EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1264

Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

ST/6919/2024/INIT

PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1264

30.4.2024

VERORDENING (EU) 2024/1264 VAN DE RAAD

van 29 april 2024

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 14, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De coördinatie van het economische beleid van de lidstaten binnen de Unie, zoals bepaald in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), brengt met zich mee dat de volgende grondbeginselen moeten worden nageleefd: stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities, alsook een houdbare betalingsbalans.

(2)

Het kader voor economische governance van de Unie, dat met betrekking tot het economische beleid van de lidstaten voorziet in een uitgebreid stelsel van beleidscoördinatie en -toezicht, is voor de lidstaten leidend geweest bij het bereiken van hun doelstellingen op het gebied van hun economische en begrotingsbeleid. Sinds het Verdrag betreffende de Europese Unie (3) (VEU), gedaan te Maastricht op 7 februari 1992, heeft het kader voor economische governance bijgedragen aan de totstandkoming van macro-economische convergentie, het waarborgen van gezonde overheidsfinanciën en het aanpakken van macro-economische onevenwichtigheden. In combinatie met een gemeenschappelijk monetair beleid en een gemeenschappelijke munt in de eurozone zijn middels het kader voor economische governance de omstandigheden gecreëerd voor economische stabiliteit, duurzame en inclusieve economische groei en meer werkgelegenheid voor burgers van de Unie.

(3)

Het stabiliteits- en groeipact, dat aanvankelijk bestond uit de Verordeningen (EG) nr. 1466/97 (4) en (EG) nr. 1467/97 (5) van de Raad en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 (6), is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een krachtige duurzame en inclusieve groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

(4)

In de derde fase van de economische en monetaire unie zijn de lidstaten op grond van artikel 126, lid 1, VWEU verplicht om buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(5)

Het kader voor economische governance van de Unie moet worden aangepast om beter rekening te houden met de toegenomen verschillen tussen de lidstaten in begrotingssituaties, uitdagingen met betrekking tot overheidsschuld en economische uitdagingen, alsook andere kwetsbaarheden. De krachtige beleidsreactie op de COVID-19-pandemie is bijzonder effectief gebleken in het inperken van de economische en sociale gevolgen van de door die pandemie veroorzaakte crisis, maar heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de schuldquotes van overheden en de private sector, waaruit duidelijk bleek hoe belangrijk het is om schuldquotes en tekorten op een geleidelijke, realistische, aanhoudende en groeivriendelijke wijze tot prudente niveaus terug te dringen om zo ruimte te bieden voor anticyclisch beleid en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, en daarbij terdege rekening te houden met sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd moet het kader voor economische governance van de Unie zo worden aangepast dat het een bijdrage levert aan de aanpak van de problemen van de Unie op middellange en lange termijn, zoals het verwezenlijken van een rechtvaardige digitale en groene transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (7), het waarborgen van energiezekerheid, het ondersteunen van een open strategische autonomie, het aanpakken van demografische veranderingen, het versterken van de sociale en economische veerkracht, alsook door te zorgen voor aanhoudende convergentie en de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie — allemaal zaken die in de komende jaren hervormingen en aanhoudende grote investeringen zullen vergen.

(6)

Met het kader voor economische governance van de Unie moeten gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei worden bevorderd, en daarin moet derhalve een onderscheid tussen lidstaten worden gemaakt door rekening te houden met hun uitdagingen met betrekking tot overheidsschuld en hun economische uitdagingen en door meerjarige landspecifieke begrotingspaden mogelijk te maken, waarbij er voor doeltreffend multilateraal toezicht moet worden gezorgd en het beginsel van gelijke behandeling moet worden geëerbiedigd.

(7)

Om een transparant en gemeenschappelijk Uniekader op basis van de referentiewaarden van artikel 126, lid 2, VWEU en Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten dat gehecht is aan het VEU en het VWEU (“Protocol nr. 12”), te waarborgen, moet tegelijkertijd worden voorzien in een betere handhaving bij het multilateraal toezicht, als noodzakelijke tegenhanger van een op risico’s gebaseerd toezichtskader dat landspecifieke begrotingspaden mogelijk maakt.

