Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0425

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid

    /* COM/2011/0425 definitief - 2011/0195 (COD) */

    52011PC0425

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2011/0425 definitief - 2011/0195 (COD) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    · Algemene context

    In 2009 heeft de Commissie op basis van het groenboek over de hervorming van het visserijbeleid[1] (GVB) een analyse gemaakt van de werking van dit beleid. De conclusie van de Commissie luidde dat weliswaar vooruitgang is geboekt sinds de hervorming van 2002, maar dat de doelstellingen om tot een op alle gebieden (ecologisch, economisch en sociaal) duurzame visserij te komen, niet zijn verwezenlijkt. Zij wees er eveneens op dat in het groenboek een aantal structurele tekortkomingen van het huidige GVB worden geïdentificeerd. Het Europees Parlement en de Raad van ministers hebben deze conclusie ondersteund.

    De talrijke bijdragen aan het openbare debat dat in de periode april 2009 – november 2010 heeft plaatsgehad, en specifieke studies en evaluaties hebben de globale beoordeling van het groenboek eveneens bevestigd en hebben geholpen bij het omschrijven van de tekortkomingen die in het kader van de hervorming moeten worden aangepakt.

    · Motivering en doel van het voorstel

    Het GVB moet fundamenteel worden hervormd door de bestaande Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid in te trekken en deze met ingang van 1 januari 2013 te vervangen door een nieuwe GVB‑verordening die op basis van het onderhavige voorstel wordt vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad.

    De voornaamste problemen van het GVB zijn:

    – gebrek aan doelgerichtheid wat de doelstellingen inzake economische, sociale en milieuduurzaamheid betreft;

    – onaanvaardbaar hoge teruggooiniveaus;

    – overcapaciteit van de vloot, overbevissing, op een te hoog niveau vastgestelde totaal toegestane vangsten (TAC's) en slechte naleving, die samen ertoe hebben geleid dat de grote meerderheid van de EU‑bestanden worden overgeëxploiteerd;

    – lage rendabiliteit en geringe economische veerkracht van een aanzienlijk aantal vloten;

    – onvoldoende integratie van milieuoverwegingen in het beleid;

    – gebrek aan degelijke gegevens om alle bestanden en vloten te beoordelen;

    – verlening van substantiële financiële overheidssteun aan visserijtakken die niet bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB;

    – geringe aantrekkelijkheid van de visserij als beroepsactiviteit en de teruggang van sommige kustgemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserij;

    – een van boven opgelegd microbeheer op EU‑niveau dat niet flexibel genoeg is en onvoldoende is aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden;

    – ontoereikende ontwikkeling van de aquacultuur in de EU;

    – een duur en extreem ingewikkeld wetgevingskader en beheer, wat niet‑naleving in de hand werkt;

    – een handelsbeleid dat geconfronteerd wordt met uitdagingen als mondialisering en toenemende onderlinge afhankelijkheid.

    Dit voorstel voor een nieuwe basisverordening is gerechtvaardigd gezien de noodzaak om:

    – de doelstellingen van het GVB te preciseren;

    – de beleidsinitiatieven die onder het GVB ressorteren, beter met elkaar te laten sporen;

    – de mariene biologische hulpbronnen, met name via meerjarenplannen voor visserijbeheer, beter in stand te houden, en een einde te maken aan de teruggooi;

    – bij te dragen tot op het ecosysteem en het milieu gebaseerde beleidslijnen in het kader van het GVB;

    – maatregelen in het kader van de instandhoudingspijler te regionaliseren aan de hand van een op zeegebieden gebaseerde benadering;

    – de gegevensverzameling en het wetenschappelijk advies te versterken met het oog op een steviger kennisbasis voor het instandhoudingsbeleid;

    – het externe beleid volledig te integreren in het GVB;

    – de ontwikkeling van de aquacultuur te bevorderen;

    – het beleid op het gebied van de gemeenschappelijke marktordening in het kader van het GVB te hervormen;

    – een rechtskader vast te stellen voor een uiterlijk in 2014 aan te nemen nieuw financieel instrument dat de doelstellingen van het GVB en de Agenda 2020 van de EU ondersteunt;

    – de betrokkenheid van de belanghebbende partijen verder te versterken en de stroomlijnen;

    – de onlangs vastgestelde nieuwe controleregeling in het GVB op te nemen.

    Globaal gezien moet het voorstel ervoor zorgen dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Het beleid heeft tot doel om uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo te exploiteren dat de visbestanden op niveaus worden gebracht of gehouden die de maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren. In het kader van het GVB zal het visserijbeheer ten uitvoer worden gelegd aan de hand van de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte benadering.

    De Commissie zal, in samenhang met dit voorstel, nog een aantal andere teksten vaststellen, nl. een overkoepelende mededeling over het toekomstig gemeenschappelijk visserijbeleid, een voorstel voor een verordening inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserij‑ en aquacultuurproducten, een mededeling over de externe dimensie van het GVB en een verslag over specifieke onderdelen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het momenteel geldende algemene regelgevingsraamwerk voor het GVB vastgesteld. Deze verordening zou moeten worden vervangen door het onderhavige voorstel.

    Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen[2].

    Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur[3].

    Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98[4].

    Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds[5].

    Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94[6].

    Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid[7].

    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999[8].

    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006[9].

    Besluit 2004/585/EG van de Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[10].

    · Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

    Het voorstel en de doelstellingen ervan zijn consistent met andere EU‑beleidsgebieden en de doelstellingen ervan, in het bijzonder het milieubeleid, het sociale beleid, het regionale beleid, het ontwikkelingsbeleid, het markt‑ en handelsbeleid, het financiële beleid, het beleid inzake onderzoek en innovatie, het gezondheidsbeleid en het beleid inzake consumentenbescherming.

    2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    · Raadpleging van belanghebbende partijen

    Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

    Naar aanleiding van de raadpleging in 2009 en 2010 hebben de belanghebbende partijen in via het internet en tijdens talrijke bijeenkomsten geleverde bijdragen hun algemene steun voor de hervorming getoond. Het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben advies over het groenboek uitgebracht. Voorts is de hervorming herhaaldelijk behandeld door de Raad van ministers. De resultaten van de openbare raadpleging zijn samengevat in het document getiteld "Synthesis of the Consultation on the Reform of the Common Fisheries Policy"[11].

    Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

    De thema's die centraal staan in de reacties, zijn: vereenvoudiging, aanpassing van de besluitvorming aan het Verdrag van Lissabon, versteviging van de langetermijnbenadering ten aanzien van instandhouding en beheer van de hulpbronnen, inclusief het probleem van de teruggooi, regionalisering, een grotere participatie van de belanghebbende partijen en responsabilisering van de sector. Relatieve stabiliteit wordt doorgaans als een centrale pijler van het GVB beschouwd, met name door de lidstaten. De kleinschalige visserij en de kustvisserij worden weliswaar als belangrijk aangemerkt, maar de steun voor het idee van een gedifferentieerde regeling die verder gaat dan de bestaande wetsbepalingen, kon slechts op beperkte steun rekenen. Een groot aantal belanghebbende partijen was van mening dat een meer marktgebaseerde aanpak van het vlootbeheer en het marktbeleid de duurzaamheid zou kunnen stimuleren. Extern beleid en internationale acties, zo bleek uit de raadpleging, moeten volledig in overeenstemming worden gebracht met de beginselen en de doelstellingen van het GVB. Voorts blijkt forse steun te bestaan voor het idee om de verlening van overheidsfinanciering steviger te koppelen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleid. Aquacultuur wordt in tal van bijdragen als belangrijk beschouwd.

    De Commissie heeft bij het opstellen van dit voorstel rekening gehouden met de bijdragen in het kader van de raadpleging, met name inzake het creëren van milieuomstandigheden die borg staan voor duurzaamheid en voor een maximale duurzame opbrengst, een steviger verankerd langetermijnperspectief, regionalisering, participatie van de belanghebbenden en de invoering van instrumenten die meer op de markt zijn gebaseerd, maar ook rekening houden met de specifieke kenmerken van kleinschalige vloten. Het belang van de aquacultuur komt ook naar voren in het voorstel.

    · Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Bij het ontwikkelen van de voorstellen is niet alleen rekening gehouden met externe expertise en bestaande beleidskennis, zoals het (jaarlijks) advies van ICES en het WTECV, maar ook met een reeks studies en onderzoeksprojecten. Openbaar beschikbare deskundigenadviezen en studies worden bekendgemaakt op de website van DG MARE.

    · Effectbeoordeling

    In het kader van het pakket voor de hervorming van het GVB zijn verschillende opties aan een effectbeoordeling onderworpen. In alle opties is milieuduurzaamheid als een voorwaarde voor globale duurzaamheid vooropgesteld. Om het effect van de opties te meten, werden prestatie‑indicatoren gebruikt die de analyse van de effecten moeten ondersteunen. De effecten van alle opties werden geanalyseerd en getoetst aan een analyse van de zogenaamde status‑quo‑optie. Op basis daarvan zijn twee opties naar voren gekomen die, zoals wordt aangegeven in het effectbeoordelingsverslag, de voorkeur genieten. Deze twee opties zijn vergelijkbaar in de zin dat zij de nadruk leggen op milieuduurzaamheid en tegelijkertijd voldoende flexibiliteit bieden en de visserijsector daardoor de kans geven zich aan de ambitieuze milieudoelstellingen aan te passen.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Rechtsgrondslag

    Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    Subsidiariteitsbeginsel

    Aangezien de voorgestelde bepalingen inzake de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op die bepalingen.

    Voorgestelde bepalingen inzake de aquacultuur en de noodzaak strategische EU‑richtsnoeren over gemeenschappelijke prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten vast te stellen, vallen onder de gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. Niet‑bindende strategische EU‑richtsnoeren zullen de basis vormen voor nationale strategische meerjarenplannen. In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat strategische keuzes die een lidstaat op nationaal niveau maakt, gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten in de buurlidstaten. De bepalingen in het voorstel betreffende de gemeenschappelijke marktordening vallen onder de gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. De gemeenschappelijke marktordening is er onder meer op gericht het concurrentievermogen van de visserij‑ en de aquacultuur in de Unie te verbeteren, de markten transparanter te maken en bij te dragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de EU afgezette producten. Om deze doelstellingen te halen, moeten de maatregelen in de hele Unie consistent zijn. Deze maatregelen hebben onder meer betrekking op de organisatie van de sector aan de hand van marktstabiliserende maatregelen en handelsnormen, en vereisten inzake consumentenvoorlichting. Het subsidiariteitsbeginsel is bijgevolg in acht genomen in dit voorstel.

    Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid en moet daarom ten uitvoer worden gelegd bij een verordening die door het Europees Parlement en de Raad wordt vastgesteld. Het is voor het bereiken van het fundamentele doel (zorgen voor een visserij‑ en een aquacultuursector die werkt in economische, sociale en milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te stellen. Deze verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is om dat doel te verwezenlijken. Op grond van de voorgestelde geregionaliseerde benadering zullen de lidstaten gemachtigd worden om op basis van het instrumentarium aan maatregelen dat in het kader van het instandhoudingsbeleid van het GVB beschikbaar is, instandhoudings‑ en technische maatregelen te nemen die nodig zijn om de doelstellingen en streefdoelen te halen die zijn opgenomen in de door de EU‑wetgever vastgestelde verordeningen. Dit zal zorgen voor regionale flexibiliteit in de toepassing van de EU‑wetgeving. Het staat de lidstaten zoals voorheen vrij om de door de Raad toegewezen vangstmogelijkheden naar eigen goeddunken over de regio's of de marktdeelnemers te verdelen. De lidstaten beschikken dus over een ruime mate van vrijheid wanneer zij moeten beslissen aan de hand van welk sociaal/economisch model de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden zullen worden geëxploiteerd.

    4.           FACULTATIEVE ELEMENTEN

    · Nadere uitleg van het voorstel

    Dit voorstel van de Commissie behelst een ingrijpende wijziging van het GVB. In dit deel wordt het voorstel nader toegelicht.

    Algemene bepalingen

    Globaal gezien moet het GVB ervoor zorgen dat zowel de visserij als de aquacultuur plaatsvindt in milieuomstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn. Het voorhanden zijn van dergelijke omstandigheden is een voorwaarde voor de totstandbrenging van een economisch en sociaal duurzame visserijindustrie die bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Uit de effectbeoordeling blijkt dat ambitieuze streefdoelen voor de hulpbronnen, die voldoen aan de internationale plicht van de EU om uiterlijk in 2015 een maximale duurzame opbrengst te halen, ertoe kunnen leiden dat de bestanden er globaal gezien aanzienlijk beter voor komen te staan en dat de situatie op economisch en sociaal gebied bijgevolg significant zal verbeteren. In het kader van deze positieve bevindingen uit de effectbeoordeling wordt onderstreept dat milieuduurzaamheid een absolute voorwaarde is voor economische en sociale duurzaamheid op lange termijn.

    Door ongewenste vangsten te reduceren, een einde te maken aan de teruggooi, de negatieve impact op de mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, en in combinatie met deze maatregelen zowel de voorzorgsbenadering als de ecosysteemgerichte benadering toe te passen, zal de goede milieutoestand van de zeeën binnen het raamwerk van de kaderrichtlijn mariene strategie dichterbij worden gebracht.

    Toegang tot de wateren

    Krachtens het voorstel is het beginsel van gelijke toegang tot de wateren van toepassing en worden vaartuigen van derde landen met toegang tot de EU‑wateren gelijk behandeld.

    De Commissie stelt voor om de bestaande beperkingen van het recht om binnen de zone van 12 zeemijl te vissen, te verlengen tot 2022. Dankzij deze beperkingen is de visserijdruk in de biologisch meest kwetsbare gebieden afgenomen en is de economische stabiliteit voor de kleinschalige kustvisserij toegenomen.

    De Commissie stelt voor om de specifieke beperkingen voor de zone van 100 zeemijl rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad[12], op te nemen in de onderhavige verordening. Deze beperkingen zijn gerechtvaardigd om de biologisch kwetsbare wateren rond deze eilanden te beschermen. Bovendien wordt in het kader van deze beperkingen, conform artikel 349 van het Verdrag, rekening gehouden met de structurele sociale en economische situatie van deze eilanden en met de noodzaak de lokale economie te behouden.

    Instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen

    Wil men de doelstellingen van het GVB bereiken, dan kan men niet om de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen heen.

    Van essentieel belang voor de instandhouding is dat de bestanden aan de hand van meerjarenplannen zo worden beheerd dat deze zich op een niveau bevinden dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De bestaande beheersplannen moeten, waar mogelijk, worden omgevormd tot op visserijtakken gebaseerde plannen – die dan meerdere soorten kunnen betreffen. Niet onder een plan vallende soorten worden beheerd aan de hand van door de Raad vastgestelde vangstmogelijkheden en andere maatregelen.

    Tevens van essentieel belang in het voorstel betreffende de instandhouding is de beperking van de teruggooi en de reductie van ongewenste vangsten. Het voorstel bevat een verplichting om alle vangsten van gespecificeerde bestanden aan te landen, en gaat in dit verband vergezeld van een specifiek tijdspad voor uitvoering en een aantal flankerende maatregelen.

    In het voorstel wordt uiteengezet met welke hoofdbeginselen de voor de visserij geldende technische instandhoudingsmaatregelen in overeenstemming moeten zijn.

    Wat de meerjarenplannen en de technische instandhoudingsmaatregelen betreft, wil de Commissie afstappen van het microbeheer door de cowetgevers. De EU‑wetgeving over deze plannen en maatregelen moet beperkt blijven tot de essentie: toepassingsgebied, streefdoelen, evaluatie‑indicatoren en termijnen. Dankzij de door de Commissie voorgestelde decentralisering zouden de lidstaten kunnen worden gemachtigd om aan de hand van een instrumentarium aan maatregelen in het kader van het instandhoudingsbeleid de instandhoudings‑ en technische maatregelen vast te stellen die nodig zijn om de doelstellingen en streefdoelen te halen. Dit zal zorgen voor regionale flexibiliteit en vereenvoudiging van het beleid. In het voorstel zijn voorts maatregelen opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de door de lidstaten vastgestelde maatregelen compatibel en doeltreffend zijn. Een terugvalmechanisme moet de Commissie in staat stellen op te treden wanneer de lidstaten geen overeenkomst kunnen bereiken of wanneer de streefdoelen niet worden gehaald.

