Ovaj je dokument isječak s web-mjesta EUR-Lex
Dokument 52012DC0392
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS A Reinforced European Research Area Partnership for Excellence and Growth
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte
/* COM/2012/0392 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte /* COM/2012/0392 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit
en groei voor de Europese onderzoekruimte (Voor de EER relevante tekst) 1. De EOR in een nieuwe economische en
politieke context Verbetering van de Europese
onderzoeksprestaties ter bevordering van groei en werkgelegenheid Kennis is de valuta van de nieuwe economie.
Wereldleiderschap op het gebied van onderzoek en innovatie, met een sterke
onderbouwing door publieke wetenschappelijke kennis, is daarom van cruciaal
belang om tot een duurzaam economisch herstel te komen en de positie van Europa
in de veranderlijke wereldorde te handhaven. De buitenlandse directe investeringen in
O&O in de EU blijven op peil, ondanks de daling van de totale inkomende
buitenlandse directe investeringen[1].
Indicatoren van de wetenschappelijke kwaliteit, uitmuntendheid en de effecten
wijzen echter op een verzwakking van de positie van de EU in de wereld, en op
een aanhoudende uitstroom van wetenschappelijk talent. De Commissie heeft voorgesteld de
O&O-begroting van de EU op te trekken tot 80 miljard euro voor Horizon 2020,
en de lidstaten hebben zich achter de EU-doelstelling geschaard om tegen 2020 gemiddeld
3% van het BBP van de Unie in onderzoek te investeren. Om die investering
maximaal te laten renderen, moet Europa echter de efficiëntie, doelmatigheid en
kwaliteit van zijn openbare onderzoeksstelsel vergroten. Daarom staat de Europese onderzoeksruimte
(EOR) centraal in de Europa 2020-strategie en in het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief
"Innovatie-Unie"[2],
en heeft de Raad opgeroepen de Europese onderzoeksruimte tegen 2014 te
voltooien[3].
De Innovatie-Unie moet ervoor zorgen dat nieuwe kennisintensieve producten en
diensten in aanzienlijke mate bijdragen tot groei en werkgelegenheid, maar om
dit doel te bereiken is een wetenschappelijke basis van wereldniveau van
cruciaal belang. Een ander belangrijk doel van de Europese
onderzoeksruimte is zowel de braindrain te verminderen, met name uit minder
welvarende regio's, als de grote variatie in onderzoeks- en innovatieprestaties
tussen regio's aan te pakken, met het oog op excellentie in de Unie door slimme
specialisatie. Dit alles moet, net als het voorstel van de
Commissie voor Horizon 2020, worden bereikt met voorschriften en procedures die
vanuit het gezichtspunt van de gebruiker zo eenvoudig mogelijk zijn. Vaststelling van de EOR – de Europese onderzoeksstelsels toegankelijk maken en aan
elkaar koppelen De EOR is gebaseerd op de 27 nationale, door
nationale belastingen gefinancierde onderzoeksstelsels van de lidstaten. Deze
stelsels zullen gescheiden blijven voor zover dit in het voordeel is van de EU
en van de individuele lidstaten, zodat Europa maximaal voordeel haalt uit zijn
wetenschappelijke, culturele en geografische verscheidenheid. Overeenkomstig
het beginsel van de slimme specialisatie is het essentieel dat de lidstaten en
de regio's zelf hun onderzoekstelsels opbouwen, en daarbij hun eigen sterktes
benutten. Om een wereldwijd concurrentiekrachtige EOR te verwezenlijken die
Europa in staat stelt een leidende rol te spelen bij het aanpakken van grote
uitdagingen en waaraan alle lidstaten deelnemen, moeten nationale stelsels
toegankelijker voor elkaar en voor de rest van de wereld zijn, en moeten zij
sterker onderling verbonden en meer interoperabel worden. Dit zal meer concurrentie maar ook meer
samenwerking tot stand brengen. Concurrentie zorgt ervoor dat middelen worden
toegewezen aan de beste onderzoekers en onderzoeksteams, terwijl samenwerking
de beste geleerden in staat stelt sneller doorbraken te forceren bij het
aanpakken van de grote uitdagingen (de vergrijzing, de continuïteit van de
energievoorziening, mobiliteit, aantasting van het milieu, enz.) en onnodige
doublures bij nationale investeringen in onderzoek en infrastructuur voorkomt. Met het oog op open innovatie en de steeds
meer collaboratieve aard van wetenschap, betekent de voltooiing van de EOR ook
de verwezenlijking van de "vijfde vrijheid"[4]: vrij verkeer van onderzoekers
en wetenschappelijke kennis, onder meer via digitale weg[5]. De volgende definitie van de
EOR is gebaseerd op het Verdrag van Lissabon[6]
en de conclusies van de Europese Raad: een op de interne markt gebaseerde maar
voor de wereld openstaande onderzoekruimte waarin onderzoekers,
wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren en waardoor de Unie en
haar lidstaten de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de EU
versterken, hun concurrentievermogen vergroten, alsook hun vermogen om
gezamenlijk de grote uitdagingen aan te pakken. De EOR-prioriteiten Op basis van een
analyse van de sterke en zwakke punten van de Europese onderzoeksstelsels[7] en met het oog op de algemene
doelstelling om voor 2014 blijvende stapsgewijze veranderingen in de prestaties
en doeltreffendheid van Europees onderzoek te bewerkstelligen, zijn er vijf EOR-prioriteiten: ·
efficiëntere nationale onderzoeksstelsels, met inbegrip van een grotere concurrentie binnen de nationale grenzen
en evenveel of meer investeringen in onderzoek; ·
optimale transnationale samenwerking en
concurrentie: vaststelling en tenuitvoerlegging van
gemeenschappelijke onderzoeksagenda's betreffende grote uitdagingen, een betere
kwaliteit door vrije concurrentie in de hele EU, en de bouw en het effectieve
beheer van belangrijke onderzoekinfrastructuur op pan-Europese schaal; ·
een open arbeidsmarkt voor onderzoekers: verwijdering van de obstakels die de mobiliteit, opleiding en
