EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0279(01)

Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte

/* COM/2001/0279 def. - CNS 2001/0122 */

PB C 240E van 28/08/2001, p. 194–226 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0279(01)

Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte /* COM/2001/0279 def. - CNS 2001/0122 */

Publicatieblad Nr. 240 E van 28/08/2001 blz. 0194 - 0226


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte

TOELICHTING

De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2001 de Raad en het Europees Parlement verzocht om vóór juni 2002 het door de Commissie voorgestelde kaderprogramma voor onderzoek 2002-2006 vast te stellen. Tijdens de bijeenkomsten te Lissabon, Feira en Nice had de Europese Raad reeds zijn steun uitgesproken voor het plan voor een Europese onderzoekruimte.

Daarbij heeft de Raad er met name op aangedrongen dat, in het kader van een reeks duidelijk omschreven prioriteiten, ten volle gebruik zou worden gemaakt van de nieuwe instrumenten die dit kaderprogramma de mogelijkheden moeten geven om de Europese onderzoekruimte tot stand te brengen, overeenkomstig de doelstelling van het programma.

Op 21 februari 2001 [1] heeft de Commissie het voorstel voor het kaderprogramma ingediend, waarna een begin kon worden gemaakt met de bespreking en behandeling van het voorstel in de Raad en het Europees Parlement. Tijdens een informele bijeenkomst op 2 en 3 maart te Uppsala, vond een eerste gedachtewisseling over het voorstel plaats tussen de ministers van Onderzoek, en in de Raad werd de behandeling van het voorstel in gang gezet.

[1] COM (2001) 94

Het Europees Parlement heeft reeds drie keer over het voorstel kunnen debatteren - bij de laatste gelegenheid naar aanleiding van de antwoorden die de Commissie op een uitvoerige vragenlijst had gegeven.

Door op dit moment de voorstellen voor de specifieke programma's - waardoor het kaderprogramma moet worden uitgevoerd - te presenteren, wil de Commissie het in de instellingen geïnitieerde debat stimuleren en in zo groot mogelijke openheid laten verlopen.

Met datzelfde doel presenteert de Commissie gelijktijdig een mededeling over de mogelijke uitvoeringsvoorwaarden voor artikel 169 van het Verdrag; voorgesteld wordt namelijk om de Gemeenschap op basis van dit artikel deel te laten nemen aan programma's die door verscheidene lidstaten gezamenlijk worden uitgevoerd, tegen de algemene achtergrond van het netwerken van de nationale onderzoekprogramma's.

De Commissie zal binnenkort overigens voorstellen indienen inzake de voor het kaderprogramma geldende "Regels voor deelneming en verspreiding".

Van de elementen in de huidige voorstellen aan de hand waarvan men zich een beter beeld kan vormen van de voorgestelde opzet, inhoud en uitvoeringsvoorwaarden van het nieuwe kaderprogramma, moeten met name worden genoemd:

- de indeling in specifieke programma's;

- de nieuwe instrumenten en hun werking;

- de beoogde wetenschappelijke en technologische inhoud ;

- de activiteiten die meer in het bijzonder in het kader van EURATOM zijn gepland.

De opzet

Voor de uitvoering van het kaderprogramma wordt een indeling in vijf specifieke programma's voorgesteld:

- Voor het EG-kaderprogramma:

- Een specifiek programma " Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte " voor de twee groepen van activiteiten "Integratie van het onderzoek" en "Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte " uit het voorstel voor het kaderprogramma;

- Een specifiek programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte ";

- Een specifiek programma voor de activiteiten van het GCO.

- Voor het EURATOM-kaderprogramma:

- Een specifiek programma voor alle werkzaamheden onder contract op de gebieden kernsplijting en kernfusie;

- Een specifiek programma voor de activiteiten van het GCO.

Deze structuur is rechtstreeks afgeleid van die van het kaderprogramma en vormt een getrouwe afspiegeling van het daaraan ten grondslag liggende beleidsplan. Doordat is gekozen voor een eenvoudige en leesbare vorm, is een samenhangende uitvoering mogelijk van de verschillende categorieën van geplande activiteiten, waarin recht wordt gedaan aan de centrale doelstelling - de totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte - alsmede de specifieke aspecten daarvan.

Kenmerkend voor de nieuwe structuur is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de onderzoekactiviteiten en onderzoekcoördinatieactiviteiten, en anderzijds de activiteiten die gericht zijn op het structureren op Europees niveau van verscheidene hoofdaspecten van de onderzoekactiviteit.

In beide gevallen kan een samenhangende uitvoering met name worden gewaarborgd door de instelling van één programmacomité, dat naar gelang van de betrokken gebieden in verschillende samenstellingen functioneert.

Vanwege het specifieke karakter van de GCO-activiteiten is zowel voor het EG-kader als voor het EURATOM-kader een apart specifiek programma gerechtvaardigd.

Op basis en aan de hand van de gegevens in bijlage II van het voorstel voor het kaderprogramma, is de relatie met de verschillende activiteiten waarin het Verdrag voorziet zowel qua inhoud als in budgettair opzicht gewaarborgd.

De nieuwe instrumenten

De bijdrage van het nieuwe kaderprogramma aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is in de eerste plaats gebaseerd op de steunverleningsmiddelen die voor de uitvoering ervan zijn voorzien, in het bijzonder de drie nieuwe instrumenteen, namelijk de topnetwerken, de geïntegreerde projecten en de deelname van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde programma's.

De invoering van deze nieuwe instrumenten, waarop de Raad en het Europees Parlement in hun resoluties over de Europese onderzoekruimte positief hebben gereageerd, beantwoordt aan de noodzaak van een verdere ontwikkeling van de steunverleningsmiddelen van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek, zoals die in diverse rapporten over het communautair onderzoekbeleid, met name het recente vijfjaarlijkse evaluatieverslag van het kaderprogramma, is benadrukt.

Sinds de indiening van het voorstel voor het kaderprogramma is verder nagedacht over deze steunverleningsinstrumenten. Over het functioneren ervan hebben talrijke contacten en diepgaande besprekingen plaatsgevonden tussen de diensten van de Commissie, de nationale instanties, de gebruikers van de programma's en andere betrokkenen en verantwoordelijke personen in onderzoekorganisaties, universiteiten en het bedrijfsleven.

In dit verband moeten met name de twee seminars worden genoemd, die op 19 en 20 april 2001 over dit thema werden gehouden [2].

[2] De desbetreffende werkdocumenten kunnen worden geraadpleegd op de website: http://europa.eu.int/comm/research/

Op basis van de resultaten van deze uitvoerige gedachtewisseling zijn de basisprincipes en de algemene voorwaarden voor de werking van de nieuwe instrumenten geformuleerd. Ze zijn opgenomen in bijlage III van de voorstellen voor de specifieke programma's en betreffen met name:

- de doelstellingen die in het bijzonder met elk van de instrumenten afzonderlijk worden nagestreefd;

- de aard van de betrokken activiteiten;

- de algemene voorwaarden inzake oprichting, functioneren en ontwikkeling van partnerschappen;

- de algemene voorwaarden inzake ondersteuning door de Gemeenschap.

Op basis van deze uitgangspunten en voorwaarden moeten de nieuwe instrumenten een doelmatige bijdrage kunnen leveren aan de beoogde doelstelling, namelijk een diepgaande integratie van de onderzoekactiviteiten in Europa, met inachtneming van de voorwaarden van zelfstandig functioneren en flexibiliteit die kenmerkend zijn voor de steunverleningsmiddelen waarin het nieuwe kaderprogramma voorziet.

Deze steunverleningsmiddelen worden gebruikt in combinatie met maatregelen waardoor het totale in Europa aanwezige onderzoek- en innovatiepotentieel ten volle kan worden benut, onder andere door deelname van het MKB aan de betrokken activiteiten aan te moedigen.

Deze opmerkingen gelden vooral voor de topnetwerken en de geïntegreerde projecten. De deelname van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde nationale programma's, uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag, draagt een ander karakter en moet daarom afzonderlijk worden behandeld. Het doel van de mededeling die de Commissie daarover gelijktijdig met de onderhavige voorstellen indient, is de noodzakelijke politieke discussie over deze wijze van uitvoering van het kaderprogramma op gang te brengen.

De wetenschappelijke en technologische inhoud

Naast de op structurering en integratie van de inspanningen gerichte opzet, is de concentratie van de middelen op een beperkt aantal duidelijk omschreven prioriteiten een ander hoofdkenmerk van het nieuwe kaderprogramma, zoals reeds werd benadrukt door de Europese Raad van Stockholm.

Dit komt tot uiting in de voorstellen voor de specifieke programma's, waarin de in het voorstel voor het kaderprogramma gegeven aanwijzingen met betrekking tot de doelstellingen, de bestreken gebieden en de specifieke thema's die binnen elk van die gebieden aan de orde komen, worden ingevuld, uitgewerkt en gepreciseerd.

De precieze onderzoekonderwerpen waarvoor activiteiten worden ondernomen, zullen bij de opstelling van de werkprogramma's en de activiteitenprogramma's van de topnetwerken en de geïntegreerde projecten worden vastgesteld.

Voor de doelstellingen, de inhoud en de uitvoeringsregelingen van de activiteiten die uit hoofde van de specifieke programma's moeten worden uitgevoerd, is vooraf een beoordeling verricht. In dat verband is er in het bijzonder naar gestreefd om, waar dat mogelijk en nuttig is, controleerbare en meetbare doelstellingen te definiëren, volgens de lijnen die in het voorstel voor het kaderprogramma zijn aangegeven.

Naast de activiteiten met betrekking tot de grote prioritaire onderzoekthema's, omvat het specifieke programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" diverse categorieën van nieuwe of in nieuwe vorm uit te voeren activiteiten.

Het betreft :

- Activiteiten onder de noemer "Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie", om tegemoet te komen aan de behoeften van het communautair beleid en aan nieuwe onvoorziene behoeften.

Deze worden uitgevoerd op basis van een meerjaren-programmeringsprocedure van de activiteiten op grond van een jaarlijkse evaluatie- en selectieronde van de gekozen onderzoekthema's.

- Ondersteunende activiteiten voor het netwerken van nationale onderzoekprogramma's en voor de coördinatie van de werkzaamheden en het beleid op het gebied van onderzoek. Hiervoor zullen lichte en flexibele mechanismen worden gebruikt.

De internationale samenwerking vormt een belangrijke dimensie van het kaderprogramma. Op dit gebied worden activiteiten in verschillende vormen ondernomen: in het specifieke programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" gebeurt dat enerzijds door de openstelling van de topnetwerken en de geïntegreerde projecten voor onderzoekers en entiteiten uit derde landen, en anderzijds door bepaalde specifieke activiteiten; in het programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte" door middel van steun voor de internationale mobiliteit van Europese onderzoekers en onderzoekers uit derde landen.

In het kader van de activiteiten ter versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte worden ondersteunende activiteiten ondernomen voor de samenwerking met organisaties voor Europese wetenschappelijke en technologische samenwerking en tussen deze organisaties onderling. Deze organisaties zullen overigens volledige toegang krijgen tot alle activiteiten van de programma's.

Bij de beschrijving van de inhoud van het programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte" worden de uitvoeringsvoorwaarden en de mogelijke thema's van de op structurering gerichte activiteiten gepreciseerd, onder andere op het gebied van innovatie, de activiteiten met betrekking tot economische en technologische informatie die moeten worden geïntensiveerd, de verschillende vormen van steun ten behoeve van de mobiliteit, de "geïntegreerde initiatieven" op het gebied van infrastructuren en de thema's en modaliteiten van de activiteiten met betrekking tot de verhoudingen tussen wetenschap en samenleving.

Bij de uitvoering van de specifieke programma's wordt ten volle rekening gehouden met de regionale dimensie van het Europese onderzoek, en met de rol van regio's in het innovatieproces.

EURATOM-activiteiten

Door hun aard en vanwege hun specifieke rechtsgrondslag hebben de activiteiten op EURATOM-gebied een speciaal karakter. Op nucleair gebied speelt de problematiek van de Europese onderzoekruimte bovendien in een specifieke vorm.

Op het gebied van kernsplijting lijkt de Europese onderzoekruimte gemakkelijker te realiseren dan op de overige gebieden van wetenschap en technologie, vanwege de beperkte omvang van de betrokken wetenschappelijke en industriële gemeenschap en de traditionele samenwerkingsverbanden die in deze kringen bestaan.

Op kernfusiegebied is de Europese onderzoekruimte al grotendeels realiteit dankzij een geïntegreerd Europees programma met betrekking tot kernfusie door magnetische opsluiting.

In het voorstel voor een specifiek programma voor de werkzaamheden onder contract op het gebied van nucleair onderzoek worden de in het corresponderende deel van het voorstel voor het EURATOM-kaderprogramma genoemde elementen verder ontwikkeld en nader verduidelijkt.

Op het gebied van kernsplijting is in het voorstel voor het kaderprogramma een thematisch gebied aangewezen: de behandeling en opslag van afval. De activiteiten op dit gebied kunnen worden uitgevoerd met behulp van twee van de nieuwe instrumenten die op de prioritaire thematische gebieden van het programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" van het EG-kaderprogramma worden gebruikt, namelijk de topnetwerken en de geïntegreerde projecten.

De rest van de activiteiten op het gebied van kernsplijting heeft betrekking op andere aspecten van de nucleaire veiligheid: stralingsbescherming, onderzoek naar innoverende concepten, en de opleiding op het gebied van kernenergie. Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd in de vorm van projecten van beperkte omvang en het netwerken van de nationale activiteiten, met de mogelijkheid om zo nodig gebruik te maken van de nieuwe instrumenten.

Op het gebied van de thermonucleaire fusie worden in het voorstel voor het specifieke programma de in het voorstel voor het EURATOM-kaderprogramma geformuleerde richtsnoeren verder uitgewerkt en gepreciseerd, op basis van de resultaten van de bijeenkomst van ministers die op 19 januari 2001 werd gehouden en waarvoor met name een door de diensten van de Commissie opgesteld werkdocument het uitgangspunt vormde [3].

[3] SEC (2001)385

In het voorstel worden de voorgestelde prioriteiten voor de in de periode 2002-2006 te ondernemen activiteiten nader gepreciseerd, overeenkomstig de "reactorgeöriënteerde" communautaire werkzaamheden op dit gebied, waarvan handhaving wenselijk werd geacht: deelname aan Next Step en gebruik van de JET-installaties.

Voor de concretisering van deze oriëntatie moeten keuzes worden gemaakt. Om het effect van de communautaire inspanningen op dit gebied te versterken, wordt voorgesteld - geheel in de geest van de Europese onderzoekruimte - om de middelen te concentreren op de multilaterale activiteiten waarbij de actoren van het Europese onderzoek bij elkaar worden gebracht in gemeenschappelijke projecten, zoals dat bijvoorbeeld al gebeurt met JET en binnenkort met ITER, als tot de bouw van die nieuwe machine besloten wordt.

De algehele coördinatie op Europees niveau, die zijn nut overtuigend heeft bewezen, wordt daarbij gehandhaafd, waarbij de lidstaten echter een groter deel op zich zullen nemen van de minder "reactorgeoriënteerde" en minder met Next Step verband houdende activiteiten.

De periode 2002-2006 moet een overgangsperiode vormen naar een programma dat in het teken staat van de verbintenissen in verband met Next Step. Van de 700 miljoen euro die voor het gehele kernfusieonderzoek wordt voorgesteld, is 200 miljoen bestemd voor de deelname aan de bouw van ITER, waarmee in de tweede helft van de uitvoeringsperiode van het kaderprogramma - dus in 2005-2006 - kan worden begonnen en waarvoor een speciaal besluit moet worden genomen.

De communautaire activiteiten op het gebied van kernfusieonderzoek in de periode 2002-2006 zijn dus voor het merendeel bedoeld om de overgang mogelijk te maken tussen de huidige activiteiten in het kader van de associaties en wat in de toekomst een fysisch en technologisch begeleidingsprogramma voor kernfusie moet worden, wanneer het ITER-project na 2006 op "kruissnelheid" ligt en als besloten wordt verder te gaan en met de bouw te beginnen.

Een doelmatige uitvoering

Het kaderprogramma 2002-2006, dat is opgezet om de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte te vergemakkelijken, heeft drie fundamentele uitgangspunten: concentratie op een beperkt aantal prioriteiten; een structurerend effect door de sterke relatie met de nationale inspanningen; vereenvoudiging en verlichting van de uitvoeringsvoorwaarden.

De noodzaak van een dergelijke verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van het kaderprogramma en de specifieke programma's is meerdere malen benadrukt, onder andere door de Raad en het Europees Parlement, door het panel dat de vijfjaarlijkse evaluatie van het kaderprogramma verricht en door de Rekenkamer.

De verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden zal in hoofdzaak worden gerealiseerd door de invoering van nieuwe manieren van ondersteuning en nieuwe instrumenten die gericht zijn op de verwezenlijking van de twee doelstellingen: concentratie en versterking van de banden tussen de inspanningen op de verschillende niveaus.

In die optiek zijn de topnetwerken en de geïntegreerde projecten op meer gedecentraliseerde wijze opgezet, zodat de deelnemers autonomer kunnen functioneren en de uitvoering met de nodige flexibiliteit kunnen benaderen. Verder is de opzet van de partnerschappen gericht op verdere ontwikkeling, wat inhoudt dat er gedurende de gehele uitvoeringsperiode nieuwe deelnemers bij kunnen komen en dat de aanvankelijke deelnemers zich kunnen terugtrekken.

De basisprincipes van de nieuwe instrumenten worden beschreven in de bijlagen III van de verschillende voorstellen voor de specifieke programma's. De bijbehorende uitvoeringsregels worden omschreven in de "Regels voor deelneming en verspreiding".

Andere aspecten van het beheer van de programma-activiteiten zullen overigens worden "geëxternaliseerd", met name wat betreft bepaalde aspecten van het beheer van de onderzoekactiviteiten voor het MKB en de activiteiten ter ondersteuning van de mobiliteit.

Een noodzakelijke discussie

De indiening van een voorstel voor een nieuw onderzoek-kaderprogramma van de Unie door de Commissie geeft altijd weer aanleiding tot een brede en intensieve discussie.

Deze discussie, die al volop aan de gang is, moet niet worden verengd - zoals vaak gebeurt - tot een gedachtewisseling over de prioriteiten en de relevante gebieden, aangezien:

- het kaderprogramma 2002-2006 in wezen wordt gekenmerkt door de invoering van nieuwe vormen van steunverlening die aanzienlijke effecten kunnen hebben op de structuur van het Europese onderzoek, dat onder optimale omstandigheden moet kunnen worden verricht;

de uitvoering van het kaderprogramma een grotere betrokkenheid vergt van de verantwoordelijke instanties op het gebied van onderzoek in Europa, op een hoog besluitvormingsniveau, in nationale onderzoekorganisaties, universiteiten en de industrie, naast meer initiatief en een grotere verantwoordelijkheid van de deelnemers.

2001/0122 (CNS)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 166,

Gezien het voorstel van de Commissie [4],

[4] PB

Gezien het advies van het Europees Parlement [5],

[5] PB

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [6],

[6] PB

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 166, lid 3, van het Verdrag, moet Besluit nr. .../.../EG [7] van het Europees Parlement en de Raad van [...] betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (hierna "het kaderprogramma" genoemd), worden uitgevoerd door specifieke programma's waarin de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld.

[7] PB

(2) Het kaderprogramma is opgebouwd uit drie hoofdgroepen van activiteiten, "Integratie van het onderzoek", "Structureren van de Europese onderzoekruimte" en "Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte", waarvan de eerste en de derde, wat de werkzaamheden onder contract betreft, moeten worden uitgevoerd door dit specifiek programma.

(3) De regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten, en inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten voor het kaderprogramma, die bij Besluit nr. .../../EG [8] zijn vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad (hierna "regels voor deelneming en verspreiding" genoemd), zijn op dit specifieke programma van toepassing.

[8] PB

(4) Door in dit programma ten volle gebruik te maken van nieuwe instrumenten, waarbij het beheer wordt vereenvoudigd en gedecentraliseerd, en externe technische ondersteuning, moeten de personeelskosten en de administratieve uitgaven tot maximaal 5,5% van het totale voor de uitvoering van het programma nodig geachte bedrag kunnen worden verlaagd.

(5) Bij de uitvoering van dit programma moet de nadruk worden gelegd op de bevordering van de mobiliteit van onderzoekers, en innovatie, in de Gemeenschap en op het stimuleren van de deelname van het MKB, alsmede op internationale samenwerkingsactiviteiten met derde landen en internationale organisaties. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan kandidaat-lidstaten.

(6) De onderzoekactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, met name die welke zijn genoemd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(7) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap" [9] en de resoluties van de Raad [10] en het Europees Parlement [11] over dit thema, wordt een actieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek. Bij de uitvoering van dit programma wordt rekening gehouden met genderaspecten in het onderzoek.

[9] COM(1999)76.

[10] Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16.7.1999.

[11] Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656.

(8) Om de mogelijkheden van dit programma optimaal te benutten, moet actieve betrokkenheid van alle belanghebbende partijen, met name de lidstaten en de geassocieerde landen, worden aangemoedigd in een gemeenschappelijk streven om de coördinatie van de onderzoekactiviteiten in Europa te intensiveren, onder andere door het openstellen en netwerken van nationale programma's en het vrije verkeer van informatie met betrekking tot onderzoekactiviteiten op alle niveaus.

(9) Dit programma moet worden uitgevoerd op flexibele, doelmatige en transparante wijze, rekening houdend met de relevante belangen, met name van de wetenschappelijke, industriële, gebruikers- en beleidsgemeenschappen; de onderzoekactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten zo nodig worden aangepast aan de behoeften van het Gemeenschapsbeleid en aan wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

(10) Aangezien de voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [12], moeten zij worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 4 van genoemd besluit.

[12] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11) De Commissie dient er te zijner tijd voor te zorgen dat een onafhankelijke beoordeling plaatsvindt van de uitgevoerde activiteiten op de onder dit programma vallende gebieden.

(12) In het kader van dit programma worden de thematische prioritaire onderzoekgebieden uitsluitend ten uitvoer gelegd via drie typen instrumenten: topnetwerken, geïntegreerde projecten en deelname van de Gemeenschap aan nationale onderzoekactiviteiten die gezamenlijk worden ondernomen uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Overeenkomstig het kaderprogramma wordt hierbij een specifiek programma op het gebied van "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" (hierna "specifiek programma" genoemd) vastgesteld voor de periode van [.....] tot 31 december 2006.

2. De doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten voor het specifiek programma zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Overeenkomstig bijlage II van het kaderprogramma beloopt het bedrag dat voor de uitvoering van het specifiek programma noodzakelijk wordt geacht 12 505 miljoen EUR, inclusief een maximum van 5,5% voor de administratieve uitgaven van de Commissie. Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage II.

Artikel 3

1. De nadere bepalingen voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifieke programma zijn die bedoeld in artikel 2, lid 2, van het kaderprogramma.

2. Het specifiek programma wordt uitgevoerd met de instrumenten die zijn gedefinieerd in de bijlagen I en III van het kaderprogramma en zijn beschreven in bijlage III bij deze beschikking.

3. De regels voor deelneming en verspreiding zijn van toepassing op het specifiek programma.

Artikel 4

1. De Commissie stelt een werkprogramma op voor de uitvoering van het specifiek programma, waarin de in bijlage I genoemde doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten alsmede het tijdschema voor de uitvoering nader zijn omschreven.

2. In het werkprogramma wordt rekening gehouden met de onderzoekactiviteiten die door de lidstaten, geassocieerde landen en Europese en internationale organisaties worden uitgevoerd. Indien nodig wordt het werkprogramma bijgewerkt.

Artikel 5

1. De Commissie is belast met de uitvoering van dit specifiek programma.

2. Voor de aanneming van de volgende maatregelen geldt de procedure van artikel 6:

- de opstelling en bijwerking van het werkprogramma als bedoeld in artikel 4, lid 1,

- iedere aanpassing van de in bijlage II genoemde indicatieve verdeling van het bedrag.

Artikel 6

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In gevallen waarin verwezen wordt naar dit lid, is de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG [13] van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van dat besluit.

[13] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn bedraagt twee maanden.

Artikel 7

1. De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit over het verloop van de uitvoering van het specifiek programma, overeenkomstig artikel 4 van het kaderprogramma.

2. De Commissie zorgt ervoor dat de in artikel 5 van het kaderprogramma bedoelde onafhankelijke beoordeling plaatsvindt met betrekking tot de activiteiten die worden uitgevoerd op de onder het specifiek programma vallende gebieden.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE I

Wetenschappelijke en technologische doelstellingen en grote lijnen van de activiteiten

Inleiding

Dit programma dient ter bevordering van onderzoek op wereldniveau op strategische prioritaire gebieden van buitengewoon belang en toegevoegde waarde voor Europa en voor het concurrentievermogen van de industrie, die zijn aangewezen in het kaderprogramma 2002-2006, en onderzoek met betrekking tot thema's die in de loop van de uitvoering van het kaderprogramma worden aangewezen als thema's van groot belang, met het oog op de beleidsbehoeften van de EU en de mogelijkheden die zich voordoen in nieuwe, geavanceerde onderzoekgebieden.

Het programma is gericht op een sterkere integratie van het onderzoek in Europa, door:

- geconcentreerde maatregelen op prioritaire thematische onderzoekgebieden, met gebruikmaking van krachtige financieringsinstrumenten (geïntegreerde projecten en topnetwerken) waarin de onderzoekactoren in adequate samenwerkingsvormen en in een kritische massa worden samengebracht voor de nieuwe uitdagingen van deze prioritaire onderzoekgebieden;

- bevordering van netwerken en gezamenlijke activiteiten van nationale en Europese kaders voor onderzoek en innovatie, en de openstelling van nationale programma's op deze prioritaire gebieden, eventueel door middel van maatregelen op grond van artikel 169 van het Verdrag, en op andere gebieden waar dergelijke activiteiten de prestaties van de Europese onderzoekbasis kunnen verbeteren;

Het programma is complementair met het programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte" en het specifiek programma voor het GCO, en de uitvoering ervan wordt met deze programma's gecoördineerd.

1. Integratie van het onderzoek

1.1. Prioritaire thematische onderzoekgebieden

De prioritaire thematische gebieden vertegenwoordigen het grootste deel van de uitgaven uit hoofde van het kaderprogramma 2002-2006. Er wordt naar gestreefd om door een sterk geconcentreerde communautaire onderzoekinspanning een belangrijk hefboomeffect te veroorzaken dat, in combinatie met andere delen van het kaderprogramma 2002-2006 en via open coördinatie met andere - regionale, nationale, Europese en internationale - kaders, resulteert in een samenhangende en zeer doelmatige gemeenschappelijke inspanning voor de verwezenlijking van de globale doelstellingen daarvan.

De prioritaire thematische onderzoekgebieden zijn:

- Genomica en biotechnologie voor de gezondheid

- Technologieën voor de informatiemaatschappij

- Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés

- Lucht- en ruimtevaart

- Voedselveiligheid en risico's voor de gezondheid

- Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem

- Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij

De activiteiten zijn daarom omschreven in termen van:

- de globale doelstellingen en verwachte resultaten op elk prioritair gebied;

- de onderzoekprioriteiten die door communautaire maatregelen moeten worden verwezenlijkt.

De prioritaire thematische onderzoekgebieden worden beschreven in termen van hun globale doelstellingen en zwaartepunten. In het werkprogramma zal de inhoud van het onderzoek verder worden uitgewerkt.

De Gemeenschap onderneemt op elk prioritair gebied actie door middel van geïntegreerde projecten en topnetwerken die, naast onderzoek en technologische ontwikkeling, de volgende typen activiteiten kunnen omvatten, waar deze van specifiek belang zijn voor de beoogde doelstellingen: demonstratie, verspreiding en exploitatie; samenwerking met onderzoekers en onderzoekteams van derde landen; ontwikkeling van menselijk potentieel, met inbegrip van de bevordering van de opleiding van onderzoekers; ontwikkeling van onderzoekfaciliteiten en -infrastructuur van specifiek belang voor het onderzoek dat wordt verricht; bevordering van betere verhoudingen tussen wetenschap en samenleving, met inbegrip van vrouwen in de wetenschap.

Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van één of meerdere prioritaire thematische gebieden, kunnen zo nodig onderzoekactiviteiten worden uitgevoerd in het kader van artikel 169 van het Verdrag.

Deelname van het midden- en kleinbedrijf (MKB) wordt aangemoedigd en bij de uitvoering van de activiteiten wordt gelet op een gelijkwaardige behandeling van mannen en vrouwen.

Innovatie vormt een belangrijk aspect waarmee rekening moet worden gehouden bij de opzet en de uitvoering van OTO-activiteiten. Met name de topnetwerken en de geïntegreerde projecten zullen activiteiten omvatten voor de verspreiding en exploitatie van kennis en, waar nodig, ten behoeve van technologieoverdracht en bevordering van de exploitatie van resultaten. Waar nodig zal speciale aandacht worden besteed aan de technologieoverdracht naar het MKB en naar de oprichting van op onderzoek gebaseerde ondernemingen, als middel om onderzoekresultaten te exploiteren.

Internationale samenwerking vormt een belangrijke dimensie van het kaderprogramma. In het specifiek programma "Integratie van het onderzoek" worden internationale activiteiten ondernomen in twee vormen:

- Deelname van onderzoekers, teams en instellingen van derde landen aan topnetwerken en geïntegreerde projecten, met name bij thema's, binnen de verschillende thematische gebieden, die in verband staan met problemen die op mondiaal niveau spelen en waarvoor internationale inspanningen worden ondernomen;

- Specifieke internationale samenwerkingsactivteiten met bepaalde groepen van landen, als ondersteuning van het beleid van de Gemeenschap inzake externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking.

De doelstellingen en de vormen van internationale samenwerkingsactiviteiten zijn omschreven onder "Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU".

De prioritaire onderzoekgebieden omvatten, in bepaalde gevallen, onderzoek op de grenzen van traditionele disciplines, waarbij een interdisciplinaire en multidisciplinaire inspanning nodig is om vooruitgang te boeken. In dergelijke gevallen zal tijdens de uitvoering van het programma bijzondere aandacht worden gegeven aan de coördinatie tussen de verschillende prioritaire gebieden, en tussen deze gebieden en activiteiten in het kader van "Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU".

In dit verband zal zo nodig ook aandacht worden besteed aan de ethisch-sociale en juridische aspecten van het onderzoek en de potentiële toepassingen ervan, en aan de sociaal-economische effecten van wetenschappelijke en technologische ontwikkeling en prognose. In het programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte" zal onderzoek worden gedaan naar ethische aspecten in verband met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

Bij de uitvoering van dit programma en de daaruit voortvloeiende onderzoekactiviteiten dienen de fundamentele ethische beginselen in acht te worden genomen, met name: de bescherming van de menselijke waardigheid, gegevens en privacy, en de bescherming van dieren en het milieu, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht; toepasselijke internationale overeenkomsten en gedragscodes, zoals de Verklaring van Helsinki, het Verdrag van de Raad van Europa inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde, de Universele verklaring van de UNESCO inzake het menselijk genoom en de mensenrechten; de bestaande wet- en regelgeving in de landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Voordat zij aan de OTO-activiteiten kunnen beginnen, moeten de deelnemers aan onderzoekprojecten in voorkomend geval toestemming vragen aan de bevoegde ethische comités. Bij voorstellen waarin gevoelige onderwerpen een rol spelen, vindt systematisch een ethische evaluatie plaats. In bepaalde gevallen kan tijdens de uitvoering van een project een ethische evaluatie worden uitgevoerd.

1.1.1 Genomica en biotechnologie voor de gezondheid [14]

[14] In dit en andere activiteitsgebieden van het kaderprogramma wordt geen steun verleend voor het klonen van mensen met het oog op reproductie, worden geen onderzoeksactiviteiten ondersteund waarbij het genetisch erfgoed van menselijke wezens wordt gewijzigd of die erop gericht zijn, dat erfgoed te wijzigen, en zal evenmin enige onderzoeksactiviteit worden ontplooid waarbij menselijke embryo's worden gemaakt voor onderzoeks- of therapeutische doeleinden. Voorzover mogelijk dienen proeven met en op dieren te worden vervangen door proeven in vitro of alternatieve methoden. Dierenleed moet worden vermeden of tot een minimum worden beperkt; daarbij moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan dierproeven op diersoorten die het dichtst bij de mens staan (conform Richtlijn 86/609/EEG). De wijziging van het genetisch erfgoed van dieren en het klonen van dieren komen alleen in aanmerking wanneer doelstellingen worden nagestreefd die ethisch verantwoord zijn en voorzover deze ingrepen plaatsvinden in omstandigheden waarbij het dierenwelzijn en de genetische diversiteit niet in het gedrang komen.

De bepaling van de sequentie van het menselijk genoom en van talrijke andere genomen luidt een nieuw tijdperk in voor de menselijke biologie. Hierdoor worden ongekende kansen geboden om de menselijke gezondheid te verbeteren en de industriële en economische activiteit te bevorderen. Dit prioritair thematisch gebied wil ertoe bijdragen dat deze beloften worden gerealiseerd. Daarbij wordt er vooral naar gestreefd om het "post-genoom-onderzoek" in de meer traditionele biomedische en biotechnologische disciplines te integreren en de integratie van de onderzoekscapaciteit (zowel van de openbare als van de particuliere sector) in heel Europa te vergemakkelijken teneinde een grotere interne coherentie en de totstandkoming van een kritische massa te garanderen. Geïntegreerd multidisciplinair onderzoek, waarbij een intense wisselwerking tussen technologie en biologie tot stand komt, is op dit gebied van cruciaal belang, wil men de gegevens van het genoomonderzoek in praktische toepassingen kunnen vertalen. Van essentieel belang is ook dat de voornaamste belanghebbenden, en met name het bedrijfsleven, de beoefenaren van de geneeskunde en aanbieders van gezondheidszorg, de beleidsmakers, de regelgevende instanties en de patiëntenverenigingen, bij de implementatie van de activiteiten in het kader van dit thema worden betrokken. Bij het onderzoek zal ook de gelijkwaardige behandeling van vrouwen en mannen worden gegarandeerd [15].

[15] De oorzaken, klinische verschijningsvorm, gevolgen en behandeling van ziekten en aandoeningen zijn vaak verschillend bij vrouwen en mannen. Daarom moet bij alle activiteiten die in het kader van dit prioritair thema worden gefinancierd, in de onderzoeksprotocollen en -methoden en bij de analyse van de resultaten rekening worden gehouden met het eventuele bestaan van geslachtsverschillen.

Door de bevordering en ondersteuning van multidisciplinair fundamenteel onderzoek zal dit prioritair thematisch gebied ertoe bijdragen dat bij de ontwikkeling van medische toepassingen optimaal gebruik wordt gemaakt van de informatie die vanuit het genoomonderzoek ter beschikking komt.

Dit thema maakt integrerend deel uit van de inspanningen die de Europese Gemeenschap - conform de conclusies van de Europese Raad van Stockholm - ontplooit om de positie van de Europese biotechnologische industrie te versterken. Er zal worden gestreefd naar het tot stand brengen van sterke koppelingen met alle andere activiteiten die een beter kader kunnen garanderen voor innovatie in de sector gezondheid van de biotechnologische industrie in het algemeen en het MKB in het bijzonder, met name door het bevorderen van ondernemersinitiatieven en investeringskansen voor risicodragend kapitaal en door de actieve betrokkenheid van de Europese investeringsbank. Voorts zal aandacht worden besteed aan het in kaart brengen van knelpunten in de regelgeving ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe toepassingen van de genomica, het zo vroeg mogelijk signaleren van eventuele ethische consequenties en het inspelen op de algemene gevolgen van ontwikkelingen in de genomica voor de samenleving en de individuele burger.

Dit prioritair thematisch gebied moet ook de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap ten goede komen.

In alle sectoren van dit prioritair thematisch gebied zal internationale samenwerking worden aangemoedigd. Waar zulks relevant is, zullen de activiteiten worden afgestemd op het engagement dat de Europese Gemeenschap is aangegaan om de armoede in de ontwikkelingslanden te bestrijden en met name op de belangrijke rol van een verbeterde volksgezondheidssituatie daarbij - conform artikel 177 van het Verdrag en de geïntensiveerde EU-acties ter bestrijding van HIV/AIDS, malaria en tuberculose.

Onderzoekprioriteiten

i) Fundamentele kennis en basisinstrumenten op het gebied van functionele genomica

Het strategische doel van dit type onderzoek is de vergroting van de fundamentele kennis van de informatie die in het genoom besloten ligt. Dit doel wordt nagestreefd door de ontwikkeling van het kennisbestand, het instrumentarium en de middelen die nodig zijn om de functies te bepalen van genen en genproducten die voor de menselijke gezondheid relevant kunnen zijn (met inbegrip van de genomen van plantaardige en dierlijke modelorganismen en genomen van micro-organismen) en om de onderlinge relaties en de interacties met het milieu daarvan te onderzoeken. De onderzoekactiviteiten betreffen:

- Genexpressie en proteomica: doel is, wetenschappers beter in staat te stellen om de functies van genen en genproducten te ontsluieren en vat te krijgen op de complexe regelnetwerken die fundamentele biologische processen sturen (biocomplexiteit).

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de ontwikkeling van instrumenten en procédés voor de grootschalige monitoring van genexpressie en de bepaling van eiwitprofielen alsook voor de bepaling van de functies van en interacties tussen proteïnen.

- Structurele genomica: doel is, wetenschappers in staat te stellen om - doeltreffender en sneller dan momenteel mogelijk is - de driedimensionale structuur van eiwitten en andere macromoleculen te bepalen, wat belangrijk is voor het ophelderen van de functies van eiwitten en cruciaal voor het ontwerpen van nieuwe geneesmiddelen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de ontwikkeling van systemen met een hoge verwerkingscapaciteit voor het bepalen met hoge resolutie van de driedimensionale structuur van macromoleculen.

- Vergelijkende genomica en populatiegenetica: doel is, wetenschappers de beschikking te geven over goed gekarakteriseerde modelorganismen voor het voorspellen en testen van genfuncties en hen in staat te stellen om ter bepaling van het verband tussen genfunctie en gezondheids- of ziektetoestand optimaal gebruik te maken van het studiemateriaal dat specifieke cohorten van de Europese bevolking bieden.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de ontwikkeling van modelorganismen en transgeen materiaal; de ontwikkeling van een instrumentarium voor genetische epidemiologie en gestandaardiseerde genotyperingsprotocollen.

- Bio-informatica: doel is, wetenschappers de beschikking te geven over efficiënte instrumenten die het mogelijk maken, de steeds groter wordende massa gegevens betreffende het genoom te beheren en te interpreteren en deze gegevens in een toegankelijke en bruikbare vorm aan andere onderzoekers beschikbaar te stellen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de ontwikkeling van een bio-informatica-instrumentarium en hulpmiddelen voor de opslag, exploratie en verwerking van gegevens; de ontwikkeling van computerondersteund biologisch onderzoek ("computational biology") voor het in silico voorspellen van genfuncties en het simuleren van complexe regelnetwerken.

ii) Toepassingen van de genomica en de medische biotechnologie

Het strategische doel van dit type onderzoek is, de concurrentiekracht van de Europese biotechnologische industrie te bevorderen door het exploiteren van de schat aan biologische gegevens die het genoomonderzoek en de biotechnologie opleveren. De onderzoekactiviteiten hebben betrekking op:

- Technologische platforms voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostische, preventie- en therapeutische instrumenten: doel is, academische en industriële samenwerking te bevorderen door middel van technologische platforms die - door toepassing van een multidisciplinaire benadering en de grensverleggende technieken die dankzij het genoomonderzoek worden ontwikkeld (bv. farmacogenomica) - kunnen bijdragen tot een betere en goedkopere gezondheidszorg dankzij preciezere diagnosen, geïndividualiseerde behandeling en een doeltreffender ontwikkelingstraject voor nieuwe geneesmiddelen en therapieën, en andere nieuwe producten van de nieuwe technologieën.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de planmatige en versnelde ontwikkeling van nieuwe, veiligere en meer doeltreffende geneesmiddelen; de ontwikkeling van nieuwe diagnostica; de ontwikkeling van nieuwe in vitro tests ter vervanging van dierproeven; de ontwikkeling en beproeving van nieuwe preventie-instrumenten en therapieën zoals somatische gentherapie, celtherapie (met inbegrip van stamceltherapie) en immuuntherapie.

- Steun voor innoverend onderzoek in startende genomica-bedrijven: doel is, de totstandkoming van op wetenschappelijk onderzoek georiënterende start-up-bedrijven in Europa te vergemakkelijken, deze bedrijven in hun eerste groeifase bij te staan en de verdere ontwikkeling ervan in een multinationale context te bevorderen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: innovatieve onderzoeksgebieden die gebaseerd zijn op genomica en solide perspectieven bieden voor toepassingen in de gezondheidszorg en waarvan mag worden verwacht dat zij in startende bedrijven tot ondernemersinitiatieven zullen leiden.

Wil men sociaal verantwoorde keuzes, een brede acceptatie door de bevolking en een doeltreffend ontwikkelingstraject voor deze nieuwe technologieën kunnen garanderen, dan is een actieve en vroegtijdige participatie van de regelgevende instanties, patiënten en de samenleving als geheel vereist.

iii) Toepassingen in geneeskunde en gezondheidszorg

Het strategische doel van dit type onderzoek is de ontwikkeling van betere preventie- en beheerstrategieën ten aanzien van ziekten van de mens en ter bevordering van een gezonde levenswijze en een gezonde oude dag. Deze activiteiten zullen uitsluitend betrekking hebben op het integreren van de genomica-benadering in de traditionele medische benadering van het onderzoek naar de factoren die bepalend zijn voor ziekte of gezondheid. De onderzoekactiviteiten worden geconcentreerd op:

- Strijd tegen kanker, hart- en vaatziekten en zeldzame ziekten: doel is, de preventie en het beheer van de twee belangrijkste ziekte- en doodsoorzaken in Europa te verbeteren en de middelen die Europa inzet bij het onderzoek aan zeldzame ziekten te bundelen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: integratie van de klinische knowhow en het klinisch onderzoekspotentieel in relevante modelsystemen en een geavanceerd, aan de functionele genomica ontleend instrumentarium, teneinde resultaten te boeken die een beslissende doorbraak betekenen op het stuk van preventie en beheer van deze ziekten.

- Bestrijding van resistentie tegen geneesmiddelen: doel is, de enorme uitdaging voor de volksgezondheid welke wordt gevormd door ziekteverwekkers die resistent zijn geworden tegen geneesmiddelen, het hoofd te bieden.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: toepassing van de kennis van de genomen van micro-organismen en van de interacties tussen gastheer en ziekteverwekker bij de ontwikkeling van vaccins en alternatieve therapeutische strategieën die het probleem van de resistentie van pathogene micro-organismen tegen geneesmiddelen omzeilen; ontwikkeling van strategieën voor het optimaal gebruik van antimicrobiële middelen; ondersteuning van het EG-netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten.

- Studie van de hersenen en strijd tegen ziekten van het zenuwstelsel: doel is, de gegevens van de genomica te benutten om het goed/slecht functioneren van de hersenen beter te begrijpen, nieuwe inzichten te verwerven in mentale processen, de strijd aan te binden tegen neurologische stoornissen en ziekten, en herstelmechanismen in de hersenen te bevorderen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: een beter begrip van de moleculaire en cellulaire basis van hersenfuncties, hersenschade, plasticiteit en herstel, leervermogen, geheugen en cognitie; ontwikkeling van strategieën inzake preventie en beheersing van neurologische aandoeningen en ziekten van het zenuwstelsel.

- Studie van de menselijke ontwikkeling en het verouderingsproces: doel is, de menselijke ontwikkelingsprocessen en met name het verouderingsproces beter te begrijpen met het oog op de totstandkoming van een kennisbestand dat de basis kan vormen voor betere strategieën ter bevordering van de volksgezondheid, een gezonde levenswijze en een gezonde oude dag.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: meer inzicht in de menselijke ontwikkeling vanaf het moment van de conceptie tot en met de adolescentie; onderzoek van de factoren op molecuul- en celniveau die bepalend zijn voor een gezond verouderingsproces, met inbegrip van de interacties daarvan met gedrags- en milieufactoren en met het geslacht.

iv) Bestrijding van de belangrijkste met armoede samenhangende besmettelijke ziekten

Het strategische doel van dit type onderzoek is, de mondiale noodsituatie die door drie belangrijke overdraagbare ziekten (HIV/AIDS, malaria en tuberculose) wordt veroorzaakt, aan te pakken door de ontwikkeling van doeltreffende interventietechnieken, met name met het oog op toepassing in ontwikkelingslanden. Van de ontwikkelingslanden wordt verwacht dat zij als partners bij de tenuitvoerlegging van deze acties een substantiële bijdrage zullen leveren, met name in het kader van het Europees platform voor klinische proeven.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de ontwikkeling van veelbelovende interventiemogelijkheden (vaccins, therapieën en geneesmiddelen tegen het HIV) ter bestrijding van de doelziekten door middel van financiering van wetenschappelijk onderzoek dat het hele spectrum van mogelijke benaderingen omvat: van fundamenteel moleculair onderzoek op basis van de genomica van micro-organismen tot en met preklinisch onderzoek en het aantonen van de principiële bruikbaarheid van nieuwe technieken; instelling van een Europees platform voor klinische proeven, teneinde de Europese activiteiten inzake klinische proeven die specifiek met het oog op toepassingen in ontwikkelingslanden worden ontplooid, te bundelen en te steunen; totstandbrenging van een netwerk voor de beproeving van AIDS-therapieën in Europa, ter verbetering van de onderlinge samenhang en complementariteit van klinische proeven met betrekking tot AIDS-therapieën die voor toepassing in Europa zijn bestemd.

1.1.2 Technologieën van de informatiemaatschappij

Door de technologieën van de informatiemaatschappij (IST) ondergaan economie en samenleving ingrijpende veranderingen. Niet alleen leiden zij tot nieuwe werkmethoden en bedrijfstypes, maar zij bieden ook oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg, milieu, veiligheid, mobiliteit en werkgelegenheid en hebben verstrekkende gevolgen voor het gewone leven. De IST-sector is met een jaaromzet van 2.000 miljard euro inmiddels uitgegroeid tot een van de belangrijkste sectoren van de economie, die aan meer dan 12 miljoen mensen in Europa werkgelegenheid biedt.

Het prioritair thematisch onderzoekgebied IST zal een rechtstreekse bijdrage leveren aan de tenuitvoerlegging van het Europees beleid ten aanzien van de kennismaatschappij, zoals dat op de Europese Raad van Lissabon in 2000 en die van Stockholm in 2001 is afgesproken en in het eEurope-actieplan is weerspiegeld. Het zal een garantie bieden voor Europees leiderschap wat betreft generieke en toegepaste technologieën die een centrale rol spelen in de kenniseconomie. Het is gericht op een verhoging van de innovatie en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven en de industrie, en moet alle Europese burgers grotere voordelen brengen.

Successen zoals Europa die op het gebied van de mobiele communicatie en de consumentenelektronica heeft geboekt, kunnen alleen worden herhaald als een serieuze inspanning wordt gedaan om de benodigde kritische massa te bereiken op sleutelgebieden van het IST-onderzoek. De activiteiten zullen daarom de gemeenschap van onderzoekers mobiliseren rond middellange- en langetermijndoelstellingen die de integratie van de inspanningen van de overheid en de particuliere sector op Europese schaal bevorderen teneinde essentiële vaardigheden te kweken en het innovatievermogen te verhogen. Dit omvat langetermijn-OTO met een hoog risico, zoals de ontwikkeling gebied van de generatie van mobiele en draadloze systemen die in de plaats van 3G moet komen, en basisactiviteiten in het kader waarvan onderzoek zal worden gedaan naar en experimenten worden verricht met toekomstige en opkomende technologieën binnen de specifieke context van de aangegeven prioritaire onderzoekgebieden.

Ofschoon aanmerkelijke vooruitgang is geboekt, profiteren wij in de praktijk van alledag nog lang niet volledig van de mogelijkheden van de kennisgebaseerde diensten. Producten en diensten zijn nog moeilijk te gebruiken en zijn voor velen ontoegankelijk; de "digitale kloof" wordt zowel in Europa als in de rest van de wereld steeds dieper. Het onderzoek zal zich toespitsen op de toekomstige generatie van technologieën waarbij computers en netwerken in de dagelijkse omgeving zullen worden geïntegreerd, waardoor een brede scala van diensten en toepassingen via gebruikersvriendelijke bedieningsinterfaces toegankelijk zal worden gemaakt. Deze visie op het begrip "intelligente omgeving" plaatst de gebruiker, het individu, centraal bij de toekomstige ontwikkelingen die op een kennismaatschappij voor iedereen zijn gericht.

Het prioritaire onderzoekgebied IST, waarmee het eEurope-actieplan wordt ondersteund, zal bijdragen tot de realisatie van een op informatie en kennis gebaseerde samenleving in geheel Europa, waarbij de deelname van de minst ontwikkelde regio's wordt aangemoedigd. Het zal tevens activiteiten omvatten waarbij de inspanning van de EU in een internationale context wordt geplaatst. Doel is waar nodig een algehele consensus voor het thematische gebied te bereiken, bijvoorbeeld door middel van het initiatief voor intelligente fabricagesystemen (IMS) of de dialoog over afhankelijkheidsvraagstukken, het onderzoek van de nieuwe geassocieerde staten verder te integreren in de inspanning van de EU en de samenwerking met de ontwikkelingslanden te bevorderen.

Onderzoekprioriteiten

i) Toegepast IST-onderzoek ten behoeve van de grote maatschappelijke en economische uitdagingen

Doel is de inzetbaarheid en doeltreffendheid van op IST gebaseerde oplossingen voor de grote maatschappelijke en economische uitdagingen te verhogen en deze op de meest vertrouwde en natuurlijke wijze toegankelijk te maken voor burgers, bedrijven en organisaties, ongeacht waar en wanneer.

- Onderzoek naar vertrouwen verhogende technologieën: Doel is technologieën te ontwikkelen die een antwoord bieden op de grote uitdagingen die door de "volledig digitale" wereld worden gesteld wat betreft de veiligheid en door de noodzaak om de rechten van individuen en gemeenschappen te beschermen.

Het onderzoek zal worden toegespitst op fundamentele beveiligingsmechanismen en de interoperabiliteit daarvan, dynamische beveiligingsprocessen, geavanceerde cryptografie, technologieën ter bescherming van de privacy, behandelingstechnologieën voor digitale activa en betrouwbaarheidstechnologieën ter ondersteuning van bedrijfs- en organisatiefuncties in dynamische en mobiele systemen.

- Onderzoek gericht op maatschappelijke uitdagingen: De nadruk ligt op "intelligente omgevingen", waarmee een groter aantal burgers bij de informatiemaatschappij moet worden betrokken, de doeltreffendheid van beheer- ondersteuningsystemen ten behoeve van volksgezondheid, veiligheid, mobiliteit en milieu dient te worden verbeterd en het behoud van het cultureel erfgoed moet worden gestimuleerd. Tevens zal steun worden verleend aan de integratie van diverse functies uit verschillende van deze gebieden.

Onderzoekactiviteiten in het kader van "de informatiemaatschappij voor iedereen" zullen worden gericht op systemen die iedereen toegang kunnen bieden, op technologieën voor onbelemmerde deelname aan de informatiemaatschappij en op hulpsystemen waarmee bij handicaps functies worden hersteld of gecompenseerd waardoor de kwaliteit van het bestaan van mensen met bijzondere noden en hun verzorgers wordt verbeterd. Wat de gezondheidszorg betreft zullen de werkzaamheden worden toegespitst op intelligente systemen voor de ondersteuning van zorgmedewerkers, de afstemming van de zorg en de voorlichting op de patiënt, en het stimuleren van gezondheidsbevordering en ziektepreventie onder het brede publiek. Er zal ook onderzoek worden gedaan naar intelligente systemen ter verbetering van de beveiliging van personen en goederen en naar de bescherming en beveiliging van de civiele infrastructuur.

Op het terrein van de mobiliteit zal het onderzoek naar voertuiginfrastructuursystemen en draagbare apparatuur worden geconcentreerd op de integratie van veiligheid, comfort en efficiency en de beschikbaarstelling van geavanceerde logistieke informatiemobiliteits- en locatiegebaseerde diensten. Bij het onderzoek op milieugebied zal de nadruk worden gelegd op kennissystemen ten behoeve van het beheer van de natuurlijke hulpbronnen en voor risicopreventie en crisisbeheer. Op het gebied van vrijetijdsbesteding zal het onderzoek worden gericht op intelligente en mobiele systemen en toepassingen ten behoeve van amusement en toerisme. Wat het cultureel erfgoed betreft zullen de inspanningen worden gericht op intelligente systemen voor dynamische toegang tot en behoud van tastbare en niet-tastbare culturele en wetenschappelijke hulpbronnen.

- Onderzoek naar de uitdagingen op het gebied van werk en bedrijfsleven: Het doel is bedrijven, individuen, overheden en andere organisaties te voorzien van de middelen waarmee zij volledig kunnen bijdragen tot en profiteren van de ontwikkeling van een kenniseconomie waarin zij vertrouwen stellen, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van het werk en het werkende bestaan wordt verhoogd en het permanent leren wordt ondersteund om de beroepsvaardigheden te verbeteren. Het onderzoek wordt ook gericht op de verhoging van het inzicht in de drijvende sociaal-economische factoren en de effecten van IST-ontwikkeling.

De bedoeling van het onderzoek op het gebied van het elektronische zaken doen en de elektronische overheid is Europese, zowel particuliere als openbare organisaties, met name in het MKB, interoperabele systemen en diensten te bieden die gericht zijn op de verhoging van het innovatievermogen, de toegevoegde waarde en de concurrentieprestaties binnen de kenniseconomie, alsmede nieuwe bedrijfsecosystemen te ondersteunen. Het onderzoek op het terrein van het beheer van organisatiekennis zal worden gericht op de ondersteuning van organisatorische innovatie en flexibiliteit door middel van het verwerven, delen, verkopen en overdragen van kennis. Bij werkzaamheden op het gebied van elektronische en mobiele handel zal aandacht worden besteed aan interoperabele, multimodale toepassingen en diensten die via heterogene netwerken worden aangeboden. Het gaat onder meer om "anytime-anywhere trading", samenwerking, workflow en elektronische diensten die de gehele waardeketen van aanvullende producten en diensten omvatten.

Bij onderzoek naar de elektronische werkplek zal het accent worden gelegd op nieuwe ontwerpen voor de werkplek waarbij van innovatieve techologieën gebruik wordt gemaakt om de creativiteit en samenwerking te bevorderen, op een efficiënter gebruik van de middelen en op de verruiming van de kans op werk voor iedereen in lokale gemeenschappen. De werkzaamheden op het gebied van elektronisch leren zullen worden gericht op persoonlijke toegang tot en verstrekking van leerstof, alsmede op geavanceerde leeromgevingen voor school, universiteit en werk te realiseren waarbij wordt geput uit de ontwikkeling op het gebied van intelligente omgevingen.

- Oplossen van complexe problemen in wetenschap, techniek, handel en samenleving: Het doel is technologieën te ontwikkelen om computer- en opslagfaciliteiten die zich op geografisch verspreide locaties bevinden inzetbaar te maken en deze op naadloze wijze toegankelijk te maken voor het oplossen van complexe problemen in de wetenschap, de industrie, het bedrijfsleven en de samenleving. De toepassingen liggen op de gebieden milieu, energie, gezondheid, vervoer, industriële techniek, financiën en nieuwe media.

Het onderzoek zal zich toespitsen op nieuwe computermodellen, waaronder computer- en informatie-GRID's, peer-to-peer technologieën en de bijbehorende middleware om gebruik te maken van grootschalige, sterk gedistribueerde computer- en opslagfaciliteiten en om schaalbare betrouwbare en veilige platforms te ontwikkelen. Dit omvat onder meer nieuwe samenwerkingshulpmiddelen en programmeermethoden die de interoperabiliteit van applicaties en nieuwe generaties simulatie-, visualiserings- en datamininghulpmiddelen ondersteunen.

ii) Communicatie- en computerinfrastructuur

Doel is de Europese voorsprong op gebieden zoals mobiele communicatie, consumentenelektronica en embedded software te consolideren en verder uit te bouwen, en de prestaties, kostenefficiëntie, functionaliteit en aanpasbaarheid van communicatie- en computertechnologie te verbeteren.