    De bepalingen om hetzij op verzoek van een lidstaat hetzij op initiatief van de Commissie noodmaatregelen te nemen wanneer de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen in gevaar komt, worden behouden. Er wordt bovendien een nieuwe bepaling ingevoerd voor visserijmaatregelen in het kader van verplichtingen die voortvloeien uit de milieuwetgeving van de EU. Ook behouden blijft de machtiging voor de lidstaten tot het nemen van instandhoudingsmaatregelen in de zone van 12 zeemijl en tot het vaststellen van maatregelen die uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die hun vlag voeren.

    Toegang tot de hulpbronnen

    Door een systeem van overdraagbare visserijconcessies in te voeren, zal een flinke impuls worden gegeven aan de inspanningen om de vlootcapaciteit aan te passen. Uit de effectbeoordeling is duidelijk gebleken dat een dergelijk systeem aanzienlijk kan bijdragen tot het elimineren van de overcapaciteit en het verbeteren van de economische prestatie van de visserijsector.

    Voorgesteld wordt om met ingang van 2014 een verplicht systeem van overdraagbare visserijconcessies (die toegang verlenen tot een deel van de visserijinspanning voor gereguleerde bestanden) in te voeren voor alle vaartuigen behalve vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m die zijn uitgerust met passief vistuig. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten, zal de keuze om overdraagbare visserijconcessies voor de resterende vaartuigen in te voeren, aan de lidstaten worden overgelaten. De lidstaten mogen reglementering inzake de overdraagbare visserijconsessies vaststellen teneinde een nauw verband tussen deze concessies en de visserijgemeenschappen te garanderen (door bijvoorbeeld de overdraagbaarheid binnen vlootsegmenten te beperken) en speculatie te voorkomen. Omwille van de relatieve stabiliteit kan worden bepaald dat deze concessies slecht kunnen worden overgedragen tussen vaartuigen die dezelfde vlag voeren. De lidstaten mogen een reserve aanleggen en een vergoeding voor de concessies invoeren; de concessies mogen onder normale omstandigheden door de lidstaat worden ingetrokken, maar enkel wanneer de geldigheid ervan verstreken is of wanneer een vroege waarschuwing is uitgegaan.

    Beheer van de vangstcapaciteit

    De lidstaten worden er zoals voorheen toe verplicht hun vlootcapaciteit aan de vangstmogelijkheden aan te passen. Een basisbeleid voor vlootbeheer, in het kader waarvan de Commissie per lidstaat vangstcapaciteitsmaxima vaststelt, blijft noodzakelijk. Dankzij overdraagbare visserijconcessies zal de capaciteit van de vloot in een sneller tempo worden gereduceerd. Daarom is het gerechtvaardigd de lidstaten toestemming te geven om vaartuigen die over dergelijke concessies beschikken, buiten de capaciteitsmaxima te laten. Zolang het mogelijk is om in het kader van het GVB vaartuigen met overheidssteun buiten bedrijf te stellen, moeten de bepalingen inzake de reductie van de vlootcapaciteit van kracht blijven. De vlootregisters van de lidstaten en van de Commissie moeten borg staan voor een gedocumenteerd toezicht op en beheer van de vloten.

    Wetenschappelijke basis voor het visserijbeheer

    Degelijke en volledige gegevens, zowel met het oog op het verstrekken van wetenschappelijk advies als voor tenuitvoerleggings‑ en controledoeleinden, zijn essentieel voor een goed werkend visserijbeheer. Het voorstel omvat de voor de lidstaten geldende basisregels en -verplichtingen inzake de verzameling, het beheer en de beschikbaarheid van gegevens, alsmede voor de Commissie geldende bepalingen inzake toegang. Aangezien het in een gedecentraliseerde context absoluut noodzakelijk is dat de lidstaten de gegevensverzameling gecoördineerd aanpakken, heeft de Commissie een verplichting ingevoerd om de gegevensverzameling regionaal te coördineren.

    Om de kwaliteit, de coherentie en de synergie van inspanningen op het gebied van beleidsgerichte wetenschap te verbeteren, worden bovendien bepalingen voorgesteld op basis waarvan de lidstaten nationale programma's voor gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij kunnen vaststellen en onderling coördineren, met name met het oog op het onderzoeks‑ en innovatiekader van de EU.

    Extern beleid

    Het externe beleid wordt in het GVB geïntegreerd om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van dat externe beleid sporen met de algemene beginselen en doelstellingen van het GVB. De EU zal actief deelnemen aan de werkzaamheden van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) en van internationale multilaterale instanties, zoals de VN en de FAO, teneinde deze te versterken en hun prestaties op het gebied van beheer en instandhouding van internationale visbestanden naar een hoger niveau te tillen. De EU zal pleiten voor op het beste beschikbare wetenschappelijk advies gebaseerde standpunten, voor het verder ontwikkelen van de wetenschappelijke kennis en voor samenwerking met het oog op betere naleving op internationaal vlak.

    Een ander instrument om de beginselen en doelstellingen van het GVB internationaal te bevorderen, zijn betrekkingen met derde landen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten. Deze overeenkomsten moeten bijdragen tot de verwezenlijking van een degelijk bestuurskader in de partnerlanden, moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen in het kader van het ontwikkelingsbeleid en moeten gericht zijn op een duurzaam en transparant beheer van de hulpbronnen, toezicht, bewaking en controle. De duurzamevisserijovereenkomsten moeten er borg voor staan dat de visbestanden op basis van degelijk wetenschappelijk advies worden geëxploiteerd en dat enkel gericht wordt gevist op resterende hulpbronnen die het partnerland zelf niet kan of wil bevissen. In het kader van de duurzamevisserijovereenkomsten zullen de partnerlanden worden vergoed voor het verlenen van toegang tot hun visbestanden en zullen zij financiële steun ontvangen voor de tenuitvoerlegging van hun eigen duurzaam visserijbeleid.

    Aquacultuur

    Het GVB moet de ecologisch, economisch en sociaal duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector steunen. De aquacultuur draagt bij tot de voedselzekerheid en tot groei en werkgelegenheid in kust‑ en plattelandsgebieden. Forse vooruitgang is mogelijk wanneer de lidstaten op basis van de strategische richtsnoeren van de Unie nationale strategische plannen opstellen om via maatregelen op het gebied van zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot wateren en ruimte en administratieve vereenvoudiging van de vergunningsverlening de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur te bevorderen. Met de ontwikkeling van de aquacultuur zijn aspecten verbonden die de hele EU betreffen: strategische keuzes van de ene lidstaat kunnen gevolgen hebben voor de ontwikkeling van deze sector in een andere lidstaat. Het is dan ook van wezenlijk belang dat de lidstaten zich op de hoogte kunnen stellen van wat andere lidstaten op het gebied van aquacultuurontwikkeling van plan zijn.

    Naar mening van de Commissie is de aquacultuur een dermate specifieke activiteit dat een gespecialiseerd raadplegingsorgaan moet worden opgericht, nl. een adviesraad voor aquacultuur.

    Gemeenschappelijke marktordening

    De gemeenschappelijk ordening van de markten moet de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB dichterbij brengen, de sector in staat stellen het GVB op het adequate niveau toe te passen en het concurrentievermogen, met name dat van de producenten, verstevigen.

    Controle en handhaving

    Overeenkomstig de nieuwe controleregeling die is vastgesteld bij de Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad[13], zijn de basiselementen van de uniale controle‑ en handhavingsregeling die voor naleving van de GVB‑voorschriften moet zorgen, in het voorstel geïntegreerd. Omdat met het oog op de preventie van teruggooi een aanlandingsverplichting wordt ingevoerd in het gedeelte over instandhouding, stelt de Commissie toezichts‑ en controlevoorschriften voor, met name om tot een volledig gedocumenteerde visserij te komen, alsmede proefprojecten op het gebied van nieuwe visserijcontroletechnieken die bijdragen tot een duurzame visserij.

    Financiële instrumenten

    Om de naleving te bevorderen worden in het voorstel voorwaarden ingevoerd inzake de financiële steun die de Unie kan verlenen bij wijze van bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB. Voorwaarde voor de verlening van financiële steun is dat de voorschriften worden nageleefd. Dit beginsel geldt zowel voor de lidstaten als voor de marktdeelnemers. De financiële uniale steun aan lidstaten die de voorschriften niet in acht nemen, kan worden onderbroken, geschorst of gecorrigeerd. Marktdeelnemers die ernstige inbreuken hebben gepleegd, kunnen worden uitgesloten van de verlening van financiële steun of kunnen hun financiële steun verlaagd zien. Voorts wordt voorgesteld de lidstaten ertoe te verplichten om bij de verlening van financiële steun rekening te houden met de manier waarop de marktdeelnemers zich in het recente verleden hebben gedragen (met name het feit dat zij geen ernstige inbreuken hebben gepleegd).

    Adviesraden

    De Commissie stelt voor om de ervaring met de regionale adviesraden in het kader van het GVB te consolideren en, waar mogelijk, uit te breiden. Aangezien een aantal van deze raden niet aan een regio gekoppeld of tot een regio beperkt zijn, moeten de zeven bestaande raden omgedoopt worden tot "adviesraden". Daarnaast moet een adviesraad voor aquacultuur worden opgericht. Gezien de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee (een ingesloten zeegebied dat wordt gedeeld met vier landen die niet als lid bij de EU zijn aangesloten) is de Commissie voornemens om, met inachtneming van de discussies die momenteel met alle aan de Zwarte Zee gelegen niet‑EU‑lidstaten worden gevoerd, tegen 2015 een adviesraad voor de Zwarte Zee op te richten die advies over het instandhoudingsbeleid moet verstrekken en de samenwerking tussen Roemenië, Bulgarije en hun in hetzelfde zeegebied gelegen buurlanden een forse impuls moet geven.

    Slotbepalingen

    Het slotgedeelte heeft betrekking op de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie (wijze van uitoefening, intrekking, aantekenen van bezwaren) en op de oprichting van een comité voor visserij en aquacultuur, alsmede op de betrokken uitvoeringsbesluiten. Bovendien wordt voorgesteld bepaalde bestaande wetgevingshandelingen in te trekken en/of te wijzigen

    2011/0195 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie[14],

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[15],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad[16] is een communautaire regeling voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgesteld.

    (2) Het gemeenschappelijk visserijbeleid is van toepassing op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen. Het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van de GVB‑doelstellingen, tevens de biologische zoetwaterhulpbronnen en de aquacultuur, en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten voor zover deze activiteiten worden uitgeoefend op het grondgebied van de lidstaten of in EU‑wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in derde landen, door EU‑vissersvaartuigen of door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en indachtig de bepalingen van artikel 117 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

    (3) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ervoor zorgen dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur bijdragen tot omstandigheden die vanuit ecologisch, economisch en sociaal gebied duurzaam op lange termijn zijn. Het GVB moet bovendien een bijdrage leveren tot een verhoging van de productiviteit, een billijke levensstandaard voor de visserijsector en stabiele markten, en moet ervoor zorgen dat de hulpbronnen beschikbaar zijn en dat de consument tegen een redelijke prijs toegang heeft tot de voorraden.

    (4) De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982[17] (UNCLOS) en is overgegaan tot ratificatie van de Overeenkomst van de Verenigde Naties over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995[18] (VN-Overeenkomst over visbestanden). De van 24 november 1993 daterende Overeenkomst van de Voedsel‑ en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties om de naleving van de internationale instandhoudings‑ en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen[19] (FAO-Nalevingsovereenkomst) is eveneens door de Unie aanvaard. Deze internationale instrumenten omvatten met name instandhoudingsverplichtingen, onder meer om instandhoudings‑ en beheersmaatregelen te nemen die ontworpen zijn om de mariene hulpbronnen op een niveau te brengen of te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren in zeegebieden onder nationale jurisdictie en in volle zee, verplichtingen om hiertoe samen te werken met andere landen, verplichtingen om de voorzorgsbenadering toe te passen op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van visbestanden, verplichtingen om de verenigbaarheid van instandhoudings‑ en beheersmaatregelen voor mariene hulpbronnen die voorkomen in zeegebieden met een verschillende jurisdictionele status te garanderen, en verplichtingen om naar behoren rekening te houden met andere legitieme wijzen van mariene exploitatie. Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat de Unie zich naar behoren kan kwijten van de internationale verplichtingen die zij in het kader van deze internationale instrumenten is aangegaan. Lidstaten die instandhoudings‑ en beheersmaatregelen nemen waartoe zij zijn gemachtigd in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten handelen op een wijze die volledig in overeenstemming is met de internationale instandhoudings‑ en samenwerkingsverplichtingen die voortvloeien uit de reeds vermelde internationale instrumenten.

    (5) Tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die in 2002 in Johannesburg heeft plaatsgevonden, hebben de EU en haar lidstaten zich ertoe verbonden op te treden tegen de aanhoudende achteruitgang van tal van visbestanden. De Unie moet er dan ook via een verbetering van haar gemeenschappelijk visserijbeleid prioritair voor zorgen dat de niveaus waarop de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd, uiterlijk in 2015 op een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst van de populaties van de beviste bestanden kan opleveren. Wanneer minder wetenschappelijke informatie beschikbaar is, kan het noodzakelijk zijn schattingen toe te passen op de maximale duurzame opbrengst.

    (6) In het besluit van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit over het strategische plan voor de biodiversiteit 2011 ‑ 2020[20] zijn streefdoelen voor de visserij vastgesteld en de inspanningen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten coherent zijn met de biodiversiteitsstreefdoelen die zijn vastgesteld door de Europese Raad[21] en met de streefdoelen die zijn vastgesteld door de Commissie in de mededeling "Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU‑biodiversiteitsstrategie voor 2020"[22], met name gezien de doelstelling om uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst te halen.

    (7) De duurzame exploitatie van mariene biologische hulpbronnen moet worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering, die dient te worden afgeleid uit het voorzorgsbeginsel als vermeld in artikel 191, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag.

    (8) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet ertoe bijdragen dat het mariene milieu wordt beschermd en dat met name uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand wordt bereikt, zoals is vastgesteld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu[23] (kaderrichtlijn mariene strategie).

    (9) Het is noodzakelijk een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer ten uitvoer te leggen, de milieueffecten van visserijactiviteiten te beperken en ongewenste vangsten tot een minimum te herleiden en geleidelijk volledig te elimineren.

    (10) Belangrijk is dat de beginselen van goed bestuur richtgevend worden voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze beginselen omvatten besluitvorming op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies, brede participatie van de belanghebbende partijen en het hanteren van een langetermijnperspectief. Tevens bepalend voor een geslaagd beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid is dat de verantwoordelijkheden op uniaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau duidelijk worden omschreven en dat de genomen maatregelen verenigbaar en coherent zijn met het andere EU‑beleid.

    (11) Waar dat relevant is, moeten overwegingen op het gebied van gezondheid van dieren, dierenwelzijn en veiligheid van levensmiddelen en diervoeders ten volle in aanmerking worden genomen in het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    (12) Aangezien alle aspecten die te maken hebben met de Europese zeeën en oceanen, met elkaar verbonden zijn, moet bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening worden gehouden met de interactie met andere maritieme aangelegenheden, bijv. maritieme ruimtelijke ordening, zoals deze worden behandeld in het geïntegreerd maritiem beleid[24]. Coherentie en integratie moeten verzekerd zijn in het kader van het beheer van de verschillende sectorale beleidslijnen in zeegebieden als de Oostzee, de Noordzee, de Keltische zeeën, de Golf van Biskaje en de Iberische kust, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

    (13) Alle EU‑vissersvaartuigen moeten, onverminderd de voorschriften van het GVB, gelijke toegang hebben tot de wateren en de hulpbronnen van de EU.

    (14) De bestaande voorschriften tot beperking van de toegang tot de hulpbronnen in de 12‑zeemijlszone van de lidstaten leggen de visserijinspanning in de kwetsbaarste delen van de EU‑wateren aan banden en zijn de instandhouding ten goede gekomen. Deze voorschriften hebben ook geleid tot het voortbestaan van traditionele visserijactiviteiten die van cruciaal belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van bepaalde kustgemeenschappen. De betrokken voorschriften dienen derhalve verder te worden toegepast.

    (15) Gezien de structurele, sociale en economische situatie van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden moeten de mariene biologische hulpbronnen rond deze eilanden speciale bescherming blijven genieten aangezien zij bijdragen tot de instandhouding van de lokale economie van deze eilanden. Bepaalde visserijactiviteiten in deze wateren moeten bijgevolg voorbehouden blijven voor vissersvaartuigen die in de havens van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden zijn geregistreerd.