aantrekkelijke carrièreperspectieven van onderzoekers in de weg staan; ·
gelijkheid van mannen en vrouwen en de
integratie van de genderdimensie in onderzoek om een
einde te maken aan de ongeoorloofde verspilling van talent en standpunten en
benaderingen in onderzoek te diversifiëren en de deskundigheid en expertise te
bevorderen; ·
optimaal verkeer, toegang tot en overdracht van
wetenschappelijke kennis, ook via de digitale EOR om
ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot kennis en gebruik daarvan kan
maken. De voltooiing van de EOR zal tot meer
efficiëntie, kwaliteit en een groter effect leiden en alle lidstaten nieuwe
kansen bieden. Het is een kans voor de minder goed presterende lidstaten om hun
onderzoeksstelsels te verbeteren, wat een proces van slimme specialisatie op
gang zal brengen en de innovatiekloof zal helpen dichten. Dit proces zal worden
ondersteund door Horizon 2020 en de Structuurfondsen. De externe dimensie is een belangrijk,
sectoroverschrijdend en integrerend deel van de EOR. Hieraan zal later in 2012
aandacht worden besteed in een mededeling over een strategische aanpak om de
internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie
te verbreden en doelgerichter te maken. Stand van zaken De EOR vertrekt niet vanaf nul. Sinds 2000
hebben de EU, de lidstaten, andere betrokken landen en belanghebbenden
aanzienlijke vooruitgang geboekt. Voorbeelden van vooruitgang bij de
totstandbrenging van de EOR Een aantal opeenvolgende kaderprogramma's heeft bijgedragen aan
de EOR door middel van directe[8]
en indirecte acties, met inbegrip van belangrijke initiatieven van de
Commissie: ·
de Europese Onderzoeksraad, die concurrentie op
Europees niveau bevordert op het gebied van uitmuntend grensverleggend
onderzoek; ·
ERA-NET’s voor de coördinatie van Europese,
nationale en regionale onderzoeksprogramma's (E-Rare, bijvoorbeeld, coördineert
ongeveer de helft van het Europees onderzoek op het gebied van zeldzame
ziekten); ·
artikel 185-initiatieven die een combinatie zijn
van EU-, nationale en regionale initiatieven in Europese programma's (het EMRP
metrologie-initiatief, bijvoorbeeld, bundelt 44% van de EU-middelen voor de
meetwetenschap); ·
Marie Curie-acties, die de mobiliteit van meer dan 60 000
onderzoekers mogelijk hebben gemaakt. Initiatieven van de lidstaten: ·
Stappen op weg naar een gecoördineerd beleid inzake
onderzoeksinfrastructuur, bv. de oprichting van een Europees strategieforum
voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), dat de eerste Europese routekaart voor
onderzoeksinfrastructuur[9]
heeft opgesteld en de erkenning van de eerste twee Europese
onderzoeksinfrastructuren[10]
die als Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC[11]), terwijl er nog vele andere
zullen volgen[12]; ·
gezamenlijke programmering[13] als respons op de grote
uitdagingen wint terrein en geniet toenemende politieke steun (in 2010 hebben
de lidstaten overeenstemming bereikt over richtsnoeren voor kadervoorwaarden
voor gezamenlijke programmering van onderzoek[14])
en verder is er de Europese Alliantie voor energieonderzoek, die pan-Europese
onderzoeksprogramma's in het kader van het SET-plan uitvoert[15]; ·
het Europees partnerschap voor onderzoekers[16], dat in een groeiend aantal
instellingen tot een beter beheer van onderzoeksloopbanen heeft geleid, heeft
gezorgd voor een bredere acceptatie en toepassing van het Europees Handvest
voor onderzoekers en de Gedragscode voor de werving van onderzoekers[17] (die allebei door de Commissie
zijn voorgesteld). Een aantal lidstaten hebben het handvest en de code
aangepast aan hun nationale context, en stimulerende randvoorwaarden[18] gecreëerd die noemenswaardige
resultaten hebben opgeleverd; ·
samenwerking op het gebied van kennisoverdracht[19], die de lidstaten er mede toe
hebben aangespoord een beleid hebben ontwikkeld op het gebied van
kennisverspreiding. De kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europese Instituut
voor innovatie en technologie helpen bij het opzetten van pan-Europese
activiteiten op het gebied van onderzoeks-, innovatie- en
onderwijspartnerschappen, die deel moeten gaan uitmaken van Horizon 2020. De geboekte vooruitgang is echter ongelijk
verdeeld over de verschillende dimensies van de EOR en de verschillende
lidstaten. Onderzoekinfrastructuur, bijvoorbeeld, heeft voordeel kunnen halen
uit de combinatie van een strategische structuur, routekaart en regelgeving,
maar de uitvoering van gezamenlijke programmering verloopt nog steeds traag en
er is nog geen sprake van optimale concurrentie. Het verschil tussen de
snellere en minder snelle lidstaten blijkt zeer duidelijk uit de inspanningen
voor de verspreiding van kennis en de randvoorwaarden en perspectieven voor
onderzoeksloopbanen. 2. Een pragmatische aanpak om de Europese
onderzoeksruimte tegen 2014 te voltooien – verantwoordelijkheid en actie Gezien de tijdsdruk is de meest doeltreffende
en pragmatische benadering om de uiterste termijn van 2014 te halen een versterkt
EOR-partnerschap – dat dieper, breder en efficiënter is dan tot nu toe - tussen
de lidstaten, de Commissie en de organisaties van belanghebbenden
op onderzoeksgebied[20].
Dit betekent het primaire EOR-partnerschap tussen de lidstaten en de
Commissie aanvullen door organisaties van belanghebbenden zoals
Wetenschappelijk Europa (een organisatie die onderzoeksfinancierende en
uitvoerende organisaties bij elkaar brengt) waar zinvol systematisch bij het partnerschap
te betrekken. De expliciete rol van organisaties van
belanghebbenden op onderzoeksgebied is nieuw en belangrijk. Deze rol komt
tegemoet aan hun eigen wensen, de resultaten van de openbare raadpleging van de
EOR en herhaaldelijke verzoeken van de Raad[21].
