EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0226

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (Gecodificeerde versie)

/* COM/2006/0226 def. - COD 2006/0073 */

52006PC0226

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (Gecodificeerde versie) /* COM/2006/0226 def. - COD 2006/0073 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 22.5.2006

COM(2006)226 definitief

2006/0073(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom

(Gecodificeerde versie )

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het Gemeenschapsrecht om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het Gemeenschapsrecht kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in het oorspronkelijke besluit en gedeeltelijk in de latere wijzigingsbesluiten te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal besluiten moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig te maken.

2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie daarom haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3. De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4. Dit voorstel beoogt de codificatie van Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom[3]. De nieuwe richtlijn vervangt de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de besluiten die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie , in alle officiële talen, van Richtlijn 92/100/EEG en de besluiten tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Voorzover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage II bij de gecodificeerde richtlijn.

ê 92/100/EEG (aangepast)

2006/0073(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel Ö 47 Õ, lid 2, en op de artikelen Ö 55 Õ en Ö 95 Õ ,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

Overwegende hetgeen volgt:

ê

1. Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom[7] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[8]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 92/100/EEG overweging 4

2. De verhuur en uitlening van auteursrechtelijk beschermde werken en van door naburige rechten beschermde zaken spelen steeds een belangrijker rol, met name voor auteurs, kunstenaars en producenten van fonogrammen en films. Piraterij vormt een steeds ernstiger bedreiging.

ê 92/100/EEG overweging 5 (aangepast)

3. De doeltreffende bescherming, door middel van verhuur- en uitleenrechten, van auteursrechtelijk beschermde werken en van door naburige rechten beschermde zaken, alsook de bescherming van door naburige rechten beschermde zaken door middel van het vastleggingsrecht, het distributierecht en het recht tot uitzending en mededeling aan het publiek kunnen bijgevolg voor de economische en culturele ontwikkeling van de Gemeenschap van fundamenteel belang worden geacht.

ê 92/100/EEG overweging 6

4. Het auteursrecht en de bescherming door naburige rechten moeten worden aangepast aan de nieuwe economische ontwikkelingen, zoals nieuwe exploitatievormen.

ê 92/100/EEG overweging 7

5. Het creatieve en artistieke werk van auteurs en uitvoerende kunstenaars maakt een passend inkomen noodzakelijk als basis voor verder creatief en artistiek werk en de investeringen die met name voor de productie van fonogrammen en films vereist zijn, zijn bijzonder hoog en riskant en de mogelijkheid om dit inkomen veilig te stellen en deze investering terug te verdienen, kan alleen daadwerkelijk worden gegarandeerd door een passende juridische bescherming van de betrokken rechthebbenden.

ê 92/100/EEG overwegingen 8 en 9 (aangepast)

6. Deze scheppende, artistieke en ondernemersactiviteiten worden grotendeels door zelfstandigen verricht. Ö In zoverre het bij deze activiteiten in hoofdzaak om diensten gaat, moet het Õ verrichten van dergelijke activiteiten worden vergemakkelijkt door een geharmoniseerde rechtsbescherming in de Gemeenschap.

ê 92/100/EEG overweging 10

7. De wetgeving van de lidstaten moet zodanig worden geharmoniseerd, dat zij niet in strijd komt met internationale verdragen waarop de wetten betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van vele lidstaten zijn gebaseerd.

ê 92/100/EEG overweging 11 (aangepast)

8. Men behoeft in de communautaire regelgeving betreffende het verhuur- en uitleenrecht en betreffende bepaalde naburige rechten slechts vast te stellen dat de lidstaten aan bepaalde groepen van rechthebbenden rechten met betrekking tot verhuur en uitlening moeten toekennen, en moet voorts alleen bepalen dat voor bepaalde groepen van rechthebbenden op bescherming door naburige rechten dient te worden voorzien in vastleggings-, verspreidings-, uitzendings- en openbare-mededelingsrechten.