(8)

Om het begrotingskader van de Unie te vereenvoudigen en de transparantie te vergroten, moet één enkele operationele indicator op basis van de houdbaarheid van de schuld als uitgangspunt dienen voor het vaststellen van het begrotingspad en voor het uitvoeren van het jaarlijkse begrotingstoezicht voor elke lidstaat. Die ene enkele operationele indicator moet worden gebaseerd op nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven, dat wil zeggen: overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven in het kader van Unieprogramma’s die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven ter medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, alsook cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Conform de leidende beginselen die de Commissie hanteert om transacties als eenmalige en andere tijdelijke maatregelen te classificeren, mogen die eenmalige en andere tijdelijke maatregelen ook niet bij de indicator inzake de netto-overheidsuitgaven worden gerekend. Die indicator, die niet onderhevig is aan de werking van automatische stabilisatoren en andere uitgavenschommelingen die buiten de directe macht van de overheid vallen, biedt ruimte voor anticyclische macro-economische stabilisatie.

(9)

De procedure bij buitensporige tekorten voor in artikel 126, lid 2, VWEU en Protocol nr. 12 bedoelde overschrijdingen van de referentiewaarde voor het tekort van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) is een vast onderdeel van het kader voor begrotingstoezicht van de Unie waarmee het begrotingsbeleid in de lidstaten doeltreffend is beïnvloed.

(10)

Om de procedure bij buitensporige tekorten te versterken voor de in artikel 126, lid 2, VWEU en Protocol nr. 12 bedoelde overschrijdingen van het schuldcriterium van 60 % van het bbp, moet de nadruk liggen op afwijkingen van het door de Raad op grond van Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad (8) vastgestelde netto-uitgavenpad.

(11)

Op grond van Verordening (EU) 2024/1263 kan de Raad op aanbeveling van de Commissie lidstaten toestaan om van het door de Raad krachtens die verordening vastgestelde netto-uitgavenpad af te wijken in geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel, of in geval van uitzonderlijke omstandigheden waarover de overheid geen controle heeft en die een aanzienlijke invloed op de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat hebben, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Bijgevolg hoeft een dergelijke afwijking niet te worden vastgelegd in de controlerekening, noch tot instelling van een schuldgerelateerde procedure bij buitensporige tekorten te leiden.

(12)

De Commissie moet bij de beoordeling van het bestaan van een buitensporig tekort overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU, rekening houden met alle relevante factoren. Aanzienlijke schuldproblemen in de betrokken lidstaat moeten worden aangemerkt als een belangrijke verzwarende factor.

(13)

Gezien de toenemende geopolitieke spanningen en veiligheidsuitdagingen en de daaruit voortvloeiende noodzaak voor de lidstaten om hun vermogens op te bouwen, moeten bij de beoordeling van het bestaan van een buitensporig tekort overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU, gestegen overheidsinvesteringen in defensie, indien daarvan sprake is, als relevante factor worden aangemerkt. Die factor kan worden afgezet tegen Uniegemiddelden, trends op middellange termijn of andere relevante benchmarks, daarbij rekening houdend met de statistische regels betreffende het moment van boeking van uitgaven voor militair materieel.

(14)

Om de werkelijke afwijkingen van het in Verordening (EU) 2024/1263 vervatte netto-uitgavenpad te bewaken, moet de Commissie voor elke lidstaat een controlerekening opstellen waarin jaarlijkse afwijkingen in de loop der tijd worden bijgehouden. Handhavingsmaatregelen moeten gebaseerd worden op de informatie in de controlerekening. Meer in het bijzonder moet de Commissie overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU een verslag opstellen indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, de begrotingssituatie niet vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont en indien de in de controlerekening van de lidstaat geregistreerde afwijkingen de vastgestelde jaarlijkse of cumulatieve drempels overschrijden. De begrotingssituatie wordt geacht vrijwel in evenwicht te zijn indien het algemene overheidstekort niet meer dan 0,5 % van het bbp bedraagt.

