt
punt a) vervangen door: “a) identificatiemiddelen om de dieren
individueel te identificeren,”. 3) Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel
4 Verplichting
tot identificatie van de dieren 1. Alle op een bedrijf aanwezige dieren
worden geïdentificeerd met ten minste twee afzonderlijke identificatiemiddelen
die overeenkomstig de artikelen 10 en 10 bis zijn toegestaan en door de
bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd. De identificatiemiddelen worden aan de
bedrijven toegekend, verdeeld en bij de dieren aangebracht op de door de
bevoegde autoriteit vastgestelde wijze. Alle bij één dier aangebrachte
identificatiemiddelen dragen dezelfde unieke identificatiecode aan de hand
waarvan elk individueel dier kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan
op welk bedrijf het is geboren. 2. De lidstaten kunnen nationale bepalingen
vaststellen die verplichten tot het gebruik van een elektronisch
identificatiemiddel als één van de twee in lid 1 bedoelde
identificatiemiddelen. De lidstaten die van deze mogelijkheid
gebruik maken, delen de tekst van die nationale bepalingen aan de Commissie
mee. 3. In afwijking van lid 1 mogen runderen die
zijn bestemd voor andere culturele of sportieve evenementen dan beurzen en
tentoonstellingen, worden geïdentificeerd met alternatieve
identificatiemiddelen die voldoen aan identificatienormen welke gelijkwaardig
zijn aan die waarin dat lid voorziet. 4. Bedrijven die alternatieve
identificatiemiddelen gebruiken, worden in het gecomputeriseerde
gegevensbestand geregistreerd. De Commissie legt via
uitvoeringshandelingen de nodige regels voor die registratie vast. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 5. De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen ten
aanzien van de vereisten voor de in lid 3 bedoelde alternatieve
identificatiemiddelen, met inbegrip van voorschriften voor de verwijdering en
de vervanging ervan.”. 4) De volgende artikelen 4 bis tot
en met 4 quinquies worden ingevoegd: “Artikel
4 bis Termijn
voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen 1. De in artikel 4, lid 1, bedoelde
identificatiemiddelen worden aangebracht binnen een vanaf de geboorte van het
dier te rekenen termijn die wordt bepaald door de lidstaat waarin het dier is
geboren. Deze termijn mag niet meer bedragen dan: a) 20 dagen voor het eerste
identificatiemiddel; b) 60 dagen voor het tweede
identificatiemiddel. Geen enkel dier mag het bedrijf waarop
het is geboren, verlaten voordat de twee identificatiemiddelen zijn
aangebracht. 2. In bijzondere omstandigheden kunnen de
lidstaten de termijn voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen verlengen
tot na de in lid 1, onder a) en b), bedoelde termijn. Lidstaten die van
deze mogelijkheid gebruik maken, stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te
stellen teneinde die bijzondere omstandigheden te omschrijven. Artikel 4 ter Identificatie
van dieren uit derde landen 1. Elk dier dat moet worden onderworpen aan
veterinaire controles voor in de Unie binnengebrachte dieren uit derde landen
overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG en bestemd is voor een bedrijf van
bestemming op het grondgebied van de Unie, wordt op het bedrijf van bestemming
met de in artikel 4, lid 1, bedoelde identificatiemiddelen geïdentificeerd. De oorspronkelijke identificatie die in
het derde land van oorsprong bij het dier is aangebracht, wordt in het in
artikel 5 bedoelde gecomputeriseerde gegevensbestand ingevoerd, samen met de
door de lidstaat van bestemming aan het dier toegewezen unieke
identificatiecode van de individuele identificatiemiddelen. De eerste alinea geldt evenwel niet voor
dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een in een lidstaat gevestigd
slachthuis te worden gebracht, voor zover die dieren binnen 20 dagen na die
veterinaire controles worden geslacht. 2. De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde
identificatiemiddelen voor dieren worden aangebracht binnen de termijn die
wordt vastgesteld door de lidstaat waarin het bedrijf van bestemming is
gevestigd. Die termijn mag niet meer bedragen dan
20 dagen na de in lid 1 bedoelde veterinaire controles. In elk geval moeten de
identificatiemiddelen bij de dieren worden aangebracht voordat zij het bedrijf
van bestemming verlaten. 3. Als het bedrijf van bestemming is gevestigd
in een lidstaat die overeenkomstig artikel 4, lid 2, nationale bepalingen heeft
vastgesteld om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch
identificatiemiddel, worden de dieren binnen een door de lidstaat van
bestemming te bepalen termijn met dat elektronische identificatiemiddel
geïdentificeerd op het bedrijf van bestemming in de Unie. Die termijn mag niet meer bedragen dan
20 dagen na de in lid 1 bedoelde veterinaire controles. In elk geval moet het
elektronische identificatiemiddel bij de dieren worden aangebracht voordat zij