    (16) Een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen zal doeltreffender worden bereikt als wordt geopteerd voor een meerjarenaanpak van het visserijbeheer in het kader waarvan prioritair meerjarenplannen worden vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van elke visserijtak.

    (17) Bestanden die gezamenlijk worden geëxploiteerd, zouden waar mogelijk in één meerjarenplan moeten worden ondergebracht. In de meerjarenplannen moet de basis voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden vastgesteld, net als kwantificeerbare streefdoelen voor de duurzame exploitatie van de betrokken bestanden en mariene ecosystemen, duidelijke termijnen en vrijwaringsmechanismen voor onvoorziene ontwikkelingen.

    (18) Voorts zijn maatregelen nodig om de huidige hoge niveaus op het gebied van ongewenste vangsten en teruggooi naar beneden te halen en tot nul terug te brengen. Niet alleen leiden ongewenste vangsten en teruggooi tot aanzienlijke verspilling, zij hebben ook een negatieve invloed op de duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen en de mariene ecosystemen, en op de rentabiliteit van de visserij. Daarom moet een verplichting worden vastgesteld om alle vangsten van beheerde bestanden die gedurende visserijactiviteiten in EU‑wateren of door EU‑vissersvaartuigen worden bovengehaald, aan te landen en dient die verplichting geleidelijk ten uitvoer te worden gelegd.

    (19) De aanlanding van ongewenste vangsten mag de marktdeelnemer geen volledig economisch voordeel opleveren. De bestemming van aangelande vangsten van vis onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moet worden beperkt en de verkoop ervan voor menselijke consumptie dient te worden uitgesloten.

    (20) In het belang van de instandhouding van de bestanden moeten met betrekking tot bepaalde technische maatregelen duidelijke doelstellingen worden toegepast.

    (21) Wat bestanden betreft waarvoor geen meerjarenplan is vastgesteld, moet aan de hand van de vaststelling van vangst‑ en/of visserijinspanningsbeperkingen worden gegarandeerd dat het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst oplevert, wordt bereikt.

    (22) Gezien de precaire economische situatie van de visserijsector en de mate waarin sommige kustgemeenschappen van de visserij afhankelijk zijn, is het noodzakelijk de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten te garanderen door de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen op basis van een voorspelbaar aandeel in de bestanden voor elke lidstaat.

    (23) In het kader van de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten moet, gelet op de tijdelijke biologische situatie van de visbestanden, rekening worden gehouden met de bijzondere behoeften van de regio's waar de plaatselijke bevolking zeer sterk is aangewezen op de visserij en aanverwante activiteiten zoals die door de Raad zijn aangegeven in zijn resolutie van 3 november 1976 inzake bepaalde externe aspecten van het instellen in de Gemeenschap, met ingang van 1 januari 1977, van een visserijzone van 200 mijl[25], en meer in het bijzonder in bijlage VII daarvan. De nagestreefde relatieve stabiliteit moet derhalve in deze zin worden begrepen.

    (24) De lidstaten moeten in de gelegenheid worden gesteld om de Commissie middels gemotiveerde verzoeken te vragen om in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid maatregelen op te stellen die nodig zijn met het oog op de naleving van de verplichtingen betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG van de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[26], betreffende speciale beschermingszones zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[27] , en betreffende beschermde mariene gebieden zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)[28].

    (25) De Commissie moet tijdelijke maatregelen kunnen vaststellen wanneer hetzij de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, hetzij het mariene ecosysteem ernstig wordt bedreigd als gevolg van visserijactiviteiten en die bedreiging onmiddellijke actie vereist.

    (26) De lidstaten moeten instandhoudingsmaatregelen en technische maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen vaststellen, enerzijds om te komen tot een beleid dat beter is afgestemd op de realiteit en de specificiteit van elke visserijtak, en anderzijds om de naleving van het beleid te verbeteren.

    (27) De lidstaten moeten binnen hun zone van 12 zeemijl voor alle EU‑vissersvaartuigen geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen kunnen nemen op voorwaarde dat maatregelen die van toepassing zijn op EU‑vissersvaartuigen uit andere lidstaten, geen discriminatie inhouden en er voorafgaand overleg met de andere betrokken lidstaten heeft plaatsgevonden, en op voorwaarde dat de Unie geen maatregelen heeft vastgesteld die specifiek zijn gericht op instandhouding en beheer binnen die zone van 12 zeemijl.

    (28) De lidstaten moeten toestemming krijgen om instandhoudings‑ en beheersmaatregelen voor bestanden in EU‑wateren vast te stellen die uitsluitend gelden voor EU‑vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaten voeren.

    (29) Uiterlijk op 31 december 2013 moet voor alle vaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter en alle andere vaartuigen die met sleeptuig zijn uitgerust, een systeem van overdraagbare visserijconcessies ten uitvoer worden gelegd dat betrekking heeft op de meeste bestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden beheerd. Lidstaten kunnen vaartuigen met een lengte over alles van maximaal 12 meter die niet met sleeptuig zijn uitgerust, uitsluiten van de toepassing van overdraagbare visserijconcessies. Een dergelijk systeem moet mee bijdragen tot door de sector ondernomen vlootreducties en tot betere economische prestaties, en moet tegelijkertijd juridisch sluitende en exclusieve overdraagbare visserijconcessies opleveren die toegang verlenen tot een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat. Aangezien de mariene biologische hulpbronnen een gemeenschappelijk goed zijn, mogen in het kader van de overdraagbare visserijconcessies slechts rechten tot het gebruik van een deel van de jaarlijkse vangstmogelijkheden van een lidstaat worden gecreëerd, die overeenkomstig vastgestelde regels kunnen worden ingetrokken.

    (30) Visserijconcessies moeten kunnen worden overgedragen of geleast teneinde het beheer van de vangstmogelijkheden van het centrale niveau over te hevelen naar de visserijsector en op die manier ervoor te zorgen dat vissers die de sector verlaten, geen beroep hoeven te doen op financiële overheidssteun in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    (31) Gezien de specifieke kenmerken en de sociaaleconomische kwetsbaarheid van sommige kleinschalige vloten is het gerechtvaardigd het verplichte systeem van overdraagbare visserijconcessies enkel toe te passen op grote vaartuigen. Het systeem van overdraagbare visserijconcessies dient van toepassing te zijn op bestanden waarvoor vangstmogelijkheden worden toegewezen.

    (32) Voor EU‑vissersvaartuigen die niet in het kader van een systeem van overdraagbare visserijconcessies werken, kunnen specifieke maatregelen worden genomen om het aantal EU‑vissersvaartuigen af te stemmen op de beschikbare hulpbronnen. In het kader van dergelijke maatregelen moeten bindende vlootcapaciteitsmaxima worden vastgesteld en moeten, met betrekking tot buitenbedrijfstellingen die uit het Europees Visserijfonds worden gefinancierd, nationale regelingen voor toevoegingen/onttrekkingen worden aangenomen.

    (33) De lidstaten moeten de minimuminformatie over de kenmerken en de activiteiten van de EU‑vissersvaartuigen die hun vlag voeren, registreren. Deze informatie moet met het oog op het toezicht op de omvang van de vloten van de lidstaten ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

    (34) Om de visserij op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies te kunnen beheren, zijn geharmoniseerde, degelijke en accurate datareeksen nodig. Met het oog daarop moeten de lidstaten zorgen voor de verzameling van gegevens over de vloten en de door de vloten verrichte visserijactiviteiten, met name biologische gegevens over vangsten, inclusief teruggooi, en surveygegevens over de visbestanden en over de potentiële milieueffecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem.

    (35) Tevens moeten gegevens worden verzameld die het gemakkelijker maken een economische beoordeling op te stellen van, enerzijds, de ondernemingen die actief zijn in de visserijsector, in de aquacultuur en in de verwerking van visserij‑ en aquacultuurproducten en, anderzijds, de werkgelegenheidstendensen in deze sectoren.

    (36) De lidstaten moeten de verzamelde gegevens op basis van een meerjarenprogramma van de Unie beheren en ter beschikking van de eindgebruikers van de wetenschappelijke gegevens stellen. Tevens moeten de lidstaten onderling samenwerken aan het coördineren van de gegevensverzameling. Waar dat relevant is, moeten de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling ook samenwerken met derde landen die tot hetzelfde zeegebied behoren.

    (37) De beleidsgeoriënteerde visserijwetenschap moet worden versterkt aan de hand van op nationaal niveau vastgestelde en met andere lidstaten gecoördineerde programma's voor de verzameling van wetenschappelijke gegevens en voor onderzoek en innovatie op het gebied van de visserij, en aan de hand van instrumenten uit het onderzoeks‑ en innovatiekader van de EU.

    (38) De Unie moet de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid internationaal bevorderen. Hiertoe moet de Unie ernaar streven de prestatie van regionale en internationale organisaties op het gebied van instandhouding en beheer van internationale visbestanden te verbeteren door besluitvorming op basis van wetenschappelijke gegevens, betere naleving, grotere transparantie en participatie van de belanghebbenden te stimuleren en door illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij) te bestrijden.

    (39) Met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten moeten ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van de EU in wateren van derde landen gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en bijgevolg een duurzame exploitatie van de mariene biologische hulpbronnen garanderen. Dergelijke overeenkomsten voorzien tegen betaling van een financiële vergoeding door de EU in toegangsrechten en moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een degelijk bestuurskader dat met name borg staat voor doeltreffende maatregelen op het gebied van toezicht, controle en bewaking.

    (40) De opname van een mensenrechtenclausule in de duurzamevisserijovereenkomsten moet volledig in overeenstemming zijn met de globale doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid van de Unie.

    (41) De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, dient een essentieel onderdeel van de duurzamevisserijovereenkomsten te vormen en zal worden vastgelegd in een specifieke mensenrechtenclausule.

    (42) De aquacultuur moet bijdragen tot de instandhouding van het potentieel van de op duurzaamheid gebaseerde voedselproductie in de hele Unie, met als doel de voedselzekerheid van de Europese burgers op de lange termijn te garanderen en mede tegemoet te komen aan de toenemende mondiale vraag naar aquatisch voedsel.

    (43) In de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur[29] die de Commissie in 2009 heeft vastgesteld en die positief is ontvangen in de Raad en het Europees Parlement en bovendien door de Raad is bekrachtigd, is gewezen op de noodzaak om een gelijk speelveld voor de aquacultuur tot stand te brengen en te bevorderen aangezien dit de voorwaarde is voor de duurzame ontwikkeling van deze sector.

    (44) Het gemeenschappelijk visserijbeleid moet een bijdrage leveren tot de Europa 2020‑strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en tot de verwezenlijking van de in die strategie vastgestelde doelstellingen[30].

    (45) Aangezien de aquacultuuractiviteiten in de Unie worden beïnvloed door uiteenlopende situaties in de verschillende lidstaten, onder meer op het gebied van machtigingen voor de marktdeelnemers, moeten strategische EU‑richtsnoeren voor nationale strategische plannen worden ontwikkeld om het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren, de ontwikkeling en innovatie ervan te ondersteunen en de economische bedrijvigheid, de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust‑ en plattelandsgebieden te bevorderen, en moeten bovendien mechanismen worden ontwikkeld om informatie en beste praktijken tussen de lidstaten uit te wisselen via een open methode tot coördinatie van nationale maatregelen betreffende zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot de EU‑wateren en de ruimte van de EU en administratieve vereenvoudiging van de vergunningsregeling.

    (46) Vanwege de specifieke kenmerken van de aquacultuur dient een adviesraad te worden opgericht in het kader waarvan belanghebbende partijen kunnen worden geraadpleegd over aspecten van het EU‑beleid die gevolgen kunnen hebben voor de aquacultuur.

    (47) Het concurrentievermogen van de visserij‑ en de aquacultuursector in de EU moet worden versterkt en er is behoefte aan vereenvoudiging, wil men de productie‑ en de afzetactiviteiten van de sector beter beheren. De gemeenschappelijke marktordening voor visserij‑ en aquacultuurproducten moet ervoor zorgen dat een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette visserij‑ en aquacultuurproducten wordt gecreëerd, dat de consument in staat wordt gesteld bewustere keuzes te maken, dat verantwoord consumeren wordt gesteund en dat de economische kennis en het inzicht inzake de EU‑markten in de hele bevoorradingsketen worden verbeterd.

    (48) De gemeenschappelijke marktordening moet ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de internationale verbintenissen van de Unie, en met name de WTO‑bepalingen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan slechts slagen wanneer het wordt uitgerust met een doeltreffend systeem voor controle, inspectie en handhaving, inclusief maatregelen om de IOO‑visserij te bestrijden. Om de naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen, moet een EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving worden vastgesteld.

    (49) Het gebruik van moderne technologieën in het kader van het EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving moet worden gestimuleerd. Het moet mogelijk zijn om op het niveau van de lidstaten of van de Commissie proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen ten uitvoer te leggen.

    (50) Om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers betrokken worden bij het EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving, moeten de lidstaten in staat worden gesteld om de houders van een visvergunning voor een EU‑vissersvaartuig met een lengte over alles van ten minste 12 meter dat hun vlag voert, te verplichten tot de betaling van een vergoeding die evenredig is met de kosten van dat systeem.

    (51) De lidstaten slagen er, mede vanwege de beperkte financiële middelen waarover zij beschikken, niet in de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op eigen kracht te halen, zoals blijkt uit de problemen bij de ontwikkeling en het beheer van de visserijsector. Om deze doelstellingen te halen, moet de Unie daarom meerjarige financiële steun verlenen die specifiek gericht is op de verwezenlijking van de prioriteiten van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    (52) De financiële steun van de Unie moet worden gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten en de marktdeelnemers de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven. Wanneer de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet naleven en de marktdeelnemers ernstige inbreuken op deze voorschriften plegen, dient de financiële steun te worden onderbroken, geschorst of gecorrigeerd.

    (53) De dialoog met de belanghebbende partijen is van essentieel belang gebleken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Gezien de uiteenlopende omstandigheden in de EU‑wateren en de toenemende regionalisering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moeten de adviesraden ervoor zorgen dat de kennis en de ervaring van alle belanghebbenden het gemeenschappelijk visserijbeleid ten goede komen.

    (54) Het lijkt passend de Commissie te machtigen om middels gedelegeerde handelingen een nieuwe adviesraad op te richten en de bevoegdheidszones van de bestaande adviesraden te wijzen, met name in het licht van de specifieke kenmerken van de Zwarte Zee.

    (55) Om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te halen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen aan te nemen die tot doel hebben visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones te specificeren, de met de internationale verplichtingen van de EU samenhangende verplichting tot aanlanding van alle vangsten aan te passen, standaard instandhoudingsmaatregelen in het kader van meerjarenplannen of technische maatregelen vast te stellen, de vlootcapaciteitsmaxima te herberekenen, de gegevens over de kenmerken en de activiteit van EU‑vissersvaartuigen te omschrijven, regels voor de uitvoering van proefprojecten inzake nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen vast te stellen, en wijzigingen van bijlage III betreffende de bevoegdheidszones van de adviesraden en van bepalingen inzake de samenstelling en de werking van de adviesraden vast te stellen.

    (56) Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen passende raadplegingen houdt, onder meer op expertniveau.

    (57) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie de relevante documenten gelijktijdig, tijdig en naar behoren toe te zenden aan het Europees Parlement en de Raad.

    (58) De Commissie moet uitvoeringsbevoegdheden krijgen om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de toepassing van technische werkingsvoorschriften inzake de transmissie van gegevens betreffende de vissersvlootregisters en voor het visserijbeheer vereiste gegevens. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[31].

    (59) Het is voor het bereiken van de basisdoelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (zorgen voor een visserij‑ en een aquacultuursector die werkt in ecologische, economische en sociale omstandigheden die duurzaam zijn op lange termijn, en bijdraagt tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden) noodzakelijk en passend regels inzake de instandhouding en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen vast te stellen.

    (60) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gaat deze verordening niet verder dan noodzakelijk is om dat doel te verwezenlijken.

    (61) Besluit 2004/585/EG van de Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[32] moet worden ingetrokken zodra de desbetreffende, op grond van de onderhavige verordening vastgestelde voorschriften in werking treden.

    (62) Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid[33] moet worden ingetrokken, maar dient van toepassing te blijven op de nationale programma's voor gegevensverzameling en ‑beheer die voor de periode 2011 – 2013 zijn vastgesteld.