- Communicatie en netwerktechnologie: Doel is de ontwikkeling van de nieuwe generatie mobiele en draadloze systemen en netwerken waarmee een optimale dienstverlening kan worden bereikt, alsmede van geheel optische netwerken die de transparantie en capaciteit van het netwerk moeten verhogen, oplossingen die de interoperabiliteit en aanpasbaarheid van netwerken moeten verbeteren en technologieën voor gepersonaliseerde toegang tot netwerken van audiovisuele systemen.

Bij werkzaamheden op het gebied van terrestrische en satellietgebaseerde [16] mobiele en draadloze systemen en netwerken (de opvolgers van 3G) zal de nadruk worden gelegd op de volgende generatie technologieën, waarbij gezorgd wordt voor samenwerking en naadloze interworking op diensten- en besturingsniveau van meervoudige draadloze technologieën via een gewoon IP (Internet Protocol) platform, alsmede nieuwe spectrumefficiënte protocollen, hulpmiddelen en technologieën om draadloze herconfigureerbare IP-gebaseerde apparaten, systemen en netwerken te bouwen.

[16] De werkzaamheden op het gebied van satellietcommunicatie worden gecoördineerd met de activiteiten van prioriteit 4, "lucht- en ruimtevaart".

Bij het onderzoek naar geheel optische netwerken zal de nadruk worden gelegd op het beheer van optische golflengtekanalen waarmee flexibiliteit en snelheid bij de introductie en levering van de dienst mogelijk is en op glasvezeloplossingen voor LAN's. Het onderzoek naar interoperabele netwerkoplossingen, waaronder end-to-end netwerkbeheer, dient ter ondersteuning van de levering en de interworking van generieke diensten en de interoperabiliteit van heterogene netwerken en platforms. Onder meer zal aandacht worden besteed aan programmeerbare netwerken die een adaptieve en real-time toewijzing van netwerkhulpbronnen en een verbeterd servicebeheer voor de klant mogelijk moeten maken.

Er zal ook onderzoek worden gedaan naar de basistechnologieën die gepersonaliseerde toegang tot netwerken van audiovisuele systemen en toepassingen mogelijk moeten maken, alsmede naar voor diverse media geschikte platforms en netwerken, digitale "trusted" tv-architecturen en apparatuur waarmee hybride 3D-multimediasignalen en -objecten kunnen worden bewerkt, geëncodeerd, opgeslagen, gedetecteerd en afgebeeld.

- Softwaretechnologieën, diensten en gedistribueerde systemen: Doel is de ontwikkeling van nieuwe softwaretechnologieën, multifunctionele dienstomgevingen en hulpmiddelen om complexe gedistribueerde systemen voor de realisatie van intelligente omgevingen te besturen en de verwachte groei en verspreiding van toepassingen en diensten op te vangen.

Het onderzoek zal zich toespitsen op nieuwe technologieën voor programmering, systemen en diensten, waarmee combineerbaarheid, schaalbaarheid, betrouwbaarheid, robuustheid en autonoom aanpassingsvermogen worden bevorderd. Er zal aandacht worden besteed aan middleware voor het beheer, de besturing en het gebruik van volledig gedistribueerde hulpbronnen. Werkzaamheden op het gebied van multifunctionele omgevingen voor de realisatie van diensten en nieuwe raamwerken voor componenten zullen worden gericht op de ontwikkeling van de functionaliteit van diensten, waaronder metagegevens, semantiek en taxonomie van bouwstenen. Nieuwe strategieën, algoritmen en gereedschappen voor het systematisch en accuraat ontwerpen, de prototype-ontwikkeling en de besturing van complexe gedistribueerde systemen, bijvoorbeeld met ingebedde besturingsprocessoren en systeemelementen voor "ubiquitous computing". De werkzaamheden omvatten onder meer cognitieve technieken voor de herkenning van generieke objecten en gebeurtenissen.

iii) Componenten en microsystemen

- Micro-, nano- en opto-elektronica: Doel is de kosten te verlagen, de prestaties te verhogen en de herconfigureerbaarheid, schaalbaarheid, aanpasbaarheid en het zelfaanpassingsvermogen van micro-, nano- en opto-elektronische componenten en systeemchips te verbeteren.

Het onderzoek zal worden toegespitst op het verleggen van de grenzen van CMOS-processen en apparatuurtechnologieën en de verbetering van de functionaliteit, prestaties en functionele integratie van componenten. Ook zal aandacht worden besteed aan alternatieve procestechnologieën, componenttypes, materialen en architecturen waarmee aan de behoeften van de communicatie- en computerindustrie kan worden voldaan. Bijzondere nadruk zal worden gelegd op RF-, gemengde A/D- en energiezuinige ontwerpen. In het kader van werkzaamheden op het gebied van optische, opto-elektronische en fotonische functionele componenten zal onderzoek worden gedaan naar bouwstenen en systemen voor informatieverwerking, communicatie, schakeltechniek, opslag, detectie en beeldvorming. Bij het onderzoek naar elektrongebaseerde nanobouwstenen, evenals naar moleculaire-elektronicabouwstenen en -technologieën zal het accent worden gelegd op die bouwstenen en technologieën waarvan verwacht wordt dat zij een brede inzetbaarheid en een hoog integratie- en massafabricagepotentieel zullen hebben.

- Micro- en nanotechnologieën, microsystemen en displays: Doel is de kostenefficiëntie, prestaties en functionaliteit van subsystemen en microsystemen te verbeteren en het integratie- en miniaturisatieniveau te verhogen waardoor de interface met de omgeving en met netwerken van diensten en systemen kan worden verbeterd.

Het onderzoek zal worden geconcentreerd op nieuwe toepassingen en functies waarbij profijt wordt getrokken van multidisciplinaire interactie (elektronica, mechanica, chemie, biologie, enz.) in combinatie met het gebruik van micro- en nanostructuren en nieuwe materialen. Het doel is innovatieve, kosteneffectieve en betrouwbare microsystemen en herconfigureerbare, geminiaturiseerde subsysteemmodules te ontwikkelen. De werkzaamheden zullen ook betrekking hebben op goedkope displays met hoge informatiedichtheid en resolutie, evenals geavanceerde sensoren, waaronder goedkope visuele en biometrische sensoren en tastsensoren. Bij werkzaamheden op het gebied van nanobouwstenen en nanosystemen zal aandacht worden besteed aan de benutting van fundamentele verschijnselen, processen en structuren die nieuwe of betere functies van sensoren of actuatoren bieden, alsmede aan de integratie en fabricage daarvan.

iv) Kennis- en interfacetechnologieën

Doel is de bruikbaarheid van IST-toepassingen en -diensten en de kennis die zij belichamen te verbeteren, teneinde een bredere verspreiding en snellere introductie te stimuleren.

- Kennistechnologieën en digitale inhoud: Doel is de geautomatiseerde oplossingen te bieden voor de creatie en organisatie van virtuele kennisruimtes (bijvoorbeeld collectieve geheugens) teneinde radicaal nieuwe inhoud- en mediadiensten en -applicaties te stimuleren.

De werkzaamheden zullen worden geconcentreerd op technologieën ter ondersteuning van het proces van verwerving en modellering, representatie en visualisering, interpretatie en gezamenlijk gebruik van kennis. Deze functies zullen worden geïntegreerd in nieuwe, op semantiek gebaseerde en contextbewuste systemen, waaronder cognitieve en op intelligente agenten gebaseerde hulpmiddelen. Voorts gaat de aandacht uit naar uitbreidbare kennisverzamelingen en ontologieën die de interoperabiliteit van de dienst moeten bevorderen en de volgende generatie van semantische webapplicaties mogelijk dienen te maken. Bij het onderzoek zal ook worden ingegaan op technologieën ter ondersteuning van ontwerp, creatie, beheer en publicatie van multimedia-inhoud over vaste en mobiele netwerken en apparatuur die zichzelf kan aanpassen aan de verwachtingen van de gebruiker. Het doel is de creatie van een rijke, interactieve inhoud te stimuleren voor gepersonaliseerde omroep en geavanceerde "trusted" media- en amusementstoepassingen.

- Intelligente interfaces en oppervlakken: Doel is doeltreffender manieren te verschaffen om toegang te bieden tot alomtegenwoordige informatie, alsmede eenvoudigere en natuurlijke interactiemethoden in intelligente omgevingen.

Het onderzoek zal zich toespitsen op interfaces en interactieve oppervlakken die natuurlijk, zelfaanpassend en multisensorieel zijn, ten behoeve van een omgeving die zich bewust is van onze aanwezigheid, persoonlijkheid en behoeften en die in staat is op intelligente wijze te reageren op spraak en gebaar. Het doel is de complexiteit van de technologie te verbergen door te zorgen voor een naadloze interactie van de mens enerzijds en apparaten, virtuele en reële objecten in uiteenlopende omgevingen en de in de dagelijkse omgeving geïntegreerde kennis anderzijds.

De werkzaamheden strekken zich ook uit tot technologieën voor meertalige en multiculturele toegang en communicatie ter ondersteuning van tijdige en kostenefficiënte levering van interactieve diensten met een rijke informatie-inhoud waarmee tegemoet wordt gekomen aan de persoonlijke, beroepsmatige en zakelijke behoeften van alle leden van verschillende taal- en cultuurgemeenschappen.

1.1.3 Nanotechnologieën, intelligente materialen en nieuwe productieprocédés

De tweeledige overgang op een enerzijds op kennis en anderzijds op duurzame ontwikkeling gebaseerde samenleving vereist nieuwe productieparadigma's en nieuwe product- en dienstconcepten. De Europese productindustrie dient in haar geheel over te schakelen van een op grondstoffen gebaseerde naar een op kennisgebaseerde benadering, van kwantiteit naar kwaliteit, van in massa vervaardigde wegwerpartikelen naar op bestelling gemaakte, voor hergebruik en opwaardering geschikte productdiensten; van producten, processen en diensten met een "materiële en tastbare" toegevoegde waarde naar producten, processen en diensten met een "immateriële" toegevoegde waarde.

Deze veranderingen hangen samen met radicale verschuivingen in industriële structuren waarbij een nadrukkelijker rol is weggelegd voor innovatieve ondernemingen die bedreven zijn in netwerktechnologie en die zich nieuwe hybride technologieën eigen maken waarbij nanotechnologie wordt gecombineerd met materiaalwetenschappen, techniek, informatietechnologie, biowetenschappen en milieukunde. Een dergelijke ontwikkeling impliceert een krachtige samenwerking dwars over traditionele wetenschappelijke grenzen heen. Voor trendsettende ontwikkelingen in de industrie is tevens een krachtige synergie nodig tussen technologie en organisatie, aangezien de prestaties van beide sterk afhankelijk zijn van nieuwe vaardigheden.

Succesvolle technologische ontwikkelingen moeten meer en meer in het beginstadium van het ontwerp- en productieproces worden gezocht. Voor nieuwe materialen en nanotechnologieën is in dit verband als aanjagers van de innovatie een cruciale rol weggelegd. Daarvoor moet het accent bij de onderzoekactiviteiten van de Gemeenschap worden verschoven van de korte naar de lange termijn en bij de innovatie van incrementele naar doorbraakstrategieën. Het onderzoek in de Gemeenschap zal veel baat hebben bij een internationale dimensie.

Onderzoekprioriteiten

i) Nanotechnologieën

Nanotechnologieën vertegenwoordigen een nieuwe aanpak van de materiaalwetenschap en -techniek. Europa bekleedt een sterke positie binnen de nanowetenschappen, die evenwel nog moet worden vertaald in een echte voorsprong van de Europese industrie op de concurrentie. Het doel is tweeledig: bevordering van de creatie van een OTO-intensieve Europese industrie die actief is in de nanotechnologie en bevordering van de introductie van nanotechnologie in bestaande sectoren van de industrie. Het onderzoek draagt een langetermijnkarakter en is risicovol, maar zal niettemin op toepassing in de industrie zijn gericht. Gestreefd wordt naar een actief beleid dat industriële bedrijven en het MKB, waaronder startende bedrijven, moet stimuleren, onder meer door het bevorderen van een krachtige wisselwerking tussen industrie en onderzoekinstellingen in het kader van consortia die projecten met een aanzienlijke kritische massa uitvoeren.

- Interdisciplinair langetermijnonderzoek gericht op de verbetering van het inzicht in verschijnselen, de toepassing van processen en de ontwikkeling van onderzoekgereedschappen: De doelstellingen zijn het uitbreiden van de onderliggende kennisbasis van applicatiegeoriënteerde nanowetenschappen en nanotechnologie en het ontwikkelen van trendsettende onderzoekgereedschappen en -technieken.

Het onderzoek zal worden geconcentreerd op verschijnselen op moleculaire en mesoscopische schaal: zelfassemblerende materialen en structuren; moleculaire en biomoleculaire mechanismen en machines; multidisciplinaire en nieuwe benaderingen voor de integratie van ontwikkelingen op het gebied van anorganische, organische en biologische materialen en processen.

- Nanobiotechnologie: Doel is de ondersteuning van onderzoek naar de integratie van biologische en niet-biologische entiteiten waarmee in een groot aantal applicaties, bijvoorbeeld op het gebied van gegevensverwerking en medische en milieu-analysesystemen, de horizon wordt verruimd.

Het onderzoek zal worden toegespitst op "lab-on-chip", interfaces met biologische entiteiten, oppervlaktegewijzigde nanopartikels, geavanceerde toediening van medicijnen en andere gebieden van integratie van nanosystemen of nano-elektronica met biologische entiteiten; behandeling, manipulatie en detectie van biologische moleculen of complexen, elektronische detectie van biologische entiteiten, microfluïdica, bevordering en regeling van celgroei op substraten.

- Nanoschaaltechnieken voor de vervaardiging van materialen en componenten: Doel is de ontwikkeling van nieuwe functionele en constructiematerialen met superieure prestaties door beïnvloeding van hun nanostructuur. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de technologieën voor de vervaardiging en verwerking ervan.

Het onderzoek zal worden toegespitst op legeringen en composietmaterialen met nanostructuren, geavanceerde functionele polymere materialen en functionele materialen met nanostructuren.

- Ontwikkeling van bewerkings- en controle-toestellen en -instrumenten: Doel is een nieuwe generatie van instrumenten voor de analyse en vervaardiging op nanoschaal te ontwikkelen. Als richtsnoer dient een kenmerkgrootte of resolutie in de orde van 10 nm.

Het accent bij het onderzoek zal komen te liggen op uiteenlopende geavanceerde technieken voor vervaardiging op nanoschaal (met behulp van lithografie of microscopie); doorbraaktechnologieën, -methodologieën en -instrumenten waarbij de zelfassemblerende eigenschappen van de materie worden benut en die voor de ontwikkeling van nanoschaalmachines worden gebruikt.

- Applicaties op gebieden zoals gezondheid, chemie, energie, optica en milieu: Doel is het potentieel van de nanotechnologieën voor doorbraaktoepassingen te stimuleren door de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek naar materialen en technologische bouwstenen in de industriële context te integreren.

Het onderzoek wordt toegespitst op de ontwikkeling van computermodellen en geavanceerde productietechnologieën en op de ontwikkeling van innovatieve materialen met betere eigenschappen.

ii) Intelligente materialen

Nieuwe materialen met een hoog kennisgehalte die nieuwe functies en betere eigenschappen bieden, zullen essentieel blijken voor de innovatie op het gebied van technologieën, bouwstenen en systemen die de duurzame ontwikkeling en het concurrentievermogen in sectoren zoals vervoer, energie, geneeskunde, elektronica en bouw ten goede zal komen. Om de sterke positie van Europa op nieuwe technologiemarkten, die in het komende decennium met één of twee ordes van grootte zullen groeien, veilig te stellen, dienen de diverse partners te worden betrokken bij toonaangevende OTO-partnerschappen die zich onder meer moeten bezighouden met onderzoek met geringe kans van slagen, en bij de integratie van het onderzoek naar materialen en industriële toepassingen.

- Ontwikkeling van fundamentele kennis: Doel is inzicht te verwerven in de complexe fysisch-chemische en biologische verschijnselen die relevant zijn voor de beheersing en behandeling van intelligente materialen met behulp van experimentele, theoretische en modelleringshulpmiddelen. Hiermee wordt de grondslag gelegd voor de synthese van grotere complexe of zelfassemblerende structuren met gedefinieerde fysische, chemische of biologische eigenschappen.

Het onderzoek zal zich toespitsen op interdisciplinaire langetermijnactiviteiten met een hoog industrieel risico gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe structuren met gedefinieerde eigenschappen; ontwikkeling van supramoleculaire en macromoleculaire technieken, waarbij de aandacht uitgaat naar de synthese, benutting en toepassingsmogelijkheden van nieuwe, uiterst complexe moleculen en verbindingen daarvan.

- Technologieën die verband houden met de productie en transformatie van nieuwe materialen: Doel is de duurzame productie van nieuwe "slimme" materialen met op de toepassing afgestemde eigenschappen voor de bouw van macrostructuren. Deze nieuwe materialen, die geschikt zijn voor multisectoriële toepassingen, moeten over ingebouwde eigenschappen beschikken die onder vooraf bepaalde omstandigheden kunnen worden benut, alsmede over verbeterde "bulk"-eigenschappen of grenslaag- en oppervlakte-eigenschappen met het oog op betere prestaties.

De nadruk bij het onderzoek zal komen te liggen op nieuwe materialen; technisch samengestelde en zelfherstellende materialen; "crosscutting"-technologieën, waaronder oppervlaktekunde en -techniek.

- Technische ondersteuning van de materiaalontwikkeling: Doel is de kloof tussen "kennisproductie" en "kennisbenutting" te overbruggen, waardoor de zwakke plekken van de EU-industrie bij de integratie van materialen en fabricage kunnen worden verholpen. Dit zal worden bereikt door nieuwe gereedschappen te ontwikkelen die de productie van nieuwe materialen mogelijk maken in een klimaat van duurzame concurrentie.

Het onderzoek zal zich toespitsen op de inherente aspecten van de optimalisatie van materiaalontwerp, -bewerking en -gereedschappen; mechanische beproeving, validatie en opschaling; toepassing van levenscyclusbenaderingen, veroudering, biocompatibiliteit en milieu-efficiëntie.

iii) Nieuwe productieprocédés

Nieuwe productieconcepten die flexibeler, beter geïntegreerd, veiliger en schoner zijn, zijn afhankelijk van doorbraken op organisatorisch en technologisch gebied die nieuwe producten, processen en diensten mogelijk maken en tegelijkertijd de (interne en externe) kosten verlagen. Doel is de industriële systemen van de toekomst te bieden met de nodige gereedschappen voor efficiënt levenscyclusontwerp, productie, gebruik en terugwinning, alsmede de bijbehorende organisatiemodellen en een beter kennisbeheer.

- Ontwikkeling van flexibele en intelligente productiesystemen: Doel is de overgang van de industrie op een meer kennisgebaseerde productie en systeemorganisatie te stimuleren en de productie vanuit een meer holistisch georiënteerd standpunt te bekijken waarbij niet alleen op hardware en software wordt gelet, maar ook op de mensen en de manier waarop zij leren en kennis uitwisselen.

Het onderzoek zal worden toegespitst op innovatieve, betrouwbare, slimme en kosteneffectieve productieprocessen en systemen en de opname daarvan in de fabriek van de toekomst: integratie van hybride technologieën op basis van nieuwe materialen en de verwerking daarvan, microsystemen en automatisering, productieapparatuur met hoge precisie, alsmede integratie van ICT, sensor- en regeltechnologie.

- Onderzoek naar systeemrisicobeperking: Doel is de verhoging van de duurzaamheid van industriële systemen en een substantiële en meetbare beperking van de milieu- en gezondheidseffecten door middel van nieuwe industriële concepten, alsmede door een betere benutting en zuiniger gebruik van grondstoffen.

Het onderzoek zal zich richten op ontwikkeling van nieuwe bouwstenen en systemen voor een schonere, veiligere en minder koolstofintensieve productie; uitbreiding van de aansprakelijkheid van bedrijven voor hun producten, grondstoffenverbruik en industrieel afvalbeheer; studie van "productie-gebruik-consumptie"-interacties, alsmede van de sociaal-economische implicaties daarvan.

- Optimalisering van de levenscyclus van industriële systemen, producten en diensten: Bij productontwerp en productie moet niet alleen van de eisen ten aanzien van intelligentie, kosteneffectiviteit, veiligheid en milieuvriendelijkheid worden uitgegaan, maar dient ook steeds meer rekening te worden gehouden met de levenscyclus en dienstverlening. De belangrijkste uitdaging is daarom op basis van levenscyclusbenaderingen nieuwe industriële concepten te ontwikkelen die nieuwe producten, organisatorische innovatie en efficiënt beheer van informatie mogelijk maken en de omzetting daarvan in nuttige kennis binnen de waardeketen.

Het onderzoek omvat innovatieve productdienstensystemen die de waardeketen "ontwerp-productie-gebruik-buitendienststelling" door middel van de ontwikkeling en de toepassing van hybride technologieën en nieuwe organisatiestructuren optimaliseert.

1.1.4 Lucht- en ruimtevaart

In de afgelopen decennia heeft Europa dankzij haar hoogwaardige technologische en industriële capaciteit op het gebied van de luchtvaart en de exploitatie van de ruimte een groot aantal bijdragen van uiteenlopende aard geleverd aan de verbetering van de levensstandaard van haar burgers en de ontwikkeling en groei van haar economie, alsook van de economieën van derde landen. De economische voordelen die daaraan verbonden zijn komen tot uiting in werkgelegenheid voor hooggekwalificeerd personeel en een overschot op de handelsbalans en kunnen een sterk hefboomeffect hebben op het concurrentievermogen van aanverwante economische sectoren.

Hoewel de luchtvaart en de ruimtevaart duidelijk gescheiden gebieden zijn, hebben zij gemeenschappelijke kenmerken, namelijk een grote behoefte aan intensieve O&O, lange ontwikkelingstijden en zeer hoge investeringsbehoeften. Door het gecombineerde effect van een hevige concurrentie, het strategische belang van deze sectoren en steeds strengere milieueisen moet voortdurend naar een nog hoger technologisch niveau worden gestreefd door de OTO-inspanningen in Europa te consolideren en te concentreren, met een betere dienstverlening aan de samenleving als uiteindelijke doelstelling.

De planning van het luchtvaartonderzoek zal plaatsvinden op basis van een strategische onderzoekagenda (Strategic Research Agenda - SRA) die door alle belanghebbenden op Europees niveau wordt overeengekomen in het kader van de nieuwe Adviesraad voor luchtvaartonderzoek in Europa; deze agenda zal ook de basis vormen voor de planning van nationale programma's. Deze aanpak moet leiden tot meer complementariteit en samenwerking tussen de nationale en communautaire initiatieven op dit gebied. De Europese Ruimtevaartstrategie zal dienen als ijkpunt voor de planning van het ruimtevaartonderzoek, met als doel de belangrijkste spelers te betrekken bij projecten van gemeenschappelijk belang; er zal worden gezorgd voor nauw overleg met andere actoren die OTO-activiteiten ontplooien, zoals ruimtevaartagentschappen, Eurocontrol en de industrie. Voorts zal worden nagegaan op welke wijze de desbetreffende artikelen van het Verdrag optimaal kunnen worden toegepast ter ondersteuning van deze initiatieven.

Onderzoekprioriteiten

i) Luchtvaart

In hun verslag "Vision 2020" hebben vooraanstaande Europese industriëlen in deze sector met nadruk gewezen op de noodzaak de communautaire en nationale onderzoekinspanningen optimaal vorm te geven rond een gemeenschappelijke visie en een strategische onderzoekagenda. Met deze aanpak als uitgangspunt zal het onderzoek worden toegespitst op de volgende vier hoofdstromen. Het onderzoekgebied zal middelgrote en grote commerciële vliegtuigen omvatten, met inbegrip van de systemen en componenten daarvan, alsook de aan boord geïnstalleerde en op de grond opererende onderdelen van luchtverkeersbeheersystemen.

- Versterking van de concurrentiepositie: het is de bedoeling de drie sectoren van de vliegtuigbouw, namelijk de fabricage van casco's, motoren en uitrusting, in staat te stellen hun concurrentiepositie te verbeteren door de ontwikkelingskosten en de directe exploitatiekosten van vliegtuigen op korte termijn met 20% en op lange termijn met 50% terug te dringen, en tevens het comfort van de passagiers te verbeteren.

Het onderzoek zal worden geconcentreerd op: geïntegreerde ontwerpsystemen en processen voor de realisering van het verruimde concept van op verschillende locaties gevestigde ondernemingen, alsook voor intelligentere productietechnologieën; nieuwe vliegtuigconfiguraties, geavanceerde aërodynamica, materialen en structuren, motortechnologieën; mechanische, elektrische en hydraulische systemen; verbeterde omgevingsfactoren in de cabine en gebruik van multimediadiensten ter verbetering van het comfort van de passagiers.

- Beperking van het milieueffect van motoremissies en lawaai. Wat emissies betreft, wordt ernaar gestreefd de doelstellingen van Kyoto te halen en de toekomstige toename van het luchtverkeer te compenseren door de CO2-uitstoot op lange termijn met 50% en de NOx-uitstoot op korte termijn met 20% en op lange termijn met 80% terug te dringen. Wat lawaai betreft, is het de bedoeling om ter beperking van de lawaaihinder rond luchthavens de geluidsniveaus op korte termijn met 4 à 5 dB en op lange termijn met 10 dB terug te dringen.

Bij het onderzoek zal het accent komen te liggen op ontwerpen voor verbrandings- en aandrijvingssystemen met lage emissies, motortechnologie en daarmee samenhangende regelsystemen, aërodynamische ontwerpen met een lage luchtweerstand, lichtgewicht vliegtuigstructuren en hittebestendige materialen, alsook verbeterde operationele vliegprocedures; motor- en krachtbrontechnologieën, op beperking van vliegtuiglawaai gerichte akoestiektoepassingen, geavanceerde lawaaibeheersingssystemen, alsook nieuwe operationele vliegprocedures die moeten worden gevolgd in de nabijheid van luchthavens.

- Verbetering van de veiligheid van vliegtuigen. De doelstelling is het percentage ongevallen op korte termijn tot de helft en op lange termijn tot eenvijfde terug te brengen, als compensatie voor het effect van de groei van het luchtverkeer.

Wat preventieve veiligheidsmaatregelen betreft, zal het onderzoek worden toegespitst op: onderzoek naar systemische veiligheidsmodellen, verbetering van fouttolerante systemen en een ergonomisch stuurcabineontwerp die bij de bemanning het gevoel moeten versterken dat zij de situatie onder controle heeft. Bij het onderzoek naar beperking van de gevolgen van ongevallen zal het accent liggen op verbeterde materialen en structuren, alsook geavanceerde veiligheidssystemen.

- Vergroting van de operationele capaciteit en de veiligheid van het luchtvervoersysteem. Het doel is het gebruik van het luchtruim en luchthavens te optimaliseren en bijgevolg vertragingen bij vluchten te beperken door middel van een naadloos geïntegreerd Europees luchtverkeersbeheersysteem dat het gemakkelijker moet maken het initiatief voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim tot een goed einde te brengen.

Het onderzoek zal worden toegespitst op geautomatiseerde hulpmiddelen, communicatie-, navigatie- en toezichtssystemen aan boord en op de grond, alsook op operationele vliegprocedures die de invoering van nieuwe begrippen waaronder het begrip "vrije vlucht" in het toekomstige Europese vliegverkeersbeheersysteem mogelijk moeten maken.

ii) Ruimtevaart

Het is de bedoeling een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de Europese Ruimtevaartstrategie, met name door in samenwerking met de ESA en de lidstaten de inspanningen te bundelen en te concentreren op een klein aantal gezamenlijke activiteiten van gemeenschappelijk belang. De nadruk zal daarbij komen te liggen op activiteiten die een aanvulling vormen op die van de ruimtevaartagentschappen (integratie van terrestrische en ruimtesystemen/diensten en demonstratie van end-to-end-diensten). De volgende onderzoekinitiatieven en -gebieden zullen hierbij aan bod komen:

- Galileo: het Europees satellietnavigatiesysteem GALILEO, dat door de Gemeenschappelijke Onderneming in nauwe samenwerking met het Europees Ruimteagentschap is ontwikkeld, zal in 2008 volledig operationeel zijn. Van de door deze infrastructuur geleverde diensten zal bij een breed scala aan activiteiten binnen de Europese samenleving gebruik worden gemaakt. De beschikbaarheid van nauwkeurige navigatie- en tijdsbepalingsdiensten zal ingrijpende effecten hebben op een groot aantal gebieden.