(15)

Het correctieve netto-uitgavenpad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten moet het algemene overheidstekort binnen de door de Raad gestelde termijn onder de in artikel 126, lid 2, VWEU en Protocol nr. 12 bedoelde referentiewaarde van 3 % brengen of houden. Het correctieve netto-uitgavenpad ingevolge de procedure bij buitensporige tekorten is in beginsel het oorspronkelijk door de Raad vastgestelde uitgavenpad, rekening houdend met de noodzaak tot een minimale structurele aanpassing van 0,5 procentpunt van het bbp in geval van een inbreuk op het tekortcriterium of met de bij schending van het schuldcriterium in de regel noodzakelijke correctie van de afwijking van dat uitgavenpad. Indien het oorspronkelijke uitgavenpad door objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is, moet de Raad in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten een ander uitgavenpad kunnen vaststellen.

(16)

Voor lidstaten die het voorwerp van een procedure bij buitensporige tekorten zijn, moet de Raad, op aanbeveling van de Commissie, de termijn voor correctie van het buitensporige tekort verder kunnen verlengen wanneer hij overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1263 het bestaan vaststelt van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel, of in geval van uitzonderlijke omstandigheden waarover de overheid geen controle heeft en die een aanzienlijke invloed op de overheidsfinanciën van een individuele lidstaat hebben overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1263, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt.

(17)

Een aantal specifieke bepalingen uit Verordening (EG) nr. 1467/97 met betrekking tot de bijdragen aan pensioenstelsels met een tweede pijler moeten worden geschrapt aangezien in het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad al rekening moet worden gehouden met ontvangstenderving in verband met dergelijke bijdragen.

(18)

Onafhankelijke begrotingsinstellingen hebben aangetoond dat zij in staat zijn om begrotingsdiscipline te bevorderen en de geloofwaardigheid van de overheidsfinanciën van lidstaten te versterken. Om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, moet de adviserende rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen in het herziene kader voor economische governance van de Unie worden behouden teneinde geleidelijk hun capaciteit te vergroten. Een permanent en onafhankelijker Europees Begrotingscomité moet een prominentere adviserende rol spelen in het kader voor economische governance van de Unie.

(19)

Er moeten duidelijke voorwaarden worden vastgesteld voor de stopzetting van procedures bij buitensporige tekorten. Om tot stopzetting te kunnen overgaan, moet het tekort geloofwaardig beneden de in artikel 126, lid 2, VWEU en Protocol nr. 12 bedoelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven en moet de lidstaat, in het geval van een schuldgerelateerde procedure bij buitensporige tekorten, de naleving aantonen van het netto-uitgavenpad van de procedure bij buitensporige tekorten.

(20)

De in artikel 126, lid 11, VWEU bedoelde boeten moeten niet aan een minimumbedrag gebonden zijn maar cumulatief worden opgelegd tot effectief gevolg wordt gegeven, om een daadwerkelijke stimulans te vormen voor de naleving van de aanmaningen die krachtens een procedure bij buitensporige tekorten overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU, aan lidstaten zijn gedaan.

(21)

Deze wijzigingsverordening maakt deel uit van een pakket, samen met Verordening (EU) 2024/1263 en Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad (9). Samen hervormen die drie wetgevingshandelingen (samen “de hervorming van het kader voor economische governance”) het kader voor economische governance van de Unie, waarbij de inhoud van titel III (begrotingspact) van het Verdrag van 2 maart 2012 inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (10) (het “VSCB”) in het recht van de Unie wordt opgenomen, overeenkomstig artikel 16 van het VSCB. Door voort te bouwen op de ervaringen met de uitvoering van het VSCB door de lidstaten, behoudt de hervorming van het kader voor economische governance de gerichtheid op de middellange termijn van het begrotingspact als instrument om begrotingsdiscipline te bereiken en groei te bevorderen. De hervorming van het kader voor economische governance heeft een sterkere landspecifieke dimensie om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, onder meer door het behoud van de adviserende rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen, die in hoofdzaak gebaseerd is op de door de Commissie in haar mededeling van 20 juni 2012 voorgestelde gemeenschappelijke beginselen inzake nationale begrotingscorrectiemechanismen van het begrotingspact in overeenstemming met artikel 3, lid 2, van het VSCB. De analyse van de uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de door het begrotingspact vereiste algemene beoordeling van de naleving is opgenomen in Verordening (EU) 2024/1263. Zoals in het begrotingspact zijn tijdelijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn alleen toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1263 en in overeenstemming met de bepalingen over de controlerekening. In dezelfde geest als het begrotingspact moeten er bij aanzienlijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn maatregelen worden genomen om de afwijkingen binnen een gestelde termijn te corrigeren. Met de hervorming van het kader voor economische governance worden procedures voor begrotingstoezicht en handhaving versterkt om gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei te kunnen bevorderen. Bij de hervorming van het kader voor economische governance blijven de fundamentele doelstellingen van begrotingsdiscipline en houdbaarheid van de schuld uit het begrotingspact dus overeind.