    (63) Gezien het aantal aan te brengen wijzigingen en het belang ervan, dient Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad te worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1 Toepassingsgebied

    1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft betrekking op:

    (a) de instandhouding, het beheer en de exploitatie van mariene biologische hulpbronnen; en

    (b) de biologische zoetwaterhulpbronnen, de aquacultuur en de verwerking en de afzet van visserij‑ en aquacultuurproducten, in verband met marktmaatregelen en financiële maatregelen ter ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    2. Het gemeenschappelijk visserijbeleid bestrijkt de in lid 1 genoemde activiteiten voor zover deze worden verricht:

    (a) op het grondgebied van de lidstaten; of

    (b) in EU‑wateren, inclusief door vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd zijn in een derde land; of

    (c) door EU‑vissersvaartuigen die zich buiten EU‑wateren bevinden; of

    (d) door onderdanen van de lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat.

    Artikel 2 Algemene doelstellingen

    1. Het gemeenschappelijk visserijbeleid staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur zorgen voor omstandigheden die uit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzaam op lange termijn zijn, en bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

    2. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt de voorzorgsbenadering toegepast op het visserijbeheer en wordt ernaar gestreefd dat uiterlijk in 2015 de levende mariene biologische hulpbronnen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een peil wordt gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

    3. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt, met het oog op een beperkte impact van de visserij op het mariene ecosysteem, de ecosysteemgerichte benadering toegepast op het visserijbeheer.

    4. De met de EU‑milieuwetgeving samenhangende vereisten worden in het gemeenschappelijk visserijbeleid geïntegreerd.

    Artikel 3 Specifieke doelstellingen

    Teneinde de in artikel 2 vastgestelde algemene doelstellingen te halen, moet het gemeenschappelijk visserijbeleid specifiek tot doel hebben:

    (a) ongewenste vangsten van commerciële bestanden te elimineren en geleidelijk toe te werken naar het aanlanden van alle vangsten van dergelijke bestanden;

    (b) de voorwaarden te creëren om de visserijactiviteiten doeltreffend te laten verlopen in het kader van een rendabele en concurrerende visserijsector;

    (c) de ontwikkeling van de aquacultuuractiviteiten van de Unie te bevorderen om bij te dragen tot de voedselzekerheid en tot de werkgelegenheid in kust‑ en plattelandsgebieden;

    (d) bij te dragen tot een billijke levensstandaard voor degenen die afhankelijk zijn van visserijactiviteiten;

    (e) rekening te houden met de belangen van de consument;

    te zorgen voor een systematische en geharmoniseerde aanpak van de verzameling en het beheer van gegevens.Artikel 4 Beginselen van goed bestuur

    Het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gevoerd aan de hand van de volgende beginselen van goed bestuur:

    (a) duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden op de uniale, nationale, regionale en lokale niveaus;

    (b) vaststelling van maatregelen overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies;

    (c) een perspectief op lange termijn;

    (d) brede betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle stadia van concipiëring tot tenuitvoerlegging van de maatregelen;

    (e) de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat;

    (f) samenhang met het geïntegreerd maritiem beleid en met andere beleidsgebieden van de Unie.

    Artikel 5 Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    – "EU‑wateren": de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van wateren die grenzen aan de in bijlage II van het Verdrag genoemde gebieden;

    – "mariene biologische hulpbronnen": beschikbare en toegankelijke levende mariene aquatische soorten, met inbegrip van anadrome en katadrome soorten, in alle fasen van hun levenscyclus;

    – "biologische zoetwaterhulpbronnen": beschikbare en toegankelijke levende aquatische zoetwatersoorten;

    – "vissersvaartuig": elk vaartuig dat is uitgerust voor commerciële bevissing van mariene biologische hulpbronnen;

    – "EU‑vissersvaartuig": een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

    – "maximale duurzame opbrengst": de maximale vangst van een visbestand die gedurende onbeperkte tijd kan worden bovengehaald;

    – "voorzorgsbenadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu;

    – "ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan wordt gegarandeerd dat de van levende aquatische hulpbronnen afkomstige baten hoog zijn en de directe en indirecte effecten van de visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen laag zijn en niet nadelig zijn voor de toekomstige werking, diversiteit en integriteit van de betrokken ecosystemen;

    – "visserijsterftecoëfficiënt": de vangsten van een bestand over een bepaalde periode in verhouding tot het gemiddelde bestand dat in die periode voor de visserij beschikbaar is;

    – "bestand": een in een bepaald beheersgebied voorkomende mariene biologische hulpbron met specifieke kenmerken;

    – "vangstbeperking": een kwantitatieve beperking van de hoeveelheden van een visbestand of groep visbestanden die in een bepaalde periode worden aangeland;

    – "instandhoudingsreferentiepunt": waarde van parameters voor de populatie van een visbestand (zoals biomassa of visserijsterfte) die in het visserijbeheer worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het bepalen van een aanvaardbaar niveau van biologisch risico of een wenselijk opbrengstniveau;

    – "vrijwaringsmaatregel": een voorzorgsmaatregel die ontworpen is ter bescherming of ter voorkoming van een onwenselijke gebeurtenis;

    – "technische maatregel": een maatregel om de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de impact van visserijactiviteiten op componenten van het ecosysteem te reguleren door voorwaarden vast te stellen voor het gebruik en de structuur van het vistuig en door de toegang tot visserijgebieden te beperken;

    – "vangstmogelijkheid": een gekwantificeerd wettelijk recht om te vissen, uitgedrukt als vangsten en/of visserijinspanning, en de functioneel daarmee verbonden voorwaarden voor het kwantificeren ervan op een bepaald niveau;

    – "visserijinspanning": het product van de capaciteit en de activiteit van een vissersvaartuig; voor een groep vaartuigen is dit de som van de visserijinspanning van alle vaartuigen in de groep;

    – "overdraagbare visserijconcessies": intrekbare gebruikersrechten op een specifiek deel van de vangstmogelijkheden die aan een lidstaat zijn toegewezen of zijn vastgesteld in een door een lidstaat overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006[34] aangenomen beheersplan, die de houder mag overdragen aan andere in aanmerking komende houders van dergelijke overdraagbare visserijconcessies;

    – "individuele vangstmogelijkheden": jaarlijkse vangstmogelijkheden die aan houders van overdraagbare visserijconcessies in een lidstaat worden toegewezen op basis van het deel van de vangstmogelijkheden van die lidstaat;

    – "vangstcapaciteit": de tonnage van een vaartuig in GT (Gross Tonnage ‑ brutotonnage) en het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad[35];

    – "aquacultuur": de kweek of teelt van aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu; deze organismen blijven in de gehele fase van de kweek of de teelt, tot en met de oogst, eigendom van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;

    – "visvergunning": een vergunning zoals bedoeld in artikel 4, punt 9, van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    – "vismachtiging": een machtiging zoals bedoeld in artikel 4, punt 10, van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    – "visserij": het verzamelen of vangen van in hun natuurlijke omgeving levende aquatische organismen, of het intentionele gebruik van om het even welk middel om aquatische organismen te verzamelen of te vangen;

    – "visserijproducten": de aquatische organismen die naar aanleiding van een visserijactiviteit worden bovengehaald;

    – "marktdeelnemer": de natuurlijke of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert of bezit waarvan de activiteiten betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-, distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten;

    – "ernstige inbreuk": een inbreuk zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad;

    – "eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens": een orgaan dat met het oog op onderzoek of beheer belang heeft bij de wetenschappelijke analyse van gegevens in de visserijsector;

    – "overschot van de toegestane vangst": het deel van de toegestane vangst dat een kuststaat vanwege gebrek aan capaciteit niet kan vangen;

    – "aquacultuurproducten": de zich in een fase van hun levenscyclus bevindende aquatische organismen die in het kader van een aquacultuuractiviteit worden geproduceerd;

    – "paaibiomassa": de geraamde hoeveelheid vis van een specifiek bestand die zich op een bepaald moment voortplant en die bestaat uit mannetjes, vrouwtjes en levendbarende vis;

    – "gemengde visserij": een visserij waarbij meerdere soorten in het beviste gebied aanwezig zijn en met het vistuig kunnen worden gevangen.

    – "duurzamevisserijovereenkomsten": internationale overeenkomsten die met een ander land worden gesloten met als doel om, in ruil voor een financiële vergoeding van de Unie, toegang te krijgen tot hulpbronnen of wateren.

    DEEL II TOEGANG TOT DE WATEREN

    Artikel 6 Algemene voorschriften inzake toegang tot de wateren

    1. Behoudens de in het kader van deel III vastgestelde maatregelen hebben EU‑vissersvaartuigen gelijke toegang tot de wateren en de bestanden in alle andere EU‑wateren dan die welke in de leden 2 en 3 worden bedoeld.

    2. In de wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie tot 12 zeemijl vanaf de basislijnen mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die traditioneel in die wateren vissen vanuit havens aan de aangrenzende kust, onverminderd de regelingen die in het kader van bestaande nabuurschapsbetrekkingen tussen lidstaten gelden voor EU‑vissersvaartuigen die de vlag van een andere lidstaat voert, en onverminderd de regelingen die zijn opgenomen in bijlage I, waarin voor elke lidstaat de geografische zones van de kustwateren van de andere lidstaten zijn vastgesteld waar visserijactiviteiten mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop deze activiteiten betrekking mogen hebben. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie.

    3. In de wateren tot 100 zeemijl vanaf de basislijnen van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden mogen de betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2022 de visserij beperken tot de vissersvaartuigen die in de havens van deze eilanden zijn geregistreerd. Dergelijke beperkingen zijn niet van toepassing op EU‑vaartuigen die traditioneel in die wateren vissen, op voorwaarde dat die vaartuigen de traditioneel uitgeoefende visserijinspanning niet overschrijden. De lidstaten delen de beperkingen die zij uit hoofde van dit lid hebben ingevoerd, mee aan de Commissie.

    4. De bepalingen die van toepassing worden na afloop van de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen, worden vastgesteld vóór 31 december 2022.

    DEEL III MAATREGELEN VOOR DE INSTANDHOUDING VAN MARIENE BIOLOGISCHE HULPBRONNEN

    TITEL I  SOORTEN MAATREGELEN

    Artikel 7 Soorten instandhoudingsmaatregelen

    Maatregelen voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen kunnen onder meer bestaan uit:

    (a) meerjarenplannen die overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11 worden vastgesteld;

    (b) streefdoelen voor de duurzame exploitatie van bestanden;

    (c) maatregelen om het aantal vissersvaartuigen en/of types van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden;

    (d) stimulansen, met inbegrip van economische stimulansen, om een selectievere visserij of een visserij met een lage impact te bevorderen;

    (e) vangstmogelijkheden;

    (f) technische maatregelen zoals bedoeld in artikel 14;

    (g) maatregelen met betrekking tot de verplichting om alle vangsten aan te landen;

    (h) proefprojecten inzake alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken.

    Artikel 8 Soorten technische maatregelen

    Technische maatregelen kunnen onder meer bestaan uit:

    (a) maaswijdten en voorschriften betreffende het gebruik van vistuig;

    (b) beperkingen betreffende de bouw van vistuig, zoals

    i) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de selectiviteit te verbeteren of de impact op de bentische zone te reduceren;

    ii) wijzigingen of aanvullende inrichtingen om de incidentele vangst van bedreigde en beschermde soorten te reduceren;

    (c) een verbod op het gebruik van bepaald vistuig in bepaalde gebieden of seizoenen;

    (d) een verbod op of beperking van visserijactiviteiten in bepaalde zones en/of perioden;

    (e) een verbod op de activiteit van vissersvaartuigen in een gebied gedurende een specifieke minimumperiode met als doel een tijdelijke aggregatie van een kwetsbare mariene hulpbron te beschermen;

    (f) specifieke maatregelen om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken;

    (g) andere technische maatregelen ter bescherming van de mariene biodiversiteit.

    TITEL II  EU‑MAATREGELEN

    Artikel 9 Meerjarenplannen

    1. Prioritair worden meerjarenplannen vastgesteld die instandhoudingsmaatregelen omvatten om de visbestanden boven een niveau te houden of te brengen dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

    2. De meerjarenplannen omvatten:

    (a) de basis voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden op basis van vooraf omschreven instandhoudingsreferentiepunten; en

    (b) maatregelen om op doeltreffende wijze te voorkomen dat de instandhoudingsreferentiepunten worden overschreden.

    3. De meerjarenplannen hebben, waar mogelijk, betrekking op visserijtakken die afzonderlijke visbestanden exploiteren of op visserijtakken die meerdere bestanden door elkaar exploiteren, en houden naar behoren rekening met interacties tussen bestanden en visserijtakken.

    4. De meerjarenplannen worden gebaseerd op de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer en houden op een wetenschappelijk verantwoorde manier rekening met de beperkingen van de beschikbare gegevens en beoordelingsmethoden en met alle gekwantificeerde bronnen van onzekerheid.

    Artikel 10 Doelstellingen van de meerjarenplannen

    1. In het kader van de meerjarenplannen moet de visserijsterftecoëfficiënt zo worden aangepast dat alle bestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat uiterlijk in 2015 de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

    2. Wanneer het niet mogelijk is een visserijsterftecoëfficiënt te bepalen die het mogelijk maakt de bestanden boven een niveau te brengen en te houden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, worden in de meerjarenplannen voorzorgsmaatregelen vastgesteld die een vergelijkbaar niveau van instandhouding van de betrokken bestanden garanderen.

    Artikel 11 Inhoud van de meerjarenplannen

    Een meerjarenplan omvat:

    (a) het voorwerp waarop het meerjarenplan wordt toegepast, d.w.z. de betrokken bestanden, visserijtakken en mariene ecosystemen;

    (b) doelstellingen die verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen;

    (c) kwantificeerbare streefdoelen die worden uitgedrukt in:

    i) visserijsterftecoëfficiënt, en/of

    ii) paaibiomassa, en

    ii) stabiliteit van de vangsten.

    (d) een duidelijk tijdspad voor het halen van de kwantificeerbare streefdoelen;

    (e) technische maatregelen, met inbegrip van maatregelen betreffende het elimineren van ongewenste vangsten;

    (f) kwantificeerbare indicatoren voor het periodieke monitoren en beoordelen van de vooruitgang in de richting van de streefdoelen van het meerjarenplan;

    (g) specifieke maatregelen en doelstellingen voor het deel van de levenscyclus van anadrome en katadrome soorten dat zich in zoet water afspeelt;

    (h) het tot een minimum beperken van de impact van de visserij op het ecosysteem;

    (i) vrijwaringsmaatregelen en criteria voor het in werking treden van deze vrijwaringsmaatregelen;

    (j) andere maatregelen die geschikt zijn om de doelstellingen van de meerjarenplannen te halen.

    Artikel 12 Naleving van de verplichtingen in het kader van de milieuwetgeving van de Unie

    1. De lidstaten zien erop toe dat de impact van visserijactiviteiten in speciale beschermingszones, zoals bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG en artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, wordt verlicht.

    2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de visserijgerelateerde maatregelen ter verlichting van de impact van de visserij op speciale beschermingszones worden gespecificeerd.

    Artikel 13 Maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de mariene biologische hulpbronnen

    1. Indien er bewijs is van een onmiddellijke actie vereisende, ernstige bedreiging voor de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem, kan de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, beslissen over tijdelijke maatregelen ter verlichting van deze bedreiging.

    2. De lidstaat deelt het in lid 1 bedoelde gemotiveerde verzoek terzelfder tijd mee aan de Commissie, de overige lidstaten en de betrokken adviesraden.

    Artikel 14  Raamwerken van technische maatregelen

    Er worden raamwerken van technische maatregelen vastgesteld om de bescherming van de mariene biologische hulpbronnen te waarborgen en de impact van de visserijactiviteiten op de visbestanden en de mariene ecosystemen te reduceren. De technische maatregelen:

    (a) dragen ertoe bij dat de visbestanden middels betere selectie op grootte en, in voorkomend geval, op soort boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren;

    (b) leiden tot een reductie van de vangst van ondermaatse vis;

    (c) leiden tot een reductie van de vangst van ongewenste mariene organismen;        

    (d) verkleinen de impact van vistuig op het ecosysteem en op het milieu, met name wat de bescherming van biologisch kwetsbare bestanden en habitats betreft.