Dit ligt eveneens in het verlengde van eerdere initiatieven van belanghebbenden
zoals de EOR-routekaart van de Europese Stichting voor Wetenschappen
(ESW)/European Association of the Heads of Funding and Research Performing
Organisations (Eurohorcs)[22],
en een reeks informele trilaterale door Eurohorcs georganiseerde en door
Wetenschap Europa voortgezette symposia[23]
met deelname van vooraanstaande vertegenwoordigers van de lidstaten,
organisaties die onderzoek financieren en de Commissie. Deze aanpak legt de nadruk op de belangrijkste
prioriteiten en stoelt op verantwoordelijkheid en initiatief. Van alle partijen
wordt verwacht dat zij, binnen de perken van hun bevoegdheden, concrete
verbeteringen van het onderzoekssysteem aandragen. Hieronder
worden de tegen 2014 uit te voeren hervormingen en acties per prioriteit
toegelicht. 2.1. Effectievere nationale onderzoeksstelsels Vrije concurrentie op nationaal niveau is van
cruciaal belang om het in onderzoek geïnvesteerde overheidsgeld maximaal te
laten renderen. Alle lidstaten dienen in dit verband de volgende beste
praktijken toe te passen: ·
toewijzing van financiële middelen via openbare
oproepen tot het indienen van voorstellen, die door panels van toonaangevende
onafhankelijke binnenlandse en buitenlandse deskundigen worden beoordeeld
("peer review"[24]).
Dit stimuleert onderzoekers om op een internationaal concurrerend niveau te
presteren; ·
beoordeling van de kwaliteit van
onderzoeksinstellingen en teams en van hun resultaten als basis voor
institutionele financieringsbesluiten. Peer review kan een deel van deze
beoordeling vormen en op langere termijn tot organisatorische veranderingen
leiden. Het evenwicht tussen deze twee verschillende
benaderingen kan variëren, maar zij moeten wel in alle lidstaten centraal staan
bij financieringsbesluiten om de prestatieverschillen binnen de EU weg te
werken. De lidstaten wordt verzocht om: ·
concurrerende financiering in te voeren of te
verbeteren, door publieke middelen hoofdzakelijk aan onderzoek en innovatie toe
te wijzen middels oproepen tot het indienen van voorstellen en institutionele
beoordelingen, en waar nodig de wetgeving te wijzigen; ·
ervoor te zorgen dat alle publieke instanties die
middelen voor onderzoek toekennen de fundamentele beginselen van de internationale
peer review toepassen. De Commissie zal: ·
ondersteuning bieden voor wederzijds leren en de
uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten om komaf te maken met
onder meer de juridische belemmeringen voor de EOR wat betreft de in deze
mededeling genoemde prioriteiten; ·
lidstaten en regio's via het platform voor slimme
specialisatie steunen bij de aanwending van de structuurfondsen om hun
onderzoekscapaciteit en slimme specialisatiestrategieën te ontwikkelen, met
inbegrip van ondersteuning van gezamenlijke onderzoeksprogramma's, in
overeenstemming met de doelstellingen van het cohesiebeleid; ·
ondersteuning bieden voor EOR-leerstoelen om
structurele veranderingen in instellingen aan te moedigen om de kwaliteit van
hun onderzoek op te trekken naar internationaal topniveau. 2.2. Optimale transnationale
samenwerking en concurrentie De grote uitdagingen samen aanpakken De EU moet zo snel mogelijk en op coherente
wijze in actie komen om de kritieke massa van inspanning en effect te bereiken
die nodig is om de grote uitdagingen te kunnen aanpakken met de beperkte
middelen die voor onderzoek beschikbaar zijn. Strategische onderzoeksagenda's
die in het kader van de initiatieven voor gezamenlijke programmering zijn
opgezet, illustreren de inzet van de lidstaten om gehoor te geven aan de in van
de verklaring van Lund uit 2009[25]
en door de Raad[26]
gedane oproepen om de grote uitdagingen aan te pakken. Gezamenlijke
programmering biedt ook de mogelijkheid tot een betere verankering van
samenwerking met internationale partners. Tot zover schiet de uitvoering ervan
echter tekort. Het is van vitaal belang om transnationaal onderzoek en
innovatie te bevorderen door de synergieën tussen nationale en internationale
programma's te benutten en de verschillende nationale en andere
financieringsbronnen op Europees niveau op één strategische lijn te brengen (en
niet alleen te werken met grensoverschrijdende financiering). Op dit moment is
het niveau van strategische convergentie te laag om een reële impact te hebben
op de grote en complexe uitdagingen[27].
Dit heeft voor een deel te maken met de verschillen tussen de nationale
financieringsregels en selectieprocedures, maar het is ook een kwestie van
politieke wil. De voorwaarden moeten worden geschapen zodat
alle lidstaten kunnen profiteren van een versterkte grensoverschrijdende
samenwerking en concurrentie en wel door: –
gemeenschappelijke prioriteiten en
gemeenschappelijke onderzoeksagenda's vast te stellen, op basis van de
initiatieven voor gezamenlijke programmering en de inbreng van strategische,
vooruitdenkende activiteiten; –
de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke
onderzoeksagenda's, waarbij de lidstaten voor zover mogelijk gezamenlijke (of
in ieder geval onderling gecoördineerde) oproepen uitschrijven, en de
voorstellen worden beoordeeld middels gemeenschappelijke internationale peer
review met gebruikmaking van een onderling vergelijkbaar puntensysteem. Dit zou
resulteren in pan-Europese concurrentie, waarvan de voordelen nu al door de
meeste lidstaten worden erkend (bijna alle lidstaten nemen vaak deel aan
oproepen van het ERA-NET, en sommige wijzen precies hierom nationale
financiering toe op basis van peer reviews van de ERC). Het zou in de hele EU
ook de vinger leggen op nationale sterke en zwakke punten per gebied en de lidstaten
zodoende helpen om te beslissen in welk gebied zij zich kunnen specialiseren; –
gezamenlijke uitvoering en/of financiering van
oproepen tot het indienen van voorstellen en van projecten, voortbouwend op tot
dusver opgebouwde ervaring en de voorzieningen voor publiek-private
partnerschappen in Horizon 2020. Dit betekent dat nationale
financieringsregelingen moeten worden aangepast aan en convergeren met
gemeenschappelijke Europese maatstaven. Gezamenlijke onderzoeksagenda’s moeten voor
zover relevant en in voorkomend geval in samenwerking met derde landen worden
uitgevoerd. De lidstaten wordt verzocht om: ·
zich nog meer in te spannen om gemeenschappelijke
onderzoeksagenda's uit te voeren die de grote uitdagingen aanpakken, informatie
uit te wisselen over activiteiten op de afgesproken prioritaire gebieden; te
zorgen dat er adequate nationale financiering voor deze gebieden is en dat deze
financiering strategisch congruent is op Europees niveau, en dat achteraf een
gemeenschappelijke evaluatie wordt uitgevoerd; ·
te zorgen voor de wederzijdse erkenning van
beoordelingsmethoden, die in overeenstemming moeten zijn met internationale
normen voor "peer review", als basis voor nationale
financieringsbesluiten; ·
juridische en andere obstakels voor de
