EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D0359

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/359 van de Raad van 22 februari 2021 waarbij Nederland wordt gemachtigd om een verlaagd belastingtarief toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen voor elektrische voertuigen

PB L 69 van 26/02/2021, p. 6–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2021/359/oj

26.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/6


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/359 VAN DE RAAD

van 22 februari 2021

waarbij Nederland wordt gemachtigd om een verlaagd belastingtarief toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen voor elektrische voertuigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (1), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2266 van de Raad (2) was Nederland in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG gemachtigd om tot en met 31 december 2020 een verlaagd belastingtarief toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen waar elektrische voertuigen rechtstreeks worden opgeladen.

(2)

Op 30 maart 2020 heeft Nederland verzocht om machtiging om een verlaagd belastingtarief voor aan laadpalen voor elektrische voertuigen geleverde elektriciteit te blijven toepassen van 1 januari 2021 tot 1 januari 2025. Op verzoek van de Commissie heeft Nederland op 20 november 2020 aanvullende informatie in verband met zijn aanvraag verstrekt.

(3)

Het verlaagde belastingtarief strekt ertoe het gebruik van elektrische voertuigen verder te bevorderen door de kosten voor de elektriciteit waarmee deze voertuigen worden aangedreven, te verlagen.

(4)

Het gebruik van elektrische voertuigen leidt niet tot de emissie van luchtverontreinigende stoffen die het gevolg zijn van de verbranding van benzine en diesel of andere fossiele brandstoffen, en draagt zo bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit in steden. Het gebruik van elektrische voertuigen kan bovendien CO2-emissies verminderen, met name wanneer de gebruikte elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Er wordt bijgevolg verwacht dat de toepassing van een verlaagd belastingtarief voor aan laadpalen voor elektrische voertuigen geleverde elektriciteit zal bijdragen aan de doelstellingen van het milieu-, gezondheids- en klimaatbeleid van de Unie.

(5)

Nederland heeft benadrukt dat het verlaagde belastingtarief geldt voor de levering van elektriciteit aan laadpalen voor elektrische voertuigen met een rechtstreekse aansluiting op het elektriciteitsnet, daaronder begrepen publieke laadpalen en een aantal private of semipublieke laadpalen.

(6)

Nederland heeft verzocht om het verlaagde belastingtarief voor elektriciteit alleen toepassing te laten vinden op laadpalen waar de elektriciteit wordt gebruikt om rechtstreeks elektrische voertuigen op te laden, en niet op elektriciteit die wordt geleverd via accuwisselstations.

(7)

Een verlaagd belastingtarief voor elektriciteit die via laadpalen aan elektrische voertuigen wordt geleverd, zal de businesscase voor publiek toegankelijke laadpalen in Nederland verbeteren, wat het gebruik van elektrische auto’s aantrekkelijker zal maken en de luchtkwaliteit ten goede zal komen.

(8)

Gelet op het relatief beperkte aantal elektrische voertuigen en het feit dat de belasting op elektriciteit die via laadpalen aan elektrische voertuigen wordt geleverd voor zakelijk gebruik, boven het in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau zal liggen, zal het verlaagde belastingtarief gedurende de gevraagde machtigingsperiode waarschijnlijk niet tot verstoringen van de mededinging leiden en derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor de goede werking van de interne markt.

(9)

Het belastingniveau voor elektriciteit die via laadpalen aan elektrische voertuigen wordt geleverd voor niet-zakelijk gebruik, zal boven het in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau voor niet-zakelijk gebruik liggen.

(10)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG verleende machtigingen dienen strikt beperkt in de tijd te zijn. Om te garanderen dat de machtiging lang genoeg geldt om de betrokken marktdeelnemers er niet van te weerhouden de noodzakelijke investeringen te doen, is het passend de machtiging voor de gevraagde termijn te verlenen. De machtiging komt echter te vervallen vanaf de datum van toepassing van algemene bepalingen betreffende belastingvoordelen voor aan elektrische voertuigen geleverde elektriciteit die de Raad op grond van artikel 113 of een andere bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zou vaststellen, indien die bepalingen vóór 1 januari 2025 van toepassing worden.

(11)

Om een mogelijke toename van administratieve lasten voor elektriciteitsdistributeurs of -herdistributeurs als gevolg van veranderingen in de toepasselijke belastingtarieven te voorkomen, moet Nederland het verlaagde belastingtarief voor aan elektrische voertuigen geleverde elektriciteit zonder onderbreking kunnen toepassen. De gevraagde machtiging moet daarom worden verleend met ingang van 1 januari 2021 zodat zij naadloos aansluit op de eerdere bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2266 gemachtigde regeling.

(12)

Dit besluit laat de toepassing van de Unieregels betreffende staatssteun onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder “elektrisch voertuig” een elektrisch voertuig als gedefinieerd in artikel 2, punt 2 van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad (3).

Artikel 2

Nederland wordt gemachtigd een verlaagd belastingtarief toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadpalen waar elektrische voertuigen rechtstreeks worden opgeladen, met uitzondering van accuwisselstations voor elektrische voertuigen, op voorwaarde dat de in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgelegde minimumbelastingniveaus in acht worden genomen.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2021 tot 1 januari 2025.

Indien de Raad evenwel, handelend op basis van artikel 113 of een andere bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, algemene regels betreffende belastingvoordelen voor aan elektrische voertuigen geleverde elektriciteit zou vaststellen, dan komt dit besluit te vervallen op de datum waarop die algemene regels van toepassing worden.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2266 van de Raad van 6 december 2016 waarbij Nederland toestemming wordt verleend een verlaagd belastingniveau toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadstations voor elektrische voertuigen (PB L 342 van 16.12.2016, blz. 30).

(3)  Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).


Top