    Artikel 15 Verplichting tot het aanlanden van alle vangsten

    1. Alle vangsten van de volgende, aan vangstbeperkingen onderworpen visbestanden die worden gedaan tijdens visserijactiviteiten in EU‑wateren of door EU‑vissersvaartuigen in wateren buiten de Unie, worden overeenkomstig het volgende tijdspad aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, en worden geregistreerd en aangeland, behalve wanneer zij als levend aas worden gebruikt:

    (a) uiterlijk vanaf 1 januari 2014:

    – makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardinella's, lodde;

    – blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, andere zeilvis,

    (b) uiterlijk vanaf 1 januari 2015: kabeljauw, heek, tong,

    (c) uiterlijk vanaf 1 januari 2016: schelvis, wijting, schartong, zeeduivel, schol, leng, zwarte koolvis, witte koolvis, tongschar, tarbot, griet, blauwe leng, zwarte haarstaartvis, grenadiersvis, Atlantische slijmkop, zwarte heilbot, torsk, roodbaars en de mediterrane demersale bestanden.

    2. Voor de in lid 1 genoemde visbestanden worden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies minimale instandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld. Vangsten van deze bestanden die de minimale instandhoudingsreferentiegrootte niet halen, mogen slechts worden verkocht om tot vismeel of diervoeder te worden verwerkt.

    3. De handelsnormen voor vangsten van vis die de vastgestelde vangstmogelijkheden overschrijden, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 27 van de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten.

    4. De lidstaten zorgen ervoor dat EU‑vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zo zijn uitgerust dat zij alle visserij‑ en verwerkingsactiviteiten volledig kunnen documenteren met het oog op het toezicht op de naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen.

    5. Lid 1 is van toepassing onverminderd internationale verplichtingen.

    6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 bedoelde maatregelen te specificeren met het oog op de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie.

    Artikel 16 Vangstmogelijkheden

    1. De vangstmogelijkheden worden zodanig aan de lidstaten toegewezen dat voor iedere lidstaat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk visbestand of elke visserijtak gewaarborgd is. Bij de toewijzing van nieuwe vangstmogelijkheden wordt rekening gehouden met de belangen van elke lidstaat.

    2. Een deel van de totale vangstmogelijkheden mag worden gereserveerd voor bijvangsten.

    3. De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de kwantificeerbare streefdoelen, termijnen en marges zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, onder b), c) en h).

    4. De lidstaten mogen, na mededeling aan de Commissie, de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uitwisselen.

    TITEL III REGIONALISERING

    HOOFDSTUK 1 MEERJARENPLANNEN

    Artikel 17 Overeenkomstig meerjarenplannen vastgestelde instandhoudingsmaatregelen

    1. De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in op grond van de artikelen 9, 10 en 11 vastgestelde meerjarenplannen en overeenkomstig die meerjarenplannen, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke instandhoudingsmaatregelen met betrekking tot in EU‑wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen.

    2. De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid 1 vastgestelde instandhoudingsmaatregelen:

    (a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen;

    (b) verenigbaar zijn met het toepassingsgebied en de doelstellingen van het meerjarenplan;

    (c) effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen en kwantificeerbare streefdoelen; en

    (d) niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving vastgestelde instandhoudingsmaatregelen.

    Artikel 18 Melding van de instandhoudingsmaatregelen van de lidstaten

    De lidstaten die op grond van artikel 17, lid 1, instandhoudingsmaatregelen vaststellen, melden deze maatregelen mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden.

    Artikel 19 Beoordeling

    De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de instandhoudingsmaatregelen die de lidstaten op grond van artikel 17, lid 1, hebben genomen, beoordelen.

    Artikel 20 Standaard instandhoudingsmaatregelen die in het kader van meerjarenplannen worden vastgesteld

    1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien een lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 17 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het meerjarenplan aan de Commissie heeft meegedeeld.

    2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om instandhoudingsmaatregelen voor onder een meerjarenplan vallende visserijtakken te specificeren, indien:

    (a) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van het meerjarenplan, of

    (b) op basis van een overeenkomstig artikel 19 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van een lidstaat niet effectief zijn met het oog op de in het meerjarenplan vastgestelde doelstellingen of kwantificeerbare streefdoelen, of

    (c) in artikel 11, onder i), bedoelde vrijwaringsmaatregelen in werking treden.

    3. De door de Commissie vastgestelde instandhoudingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het meerjarenplan opgenomen doelstellingen en streefdoelen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht.

    HOOFDSTUK II TECHNISCHE MAATREGELEN

    Artikel 21 Technische maatregelen

    De lidstaten kunnen worden gemachtigd om, in een op grond van artikel 14 vastgesteld raamwerk van technische maatregelen en overeenkomstig dat raamwerk, maatregelen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd welke technische maatregelen met betrekking tot in hun wateren aanwezige bestanden waarvoor zij vangstmogelijkheden hebben gekregen, van toepassing zijn op de onder hun vlag varende vaartuigen. De lidstaten zien erop toe dat deze technische maatregelen:

    (a) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen;

    (b) verenigbaar zijn met de doelstellingen van overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen;

    (c) effectief zijn met het oog op de doelstellingen die zijn vastgesteld in overeenkomstig artikel 14 vastgestelde maatregelen; en

    (d) niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving vastgestelde technische maatregelen.

    Artikel 22 Melding van de technische maatregelen van de lidstaten

    De lidstaten die op grond van artikel 21 technische maatregelen vaststellen, delen deze maatregelen mee aan de Commissie, andere belanghebbende lidstaten en de betrokken adviesraden.

    Artikel 23 Beoordeling

    De Commissie kan te allen tijde de verenigbaarheid en de effectiviteit van de technische maatregelen die de lidstaten op grond van artikel 21 hebben vastgesteld, beoordelen.

    Artikel 24 Standaard maatregelen die in het raamwerk van technische maatregelen worden vastgesteld

    1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische maatregelen die onder een raamwerk van technische maatregelen vallen, te specificeren, indien de lidstaat die gemachtigd is om overeenkomstig artikel 21 maatregelen vast te stellen, deze maatregelen niet uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van het raamwerk van technische maatregelen aan de Commissie heeft meegedeeld.

    2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om technische maatregelen te specificeren, indien op basis van een overeenkomstig artikel 23 verrichte beoordeling wordt geoordeeld dat de maatregelen van de lidstaat:

    (a) niet verenigbaar zijn met de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen, of

    (b) niet effectief zijn met het oog op de in het raamwerk van technische maatregelen vastgestelde doelstellingen.

    3. De door de Commissie vastgestelde technische maatregelen moeten ervoor zorgen dat de in het raamwerk van technische maatregelen opgenomen doelstellingen worden verwezenlijkt. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling vaststelt, zijn de maatregelen van de betrokken lidstaat niet langer van kracht.

    TITEL IV  NATIONALE MAATREGELEN

    Artikel 25 Maatregelen van de lidstaten die uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die hun vlag voeren

    Lidstaten kunnen maatregelen vaststellen voor de instandhouding van in de EU‑wateren aanwezige visbestanden, op voorwaarde dat die maatregelen:

    (a) uitsluitend van toepassing zijn op vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op personen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gevestigd;

    (b) verenigbaar zijn met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen; en

    (c) niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving vastgestelde maatregelen.

    Artikel 26 Maatregelen van een lidstaat binnen de zone van 12 zeemijl

    1. Een lidstaat kan met betrekking tot de zone van 12 zeemijl gerekend vanaf zijn basislijnen niet‑discriminerende maatregelen nemen om visbestanden in stand te houden en te beheren en om het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een minimum te beperken, op voorwaarde dat de Unie geen specifiek voor die zone bestemde instandhoudings- en beheersmaatregelen heeft vastgesteld. De maatregelen van de lidstaat zijn verenigbaar met de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen en mogen niet minder stringent zijn dan de in de EU‑wetgeving vastgestelde maatregelen.

    2. Indien door een lidstaat vast te stellen instandhoudings‑ en beheersmaatregelen mogelijk gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten, worden dergelijke maatregelen pas vastgesteld nadat met de Commissie, de betrokken lidstaten en de betrokken adviesraden overleg is gepleegd over een ontwerp van de maatregelen, vergezeld van een toelichting.

    DEEL IV TOEGANG TOT DE HULPBRONNEN

    Artikel 27 Vaststelling van systemen van overdraagbare visserijconcessies

    1. Elke lidstaat stelt uiterlijk op 31 december 2013 een systeem van overdraagbare visserijconcessies vast voor:

    (a) alle vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter; en

    (b) alle vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die zijn uitgerust met sleeptuig.

    2. De lidstaten mogen het systeem van overdraagbare visserijconcessies uitbreiden tot vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die met ander tuig dan sleeptuig zijn uitgerust, en delen dit aan de Commissie mee.

    Artikel 28 Toewijzing van overdraagbare visserijconcessies

    1. Overdraagbare visserijconcessies behelzen het recht om gebruik te maken van overeenkomstig artikel 29, lid 1, toegewezen individuele vangstmogelijkheden.

    2. Elke lidstaat wijst op basis van transparante criteria overdraagbare visserijconcessies toe voor elk bestand of elke groep bestanden waarvoor overeenkomstig artikel 16 vangstmogelijkheden zijn toegewezen, behalve wanneer het vangstmogelijkheden betreft die zijn verkregen in het kader van duurzamevisserijovereenkomsten.

    3. Met het oog op de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies in het kader van gemengde visserij, houden de lidstaten rekening met de wijze waarop de vangst van vaartuigen die aan deze visserij deelnemen, waarschijnlijk is samengesteld.

    4. Overdraagbare visserijconcessies mogen slechts door een lidstaat worden toegewezen aan de reder van een vissersvaartuig dat de vlag van die lidstaat voert, of aan een natuurlijke of rechtspersoon met het oog op het gebruik ervan door een dergelijk vaartuig. Overdraagbare visserijconcessies mogen worden samengevoegd met het oog op collectief beheer door natuurlijke of rechtspersonen of door erkende producentenorganisaties. De lidstaten mogen de toegang tot overdraagbare visserijconcessies beperken op basis van transparante en objectieve criteria.

    5. De lidstaten mogen de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies beperken tot ten minste 15 jaar met het oog op de hertoewijzing van deze concessies. Lidstaten die de geldigheidsduur van overdraagbare visserijconcessies niet hebben beperkt, mogen deze concessies na een voorafgaande‑kennisgevingstermijn van ten minste 15 jaar intrekken.

    6. Lidstaten mogen visserijconcessies na een kortere voorafgaande‑kennisgevingstermijn intrekken, indien wordt geconstateerd dat de houder van de concessies een ernstige inbreuk heeft gepleegd. Bij dergelijke intrekkingen, die waar nodig onmiddellijk van kracht worden, moeten het gemeenschappelijk visserijbeleid en het evenredigheidsbeginsel onverkort worden toegepast.

    7. Onverminderd de leden 5 en 6 mogen de lidstaten overdraagbare visserijconcessies die gedurende drie opeenvolgende jaren niet door het vissersvaartuig zijn gebruikt, intrekken.

    Artikel 29 Toewijzing van individuele vangstmogelijkheden

    1. De lidstaten wijzen individuele vangstmogelijkheden toe aan houders van in artikel 28 bedoelde overdraagbare visserijconcessies op basis van vangstmogelijkheden die aan de lidstaten zijn toegewezen of zijn vastgesteld in beheersplannen die de lidstaten overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 hebben aangenomen.

    2. Met betrekking tot soorten waarvoor de Raad geen vangstmogelijkheden heeft vastgesteld, bepalen de lidstaten welke vangstmogelijkheden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies kunnen worden toegewezen aan vissersvaartuigen die hun vlag voeren.

    3. De vissersvaartuigen verrichten slechts visserijactiviteiten wanneer zij in het bezit zijn van voldoende individuele vangstmogelijkheden om hun potentiële vangst volledig te dekken.

    4. De lidstaten mogen een reserve van maximaal 5 % van de vangstmogelijkheden aanleggen. Zij stellen doelstellingen en transparante criteria vast voor de toewijzing van deze gereserveerde vangstmogelijkheden. Deze vangstmogelijkheden mogen slechts worden toegewezen aan in artikel 28, lid 4, bedoelde in aanmerking komende houders van overdraagbare visserijconcessies.

    5. Bij de toewijzing van overdraagbare visserijconcessies overeenkomstig artikel 28 en bij de toewijzing van vangstmogelijkheden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel mogen de lidstaten in het kader van de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden voorzien in stimulansen voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met selectief vistuig dat ongewenste bijvangsten elimineert.

    6. De lidstaten mogen vergoedingen voor het gebruik van individuele vangstmogelijkheden vaststellen om bij te dragen in de kosten voor visserijbeheer.

    Artikel 30 Register van overdraagbare visserijconcessies en van individuele vangstmogelijkheden

    De lidstaten voeren een register van overdraagbare visserijconcessies en individuele vangstmogelijkheden in en houden dit bij.

    Artikel 31 Overdracht van overdraagbare visserijconcessies

    1. Overdraagbare visserijconcessies mogen in een lidstaat geheel of gedeeltelijk worden overgedragen tussen in aanmerking komende houders van dergelijke concessies.

    2. Een lidstaat mag de overdracht van overdraagbare visserijconcessies van en naar een andere lidstaat toestaan.

    3. De lidstaten mogen de overdracht van overdraagbare visserijconcessies reglementeren door voorwaarden vast te stellen voor de overdracht op basis van transparante en objectieve criteria.

    Artikel 32 Leasing van individuele vangstmogelijkheden

    1. Binnen een lidstaat mogen individuele vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk worden geleast.

    2. Een lidstaat mag de leasing van overdraagbare visserijconcessies van en naar een andere lidstaat toestaan.

    Artikel 33 Toewijzing van vangstmogelijkheden die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen

    1. Elke lidstaat beslist hoe de vangstmogelijkheden die overeenkomstig artikel 16 aan hem zijn toegewezen en die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, mogen worden toegewezen aan vaartuigen die zijn vlag voeren. De lidstaat deelt de toewijzingsmethode aan de Commissie mee.

    DEEL V BEHEER VAN DE VANGSTCAPACITEIT

    Artikel 34 Aanpassing van de vangstcapaciteit

    1. De lidstaten voeren maatregelen in om de vangstcapaciteit van hun vloten aan te passen teneinde een doeltreffend evenwicht tussen die vangstcapaciteit en hun vangstmogelijkheden te bewerkstelligen.

    2. Onttrekkingen aan de vloot met overheidssteun in het kader van het Europees Visserijfonds voor de programmeringsperiode 2007 – 2013 worden niet toegestaan, tenzij deze worden voorafgegaan door het intrekken van de visvergunning en de vismachtigingen.

    3. De vangstcapaciteit van de vissersvaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken, wordt niet vervangen.

    4. De lidstaten zien erop toe dat de vangstcapaciteit van hun vloot met ingang van 1 januari 2013 nooit groter is dan de vangstcapaciteitsmaxima die overeenkomstig artikel 35 zijn vastgesteld.

    Artikel 35 Beheer van de vangstcapaciteit

    1. Voor de vloot van elke lidstaat geldt een in bijlage II vastgesteld vangstcapaciteitsmaximum.

    2. De lidstaten mogen de Commissie vragen om vissersvaartuigen die onder een overeenkomstig artikel 27 vastgesteld systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, uit te sluiten van de in lid 1 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima. In dat geval worden de betrokken vangstcapaciteitsmaxima herberekend teneinde rekening te houden met de vissersvaartuigen die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen.

    3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de herberekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima.

    Artikel 36 Vissersvlootregisters

    1. De lidstaten registreren met betrekking tot de EU‑vissersvaartuigen die hun vlag voeren, de gegevens inzake kenmerken en activiteit die nodig zijn voor het beheer van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde maatregelen.

    2. De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde gegevens ter beschikking van de Commissie.

    3. De Commissie zet een register over de vissersvloot van de Unie op dat de informatie bevat die zij op grond van lid 2 ontvangt.

    4. De in het register over de vissersvloot van de Unie opgenomen gegevens worden ter beschikking van alle lidstaten gesteld. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in lid 1 bedoelde gegevens.

    5. De Commissie stelt technische werkingsvoorschriften vast voor de transmissie van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde onderzoeksprocedure.