grensoverschrijdende interoperabiliteit van de nationale programma's weg te
werken om gezamenlijke financiering van acties mogelijk te maken, met inbegrip
van eventuele samenwerking met niet-EU-landen. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: ·
gemeenschappelijke beginselen voor financiering
overeen te komen - in aanmerking komende kosten, rapporteringseisen, enz. -
zodat nationale onderzoeksprogramma's compatibel, interoperabel
(grensoverschrijdend) en eenvoudiger worden voor onderzoekers; ·
het "lead-agency"-model,
"money-follows-cooperation", "money-follows-researcher" en
andere modellen voor grensoverschrijdende samenwerking verder te ontwikkelen en
toe te passen; ·
bij wijze van proef gesynchroniseerde oproepen uit
te schrijven met, voor zover mogelijk, één gezamenlijke internationale
"peer review"-beoordeling van de voorstellen, als basis voor
financieringsbesluiten. De Commissie zal: ·
publiek-private partnerschappen nastreven,
stimuleren en eraan deelnemen, om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen,
zoals beschreven in de mededeling over het aangaan van partnerschappen in
onderzoek en innovatie[28],
de bijdragen van de lidstaten bevorderen, en zorgen voor nauwe coördinatie met
relevante activiteiten van Horizon 2020; ·
activiteiten op de overeengekomen prioritaire
gebieden in kaart brengen, op basis van de door de lidstaten verstrekte
informatie, ter inventarisering van de sterke punten, tekortkomingen, lacunes
en doublures; ·
de lidstaten en organisaties die onderzoek
financieren ondersteunen bij de uitvoering van gezamenlijke internationale
"peer review"-evaluaties en de vaststelling van gemeenschappelijke
financieringsnormen, bijvoorbeeld door middel van een EOR-merkteken voor de
erkenning van de beste praktijken op het gebied van grensoverschrijdend
onderzoek. Effectief investeren in en het gebruiken
van onderzoeksinfrastructuur Uitmuntend onderzoek vergt
onderzoeksfaciliteiten en -infrastructuren van wereldklasse, met inbegrip van
op ICT-gebaseerde elektronische infrastructuren (eOI's). Dergelijke
onderzoeksinfrastructuren trekken talent aan en stimuleren innovatie en
commerciële mogelijkheden. Dankzij e-onderzoeksinfrastructuren ontstaan
mogelijkheden voor gegevensintensief gezamenlijk onderzoek door geografisch
verspreide teams (eScience), een verschijnsel dat uitbreiding neemt. De
uitdagingen bestaan erin nationale bereidheid te creëren om de ESFRI-routekaart
ten uitvoer te brengen, een maximaal rendement van investeringen te behalen op
alle niveaus, belemmeringen voor het opzetten en gebruik weg te nemen, en
onderzoekers uit heel Europa vrije toegang te geven tot
onderzoeksinfrastructuren. De Innovatie-Unie bevat onder meer een verbintenis
om tegen 2015 60% van de prioritaire onderzoeksinfrastructuren van pan-Europees
belang uit de ESFRI-routekaart te hebben opgezet of gelanceerd. Daartoe zijn
investeringen nodig die buiten het financiële bereik van de afzonderlijke
landen vallen. De regionale, nationale en EU-middelen moeten dan ook worden
gebundeld, met name voor ERIC-onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van
verspreide faciliteiten die de deelname vergen van zo veel mogelijk landen met
nationale en regionale capaciteiten van topniveau. Veel nieuwe Europese onderzoeksinfrastructuren
hebben ook baat bij internationale partners van Europese takken van mondiale
netwerken. Het is derhalve van cruciaal belang de kostenbeheersing en het
beheer van de mondiale projecten te waarborgen. De groep van de 20 grootste
economieën (de G20) buigt zich over deze kwesties, met de actieve deelname van
de Commissie. De lidstaten wordt verzocht om: · de financiële toezeggingen te bevestigen voor de bouw en exploitatie van ESFRI-, wereldwijde, nationale en regionale RIS van pan-Europees belang, met name bij de opstelling van hun nationale routekaarten en de volgende programma's van de Structuurfondsen; · wettelijke en andere belemmeringen voor grensoverschrijdende toegang tot RIS te verwijderen. De Commissie zal: · via Horizon 2020 toegang tot RIS en de lopende algemene integratie van de RIS (en met name die met ERIC-status) ondersteunen; · lidstaten aanmoedigen de RI-routekaarten te koppelen aan de ESFRI-routekaart en aan de slimme-specialisatiestrategieën in de door Structuurfondsen medegefinancierde programma's op het gebied van onderzoek en innovatie, en zodoende achtergestelde regio's helpen om RIS van pan-Europees en internationaal belang te huisvesten en eraan deel te nemen; · opleidingsprogramma's voor het beheer van dergelijke RIS ondersteunen; · in samenwerking met name het ESFRI; e-IRG[29] en andere belanghebbenden een handvest voor de toegang opstellen, met daarin gemeenschappelijke normen en geharmoniseerde toegangsregels en voorwaarden voor het gebruik van RIS; · samen met ESFRI prioriteiten vaststellen voor de uitvoering van de routekaart en de lidstaten advies en richtsnoeren verstrekken voor het verwijderen van juridische, financiële of technische hinderpalen voor de tenuitvoerlegging; · met ESFRI; e-IRG en andere belanghebbenden gemeenschappelijke evaluatiebeginselen, effectenbeoordelingscriteria en toezichtinstrumenten opstellen die bij de regionale, nationale en Europese programma's kunnen worden gebruikt om middelen afkomstig uit verschillende bronnen bijeen te helpen brengen; · samen met e-IRG werken aan het op één lijn brengen van de Europese en nationale benaderingen van de ontwikkeling en exploitatie van e-onderzoeksinfrastructuren. 2.3. Een open arbeidsmarkt voor
onderzoekers Hoewel de mobiliteit van onderzoekers[30] bijdraagt tot kwaliteit, staan
verschillende belemmeringen een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers[31]
in de weg. Eén van de belangrijkste hinderpalen is het gebrek aan
een transparante, open en op verdienste gebaseerde werving[32], wat een loopbaan in onderzoek
minder aantrekkelijk maakt en de mobiliteit, de gelijkheid van mannen en
vrouwen en de onderzoeksprestaties in het gedrang brengt. Nationale beurzen openstellen voor
niet-onderdanen/niet-ingezetenen en de mogelijkheid bieden zulke beurzen naar
het buitenland mee te nemen zouden de mobiliteit te goede komen[33]. In sommige gevallen zijn er
wettelijke en administratieve beletsels. Initiatieven zoals "Geld volgt
onderzoeker"[34]
laten zien hoe deze belemmeringen kunnen worden verwijderd en hoe de lidstaten
en de onderzoeksinstellingen toegang tot en de meeneembaarheid van nationale
beurzen kunnen organiseren, zonder afbreuk te doen aan de belangen van alle
partijen. Andere belemmeringen zijn onder meer een
personeelsbeleid dat tot slechte loopbaanvooruitzichten voor jonge onderzoekers
leidt, tekortkomingen op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen,
hindernissen op het gebied van sociale zekerheid, en onvoldoende mobiliteit
tussen de academische wereld en het bedrijfsleven (slechts één op de zes
onderzoekers in academische instellingen heeft ervaring opgedaan in de
particuliere sector)[35].