ê 92/100/EEG overweging 12

9. De begrippen „verhuur” en „uitlening” moeten worden gedefinieerd.

ê 92/100/EEG overweging 13 (aangepast)

10. Het is duidelijkheidshalve wenselijk bepaalde vormen van ter beschikking stellen, zoals het ter beschikking stellen van fonogrammen of films voor publieke vertoning of uitzending, het ter beschikking stellen voor tentoonstelling of het ter beschikking stellen voor raadpleging ter plaatse, niet te beschouwen als “verhuur” of “uitlening” in de zin van deze richtlijn. „Uitlening” in de zin van deze richtlijn Ö dient Õ niet het ter beschikking stellen tussen voor het publiek toegankelijke instellingen onderling Ö te omvatten Õ .

ê 92/100/EEG overweging 14

11. Wanneer de door een voor het publiek toegankelijke instelling verrichte uitlening aanleiding geeft tot een betaling waarvan het bedrag niet hoger is dan hetgeen noodzakelijk is om de huishoudelijke kosten van de instelling te dekken, is er geen sprake van direct of indirect economisch of commercieel voordeel in de zin van deze richtlijn.

ê 92/100/EEG overweging 15

12. Een regeling moet worden ingevoerd die een niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding waarborgt aan auteurs en uitvoerende kunstenaars, die de mogelijkheid moeten behouden om het beheer van dit recht toe te vertrouwen aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging die hen vertegenwoordigen.

ê 92/100/EEG overwegingen 16 en 17 (aangepast)

13. Deze billijke vergoeding kan uitgekeerd worden op basis van een of meer betalingen op ongeacht welk moment, bij het sluiten van het contract of later. Rekening dient te worden gehouden met het belang van de bijdrage van de betrokken auteurs en uitvoerende kunstenaars aan de productie en de exploitatie van het fonogram of de film.

ê 92/100/EEG overweging 18 (aangepast)

14. Ook de rechten van ten minste de auteurs ten aanzien van openbare uitlening moeten worden beschermd door een bijzondere regeling in te voeren. Evenwel moet elke Ö in afwijking van het uitsluitende openbare uitleenrecht genomen Õ maatregel met name overeenstemmen met artikel Ö 12 Õ van het Verdrag.

ê 92/100/EEG overweging 19 (aangepast)

15. De bepalingen van deze richtlijn Ö betreffende het auteursrecht dienen Õ de lidstaten niet te beletten het in Ö deze richtlijn Õ bedoelde vermoeden Ö ten aanzien van contracten die uitvoerende kunstenaars individueel of collectief voor de productie van een film hebben gesloten met een filmproducent Õ uit te breiden tot de Ö bovengenoemde Õ uitsluitende rechten. Die bepalingen Ö dienen Õ de lidstaten bovendien niet te beletten te voorzien in een weerlegbaar vermoeden dat de exploitatie is toegestaan op grond van de in Ö de relevante Õ bepalingen Ö van deze richtlijn Õ neergelegde uitsluitende rechten van uitvoerende kunstenaars, mits dat vermoeden verenigbaar is met het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (hierna het „Verdrag van Rome” te noemen).

ê 92/100/EEG overweging 20 (aangepast)

16. De lidstaten Ö moeten Õ kunnen voorzien in een verderreikende bescherming van houders van naburige rechten dan op grond van Ö de bepalingen Õ van deze richtlijn Ö betreffende uitzending en mededeling aan het publiek Õ vereist is.

ê 92/100/EEG overweging 21

17. De geharmoniseerde verhuur- en uitleenrechten mogen niet worden uitgeoefend op een dusdanige wijze en de geharmoniseerde bescherming op het gebied van naburige rechten mag niet in praktijk worden gebracht op een dusdanige wijze, dat dit een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten vormt, dan wel op een wijze die in strijd is met de chronologie voor de exploitatie door de media, zoals erkend in het arrest Cinéthèque tegen FNCF[9].

ê

18. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 92/100/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VERHUUR- EN UITLEENRECHT

Artikel 1

Voorwerp van de harmonisatie

1. Overeenkomstig dit hoofdstuk en onverminderd artikel 6 stellen de lidstaten een recht in om de verhuur en uitlening van originelen en kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken en anderszins beschermde zaken als omschreven in artikel 3, lid 1, toe te staan of te verbieden.