    DEEL VI WETENSCHAPPELIJKE BASIS VOOR HET VISSERIJBEHEER

    Artikel 37 Voor het visserijbeheer vereiste gegevens

    1. De lidstaten verzamelen de biologische, technische, milieugerelateerde en sociaaleconomische gegevens die nodig zijn voor een ecosysteemgericht visserijbeheer, beheren deze gegevens en stellen deze ter beschikking van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, inclusief door de Commissie aangewezen organen. Deze gegevens dienen met name voor de beoordeling van:

    (a) de toestand van de geëxploiteerde mariene biologische hulpbronnen,

    (b) het niveau van bevissing en de impact van visserijactiviteiten op de mariene biologische hulpbronnen en op de mariene ecosystemen, en

    (c) de sociaaleconomische prestatie van de visserij‑, de aquacultuur‑ en de verwerkingssector in de EU‑wateren en daarbuiten.

    2. De lidstaten:

    (a) zorgen ervoor dat de verzamelde gegevens accuraat en betrouwbaar zijn;

    (b) voorkomen dat de gegevens die voor verschillende doeleinden worden verzameld, elkaar overlappen;

    (c) zien erop toe dat de verzamelde gegevens veilig worden opgeslagen en dat de bescherming en de vertrouwelijkheid van deze gegevens, in voorkomend geval, adequaat worden gewaarborgd;

    (d) zorgen ervoor dat nationale databanken en systemen die gebruikt worden voor de verwerking van de verzamelde gegevens, toegankelijk zijn voor de Commissie of de door haar aangewezen organen, zodat door de Commissie of door de door haar aangewezen organen kan worden geverifieerd of de gegevens bestaan, en zo ja, of de kwaliteit ervan toereikend is.

    3. De lidstaten zorgen voor de nationale coördinatie van de verzameling en het beheer van de voor het visserijbeheer bestemde wetenschappelijke gegevens. Hiertoe wijzen zij een nationale correspondent aan en organiseren zij jaarlijks een nationale coördinatievergadering. De Commissie wordt op de hoogte gebracht van de nationale coördinatieactiviteiten en wordt uitgenodigd voor de coördinatievergaderingen.

    4. De lidstaten coördineren hun nationale activiteiten op het gebied van gegevensverzameling met andere lidstaten in dezelfde regio en stellen alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde regio.

    5. De gegevens worden met ingang van 2014 verzameld, beheerd en gebruikt in het kader van een meerjarenprogramma. Een dergelijk meerjarenprogramma omvat streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens, alsmede aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens.

    6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, met betrekking tot het in lid 5 bedoelde meerjarenprogramma, de streefdoelen op het gebied van de nauwkeurigheid van de te verzamelen gegevens te specificeren en om de aggregatieniveaus voor de verzameling, het beheer en het gebruik van deze gegevens te definiëren.

    7. De Commissie stelt technische werkingsvoorschriften vast voor de transmissie van de verzamelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 56 bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 38 Onderzoeksprogramma's

    1. De lidstaten stellen nationale programma's voor gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij vast. Zij coördineren hun activiteiten inzake gegevensverzameling, onderzoek en innovatie met betrekking tot de visserij met andere lidstaten en met de EU‑kaders voor onderzoek en innovatie.

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige knowhow en de nodige personele middelen beschikbaar zijn voor het wetenschappelijke adviesproces.

    DEEL VII EXTERN BELEID

    TITEL I INTERNATIONALE VISSERIJORGANISATIES

    Artikel 39 Doelstellingen

    1. De EU neemt overeenkomstig haar internationale verplichtingen en beleidsdoelstellingen en overeenkomstig de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen deel aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's).

    2. De EU baseert de standpunten die zij inneemt in internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij en in ROVB's, op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, teneinde ervoor te zorgen dat de visbestanden boven een niveau worden gehouden of gebracht dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

    3. De Unie draagt in de ROVB's en in de internationale organisaties actief bij tot de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en steunt de ontwikkeling van deze kennis.

    Artikel 40 Naleving van internationale bepalingen

    De EU werkt samen met derde landen en internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, inclusief ROVB's, teneinde de naleving van door dergelijke internationale organisaties vastgestelde maatregelen te versterken.

    TITEL II DUURZAMEVISSERIJOVEREENKOMSTEN

    Artikel 41 Beginselen en doelstellingen van duurzamevisserijovereenkomsten

    1. In met derde landen gesloten duurzamevisserijovereenkomsten wordt een juridisch, economisch en ecologisch bestuurskader vastgesteld voor visserijactiviteiten die EU‑vissersvaartuigen verrichten in wateren van derde landen.

    2. EU‑vissersvaartuigen zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

    Artikel 42

    Financiële steun

    1. De EU verleent in het kader van de duurzamevisserijovereenkomsten financiële steun aan derde landen, teneinde:

    (a) een deel van de kosten van de toegang tot de visserijhulpbronnen in wateren van derde landen te dragen;

    (b) het bestuurskader in te voeren, onder meer op het gebied van ontwikkeling en onderhoud van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking en andere capaciteitsopbouwende elementen die gepaard gaan met de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid van het betrokken derde land. De financiële steun wordt slechts verleend indien specifieke resultaten worden gehaald.

    DEEL VIII AQUACULTUUR

    Artikel 43 Bevordering van de aquacultuur

    1. Ter bevordering van duurzaamheid, voedselzekerheid, groei en werkgelegenheid stelt de Commissie uiterlijk tegen 2013 niet‑bindende strategische EU‑richtsnoeren op inzake gemeenschappelijk prioriteiten en streefdoelen voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten. Deze strategische richtsnoeren, waarin rekening wordt gehouden met de verschillende startposities en omstandigheden in de EU, vormen de basis voor nationale strategische meerjarenplannen en hebben tot doel:

    (a) het concurrentievermogen van de aquacultuursector te verbeteren en de ontwikkeling en innovatie van deze sector te steunen;

    (b) de economische bedrijvigheid te stimuleren;

    (c) de diversifiëring en de levenskwaliteit in kust‑ en plattelandsgebieden te verbeteren;

    (d) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector.

    2. De lidstaten stellen uiterlijk tegen 2014 een nationaal strategisch meerjarenplan op voor de ontwikkeling van aquacultuuractiviteiten op hun grondgebied.

    3. De nationale strategische meerjarenplannen omvatten onder meer de doelstellingen van de lidstaten en de maatregelen om deze doelstellingen te bereiken.

    4. De nationale strategische meerjarenplannen hebben met name tot doel:

    (a) te komen tot administratieve vereenvoudiging, met name wat de vergunningen betreft;

    (b) op het gebied van toegang tot wateren en ruimte te zorgen voor zekerheid voor de marktdeelnemers in de aquacultuursector;

    (c) indicatoren op te stellen voor economische, sociale en milieuduurzaamheid;

    (d) andere eventuele grensoverschrijdende effecten voor de buurlidstaten te beoordelen.

    5. De lidstaten wisselen informatie en beste praktijken uit via een open methode tot coördinatie van de nationale maatregelen die in de strategische meerjarenplannen zijn opgenomen.

    Artikel 44 Raadpleging van de adviesraden

    Overeenkomstig artikel 53 wordt een adviesraad voor aquacultuur opgericht.

    DEEL IX  GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING

    Artikel 45 Doelstellingen

    1. Er wordt een gemeenschappelijke marktordening voor visserij‑ en aquacultuurproducten vastgesteld om:

    (a) bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen;

    (b) de visserij‑ en de aquacultuursector in staat te stellen om het gemeenschappelijk visserijbeleid op het juiste niveau toe te passen;

    (c) het concurrentievermogen van de visserij‑ en de aquacultuursector in de EU, en met name de producenten, te verstevigen;

    (d) de markten transparanter te maken, met name door te zorgen voor de verbetering van zowel de economische kennis en het inzicht inzake de EU‑markten voor visserij‑ en aquacultuurproducten in de hele bevoorradingsketen, als het consumentenbewustzijn;

    (e) bij te dragen tot de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor alle in de Unie afgezette producten, door de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen te bevorderen.

    2. De gemeenschappelijke marktordening is van toepassing op de in bijlage I bij de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten vermelde producten die in de EU worden afgezet.

    3. De gemeenschappelijke marktordening omvat met name:

    (a) de ordening van de sector, onder meer aan de hand van marktstabiliserende maatregelen;

    (b) gemeenschappelijke handelsnormen.

    DEEL X CONTROLE EN HANDHAVING

    Artikel 46 Doelstellingen

    1. De naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gegarandeerd door een doeltreffend visserijcontrolesysteem van de EU, onder meer op het gebied van de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij).

    2. Het visserijcontrolesysteem van de EU is met name gebaseerd op:

    (a) een globale en geïntegreerde aanpak;

    (b) het gebruik van moderne controletechnologieën, die de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens betreffende de visserij moeten bevorderen;

    (c) een risicogebaseerde strategie die gericht is op systematische en geautomatiseerde kruiscontroles van alle beschikbare, ter zake relevante gegevens;

    (d) de ontwikkeling van een nalevingscultuur bij de marktdeelnemers;

    (e) de vaststelling van doeltreffende, evenredige en ontradende sancties.

    Artikel 47 Proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen

    1. De Commissie en de lidstaten kunnen proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen ten uitvoer te leggen.

    2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot regels voor de tenuitvoerlegging van proefprojecten op het gebied van nieuwe controletechnologieën en databeheersystemen.

    Artikel 48 Bijdragen in de kosten van controle, inspectie en handhaving

    De lidstaten kunnen de houders van visvergunningen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van ten minste 12 meter die hun vlag voeren, ertoe verplichten een evenredige bijdrage te leveren in de kosten die gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van het visserijcontrolesysteem van de EU.

    DEEL XI FINANCIËLE INSTRUMENTEN

    Artikel 49 Doelstellingen

    Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, mag financiële EU‑steun worden verleend.

    Artikel 50 Voorwaarden voor de verlening van financiële steun aan lidstaten

    1. De verlening van financiële EU‑steun aan lidstaten wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de lidstaten de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.

    2. Niet‑naleving van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten kan ertoe leiden dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid de betalingen worden onderbroken of geschorst of een financiële correctie op de financiële EU‑steun wordt toegepast. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet‑naleving.

    Artikel 51 Voorwaarden voor de verlening van financiële steun aan marktdeelnemers

    1. De verlening van financiële EU‑steun aan marktdeelnemers wordt gekoppeld aan de voorwaarde dat de marktdeelnemers de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.

    2. Ernstige inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de marktdeelnemers kunnen ertoe leiden dat de toegang tot financiële EU‑steun en/of de toepassing van financiële reducties hun tijdelijk of permanent wordt ontzegd. Dergelijke maatregelen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet‑naleving.

    3. De lidstaten zien erop toe dat de financiële EU‑steun slechts wordt verleend indien de betrokken marktdeelnemer in het laatste jaar vóór de aanvraag van de financiële EU‑steun geen sancties vanwege ernstige inbreuken zijn opgelegd.

    DEEL XII ADVIESRADEN

    Artikel 52  Adviesraden

    1. Om een evenwichtige vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen te bevorderen en bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde doelstellingen, wordt voor elk van de in bijlage III opgenomen bevoegdheidszones een adviesraad opgericht.

    2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die betrekking hebben op in die bijlage op te nemen wijzigingen om de bevoegdheidszones te veranderen, nieuwe bevoegdheidszones voor adviesraden te creëren of nieuwe adviesraden op te richten.

    3. Elke adviesraad stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 53  Taken van de adviesraden

    1. De adviesraden kunnen:

    (a) bij de Commissie of bij de betrokken lidstaten aanbevelingen en suggesties indienen inzake aangelegenheden die te maken hebben met visserijbeheer en aquacultuur;

    (b) de Commissie en de lidstaten op de hoogte brengen van problemen op het gebied van visserijbeheer en aquacultuur die zich in hun bevoegdheidszone voordoen;

    (c) in nauwe samenwerking met wetenschappers bijdragen tot het verzamelen, aanleveren en analyseren van de gegevens die nodig zijn voor de ontwikkeling van instandhoudingsmaatregelen.

    2. De Commissie en, in voorkomend geval, de betrokken lidstaat moeten binnen een redelijke termijn reageren op de aanbevelingen, suggesties of gegevens die zij op grond van lid 1 ontvangen.

    Artikel 54 Samenstelling, werking en financiering van de adviesraden

    1. Iedere adviesraad bestaat uit organisaties die de marktdeelnemers van de visserijsector vertegenwoordigen en uit andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    2. Iedere adviesraad bestaat uit een algemene vergadering en een uitvoerend comité en stelt de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om zich naar behoren te organiseren en om te garanderen dat het werk transparant verloopt en dat alle naar voren gebrachte standpunten worden gerespecteerd.

    3. De adviesraden kunnen uit hoofde van hun functie als organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, financiële EU‑steun aanvragen.

    4. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de samenstelling en de werking van de adviesraden.

    DEEL XIII PROCEDURELE BEPALINGEN

    Artikel 55 Uitoefening van de delegatie

    1. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

    2. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, wordt met ingang van 1 januari 2013 voor een onbeperkte periode verleend.

    3. De bevoegdheidsdelegatie zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, artikel 15, lid 6, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 6, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    5. Een krachtens artikel 12, lid 3, artikel 15, lid 4, artikel 20, leden 1 en 2, artikel 24, leden 1 en 2, artikel 35, lid 3, artikel 36, lid 4, artikel 37, lid 7, artikel 47, lid 2, artikel 52, lid 2, en artikel 54, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van 2 maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

    Artikel 56 Tenuitvoerlegging

    De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging van de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid terzijde gestaan door een Comité voor visserij en aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Deel XIV SLOTBEPALINGEN

    Artikel 57 Intrekkingen

    1. Verordening (EG) nr. 2371/2002 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

    2. Besluit 2004/585/EG wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de voorschriften die op grond van artikel 51, lid 4, en artikel 52, lid 4, worden vastgesteld.

    3. Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1954/2003 wordt geschrapt.

    4. Verordening (EG) nr. 199/2008 wordt ingetrokken.

    5. Verordening (EG) nr. 639/2004 wordt ingetrokken.

    Artikel 58 Overgangsmaatregelen

    Onverminderd artikel 57, lid 4, blijft Verordening (EG) nr. 199/2008 van toepassing op de nationale programma's die zijn vastgesteld voor de verzameling en het beheer van gegevens voor de periode 2011 – 2013.