De belemmeringen voor een rechtvaardige erkenning van academische diploma's
zijn nog steeds niet uit de weg geruimd. De lidstaten wordt verzocht om: · de juridische en andere belemmeringen voor een open, transparante en op verdienste gebaseerde werving van onderzoekers uit de weg te ruimen; · de juridische en andere belemmeringen voor de grensoverschrijdende toegang tot en de meeneembaarheid van nationale beurzen uit de weg te ruimen; · de tenuitvoerlegging te steunen van de Toezeggingsverklaring[36] om gecoördineerde, op maat gesneden informatie en diensten te leveren aan onderzoekers via het pan-Europese EURAXESS-netwerk[37]; · steun te verlenen aan de oprichting en het beheer van programma's op het gebied van innovatieve opleidingen voor promovendi die de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleidingen toepassen[38]; · een kader op te zetten[39] voor de tenuitvoerlegging van het strategisch personeelsbeleid voor onderzoekers waarin het Handvest en de Gedragscode[40] worden verwerkt. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · alle vacatures op het EURAXESS-vacatureportaal te publiceren volgens de gebruikelijke, in het Europees kader voor onderzoeksloopbanen vastgestelde profielen[41]; · Onderzoeksposten in te vullen via open, transparante en op verdiensten gebaseerde wervingsprocedures die passen bij het niveau van de post volgens de beginselen van het Handvest en de Gedragscode en die ook openstaan voor niet-EU-onderdanen; · strategieën te ontwikkelen ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van onderzoekers overeenkomstig de personeelsbeleidstrategie voor onderzoekers; · beginselen vast te stellen en toe te passen voor de toegang tot en de meeneembaarheid van nationale beurzen; · te zorgen voor gestructureerde doctoraatsopleidingen gebaseerd op de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleidingen; · gestructureerde programma's ter bevordering van de mobiliteit tussen het bedrijfsleven en de academische wereld te ontwikkelen en uit te voeren[42]. De Commissie zal: · de samenwerking en coördinatie binnen het EURAXESS-netwerk versterken zodat onderzoekers toegang krijgen tot op maat gesneden ondersteuning; · de oprichting steunen van een Europees mechanisme voor de erkenning van universiteiten en publieke onderzoeksinstituten die een personeelsbeleid voeren dat in overeenstemming is met de beginselen van het Europees Handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de rekrutering van onderzoekers; · een groep "pionierlanden" steunen bij hun inspanningen om tot een automatische erkenning van onderling vergelijkbare academische graden[43] te komen; · initiatieven nemen om iets te doen aan de belemmeringen die onderzoekers in de EU ondervinden op het gebied van sociale zekerheid en de instroom en het verblijf van onderdanen van onderzoekers uit derde landen vergemakkelijken door: – in een mededeling de EU-regels te verduidelijken voor de coördinatie van de sociale zekerheid voor groepen werknemers met een hoge mate van mobiliteit binnen de EU, met inbegrip van onderzoekers; – het werk aan een richtlijn inzake de meeneembaarheid van pensioenrechten te hervatten, waarbij minimumnormen voor de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten worden vastgesteld[44]; – belanghebbenden te ondersteunen bij het opzetten van pan-Europese aanvullende pensioenfondsen voor onderzoekers; – Richtlijn 2005/71/EG van de Raad betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek te herzien. 2.4. Gelijkheid van mannen en
vrouwen en de integratie van de genderdimensie in onderzoek Ondanks nationale
en EU-strategieën om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen worden
de talenten van hoogopgeleide vrouwen in de Unie vaak onderbenut of inefficiënt
gebruikt. De jaarlijkse toename aan vrouwelijke onderzoekers bedraagt minder
dan de helft van het jaarlijkse aantal vrouwen dat een doctorsgraad haalt. Te
weinig vrouwen bekleden leidinggevende posities of zijn bij de besluitvorming
betrokken. In 2005 stelde de Raad als doel dat 25% van de leidinggevende
posities in publieke onderzoeksinstellingen door vrouwen moesten worden bezet,
maar in 2009 vertegenwoordigden vrouwen slechts 13% van de hoofden van
instellingen voor hoger onderwijs[45].