(22)

Er zijn overgangsbepalingen nodig voor lidstaten die reeds het voorwerp van een procedure bij buitensporige tekorten zijn op het moment waarop het hervormde kader in werking treedt. Aanbevelingen krachtens artikel 126, lid 7, VWEU en aanmaningen krachtens artikel 126, lid 9, VWEU, die reeds voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening zijn vastgesteld, moeten worden herzien en in overeenstemming gebracht met de gewijzigde bepalingen van Verordening (EG) nr. 1467/97. Zo kan de Raad een correctief netto-uitgavenpad vaststellen dat verenigbaar is met die nieuwe bepalingen voor lidstaten die maatregelen hebben genomen, zonder te moeten overgaan tot het instellen van de procedure bij buitensporige tekorten.

(23)

Overwegende dat in een sterk veranderd renteklimaat de regels van de tekortgerelateerde procedure bij buitensporige tekorten — met een minimale jaarlijkse structurele verbetering van ten minste 0,5 % van het bbp als benchmark — ongewijzigd blijven, kan de Commissie bij de vaststelling van het voorgestelde correctieve uitgavenpad met betrekking tot het eerste budgettair-structurele plan voor de middellange termijn voor de jaren 2025, 2026 en 2027 in het kader van de buitensporigtekortprocedure, de benchmark gedurende een overgangsperiode in 2025, 2026 en 2027 aanpassen aan de stijging van de rentebetalingen, teneinde de positieve effecten van de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (11) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit niet teniet te doen, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat uitlegt hoe hij zal zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en hoe hij de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2024/1263 gaat aanpakken, in overeenstemming met de doelstelling om de groene en digitale transities tot stand te brengen en defensievermogens op te bouwen.

(24)

Verordening (EG) nr. 1467/97 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(25)

Gezien de bestaande termijn in het kader van het stabiliteits- en groeipact, moet deze verordening met spoed in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De artikelen 1 en 2 worden vervangen door:

“Artikel 1

1.   Deze verordening stelt de bepalingen vast voor het bespoedigen en verduidelijken van de uitvoering van de procedure bij buitensporige tekorten. Het doel van de procedure bij buitensporige tekorten is buitensporige overheidstekorten te ontmoedigen en, indien dergelijke tekorten optreden, die spoedig te doen corrigeren, waarbij op basis van de criteria voor het overheidstekort en de overheidsschuld wordt beoordeeld of begrotingsdiscipline wordt betracht.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “deelnemende lidstaten” verstaan de lidstaten die de euro als munt hebben.

3.   De definities van artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad (*1) zijn van toepassing.

Artikel 2

1.   Wanneer een overheidstekort de referentiewaarde overschrijdt, wordt die overschrijding overeenkomstig artikel 126, lid 2, punt a), tweede streepje, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als uitzonderlijk beschouwd indien de Raad overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2024/1263 het bestaan heeft vastgesteld van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel, of van uitzonderlijke omstandigheden waarover de overheid geen controle heeft en die een aanzienlijke invloed hebben op de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat, overeenkomstig artikel 26 van die verordening.

Voorts wordt de overschrijding van de referentiewaarde als tijdelijk beschouwd indien uit de begrotingsprognoses van de Commissie blijkt dat het tekort na afloop van de in de eerste alinea bedoelde ernstige economische neergang of uitzonderlijke omstandigheden onder de referentiewaarde zal dalen.