    Artikel 59 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te ,

    Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    BIJLAGE I TOEGANG TOT KUSTWATEREN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 6, LID 2

    1. KUSTWATEREN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

    A. TOEGANG VOOR FRANKRIJK

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl)

    1. Berwick-upon-Tweed east Coquet Island east || Haring || Onbeperkt

    2. Flamborough Head east Spurn Head east || Haring || Onbeperkt

    3. Lowestoft east Lymle Regis south || Alle soorten || Onbeperkt

    4. Lyme Regis south Eddystone south || Demersale soorten || Onbeperkt

    5. Eddystone south Longships south-west || Demersale soorten Sint-Jacobsschelp Kreeft Langousten || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    6. Longships south-west Hartland Point north-west || Demersale soorten Langousten Kreeft || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    7. Van Hartland Point tot aan een lijn getrokken vanaf het noorden van Lundy Island || Demersale soorten || Onbeperkt

    8. Van een lijn rechtwijzend west van Lundy Island tot Cardigan Harbour || Alle soorten || Onbeperkt

    9. Point Lynas North Morecambe Light Vessel east || Alle soorten || Onbeperkt

    10. County Down || Demersale soorten || Onbeperkt

    11. New Island north-east Sanda Island south-west || Alle soorten || Onbeperkt

    12. Port Stewart north Barra Head west || Alle soorten || Onbeperkt

    13. 57°40' NB Butt of Lewis west || Alle soorten behalve schaal- en schelpdieren || Onbeperkt

    14. St Kilda, Flannan Islands || Alle soorten || Onbeperkt

    15. Ten westen van de lijn die Butt of Lewis lighthouse verbindt met het punt op 59°30' NB ‑ 5°45' WL || Alle soorten || Onbeperkt

    B. TOEGANG VOOR IERLAND

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen ||

    || Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl)

    || 1. Point Lynas north Mull Galloway south || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt

    || 2. Mull of Oa wes Barra Head west || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt

    C. TOEGANG VOOR DUITSLAND

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl)

    1. East of Shetlands en Fair Isle tussen lijnen rechtwijzend zuidoost van Sumburgh Head lighthouse, rechtwijzend noordoost van Skroo lighthouse en rechtwijzend zuidwest van Skadan lighthouse || Haring || Onbeperkt

    2. Berwick-upon-Tweed east, Whitby High lighthouse east || Haring || Onbeperkt

    3. North Foreland lighthouse east, Dungeness new lighthouse south || Haring || Onbeperkt

    4. Zone rond St Kilda || Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt

    5. Butt of Lewis lighthouse west naar de lijn die Butt of Lewis lighthouse verbindt met het punt 59°30' NB ‑ 5°45' WL || Haring || Onbeperkt

    6. Zone rond North Rona en Sulisker (Sulasgeir) || Haring || Onbeperkt

    D. TOEGANG VOOR NEDERLAND

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl)

    1. East of Shetlands en Fair Isle tussen lijnen rechtwijzend zuidoost van Sumburgh Head lighthouse, rechtwijzend noordoost van Skroo lighthouse en rechtwijzend zuidwest van Skadan lighthouse || Haring || Onbeperkt

    2. Berwick upon Tweed east, Flamborough Head east || Haring || Onbeperkt

    3. North Foreland east, Dungeness new lighthouse south || Haring || Onbeperkt

    E. TOEGANG VOOR BELGIË

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Kust van het Verenigd Koninkrijk (6 tot 12 zeemijl)

    1. Berwick upon Tweed east Coquer Island east || Haring || Onbeperkt

    2. Cromer north North Foreland east || Demersale soorten || Onbeperkt

    3. North Foreland east Dungeness new lighthouse south || Demersale soorten Haring || Onbeperkt Onbeperkt

    4. Dungeness new lighthouse south, Selsey Bill south || Demersale soorten || Onbeperkt

    5. Straight Point south-east, South Bishop north-west || Demersale soorten || Onbeperkt

    2. IERSE KUSTWATEREN

    A. TOEGANG VOOR FRANKRIJK

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Ierse kust (6 tot 12 zeemijl)

    1. Erris Head north-west Sybil Point west || Demersale soorten Langoustine || Onbeperkt Onbeperkt

    2. Mizen Head south Stags south || Demersale soorten Langoustine Makreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    3. Stags south Cork south || Demersale soorten Langoustine Makreel Haring || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    4. Cork south, Carnsore Point south || Alle soorten || Onbeperkt

    5. Carnsore Point south, Haulbowline south-east || Alle soorten behalve schaal- en weekdieren || Onbeperkt

    B. TOEGANG VOOR HET VERENIGD KONINKRIJK

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Ierse kust (6 tot 12 zeemijl)

    1. Mine Head south Hook Point || Demersale soorten Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    2. Hook Point Carlingford Lough || Demersale soorten Haring Makreel Langoustine Sint-Jacobsschelp || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    C. TOEGANG VOOR NEDERLAND

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Ierse kust (6 tot 12 zeemijl)

    1. Stags south Carnsore Point south || Haring Makreel || Onbeperkt Onbeperkt

    D. TOEGANG VOOR DUITSLAND

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Ierse kust (6 tot 12 zeemijl)

    1. Old Head of Kinsale south Carnsore Point south || Haring || Onbeperkt

    2. Cork south Carnsore Point south || Makreel || Onbeperkt

    E. TOEGANG VOOR BELGIË

    Geografisch gebied || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Ierse kust (6 tot 12 zeemijl)

    1. Cork south Carnsore Point south || Demersale soorten || Onbeperkt

    2. Wicklow Head east Carlingford Lough south-east || Demersale soorten || Onbeperkt

    3. BELGISCHE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    3 tot 12 zeemijl || Nederland || Alle soorten || Onbeperkt

    || Frankrijk || Haring || Onbeperkt

    4. DEENSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Noordzeekust (Deens-Duitse grens tot Hanstholm) (6 tot 12 zeemijl) || Duitsland || Platvis Garnalen || Onbeperkt Onbeperkt

    Deens-Duitse grens tot Blåvands Huk || Nederland || Platvis Rondvis || Onbeperkt Onbeperkt

    Blåvands Huk tot Bovbjerk || België || Kabeljauw || Onbeperkt, alleen in juni en juli

    || || Schelvis || Onbeperkt, alleen in juni en juli

    || Duitsland || Platvis || Onbeperkt

    || Nederland || Schol || Onbeperkt

    || Tong || Onbeperkt

    Thyborøron tot Hanstholm || België || Wijting || Onbeperkt, alleen in juni en juli

    || || Schol || Onbeperkt, alleen in juni en juli

    || Duitsland || Platvis || Onbeperkt

    || Sprot || Onbeperkt

    || Kabeljauw || Onbeperkt

    || Koolvis || Onbeperkt

    || Schelvis || Onbeperkt

    || Makreel || Onbeperkt

    || Haring || Onbeperkt

    || Wijting || Onbeperkt

    || Nederland || Kabeljauw || Onbeperkt

    || Schol || Onbeperkt

    || Tong || Onbeperkt

    Skagerrak (Hanstholm-Skagen) (4 tot 12 zeemijl) || België Duitsland Nederland || Schol Platvis Sprot Kabeljauw Koolvis Schelvis Makreel Haring Wijting Kabeljauw Schol Tong || Onbeperkt, alleen in juni en juli Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    Kattegat (3 tot 12 mijl) || Duitsland || Kabeljauw || Onbeperkt

    || || Platvis || Onbeperkt

    || Langoustine || Onbeperkt

    || Haring || Onbeperkt

    Ten noorden van Sjaelland tot de breedtecirkel die Forsnæs lighthouse doorsnijdt || Duitsland || Sprot || Onbeperkt

    Oostzee (inbegrepen de Belten, de Sont en Bornholm) 3 tot 12 zeemijl || Duitsland || Platvis || Onbeperkt

    || || Kabeljauw || Onbeperkt

    || Haring || Onbeperkt

    || Sprot || Onbeperkt

    || Aal || Onbeperkt

    || Zalm || Onbeperkt

    || Wijting || Onbeperkt

    || Makreel || Onbeperkt

    Skagerrak (4 tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt

    Kattegat (3 (*) tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt

    Oostzee (3 tot 12 mijl) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt

    (*) Gemeten vanaf de kustlijn.

    5. DUITSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Noordzeekust (3 tot 12 zeemijl) alle kusten || Denemarken || Demersale soorten || Onbeperkt

    || || Sprot || Onbeperkt

    || Zandspiering || Onbeperkt

    || Nederland || Demersale soorten || Onbeperkt

    || Garnalen || Onbeperkt

    Deens-Duitse grens tot de noordpunt van Amrum op 54°43' NB || Denemarken || Garnalen || Onbeperkt

    Zone rond Helgoland || Verenigd Koninkrijk || Kabeljauw || Onbeperkt

    || || Schol || Onbeperkt

    Oostzee (3 tot 12 mijl) || Denemarken || Kabeljauw || Onbeperkt

    || || Schol || Onbeperkt

    || Haring || Onbeperkt

    || Sprot || Onbeperkt

    || Aal || Onbeperkt

    || Wijting || Onbeperkt

    || Makreel || Onbeperkt

    6. KUSTWATEREN VAN FRANKRIJK EN VAN DE OVERZEESE DEPARTEMENTEN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen ||

    Noord-Oost-Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl) ||

    Belgisch-Franse grens tot het oosten van het departement La Manche (monding van La Vire — Grandcamp-les-Bains 49°23'30" NB — 1°2' WL richting noordnoordoost) || België || Demersale soorten || Onbeperkt ||

    || || Sint-Jacobsschelp || Onbeperkt

    || Nederland || Alle soorten || Onbeperkt

    Duinkerken (2°20' OL) tot Kaap Antifer (0°10' OL) || Duitsland || Haring || Onbeperkt, alleen van oktober tot en met december ||

    Belgisch-Franse grens tot Kaap Alprech Ouest (50°42'30" NB — 1°33'30" OL) || Verenigd Koninkrijk || Haring || Onbeperkt ||

    Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl) ||

    Spaans-Franse grens tot 46°08' NB || Spanje || Ansjovis || Gerichte visserij, onbeperkt, alleen van 1 maart tot en met 30 juni ||

    || || Visserij voor levend aas, alleen van 1 juli tot en met 31 oktober

    || Sardine || Onbeperkt, alleen van 1 januari tot en met 28 februari en van 1 juli tot en met 31 december

    || Voorts worden de activiteiten met betrekking tot de hierboven genoemde soorten uitgeoefend overeenkomstig en binnen de grenzen van de activiteiten in 1984

    Middellandse-Zeekust (6 tot 12 zeemijl) ||

    Grens Spanje/Cap Leucate || Spanje || Alle soorten || Onbeperkt ||

    7. SPAANSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Atlantische kust (6 tot 12 zeemijl)

    Frans-Spaanse grens tot de vuurtoren van Cap Mayor (3°47' WL) || Frankrijk || Pelagische soorten || Onbeperkt, overeenkomstig en binnen de grenzen van de activiteiten in 1984

    Middellandse-Zeekust (6 tot 12 zeemijl)

    Frankrijk/Cap Creus || Frankrijk || Alle soorten || Onbeperkt

    8. NEDERLANDSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    (3 tot 12 zeemijl) — Hele kust || België || Alle soorten || Onbeperkt

    || Denemarken || Demersale soorten Sprot Zandspiering Horsmakreel || Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt Onbeperkt

    || Duitsland || Kabeljauw Garnalen || Onbeperkt Onbeperkt

    (6 tot 12 zeemijl) — Hele kust || Frankrijk || Alle soorten || Onbeperkt

    Zuidpunt van Texel ten westen tot de grens Nederland/Duitsland || Verenigd Koninkrijk || Demersale soorten || Onbeperkt

    9. FINSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Oostzee (4 tot 12 mijl) (*) || Zweden || Alle soorten || Onbeperkt

    (*) 3 tot 12 mijl rond de Bogskär Eilanden.

    10. ZWEEDSE KUSTWATEREN

    Geografisch gebied || Lidstaat || Soort || Hoeveelheid of bijzondere bepalingen

    Skagerrak (4 tot 12 zeemijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt

    Kattegat (3 (*) tot 12 mijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt

    Oostzee (4 tot 12 mijl) || Denemarken || Alle soorten || Onbeperkt

    || Finland || Alle soorten || Onbeperkt

    (*) Gemeten vanaf de kustlijn. || || ||

    BIJLAGE II VANGSTCAPACITEITSMAXIMA

    Capaciteitsmaxima (op basis van de toestand op 31 december 2010) || ||

    Lidstaat || GT || kW

    België || 18.911 || 51.585

    Bulgarije || 8.448 || 67.607

    Denemarken || 88.528 || 313.341

    Duitsland || 71.114 || 167.089

    Estland || 22.057 || 53.770

    Ierland || 77.254 || 210.083

    Griekenland || 91.245 || 514.198

    Spanje (inclusief de ultraperifere gebieden) || 446.309 || 1.021.154

    Frankrijk (inclusief de ultraperifere gebieden) || 219.215 || 1.194.360

    Italië || 192.963 || 1.158.837

    Cyprus || 11.193 || 48.508

    Letland || 49.067 || 65.196

    Litouwen || 73.489 || 73.516

    Malta || 15.055 || 96.912

    Nederland || 166.384 || 350.736

    Polen || 38.376 || 92.745

    Portugal (inclusief de ultraperifere gebieden) || 115.305 || 388.054

    Roemenië || 1.885 || 6.716

    Slovenië || 1.057 || 10.974

    Finland || 18.187 || 182.385

    Zweden || 42.612 || 210.744

    Verenigd Koninkrijk || 235.570 || 924.739

    || ||

    Ultraperifere gebieden van de EU || GT || kW

    Spanje

    Canarische Eilanden. L< 12 m. EU‑wateren || 2.649 || 21.219

    Canarische Eilanden. L > 12 m. EU‑wateren || 3.059 || 10.364

    Canarische Eilanden. L > 12 m. Internationale wateren en wateren van derde landen || 28.823 || 45.593

    Frankrijk

    Réunion. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 1.050 || 19.320

    Réunion. Pelagische soorten. L > 12 m || 10.002 || 31.465

    Frans Guyana. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 903 || 11.644

    Frans Guyana. Garnaalvaartuigen || 7.560 || 19.726

    Frans Guyana. Pelagische soorten. Offshore vaartuigen. || 3.500 || 5.000

    Martinique. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 5.409 || 142.116

    Martinique. Pelagische soorten. L > 12 m || 1.046 || 3.294

    Guadeloupe. Demersale en pelagische soorten. L < 12 m || 6.188 || 162.590

    Guadeloupe. Pelagische soorten. L > 12 m || 500 || 1.750

    Portugal

    Madeira. Demersale soorten. L < 12 m || 617 || 4.134

    Madeira. Demersale en pelagische soorten. L > 12 m || 4.114 || 12.734

    Madeira. Pelagische soorten. Zegen. L > 12 m || 181 || 777

    Azoren. Demersale soorten. L < 12 m || 2.626 || 29.895

    Azoren. Demersale en pelagische soorten. L > 12 m || 12.979 || 25.721

    L staat voor lengte over alles. || ||

    BIJLAGE III ADVIESRADEN

    Naam van de adviesraad || Bevoegdheidszone

    Oostzee || ICES[36]‑zones IIIb, IIIc en IIId

    Middellandse Zee || Maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36' WL

    Noordzee || ICES-zones IV en IIIa

    Noorwestelijke wateren || ICES-zones V (met uitzondering van Va en enkel EU-wateren van Vb), VI en VII

    Zuidwestelijke wateren || ICES‑zones VIII, IX en X (wateren rond de Azoren) en CECAF[37]‑zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden)

    Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, haring) || Bevoegdheid voor alle gebieden (met uitzondering van de Oostzee, de Middellandse Zee en de aquacultuur)

    Volle-zee/verre-zeevloot || Alle niet EU-wateren

    Aquacultuur || Aquacultuur, zoals gedefinieerd in artikel 5

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

                  1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

                  1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

                  1.4.    Doelstelling(en)

                  1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

                  1.6.    Duur van de actie en van de financiële gevolgen

                  1.7.    Beheersvorm(en)

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

                  2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

                  2.2.    Beheers- en controlesysteem

                  2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van de uitgaven

                  3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

                  3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

                  3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

                  3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

                  3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid

    1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[38]

    Beleidsterrein 11: Maritieme zaken en visserij

    1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

    ¨Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[39]

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    ý Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4.        Doelstellingen

    1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa

    1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

    Specifieke doelstellingen

    Bijdragen tot de doelstellingen die zijn vastgesteld in artikel 39 VWEU

    1. De inspraak van de belanghebbende partijen verbeteren

    2. De beschikbaarheid van wetenschappelijk advies garanderen

    3. De controle in de hele EU moderniseren intensiveren

    4. Een audit van de controle‑ en inspectieactiviteiten in de lidstaten verrichten

    5. Bijdragen tot de betere coördinatie van de controleactiviteiten van de lidstaten met behulp van het Communautair Bureau voor visserijcontrole

    Betrokken AMB/ABB-activiteit(en)

    Activiteit ABB 11 04 01, 11 07 02, 11 08 01, 11 08 02, 11 08 05

    1.4.3.     Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

    De voorgestelde hervorming van het GVB draait om duurzaamheid. Het doel bestaat erin om de visbestanden tegen 2015 te exploiteren op een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Duurzame visserij leidt tot grotere vangsten en ruimere winstmarges, met als gevolg dat de vangstsector niet langer afhankelijk zal zijn van overheidssteun. Bovendien zal duurzame visserij ook de consument voordeel opleveren, aangezien het in het kader van een dergelijke visserij gemakkelijker zal zijn om in transparante omstandigheden stabiele prijzen te halen.

    1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    Milieueffecten: bestanden op Fmsy‑niveau, reductie van de overcapaciteit en vooruitgang met de tenuitvoerlegging van overdraagbare visserijconcessies.

    Economische gevolgen: het inkomen van de marktdeelnemers in de vangstsector, de bruto toegevoegde waarde, de verhouding inkomsten/kostendekkende inkomsten en de netto winstmarge.

    Sociale gevolgen voor de werkgelegenheid (VTE) en het loon voor de bemanning per VTE.

    1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Dankzij het GVB zullen de visbestanden vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt duurzaam worden geëxploiteerd. Deze doelstellingen zijn juridisch gezien van even groot belang en geen enkele ervan kan los van de andere worden gehaald. In de effectbeoordeling van de hervorming van het GVB werd echter bevestigd dat de economische en sociale duurzaamheid beperkt zal blijven als de toestand van de bestanden niet merkelijker verbetert.