het bedrijf van bestemming verlaten. Artikel
4 quater Identificatie
van dieren die van een lidstaat naar een andere worden verplaatst 1. Dieren die van een lidstaat naar een
andere worden verplaatst, behouden de overeenkomstig artikel 4 aangebrachte
identificatiemiddelen. 2. Als het bedrijf van bestemming is
gevestigd in een lidstaat die nationale bepalingen heeft vastgesteld om te
verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel, worden de
dieren met dat elektronische identificatiemiddel geïdentificeerd: a) voordat zij naar het bedrijf van
bestemming in die lidstaat worden verplaatst; of b) op het bedrijf van bestemming, binnen een
termijn die wordt bepaald door de lidstaat waar dat bedrijf is gevestigd. De onder b) bedoelde termijn mag niet
meer bedragen dan 20 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de dieren op het
bedrijf van bestemming zijn aangekomen. In elk geval moeten de
identificatiemiddelen bij de dieren worden aangebracht voordat zij het bedrijf
van bestemming verlaten. De eerste alinea geldt evenwel niet voor
dieren die bestemd zijn om rechtstreeks naar een slachthuis te worden gebracht
op het grondgebied van de lidstaat die nationale bepalingen heeft vastgesteld
om te verplichten tot het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel,
voor zover die dieren binnen 20 dagen na die veterinaire controles worden
geslacht. Artikel
4 quinquies Verwijdering
of vervanging van identificatiemiddelen Identificatiemiddelen mogen enkel worden verwijderd
of vervangen als de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming verleent en daarop
controle uitoefent. Die toestemming mag alleen worden verleend als de
verwijdering of vervanging de traceerbaarheid van het dier niet in het gedrang
brengt.”. 5) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: de tweede alinea wordt geschrapt en vervangen
door: “De
lidstaten kunnen elektronische gegevens tussen hun gecomputeriseerde
gegevensbestanden uitwisselen vanaf de datum waarop de Commissie erkent dat het
gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is. De
Commissie stelt overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde
handelingen vast om te voorzien in regels betreffende de gegevens die tussen de
gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld. Via
uitvoeringshandelingen: a) stelt de Commissie de technische
voorwaarden en modaliteiten voor een dergelijke uitwisseling vast; b) erkent de Commissie dat het
gegevensuitwisselingssysteem volledig operationeel is. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”. 6) Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 Als een lidstaat geen elektronische gegevens met
andere lidstaten uitwisselt in het kader van het in artikel 5 bedoelde elektronische
uitwisselingssysteem: a) geeft de bevoegde autoriteit voor elk
dier dat voor het intra-uniale handelsverkeer bestemd is, een paspoort af op
basis van de informatie die is opgenomen in het in die lidstaat opgezette
gecomputeriseerde gegevensbestand; b) gaat elk dier waarvoor een paspoort is
afgegeven, van dat paspoort vergezeld telkens als het van een lidstaat naar een
andere wordt verplaatst; c) wordt het paspoort waarvan het dier
vergezeld gaat, bij aankomst op het bedrijf van bestemming overhandigd aan de
bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het bedrijf van bestemming is
gevestigd.”. 7) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd: i) het tweede streepje wordt vervangen
door: “– stelt de bevoegde autoriteit binnen een
door de lidstaat vastgestelde termijn in kennis van alle verplaatsingen van en
naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf,
samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden; de termijn bedraagt
minstens drie en hoogstens zeven dagen na de betrokken gebeurtenis; de
lidstaten kunnen de Commissie verzoeken de termijn van zeven dagen te
verlengen.”; ii) de volgende
tweede alinea wordt toegevoegd: “De
Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde
handelingen vast te stellen teneinde te bepalen in welke omstandigheden de
lidstaten de termijn van zeven dagen waarin is voorzien in het tweede streepje
van de eerste alinea, mogen verlengen en wat de maximumduur van die verlenging
mag zijn.”; b) het volgende
lid 5 wordt toegevoegd: “5. In afwijking
van lid 4 is het bijhouden van een register optioneel voor een houder die: a) rechtstreeks
toegang heeft tot het gecomputeriseerde gegevensbestand dat reeds de in het
register op te nemen informatie bevat; en b) binnen vierentwintig uur na een
gebeurtenis rechtstreeks bijgewerkte informatie in het gecomputeriseerde
gegevensbestand invoert.”. 8) Het volgende artikel 9 bis
wordt ingevoegd: “Artikel
9 bis Opleiding De lidstaten zien erop toe dat wie verantwoordelijk
is voor de identificatie en de registratie van dieren, instructies en
richtsnoeren krijgt met betrekking tot de van toepassing zijnde bepalingen van