De integratie van de genderdimensie in de ontwikkeling, de beoordeling en de
tenuitvoerlegging van het onderzoek blijft te beperkt. De uitdaging
bestaat erin al deze punten aan te pakken en zo de kwaliteit en de relevantie
van het onderzoek te verhogen. De Commissie had zich al tot doel gesteld dat al
haar deskundigengroepen, panels en commissies voor ten minste 40% bestaan uit
leden van het ondervertegenwoordigde geslacht en zal dit met name in Horizon 2020
toepassen. De lidstaten wordt verzocht om: · een juridische en politieke omgeving op te zetten en stimulansen aan te dragen om: – wettelijke en andere belemmeringen bij de werving, het in dienst houden, en de loopbaanontwikkeling van vrouwelijke onderzoekers weg te nemen en de EU-regelgeving inzake gendergelijkheid[46] volledig na te leven; – genderongelijkheid in de besluitvormingsprocessen aan te pakken; – de genderdimensie in onderzoeksprogramma's te versterken; · partnerschappen aan te gaan met financieringsorganen, onderzoeksorganisaties en universiteiten ter bevordering van culturele en institutionele verandering inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, via handvesten, prestatieafspraken en prijzen, · ervoor te zorgen dat minimaal 40% van het ondervertegenwoordigde geslacht deelneemt aan de comités voor de werving, loopbaanontwikkeling en het opzetten en beoordelen van onderzoeksprogramma's. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · institutionele veranderingen door te voeren met betrekking tot personeelsbeheer, financiering, besluitvorming en onderzoeksprogramma's door middel van gendergelijkheidsplannen die erop gericht zijn: – effectbeoordeling/audits van procedures en praktijken op te stellen, om eventuele gevallen van discriminatie op grond van geslacht op te sporen; – innovatieve strategieën toe te passen om eventuele discriminaties weg te werken; – doelstellingen vast te stellen, en de voortgang via indicatoren te volgen. De Commissie zal: · de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in programma's en projecten van het Horizon 2020-initiatief bevorderen, vanaf het begin via de uitvoering tot de evaluatie, onder meer door het gebruik van stimulansen; · In 2013 een aanbeveling tot de lidstaten richten met gemeenschappelijke richtsnoeren voor institutionele verandering ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen aan universiteiten en in onderzoeksinstellingen. 2.5. Optimaal verkeer, de toegang
tot en de overdracht van wetenschappelijke kennis Onderzoek en innovatie hebben er baat bij als
wetenschappers, onderzoeksinstituten, ondernemingen en burgers toegang hebben
tot bestaande wetenschappelijke kennis, deze uitwisselen en gebruiken, en als
zij de mogelijk hebben hun verwachtingen of problemen over deze activiteiten
tijdig kenbaar te maken. Gezien de verschillen in de door de lidstaten geboekte
vooruitgang bij de uitvoering van het beleid op dit gebied is de ruime
toepassing van Open Access – d.i. vrije internettoegang tot en gebruik van door
de overheid gefinancierde wetenschappelijke publicaties en gegevens – een grote
uitdaging. Meer in het algemeen moeten wij, om het economisch effect van
onderzoek te vergroten, Open Innovatie bevorderen, banden tussen onderzoek,
onderwijs en bedrijfsleven (de kennisdriehoek) via EIT versterken en met name
de overdracht van kennis tussen publieke onderzoeksinstellingen en de
particuliere sector, met inachtneming van de intellectuele-eigendomsrechten,
verbeteren. Aangezien de meeste verwerving en overdracht van kennis via
digitale kanalen verloopt, moeten alle belemmeringen voor een naadloze
onlinetoegang tot digitale diensten voor onderlinge samenwerking, de verwerking
van en de toegang tot wetenschappelijke informatie (e-wetenschap) en tot
e-infrastructuren worden weggenomen, door het bevorderen van een digitale EOR.
Bij samenwerking met derde landen op het gebied van onderzoek moet ook terdege
rekening worden gehouden met de verschillende soorten overdracht en verkeer van
en toegang tot kennis. De lidstaten wordt verzocht om: · hun beleid op het gebied van de toegang tot en de bewaring van wetenschappelijke informatie vast te stellen en te coördineren[47]; · er middels nationale strategieën voor kennisoverdracht voor te zorgen dat openbaar onderzoek bijdraagt tot de bevordering van Open Innovatie en kennisoverdracht tussen de publieke en de particuliere sector; · te zorgen voor een geharmoniseerd beleid op het gebied van de toegang tot en het gebruik van e-infrastructuren voor onderzoek en opleidingsaangelegenheden, en van daaraan verwante digitale onderzoeksdiensten die samenwerkingsverbanden van verschillende soorten publieke en particuliere partners mogelijk maken; · nationale strategieën vast te stellen en uit te voeren voor de elektronische identiteiten van onderzoekers, zodat zij transnationale toegang tot digitale diensten kunnen krijgen. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · maatregelen vast te stellen en ten uitvoer te leggen voor de vrije toegang tot publicaties en gegevens uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek; · digitale en elektronische identiteitsdiensten op onderzoeksgebied in te voeren en het gebruik daarvan te bevorderen; · te zorgen voor een optimale interactie, verbinding en vorming van strategische partnerschappen tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, en gezamenlijke agenda's op te stellen om onderzoeksresultaten maximaal te benutten; · de erkenning en professionalisering van kennisoverdrachtsactiviteiten te verbeteren en de rol van kennisoverdrachtsbureaus te versterken. De Commissie zal: · de vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties als algemeen beginsel hanteren voor alle door de EU gefinancierde projecten in Horizon 2020. Een flexibele aanpak ontwikkelen voor onderzoeksgegevens, die rekening houdt met de verschillende wetenschappelijke gebieden en zakelijke belangen; · projecten met betrekking tot de vrije toegang financieel blijven ondersteunen; · een mededeling goedkeuren en een aanbeveling aan de lidstaten doen over de toegang tot en het opslaan van wetenschappelijke informatie in het digitale tijdperk; · een routekaart voor de ontwikkeling van e-infrastructuur voorstellen ter ondersteuning van e-wetenschap door middel van open toegang tot onderzoeks(hulp)middelen; · activiteiten steunen die erop gericht zijn belanghebbenden bewuster te maken van de vrije toegang en e-wetenschap; · bestaande initiatieven beoordelen en aan de hand daarvan een allesomvattende beleidsmatige benadering tot open innovatie en overdracht van kennis ontwikkelen, en belanghebbenden hierover raadplegen; · in samenwerking met de belanghebbenden een reeks modelconsortiumovereenkomsten ontwikkelen om de kennisoverdracht te verbeteren; · de oprichting faciliteren van een forum waar lidstaten op regelmatige basis informatie kunnen uitwisselen over en verslag kunnen doen van nationale ontwikkelingen op het gebied van de levering, de invoering en het gebruik van digitale diensten op onderzoeksgebied. 3. Succesfactoren: politieke wil,
verantwoordelijkheid, wijzen van uitvoering en transparantie De lidstaten – de belangrijkste actoren In de eerste plaats dienen de lidstaten de
nodige nationale hervormingen door te voeren en de randvoorwaarden te creëren
voor de voltooiing van de EOR. Zij moeten ook de tenuitvoerlegging van deze
hervormingen ondersteunen door maatregelen te bevorderen die onder de
verantwoordelijkheid vallen van de organisaties die onderzoek financieren en uitvoeren.