2.   Indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) de referentiewaarde overschrijdt, wordt die verhouding overeenkomstig artikel 126, lid 2, punt b), VWEU geacht in voldoende mate af te nemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo te benaderen indien de betrokken lidstaat zich aan zijn door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad houdt.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU een verslag op indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, de begrotingssituatie niet vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont en indien de in de controlerekening van de lidstaat geregistreerde afwijkingen groter zijn dan:

a)

hetzij 0,3 procentpunt van het bbp per jaar;

b)

hetzij cumulatief 0,6 procentpunt van het bbp.

3.   Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 126, lid 3, VWEU houdt de Commissie rekening met alle relevante factoren zoals vermeld in dat artikel, voor zover zij de beoordeling of de betrokken lidstaat de tekort- en schuldcriteria naleeft, aanzienlijk beïnvloeden.

Het in artikel 126, lid 3, VWEU, bedoelde verslag weerspiegelt in voorkomend geval:

a)

de omvang van de schuldproblemen op basis van de methode van artikel 10 van Verordening 2024/1263, de ontwikkeling van de schuldenpositie van de overheid en de financiering ervan, en de bijbehorende risicofactoren en dan met name de looptijdstructuur, de valutasamenstelling van de schuld en voorwaardelijke verplichtingen, met inbegrip van eventuele impliciete verplichtingen die verband houden met de vergrijzing en de particuliere schuld;

b)

de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie, waaronder met name de omvang van de werkelijke jaarlijkse en cumulatieve afwijking van het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad, zoals vastgesteld op basis van de controlerekening;

c)

de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie, waaronder potentiële groei, de inflatieontwikkelingen en de conjuncturele ontwikkelingen, vergeleken met de aannames die ten grondslag liggen aan het door de Raad vastgestelde netto-uitgavenpad;

d)

de voortgang met hervormingen en investeringen, waaronder met name begrepen beleid ter voorkoming en correctie van macro-economische onevenwichtigheden en beleid voor de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie voor groei en werkgelegenheid van de Unie, waaronder beleid dat door de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (*2) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt ondersteund, en de algehele kwaliteit van de overheidsfinanciën, waaronder met name de doeltreffendheid van nationale begrotingskaders;

e)

gestegen overheidsinvesteringen in defensie, indien daarvan sprake is, ook rekening houdend met moment van boeking van uitgaven voor militair materieel.

De Commissie houdt terdege en uitdrukkelijk rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om de nakoming van de tekort- en schuldcriteria volledig te kunnen beoordelen, en die de lidstaat aan de Raad en de Commissie kenbaar heeft gemaakt. In dat verband wordt bijzondere aandacht geschonken aan financiële bijdragen voor bevordering van internationale solidariteit en verwezenlijking van de gemeenschappelijke beleidsdoelen van de Unie als bedoeld in artikel 13, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263.

4.   De Raad en de Commissie verrichten een evenwichtige algemene beoordeling van alle relevante factoren, en met name van de mate waarin die factoren, als verzwarende of verzachtende factoren, van invloed zijn op de vraag of wordt voldaan aan het tekort- en/of schuldcriterium. Indien de lidstaat met aanzienlijke schuldproblemen kampt als bedoeld in lid 3, tweede alinea, punt a), van dit artikel, wordt dat als een belangrijke verzwarende factor aangemerkt. Gunstige conjuncturele, begrotings- en financiële ontwikkelingen worden niet als verzachtende factoren aangemerkt, maar ongunstige ontwikkelingen kunnen wel als zodanig worden aangemerkt.

Indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, wordt bij de nalevingsbeoordeling op basis van het tekortcriterium in de in artikel 126, leden 4, 5, en 6, VWEU bedoelde stappen die voorafgaan aan het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort enkel met die factoren rekening gehouden indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het overkoepelende beginsel, namelijk dat het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is.

Bij de nalevingsbeoordeling op basis van het schuldcriterium wordt in de stappen die leiden tot het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort echter wel rekening gehouden met die factoren.

5.   Indien lidstaten op grond van de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) 2024/1263 van hun netto-uitgavenpad mogen afwijken, kunnen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling besluiten tot geen conclusie te komen betreffende het bestaan van een buitensporig tekort.