deze verordening en van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de
Commissie op grond van de artikelen 10 en 10 bis vaststelt, en dat
passende opleidingscursussen beschikbaar zijn.”. 9) Artikel 10 wordt vervangen door: “Artikel
10 Toekenning
van bevoegdheden aan de Commissie om bepaalde gedelegeerde handelingen vast te
stellen De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te
voorzien in de nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan
vereiste overgangsmaatregelen, met betrekking tot: a) de vereisten voor de identificatiemiddelen
als bedoeld in artikel 4; b) de in het paspoort te vermelden gegevens
als bedoeld in artikel 6; c) de in het register te vermelden gegevens
als bedoeld in artikel 7; d) het minimumniveau van de officiële
controles overeenkomstig artikel 22; e) de identificatie en registratie van de
verplaatsingen van runderen die naar zomerweiden in bergstreken worden
overgebracht.”. 10) Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd: “Artikel 10 bis Toekenning van bepaalde
uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie De Commissie kan via uitvoeringshandelingen de
nodige regels, met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste
overgangsmaatregelen, vaststellen met betrekking tot: a) het formaat en het ontwerp van de
identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 4; b) de technische procedures en normen voor
de tenuitvoerlegging van de elektronische identificatie van runderen; c) het formaat van het paspoort als bedoeld
in artikel 6; d) het formaat van het register als bedoeld
in artikel 7. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.”. 11) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd: a) de leden 3 en 4 worden geschrapt; b) in lid 5 wordt de inleidende zin van punt
a) vervangen door: “a) Handelaren en organisaties vermelden ook
de volgende gegevens op de etiketten:”. 12) Artikel 14, vierde alinea, wordt
vervangen door: “De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde voor
afsnijdsels van rundvlees en uitgesneden rundvlees regels te bepalen die
gelijkwaardig zijn aan die van de eerste drie alinea’s van dit artikel.”. 13) Artikel 15 wordt vervangen door: “Artikel
15 Verplichte
etikettering van rundvlees uit derde landen In afwijking van artikel 13 wordt bij de
etikettering van op het grondgebied van de Unie ingevoerd rundvlees waarvoor
niet alle in artikel 13 bedoelde gegevens beschikbaar zijn, de volgende
vermelding aangebracht: “Oorsprong: niet-EU” en “Plaats van de slacht
(naam van het derde land)”.”. 14) De artikelen 16, 17 en 18 worden
geschrapt. 15) Artikel 19 wordt vervangen door: “Artikel 19 Toekenning van bevoegdheden aan de
Commissie om bepaalde gedelegeerde handelingen vast te stellen De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig
artikel 22 ter gedelegeerde handelingen vast te stellen met
betrekking tot: a) de definities van gehakt rundvlees,
afsnijdsels van rundvlees of uitgesneden rundvlees als vermeld in artikel 14, b) de specifieke gegevens die op de
etiketten mogen worden vermeld, c) de etiketteringsvoorschriften met
betrekking tot de vereenvoudiging van de oorsprongsaanduiding, d) de maximumomvang en de samenstelling van
de groep dieren als vermeld in artikel 13, lid 2, onder a), e) de procedures voor de goedkeuring van
etiketteringsvoorschriften voor verpakkingen van uitgesneden vlees.”. 16) De artikelen 20 en 21 worden
geschrapt. 17) Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd: a) aan lid 1 wordt de volgende derde alinea
toegevoegd: "De Commissie stelt via uitvoeringshandelingen de nodige regels,
met inbegrip van de voor de invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen,
vast met betrekking tot de procedures voor de toepassing van de in de tweede
alinea bedoelde sancties. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure."; “De Commissie stelt
via uitvoeringshandelingen de nodige regels, met inbegrip van de voor de
invoering daarvan vereiste overgangsmaatregelen, vast met betrekking tot de
procedures en de voorwaarden voor de toepassing van de in de tweede alinea
bedoelde sancties.”; b) lid 4 wordt vervangen door: “4. Als de Commission dit
in het licht van de resultaten van een controle ter plekke, als bedoeld in de
tweede alinea, onder b), nodig acht, neemt zij via een uitvoeringshandeling een
aan de betrokken lidstaat gericht besluit tot vaststelling van de nodige
corrigerende actie die door die lidstaat moet worden ondernomen wat de
geconstateerde onregelmatigheden betreft, waaronder het niveau van de door de
bevoegde autoriteit uit te voeren controles om te zorgen voor de behoorlijke
uitvoering van deze verordening. Als de Commissie
dit in het licht van de controleresultaten nodig acht, neemt zij via een
uitvoeringshandeling de nodige maatregelen om een correcte naleving te