Een optimale uitvoering vergt zowel permanente als ad hoc-structuren en
-processen, en sturing op hoog niveau door de Raad[48]. Een en ander kan gedeeltelijk
worden verwezenlijkt door aanpassing van de bestaande comités en EOR-groepen
zoals het CEOR, het belangrijkste EOR-orgaan dat de Raad en de Commissie van
beleidsadvies voorziet, en waarvan het mandaat eind 2012 wordt herzien[49]. De lidstaten moeten ook een
rol spelen bij het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen en de
ondersteuning van politieke sturing in het kader van de jaarlijkse
"Europees semester". Belanghebbenden
op onderzoeksgebied - de uitvoering versnellen Organisaties van belanghebbenden op
onderzoeksgebied moeten verantwoordelijkheid nemen voor de EOR-acties die tot
hun door de nationale autoriteiten afgebakende taken en bevoegdheden behoren.
De betrokken organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied zullen worden
uitgenodigd om samen met de Europees commissaris een gemeenschappelijke
verklaring te ondertekenen waarin zij zich bereid verklaren werk te maken van
de voltooiing van de EOR. In een samen met de Commissie ondertekend memorandum
van overeenstemming of een eenzijdige verklaring ten overstaan van hun
respectieve nationale autoriteiten en de andere partners, zouden zij tevens
moeten aangeven welke EOR-maatregelen zij zullen nemen, met details over het
tijdschema, output, publieke voortgangsverslagen, enz. De Commissie – meer steun De Commissie zal de bovengenoemde acties die
onder haar verantwoordelijkheid vallen uitvoeren en de lidstaten en
organisaties van belanghebbenden bij de andere acties steunen. Zij zal ervoor
zorgen dat Horizon 2020 vanaf 2014 bijdraagt tot de consolidatie van de
voltooiing en de werking van de EOR, ter ondersteuning van EOR-gerichte
maatregelen op het gebied van de loopbaan en mobiliteit van onderzoekers,
geslacht, grensoverschrijdende samenwerking, open toegang, kennisoverdracht en
infrastructuren. Zij zal een inclusieve ontwikkeling van EOR-beleid waarborgen
door een gestructureerde dialoog met de belanghebbende organisaties op
onderzoeksgebied en met het maatschappelijk middenveld te ondersteunen,
bijvoorbeeld in de vorm van een specifiek platform voor de belanghebbenden. Transparant toezicht De in deze mededeling beschreven benadering
een versterkt partnerschap treedt niet in de plaats van de wetgeving en doet
geen afbreuk aan het recht van de Commissie om wetsvoorstellen te doen op basis
van de nieuwe EOR-gerelateerde bepalingen van het VWEU. Daarom zal de Commissie
op basis van indicatoren[50]
een robuust EOR-toezichtssysteem ontwikkelen om toezicht uit te oefenen op de
herziening en de tenuitvoerlegging van het EOR-beleid, om ten overstaan van de
Raad, het Europees Parlement en de wetenschappelijke gemeenschap transparantie
te bieden, en als bron van informatie voor de eigen toekomstige besluitvorming.
De Commissie zal in 2012 de uitgangssituatie vaststellen, aan de hand van
officiële statistieken en resultaten van studies en enquêtes. In het eerste
jaarlijkse voortgangsverslag van de EOR (2013), dat bij de Raad en het Europees
Parlement zal worden ingediend, zal de uitgangssituatie worden vergelijken met
de door de lidstaten naar aanleiding van deze mededeling aangekondigde
maatregelen. Vanaf 2014 zal een volledige evaluatie van de vorderingen aan de
Raad en het Europees Parlement worden gestuurd. Als er onvoldoende vooruitgang
wordt geboekt, zullen andere opties worden overwogen, waaronder die van
wetgeving op basis van de nieuwe bepalingen van het VWEU, zoals uiteengezet in
de bijgaande effectbeoordeling. Het toezicht zal in nauw samenhang met het
Europees Semester worden uitgeoefend en aansluiten op andere relevante
toezichtsactiviteiten in het kader van bv. de Innovatie-Unie en Horizon 2020. [1] "Internationalisation of business investments in
R&D and analysis of their economic impact", aangekondigde studie voor
het DG Onderzoek en ontwikkeling van de Commissie. [2] COM(2010) 546. [3] "Om talent en investeringen aan te trekken heeft
Europa een eengemaakte onderzoeksruimte nodig. Daarom moeten de resterende
leemten spoedig worden opgevuld en moet de Europese Onderzoeksruimte in 2014
worden voltooid om een echte interne markt voor kennis, onderzoek en innovatie
tot stand te brengen." — Conclusies Europese Raad februari 2011;
Conclusies van de Europese Raad van maart 2012. [4] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad 7652/1/08
maart 2008. [5] d.w.z. een naadloze onlineruimte voor vrij verkeer van
kennis en technologie – de "digitale EOR". [6] Zie artikel 179 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie. [7] Zie de effectbeoordeling ex ante; de resultaten
van de openbare raadpleging van EOR (http://ec.europa.eu/research/era/en)
en advies 1215/11 van het EOR-comité van december 2011. [8] Wetenschappelijke ondersteuning van het JRC aan het
EU-beleid. [9] http://ec.europa.eu/research/infrastructures/pdf/esfri-strategy_report_and_roadmap.pdf [10] Onderzoek naar gezondheid, vergrijzing en pensionering in
Europa http://www.share-project.org/
en de gemeenschappelijke infrastructuur voor taalhulpbronnen en -technologie http://www.clarin.eu/external/
[voor het Europees onderzoek inzake sociale wetenschappen is de ERIC-status in