Het is van belang in Europa de nodige kennis en deskundigheid op te bouwen om deze opkomende technologie zo efficiënt mogelijk te benutten.

Het onderzoek zal worden toegespitst op de ontwikkeling van multisectorale concepten, systemen en instrumenten die steunen op nauwkeurige navigatie- en tijdsbepalingsdiensten; de verbreiding van samenhangende en naadloos geïntegreerde diensten van hoge kwaliteit in alle omgevingen (steden, het binnen- en buitenmilieu, land, zee, lucht, enz.) in synergie met de verstrekking van andere diensten (telecommunicatie, surveillance, observatie, enz.).

- GMES: het doel is de markt voor satellietgebaseerde informatiediensten te stimuleren door de ontwikkeling van technologieën die de kloof tussen vraag en aanbod moeten overbruggen.

Het onderzoek zal worden toegespitst op sensoren, data en informatiemodellen, al dan niet in Europa ontwikkeld, alsook op de ontwikkeling van prototypes van operationele diensten waarvoor een specifieke vraag bestaat (bijvoorbeeld in de sfeer van mondiaal milieu, landgebruik, verwoestijning, rampenbeheer). Voor het onderzoek, dat onder andere betrekking zou hebben op dataverwerving voor en samenstelling en kwalificatie van modellen waarbij in de ruimte en op aarde verkregen gegevens worden gecombineerd binnen een geïntegreerd operationeel informatiesysteem, zou gebruik worden gemaakt van bestaande satellietgegevens, bijvoorbeeld die welke worden geleverd door Envisat, toekomstige Earth Watch-projecten en andere systemen.

- Satelliet-telecommunicatie: satellietcommunicatie dient te worden geïntegreerd in het bredere gebied van telecommunicatiesystemen, met name terrestrische systemen [17].

[17] Gezien de nauwe banden tussen communicatiesatellieten en terrestrische technologie worden de desbetreffende werkzaamheden behandeld binnen de context van de activiteiten van het prioritaire thematische onderzoekgebied "Technologieën voor de informatiemaatschappij".

1.1.5 Voedselveiligheid en gezondheidsrisico's

Dit prioritair thematisch gebied is erop gericht, gezondheid en welzijn van de Europese burger te garanderen door een beter inzicht in de manier waarop de samenstelling van het voedselpakket alsook milieufactoren de menselijke gezondheid beïnvloeden, en de burger te voorzien van veiligere en gezondheidsbevorderende levensmiddelen, met inbegrip van vis, schelp- en schaaldieren, die worden toegeleverd vanuit geïntegreerde productiesystemen in de landbouw en de visserij waarop een sluitende controle wordt uitgeoefend. Door de klassieke "van grond tot mond"-benadering om te keren, moet dit prioritair thematisch gebied ervoor zorgen dat de bescherming van de consument de belangrijkste drijfveer wordt voor de totstandbrenging van nieuwe en veiligere voedingsmiddelen- en diervoederproductieketens.

Deze benadering, waarbij wordt uitgegaan van het perspectief van de eindverbruiker, komt duidelijk tot uiting in de zeven specifieke onderzoekdoelstellingen. Er zal prioriteit worden gegeven aan een geïntegreerde aanpak van het onderzoek dat de grenzen tussen de specifieke doelstellingen overschrijdt.

Onderzoekprioriteiten

- Epidemiologie van aandoeningen in verband met de voeding en genetische aanleg: doel is, de complexe interacties tussen omvang en samenstelling van het voedsel pakket en metabolisme, immuunsysteem, genetische achtergrond en milieufactoren te onderzoeken teneinde de belangrijkste risicofactoren in kaart te brengen en gemeenschappelijke Europese databanken op te zetten.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: epidemiologische studies van de effecten van voedingspatroon, samenstelling van het voedselpakket en leefgewoonten op de gezondheid en het al dan niet tot ontwikkeling komen van specifieke ziekten, allergieën en stoornissen; methoden voor het bepalen en analyseren van de samenstelling van het voedsel en de voedselopname, risico-evaluatie, epidemiologische modellen en interventiemodellen; onderzoek van de invloed van de genetische variabiliteit met behulp van nieuwe gegevens uit de functionele genomica.

- Effect van de voeding, met name van producten die genetisch gemodificeerde organismen bevatten, op de gezondheid: doel is, de wetenschappelijke basis te leggen voor een verbetering van de gezondheid via het voedingspatroon en nieuwe gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen te ontwikkelen op basis van een beter inzicht in het voedingsmetabolisme, daarbij gebruik makend van de mogelijkheden die thans door de proteomica en de biotechnologie worden geboden.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: het geheel van de relaties tussen voedingspatroon en gezondheid, samenstelling van de voeding, effecten van ziekteverwekkers, chemische verontreinigingen en prionen op de lichaamsfuncties; ziektepreventie; behoeften aan voedingsstoffen en gezondheidsbevorderende interventiestrategieën; factoren die de attitudes van de consument ten aanzien van voedingsmiddelen en de productie daarvan bepalen; gezondheidsbevorderende eigenschappen van voedingsmiddelen; methodologieën voor het afwegen van de risico's en voordelen van voedingsstoffen en biologisch actieve substanties; specifieke kenmerken van verschillende leeftijdscategorieën en met name van de oudere consumenten.

- Procédés voor "traceerbaarheid", met name van genetisch gemodificeerde organismen, met inbegrip van systemen op basis van recente ontwikkelingen in de biotechnologie: doel is, een solide wetenschappelijke en technologische basis te verschaffen voor de volledige traceerbaarheid van levensmiddelen, vanaf het stadium van het onbewerkte uitgangsmateriaal tot dat van het voedingsmiddel in het winkelrek, en aldus het vertrouwen van de consument in de voedselvoorziening te vergroten.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: ontwikkeling, validering en harmonisatie van technieken en methoden om de volledige traceerbaarheid in alle stadia van de agro-voedingsketen te garanderen; opschaling, implementatie en validering van methoden in complete voedingsketens; waarborging van authenticiteit; juistheid van etikettering en nieuwe HACCP-criteria.

- Methoden voor de analyse en de opsporing van chemische verontreinigingen en pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, parasieten en prionen): doel is, bij te dragen tot de ontwikkeling, verfijning, validering en harmonisatie van betrouwbare en kosteneffectieve bemonsterings- en beproevingsstrategieën die het mogelijk maken om de veiligheid van de in de handel verkrijgbare voedingsmiddelen en diervoeders te controleren en te garanderen dat correcte gegevens beschikbaar zijn voor de risicoanalyse.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: analyse- en detectiemethoden en normen voor de aanwezigheid van ziekteverwekkers en chemische ongerechtigheden in levensmiddelen, met inbegrip van prenormatieve aspecten; modellering en ontwikkeling van manieren om de bestaande preventie-, beproevings- en beheersingsstrategieën te verbeteren; detectietests en geografische kartering van prionen; materiële overdracht van prionen en milieu-invloeden.

- Methoden voor een veiligere productie van gezondere levensmiddelen, onder andere op basis van biotechnologie en procédés uit de biologische landbouw: doel is, minder inputs vereisende landbouwsystemen en betere verwerkingsprocessen te ontwikkelen met het oog op de productie van veiligere en gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en diervoeders, en de kwaliteit van die voedingsmiddelen en diervoeders met behulp van innovatieve technologieën te verbeteren.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: separate en vergelijkende evaluaties van de veiligheid, kwaliteit en concurrerendheid van traditionele, biologische en op GGO's gebaseerde productie- en verwerkingsprocédés en de levensmiddelen welke deze opleveren, en de verbetering daarvan middels een verhoogd dierenwelzijn en verbeteringen qua veehouderij en afvalbeheer; aangepaste productiemethoden en innovatieve technologieën.

- Effecten van diervoeders en van het gebruik van bijproducten in diervoeders op de menselijke gezondheid: doel is, een beter inzicht te krijgen in de rol die diervoeders spelen in de voedselveiligheid, de toepassing van onwenselijke uitgangsmaterialen te verminderen en nieuwe alternatieve grondstoffen voor diervoeders te ontwikkelen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: epidemiologische studies van via levensmiddelen overgedragen ziekten die hun oorsprong vinden in diervoeders; invloed van uitgangsmaterialen, met inbegrip van afvalstoffen en bijproducten van diverse herkomst, verwerkingsprocédés, additieven en aan diervoeders toegevoegde diergeneesmiddelen op de gezondheid van mensen en dieren; verbeterd afvalbeheer, teneinde te garanderen dat specifiek afgekeurd materiaal en materiaal waaraan een hoog risico is verbonden, buiten de voedselketen worden gehouden; nieuwe eiwit-, vet- en energiebronnen (alternatieven voor vleesbeendermeel) voor de optimale groei en reproductie van landbouwhuisdieren en voor een optimale levensmiddelen kwaliteit.

- Milieurisico's voor de gezondheid: doel is, de milieufactoren in kaart te brengen die de gezondheid ongunstig kunnen beïnvloeden, een beter inzicht te verwerven in de betrokken mechanismen en te bepalen hoe de betrokken effecten en risico's kunnen worden voorkomen of geminimaliseerd.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: identificatie van de causale factoren - met inbegrip van verontreinigende stoffen - en de fysiologische mechanismen van door het milieu veroorzaakte gezondheidseffecten; inzicht in de blootstellings mechanismen en kwantitatieve studie van cumulatieve, sub-acute en gecombineerde blootstelling; langetermijneffecten; omschrijving en bescherming van vatbare bevolkingsgroepen; milieufactoren en mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de toename van allergieën; effecten van stoffen die de hormoonhuishouding verstoren; chronische chemische verontreiniging en blootstelling aan combinaties van milieufactoren; ziekteoverdracht via water (parasieten, virussen, bacteriën, enz.).

1.1.6 Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem

Het Verdrag bepaalt dat duurzame ontwikkeling een van de kerndoelstellingen van de Europese Gemeenschap is. Klimaatverandering, veiligheid van de energievoorziening, duurzaam vervoer, natuurbescherming en de wisselwerking van een en ander met menselijke activiteiten vormen de aandachtspunten in deze onderzoeksactie. De activiteiten op dit prioritair gebied zijn erop gericht, de wetenschappelijke en technologische capaciteit die Europa nodig heeft om een duurzame-ontwikkelingsmodel in de praktijk te kunnen brengen, te versterken en een belangrijke bijdrage te leveren aan de inspanningen op internationaal niveau om de veranderingen in het aardsysteem te begrijpen en te beheersen en het evenwicht in de ecosystemen te bewaren.

1.1.6.1 Technologieën voor duurzame ontwikkeling

Als strategische doelstellingen gelden de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en verontreinigende stoffen, het veilig stellen van de energievoorziening en de totstandbrenging van een evenwichtige mix van vervoersvormen, dit alles in combinatie met het vergroten van het concurrentievermogen van de Europese industrie. De verwezenlijking van deze korte-termijndoelstellingen vereist een grootschalige onderzoekinspanning die de ontplooiing van de technologieën die momenteel reeds worden ontwikkeld, bevordert en ervoor zorgt dat het energie consumptiepatroon en de vraag naar vervoer worden bijgestuurd. Op langere termijn vereist de totstandbrenging van duurzame ontwikkeling een niet minder grote OTO-inspanning, wil men kunnen garanderen dat duurzame energiebronnen, waterstoftechnologie en intrinsiek schone brandstofcellen beschikbaar komen onder economisch aantrekkelijke voorwaarden en dat eventuele belemmeringen voor de toepassing ervan uit de weg worden geruimd.

Onderzoekprioriteiten

i) Onderzoekactiviteiten met effecten op korte en middellange termijn

De communautaire OTO-activiteit kan een van de belangrijkste hefbomen zijn voor het teweegbrengen van een substantiële verandering in het huidige niet-duurzame ontwikkelings patroon, dat wordt gekenmerkt door toenemende afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen, een gestaag groeiende vraag naar energie, een alsmaar acuter wordende oververzadiging van het vervoersysteem en toename van de CO2-uitstoot. Het communautaire OTO kan namelijk nieuwe technologische oplossingen aanbrengen die op korte en middellange termijn gunstige effecten hebben op het gedrag van de consument en de gebruiker. Verwacht wordt dat voorstellen voor technologische oplossingen zullen voortkomen uit, en worden gedemonstreerd in het kader van, proefprojecten waarbij ook de consumenten/gebruikers worden betrokken en waarin niet alleen aan technische, maar ook aan organisatorische, institutionele, financiële en maatschappelijke aspecten aandacht wordt besteed.

- Duurzame energiebronnen, efficiënter en schoner gebruik van energie, vooral in stedelijke gebieden, nieuwe concepten voor energie-efficiënt en schoner vervoer: doel is, energie-efficiënte technologieën te ontwikkelen die de vraag naar fossiele brandstoffen doen dalen, zulks door middel van het stimuleren van energiezuinig gedrag bij uiteenlopende gebruikersdoelgroepen, zodat tegen 2010 een energie besparing van 12% wordt gerealiseerd, en voorts een verschuiving in de samenstelling van het energie bronnenpakket teweeg te brengen ten gunste van duurzamere energiesystemen, bijvoorbeeld warmte/kracht-systemen en systemen die gebruik maken van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen, zodat het aandeel van duurzame energiesystemen van 6% wordt verhoogd tot 12% in 2010.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de verhoging van rendabiliteit en betrouwbaarheid van de belangrijkste nieuwe en duurzame energiebronnen en de combinatie daarvan met traditionele grootschalige en decentrale energieopwekking; energie-efficiënte gebouwen, stadsverwarmingsystemen en warmte/kracht-koppeling; op de vraagzijde gerichte acties ter vermindering van het gas- en elektriciteitsverbruik; nieuwe vormen van schoon stedelijk vervoer; rationalisering van het gebruik van de particuliere auto; integratie van nieuwe concepten voor energie-efficiënte voertuigen en nieuwe/alternatieve brandstoffen.

- Duurzaam vervoer: in het gemeenschappelijk vervoerbeleid wordt ervan uitgegaan dat de vraag naar goederen- en personenvervoer in de Europese Unie tegen 2010 respectievelijk met 38% en 24% zal toenemen (ten opzichte van het referentiejaar 1998). Deze toename zal door de nu reeds oververzadigde vervoernetwerken moeten worden opgevangen, waarbij - als men de huidige trends mag extrapoleren - het aandeel van de minder duurzame vormen van vervoer nog dreigt toe te nemen. Het doel is dan ook tweeërlei: enerzijds de verkeerscongestie bestrijden, en anderzijds de voortzetting van bedoelde onduurzame trends vertragen of zelfs ombuigen door middel van een bijstelling van het evenwicht tussen de diverse vervoersvormen. Via acties op korte en middellange termijn zullen nieuwe concepten en technieken worden ontwikkeld en in het vervoersysteem worden geïntegreerd.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: veiliger en milieuvriendelijker vervoer, in het bijzonder over de weg en over zee; integratie van intelligente vervoersystemen met het oog op een doeltreffend beheer van de infrastructuur; totstandbrenging van de voorwaarden waaronder interoperabiliteit van spoorwegnetten mogelijk wordt; ontwikkeling van intermodaal vervoer van goederen en personen, met name door een beter beheer van de logistieke aspecten en door standaardisering van de laadeenheden.

ii) Onderzoekactiviteiten met effecten op langere termijn

Het doel op langere termijn is de ontwikkeling van duurzame energiebronnen, waterstof technologieën en - intrinsiek schone - brandstofcellen die zich goed laten integreren in een duurzame mix van energiebronnen voor zowel stationaire toepassingen als toepassingen in het vervoer. Een en ander moet resulteren in een verdere vermindering van de uitstoot van broeikasgassen na de Kyoto-deadline van 2010. Opdat deze technologieën in de toekomst op grote schaal kunnen worden ontplooid, zijn een significante verlaging van de daaraan verbonden kosten en een algehele verbetering van hun concurrerendheid ten opzicht van traditionele energiebronnen vereist.

- Brandstofcellen: het betreft een opkomende technologie waarvan wordt aangenomen dat zij op langere termijn in ruime mate de stookinstallaties zal vervangen die thans in de industrie, voor de verwarming van gebouwen en in het wegvervoer worden toegepast. Brandstofcellen hebben namelijk een beter energetisch rendement, veroorzaken minder verontreiniging en zijn potentieel goedkoper. Op langere termijn wordt gestreefd naar een kostprijs van 50 euro/kW voor het wegvervoer en 300 euro/kW voor zeer duurzame stationaire toepassingen en brandstof cellen/elektrolytische cellen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: kostprijsverlaging van de productie van brandstofcellen en toepassingen in gebouwen, vervoer en decentrale elektriciteits productie; geavanceerde materialen voor brandstofcellen voor de genoemde toepassingen die bij hoge en lage temperaturen functioneren.

- Waterstof: ervoor zorgen dat waterstof een vaste plaats verovert in het energie landschap is een kernelement van de totstandbrenging van de toekomstige duurzame energie-economie. Op lange termijn wordt gestreefd naar een situatie waarin de energiekostprijs van waterstof vergelijkbaar is met die van traditionele brandstoffen exclusief accijnzen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: schone en rendabele productie van waterstof uit fossiele brandstoffen (met inbegrip van het afvangen en ondergronds opslaan van CO2); economisch rendabele waterstofproductie door elektrolyse op basis van duurzame energie en kernenergie; infrastructuur voor de waterstoftechnologie, met inbegrip van vervoer, distributie, opslag en gebruik.

- Fotovoltaïsche zonne-energietechnologieën en gebruik van biomassa: zonnecellen kunnen op langere termijn wellicht een belangrijke bijdrage leveren tot de communautaire en mondiale energievoorziening. Thans is het zaak, de belangrijke hinderpaal uit de weg te ruimen die wordt gevormd door de hoge investeringskosten. Die kosten moeten tot een kwart worden teruggebracht. Wat de toepassing van biomassa betreft, is het algemene doel ervoor te zorgen dat bio-energie met traditionele brandstoffen kan concurreren.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: (zonnecellen:) de hele productieketen van uitgangsmateriaal tot fotovoltaïsch systeem alsmede de integratie van zonnecellen in de leefomgeving en in grootschalige fotovoltaïsche systemen (in de orde van megawatts) voor de opwekking van elektriciteit; (biomassa:) het wegnemen van de barrières die het goed functioneren van de biomassatoeleverings- en -toepassingsketen in de weg staan, en wel op de volgende gebieden: stooktechnologieën, vergassingstechnologieën voor de productie van elektriciteit en H2/synthesegas en biobrandstoffen voor het vervoer.

1.1.6.2 Veranderingen in het aardsysteem

Het "Global Change"-thema betreft de complexe dynamische veranderingen die de fysische, chemische en biologische componenten van het aardsysteem (met inbegrip van de atmosfeer, de oceanen en het land) op diverse tijdschalen ondergaan, met name onder de invloed van menselijke activiteiten. Dit prioritair thematisch gebied heeft ten doel, bij te dragen tot ons vermogen om de veranderingen van het aardsysteem te observeren, te begrijpen en te voorspellen en - met name ten aanzien van de diverse types broeikasgassen - preventie-, schadebeperkings- en aanpassingsstrategieën te ontwikkelen in nauwe samenwerking met de desbetreffende internationale onderzoekprogramma's en in het kader van relevante internationale verdragen zoals het protocol van Kyoto. Om dit doel te bereiken kunnen het best activiteiten worden ontplooid die gericht zijn op de ontwikkeling van de gemeenschappelijke en geïntegreerde initiatieven die noodzakelijk zijn om duurzame ontwikkeling in de praktijk te brengen, rekening houdend met alle ecologische, economische en sociale aspecten en met de effecten van de veranderingen van het aardsysteem op alle landen en regio's van de wereld. Er wordt gestreefd naar convergentie van de Europese en nationale onderzoekinspanningen die moeten resulteren in onderling overeengekomen, wetenschappelijk onderbouwde duurzaamheids drempels en ramingsmethodieken; voorts zal internationale samenwerking worden aangemoedigd met het oog op de totstandkoming van gemeenschappelijke strategieën ten aanzien van "Global Change"-vraagstukken.

Onderzoekprioriteiten

- Effect en mechanismen van broeikasgasemissies op het klimaat en koolstofputten (oceanen, bossen, bodem): doel is, de veranderingen in het aardsysteem te observeren en te beschrijven, de voorspelling van de mondiale en regionale effecten daarvan te verfijnen, de mogelijkheden om de schade te beperken te evalueren en Europese wetenschappers een betere toegang te verschaffen tot de infrastructuur en samenwerkingsverbanden die bij het "Global Change"-onderzoek worden ingezet.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: inzicht in en kwantificering van veranderingen in de koolstof- en de stikstofcyclus, de rol van bronnen van de diverse broeikasgassen en van terrestrische en oceanische "putten"; invloeden van en op klimaatschommelingen en -trends, chemische processen in de oceaan en de atmosfeer, en wisselwerkingen daartussen; studie en voorspelling van mondiale klimaatveranderingen; met genoemde processen samenhangende verschijnselen zoals El Niño, de afbraak van ozon in de stratosfeer en veranderingen van het zeeniveau en de oceaanstromingen; consequenties.

- Watercyclus: doel is, de gevolgen van de veranderingen in het aardsysteem en met name de klimaatverandering op de watercyclus, de waterkwaliteit en de beschikbaarheid van water te analyseren en zo de basis te leggen voor de ontwikkeling van een beheersinstrumentarium dat de gevolgen van deze veranderingen kan helpen temperen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de effecten van klimaatverandering op hydrologische variabelen, de verspreiding van grondwater en oppervlaktewater, zoetwater- en wetland-ecosystemen en waterkwaliteit; de oceanen als motor van de mondiale watercyclus; beheerstrategieën en de effecten daarvan; scenario's met betrekking tot de toekomstige vraag naar en beschikbaarheid van water.

- Biodiversiteit, bescherming van genetische hulpbronnen, de werking van terrestrische en mariene ecosystemen en de interacties met menselijke activiteiten: doel is, te komen tot een beter inzicht in het functioneren van mariene en terrestrische ecosystemen en de daar voorhanden biodiversiteit, de effecten van menselijke activiteiten daarop beter te begrijpen en zoveel mogelijk te beperken en de duurzame beschikbaarheid van de natuurlijke hulpbronnen te garanderen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de bepaling en voorspelling van veranderingen in de biodiversiteit, structuur, werking en dynamiek van ecosystemen en ecosysteemfuncties; wisselwerkingen tussen samenleving, economie, biodiversiteit en habitats; geïntegreerd onderzoek van de factoren die bepalend zijn voor de biodiversiteit en tempering van biodiversiteitsverliezen; mogelijkheden inzake risicoevaluatie, beheer, behoud en herstel.

- Mechanismen van woestijnvorming en natuurrampen in verband met de klimaat verandering: doel is, de verbanden te verduidelijken tussen klimaatverandering enerzijds en de mechanismen van woestijnvorming en natuurrampen anderzijds, teneinde verbeteringen tot stand te brengen op het stuk van risico- en effectevaluatie en -voorspelling, beslissingsondersteunende methodologieën en strategieën voor duurzaam bodembeheer en beheer van kustgebieden.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: grootschalig geïntegreerd onderzoek van bodemverval en woestijnvorming in Europa en strategieën voor het voorkomen en bestrijden van deze processen; langetermijnprognoses voor de hydrogeologische risico's die samenhangen met de mondiale klimaatverandering; strategieën inzake monitoring, kartering en beheer van natuurlijke risico's; grotere paraatheid ten aanzien van natuurrampen en ruimere mogelijkheden om de effecten daarvan te verzachten.

- Observatiesystemen voor de mondiale klimaatverandering: doel is, systematische metingen van klimaatvariabelen te verrichten en aldus bij te dragen tot het onderzoek van de klimaatverandering, te zorgen voor betrouwbare, lange tijdreeksen van waarnemingen ten behoeve van de modellering en voorspelling van de mariene, terrestrische en atmosferische componenten van het aardecosysteem, gemeen schappelijke Europese databanken op te zetten en een bijdrage te leveren tot internationale programma's.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: bepalingen van de fundamentele parameters van het mariene, terrestrische en atmosferische systeem die noodzakelijk zijn voor het onderzoek van de mondiale klimaatverandering en het uitwerken van beheerstrategieën, alsook waarnemingen aan extreme fenomenen; grootschalige netwerken voor waarneming/bewaking/kartering/modellering (die worden afgestemd op de ontwikkelingen inzake GMES en het Europese onderdeel vormen van G3OS).

1.1.7 Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij

De Europese Raad van Lissabon heeft erkend dat de overgang naar een Europese op kennis gebaseerde maatschappij van invloed zal zijn op alle aspecten van het dagelijkse leven. De globale doelstelling is te voorzien in een betrouwbare kennisbasis voor het beheer van deze overgang, die concreet gestalte zal krijgen door beleid, programma's en maatregelen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, en individuele burgers, gezinnen en andere maatschappelijke kernen in staat te stellen om met kennis van zaken beslissingen te nemen.

Gezien de complexiteit, de omvang en de onderlinge samenhang van de problemen en vraagstukken op dit gebied, moet de gekozen onderzoekbenadering gebaseerd zijn op een sterk verbeterde onderzoekintegratie, multi- en transdisciplinaire samenwerking en op een actieve rol van de Europese onderzoekgemeenschap op het gebied van sociale- en menswetenschappen bij het zoeken naar mogelijke oplossingen. Tevens zullen de activiteiten de identificatie vergemakkelijken van maatschappelijke uitdagingen op middellange tot lange termijn, die voortvloeien uit onderzoek op het gebied van sociale en menswetenschappen. Daarnaast zorgen zij voor de actieve deelname van de belangrijkste maatschappelijke betrokkenen en voor de gerichte verspreiding van de uitgevoerde werkzaamheden. Teneinde de ontwikkeling van vergelijkend transnationaal en interdisciplinair onderzoek te ondersteunen en tegelijkertijd de diversiteit van de onderzoekmethodologieën in Europa te bewaren, is het verzamelen en analyseren van betrouwbaarder en beter vergelijkbare gegevens en de gecoördineerde ontwikkeling van statistieken en kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren - met name in de context van de nieuwe kennismaatschappij - op Europees niveau van essentieel belang.

Bij alle prioriteiten van dit programma zal worden gezorgd voor adequate coördinatie van de aspecten in verband met sociaal-economisch onderzoek en prognose.

Onderzoekprioriteiten

i) De Europese kennismaatschappij

De totstandbrenging van een Europese kennismaatschappij is voor de Europese Gemeenschap een duidelijke beleidsdoelstelling. Het onderzoek moet de noodzakelijke inzichten opleveren, op basis waarvan dit kan worden gerealiseerd op een wijze die aansluit bij specifieke Europese eisen en ambities.

- Verbetering van het genereren, verspreiden en gebruiken van kennis en de effecten daarvan op de economische en sociale ontwikkeling. Doelstelling is een duidelijker inzicht te krijgen in de kenmerken van kennis en het functioneren van kennis als openbaar en particulier goed, en de basis te leggen voor beleidsformulering en besluitvorming.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de kenmerken van kennis en het functioneren van kennis in relatie tot de economie, de maatschappij en innovatie; en de transformatie van economische en sociale instellingen; de dynamiek van productie, verspreiding en gebruik van kennis, de rol van kenniscodificatie en de effecten van ICT's; het belang van territoriale structuren en sociale netwerken in deze processen.