ê 92/100/EEG (aangepast)

Ö 2. De in lid 1 genoemde rechten worden niet uitgeput door verkoop of enige andere vorm van verspreiding van originelen of kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken of anderszins beschermde zaken als omschreven in artikel 3, lid 1. Õ

Ö Artikel 2 Õ

Ö Definities Õ

Ö 1. Voor de toepassing van Õ deze richtlijn Ö wordt verstaan onder: Õ

Ö a) Õ „verhuur” : het voor gebruik ter beschikking stellen voor een beperkte tijd en tegen een direct of indirect economisch of commercieel voordeel Ö ; Õ

Ö b) Õ „uitlening” : het voor gebruik ter beschikking stellen voor een beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel, indien dat plaatsvindt via voor het publiek toegankelijke instellingen Ö ; Õ

Ö c) „film”: een cinematografisch of audiovisueel werk of bewegende beelden, met of zonder geluid.Õ

ê 92/100/EEG art. 2, lid 2 (aangepast)

Ö 2. De hoofdregisseur van een cinematografisch of audiovisueel werk wordt beschouwd als de auteur of één van de auteurs. De lidstaten kunnen bepalen dat andere personen beschouwd worden als co-auteurs.Õ

ê 92/100/EEG (aangepast)

Artikel 3

Rechthebbenden en voorwerp van het verhuur- en uitleenrecht

1. Het uitsluitende recht verhuur en uitlening toe te staan of te verbieden, komt toe aan:

a) de auteur, met betrekking tot het origineel en kopieën van zijn werk;

b) de uitvoerende kunstenaar, met betrekking tot vastleggingen van zijn uitvoering;

c) de producent van fonogrammen, met betrekking tot zijn fonogrammen;

d) de producent van de eerste vastlegging van een film met betrekking tot het origineel en de kopieën van zijn film.

2. Verhuur- en uitleenrechten met betrekking tot bouwwerken en werken van toegepaste kunst vallen niet onder deze richtlijn.

ê 92/100/EEG

3. De in lid 1 bedoelde rechten kunnen contractueel overgedragen of in licentie gegeven worden.

4. Onverminderd lid 6 wordt, wanneer uitvoerende kunstenaars individueel of collectief een contract voor de productie van een film hebben gesloten met een filmproducent, de in het contract genoemde uitvoerende kunstenaar geacht, behoudens andersluidend beding, zijn verhuurrecht te hebben overgedragen, onder voorbehoud van artikel 5.

5. De lidstaten kunnen voor auteurs voorzien in een soortgelijk vermoeden als bedoeld in lid 4.

6. De lidstaten kunnen bepalen dat de ondertekening van het tussen een uitvoerend kunstenaar en een filmproducent gesloten contract voor de productie van een film geldt als toestemming tot verhuur, voorzover dit contract voorziet in een billijke vergoeding in de zin van artikel 5. De lidstaten kunnen ook bepalen dat dit lid van overeenkomstige toepassing is op de in hoofdstuk II bedoelde rechten.

Artikel 4

Verhuur van computerprogramma's

ê 92/100/EEG (aangepast)

Deze richtlijn laat artikel 4, onder c), van Richtlijn 91/250/EEG van de Raad onverlet[10].

Artikel 5

Niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding

1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn verhuurrecht betreffende een fonogram of betreffende het origineel dan wel een kopie van een film heeft overgedragen of afgestaan aan een fonogram- of filmproducent, behoudt hij het recht op een billijke vergoeding voor de verhuur.

2. Het recht op een billijke vergoeding voor verhuur is niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.

3. Het beheer van het recht op een billijke vergoeding kan worden toevertrouwd aan maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging die auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.

4. De lidstaten kunnen zelf beslissen of en in hoever het beheer van het recht op een billijke vergoeding door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging verplicht kan worden gesteld, alsmede van wie deze vergoeding kan worden geëist of geïnd.