6.   Indien de Raad, handelend krachtens artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat, houden de Raad en de Commissie in de daaropvolgende fasen van de procedure van artikel 126 VWEU rekening met de in lid 3 van dit artikel bedoelde relevante factoren aangezien die van invloed zijn op de situatie van de betrokken lidstaat, inclusief die welke vermeld zijn in artikel 5, lid 2, van deze verordening, met name bij de vaststelling van een termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort en de eventuele verlenging van die termijn. Die relevante factoren worden evenwel niet in aanmerking genomen voor het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, VWEU te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, VWEU bedoelde besluiten.

(*1)  Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj)."

(*2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).”."

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

1.   Binnen twee weken nadat de Commissie een overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU opgesteld verslag heeft aangenomen, brengt het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 126, lid 4, VWEU advies uit.

2.   Indien de Commissie van mening is dat er een buitensporig tekort bestaat, richt zij, volledig rekening houdend met het in lid 1 van dit artikel bedoelde advies, een advies en een voorstel tot de Raad overeenkomstig artikel 126, leden 5 en 6, VWEU en brengt zij het Europees Parlement daarvan op de hoogte.

3.   In de regel besluit de Raad binnen vier maanden na de in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (*3) vastgestelde kennisgevingsdata overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. Indien de Raad besluit dat er een buitensporig tekort bestaat, richt hij terzelfder tijd overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU aanbevelingen tot de betrokken lidstaat. De Raad maakt zijn besluiten uit hoofde van artikel 126, lid 6, VWEU openbaar.

4.   In de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat effectief gevolg aan die aanbeveling moet geven. Indien de ernst van de situatie dat rechtvaardigt, kan de termijn voor effectief gevolg geven worden verkort tot drie maanden. In de aanbeveling van de Raad wordt ook een termijn vastgesteld voor de correctie van het buitensporige tekort.

In zijn aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat tevens een correctief netto-uitgavenpad uit te voeren om te waarborgen dat het algemene overheidstekort binnen de in de aanbeveling bepaalde termijn onder de referentiewaarde blijft of wordt gebracht en gehandhaafd.

Indien de procedure bij buitensporige tekorten is ingesteld op grond van het tekortcriterium, geldt voor de jaren waarin het algemene overheidstekort de referentiewaarde naar verwachting zal overschrijden, als benchmark voor het correctieve netto-uitgavenpad een minimale jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,5 % van het bbp.

Indien de procedure bij buitensporige tekorten is ingesteld op basis van het schuldcriterium, is het correctieve netto-uitgavenpad ten minste even veeleisend als het door de Raad overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde netto-uitgavenpad, en corrigeert het in de regel binnen de door de Raad gestelde termijn de gecumuleerde afwijkingen van de controlerekening.

5.   De betrokken lidstaat brengt binnen de in lid 4 van dit artikel bedoelde termijn aan de Raad en de Commissie verslag uit over het gevolg dat is gegeven aan de aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU. Het verslag bevat de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten en voor de discretionaire maatregelen aan zowel de uitgavenzijde als de ontvangstenzijde die verenigbaar zijn met de aanbeveling van de Raad, alsook informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. De lidstaat maakt het verslag openbaar. De lidstaat kan de betrokken onafhankelijke begrotingsinstelling verzoeken een niet-bindend, afzonderlijk verslag op te stellen over de toereikendheid van de genomen en voorgenomen maatregelen ten opzichte van de doelstellingen.

6.   De Raad kan op aanbeveling van de Commissie besluiten een herziene aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU vast te stellen indien:

a)

naar aanleiding van een dergelijke aanbeveling doeltreffende maatregelen zijn genomen en de voorwaarden van artikel 26 van Verordening (EU) 2024/1263 van toepassing zijn, of

b)

de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2024/1263 van toepassing zijn.

In de herziene aanbeveling kan met name de termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort worden verlengd, in de regel met een jaar.

(*3)  Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).”."

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   Wanneer de Raad onderzoekt of aan zijn aanbevelingen overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU effectief gevolg is gegeven, baseert hij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze verordening heeft ingediend en op de uitvoering daarvan, alsook op eventuele andere publiekelijk aangekondigde en voldoende uitvoerige besluiten van de regering van de betrokken lidstaat.

Indien de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, VWEU vaststelt dat de betrokken lidstaat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen heeft gegeven, brengt hij daaromtrent verslag uit aan de Europese Raad.