- Opties en keuzes voor de ontwikkeling van een op kennis gebaseerde maatschappij, ten dienste van de door de Top van Lissabon geformuleerde EU-doelstellingen: doelstelling is te komen tot een geïntegreerd inzicht van de wijze waarop een kennisgebaseerde maatschappij de maatschappelijke doelstellingen van duurzame ontwikkeling, sociale en territoriale samenhang en betere kwaliteit van leven kan bevorderen, rekening houdend met de verscheidenheid aan sociale modellen in Europa.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: kenmerken van een kennisgebaseerde maatschappij die aansluit bij Europese sociale modellen en de noodzaak om de kwaliteit van leven te verbeteren; sociale en territoriale samenhang, gender en verhoudingen tussen de generaties, en sociale netwerken; gevolgen van veranderingen voor werk en werkgelegenheid; toegang tot onderwijs en opleiding en permanente educatie.

- De verschillende wegen naar een kennismaatschappij. Doelstelling is een onderlinge vergelijking te maken van de in Europa gehanteerde benaderingen, om zodoende een betere basis te leggen voor het formuleren en uitvoeren van overgangsstrategieën naar een kennismaatschappij op nationaal en regionaal niveau.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: globalisering in relatie tot de drang naar convergentie; de implicaties voor regionale variatie; uitdagingen voor Europese samenlevingen als gevolg van de diversiteit van culturen en de toename van kennisbronnen; de rol van de media in deze context.

ii) Burgers, democratie en nieuwe vormen van governance

De werkzaamheden zijn gericht op de identificatie van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op veranderingen in governance en burgerschap, en van de effecten van deze veranderingen en de mogelijke opties om het democratisch gehalte van governance te verbeteren, conflicten op te lossen, mensenrechten te beschermen en rekening te houden met verschillen in culturele achtergrond en identiteit.

- De gevolgen van de Europese integratie en de uitbreiding voor governance en burgerschap: doelstelling is een duidelijk beeld te verkrijgen van de belangrijkste wisselwerkingen tussen Europese integratie en uitbreiding, en vraagstukken in verband met democratie, institutionele regelingen en het welzijn van de burger.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de verhoudingen tussen integratie, uitbreiding en institutionele verandering in historisch en vergelijkend perspectief; de gevolgen van een veranderende mondiale context en de rol van Europa; de consequenties van een uitgebreide Europese Unie voor het welzijn van haar burgers.

- Afbakening van gebieden van verantwoordelijkheid en nieuwe vormen van governance. Doelstelling is de ontwikkeling te ondersteunen van nieuwe vormen van governance op meerdere niveaus, waarin de verantwoordingsplicht en de legitimiteit centraal staan, en die voldoende robuust en flexibel zijn om de maatschappelijke veranderingen, bijvoorbeeld in verband met integratie en uitbreiding, te begeleiden en de doelmatigheid en de legitimiteit van het beleidproces te waarborgen.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de diverse territoriale niveaus en tussen publieke en private sectoren; democratische governance, representatieve instellingen en de rol van maatschappelijke organisaties; privatisering, algemeen belang, nieuwe benaderingen van regelgeving, corporate governance; implicaties voor juridische systemen.

- Veiligheidsvraagstukken in verband met conflictoplossing en het herstel van vrede en recht: doelstellingen zijn de ontwikkeling te ondersteunen van institutionele en maatschappelijke capaciteit op het vlak van conflictoplossing, factoren te identificeren die bepalend zijn voor het succes of het mislukken van conflictpreventie, en betere mogelijkheden te ontwikkelen voor bemiddeling bij conflicten.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: vroegtijdige identificatie van factoren die tot conflicten in of tussen landen kunnen leiden; vergelijkende analyse van procedures voor de preventie van en bemiddeling bij conflicten en het bereiken van rechtvaardige oplossingen op verschillende gebieden; de rol van Europa in dit opzicht in regionale en internationale arena's.

- Nieuwe vormen van burgerschap en identiteiten: doelstellingen zijn de betrokkenheid en participatie van de burgers in het Europese beleidsvormingsproces te bevorderen, en tot een beter begrip te komen van de percepties en de effecten van bepalingen met betrekking tot Europees burgerschap en mensenrechten en factoren die mobiliteit en coëxistentie van meerdere identiteiten mogelijk maken.

Het onderzoek wordt geconcentreerd op: relaties tussen nieuwe vormen van burgerschap, met inbegrip van de rechten van niet-burgers; tolerantie, mensenrechten, racisme en xenofobie; de rol van de media bij de ontwikkeling van een Europese publieke ruimte; de ontwikkeling van burgerschap en identiteiten in een context van culturele en andersoortige diversiteit en toenemende bevolkingsstromen; implicaties voor de ontwikkeling van een Europese op kennis gebaseerde maatschappij.

1.2. Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU

De activiteiten in dit kader hebben de volgende globale doelstellingen:

- Ondersteuning bieden voor het beleid op gebieden van groot belang voor de EU, en waar specifiek onderzoek, dan wel onderzoek dat dient ter aanvulling van het onderzoek in het kader van de prioritaire thematische gebieden, noodzakelijk is.

- Verkennen van nieuwe en actuele wetenschappelijke en technische problemen en mogelijkheden, met name binnen bepaalde interdisciplinaire en multidisciplinaire onderzoekgebieden, waar Europese maatregelen nuttig zijn met het oog op de mogelijkheden om strategische posities in grensverleggend onderzoek en nieuwe markten op te bouwen, of te anticiperen op belangrijke problemen waar de Europese samenleving mee wordt geconfronteerd.

Een gemeenschappelijk kenmerk van deze activiteiten is dat ze in een meerjarenperspectief worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften en standpunten van de belangrijkste betrokkenen (beleidsmakers, industriële gebruikersgroepen, groepen die zich met grensverleggend onderzoek bezighouden, enz.).

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek zal uit hoofde van zijn eigen programma een bijdrage leveren aan de doelstellingen van dit onderdeel van het specifieke programma, overeenkomstig zijn opdracht om de ontwikkeling van EU-beleid te ondersteunen.

i) Beleidsgeoriënteerd onderzoek en actuele thema's

Deze activiteiten hebben betrekking op twee categorieën van onderzoek:

- Onderzoek dat nodig is voor het ontwerp, de uitvoering en de follow-up van de toepassing van het beleid van de Gemeenschap, waarbij de belangen van mogelijke toekomstige leden van de Unie en die van de huidige lidstaten centraal staan; dit onderzoek kan onder andere omvatten:

- onderzoek ter ondersteuning van de uitvoering van gemeenschappelijk beleid, met inbegrip van onderzoek ten behoeve van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid;

- onderzoek ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap, onder andere in het kader van het zesde milieuactieprogramma [18] of het Groenboek "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" [19] en de doelstellingen van het gemeenschappelijk vervoerbeleid;

[18] COM(2001)31.

[19] COM(2000)769.

- onderzoek ter ondersteuning van belangrijke doelstellingen van de Gemeenschap, zoals die welke de Commissie heeft vastgesteld voor haar vijfjarige mandaat, en die welke zijn afgeleid van de beleidsoriëntaties van de Europese Raad, bijvoorbeeld in het kader van de Lissabon-strategie, met betrekking tot het economisch beleid, de informatiemaatschappij en e-Europe, het ondernemingsbeleid, het sociaal en werkgelegenheidsbeleid, onderwijs en cultuur, met inbegrip van de nodige statistische instrumenten en methodes;

- onderzoek ten behoeve van ander beleid van de Gemeenschap, met inbegrip van gebieden als gezondheid, met name volksgezondheid, regionale ontwikkeling, handel, externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking, en justitie en binnenlandse zaken.

- Onderzoek dat voorziet in de behoeften op bepaalde nieuwe interdisciplinaire en multidisciplinaire gebieden, of geavanceerde kennisgebieden, teneinde het Europese onderzoek te helpen om in te spelen op bepaalde belangrijke en onvoorziene ontwikkelingen, onder andere op terreinen die in verband staan met de prioritaire gebieden.

De activiteiten worden uitgevoerd op basis van een meerjarenprogrammering voor elk beleidsterrein en elk actueel thema dat als prioriteit is aangemerkt. Voor onderzoekbehoeften waarop reeds kan worden geanticipeerd, wordt in het begin reeds een meerjarenprogrammering vastgesteld, aangevuld met jaarlijkse evaluaties, met name voor die behoeften (voor zover relevant voor een onderzoekcategorie) waarop nog niet kan worden geanticipeerd.

- Voor activiteiten ter ondersteuning van communautair beleid wordt de evaluatie verricht door een gebruikersgroep waarin verschillende diensten van de Commissie vertegenwoordigd zijn, op basis van het advies van wetenschappelijke comités op de betrokken gebieden en van een onafhankelijke overlegstructuur, bestaande uit vooraanstaande wetenschappelijke en industriële deskundigen. Voor de identificatie van de behoeften vindt tevens ondersteuning plaats via een brede raadpleging van belanghebbende kringen in de EU en de met het kaderprogramma geassocieerde landen.

- De evaluatie door de gebruikersgroep gebeurt op grond van de bijdrage van de voorgestelde onderzoekthema's aan beleidsformulering en -ontwikkeling (bijvoorbeeld in verband met de voorbereiding van wetgevingsvoorstellen of belangrijke mijlpalen op het gebied) en van de hieronder genoemde algemene criteria;

- Voor activiteiten betreffende actuele thema's wordt de evaluatie verricht met ondersteuning door een onafhankelijke overlegstructuur, bestaande uit vooraanstaande wetenschappelijke en industriële deskundigen.

- Voor beide typen activiteiten is de beoordeling gebaseerd op de volgende criteria:

- de potentiële bijdrage van de voorgestelde onderzoekthema's aan het concurrentievermogen van de EU, de versterking van haar wetenschappelijke en technologische grondslagen en de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte;

- de wetenschappelijke relevantie en de haalbaarheid van de voorgestelde onderzoekthema's en benaderingen.

In het geval van een crisis, waardoor dringende en onverwachte onderzoekbehoeften ontstaan, kan de programmering worden gewijzigd via een spoedprocedure, waarbij dezelfde evaluatiecriteria worden toegepast.

De geprogrammeerde activiteiten worden uitgevoerd door middel van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. Ze hebben hoofdzakelijk de vorm van:

- gerichte specifieke projecten, in het algemeen van beperkte omvang, uitgevoerd in partnerschappen die qua omvang zijn afgestemd op de behoeften waarin moet worden voorzien;

- genetwerkte onderzoekactiviteiten op nationaal niveau, waar het beschikbaar maken van de bestaande capaciteiten in de lidstaten noodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Voor zover de beoogde doelstellingen het best langs deze weg kunnen worden verwezenlijkt, kan in bepaalde goed gemotiveerde gevallen in beperkte mate gebruik worden gemaakt van de instrumenten die op de prioritaire thematische gebieden worden gebruikt.

De voorstellen worden door de Commissie geselecteerd na een evaluatie door onafhankelijke deskundigen.

ii) Specifieke onderzoekactiviteiten voor het MKB

Doelstellingen

Kleine en middelgrote bedrijven (MKB's) zijn van cruciaal belang voor het Europese concurrentievermogen en de schepping van werkgelegenheid, niet alleen omdat ze de overgrote meerderheid van de ondernemingen in Europa vertegenwoordigen, maar ook omdat ze een bron van dynamiek en verandering in nieuwe markten zijn, met name waar het grensverleggende technologie betreft. Hoewel het MKB een heterogene gemeenschap is, worden alle kleine en middelgrote bedrijven geconfronteerd met toenemende concurrentie, als gevolg van de voltooiing van de Europese interne markt, en de noodzaak om voortdurend te innoveren en mee te gaan met de technologische vooruitgang. Afgezien daarvan is een toenemend aantal MKB's genoodzaakt en bereid om internationaal te gaan werken, op zoek naar nieuwe markten en commerciële mogelijkheden.

De deelname van het MKB vindt hoofdzakelijk plaats binnen de activiteiten die op de prioritaire thematische gebieden worden uitgevoerd in topnetwerken en geïntegreerde projecten. Daarnaast worden specifieke regelingen voor het MKB opgezet in de vorm van activiteiten voor collectief en coöperatief onderzoek. Deze zijn in de eerste plaats gericht op de grote groep MKB's die ruimte voor innovatie hebben maar over beperkte onderzoekmogelijkheden beschikken. De regeling voor coöperatief onderzoek zal echter worden uitgebreid om steun te kunnen bieden aan nieuwe, high-tech-MKB's, door middel van voorzieningen die speciaal op hun behoeften zijn toegesneden.

In totaal wordt ten minste 15% van de begroting voor het gedeelte "Integratie van het onderzoek" van dit programma toegewezen aan het MKB.

Collectief onderzoek

Collectief onderzoek is een vorm van onderzoek door OTO-actoren namens industriële associaties of groepen van bedrijven, ten behoeve van de uitbreiding van de kennisbasis van grote gemeenschappen van MKB's, om zodoende het algehele niveau van het concurrentievermogen te verbeteren. Uitgevoerd op Europese schaal, via substantiële projecten met een looptijd van verscheidene jaren, is dit een doelmatige manier om in te spelen op de technologische behoeften van belangrijke onderdelen van de industriële gemeenschap.

Deze maatregel, die gebaseerd is op regelingen die al in veel lidstaten bestaan, heeft ten doel de industriële groeperingen in staat te stellen onderzoekbehoeften te identificeren en te formuleren die een groot aantal MKB's op Europees niveau gemeenschappelijk hebben. Hierdoor moet de algehele Europese technologische grondslag van integrale industriële sectoren kunnen worden verbeterd. Door industriële groepen in verschillende landen onderling te koppelen en grotere projecten met een zwaardere verantwoordelijkheid voor projectcoördinatoren te financieren, zal dit bijdragen aan de structurering van het gehele collectief onderzoek, overeenkomstig de doelstellingen van de Europese Onderzoekruimte.

Collectieve onderzoekprojecten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:

- Onderzoek dat is toegespitst op gemeenschappelijke problemen/uitdagingen (bv. om aan regelgevingseisen te voldoen, milieuprestaties)

- Pre-normatief onderzoek (onderzoek dat de wetenschappelijke basis voor Europese normen en standaarden moet leggen)

- Onderzoek dat is gericht op de versterking van de technologische basis van specifieke sectoren

- Ontwikkeling van "technologische instrumenten" (bv. diagnose, veiligheidsapparatuur)

De projecten worden op basis van duidelijke richtlijnen beheerd door in Europa gevestigde industriële associaties of andere groepen, of door ten minste twee in verschillende Europese landen gevestigde nationale industriële associaties/groepen. Europese economische belangengroepen die de belangen van het MKB vertegenwoordigen komen eveneens in aanmerking. Een aan elk project verbonden "kerngroep" van MKB's zal toezicht houden op de voortgang van de definitiefase van het onderzoek na de verspreiding van de verkregen resultaten.

Er wordt een tweefasenbenadering overwogen voor de identificatie van de thema's en het selecteren van voorstellen (uitnodiging tot het indienen van conceptvoorstellen en, nadat de bij een eerste evaluatie geselecteerde voorstellen zijn uitgewerkt tot volledige voorstellen, evaluatie en selectie daaruit). De hoogte van de financiering en de contractuele regelingen met betrekking tot projecten voor collectief onderzoek, hangen af van de doelstellingen daarvan:

- Projecten ter versterking van het concurrentievermogen van een specifieke industriële sector, komen in aanmerking voor een bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 50% van de totale voor vergoeding in aanmerking komende kosten. In dergelijke gevallen is de contractpartij (de industriële groep) eigenaar van de resultaten.

- Projecten die een sterk wetgevende of op het openbaar welzijn gerichte inhoud hebben (bv. op het gebied van milieubescherming, verbetering van de volksgezondheid) komen in aanmerking voor een hogere financiering. In dergelijke gevallen ligt de nadruk op verspreiding van de onderzoekresultaten op Europese schaal.

In al deze gevallen is het de bedoeling dat de verspreiding van de resultaten binnen het MKB gebeurt via bijvoorbeeld speciale opleidings- en demonstratieactiviteiten ("take-up").

Coöperatief onderzoek

Coöperatief onderzoek is een constructie waarin een beperkt aantal in verschillende landen gevestigde MKB's, die specifieke problemen of behoeften hebben, het nodige onderzoek uitbesteden aan een OTO-uitvoerder, en daarbij eigenaar blijven van de verkregen resultaten. De projecten hebben een vrij korte looptijd en kunnen betrekking hebben op elk onderzoekthema of -gebied, afhankelijk van de specifieke behoeften en problemen van de betrokken MKB's. Andere (niet-MKB) ondernemingen en eindgebruikers kunnen ook deelnemen aan coöperatieve onderzoekprojecten, maar daarbij geldt wel de voorwaarde dat ze geen overheersende rol spelen en slechts beperkt toegang hebben tot de resultaten.

Jonge hightech MKB's, met inbegrip van "start-ups", kunnen genoodzaakt zijn om specifiek basisonderzoek uit te besteden om de kennisbasis van hun eigen onderzoekactiviteiten uit te breiden of te actualiseren. In dat geval kan een coöperatieve onderzoekconstructie worden gebruikt door één MKB-onderneming die samenwerkt met een OTO-uitvoerder uit een ander land die over de vereiste specialistische deskundigheid beschikt. In dergelijke gevallen zijn speciale bepalingen inzake de toegang tot de resultaten van toepassing.

Coöperatief onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een open uitnodiging tot het indienen van voorstellen. Onder deze activiteit valt ook de coördinatie van een specifiek netwerk van nationale contactpunten voor het MKB in de lidstaten en de geassocieerde landen, die MKB's op regionaal en nationaal niveau moeten voorzien van informatie en bijstand met betrekking tot hun deelname aan het kaderprogramma, met inbegrip van topnetwerken en geïntegreerde projecten. Een hechte coördinatie met de activiteiten op het gebied van economische en technologische informatieverzameling en met de innovatieondersteunende diensten, in het kader van "Onderzoek en innovatie", moet ervoor zorgen dat MKB's van al de geplande instrumenten en activiteiten gebruik kunnen maken.

iii) Specifieke activiteiten voor internationale samenwerking

De algemene doelstelling van de activiteiten voor internationale samenwerking uit hoofde van het kaderprogramma, is bij te dragen aan de opening van de Europese Onderzoekruimte op de rest van de wereld. Deze activiteiten vormen de specifieke bijdrage van het kaderprogramma aan deze opening, waarvoor de Gemeenschap en de lidstaten hun gezamenlijke inspanning moeten leveren.

De specifieke doelstellingen van deze activiteiten zijn:

- Europese onderzoekers en ondernemingen en onderzoekorganisaties uit de Unie en de met het kaderprogramma geassocieerde landen te helpen om toegang te krijgen tot kennis en deskundigheid elders in de wereld;

- een sterke en samenhangende Europese deelname mogelijk te maken aan onderzoekinitiatieven op internationaal niveau, om nieuwe kennis te verwerven of bij te dragen aan de oplossing van de grote mondiale problemen, bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid of milieu;

- wetenschappelijke en technologische ondersteuning te bieden voor de uitvoering van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap.

Naast de openstelling van de topnetwerken en de geïntegreerde projecten voor deelname van onderzoekers en instellingen uit derde landen, hebben de activiteiten voor internationale samenwerking de vorm van specifieke activiteiten.

Als ondersteuning voor het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, hebben deze specifieke activiteiten betrekking op drie groepen landen: de derde landen ronden de Middellandse Zee, Rusland en het GOS en de ontwikkelingslanden.

Ze worden ondernomen als aanvulling op de deelname van onderzoekers en entiteiten uit deze landen aan de topnetwerken en de geïntegreerde projecten, die voor hen openstaan en waaraan ze op verschillende manieren, afhankelijk van de thema's en de betrokken landen, kunnen deelnemen.

De onderzoekprioriteiten van deze categorie van activiteiten zijn gedefinieerd op basis van de belangen en de doelstellingen van het politieke partnerschap van de Gemeenschap met de verschillende groepen landen, en de speciale economische en sociale behoeften van die landen.

De prioriteiten betreffen meer in het bijzonder:

- voor de mediterrane derde landen, als ondersteuning bij de ontwikkeling van het Euro-mediterrane partnerschap, problemen op het gebied van milieu, gezondheid, waterbeheer, en bescherming van het culturele erfgoed;

- voor Rusland en de landen van het GOS, stabilisering van het O&O-potentieel, vraagstukken in verband met veranderingen in het industriële productiesysteem, de bescherming van milieu en gezondheid en diverse veiligheidsaspecten;

- voor de ontwikkelingslanden, problemen op het gebied van gezondheid en volksgezondheid, voedselveiligheid en rationeel gebruik van hulpbronnen.

Deze activiteiten worden uitgevoerd door middel van projecten voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie van beperkte omvang, maatregelen om de nationale inspanningen te coördineren en, waar nodig, specifieke ondersteunende maatregelen.

De samenwerkingsactiviteiten met Rusland en het GOS zullen met name worden ondernomen in het kader van de INTAS-structuur die door de Gemeenschap en de lidstaten gezamenlijk is opgezet.

In deze drie gevallen is één van de belangrijkste doelstellingen de versterking, stabilisering, ontwikkeling en aanpassing van de plaatselijke onderzoeksystemen.

De activiteiten uit hoofde van het kaderprogramma zijn dan ook gericht op de versterking van de coördinatie en de complementariteit met activiteiten die door middel van andere financiële instrumenten worden uitgevoerd, zoals het MEDA-programma voor de mediterrane derde landen, het Tacis-programma voor Rusland en de landen van het GOS, en het EOF (Europees ontwikkelingsfonds) en het ALA-fonds (Latijns-Amerika/Azië) voor de ontwikkelingslanden. Deze maatregelen kunnen daadwerkelijk bijdragen tot de ontwikkeling in deze landen van menselijke onderzoekpotentieel, onderzoekinfrastructuur en mogelijkheden voor innovatie en exploitatie van onderzoekresultaten.

2. Versterking van de grondslagen van de Europese Onderzoekruimte

De totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte is afhankelijk van de verbetering van de samenhang en de coördinatie van onderzoek- en innovatieactiviteiten en -beleid op nationaal, regionaal en Europees niveau.

De doelstellingen van de communautaire maatregelen op dit gebied zijn het stimuleren en ondersteunen van de programmacoördinatie en gezamenlijke activiteiten van lidstaten en Europese organisaties, en het ontwikkelen van een gemeenschappelijke kennisbasis die noodzakelijk is voor een samenhangende ontwikkeling van het beleid. De activiteiten kunnen worden uitgevoerd op elk wetenschappelijk en technologisch gebied, met inbegrip van de thematische prioritaire gebieden.

2.1 Coördinatie van onderzoekactiviteiten

Coördinatie van nationale activiteiten

Doelstelling is het aanmoedigen en ondersteunen van door verscheidene landen ondernomen initiatieven, op gebieden van gemeenschappelijk strategisch belang, om tussen de bestaande activiteiten synergie te ontwikkelen door coördinatie van de tenuitvoerlegging, wederzijdse openstelling en wederzijdse toegang tot onderzoekresultaten, en om gezamenlijke activiteiten te definiëren en uit te voeren.

Bij deze activiteiten gaat het om programma's of onderdelen van programma's, instrumenten, plannen of andere initiatieven op nationaal of regionaal niveau en met publieke financiering ter ondersteuning van OTO-werkzaamheden, de ontwikkeling van onderzoekmogelijkheden en de bevordering van innovatie. De activiteiten kunnen rechtstreeks worden uitgevoerd door overheidsinstanties of onderzoekagentschappen op nationaal of regionaal niveau of door middel van Europese samenwerkingsverbanden zoals de Europese Stichting voor Wetenschap (bv. in het kader van EUROCORES).

De Gemeenschap zal initiatieven aanmoedigen en ondersteunen die gericht zijn op het netwerken van nationale en regionale activiteiten en programma's, door ondersteuning van:

- de coördinatie van onafhankelijke activiteiten, met inbegrip van de wederzijdse openstelling daarvan;

- de voorbereiding en het beheer van gezamenlijke activiteiten.

Hiertoe zal de Commissie:

- Steun geven aan voorstellen die zijn geselecteerd na indiening in het kader van een open uitnodiging tot het indienen van voorstellen (2 beoordelingen per jaar). Zo nodig kunnen oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling worden gepubliceerd, gevolgd door specifieke uitnodigingen.

De voorstellen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld strategische studies en planning, raadpleging van de onderzoek- en innovatiegemeenschap, gezamenlijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en "peer review panels", uitwisseling en verspreiding van informatie en resultaten, programma-monitoring en -evaluatie, uitwisseling van personeel.

Bij de beoordeling van de voorstellen wordt in het bijzonder rekening gehouden met de volgende aspecten: de omvang van de beschikbaar gemaakte middelen, de wetenschappelijke en technologische relevantie en effecten, de verwachte verbetering in het gebruik van onderzoekmiddelen op Europees niveau en, in voorkomend geval, hun bijdrage aan de bevordering van innovatie.

- Een geïntegreerd informatiesysteem ontwikkelen, dat gemakkelijk toegankelijk en gebruiksvriendelijk is en regelmatig zal worden bijgewerkt, en dat relevante informatie biedt ten behoeve van:

- beleidsmakers en programmabeheerders: informatie over nationale onderzoekprogramma's, instrumenten, uitgevoerde en geplande onderzoekactiviteiten voor het identificeren van mogelijkheden voor coördinatie, netwerken en gezamenlijke initiatieven;

- de onderzoekgemeenschap: informatie over nationale of gezamenlijke programma's waaraan zij kunnen deelnemen.

Coördinatie op Europees niveau

Doelstelling is de complementariteit en synergie tussen activiteiten van de Gemeenschap uit hoofde van het kaderprogramma en die van andere Europese wetenschappelijke samenwerkingsorganisaties, alsmede tussen deze organisaties onderling, te verbeteren. Door betere coördinatie en samenwerking kunnen de Europese samenwerkingskaders een doelmatiger bijdrage leveren tot de algehele samenhang van de Europese onderzoekinspanningen en de totstandbrenging van een Europese Onderzoekruimte. Deelname van de Gemeenschap aan internationale activiteiten kan in goed gemotiveerde gevallen worden ondersteund.

- Activiteiten voor wetenschappelijke en technologische samenwerking in andere Europese samenwerkingskaders

COST is een al lang bestaand bottom-up-mechanisme dat de coördinatie en de uitwisseling tussen op nationaal niveau gesubsidieerde wetenschappers en onderzoekteams op verschillende gebieden vergemakkelijkt. COST kan alleen een kosteneffectieve bijdrage aan de onderzoekcoördinatie in de Europese onderzoekruimte blijven leveren, als de beheerregelingen aan de nieuwe context worden aangepast. Hiertoe moeten de aan COST deelnemende lidstaten een geschikte organisatie opzetten, waaraan uit hoofde van dit programma financiële steun kan worden verleend.

De coördinatie met EUREKA zal worden versterkt om de strategische samenhang en de complementariteit van de financiering te verbeteren, met name op de prioritaire thematische gebieden. Zo nodig worden er ook gezamenlijke informatie- en communicatieactiviteiten georganiseerd.

- Samenwerking en gezamenlijke initiatieven van gespecialiseerde Europese wetenschappelijke samenwerkingsorganisaties

Ten aanzien van thematische Europese organisaties, zoals CERN, ESA, ESO, EMBL, ESRF, ILL, zal de Gemeenschap specifieke initiatieven aanmoedigen en ondersteunen, ter verbetering van de samenhang en de synergie tussen de door deze organisaties ondernomen activiteiten onderling en met activiteiten van de Gemeenschap, met name door de ontwikkeling van gezamenlijke benaderingen en activiteiten met betrekking tot onderwerpen van gemeenschappelijk belang.

2.2 Samenhangende ontwikkeling van onderzoek- en innovatiebeleid

Doelstelling van de activiteiten op dit gebied is een samenhangende ontwikkeling van onderzoek- en innovatiebeleid in Europa te bevorderen door een vroegtijdige identificatie van uitdagingen en gebieden van gemeenschappelijk belang, en beleidsmakers op nationaal en communautair niveau te voorzien van kennis en besluitvormingsondersteunende instrumenten, die hun kunnen helpen bij het formuleren van beleid.

Hiertoe worden op de volgende gebieden activiteiten ondernomen:

- Analyses en studies; werkzaamheden met betrekking tot prognose, statistieken en wetenschap- en technologie-indicatoren

Deze activiteiten omvatten studies, analyses en prognoses met betrekking tot de wetenschappelijke en technologische activiteiten en het onderzoek- en innovatiebeleid in de context van de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte.