Artikel 6

Afwijking van het uitsluitende openbare uitleenrecht

1. De lidstaten kunnen ten aanzien van openbare uitlening afwijken van het in artikel 1 Ö , lid 1, Õ bedoelde uitsluitende recht, mits ten minste de auteurs een vergoeding krijgen voor deze uitlening. Met inachtneming van hun doelstellingen voor bevordering van culturele activiteiten, kunnen de lidstaten de hoogte van deze vergoeding vrij vaststellen.

2. Wanneer de lidstaten het in artikel 1 Ö , lid 1, Õ bedoelde uitsluitende uitleenrecht betreffende fonogrammen, films en computerprogramma's niet toepassen, voeren zij ten minste voor de auteurs een vergoeding in.

3. De lidstaten kunnen bepaalde categorieën instellingen vrijstellen van betaling van de in de leden 1 en 2 bedoelde vergoeding.

ê 92/100/EEG

HOOFDSTUK II

NABURIGE RECHTEN

Artikel 7

Vastleggingsrecht

1. De lidstaten voorzien ten behoeve van uitvoerende kunstenaars in het uitsluitende recht om vastlegging van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden.

2. De lidstaten voorzien ten behoeve van omroeporganisaties in het uitsluitende recht om vastlegging van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.

3. Het in lid 2 bedoelde recht is niet van toepassing op kabelmaatschappijen voor het louter relayeren van uitzendingen van omroeporganisaties via de kabel.

Artikel 8

Uitzending en mededeling aan het publiek

1. De lidstaten kennen uitvoerende kunstenaars het uitsluitende recht toe, het uitzenden via de ether en het mededelen aan het publiek van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden, behalve wanneer de uitvoering op zichzelf reeds een uitzending is of aan de hand van een vastlegging is vervaardigd.

2. De lidstaten stellen een recht in om ervoor te zorgen dat een enkele billijke vergoeding wordt uitgekeerd door de gebruiker, wanneer een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram of een reproductie daarvan wordt gebruikt voor uitzending via de ether of voor enigerlei mededeling aan het publiek, en dat deze vergoeding wordt verdeeld tussen de betrokken uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen. Bij gebreke van overeenstemming tussen uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen kunnen de lidstaten bepalen volgens welke voorwaarden deze vergoeding tussen beide partijen wordt verdeeld.

3. De lidstaten kennen omroeporganisaties het uitsluitende recht toe om heruitzending van hun uitzendingen via de ether en de mededeling aan het publiek van hun uitzendingen toe te staan of te verbieden, indien deze mededeling plaatsvindt op plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn.

Artikel 9

Distributierecht

ê 92/100/EEG (aangepast)

1. De lidstaten voorzien Ö in een uitsluitend recht, hierna „distributierecht” te noemen, om de in de onder de punten a) tot en met d) vermelde zaken, met inbegrip van kopieën ervan, door verkoop of anderszins ter beschikking van het publiek te stellen, Õ ten behoeve van:

ê 92/100/EEG

a) uitvoerende kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,

b) producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,

c) producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films,

d) omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, als omschreven in artikel 7, lid 2.

2. Het distributierecht in de Gemeenschap op een in lid 1 bedoelde zaak wordt slechts uitgeput wanneer die zaak door de rechthebbende of met diens toestemming voor de eerste maal in de Gemeenschap wordt verkocht.

3. Het distributierecht laat de bijzondere bepalingen van hoofdstuk I, inzonderheid artikel 1, lid 2, onverlet.

4. Het distributierecht kan contractueel overgedragen of in licentie gegeven worden.

Artikel 10

Beperkingen op de rechten

ê 92/100/EEG (aangepast)

1. De lidstaten kunnen op de in Ö dit Õ hoofdstuk genoemde rechten beperkingen stellen ten aanzien van:

a) privé gebruik;

b) gebruik van korte uittreksels in verband met de verslaggeving over actuele gebeurtenissen;

c) kortstondige vastlegging door een omroeporganisatie met behulp van haar eigen middelen en voor haar eigen uitzendingen;

d) gebruik uitsluitend ten behoeve van onderwijs of wetenschappelijk onderzoek.