2.   Een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 8, VWEU om zijn aanbeveling openbaar te maken, wanneer wordt vastgesteld dat daaraan geen effectief gevolg is gegeven, wordt genomen onmiddellijk na het verstrijken van de overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze verordening gestelde termijn.”.

4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 8, VWEU heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanmaning verzoekt de Raad de lidstaat een correctief netto-uitgavenpad uit te voeren overeenkomstig de vereisten van artikel 3, lid 4, van deze verordening. De Raad geeft ook maatregelen aan die bevorderlijk zijn voor het bereiken van het correctieve netto-uitgavenpad.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De Raad kan op aanbeveling van de Commissie besluiten een herziene aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, VWEU vast te stellen indien:

a)

naar aanleiding van een dergelijke aanmaning doeltreffende maatregelen zijn genomen en de voorwaarden van artikel 26 van Verordening (EU) 2024/1263 van toepassing zijn, of

b)

de voorwaarden van artikel 25 van Verordening (EU) 2024/1263 van toepassing zijn.

In de herziene aanmaning kan met name de termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort worden verlengd, in de regel met een jaar.”.

5)

In artikel 6 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Wanneer de Raad onderzoekt of aan zijn aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU effectief gevolg is gegeven, baseert hij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1 bis, van deze verordening heeft ingediend en op de uitvoering ervan, alsook op eventuele andere publiekelijk aangekondigde en voldoende uitvoerige besluiten van de regering van de betrokken lidstaat. Er wordt rekening gehouden met het resultaat van de overeenkomstig artikel 10 bis van deze verordening door de Commissie uitgevoerde toezichtsmissie.”.

6)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

1.   Een besluit van de Raad krachtens artikel 126, lid 11, VWEU, om sancties te versterken, wordt genomen uiterlijk twee maanden na de kennisgevingsdata op grond van Verordening (EG) nr. 479/2009.

2.   Een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 12, VWEU om al zijn besluiten of sommige daarvan in te trekken, wordt zo spoedig mogelijk genomen en in ieder geval uiterlijk twee maanden na de kennisgevingsdata op grond van Verordening (EG) nr. 479/2009.

3.   Een besluit van de Raad wordt uitsluitend op grond van artikel 126, lid 12, VWEU genomen indien het tekort onder de referentiewaarde is gebracht en naar verwachting van de Commissie in het lopende en komende jaar onder die waarde zal blijven, alsook indien de procedure bij buitensporige tekorten op basis van het schuldcriterium was ingesteld, de betrokken lidstaat het door de Raad overeenkomstig artikel 3, lid 4, of artikel 5, lid 1, van deze verordening vastgestelde correctieve netto-uitgavenpad in de vorige twee jaar is nagekomen.”.

7)

In artikel 9 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De procedure bij buitensporige tekorten wordt geschorst indien:

a)

de betrokken lidstaat handelt overeenkomstig aanbevelingen die zijn gedaan overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU;

b)

de betrokken deelnemende lidstaat handelt overeenkomstig de aanmaningen die zijn gegeven overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU.”.

8)

Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

1.   De Raad en de Commissie volgen regelmatig de uitvoering van de maatregelen:

die de betrokken lidstaat naar aanleiding van de aanbevelingen krachtens artikel 126, lid 7, VWEU neemt;

die de betrokken deelnemende lidstaat naar aanleiding van de aanmaningen krachtens artikel 126, lid 9, VWEU neemt.

2.   Indien maatregelen niet door een deelnemende lidstaat ten uitvoer worden gelegd of naar het oordeel van de Raad ontoereikend zijn, neemt de Raad onmiddellijk een besluit krachtens respectievelijk artikel 126, lid 9, of artikel 126, lid 11, VWEU.

3.   Indien uit feitelijke gegevens op grond van Verordening (EG) nr. 479/2009 blijkt dat een deelnemende lidstaat een buitensporig tekort niet heeft gecorrigeerd binnen de termijnen die in aanbevelingen krachtens artikel 126, lid 7, VWEU of aanmaningen krachtens artikel 126, lid 9, VWEU gesteld zijn, neemt de Raad onmiddellijk een besluit krachtens respectievelijk artikel 126, lid 9, of artikel 126, lid 11, VWEU.”.