De activiteiten op het gebied van prognose omvatten met name de ontwikkeling van thematische dialoogplatforms en een kennisbasis voor gebruikers en producenten van prospectieve analyses, de toepassing van goede praktijken inzake methodologie en het voorbereiden van scenario's op middellange en lange termijn voor wetenschap en technologie in Europa.

De werkzaamheden met betrekking tot indicatoren omvatten onder andere de verdere ontwikkeling van relevante en geharmoniseerde indicatoren, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende dimensies van onderzoek en innovatie en hun effecten op de economie en de samenleving, bijvoorbeeld voor het vergelijken van de wetenschappelijke en technologische prestaties van lidstaten en regio's.

- Benchmarking van onderzoek- en innovatiebeleid op nationaal, regionaal en Europees niveau

De eerste benchmarkoefening van het OTO-beleid van de lidstaten, die in 2000 begon, zal medio 2002 worden afgerond. In het licht van deze oefening zal de methodologie van volgende benchmarkingrondes, met inbegrip van de indicatoren, worden aangepast; volgende benchmarkingrondes zullen een groter geografisch bereik hebben zodat ook de landen in het toetredingsproces en de geassocieerde landen kunnen meedoen, terwijl ook andere thema's aan de orde zullen komen. Speciale aandacht wordt gegeven aan de verspreiding en monitoring van de toepassing van de beste praktijken, in nauwe samenwerking met de lidstaten en de onderzoekactoren.

De lopende benchmarkingwerkzaamheden op het gebied van innovatie (het verzamelen van informatie over innovatiebeleid in Europa, ontwikkeling van het "innovatie-scorebord" en de organisatie van "peer reviews" van het innovatiebeleid door "themaclubs" van beleidsmakers) zullen worden uitgebreid in geografisch, sociaal - doordat de innovatie-stakeholders erbij worden betrokken - en regionaal opzicht.

- Het in kaart brengen van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit in Europa

De activiteiten voor het in kaart brengen van topkwaliteit in Europa zullen volgens de twee richtsnoeren worden uitgebreid, waarbij meer thema's aan de orde komen en de resultaten regelmatig worden bijgewerkt.

Speciale aandacht wordt gegeven aan een zeer brede verspreiding van de beschikbare informatie en aan de coördinatie op dit gebied met de activiteiten ter bevordering van de integratie van de onderzoekinspanningen in Europa.

- Verbetering van de regelgevings- en administratieve omgeving voor onderzoek en innovatie in Europa

Doelstelling is de regelgevings- en administratieve belemmeringen te onderzoeken en analyseren, teneinde goede beheerpraktijken te identificeren en te verspreiden en het formuleren van nieuwe benaderingen te bevorderen. Dit betreft onder andere de volgende gebieden: intellectuele en industriële eigendom; publiek-private verhoudingen met betrekking tot onderzoek en innovatie; de exploitatie en de verspreiding van kennis; regels inzake toegang tot nieuwe producten en diensten op de markt; mechanismen voor financiering van onderzoek en innovatie en aanmoediging van investeringen, met name door de private sector.

BIJLAGE II

INDICATIEVE VERDELING VAN HET BEDRAG

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III - MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

Teneinde de specifieke programma's uit te voeren, en overeenkomstig de besluiten van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte (2002/.../EG) en de regels voor deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten voor de verspreiding van onderzoekresultaten (2002/.../EG), zal de Commissie gebruik maken van diverse instrumenten.

De Commissie beoordeelt de voorstellen aan de hand van de in bovengenoemde besluiten opgenomen beoordelingscriteria, op hun relevantie voor de doelstellingen van het programma, hun wetenschappelijke en technologische topkwaliteit, hun meerwaarde voor de Gemeenschap en de beheercapaciteit van de deelnemers.

De communautaire bijdrage wordt toegekend overeenkomstig de bovengenoemde besluiten. Bij deelname van organisaties uit regio's met een ontwikkelingsachterstand bestaat de mogelijkheid dat aanvullende financiering uit de structuurfondsen wordt verleend binnen de grenzen van het communautaire kader voor staatssteun ten behoeve van onderzoek.

A. Nieuwe instrumenten [22]

[22] Alsmede de financiering van nationale programma's door verscheidene lidstaten, overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag.

A.1 Topnetwerken

Op de zeven prioritaire thematische gebieden van het kaderprogramma en, in goed gemotiveerde gevallen, op onderzoekgebieden die beantwoorden aan behoeften van het communautair beleid en op nieuwe geavanceerde gebieden, worden topnetwerken gevormd.

Doelstelling van dit instrument is de Europese wetenschappelijke en technologische topkwaliteit te versterken door middel van een geleidelijke en duurzame integratie van bestaande of nieuwe onderzoekcapaciteiten in Europa, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Elk netwerk is gericht op het verwerven van nieuwe kennis op een bepaald gebied, door bundeling van een kritische massa aan deskundigheid.

In het algemeen worden de netwerken opgezet rond een kerngroep van deelnemers, waar andere deelnemers aan kunnen worden toegevoegd. Deze zullen een aanzienlijk deel of zelfs hun gehele onderzoekactiviteit op het betrokken gebied integreren, om te komen tot een virtueel topcentrum. De activiteiten hebben vaak een multidisciplinair karakter, en zijn gericht op langetermijndoelstellingen en vooraf niet exact omschreven resultaten in termen van producten, procédés of diensten.

Naast deze geïntegreerde onderzoekactiviteiten, omvat het gezamenlijk activiteitenprogramma van het netwerk eveneens integratieactiviteiten alsmede activiteiten in verband met het verspreiden van topkwaliteit buiten het netwerk.

Met het oog op deze doelstellingen wordt in het netwerk het volgende uitgevoerd:

- Onderzoekactiviteiten die door de deelnemers worden geïntegreerd.

- Integratieactiviteiten die met name omvatten:

- aanpassing van de onderzoekactiviteiten van de deelnemers, teneinde de complementariteit daarvan te verbeteren;

- ontwikkeling en gebruik van elektronische informatie- en communicatiemiddelen en ontwikkeling van virtuele en interactieve werkmethodes;

- uitwisseling van personeel op korte, middellange en lange termijn, beschikbaar maken van plaatsen voor wetenschappers van andere leden van het netwerk, of hun opleiding;

- ontwikkeling en gebruik van gezamenlijke onderzoekinfrastructuur, en aanpassing van de bestaande faciliteiten met het oog op gemeenschappelijk gebruik;

- gezamenlijk beheer en exploitatie van de gegenereerde kennis, en maatregelen om innovatie te bevorderen.

- Activiteiten voor het verspreiden van topkwaliteit, die onder andere het volgende kunnen behelzen:

- opleiding van onderzoekers;

- communicatie over de resultaten van het netwerk en de verspreiding van kennis;

- diensten ter ondersteuning van technologische innovatie in het MKB, met name gericht op de acceptatie van nieuwe technologieën;

- analyses van wetenschappelijke/maatschappelijke onderwerpen in het verband met het onderzoek dat door het netwerk wordt uitgevoerd.

Bij het uitvoeren van een aantal van deze activiteiten (bv. de opleiding van onderzoekers), streeft het netwerk naar publiciteit door uitnodigingen tot het indienen van voorstellen te publiceren.

De grootte van het netwerk kan variëren afhankelijk van de betrokken gebieden en onderwerpen. In de regel zijn er ten minste zes deelnemers. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan een topnetwerk kan gemiddeld verscheidene miljoenen euro per jaar bedragen.

Voorstellen voor netwerken moeten de volgende elementen bevatten:

- een algemeen overzicht van het gezamenlijke activiteitenprogramma en de inhoud daarvan voor het eerste jaar, onderverdeeld in onderzoekactiviteiten, integratieactiviteiten en activiteiten voor het verspreiden van topkwaliteit;

- de rol van de deelnemers, waarbij wordt aangegeven welke activiteiten en middelen zij zullen integreren;

- de werking van het netwerk (coördinatie en beheer van activiteiten);

- het plan voor de verspreiding van kennis en perspectieven voor de exploitatie van de resultaten.

Het partnerschap kan zich binnen de grenzen van de oorspronkelijke communautaire bijdrage eventueel ontwikkelen door vervanging van deelnemers of toevoeging van nieuwe deelnemers. In de meeste gevallen gebeurt dit door publicatie van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

Het activiteitenprogramma kan jaarlijks worden bijgewerkt en een heroriëntatie van bepaalde activiteiten dan wel het initiëren van nieuwe, aanvankelijk niet geplande activiteiten behelzen, waarbij nieuwe deelnemers betrokken zijn. De Commissie kan uitnodigingen tot het indienen van voorstellen publiceren voor de toewijzing van aanvullende bijdragen voor de dekking van, bijvoorbeeld, een uitbreiding van de geïntegreerde activiteiten van het bestaande netwerk of de integratie van nieuwe deelnemers.

De financiële bijdrage van de Gemeenschap bestaat uit een bepaald bedrag dat gekoppeld is aan de uitvoering van een pakket van werkzaamheden en dat oorspronkelijk wordt berekend op basis van de middelen die bestemd zijn voor de uitvoering van het gezamenlijk activiteitenprogramma en dat jaarlijks wordt uitgekeerd, afhankelijk van de werkzaamheden en de financiële verslagen. Als aanvulling op de middelen van de deelnemers, moet dit bedrag voldoende zijn om de integratie te stimuleren, zonder dat daardoor een financiële afhankelijkheid ontstaat die de blijvende samenwerking binnen het netwerk in gevaar kan brengen.

A.2 Geïntegreerde projecten

Op de zeven prioritaire thematische gebieden van het kaderprogramma, en in goed gemotiveerde gevallen op onderzoekgebieden die beantwoorden aan de behoeften in verband met de uitvoering van het communautaire beleid en de behoeften op nieuwe en geavanceerde gebieden, worden geïntegreerde projecten uitgevoerd.

Doelstelling van dit instrument is een bijdrage te leveren aan het Europese concurrentievermogen of belangrijke maatschappelijke problemen op te lossen door de inzet van een kritische massa van OTO-middelen en -deskundigheid in Europa.

Elke geïntegreerd project zal dan ook gericht zijn op het verkrijgen van definieerbare wetenschappelijke en technologische resultaten die kunnen worden toegepast voor producten, procédés en diensten. De in het kader van een geïntegreerd project ondernomen activiteiten hebben per definitie duidelijk omschreven doelstellingen, ook in het geval van onderzoek waarvan de uitkomst onzeker is.

Als regel geldt dat de projectdeelnemers worden ingedeeld rond een kerngroep die bestaat uit de hoofddeelnemers. Alle activiteiten in het kader van een geïntegreerd project worden omschreven in het algemene raamwerk van een "uitvoeringsplan", dat activiteiten omvat met betrekking tot:

- onderzoek, technologische ontwikkeling en/of demonstratie;

- beheer, verspreiding en overdracht van kennis met het oog op de bevordering van innovatie;

- analyse en beoordeling van de betrokken technologieën en factoren in verband met de exploitatie daarvan.

Ter verwezenlijking van de doelstellingen kan het ook activiteiten omvatten met betrekking tot:

- de opleiding van onderzoekers, studenten, technici en leidinggevenden in het bedrijfsleven, met name voor het MKB;

- ondersteuning voor de acceptatie van nieuwe technologieën, in het bijzonder door het MKB;

- informatie en communicatie, en dialoog met het publiek over de wetenschap/maatschappij-aspecten van het onderzoek in het kader van het project.

De omvang van een geïntegreerd project kan variëren naar gelang van de thema's en onderwerpen, afhankelijk van de kritische massa die nodig is om de verwachte resultaten onder optimale omstandigheden te bereiken.

Met de gecombineerde activiteiten van een geïntegreerd project kan een bedrag van verscheidene miljoenen euro tot verscheidene tientallen miljoenen euro gemoeid zijn.

Meestal omvat een geïntegreerd project een reeks specifieke activiteiten met betrekking tot bepaalde aspecten van het onderzoek dat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken; deze activiteiten kunnen verschillen qua omvang en structuur, afhankelijk van de uit te voeren taken, en worden op sterk gecoördineerde wijze uitgevoerd. In bepaalde gevallen kan een geïntegreerd project echter ook de vorm hebben van één groot project met één enkele component.

Voorstellen voor geïntegreerde projecten behoren de volgende elementen te omvatten:

- de wetenschappelijke en technologische doelstellingen van het project;

- de grote lijnen en het tijdschema van het uitvoeringsplan, met bijzondere aandacht voor de afbakening van de diverse onderdelen;

- de uitvoeringsfasen en de daarvan verwachte resultaten;

- de rol van de deelnemers in het consortium en de specifieke deskundigheid van elk van de deelnemers;

- organisatie en beheer van het project;

- plan voor de verspreiding van kennis en de exploitatie van de resultaten;

- de raming van de totale begroting en de begroting voor de verschillende activiteiten, met inbegrip van een financieel plan waarin de verschillende bijdragen en de herkomst daarvan zijn aangegeven.

Binnen de grenzen van de aanvankelijke communautaire bijdrage kan het partnerschap zich eventueel ontwikkelen doordat deelnemers worden vervangen of nieuwe deelnemers worden toegevoegd. Meestal zal dit gebeuren via een publicatie van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

Het uitvoeringsplan wordt jaarlijks bijgewerkt. Deze bijwerking kan een heroriëntatie van bepaalde activiteiten en het initiëren van nieuwe activiteiten inhouden. Wanneer er in dat laatste geval een aanvullende bijdrage van de Gemeenschap vereist is, wijst de Commissie deze activiteiten en de deelnemers die deze zullen uitvoeren aan via een uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

De bijdrage van de Gemeenschap maakt deel uit van een financieringsplan, in het kader waarvan een beroep kan worden gedaan op andere financieringsregelingen, met name Eureka en de instrumenten van de EIB en het EIF. De bijdrage kan maximaal 50% van de totale projectbegroting bedragen, onderverdeeld in begrotingen per activiteit. De bijdrage wordt jaarlijks betaald op basis van het voorgestelde uitvoeringsplan en wordt bijgesteld afhankelijk van de werkzaamheden en de financiële verslagen.

A.3 Projecten voor collectief onderzoek

Deze projecten, die worden ondernomen op het gehele gebied van wetenschap en technologie, worden uitgevoerd door onderzoekorganisaties ten behoeve van industriële associaties of groeperingen, op gebieden en onderwerpen die van belang zijn voor een groot aantal MKB's die met gemeenschappelijke problemen te maken hebben.

B Andere instrumenten

Voor de uitvoering van het programma kan de Commissie tevens gebruik maken van:

- specifieke gerichte projecten, voor onderzoek en demonstratieactiviteiten op gebieden die beantwoorden aan de behoeften van het communautair beleid, nieuwe behoeften en specifieke internationale samenwerkingsactiviteiten.

- projecten voor coöperatief onderzoek, in het hele veld van wetenschap en technologie, om MKB's toegang te geven tot organisaties met de nodige onderzoekcapaciteiten voor het uitvoeren van specifieke onderzoekactiviteiten.

- coördinatie en specifieke ondersteunende activiteiten¸ voor de verwezenlijking van de in het programma aangegeven doelstellingen en met betrekking tot de behoefte van het communautair beleid, nieuwe behoeften, specifieke internationale samenwerkingsactiviteiten en de versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte.

- begeleidende maatregelen, door middel van aanvullende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma of ter voorbereiding van toekomstige activiteiten in het kader van het communautaire beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling.

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

Beleidsgebied(en): Onderzoek

Activiteit(en): Onderzoeksactiviteiten op grond van het EG-Verdrag

Benaming van de activiteit:

Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma 2002-2006 voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte

1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

Onderafdeling B6 6 Werkzaamheden onder contract: deze begrotingsplaatsen worden gepreciseerd aan het begin van de begrotingsprocedure 2003 rekening houdend met de ABB-nomenclatuur, die momenteel wordt uitgewerkt.

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1. Totale toewijzing voor de activiteit (deel B): 12 505 miljoen EUR aan VK

2.2. Duur:

2002-2006

2.3. Meerjarenraming van de uitgaven

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

in miljoen EUR (tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

Deze begrotingscategorie is niet van toepassing op dit gebied.

c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

|X| Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

| | Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

| | Inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

| | Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

|X| Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

Sommige Geassocieerde Staten dragen bij in de financiering van dit specifiek programma.

De associatieakkoorden zijn verbonden met een kaderprogramma, over de verlenging ervan wordt opnieuw onderhandeld na de vaststelling van het nieuwe kaderprogramma en het is dus niet mogelijk a priori de bedragen van deze ontvangsten te voorzien.

Conform artikel 27 van het Financieel Reglement kunnen sommige ontvangsten opnieuw worden aangewend.

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 166 van het EG-Verdrag

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte.

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Noodzaak van communautaire steunverlening

5.1.1 Doelstellingen

Zoals erkend werd op het hoogste politieke niveau op de Europese Raad van Lissabon, Feira, Nice en nog recentelijk in Stockholm blijkt onderzoek een centrale component te zijn van de kenniseconomie en -maatschappij, die zich op mondiale schaal ontwikkelen. De doelstelling die voor de EU in Lissabon werd vastgesteld is voor het komende decennium "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie te worden van de wereld, die in staat is duurzame economische groei te koppelen aan meer en betere banen en een grotere sociale cohesie". Meer dan ooit doet onderzoek zich gelden als een van de fundamentele motoren van de economische en sociale vooruitgang, een sleutelfactor van het concurrentievermogen van de ondernemingen, de werkgelegenheid en de leefkwaliteit. Wetenschap en technologie vormen bovendien centrale elementen in het beleidsontwikkelingsproces zowel op het niveau van de EU als op nationaal niveau.

Europa heeft echter nog steeds structurele zwaktes op onderzoeksgebied. Deze kunnen worden samengevat in vier hoofdpunten:

I. Ontoereikende en versnipperde investeringen in onderzoek en technologische ontwikkeling en meer in het algemeen in kennis (OTO, onderwijs en software), hetgeen leidt tot een achterstand ten opzichte van onze concurrenten. In 1999 heeft de EU 76 miljard EUR minder in onderzoek en ontwikkeling geïnvesteerd dan de VS. Zij ligt momenteel achter op haar concurrenten in termen van onderzoeksuitgaven in verhouding tot het BBP (in 1999, 1,9% in de EU tegenover 2,6% in de VS en 2,9% in Japan [23]). In 1999 investeerden de VS 9% in kennis, hetgeen meer is dan de EU (7,6%) en Japan (6,9%). En de kloof blijft dieper worden.

[23] Cijfer van 1998.

II. Ontoereikende personele middelen voor onderzoek. Onderzoekers vertegenwoordigen 5,3/1000 van de arbeidskrachten in de EU (1998), 7,4/1000 in de VS (1993) en 8,9/1000 in Japan (1998), waar de ondernemingen twee keer meer onderzoekers tellen. De directe overheidsuitgaven voor hoger onderwijs corresponderen met 0,9% van het BBP in de EU, 1,4% in de VS en 0,5% in Japan (1997).

III. Een beperkte capaciteit voor het omzetten van de wetenschappelijke doorbraken in innoverende en concurrerende producten en diensten, ondanks een uitstekende wetenschappelijke productie. Het aantal octrooien dat door Europese, Amerikaanse en Japanse octrooibureaus per miljoen inwoners werd toegekend bedraagt 32 in de EU, 49 in de VS en 88 in Japan. In 1998 vertoonde de handelsbalans voor hightech-producten van de EU een tekort van 28 miljard EUR (deze trend werd gedurende het gehele decennium bevestigd), terwijl die van de VS een tekort vertoonde van 8 miljard EUR en die van Japan een overschot van 39 miljard EUR. De investeringen in risicokapitaal in de speerpuntsectoren corresponderen met 80% in de VS en, hoewel in stijgende lijn, met slechts 26% in de EU en 23% in Japan.

IV. Een fragmentatie van het onderzoeksbeleid in Europa. De EU voert nog geen volwassen onderzoeksbeleid. De 15 nationale politieken coëxisteren naast elkaar en met het communautaire kaderprogramma zonder voldoende coördinatie onder elkaar om een doeltreffende mate van organisatie en exploitatie te bereiken. Dit gebrek aan coördinatie doet zich eveneens gelden inzake de installatie en doeltreffende exploitatie van onderzoeksinfrastructuren.

Om deze situatie te ondervangen heeft de Commissie een voorstel gedaan voor het creëren van een "Europese onderzoeksruimte"en hebben de Raad en het Parlement daar hun goedkeuring aan gehecht. De totstandbrenging ervan zal noodzakelijkerwijs het resultaat zijn van een gezamenlijke inspanning door de Gemeenschap, de lidstaten en de stakeholders op onderzoeksgebied. De kaderprogramma's voor onderzoek van de Gemeenschap (2002-2006) en de specifieke programma's zullen daaraan bijdragen, met name door het significante hefboomeffect ervan voor de integratie, coördinatie en structurering van het onderzoek in de EU en voor het versterken van de fundamenten van de Europese onderzoeksruimte.

Een structurele verandering van de W&T-structuur van de EU om de vermelde zwaktes te verhelpen vereist uitvoeringsmiddelen die aangepast zijn aan de doelstelling. De Commissie heeft een financiering van het kaderprogramma voorgesteld van 17,5 miljard EUR, hetgeen correspondeert met het vorige financieringsniveau, plus inflatie en groei (maar nog steeds slechts 5 à 6% van de overheidsuitgaven voor OTO vertegenwoordigt). De Commissie is van oordeel dat een dergelijk bedrag een waarneembaar effect op het onderzoekssysteem als zodanig kan hebben, minstens sommige algemene onderzoeksindicatoren kan verbeteren, en een significant effect kan teweegbrengen op de prioritaire gebieden van het kaderprogramma die groei in de EU zullen genereren. Globaal zal dit financieringsniveau het mogelijk maken gedurende de periode 2003-2006 de communautaire inspanning inzake OTO, uitgedrukt in percentage van het BBP, op zijn huidige niveau te handhaven.

Het plan is de kaderprogramma's ten uitvoer te leggen door middel van vijf specifieke programma's, waarvan er drie onder het Verdrag inzake de Europese Gemeenschap en twee onder het Verdrag inzake de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) vallen. Elk specifiek programma wordt vastgesteld overeenkomstig de aard van de ingezette instrumenten, de doelstellingen en de organisatie van het kaderprogramma:

- Een programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte" dat de werkzaamheden onder contract omvat die voorgesteld worden onder de titel "Integratie van het onderzoek" en onder de titel "Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoeksruimte", dat hiermee de activiteiten voor onderzoek en coördinatie verenigt.

- Een programma "Structureren van de Europese onderzoeksruimte", dat de horizontale, ondersteunende en structurerende activiteiten omvat.

- Twee programma's "Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO)", die de door het GCO respectievelijk op nucleair en niet-nucleair gebied uitgevoerde eigen activiteiten omvatten.

- Een programma "Kernenergie", dat de werkzaamheden onder contract op het gebied van kernenergie omvat.

Er is een duidelijke overeenkomst tussen de twee eerste programma's en de vier activiteiten vermeld in artikel 164 van het EG-Verdrag. De voor deze twee specifieke programma's nodig geachte bedragen zijn een afspiegeling van de overeenkomst in bijlage II bij het voorstel voor het kaderprogramma, enerzijds de respectieve aandelen van de diverse activiteiten, anderzijds de indicatieve verdeling van het totale maximumbedrag over de groepen en categorieën activiteiten.

De noodzaak van een coherent gebruik van de drie nieuwe instrumenten voor de integratie van de onderzoeksactiviteiten in Europa vereist de tenuitvoerlegging van de activiteiten die op de diverse prioritaire thematische gebieden worden voorgesteld door middel van één specifiek programma. Ook vereist de uitvoering van een substantieel deel van de activiteiten voor internationale samenwerking in de vorm van de openstelling van de netwerken en projecten voor deelname door onderzoekers en organisaties uit derde landen de integratie van de activiteiten op dit gebied en de onderzoeksactiviteiten in één programma.

Tenslotte rechtvaardigen de bijzondere aard van de activiteiten van het GCO alsook de noodzaak te zorgen voor voldoende budgettaire autonomie van het centrum een afzonderlijk specifiek programma op EG-gebied en op Euratom-gebied.

De doelstellingen van het specifiek programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte" worden hieronder per actiegebied aangegeven; zij worden gemotiveerd en er wordt ingegaan op de Europese toegevoegde waarde die zij kunnen bieden.

1. Integratie van de Europese onderzoeksruimte

1.1. Prioritaire thematische gebieden

1.1.1. Genomica en biotechnologie voor de gezondheid

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij de exploitatie, door een geïntegreerde onderzoeksinspanning, van de resultaten van doorbraken bij de ontcijfering van het genoom van levende organismen, met name ten behoeve van de volksgezondheid en de burgers en om de concurrentiepositie van de Europese biotechnologie-industrie te versterken.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Noodzaak om de kennisbasis, instrumenten en hulpbronnen te ontwikkelen die nodig zijn om het volledige potentieel te exploiteren van genoominformatie die toepassingen onderbouwt, door integratie van de onderzoekscapaciteit in Europa om de coherentie te vergroten en kritische massa tot stand te brengen.

- Belangrijke doorbraken worden verwacht wat betreft het creëren van nieuwe producten, processen, diensten in verband met de gezondheidszorg en geneeskunde op het gebied van postgenomicaonderzoek.

- Er is een mondiale noodsituatie, veroorzaakt door de 3 belangrijke besmettelijke ziekten (HIV/AIDS, malaria, tuberculose) die goed zijn voor 60% van de totale ziektelast in ontwikkelingslanden.

1.1.2. Technologieën voor de informatiemaatschappij (IST)

De bedoeling van de activiteiten op dit gebied, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Lissabon en de doelstellingen van het e-Europe-initiatief, is het stimuleren van de ontwikkeling in Europa van technologieën en toepassingen als centraal element in de totstandbrenging van de informatiemaatschappij, teneinde de concurrentiepositie van de Europese industrie te versterken en de Europese burgers in alle regio's van de EU de mogelijkheid te geven om ten volle te profiteren van de ontwikkeling van de kennismaatschappij.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Eis inzake de ontwikkeling van een Europese kenniseconomie en -samenleving zoals overeengekomen op de Raad van Lissabon. Europa moet zijn onderzoeksinspanning op het gebied van IST opvoeren: de helft van het OTO op het gebied van IST in de OESO-landen is geconcentreerd in de VS, 25% in Japan en slechts 15% in Europa.

- De overheidssector vervult een kritieke rol bij het ondersteunen van onderzoek met verhoogd risico en/of op lange termijn op het gebied van IST en bij het samenbrengen van de sleutelactoren op het gebied uit de industrie en de academische wereld teneinde sleuteltechnologieën en de toepassingen ervan verder te ontwikkelen, baanbrekende ideeën te verkennen en de efficiëntie en effect van onderzoeksinvesteringen te verbeteren.

- De communautaire OTO-inspanning op het gebied van IST biedt een unieke kans om de gefragmenteerde onderzoeksinspanning van de lidstaten te bundelen en oplossingen te bouwen die interoperabel en implementeerbaar zijn in alle lidstaten.

- Uit de ervaring blijkt dat enkel een volgehouden en adequate onderzoeksinspanning op het gebied van IST het gewenste effect kan hebben. In Europa is de inspanning van landen zoals Finland een directe illustratie van het voordeel van OTO-investeringen in IST. IST is al meer dan 30 jaar een onderzoeksprioriteit en de desbetreffende OTO-investeringen zijn wereldwijd de hoogste uitgedrukt als percentage van het BBP.

- De IST-sector heeft nu een jaarlijkse omzet van 2.000 miljard EUR wereldwijd en geeft werk aan meer dan 12 miljoen personen in Europa. De rol van Europa als IST-leverancier moet worden versterkt. Het handelsdeficit van de EU op het gebied van IST bedraagt ongeveer 28 miljard EUR voor een EU-markt van ongeveer 500 miljard EUR en het deficit groeit met 12% per jaar ondanks de leidende positie van Europa op het gebied van de mobiele communicatie.