maart 2012 aangevraagd]. [11] http://ec.europa.eu/research/infrastructures/index_en.cfm?pg=eric [12] 10 van de 48 projecten uit de ESFRI-routekaart 2010 worden
nu uitgevoerd bv. de drie biologische onderzoeksinfrastructuren zijn vorig jaar
gelanceerd: Analysis and Experimentation on Ecosystems (ANAEE), Systems
Biology-Europe (ISBE), en de EU Microbial Resource Research Infrastructure
(MIRRI) [http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/11/522] en 16
andere zullen tegen eind 2012 van start gaan:
http://ec.europa.eu/research/infrastructures/index_en.cfm?pg=preparatory_phase_projects [13] COM(2008) 468; zie ook het JPI-portaal:
http://ec.europa.eu/research/era/areas/programming/joint_programming_en.htm [14] http://ec.europa.eu/research/era/docs/en/voluntary_guidelines.pdf
is positief onthaald in de conclusies van de Raad nr. 17166 van 10 november 2010. [15] www.eera.set-eu;
COM(2007) 723. [16] COM(2008) 317 en Conclusies van de
Raad nr. 13671 van 8 september 2008. [17] Aanbeveling van de Europese Commissie
aan de lidstaten C(2005) 576 - het handvest biedt een kader voor loopbaanbeheer
van onderzoekers; de code bevordert
open en transparante wervings- en beoordelingsprocedures. [18] De driejaarlijkse uitvoeringsbeoordeling van het Concordat
(een pact om de loopbanen van onderzoekers te bevorderen) van het Verenigd
Koninkrijk http://www.vitae.ac.uk/maart 2012, bijvoorbeeld. [19] Op basis van de aanbeveling van de Commissie betreffende
het beheer van intellectueel eigendom bij kennisoverdracht en een code van
goede praktijken voor universiteiten en publieke onderzoeksorganisaties C(2008)
1329. [20] Verbindende en representatieve organisaties van openbare
en particuliere spelers op het gebied van onderzoek (met inbegrip van
onderzoekers, universiteiten, financierende en uitvoerende organisaties) en hun
leden. [21] Conclusies van de Raad nrs. 10231/08 van mei 2008, 16767/08
van december 2008 en 9956/09 van mei 2009; Resoluties van de Raad nr. 17159/09
van december 2009 en nr. 10255/10 van mei 2010. [22] Vision on a Globally Competitive ERA and their Road Map
for Actions, ESF/EUROHORCs, 2009. [23] Lissabon 2009, Zurich 2010, Tartu 2011, Bled 2012. [24] De belangrijkste beginselen zijn uiteengezet in de
"voluntary guidelines on framework conditions for joint programming in
research", ERAC – GPC, 2010. [25] 350 onderzoekers, financiers, vertegenwoordigers uit het
bedrijfsleven en politici hebben deze verklaring onderschreven tijdens de New
Worlds New Solutions-conferentie van het Zweedse voorzitterschap in juli 2009
(http://www.se2009.eu/polopoly_fs/1.8460!menu/standard/file/lund_declaration_final_version_9_july.p
df) en ook de Raad heeft er zich achter geschaard
(http://ue.eu.int/ueDocs/cms_data/docs/pressData/en/intm/110310.pdf). [26] Conclusies van de Raad nr. 16127/09 van december 2009. [27] Transnationale samenwerking bedroeg in 2010 slechts 0,8%
van de GBAORD (uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor onderzoek en
ontwikkeling). [28] COM(2011) 572. [29] e-Infrastructures Reflection Group www.e-irg.eu [30] In de laatste drie jaar heeft circa 30% van de Europese
onderzoekers gedurende een periode van ten minste drie maanden in het
buitenland gewerkt (EG, 2010). [31] Zie ook de "agenda voor de modernisering van de
Europese hogeronderwijssystemen" COM(2011) 567. [32] Deskundigengroep van de Commissie inzake
onderzoeksberoepen 2012. [33] EOR SGHRM verslag over de toegang tot en de
meeneembaarheid van beurzen 2012. [34] Vision on a Globally Competitive ERA and their Road Map
for Actions, ESF/EUROHORCs, 2009. [35] EOR SGHRM verslag over de loopbaanontwikkeling van
onderzoekers 2012. [36] Leden van het EURAXESS netwerk onderschrijven middels deze
verklaring de Euraxess- doelstellingen. [37] EURAXESS verbindt vier activiteiten voor
loopbaanontwikkeling en mobiliteit van onderzoekers: banen, diensten, rechten
en links. Zie http://ec.europa.eu/euraxess [38] COM(2011) 567; Conclusies van de Raad van 126375 van
november 2011. [39] ERA SGHRM report on Human Resources issues 2012. [40] http://ec.europa.eu/euraxess/index.cfm/rights/strategy4Researcher [41] http://ec.europa.eu/euraxess/pdf/research_policies/Towards_a_European_Framework_for_Research_Careers_final.pdf [42] Zoals de "Marie Curie Industry-Academia Pathways
and Partnerships" en de toekomstige opvolger daarvan onder Horizon 2020.
[43] http://www.ehea.info/Uploads/(1)/Bucharest%20Communique%202012.pdf [44] COM(2012) 55. [45] SHE Figures 2009. [46] Zie Richtlijn 2006/54/EG. [47] De Commissie werkt aan een mededeling en een aanbeveling
over dit thema. [48] De Raad kan gebruik maken van de jaarlijkse
EOR-conferenties op ministerieel niveau, met deelname van de geassocieerde
landen en met inbreng van het CEOR en de Commissie. [49] Resolutie van de Raad nr. 10255 van 10 mei 2010. [50] Zie een voorlopige lijst in de bijlage bij de
effectbeoordeling van de diensten van de Commissie met de – bv. het aandeel van
de nationale O&O-begroting dat via financiering op projectbasis wordt
toegewezen als indicator voor de doelmatigheid van het onderzoekssysteem van
een land, of het aandeel van op de EU-schaal op Euraxess gepubliceerde
onderzoeksvacatures als indicator van een open recruteringsbeleid.