    1.5.2.     Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie

    Volgens artikel 3, onder d), VWEU is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van de instandhouding van de biologische hulpbronnen van de zee. Volgens artikel 4, lid 2, onder d), VWEU delen de Unie en de lidstaten de bevoegdheden voor de rest van het GVB. De toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie ligt in het feit dat het GVB betrekking heeft op de exploitatie van een gemeenschappelijke voorraad hulpbronnen.

    1.5.3.     Belangrijkste uit soortgelijke activiteiten getrokken lering

    In het groenboek over de hervorming van het visserijbeleid[40] wordt geconcludeerd dat het GVB zijn essentiële doelstellingen niet haalt. De visbestanden worden overbevist; de economische toestand van delen van de vloot is ondanks het subsidieniveau fragiel, werken in de visserijsector is onaantrekkelijk en de toestand van talrijke kustgemeenschappen die afhankelijk zijn van de visserij, is heikel. De resultaten van de brede raadpleging die naar aanleiding van het groenboek heeft plaatsgevonden, bevestigen deze analyse[41].

    Het grootste probleem van het GVB is het ontbreken van milieuduurzaamheid als gevolg van overbevissing. Alle andere problemen werken dit probleem nog verder in de hand. De overbevissing is vooral terug te voeren op het feit dat de capaciteit van de vloot te groot is, dat bij de vaststelling van de totaal toegestane vangsten wordt afgeweken van het wetenschappelijk advies en dat de doelstellingen niet zijn geprioriteerd. Een tweede probleem is de povere economische duurzaamheid van de vangstsector. Een groot aantal vloten is niet rendabel en bijgevolg kwetsbaar voor externe schokken, zoals stijgende brandstofprijzen. Ten derde hebben de vangstsector en de gebieden die afhankelijk zijn van de visserij, te lijden onder een gebrek aan sociale duurzaamheid.

    1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

    Exploitatie van de visbestanden op het niveau van de maximale duurzame opbrengst is als doelstelling vastgesteld in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en is in 2002 op de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling aangemerkt als een doelstelling die, waar mogelijk, tegen 2015 moet worden bereikt. Dankzij deze doelstelling zal het GVB beter zijn toegerust om een goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken overeenkomstig de kaderrichtlijn mariene strategie[42].

    1.6.        Duur van de actie en van de financiële gevolgen

    ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    – ¨  Voorstel/initiatief van kracht van

    – ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

    ý Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

    – Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    – Gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.        Beheersvorm(en)[43]

    ý Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

    ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

    – ¨  uitvoerende agentschappen

    – ¨  door de Gemeenschappen opgerichte organen[44]

    – ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    – ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

    ý Gedeeld beheer met de lidstaten

    ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

    ¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    2.2.        Beheers- en controlesysteem

    2.2.1.     Mogelijke risico's

    2.2.2.     Controlemiddel(en)

    2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van de uitgaven

    · Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

    Nummer [Omschrijving …...….] || GK/ NGK ([45]) || van EVA-landen[46] || van kandidaat-lidstaten[47] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

    2 || 11 04 01 Intensivering van de dialoog met het bedrijfsleven uit de visserijsector en met andere organisaties die belang hebben bij het gemeenschappelijk visserijbeleid. || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    2 || 11 07 02 Ondersteuning van het beheer van de visbestanden (verbetering van de wetenschappelijke adviezen) || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    2 || 11 08 01 Financiële bijdrage aan de lidstaten voor uitgaven op controlegebied || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    2 || 11 08 02 Controle en toezicht op de visserijactiviteiten in wateren van en buiten de EU || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    2 || 11 08 05 01 Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) – Bijdrage voor titels 1 en 2 || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    2 || 11 08 05 02 Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) – Bijdrage voor titel 3 || GK || Nee || Nee || Nee || Nee

    · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

    Nummer [Omschrijving….…..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

    || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE

    3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 2 || Instandhouding en beheer van de natuurlijke hulpbronnen

    DG: MARE || || || 2013[48] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL

    Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || || || ||

    11 04 01 || Vastleggingen || (1) || 6,400 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2) || 5,950 || || || || || || || || || ||

    11 07 02 || Vastleggingen || (1a) || 4,500 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2a) || 3,500 || || || || || || || || || ||

    11 08 01 || Vastleggingen || (1a) || 47,430 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2a) || 25,200 || || || || || || || || || ||

    11 08 02 || Vastleggingen || (1a) || 2,300 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2a) || 2,300 || || || || || || || || || ||

    11 08 05 01 || Vastleggingen || (1a) || 7,413 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2a) || 7,413 || || || || || || || || || ||

    11 08 05 02 || Vastleggingen || (1a) || 1,711 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (2a) || 2,711 || || || || || || || || || ||

    Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[49] || || || || || || || || || || ||

    || || (3) || || || || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor DG MARE || Vastleggingen || =1+1a +3 || 69,754 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || =2+2a +3 || 47,074 || || || || || || || || || ||

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 69,754 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (5) || 47,074 || || || || || || || || || ||

    Ÿ TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 2 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 69,754 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || =5+ 6 || 47,074 || || || || || || || || || ||

    Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 69,754 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || (5) || 47,074 || || || || || || || || || ||

    Ÿ TOTAAL uit de programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || || || ||

    Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || || || ||

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL

    DG: ||

    Ÿ Personele middelen || 9,404 || || || || || || || || || ||

    Ÿ Andere beheersuitgaven 11 01 02 11 || 0,210 || || || || || || || || || ||

    Totaal DG || Kredieten || 9,614 || || || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 9,614 || || || || || || || || || ||

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || || || Jaar 2013[50] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || Jaar n+4 || Jaar n+5 || Jaar n+6 || Jaar n+7 || Jaar n+8 || Jaar n+9 || TOTAAL

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 79,368 || || || || || || || || || ||

    Betalingen || 56,688 || || || || || || || || || ||

    3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs || || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL ||

    || OUTPUT ||

    || || Soort output[51] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kosten || Aantal ouputs || Kosten || Aantal ouputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Totaal aantal outputs || Totaal kosten

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[52] || De inspraak van de belanghebbende partijen verbeteren ||

    || Volledig operationele adviesraden || Nr. || 0,280 || 8 || 2,240 || || || || || || || || || || || || || ||

    || Nieuwe websecties en bijwerking van de content van de websites van DG MARE || Nr. || 0,040 || 5 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || ||

    Productie en verspreiding van het tijdschrift "Visserij en aquacultuur in Europa" in 23 talen (5 edities per jaar) || Nr. || 0,114 || 5 || 0,580 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Productie en verspreiding van kwaliteitsinformatie voor de media, het grote publiek en de belanghebbende partijen, incl. audiovisueel materiaal. Communicatiecampagne over prioritaire onderwerpen, zoals de hervorming van het GVB. || Nr. || 0,310 || 6 || 1,860 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Productie en verspreiding van meertalige publicaties || Nr. || 0,025 || 20 || 0,500 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Deelname van DG MARE aan beurzen || Nr. || 0,200 || 1 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Organisatie van de Europese maritieme dag || Nr. || 0,400 || 1 || 0,400 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Conferenties en seminars over het GVB en het GMB, bijv. over de hervorming van het GVB || Nr. || 0,050 || 4 || 0,200 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Andere (promotiemateriaal, logo, opslag en verspreiding door het Publicatiebureau) || No. || 0,110 || 2 || 0,220 || || || || || || || || || || || || || || ||

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || 6,400 || || || || || || || || || || || || || ||

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 || De beschikbaarheid van wetenschappelijk advies garanderen ||

    Steun voor de tenuitvoerlegging van het kader voor gegevensverzameling, met name via coördinatie en organisatie van het werk van het WTECV, onderhoud van relevante websites en steun voor de opstelling van het verslag over "De jaarlijkse economische prestatie van de EU‑vissersvloot" in het kader van een administratieve regeling tussen de Commissie en het GCO. || Admi-nistra-tieve regelingen || 1,400 || 1 || 1,400 || || || || || || || || || || || || || ||

    Geregelde adviesverlening over de toestand van de bestanden die worden beheerd via de verordening inzake TAC's en quota, en niet‑geregelde adviesverlening, zoals de evaluatie van meerjarenplannen of vangstcontrolevoorschriften in het kader van een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de ICES || Memo-randum || 1,500 || 1 || 1,500 || || || || || || || || || || || || || ||

    In het kader van vergaderingen van het WTECV en de subgroepen van het WTECV: Adviesverlening door experts over visbestanden vanuit de invalshoek van biologische, technische, economische en ecosysteemgerelateerde thema's || Aantal verga­derin­gen || 0,024 || 25 || 0,6 || || || || || || || || || || || || || ||

    Verlening van wetenschappelijk advies en andere diensten met het oog op de tenuitvoerlegging van het GVB in de Middellandse Zee || || 1,0 || 2 || 1,0 || || || || || || || || || || || || || ||

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || 4,500 || || || || || || || || || || || || ||

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 || De controle in de hele EU moderniseren en intensiveren

    IT‑systemen en gegevensanalyse || || || n.v.t. || 10,000 || || || || || || || || || || || || || ||

    Traceerinstrumenten en apparatuur om het motorvermogen te meten || || || 1600 || 8,000 || || || || || || || || || || || || || ||

    Proefprojecten (incl. CCTV vanaf 2011) || || || n.v.t. || 2,000 || || || || || || || || || || || || || ||

    Automatische lokalisatieapparatuur VMS/AIS (automatische identificatiesystemen || || || 3000 || 3,800 || || || || || || || || || || || || || ||

    Elektronische logboeken aan boord van vaartuigen || || || 3300 || 7,400 || || || || || || || || || || || || || ||

    Upgrades Visserijcontrolecentrum || || || 22 || 11,400 || || || || || || || || || || || || || ||

    Investeringen in controleapparatuur (patrouillevaartuigen en ‑vliegtuigen) || || || n.v.t. || 3,700 || || || || || || || || || || || || || ||

    Opleidingscursussen en uitwisselingsprogramma’s voor controlefunctionarissen || || || 30 || 0,600 || || || || || || || || || || || || || ||

    Seminars om de participanten bewuster te maken van de noodzaak de GVB‑voorschriften ten uitvoer te leggen || || || 5 || 0,530 || || || || || || || || || || || || || ||

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || || 47,430 || || || || || || || || || || || || ||

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4 || Een audit van de controle‑ en inspectieactiviteiten in de lidstaten verrichten

    Toezicht op de controleactiviteiten van de lidstaten -Dienstbezoeken om de toepassing van de GVB‑voorschriften te controleren -Uitrusting van inspecteurs || || || 250 || 0,800 || || || || || || || || || || || || || ||

    Het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van de GVB‑voorschriften -Vergaderingen van de groep visserijcontroledeskundigen over thema's die betrekking hebben op visserijcontrole - Studies || || || 30 || 0,400 || || || || || || || || || || || || || ||

    IT‑hardware en software en IT‑ondersteuning van controle (data, kruiscontroles van data, onderhoud, toegang tot databanken, enz.) || || || n.v.t. || 1,100 || || || || || || || || || || || || || ||

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4 || || 2,300 || || || || || || || || || || || || ||

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 5 || Bijdragen tot de betere coördinatie van de controleactiviteiten van de lidstaten met behulp van het Communautair Bureau voor visserijcontrole

    Personeel in actieve dienst || || || n.v.t. || 5,634 || || || || || || || || || || || || || ||

    Andere personeelsgerelateerde uitgaven || || || n.v.t. || 0,440 || || || || || || || || || || || || || ||

    Administratieve uitgaven || || || n.v.t. || 1,320 || || || || || || || || || || || || || ||

    Opbouw van de capaciteit || || || n.v.t. || 0,720 || || || || || || || || || || || || || ||

    Operationele coördinatie (inclusief gezamenlijke inzetplannen) || || || n.v.t. || 1,010 || || || || || || || || || || || || || ||

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5 || 9,124 || || || || || || || || || || || || || ||

    TOTALE KOSTEN || 69,754 || || || || || || || || || || || || || ||

    3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.  Samenvatting

    – ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || 2013 [53] || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

    Personele middelen || 9,404 || || || || || || ||

    Overige administratieve uitgaven || 0,210 || || || || || || ||

    Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 9,614 || || || || || || ||

    Buiten RUBRIEK 5[54] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

    Personele middelen || || || || || || || ||

    Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

    Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

    TOTAAL || 9,614 || || || || || || ||

    3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

    || || 2013 || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

    || 11 01 01 01 (Brussel/Luxemburg en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 66 || || || || || ||

    || 11 01 01 02 (delegaties) || 0 || || || || || ||

    || 11 01 05 01 (onderzoek onder contract) || 0 || || || || || ||

    || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || 0 || || || || || ||

    || Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[55] ||

    || 11 01 02 01 (CA, INT, SNE van de totale financiële middelen) || 14 || || || || || ||

    || 11 01 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || 0 || || || || || ||

    || 11 01 04 jj[56] || - zetel[57] || 0 || || || || || ||

    || - delegaties || 0 || || || || || ||

    || 11 01 05 02 (CA, INT, SNE - indirect onderzoek) || 0 || || || || || ||

    || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE - direct onderzoek) || 0 || || || || || ||

    || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || 0 || || || || || ||

    || TOTAAL || 80 || || || || || ||

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken

    Ambtenaren en tijdelijk personeel || Beheer van de hierboven vermelde beleidskredieten en operationele werkzaamheden in 2013

    Extern personeel || Beheer van de hierboven vermelde beleidskredieten en operationele werkzaamheden in 2013

    3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    – ý  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

    Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[58].

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

    – ý Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

    – ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || Jaar n || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

    Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

    TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

    3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    – ý  Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

    – ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

    ¨         voor de eigen middelen

    ¨         voor de diverse ontvangsten

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[59]

    Jaar n || Jaar n+1 || Jaar n+2 || Jaar n+3 || zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel …. || || || || || || || ||

    Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    [1]               COM(2009) 163 final van 22 april 2009 (niet beschikbaar in het Nederlands).

    [2]               PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

    [3]               PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

    [4]               PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.

    [5]               PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

    [6]               PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

    [7]               PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

    [8]               PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

    [9]               PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

    [10]             PB L 256 van 3.8.2004, blz. 17.

    [11]             SEC(2010) 428 final van 16 april 2010 (niet beschikbaar in het Nederlands).

    [12]             Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 635/95 en (EG) nr. 2027/95.

    [13]             Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, en Verordening (EEG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006.

    [14]             PB

    [15]             PB

    [16]             PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    [17]             PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1.

    [18]             PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14.

    [19]             PB L 177 van 16.7.1996, blz. 24.

    [20]             COP‑besluit X/2.

    [21]             EU CO 7/10 van 26 maart 2010.

    [22]             COM(2011) 244.

    [23]             PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

    [24]             Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie, COM(2007) 575 definitief.

    [25]             PB C 105 van 7.5.1981, blz. 1.

    [26]             PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

    [27]             PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

    [28]             PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

    [29]             COM(2009) 162 definitief.

    [30]             COM(2010) 2020 definitief.

    [31]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [32]             PB L 256 van 3.8.2004, blz. 17.

    [33]             PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

    [34]             PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

    [35]             PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1.

    [36]             ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van Verordening (EG) nr. 218/2009.

    [37]             “CECAF-zones” (Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic - Visserijcomité voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, of FAO-gebied 34): de zones overeenkomstig de afbakening in Verordening (EG) nr. 216/2009.

    [38]             ABM: activiteitsgestuurd beheer – ABB: activiteitsgestuurde begroting.

    [39]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [40]             COM(2009) 163 definitief van 22 april 2009.

    [41]             Zie ook SEC(2010) 428 final "Synthesis of the Consultation on the Reform of the Common Fisheries Policy".

    [42]             Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu.

    [43]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

    [44]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

    [45]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

    [46]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie

    [47]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

    [48]             Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [49]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

    [50]             Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [51]             Outputs zijn de producten en diensten die moeten worden geleverd (aantal gefinancierde uitwisselingen van studenten, aantal km aangelegde wegen, enz.).

    [52]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

    [53]             Het jaar n is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [54]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

    [55]             CA = arbeidscontractant; INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); LA = plaatselijk functionaris (Local Agent); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige).

    [56]             Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

    [57]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

    [58]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [59]             Wat de traditionele eigen middelen betreft (douanerechten, suikerheffingen) zijn de aangegeven. bedragen nettobedragen, dat wil zeggen de brutobedragen na aftrek van 25 % invorderingskosten.

    Top