- IST is een motor geworden van algemene economische groei zowel als gevolg van de expansie als van de toenemende integratie ervan in andere sectoren. Onderzoek op het gebied van toegepaste IST in het bedrijfsleven, voor e-handel en e-werk, opent nieuwe marktkansen en zorgt voor substantiële productiviteitsstijgingen en verbetert het concurrentievermogen van alle bedrijfstakken. De levenscyclus van op IST gebaseerde producten en diensten versnelt en verkort en technologie-invoeringscurven zijn sneller, hetgeen de versnelling onderstreept van de technologieverandering .

- De opkomende IST-generatie zal een radicale verschuiving inzetten van de huidige "op de PC gebaseerde" systemen en het "toetsenbord, de muis en het scherm" naar omgevingsinformatiesystemen die alle burgers in staat zullen stellen te profiteren van de IST-diensten.

- IST-innovaties zorgen voor effectieve oplossingen voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg, milieu, onderwijs, veiligheid, mobiliteit, behoud van het culturele erfgoed en werkgelegenheid.

- Vooruitgang op IST-gebied is nodig voor de ontwikkeling van alle andere belangrijke onderzoeksgebieden inclusief de biotechnologieën, fysica, energie, enz.

1.1.3. Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij het tot stand brengen van een kritische massa aan noodzakelijke capaciteit voor de ontwikkeling en exploitatie, met name vanuit het oogpunt van eco-efficiëntie, van geavanceerde technologieën voor de op kennis en intelligentie gebaseerde producten, diensten en fabricageprocédés van de komende jaren .

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Noodzaak om een sterke positie van Europa te handhaven op deze opkomende markten

- De markt op middellange termijn voor nanomaterialen wordt geraamd op meer dan 6 miljard EUR (sector van de medische apparatuur) en de markt voor intelligente materialen wordt geraamd op meerdere honderd miljarden EUR.

- Effect van "intelligente" materialen op de ontwikkeling van industriële technologieën en systemen en indirect op sectoren zoals energie, geneeskunde, elektronica, vervoer of bouw.

- Belang van de verwerkende sector in Europa: 40 miljoen banen en 4.000 miljard EUR.

- De investeringen moeten worden geïntensiveerd op het gebied van nieuwe productieprocédés (momenteel ongeveer 1.000 EUR per hoofd van de bevolking tegenover 2.000 EUR per hoofd van de bevolking in de VS).

1.1.4. Lucht- en ruimtevaart

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is tweeledig: consolidering, via de integratie van haar onderzoeksinspanningen, van de positie van de Europese industrie op het gebied van lucht- en ruimtevaart tegenover een steeds sterkere concurrentie op mondiaal niveau; en helpen bij de exploitatie van het Europese onderzoekspotentieel in deze sector ten behoeve van de verbetering van de veiligheid en de bescherming van het milieu.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Schaal van de nodige investeringen (de Amerikaanse investeringen in OTO zijn, afhankelijk van de sector, drie à zes keer hoger).

- Voorzienbare behoeften inzake luchtvervoer op mondiale schaal: zo'n 14.000 vliegtuigen in de komende 15 jaar (marktwaarde 1000 miljard EUR). Groei van het luchtverkeer van ongeveer 5% per jaar in de eerstvolgende decennia of een verdubbeling in de volgende 20 jaar.

- Belang van de satellietgerelateerde markten (jaarlijkse mondiale omzet voor satellieten en draagraketten wordt geraamd op 40 miljard EUR).

- Ondersteuning aan het beleid inzake het "Gemeenschappelijk Europees luchtruim".

1.1.5. Voedselveiligheid en gezondheidsrisico's

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is te helpen bij het leggen van de geïntegreerde wetenschappelijke en technologische fundamenten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een productie- en distributiesysteem van veilige en gezonde levensmiddelen en de beheersing van risico's in verband met voedsel, met name met behulp van instrumenten van de biotechnologie, alsmede gezondheidsrisico's in verband met veranderingen in het milieu.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- De recente voedselpaniek heeft de nadruk gelegd op het multifactoriële en grensoverschrijdende karakter van de problematiek.

- De ontwikkeling van effectieve en gevalideerde risicobeoordelingsmethoden vereist de bundeling van een grote verscheidenheid aan deskundigheid.

- De agro-industrie is een zeer grote werkgever in Europa met meer dan 10 miljoen werknemers.

- Milieufactoren dragen significant bij tot het verhogen van de incidentie van kanker, allergie, astma.

- Vergrote consumentenvraag betreffende de traceerbaarheid van levensmiddelenproducten.

1.1.6. Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is de versterking van de wetenschappelijke en technologische capaciteit die Europa nodig heeft om duurzame ontwikkeling te realiseren en een belangrijke bijdrage te leveren aan de inspanningen op internationaal niveau om de veranderingen in het aardsysteem te begrijpen en te beheersen en het evenwicht tussen ecosystemen te bewaren.

1.1.6.1. Technologieën voor duurzame ontwikkeling

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Onzekerheden, onderbrekingen of beperkingen wat betreft de energievoorziening, en onstabiele energieprijzen kunnen een zwaar negatief effect hebben op samenleving en economie.

- De waarschijnlijkheid van een belangrijke klimaatverandering wordt sterk verhoogd door het hoge en toenemende niveau van de CO2-emissies in verband met de voorziening en het gebruik van energie.

- De afhankelijkheid van de EU van de energie-invoer bedraagt reeds 50% en zou, indien geen maatregelen worden genomen, de komende jaren blijven stijgen om 70% te bedragen in 2020.

- Hernieuwbare energietechnologieën brengen in principe relatief hogere kosten met zich mee dan de ingeburgerde technologieën op basis van fossiele brandstoffen.

1.1.6.2. Veranderingen in het aardsysteem

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Eis inzake de snellere ontwikkeling van de Europese capaciteit voor het voorspellen en controleren van en de aanpassing aan veranderingen in het aardsysteem teneinde de leefkwaliteit van de burgers van de EU in stand te houden en te verbeteren en bij te dragen aan de internationale Verdragen (Kyoto-Protocol).

- Het duurzame ontwikkelingsconcept moet geïntegreerd worden in het EU-beleid met name op het gebied van energie, vervoer, milieu en ondernemingen.

- De geschatte benedenwaartse trend in ozon in Europa bedraagt 7% per decennium en wordt gevolgd door een stijgende trend van de UV-straling.

- De klimaatverandering heeft een effect op de natuurlijke rijkdommen, met name de waterbeschikbaarheid en -kwaliteit, en op de biodiversiteit.

- De aarde zal in de toekomst verder opwarmen en hieraan zijn verschillende nog niet bekende gevolgen voor Europa en zijn regio's verbonden.

- Het jaarlijkse budget voor dit onderzoeksgebied wordt geschat op 2 miljard EUR wereldwijd en op 500 miljoen EUR op Europees niveau (KP 20% van de totale bijdrage van de EU).

1.1.7. Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is het mobiliseren in een coherente inspanning, die recht doet aan de rijkdom en diversiteit ervan, van de Europese onderzoekscapaciteit op het gebied van economische, politieke, sociale en menswetenschappen, ten behoeve van het begrip en de aanpak van problemen in verband met het opkomen van de kennismaatschappij en nieuwe vormen van relaties tussen de burgers en de instellingen.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- De noodzaak om de kwesties en opties te begrijpen die verband houden met de doelstelling van de EU om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden, in staat tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een grotere sociale cohesie, door het opbouwen van een Europese kennismaatschappij.

- De noodzaak om de kwesties en opties die verband houden met de ontwikkeling en evolutie van nieuwe vormen van governance in een zich uitbreidend Europa te begrijpen en daar met kennis van zaken een discussie over te voeren en de implicaties ervan voor de Europese burgers.

1.2. Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU

1.2.1. Beleidsgeoriënteerd onderzoek of grensverleggende thema's

Het doel is enerzijds onderzoeksactiviteiten ter ondersteuning van ander beleid van de Gemeenschap te ontwikkelen, en anderzijds snel onderzoeksactiviteiten te kunnen starten naarmate onvoorziene wetenschappelijke en technologische behoeften opduiken.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Noodzaak onderzoeksactiviteiten te ontwikkelen ter ondersteuning van ander beleid van de Gemeenschap. Deze noodzaak is bevestigd door alle Commissiediensten die beleid van de Gemeenschap ten uitvoer leggen.

- Noodzaak om snel onderzoeksactiviteiten te kunnen starten naarmate onvoorziene wetenschappelijke en technologische behoeften opduiken. Het snel opduiken van onvoorziene behoeften zoals, in het verleden, die welke verband houden met BSE bijvoorbeeld heeft daar het belang van aangetoond.

1.2.2. Specifieke onderzoeksactiviteiten voor MKB's

Deze specifieke activiteiten, die dienen ter ondersteuning van het Europese concurrentievermogen en het ondernemingen- en innovatiebeleid, hebben tot doel de Europese MKB's op traditionele of nieuwe gebieden te helpen om hun technologische capaciteit te versterken en hun capaciteit te ontwikkelen om op Europees en internationaal niveau te opereren.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- MKB's vertegenwoordigen 99,8% van de Europese ondernemingen, 66% van de banen en 55% van de omzet van de particuliere sector van de EU.

- Geschat wordt dat MKB's voor bijna 50% bijdragen aan het concurrentievermogen van de grotere ondernemingen als leverancier of onderaannemer.

- Hightech-MKB's dragen op toenemende wijze bij aan het onderzoek in sectoren zoals IT, multimedia en biotechnologieën.

- Het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) is een belangrijk instrument: gedurende de afgelopen vijf jaar (1994-1999) hebben meer dan 20 000 Europese MKB's van deze kans geprofiteerd en is, volgens een tevredenheidsonderzoek, ongeveer 96% ervan tevreden over de gemaakte keuze.

1.2.3. Specifieke activiteiten voor internationale samenwerking

De algemene doelstelling van de activiteiten voor internationale samenwerking krachtens het kaderprogramma is te helpen bij het openstellen van de Europese onderzoeksruimte voor de wereld.

Specifieke activiteiten hebben betrekking op drie groepen landen: de Mediterrane derde landen, Rusland en de landen van de GOS, de ontwikkelingslanden.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Bepaalde thema's met een mondiale dimensie (klimaatverandering, biodiversiteit, enz.) kunnen slechts in partnerschap met de derde landen worden behandeld.

- Europa beoogt bevoorrechte betrekkingen met bepaalde groepen landen (NOS, Mediterrane landen, enz.). Wetenschappelijke partnerschappen met deze landen zullen de instelling en versterking van deze betrekkingen vergemakkelijken.

- Sommige landen (ontwikkelingslanden bijvoorbeeld) worden geconfronteerd met een specifieke problematiek die een gecoördineerd optreden vereist.

- De deskundigheid en kennis die in de wereld bestaan zijn van belang voor Europese wetenschappers, die er toegang toe moeten hebben.

2. Versterking van de grondslagen van de Europese Onderzoeksruimte

2.1. Coördinatie van onderzoeksactiviteiten

Het doel is het stimuleren en ondersteunen van initiatieven die door meerdere landen worden ondernomen op gebieden van gemeenschappelijk strategisch belang en het ontwikkelen van synergie tussen hun bestaande activiteiten door coördinatie van de tenuitvoerlegging ervan.

Het doel is ook om de complementariteit en synergie te versterken tussen communautaire activiteiten die worden ondernomen krachtens het kaderprogramma en die van andere Europese organisaties voor wetenschappelijke samenwerking alsook onder deze organisaties zelf.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Duplicering en fragmentering van de inspanningen voorkomen.

- De kloof verkleinen tussen de meest en minder vergevorderde regio's.

- Exploitatie van de inspanningen die al zijn geleverd met het oog op samenwerking tussen de lidstaten.

2.2. Coherente ontwikkeling van het onderzoeks- en innovatiebeleid

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is het stimuleren van de coherente ontwikkeling van het onderzoeks- en innovatiebeleid in Europa, dankzij het vroegtijdig aanwijzen van uitdagingen en gebieden van algemeen belang alsook door aan nationale en communautaire beleidsmakers kennis en instrumenten voor hulp bij de besluitvorming aan te bieden die dezen kunnen helpen bij het formuleren van dat beleid.

Motivering en Europese toegevoegde waarde

- Noodzaak om meer systematisch gebruik te maken van prognoseresultaten teneinde het vermogen te versterken om te anticiperen op W&T-gerelateerde kwesties die van belang zijn voor Europa, gemeenschappelijke zienswijzen betreffende dergelijke kwesties te ontwikkelen, en meer algemeen om een strategische basis te creëren voor Europees W&T-beleid.

- Noodzaak om te reageren op de versterkte vraag van W&T-beleidsmakers naar een gemeenschappelijke basis van relevante en vergelijkbare indicatoren.

- Noodzaak van een strategisch instrument ter verbetering van de kwaliteit en doeltreffendheid van het onderzoeksbeleid: benchmarking van het nationale beleid.

- Beantwoorden aan de behoefte van onderzoeksspelers en -gebruikers om gemakkelijk specifieke deskundigheid in de context van hun activiteiten te kunnen lokaliseren.

5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

Door de Commissiediensten is een evaluatie ex ante verricht bij het opstellen van de specifieke programmavoorstellen. De resultaten ervan zijn met name een afspiegeling van:

- de aanbevelingen naar aanleiding van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma's en specifieke programma's die in de loop van het jaar 2000 door onafhankelijke deskundigen is verricht;

- de tussentijdse toetsing van de Commissie van het Vijfde Kaderprogramma (1998-2002), die is gepresenteerd in COM(2000)612 van 4.10.2000 en gedetailleerd in het werkdocument van de Commissiediensten SEC(2000)1780 van 23.10.2000;

- breed overleg met de protagonisten betreffende de twee mededelingen over de Europese Onderzoeksruimte in de loop van 2000 [24] en het voorstel voor het kaderprogramma begin 2001;

[24] COM (2000) 6 van 18 januari 2000 COM (2000) 612 van 4 oktober 2000

- een reeks interne en externe Commissiestudies betreffende economische, politieke, en prognosegebieden en het effect van OTO-activiteiten.

De resultaten van de evaluatie ex-ante weerspiegelen zich met name in de gemaakte keuzes wat betreft de structuur van de programma's, de doelstellingen en prioriteiten en de tenuitvoerleggingsinstrumenten.

De doelstellingen en prioriteiten zijn geselecteerd door een rigoureuze toepassing van het criterium Europese toegevoegde waarde.

Dit omvat de volgende aspecten toegepast op de prioritaire thema's en activiteiten die werden geselecteerd, waarvan de motivering en de Europese toegevoegde waarde meer in detail worden beschreven in punt 5.1 en de verwachte resultaten in punt 5.2.

- Kosten en schaal van het onderzoek overstijgen de mogelijkheden van één land, en noodzaak om een "kritische massa" van financiële en personele middelen bij elkaar te brengen (bijvoorbeeld: genomica, nanotechnologieën, luchtvaart);

- Economisch belang van samenwerking (schaalvoordelen) en als gevolg van de gunstige effecten ervan op de particuliere onderzoeksinspanning en het industriële concurrentievermogen (bijvoorbeeld: technologieën voor de informatiemaatschappij, nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés, lucht- en ruimtevaart en specifieke onderzoeksactiviteiten voor MKB's);

- De instandhouding of de ontwikkeling van de positie van de EU op OTO-gebieden die strategisch zijn voor de EU (bijvoorbeeld: behoud van de sterke positie in de luchtvaart en mobiele telefonie en ontwikkeling van het momenteel relatief geringe potentieel op het gebied van de fotovoltaïsche zonne-energie);

- Noodzaak om de complementaire deskundigheid te combineren die aanwezig is in de verschillende landen, met name bij de aanpak van interdisciplinaire problemen (bv. voedselveiligheid en gezondheidsrisico's, duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem, ondersteuning van de coördinatie van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en coherente ontwikkeling van het onderzoeksbeleid);

- Verbanden met de prioriteiten en belangen van de EU alsook met de wetgeving en het beleid van de Gemeenschap (bv. lucht- en ruimtevaart, voedselveiligheid en gezondheidsrisico's, duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem, burgers en governance in de Europese kennismaatschappij, internationale samenwerking, anticiperen op de W/T-behoeften van de EU);

- Noodzakelijkerwijs transnationaal karakter van het onderzoek vanwege de schaal waarop de problemen zich voordoen of om redenen van wetenschappelijke aard (bv. voedselveiligheid en gezondheidsrisico's, duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem, burgers en governance in de Europese kennismaatschappij, internationale samenwerking, ondersteuning van de coördinatie van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten; coherente ontwikkeling van het onderzoeksbeleid);

Wat de tenuitvoerleggingsinstrumenten betreft zijn drie nieuwe hoofdinstrumenten, die vanwege het karakter ervan slechts op communautair niveau ten uitvoer kunnen worden gelegd, ontwikkeld om bij te dragen tot

- de vorming van een noodzakelijke kritische massa en de integratie van onderzoek

- het creëren van hechtere verbanden tussen de programma's en activiteiten van de lidstaten en coördinatie van de nationale programma's

- de totstandbrenging van samenwerking op voor de EU strategische gebieden en oplossingen voor de belangrijke uitdagingen van de EU

- de totstandbrenging van topkwaliteit en attractiviteit van W&T in Europa

- verspreiding en exploitatie van de W&T-resultaten in heel de EU.

Om het effect van de communautaire inspanningen op de zeven prioritaire thematische gebieden van het kaderprogramma te verzekeren, worden alleen deze drie instrumenten op deze gebieden gebruikt. Het gaat om:

a) topnetwerken

De doelstelling van dit instrument is de Europese wetenschappelijke en technologische topkwaliteit te versterken. Elk netwerk heeft tot doel de kennis op een bepaald gebied te ontwikkelen door een kritische massa aan vaardigheden bijeen te brengen. De vaak multidisciplinaire activiteiten, die georiënteerd worden op basis van doelstellingen op lange termijn, zijn niet gericht op vooraf bepaalde nauwkeurige resultaten in termen van producten, procédés of diensten, maar op een geleidelijke en duurzame integratie van de onderzoekscapaciteit die zowel op nationaal als op regionaal niveau in Europa bestaat of ontstaat. Met het oog hierop leggen de leden van het netwerk, met het doel een virtueel topcentrum te creëren, een gemeenschappelijk activiteitenprogramma ten uitvoer en integreren zij een substantieel deel, of zelfs de totaliteit van hun activiteiten op het betrokken gebied.

b) geïntegreerde projecten

De doelstelling van dit instrument is de Europese concurrentiepositie te versterken of te helpen bij de oplossing van belangrijke maatschappelijke problemen door het mobiliseren van een kritische massa aan hulpbronnen en deskundigheid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling die in Europa voorhanden zijn. Tegen deze achtergrond wordt elk geïntegreerd project uitgevoerd met het doel in termen van producten, procédés of diensten een bepaald aantal nauwkeurige resultaten te behalen. In het kader van een geïntegreerd project uitgevoerde activiteiten hebben per definitie een gericht karakter, zelfs wanneer het om risico-onderzoek gaat. Alle in het kader van een geïntegreerd project uitgevoerde activiteiten passen in het algemene kader van een "tenuitvoerleggingsplan".

c) deelname aan gezamenlijk uitgevoerde nationale programma's (uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag)

De doelstelling van dit instrument is het bevorderen en ondersteunen van de coherente en gecoördineerde mobilisatie, ten behoeve van de gehele EU, van de georganiseerde inspanningen (programma's) van de lidstaten op gebieden van gemeenschappelijk en prioritair belang van de EU. Het doel is ook het effect van nationale inspanningen te vergroten op EU-schaal wat betreft aangelegenheden die voor veel lidstaten van belang zijn. De nationale programma's op de prioritaire onderzoeksgebieden van het kaderprogramma in kwestie bestaan uit de nationale programma's die door de regeringen, regionale autoriteiten of de nationale onderzoeksorganisaties worden uitgevoerd. De gezamenlijke tenuitvoerlegging ervan impliceert: de opstelling van geharmoniseerde werkprogramma's, coördinatie van de bestemming van begrotingsmiddelen; een heroriëntatie van bepaalde activiteiten om de complementariteit te versterken, en het uitbrengen van gezamenlijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

Dit instrument is nooit tevoren gebruikt, omdat het vooronderstelt dat de wil aanwezig is tot onderlinge coördinatie tussen de lidstaten en een substantiëlere voorbereidingsfase vereist dan klassiekere projecten. Niettemin wordt - met name na de Top van Lissabon en de roep om de open coördinatiemethode - de tijd rijp geacht voor dit type instrument.

5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

Bij de opstelling van de specifieke programmavoorstellen is rekening gehouden met de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma's en de specifieke programma's die in 2000 plaatshad; er is met name rekening gehouden met de aanbevelingen betreffende:

- de noodzaak om de achterstand op OTO-gebied van Europa op de concurrenten in te halen;

- de behoefte aan complementariteit en coherentie tussen nationaal en communautair OTO-beleid en de essentiële rol van de Commissie bij het bereiken van deze doelstelling;

- het gunstige effect van het kaderprogramma, dat een leemte opvult in Europa door universitaire en industriële onderzoekers in staat te stellen samen toegepast onderzoek te verrichten;

- de noodzaak om de procedures van het programma 1998-2002 te versoepelen en de noodzaak om de structuren en procedures voor het beheer van het kaderprogramma te herzien;

- het inpassen van de onderzoeksactiviteiten van de EU in de ruimere context van een echt Europees onderzoeksbeleid;

- het versterken van de concentratie van de programma's;

- het voortzetten van het onderzoek dat nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het beleid van de EU;

- de gewenste ontwikkeling naar een aangepast en flexibeler instrumentarium, rekening houdend met alle mogelijkheden die het Verdrag biedt.

Bovendien heeft de tussentijdse evaluatie van het Vijfde Kaderprogramma met name geleid tot aanpassingen van de jaarlijkse werkprogramma's van de specifieke programma's, die beogen de inspanningen te concentreren en pilotprojecten te starten betreffende de maatregelen welke voor het volgende kaderprogramma worden overwogen (netwerken, clusters, industriële platforms, projecten op grotere schaal, enz.).

5.2. Overwogen activiteiten en wijze van budgettaire steunverlening

Van de activiteiten die worden overwogen voor het specifiek programma "Integreren en versterken van de Europese Onderzoeksruimte" wordt hieronder een gedetailleerd overzicht gegeven per activiteitengebied. Hiermee kan de aandacht worden gevestigd op de verwachte resultaten, de bijdragen aan de algemene doelstellingen van het kaderprogramma van de Gemeenschap of de daarmee verband houdende potentiële prestatieparameters. Deze aanduidingen worden als oriëntatiepunten en niet als definitief vastgestelde doelstellingen opgevat.

Verderop worden in tabelvorm de activiteitengebieden en het type instrument dat wordt gebruikt naast elkaar gezet.

1. Integreren van de Europese Onderzoeksruimte

1.1. Prioritaire thematische gebieden

1.1.1. Genomica en biotechnologie voor de gezondheid

i) fundamentele kennis en basisinstrumenten op het gebied van functionele genomica

(Gen-expressie en proteomica, Structurele genomica, Vergelijkende genomica en populatiegenetica, Bio-informatica)

ii) toepassingen van de genomica en biotechnologie voor de gezondheid

(Technologische platforms voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostische, preventie- en therapeutische instrumenten, Steun voor innoverend onderzoek in start-ups op het gebied van genomica)

iii) toepassingen in geneeskunde en gezondheidszorg

(Strijd tegen kanker, hart- en vaatziekten en zeldzame ziekten, Bestrijding van resistentie tegen geneesmiddelen, Studie van de hersenen en strijd tegen degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel, Studie van de menselijke ontwikkeling en het verouderingsproces

iv) bestrijding van de belangrijkste met armoede samenhangende besmettelijke ziekten

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Het verhogen van de kwaliteit en de prestatie van instrumenten die nodig zijn om genoominformatie te exploiteren (instrumenten met een hoge verwerkingscapaciteit, geschikte modelorganismen, en bio-informatica).

- Het verkrijgen van meer informatie over genen in verband met gezondheid of ziekte.

- Het verlagen van de kosten van de gezondheidszorg door nauwkeurigere diagnoses en beter gerichte behandelingen.

- Het verminderen van de kosten en tijd voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen (van het lab tot op de markt).

- Het bevorderen van het concurrentievermogen van de Europese biotechnologie-industrie.

- Het ontwikkelen van nieuwe in vitro-tests als alternatief voor dierproeven.

- Het verhogen van het aantal nieuwe doeltreffende vaccins en nieuwe therapieën, met name tegen in het ziekenhuis opgelopen infecties.

- Het optrekken van de openbare en particuliere investeringen in gezondheidsonderzoek voor ontwikkelingslanden.

- Het uitbreiden van het aantal partnerschappen tussen Europa en ontwikkelingslanden.

1.1.2. Technologieën voor de informatiemaatschappij

i) Toegepast IST-onderzoek ten behoeve van de grote maatschappelijke en economische uitdagingen

(Onderzoek naar vertrouwen verhogende technologieën, Onderzoek gericht op de maatschappelijke uitdagingen, Onderzoek naar de uitdagingen op het gebied van werk en bedrijfsleven, Oplossen van complexe problemen in de wetenschap, techniek, handel en samenleving)

ii) Communicatie- en computerinfrastructuur

(Communicatie- en netwerktechnologie, Programmatuurtechnologieën, diensten en gedistribueerde systemen)

iii) Componenten en microsystemen

(Micro-, nano- en opto-elektronika, Micro- en nanotechnologieën, microsystemen en displays).

iv) Kennis- en interfacetechnologieën

(Kennistechnologieën en digitale inhoud, Intelligente oppervlakken en interfaces)

Verwachte resultaten, bijdragen tot algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Het versterken en verder ontwikkelen van de leidende positie van Europa op het gebied van IST. Versterking van de Europese successen op gebieden zoals mobiele communicatie, netwerkinfrastructuur, consumentenelektronica, micro-elektronica en ingebedde software. Indicatoren: macro-economische indicatoren inzake het IST-aanbod en het IST-aandeel in het BBP zijn adequate evaluatiemaatregelen.

- Het bouwen van de volgende generatie terrestrische en op satellieten gebaseerde mobiele en draadloze systemen, voorbij 3G in Europa en integratie van netwerkinfrastructuren rond het internet van de volgende generatie. Indicatoren: marktaandeel, onderzoeken betreffende het technologie-invoeringstempo.

- Het bouwen van elektronische en mobiele commerciële oplossingen voor het handeldrijven wanneer en waar dan ook voor de gehele waardescheppingscyclus van uitgebreide producten en diensten. Indicatoren: sectorale outputgegevens, inclusief de dienstensector.

- Het verbeteren van de veiligheid van elektronische transacties, het bevorderen van de privacy van IST-toepassingen en -diensten en het aanbieden van instrumenten voor het bestrijden van cybercriminaliteit. Indicatoren: statistieken betreffende witteboordencriminaliteit.

- Het mogelijk maken dat de burgers op ruimere schaal deelnemen aan de informatiemaatschappij, en effectievere systemen voor beheer en ondersteuning in de sectoren gezondheid, veiligheid, mobiliteit en milieu; ontwerp van assistieve systemen die functies herstellen of handicaps compenseren. Indicatoren: tevredenheidsscores van gebruikersonderzoeken (bv. betreffende verbeteringen van de diagnostiek), gezondheids- en veiligheidsstatistieken.

- Het opzetten van oplossingen om burgers in staat te stellen te leren wanneer dat nodig is, op ieder moment, waar zij dat ook willen en op de meest geschikte manier. Ontwikkeling van oplossingen voor het verwerven, delen, verhandelen en aanbieden van organisatorische kennis. Indicatoren: gebruikersonderzoeken, vragenlijsten.

1.1.3. Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés

i) nanotechnologieën

(Interdisciplinair langetermijnonderzoek gericht op de verbetering van het inzicht in verschijnselen, de toepassing van processen en de ontwikkeling van onderzoekgereedschappen, Nanobiotechnologie, Nanoschaaltechnieken voor de vervaardiging van materialen en componenten, Ontwikkeling van bewerkings- en controle-inrichtingen en instrumenten, Applicaties op gebieden zoals gezondheid, chemie, energie, optica en het milieu)

ii) intelligente materialen

(Ontwikkeling van fundamentele kennis, - Technologieën die verband houden met de productie en transformatie van nieuwe materialen, Technische ondersteuning voor materiaalontwikkeling)

iii) nieuwe productieprocédés

(Ontwikkeling van flexibele en intelligente productiesystemen, Onderzoek naar systeemrisicobeperking, Optimalisering van de levenscyclus van industriële systemen, producten en diensten)

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Het verhogen van de personele en financiële middelen die besteed worden aan onderzoek in de particuliere sector door het tot stand brengen van een kritische massa op dit industrieel georiënteerde gebied.