waarborgen, met name wat betreft het controleniveau, de administratieve
sancties en de bepalingen inzake de termijnen als bedoeld in artikel 4, 4 bis,
4 ter en 4 quater. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.”; c) het volgende nieuwe lid
4 bis wordt ingevoegd: "4 bis. De Commissie
wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 22 ter gedelegeerde handelingen
vast te stellen tot vastlegging van de administratieve sancties die de
lidstaten moeten toepassen wanneer houders, exploitanten en organisaties die
rundvlees in de handel brengen hun verplichtingen uit hoofde van deze
verordening niet nakomen."; dc) de leden 5 en 6
worden geschrapt. 18) De volgende artikelen 22 bis en 22 ter worden ingevoegd: “Artikel 22 bis Bevoegde autoriteiten De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit(en) aan die verantwoordelijk
is (zijn) voor het doen naleven van deze verordening en de eventuele door de
Commissie op grond daarvan vastgestelde handelingen. Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de
identiteit van deze autoriteiten. Artikel
22 ter Uitoefening
van gedelegeerde bevoegdheden 1. De bevoegdheid tot vaststelling van
gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend volgens de in dit
artikel vastgestelde voorwaarden. 2. De delegatie van de in artikel 4, lid 5,
artikel 4 bis, lid 2, en de artikelen 5, 7, 10, 14
en 19 en artikel 22, lid 4 bis, bedoelde bevoegdheid
wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd, met ingang van* [*datum van inwerkingtreding van deze
verordening of een andere door de wetgever vastgestelde datum]. 3. De in artikel 4, lid 5, artikel 4 bis,
lid 2, en de artikelen 5, 7, 10, 14 en 19, en artikel 22, lid 4 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan
te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een
besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die
in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na die
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een
latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid
van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde
handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens artikel 4, lid 5, artikel 4
bis, lid 2, of de artikelen 5, 7, 10, 14 en 19 en artikel 22, lid 4 bis, vastgestelde gedelegeerde
handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad
binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die
handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de
gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de
Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar
te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze
termijn met twee maanden worden verlengd.”. 19) Artikel
23 wordt vervangen door: “Artikel 23 Comitéprocedure 1. De
Commissie wordt bijgestaan: a) voor de uitvoeringshandelingen die
overeenkomstig artikel 22, lid 1, worden vastgesteld, door het bij artikel
41 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad[19] ingestelde Comité voor de
landbouwfondsen; b) voor de uitvoeringshandelingen die
overeenkomstig artikel 4, lid 4, en de artikelen 5, 10 bis en 22 worden
vastgesteld, door het bij artikel 58 van Verordening (EG)
nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[20] ingestelde Permanent Comité
voor de voedselketen en de diergezondheid. Deze comités zijn comités in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het advies van het comité via
een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure
zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het
advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige
meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.”. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op 4.4.2012 Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1. [2] COM(2005) 322 definitief - Het TSE-stappenplan:
http://ec.europa.eu/food/food/biosafety/tse_bse/docs/roadmap_nl.pdf [3] http://www.cc.cec/sg_vista/cgi-bin/repository/getdoc/COMM_PDF_COM_2009_0544_F_EN_ANNEXE.pdf [4] Referentiedocument COM(2007) 539 definitief. [5] COM(2004) 316 definitief. [6] SEC(2009) 1601 van 16/11/2009
http://ec.europa.eu/agriculture/simplification/sec2009_1601_en.pdf [7] http://ec.europa.eu/enterprise/policies/better-regulation/files/hlg_opinion_agriculture_050309_en.pdf, blz. 7. [8] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [9] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 19. [10] PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx. [11] PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx. [12] PB L xx van xx.xx.xxxx, blz. xx. [13] PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1. [14] COM(2009) 544 definitief. [15] COM(2005) 9 definitief. [16] COM(2008) 545 definitief. [17] COM(2007) 539 definitief. [18] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [19] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. [20] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.