2. Onverminderd lid 1 kan elke lidstaat op de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen, omroeporganisaties en producenten van de eerste vastleggingen van films, dezelfde beperkingen stellen als op de auteursrechtelijke bescherming van werken van letterkunde en kunst.

Dwanglicenties mogen evenwel slechts worden toegekend in zoverre deze met het Verdrag van Rome verenigbaar zijn.

ê 2001/29/EG art. 11, lid 1, onder b) (aangepast)

3. De Ö in de leden 1 en 2 bedoelde Õ beperkingen mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.

ê 92/100/EEG (aangepast)

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 11

Toepassing in de tijd

1. Deze richtlijn geldt met betrekking tot alle Ö erin Õ genoemde auteursrechtelijk beschermde werken, uitvoeringen, fonogrammen, uitzendingen en eerste vastleggingen van films die, op 1 juli 1994, nog door de wetgeving van de lidstaten op het gebied van auteursrecht en de naburige rechten Ö werden Õ beschermd, of die op die datum aan de beschermingscriteria van deze richtlijn Ö voldeden Õ .

ê 92/100/EEG

2. Deze richtlijn laat alle vóór 1 juli 1994 verrichte exploitatiehandelingen onverlet.

ê 92/100/EEG (aangepast)

3. De lidstaten kunnen bepalen dat de rechthebbenden geacht worden de verhuur of de uitlening van in artikel 3, lid 1, Ö onder a) tot en met d), Õ omschreven zaken te hebben toegestaan, indien bewezen wordt dat deze zaken vóór 1 juli 1994 met dat doel aan derden ter beschikking zijn gesteld of zijn verkregen.

ê 92/100/EEG

De lidstaten kunnen echter, met name indien het een digitale opname betreft, bepalen dat de rechthebbenden recht hebben op een passende vergoeding voor het verhuren of uitlenen van die opname.

ê 92/100/EEG (aangepast)

4. De lidstaten hoeven artikel 2, lid 2, niet toe te passen op films die vóór 1 juli 1994 tot stand zijn gekomen.

5. Onverminderd lid 3 en overeenkomstig lid 7 laat deze richtlijn vóór Ö 19 november 1992 Õ gesloten contracten onverlet.

ê 92/100/EEG

6. De lidstaten kunnen, met inachtneming van lid 7, bepalen dat rechthebbenden die nieuwe rechten verwerven op grond van nationale regels die ter uitvoering van deze richtlijn zijn aangenomen, en die vóór 1 juli 1994 hebben toegestemd in exploitatie, geacht worden de nieuwe uitsluitende rechten te hebben overgedragen.

7. Voor contracten die vóór 1 juli 1994 zijn gesloten, is het in artikel 5 bedoelde recht op een billijke vergoeding alleen van toepassing indien de auteurs, uitvoerende kunstenaars of hun vertegenwoordigers vóór 1 januari 1997 hiervoor een verzoek hebben ingediend. Indien rechthebbenden het niet eens kunnen worden over de hoogte van de vergoeding, kunnen de lidstaten die vaststellen.

Artikel 12

Relatie tussen auteursrecht en naburige rechten

De in deze richtlijn geregelde bescherming van de naburige rechten laat onverlet en is op generlei wijze van invloed op de auteursrechtelijke bescherming.

ê 92/100/EEG (aangepast)

Artikel 13

Ö Kennisgeving Õ

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die op het onder deze richtlijn vallende gebied Ö zijn vastgesteld Õ.