- Het bevorderen van de ontwikkeling en introductie van nanotechnologieën, intelligente materialen en nieuwe productieprocédés in MKB's door de significante (> 20%) deelname ervan aan deze activiteiten.

- Het minimaliseren van het gebruik van natuurlijke rijkdommen, emissies en afval binnen een productlevenscyclusbenadering.

- Het bevorderen en integreren van vaardigheden en competentie bij alle W&T-disciplines en -actoren, inclusief in de kandidaat-lidstaten.

1.1.4. Lucht- en ruimtevaartindustrie

i) luchtvaart

(Versterking van de concurrentiepositie, Beperking van het milieueffect van motoremissies en lawaai, Verbetering van de veiligheid van vliegtuigen, Vergroting van de operationele capaciteit en de veiligheid van het luchtvervoersysteem)

ii) ruimtevaart

(Galileo, GMES, Satelliet-telecommunicatie)

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Behoud van de Europese leidende positie in de luchtvaart.

- Vermindering van de directe bedrijfskosten van vliegtuigen met 20% op korte en 50% op lange termijn.

- Vermindering van het aantal ongevallen met een factor 2 op korte termijn en met een factor 5 op lange termijn.

- Totstandbrenging van de capaciteit om 16 miljoen vluchten per jaar af te handelen in tien jaar.

1.1.5. Voedselveiligheid en gezondheidsrisico's

Epidemiologie van aandoeningen in verband met de voeding en genetische aanleg

Milieurisico's voor de gezondheid

Effect van voeding, met name van producten die genetisch gemodificeerde organismen bevatten, op de gezondheid

Procédés voor "traceerbaarheid" met name van genetisch gemodificeerde organismen, met inbegrip van systemen op basis van recente ontwikkelingen in de biotechnologie

Methoden voor de analyse en de opsporing van chemische verontreiniging en pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, parasieten en prionen)

Methodes voor een veiligere productie van gezondere levensmiddelen, onder andere op basis van biotechnologie en procédés uit de biologische landbouw

Effecten van diervoeders en van het gebruik van bijproducten in diervoeders op de menselijke gezondheid

Verwachte resultaten, bijdragen tot algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Definiëren van gevalideerde biomarkers van blootstelling of effecten in verband met de menselijke gezondheid.

- Verhogen van het aantal controleanalyses die in de voedselketen worden uitgevoerd.

- Verhogen van het aantal stammen/rassen van voedingsgewassen en voedselproducerende dieren.

- Verhogen van het aantal veiliger productietechnologieën.

- Verminderen van de totale bacteriële verontreiniging in op de markt gebrachte levensmiddelen.

1.1.6 Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem

1.1.6.1.Technologieën voor duurzame ontwikkeling

i) Onderzoeksactiviteiten met effecten op korte en middellange termijn

(Duurzame energiebronnen, efficiënter en schoner gebruik van energie, vooral in stedelijke gebieden, nieuwe concepten voor energie-efficiënt en schoner vervoer, Intelligent vervoer, herverdeling over en integratie/interoperabiliteit van de verschillende vervoertakken)

ii) Onderzoekactiviteiten met effecten op langere termijn

(Brandstofcellen, Waterstof, Fotovoltaïsche zonne-energietechnologieën en gebruik van biomassa)

Verwachte resultaten, bijdragen tot algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Bijdragen aan de beleidsdoelstelling van vermindering tegen 2010 van de broeikasgasemissies tot niveaus die 8% lager zijn dan die van 1990, en doorgaan met de inspanning om deze trend aan te houden na 2010 (Kyoto-Protocol).

- Bijdragen aan de verdubbeling van het aandeel (van 6% tot 12%) van HEB tegen 2010 (Witboek inzake hernieuwbare energie); energiebesparingen van 12% door rationele vermindering van gebruik en vraag tegen 2010; omkeren van de trend naar een toename (van 50% tot 70%) in de afhankelijkheid van buitenlandse energievoorziening.

- Bijdragen aan de vermindering op langere termijn van de kosten van nieuwe en hernieuwbare energie tot niveaus die kunnen concurreren met energiebronnen op basis van fossiele brandstoffen.

1.1.6.2. Veranderingen in het aardsysteem

Effect en mechanismen van broeikasgasemissies op het klimaat en koolstofputten (oceanen, bossen, bodem), Watercyclus

Biodiversiteit, bescherming van genetische hulpbronnen, de werking van terrestrische en mariene ecosystemen en de interacties met menselijke activiteiten

Mechanismen van woestijnvorming en natuurrampen in verband met de klimaatverandering

Observatiesystemen voor de mondiale klimaatverandering

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Instrumenten ontwikkelen om regionale klimaatverandering te voorspellen.

- Beheersinstrumenten ontwikkelen om de effecten op de waterbeschikbaarheid te verzachten.

- Versterking van de Europese wetenschappelijke bijdragen aan de desbetreffende verdragen en beleidsvorming om daarmee de coherentie van de Europese onderzoeksinspanning op internationale schaal te vergroten.

- Evaluatie van de indirecte effecten op het klimaat van niet-broeikasgassen.

- Ontwikkeling van een netwerk van biodiversiteitsmonitoring en ontwikkeling van herstelopties.

- Verklaring van verbanden tussen klimaatverandering en natuurrampen.

- Ontwikkeling van instrumenten om de gevolgen van natuurrampen (overstromingen, stormen, branden, lawines, grondverschuivingen) beter te voorspellen en te verzachten.

- Ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese databases betreffende parameters inzake veranderingen in het aardsysteem.

1.1.7. Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij

i) De Europese kennismaatschappij

(Verbetering van het genereren, verspreiden en gebruiken van kennis en de effecten daarvan op de economische en sociale ontwikkeling, Opties en keuzes voor de ontwikkeling van een op kennis gebaseerde maatschappij, ten dienste van de door de Top van Lissabon geformuleerde EU-doelstellingen, De verschillende wegen naar een kennismaatschappij)

ii) burgers, democratie en nieuwe vormen van governance

(De gevolgen van de Europese integratie en de uitbreiding voor governance en burgerschap, Indeling van gebieden van verantwoordelijkheid en nieuwe vormen van governance, Veiligheidsvraagstukken in verband met conflictoplossing en het herstel van vrede en recht, Nieuwe vormen van burgerschap en identiteiten)

Verwachte resultaten, bijdragen tot algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Beschikken over vergelijkende studies, inclusief de verzameling van gegevens en ontwikkeling van methodologieën, betreffende de overgang op de Europese kennismaatschappij op de verschillende gebieden van de economie en samenleving

1.2. Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU

1.2.1. Bebeidsgeoriënteerd onderzoek of grensverleggende thema's

Onderzoek dat nodig is voor de formulering, uitvoering en de follow-up van de toepassing van het beleid van de Gemeenschap

Onderzoek dat voorziet in de behoeften op bepaalde nieuwe interdisciplinaire en multidisciplinaire gebieden of geavanceerde kennisgebieden

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Versterkte en effectievere bijdrage aan het beleid van de Gemeenschap: de doelstellingen en verwachte resultaten dienen per betrokken beleidsterrein door de respectieve directoraten-generaal te worden bepaald.

- Verkorting van de reactietermijnen en vergroting van de flexibiliteit van de ondernomen activiteiten met het oog op de wetenschappelijke, technologische en sociaal-economische actualiteit.

1.2.2. Specifieke onderzoeksactiviteiten voor MKB's

Collectief onderzoek

(Onderzoek dat is toegespitst op gemeenschappelijke problemen/uitdagingen; prenormatief onderzoek; onderzoek dat is gericht op de versterking van de technologische basis van specifieke sectoren; ontwikkeling van technologische instrumenten)

Coöperatief onderzoek

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Een significante deelname aan het Specifiek programma (meer dan 15% van de financiering voor het deel betreffende "Integratie van het onderzoek") door MKB's, hetgeen zich vertaalt in uitbreiding en opleiding van het O&O-personeel, technologische ontwikkeling en gebruik van de resultaten.

- Er werden deelname-indicatoren ontwikkeld en gebruikt om de deelname van MKB's aan het kaderprogramma te volgen (deelnamegraad aan elk thematisch programma, deelname voor elk land, nieuwkomers, omvang, jeugd, in het bezit van een vrouwelijk persoon...)

1.2.3. Specifieke activiteiten voor internationale samenwerking

Europese onderzoekers, ondernemingen en onderzoeksorganisaties uit de EU en de met het kaderprogramma geassocieerde landen helpen om toegang te krijgen tot kennis en deskundigheid elders in de wereld

Voor een sterke en samenhangende Europese deelname aan onderzoeksinitiatieven op internationaal niveau helpen zorgen

Wetenschappelijke en technologische ondersteuning bieden voor de uitvoering van het buitenlandse beleid en het ontwikkelingshulpbeleid van de Gemeenschap

Specifieke activiteiten betreffende drie groepen landen: de mediterrane derde landen, Rusland en de landen van het GOS, de ontwikkelingslanden

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Uitgebreide en versterkte deelname van derde landen aan communautaire onderzoeksactiviteiten.

- Geïntensiveerde en sterker geprofileerde bijdrage aan internationale activiteiten die gericht zijn op het oplossen van grote mondiale problemen

- Versterking van de steun, op wetenschappelijk en technologisch gebied, voor de tenuitvoerlegging van het buitenlands beleid en het ontwikkelingshulpbeleid."

2. Versterking van de grondslagen van de europese onderzoeksruimte

2.1. Coördinatie van onderzoeksactiviteiten

Coördinatie van nationale activiteiten

(Steun geven aan voorstellen inzake coördinatie, netwerking, ontwerp en tenuitvoerlegging van gezamenlijke initiatieven, Een geïntegreerd informatiesysteem ontwikkelen)

Coördinatie op Europees niveau

(Activiteiten voor wetenschappelijke en technologische samenwerking in andere Europese samenwerkingskaders, Samenwerking en gezamenlijke initiatieven van gespecialiseerde Europese wetenschappelijke samenwerkingsorganisaties)

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

- Netwerken van nationale programma's tot stand brengen

- De prestaties van de lidstaten en de waargenomen verschillen met betrekking tot innovatie evalueren

2.2. Samenhangende ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiebeleid

Analyses en studies (werkzaamheden met betrekking tot prognose, statistieken en wetenschaps- en technologie-indicatoren

Benchmarking van onderzoeks- en innovatiebeleid op nationaal, regionaal en Europees niveau

Het in kaart brengen van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit in Europa

Verbetering van de regelgevings- en administratieve omgeving voor onderzoek en innovatie in Europa

Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen op potentiële prestatieparameters

- Beter geïnformeerde besluitvorming betreffende de prioritering en tenuitvoerlegging van W&T- en ander beleid van de EU.

- Hoog deelnameniveau van besluitvormers en beleidsinstituten op het gebied van W&T aan op prognose gebaseerde besluitvormingsondersteunende activiteiten van de EU.

- Publicatie van een jaarlijks verslag betreffende Europese wetenschap en technologie, inclusief kencijfers inzake de Europese onderzoeksruimte.

- Studies betreffende de ontwikkeling van nieuwe en verbeterde indicatoren op gebieden die van belang zijn voor het beleid, en van nieuwe statistische databases.

- Terbeschikkingstelling van de resultaten van de eerste benchmarkingscyclus.

- Uitvoering van eerste topkwaliteitskaarten.

De wijze van steunverlening en financiële deelname krachtens het kaderprogramma is, naargelang van de doelstellingen, als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Er kunnen eveneens begeleidende activiteiten ten uitvoer worden gelegd in het gehele specifiek programma.

De budgettaire steunverlening van de Gemeenschap richt zich tot de ondernemingen (en met name de MKB's) onderzoekscentra, universiteiten en nationale of Europese instellingen die onderzoeksactiviteiten financieren. Deze laatste kunnen eveneens als tussenschakel fungeren voor de budgettaire steunverlening van de Gemeenschap.

5.3. Wijze van tenuitvoerlegging

De Commissie zorgt voor de tenuitvoerlegging van de activiteiten. In sommige gemotiveerde gevallen kan een beroep worden gedaan op externe instanties.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

Voor de goede orde, de referentietoewijzing voor het Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap bedraagt 16 275 miljoen EUR. Het totale bedrag voor de Kaderprogramma's 2002-2006 bedraagt 17 500 miljoen EUR.

6.1.1 Financiële steunverlening VK in miljoen EUR (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

Uitsplitsing per doelstelling // Totaal

1) Integratie van het onderzoek // 12 055

Genomica en biotechnologie voor de gezondheid // 2 000

Technologieën voor de informatiemaatschappij // 3 600

Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés // 1 300

Lucht en ruimtevaart // 1 000

Voedselveiligheid en gezondheidsrisico's // 600

Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem // 1 700

Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij // 225

Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU // 1 630

Beleidsgeoriënteerd onderzoek en grensverleggende thema's // 880

Specifieke onderzoeksactiviteiten voor MKB's // 450

Specifieke activiteiten voor internationale samenwerking // 300

2) Versterking van de grondslagen van de Europese Onderzoeksruimte // 450

Steun voor de coördinatie van de activiteiten // 400

Steun voor een samenhangende ontwikkeling van het beleid // 50

TOTAAL // 12 505

Een jaarlijks tijdschema voor elk van deze doelstellingen is niet significant op dit niveau; het kan slechts strikt in overeenstemming met het tijdschema van het gehele specifieke programma, zelf in overeenstemming met het tijdschema van het kaderprogramma, worden bepaald. De jaarlijkse interne verdeling wordt vervolgens binnen elk individueel werkprogramma bepaald.

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten))

Deze begrotingscategorie is niet van toepassing op dit gebied.

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregelen in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

Wat de werkzaamheden onder contract van het Vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (1998-2002) betreft ligt het jaarlijkse volume in de orde van 3500 nieuwe ondertekende contracten (alle categorieën door elkaar genomen), voor een jaarlijks budget van EUR 3000 miljoen.

Wat de werkzaamheden onder contract van het Kaderprogramma 2002-2006 betreft zal het jaarlijkse budget in de orde liggen van EUR 3700 miljoen, een stijging in reële termen van 13 %.

Toch werden, zoals aangegeven in punt 5.1.2, drie nieuwe hoofdinstrumenten ontwikkeld voor de tenuitvoerlegging van dit nieuwe kaderprogramma, namelijk topnetwerken, geïntegreerde projecten en deelname aan de gezamenlijke uitvoering van nationale programma's (zoals voorzien in artikel 169 van het Verdrag).

Vergeleken met voorgaande kaderprogramma's omvatten deze instrumenten meer dan alleen maar wetenschappelijke projecten en wordt ermee het concept integratie van onderzoek geïntroduceerd, met name door het tot stand brengen van een kritische massa aan competentie en hulpbronnen op bepaalde gebieden.

Wat het beheer van het Kaderprogramma 2002-2006 betreft vertaalt dit concept kritische massa zich in een significante verhoging van de gemiddelde financiële bijdrage in projecten en zal het naar verwachting resulteren in een substantiële vermindering van het aantal contracten dat jaarlijks wordt gesloten.

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

Vastberaden de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma fundamenteel te wijzigen stelt de Commissie voor het maximum inzake personele middelen en andere administratieve uitgaven te verlagen tot 5,5 % voor de twee niet-nucleaire onderzoeksprogramma's betreffende werkzaamheden onder contract.

In de delen van het 5e kaderprogramma die verband houden met niet-nucleaire onderzoekswerkzaamheden onder contract bedraagt het algemene maximum voor personele middelen en andere administratieve uitgaven momenteel 7%.

Op basis van de huidige trends zullen de reële uitgaven krachtens het 5e kaderprogramma waarschijnlijk dicht bij dit maximum, misschien lichtjes eronder blijven.

Aangenomen dat de methoden voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma niet dienen te worden gewijzigd, en gezien het feit dat er wat deze categorie uitgaven betreft enige speelruimte dient te worden gelaten, heeft de Commissie geen reden om af te wijken van het algemene maximum van 7%. Dit komt grotendeels omdat de voor het volgende programma voorgestelde begroting stijgt in overeenstemming met de inflatie en een kleine extra stijging mogelijk is in overeenstemming met de groei van de economie.

Een verlaging van het algemene maximum is slechts mogelijk wanneer men uitgaat van significante productiviteitsstijgingen en significante wijzigingen in het beheer van het programma. Hierbij kan worden uitgegaan van een relatief restrictieve reeks aannames, zoals:

- Bevriezing van het totale aantal statutaire personeelsleden op het niveau van 2002 van 1.654 posten, uitgaande van productiviteitsstijgingen van 2% per jaar ter compensatie van de stijging van het reële volume van het programma.

- Een inflatietempo van 2% per jaar, hoewel de personeelskosten gewoonlijk in een lichtjes hoger tempo stijgen

- Bevriezing van de uitgaven voor extern personeel op het niveau van 2002

Het bovenstaande scenario zou de Commissie in staat stellen een verlaging van het algemene maximum tot ongeveer 6,3% voor te stellen.

De Commissie is echter bereid zich vast te leggen op een veel significantere verlaging van het maximum van 7% tot 5,5%. Zodoende kan een aanzienlijk bedrag aan extra middelen, ruwweg 230 miljoen euro, direct aan onderzoeksprojecten wordt toegewezen.

Dit vereist billijke inspanningen voor productiviteitsstijging binnen alle onderzoeksactiviteiten. Het maximum van 5,5% dat voorgesteld wordt voor administratieve uitgaven is een algemeen maximum, en heeft betrekking op de specifieke programma's "Integreren en versterken van de Europese onderzoeksruimte" en "Structureren van de Europese onderzoeksruimte" als geheel. Bij de tenuitvoerlegging van deze programma's zal de Commissie zorgen voor een adequate verdeling van de administratieve uitgaven over de diensten die verantwoordelijk zijn voor het beheren van de onderzoeksactiviteiten. Hierbij zal rekening worden gehouden met het totale budget dat moet worden beheerd, de intensiteit van het gebruik van de drie nieuwe instrumenten, de arbeidsintensiviteit en de jongste technologische ontwikkelingen van de activiteiten in de diverse stadia van hun levenscyclus, inclusief de duur, en de noodzaak om te zorgen voor een effectief beheer van de contracten die onder voorgaande kaderprogramma's zijn gesloten.

De belangrijkste factor die mogelijk zou maken dat dit wordt bereikt is de invoering op uitgebreide schaal van de nieuwe instrumenten die in het volgende kaderprogramma worden voorgesteld, namelijk geïntegreerde projecten, topnetwerken en gezamenlijke uitvoering van nationale onderzoeksprogramma krachtens artikel 169 van het Verdrag. Deze zouden nettoverlagingen van de programmabeheerskosten mogelijk maken.

Met andere woorden, een maximum van 5,5% geeft aan dat de Commissie vastberaden is de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma fundamenteel te wijzigen.

- Het is nuttig eraan te herinneren dat, ook al worden de nieuwe instrumenten volledig in overeenstemming met het Commissievoorstel gebruikt, hun effect op de administratieve uitgaven geleidelijk zal zijn. Gedurende de periode 2003-2006 zal een belangrijk deel van de administratieve activiteiten die door de Commissie worden ondernomen nog bestaan uit het ten uitvoer leggen en afronden van vorige kaderprogramma's.

Aangezien contracten voor onderzoekswerkzaamheden onder contract een gemiddelde duur hebben van vier jaar, kunnen bij de start in 2003 zo'n 13.000 open contracten met een financieel volume van 6.600 miljoen euro worden verwacht.

Gezien het maximum van 5,5% voor de personele en administratieve middelen voor niet-nucleaire werkzaamheden onder contract zal dan ook van het volledige potentieel van de nieuwe beheersaanpak voor het kaderprogramma gebruik dienen te worden gemaakt:

- Er dient volledig gebruik te worden gemaakt van de nieuwe instrumenten om het aantal door de Commissie te beheren individuele projecten en contracten te verminderen.

- Het beheer ervan zal in ruime mate moeten worden vereenvoudigd en gedecentraliseerd.

- Er zal van alle mogelijkheden gebruik moeten worden gemaakt om technische ondersteuningsactiviteiten en bepaalde aspecten van het beheer van specifieke categorieën activiteiten te externaliseren, telkens wanneer daardoor de algemene administratieve uitgaven verminderen.

Het vereist ook efficiënte programma- en begrotingsstructuren, en dit verlaagde maximum van 5,5% moet gelden voor de totaliteit van de twee niet-nucleaire onderzoeksprogramma's betreffende activiteiten onder contract.

Dit voorstel is op kritieke wijze afhankelijk van de invoering van de nieuwe instrumenten in overeenstemming met het Commissievoorstel. Elke herziening ervan impliceert een wijziging van het maximum voor de administratieve kosten.

7.1. Gevolgen voor de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor onderzoekswerkzaamheden onder contract is er een specifieke formatie die in totaal 954 A-posten, 273 B-posten en 427 C-posten omvat, d.w.z. in totaal 1.654 posten (EG en EURATOM, inclusief GAB 3/2001).

Bij deze formatie komen, zonder dat dit financiële gevolgen heeft voor het budget van deze programma's, 166 posten van de huishoudelijke begroting onder de begrotingsplaats deelname aan het uitstippelen en ten uitvoer leggen van het onderzoeksbeleid.

7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven tijdens de duur van het programma.

7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de activiteit voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven voor de activiteit voor de vier uitvoeringsjaren van dit specifiek programma, d.w.z. een jaarlijkse totale uitgave van 172,000 miljoen euro.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1 Follow-upsysteem

De specifieke programma's zijn opgezet om te helpen bij de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en zij worden ten uitvoer gelegd parallel aan en in nauwe samenwerking met andere communautaire en nationale activiteiten waarmee deze zelfde doelstellingen worden nagestreefd. Het karakter zelf van het onderzoek en de verschillende soorten activiteiten en intervenanten op de verschillende niveaus maken de vaststelling van de oorzaken en gevolgen moeilijk, en het toezicht en de evaluatie van de resultaten en impact zijn complex.

Op basis van de ervaring met de vorige programma's en de lopende methodologische studies werden al of worden momenteel een reeks instrumenten ontwikkeld om de doelstellingen uit te werken en de resultaten en impact van het kaderprogramma en de programma's waarmee dit ten uitvoer wordt gelegd alsook de activiteiten die onder de totstandbrenging van de EOR vallen, te volgen en evalueren. De Commissie zal vóór de tenuitvoerlegging van de programma's te gelegener tijd de stand van zaken opmaken betreffende de ontwikkeling van deze instrumenten.

Op deze wijze zal geleidelijk een gestructureerd systeem voor verzameling van informatie en statistieken worden ingevoerd. Binnen deze context zullen algemene indicatoren die aangepast zijn aan de specificiteit van het kaderprogramma worden ontwikkeld om met name de bijdragen van de programma's te kunnen toetsen aan de uitdagingen van de EU die zijn vastgesteld in punt 5.1 (Investeringen in OTO en in kennis, algemeen en op de prioritaire gebieden van de EU, personele middelen op het gebied van OTO, exploitatie van de resultaten op het gebied van OTO, coherentie van het nationale en communautaire onderzoeksbeleid en het beleid inzake onderzoeksinfrastructuren).

Bovendien zullen specifiekere indicatoren worden vastgesteld voor de verschillende doelstellingen van de programma's betreffende met name productie, beheer en netwerking, exploitatie en effect van de kennis die voortvloeit uit de activiteiten die worden verricht uit hoofde van de programma's. Eerste algemene lijnen ter overweging in die zin zijn reeds vermeld onder punt 5.2 onder Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters.

8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

- Jaarlijkse voortgangscontrole: de Commissie, die daarbij eventueel een beroep doet op adequate expertise, toetst continu de voortgang van het kaderprogramma en de specifieke programma's aan de vastgestelde doelstellingen. Zij beoordeelt met name of de doelstellingen, prioriteiten, instrumenten, financiële middelen en het beheer nog steeds aangepast zijn aan de ontwikkeling van de situatie.

De doelstelling is het versterken en verbeteren van de systematische verzameling, de coherentie en de kwaliteit van de basisinformatie, teneinde een effectieve analyse en follow-up alsmede een substantiële bijdrage aan de vijfjaarlijkse evaluatie mogelijk te maken. Om de beheerders van het communautaire onderzoek meer bewust te maken van kwesties in verband met toezicht op de uitvoering en de resultaten en impact van de programma's wordt ook overwogen een gemeenschappelijk formaat voor auto-evaluatie uit te werken. Bovendien worden maatregelen genomen om te zorgen voor een betere coherentie tussen de follow-up van het kaderprogramma, de specifieke programma's en de voortgang van de Europese Onderzoeksruimte.

Jaarlijks verslag: De stand van zaken betreffende de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma en de specifieke programma's wordt gepubliceerd in het jaarlijkse verslag dat krachtens artikel 173 van het Verdrag bij het Europees Parlement en de Raad wordt ingediend. Dit omvat met name de resultaten van de jaarlijkse voortgangscontrole, een beschrijving van de activiteiten die gedurende het voorgaande jaar inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte en verspreiding van de resultaten zijn verricht, en het werkprogramma van het lopende jaar.

- Vijfjaarlijkse evaluatie: Alvorens haar voorstel voor het volgende kaderprogramma en de specifieke programma's te presenteren laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen van hoog niveau een toetsing van de tenuitvoerlegging van de communautaire activiteiten in de laatste vijf jaar vóór deze evaluatie, van het bereiken van de doelstellingen en van de impact van de activiteiten aan de in de betrokken periodes van toepassing zijnde doelstellingen uitvoeren. De Commissie deelt de conclusies van deze evaluatie, vergezeld van haar opmerkingen, aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's mee.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Bij het indienen van de verslagen die aanleiding kunnen geven tot de consolidatie van de ontvangsten in de boekhouding van de deelnemers dient de financiële coördinator alle financiële documentatie ter beschikking te stellen van de Commissie om haar in staat te stellen haar financiële controles te verrichten, en deelt hij het tijdschema en de consolidering van de boekhouding van de deelnemers mee.

De Commissie voert eventueel dergelijke financiële controles uit, met name indien zij redenen heeft om te twijfelen aan de realiteit van de boekhouding met het oog op de voortgang van de werkzaamheden beschreven in de activiteitenverslagen.

De financiële controles van de Gemeenschap worden uitgevoerd door eigen personeel of door boekhouddeskundigen die overeenkomstig de wetgeving van de gecontroleerde deelnemer zijn erkend. De Gemeenschap kiest deze laatsten vrij, maar vermijdt risico's van belangenconflicten die haar door de gecontroleerde deelnemer kunnen worden meegedeeld.

Bovendien dient de Commissie er bij het uitvoeren van de onderzoeksactiviteiten voor te zorgen dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden beschermd door effectieve controles en, wanneer onregelmatigheden worden ontdekt, maatregelen alsmede afschrikkende en evenredige sancties.

Om deze doelstelling te verwezenlijken zullen regels in verband met controles, maatregelen en sancties, onder verwijzing naar de Verordeningen nrs. 2988/95, 2185/96, 1073/99 en 1074/99, worden opgenomen in alle juridische instrumenten die gebruikt worden bij de tenuitvoerlegging van de programma's, inclusief de specifieke contracten en de modelcontracten.

Met name moet in de contracten in de volgende punten worden voorzien:

- de opname van specifieke contractuele clausules om de financiële belangen van de EG te beschermen bij het uitvoeren van controles en controlemaatregelen in verband met de toekenningen;

- de inzet van administratieve controles op het gebied van fraudebestrijding, in overeenstemming met Verordeningen nrs. 2185/96, 1073/99 en 1074/99;

- de toepassing van administratieve sancties voor alle opzettelijke of nalatige onregelmatigheden bij de tenuitvoerlegging van de contracten, in overeenstemming met Kaderverordening nr. 2988/95, inclusief een mechanisme voor plaatsing op een zwarte lijst;

- het feit dat mogelijke invorderingsopdrachten in geval van onregelmatigheden en fraude executoriale titel vormen overeenkomstig artikel 256 van het EG-Verdrag.

Top