9)

Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Commissie zorgt conform de doelstellingen van deze verordening voor een permanente dialoog met de autoriteiten van de lidstaten. Daartoe voert de Commissie in het bijzonder missies uit om de feitelijke economische situatie in de lidstaat te beoordelen en om eventuele risico’s of moeilijkheden bij de naleving van de doelstellingen van deze verordening te identificeren, en maakt zij contacten met andere relevante belanghebbenden mogelijk, waaronder de nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   De Commissie kan nadat de Raad een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU, heeft vastgesteld en op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat, haar beoordeling van de economische en begrotingssituatie in de lidstaat voorleggen. Het toezicht kan met het oog op toezicht ter plaatse worden versterkt voor lidstaten die het voorwerp vormen van aanbevelingen en aanmaningen naar aanleiding van een besluit op grond van artikel 126, lid 8, VWEU en besluiten krachtens artikel 126, lid 11, VWEU. De betrokken lidstaten verstrekken alle informatie die nodig is voor de voorbereiding en uitvoering van de missie.”.

10)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

1.   De boete bedraagt ten hoogste 0,05 % van de meest recente raming van het bbp van het voorgaande jaar, voor de duur van zes maanden en moet halfjaarlijks worden voldaan tot de Raad vaststelt dat de betrokken lidstaat effectief gevolg heeft gegeven aan de krachtens artikel 126, lid 9, VWEU gegeven aanmaning.

2.   Tot het besluit omtrent het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, beoordeelt de Raad in elke periode van zes maanden die volgt op de periode waarin een boete is opgelegd of de betrokken deelnemende lidstaat effectief gevolg heeft gegeven aan de aanmaning van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU. In die halfjaarlijkse beoordeling besluit de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, VWEU om de sancties te versterken, tenzij de betrokken deelnemende lidstaat gevolg heeft gegeven aan de aanmaning van de Raad.”.

11)

De artikelen 14 en 15 worden vervangen door:

“Artikel 14

Afhankelijk van de mate waarin de betrokken deelnemende lidstaat erin is geslaagd het buitensporige tekort te corrigeren, trekt de Raad de in artikel 126, lid 11, eerste en tweede streepje, VWEU, bedoelde sancties overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU in.

Artikel 15

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU trekt de Raad alle nog openstaande sancties in indien het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken. Boeten die overeenkomstig artikel 12 van deze verordening zijn opgelegd, worden niet aan de betrokken deelnemende lidstaat terugbetaald.”.

12)

Artikel 16 wordt vervangen door:

“Artikel 16

De in artikel 12 bedoelde geldboeten vormen algemene ontvangsten voor de Uniebegroting.”.

13)

Artikel 17 wordt geschrapt.

14)

Artikel 17 bis wordt vervangen door:

“Artikel 17 bis

1.   Uiterlijk op 31 december 2030, en daarna elke vijf jaar, publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.

Dat verslag bevat een evaluatie van:

a)

de doeltreffendheid van deze verordening bij de verwezenlijking van de in artikel 1, lid 1, bedoelde doelstelling, en

b)

de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU.

2.   Indien passend gaat het in lid 1 bedoelde verslag vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

3.   Het in lid 1 bedoelde verslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.”.

15)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 17 ter

Op aanbeveling van de Commissie stelt de Raad een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU of een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU vast voor lidstaten waaraan op 30 april 2024 reeds een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU, of een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU was gericht en die daaraan effectief gevolg hebben gegeven.

De Raad stelt de herziene aanbeveling of aanmaning tezamen vast met de vaststelling van de aanbeveling op grond van artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 waarin het netto-uitgavenpad wordt vastgesteld.”.

16)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

D. CLARINVAL


(1)  Standpunt van 23 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)   PB C 290 van 18.8.2023, blz. 17.

(3)   PB C 191 van 29.7.1992, blz. 1.

(4)  Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(6)  Resolutie van de Europese Raad betreffende het stabiliteits- en groeipact (Amsterdam, 17 juni 1997) (PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj).

(9)  Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj).

(10)   https://www.consilium.europa.eu/media/20399/st00tscg26_en12.pdf.

(11)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top