ê

Artikel 14

Intrekking

Richtlijn 92/100/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

ê 92/100/EEG (aangepast)

Artikel 16

Ö Adressaten Õ

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

é

BIJLAGE I

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan(bedoeld in artikel 14)

Richtlijn 92/100/EEG van de Raad (PB L 346 van 27.11.1992, blz. 61) |

Richtlijn 93/98/EEG van de Raad (PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9) | Uitsluitend artikel 11, lid 2 |

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10) | Uitsluitend artikel 11, lid 1 |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht(bedoeld in artikel 14)

Richtlijn | Omzettingstermijn |

92/100/EEG | 1 juli 1994 |

93/98/EEG | 1 juli 1995 |

2001/29/EG | 22 december 2002 |

_____________

BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 92/100/EEG | De onderhavige richtlijn |

Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1 |

Artikel 1, lid 2 | Artikel 2, lid 1, aanhef en onder a) |

Artikel 1, lid 3 | Artikel 2, lid 1, onder b) |

Artikel 1, lid 4 | Artikel 1, lid 2 |

Artikel 2, lid 1, aanhef | Artikel 3, lid 1, aanhef |

Artikel 2, lid 1, eerste streepje | Artikel 3, lid 1, onder a) |

Artikel 2, lid 1, tweede streepje | Artikel 3, lid 1, onder b) |

Artikel 2, lid 1, derde streepje | Artikel 3, lid 1, onder c) |

Artikel 2, lid 1, vierde streepje, eerste zin | Artikel 3, lid 1, onder d) |

Artikel 2, lid 1, vierde streepje, tweede zin | Artikel 2, lid 1, onder c) |

Artikel 2, lid 2 | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 2, lid 3 | Artikel 3, lid 2 |

Artikel 2, lid 4 | Artikel 2, lid 3 |

Artikel 2, lid 5 | Artikel 2, lid 4 |

Artikel 2, lid 6 | Artikel 2, lid 5 |

Artikel 2, lid 7 | Artikel 2, lid 6 |

Artikel 3 | Artikel 4 |

Artikel 4 | Artikel 5 |

Artikel 5, leden 1 tot en met 3 | Artikel 6, leden 1 tot en met 3 |

Artikel 5, lid 4 | ___ |

Artikel 6 | Artikel 7 |

Artikel 8 | Artikel 8 |

Artikel 9, lid 1, aanhef en slot | Artikel 9, lid 1, aanhef |

Artikel 9, lid 1, eerste streepje | Artikel 9, lid 1, onder a) |

Artikel 9, lid 1, tweede streepje | Artikel 9, lid 1, onder b) |

Artikel 9, lid 1, derde streepje | Artikel 9, lid 1, onder c) |

Artikel 9, lid 1, vierde streepje | Artikel 9, lid 1, onder d) |

Artikel 9, leden 2, 3 en 4 | Artikel 9, leden 2, 3 en 4 |

Artikel 10, lid 1 | Artikel 10, lid 1 |

Artikel 10, lid 2, eerste zin | Artikel 10, lid 2, eerste alinea |

Artikel 10, lid 2, tweede zin | Artikel 10, lid 2, tweede alinea |

Artikel 10, lid 3 | Artikel 10, lid 3 |

Artikel 13, leden 1 en 2 | Artikel 11, leden 1 en 2 |

Artikel 13, lid 3, eerste zin | Artikel 11, lid 3, eerste alinea |

Artikel 13, lid 3, tweede zin | Artikel 11, lid 3, tweede alinea |

Artikel 13, lid 4 | Artikel 11, lid 4 |

Artikel 13, lid 5 | ___ |

Artikel 13, lid 6 | Artikel 11, lid 5 |

Artikel 13, lid 7 | Artikel 11, lid 6 |

Artikel 13, lid 8 | ___ |

Artikel 13, lid 9 | Artikel 11, lid 7 |

Artikel 14 | Artikel 12 |

Artikel 15, lid 1 | ___ |

Artikel 15, lid 2 | Artikel 13 |

___ | Artikel 14 |

___ | Artikel 15 |

Artikel 16 | Artikel 16 |

___ | Bijlage I |

___ | Bijlage II |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001)645 definitief

[4] Zie bijlage I, deel A, bij dit voorstel.

[5] PB C […] van […], blz. […].

[6] PB C […] van […], blz. […].

[7] PB L 346 van 27.11.1992, blz. 61. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

[8] Zie bijlage I, deel A.

[9] Zaken 60/84 en 61/84, Jurisprudentie 1985, blz. 2605.

[10] PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42.

Top